EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52013PC0721

Voorstel voor een RICHTLIJN VAN DE RAAD tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde wat een standaard btw-aangifte betreft

/* COM/2013/0721 final - 2013/0343 (CNS) */

52013PC0721

Voorstel voor een RICHTLIJN VAN DE RAAD tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde wat een standaard btw-aangifte betreft /* COM/2013/0721 final - 2013/0343 (CNS) */


TOELICHTING

1.           ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Volgens de btw-voorschriften moeten bedrijven periodiek een btw-aangifte indienen met alle gegevens die voor de betaling van en de controle op de btw vereist zijn; dit kan bijzonder ingewikkeld zijn als zij in verschillende lidstaten een aangifte moeten indienen, omdat niet altijd dezelfde gegevens moeten worden vermeld, er geen geharmoniseerde definities van deze gegevens bestaan, goede gemeenschappelijke richtsnoeren ontbreken, de regels en procedures voor het indienen en corrigeren van aangiften uiteenlopen en de aangiften in de nationale taal moeten worden ingediend. Het gevolg van dit alles is dat het bedrijfsleven met hogere lasten wordt geconfronteerd, de stipte indiening van juiste btw-aangiften wordt bemoeilijkt en de grensoverschrijdende handel wordt belemmerd.

Om deze problemen aan te pakken, heeft de Commissie de betrokkenen via haar raadpleging over het Groenboek over de toekomst van de btw[1] naar hun mening over een standaard btw-aangifte gevraagd. Op basis van de positieve reacties die zij daarop heeft ontvangen, heeft zij zich er in haar mededeling over de toekomst van de btw[2] toe verbonden om vóór eind 2013 met een voorstel voor een dergelijke aangifte te komen.

Dit voorstel draagt bij aan andere initiatieven van de Commissie. Het actieprogramma ter vermindering van de administratieve lasten in de EU wordt ondersteund door een groep op hoog niveau, die een mandaat heeft tot oktober 2014 om de Commissie advies te geven over het verminderen van de administratieve lasten die voortvloeien uit EU-wetgeving. Dit actieprogramma is toegespitst op middelgrote, kleine en micro-ondernemingen en moet nationale overheden beter en efficiënter helpen inspelen op de behoeften van belanghebbenden bij de uitvoering van EU-wetgeving. Het concept van een standaard btw-aangifte sluit naadloos aan bij dit streven naar lastenverlichting.

Voortbouwen op het "Denk eerst klein"-beginsel uit de Small Business Act door de administratieve rompslomp voor het mkb te verlagen, is een belangrijk doel van de Commissie. In haar recente mededeling over "Slimme regelgeving — Inspelen op de behoeften van kleine en middelgrote ondernemingen" benadrukte zij, op basis van de antwoorden op een onlineraadpleging van het mkb, dat de btw-richtlijn[3] als een van de lastigste gebieden van de EU-wetgeving wordt ervaren. Met name de btw-aangifte wordt aangemerkt als een gebied waar de verschillen een belemmering vormen voor het handelsverkeer in de Unie. Dit voorstel strekt ertoe de lasten te verlagen voor alle bedrijven, en met name het mkb, en wordt in de mededeling over slimme regelgeving[4] als prioriteit genoemd.

Bedrijven klagen er steeds vaker over dat het moeilijk kan zijn om hun btw-verplichtingen na te komen wanneer zij zaken doen in de EU. Dit is met name het geval voor e-commerce en goederenleveringen op de interne markt waarbij de afnemer een particulier is en de leverancier zich voor de btw moet identificeren in de lidstaat van de afnemer en daar ook de btw moet aangeven en voldoen. Deze verplichtingen kunnen de grensoverschrijdende handel belemmeren en een standaard btw-aangifte kan deze obstakels deels helpen wegnemen. In de Akte voor de interne markt II[5] wordt daarom gepleit voor de invoering van een standaard btw-aangifte.

Groeivriendelijke begrotingsconsolidatie is tevens een van de vijf prioriteiten van de jaarlijkse groeianalyse 2012. Aangezien de btw circa 21 % van de nationale belastinginkomsten vertegenwoordigt - en 12 % van de btw-inkomsten ongeïnd blijft -, moet er een efficiënter fraudebestendig btw-stelsel komen. De tijdige uitwisseling van gegevens tussen de lidstaten is van wezenlijk belang om fraude te beperken en de naleving te verbeteren; in dit opzicht kan een standaard btw-aangifte een positieve bijdrage leveren.

2.           RESULTATEN VAN DE RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELINGEN

Raadpleging van belanghebbende partijen

De standaard btw-aangifte is aan bod gekomen in verschillende raadplegingen. Het thema werd aangekaart in het Groenboek over de toekomst van de btw, waarvan de resultaten te vinden zijn op:

http://ec.europa.eu/taxation_customs/common/consultations/tax/2010_11_future_vat_en.htm

De bedrijven en de lidstaten zijn geraadpleegd tijdens de studie van PwC, in het kader waarvan ook een Fiscalis-seminar werd georganiseerd in oktober 2012. De bedrijven zijn verder ook geraadpleegd op bijeenkomsten van de btw-deskundigengroep in januari 2012 en op de follow-upvergadering van de Small Business Act met mkb-stakeholders in april 2013, terwijl de lidstaten zijn geraadpleegd in de groep over de toekomst van de btw in januari 2013.

De resultaten van de btw-deskundigengroep zijn te vinden op:

http://ec.europa.eu/taxation_customs/taxation/vat/key_documents/expert_group/index_en.htm

De resultaten van de werkgroep over de toekomst van de btw zijn te vinden op:

http://ec.europa.eu/taxation_customs/taxation/vat/key_documents/discussions_member_states/index_en.htm

Effectbeoordeling

Bij het voorstel is een effectbeoordeling gevoegd.

Van alle opties die aan een grondige evaluatie zijn onderworpen, gaat de voorkeur uit naar de optie van de standaard btw-aangifte, die door de lidstaten en de bedrijven verplicht moet worden gebruikt en een reeks gestandaardiseerde gegevens omvat waarvan er slechts een klein aantal altijd moet worden vermeld. Deze aanpak zorgt voor een zo groot mogelijke lastenvermindering voor het bedrijfsleven en beperkt de kosten voor de lidstaten.

Volgens ramingen zal de voorkeursoptie de administratieve lasten met maximaal 15 miljard euro per jaar verminderen.

3.           JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL

Het voorstel is gebaseerd op artikel 113 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) in zoverre harmonisatie noodzakelijk is om de werking van de interne markt te garanderen en concurrentieverstoringen te voorkomen.

Subsidiariteitsbeginsel

De doelstellingen van het voorstel kunnen niet voldoende door de lidstaten worden verwezenlijkt. Standaardisering van de verplichte btw-aangifte kan alleen worden verwezenlijkt via het EU-wetgevingsproces door middel van een wijziging van de btw-richtlijn waarin de desbetreffende regels van de btw-aangifte zijn vastgesteld.

Het toepassingsgebied van het voorstel gaat niet verder dan wat uitsluitend met EU-wetgeving kan worden bereikt en is derhalve in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel.

Evenredigheidsbeginsel

De wijzigingen van de btw-richtlijn zijn noodzakelijk om de btw-aangifte te standaardiseren en de vereiste gegevensverstrekking te beperken tot wat nodig is voor de controle op en de inning van de btw, zodat de lasten voor het bedrijfsleven worden verlicht en de belemmeringen voor de goede werking van de interne markt worden weggenomen.

Concurrentieverstoringen zullen ook beter kunnen worden voorkomen door de ruimere controlemogelijkheden die de lidstaten dankzij de gestandaardiseerde aangifte krijgen.

Het voorstel is derhalve in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel.

Keuze van instrumenten

Het voorgestelde instrument is een richtlijn omdat de wetgeving die wordt gewijzigd, ook een richtlijn is en een andere wetgevingshandeling derhalve niet geschikt zou zijn.

Toelichtende stukken

De lidstaten moeten de Commissie de tekst doen toekomen van de nationale bepalingen waarmee zij de richtlijn hebben omgezet, tezamen met een stuk waarin het verband tussen de onderdelen van deze richtlijn en de overeenkomstige delen van de nationale omzettingsinstrumenten wordt toegelicht. Dit is gerechtvaardigd en proportioneel.

4.           GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Het voorstel heeft geen negatieve gevolgen voor de begroting van de Unie.

5.           NADERE UITLEG VAN HET VOORSTEL

Het idee achter een standaard btw-aangifte bestaat erin dat alle bedrijven de mogelijkheid krijgen om iedere lidstaat gestandaardiseerde gegevens te verstrekken in een gemeenschappelijk, bij voorkeur elektronisch, formaat. Zo kan een bedrijf dat een btw-aangifte indient in een lidstaat, gemakkelijk een btw-aangifte opstellen en indienen in een andere lidstaat omdat de gegevens en de wijze van indiening gestandaardiseerd zijn.

De standaard btw-aangifte moet door alle bedrijven kunnen worden gebruikt omdat een beperking ervan tot bepaalde categorieën bedrijven alleen maar het toepassingsgebied zou verkleinen, de complexiteit zou verhogen en daarmee de lastenverlaging deels zou  tenietdoen. Om ook voor de lidstaten een kostenverlaging en vereenvoudiging te realiseren, zou op het niveau van de EU slechts in één btw-aangifte moeten worden voorzien, namelijk de standaard btw-aangifte.

De punten die in het voorstel aan de orde komen, hebben betrekking op de inhoud van de standaard btw-aangifte, de wijze en het tijdstip waarop zij moet worden ingediend en de wijze waarop zij kan worden gecorrigeerd. Wat de inhoud betreft, is zowel de hoeveelheid gegevens als de standaardisering ervan van wezenlijk belang om de lasten voor het bedrijfsleven te verlagen. Het voorstel voorziet in een maximumaantal van 26 gegevensvakken die moeten worden ingevuld; de lidstaten kunnen de bedrijven van die verplichting ontheffen voor alle vakken behalve vijf. De verstrekte gegevens moeten consistent zijn in alle lidstaten, dat wil zeggen dat de wijze waarop de gegevens voor de aangifte worden bepaald, precies dezelfde moet zijn voor alle lidstaten.

Daarnaast mogen de lidstaten extra gegevens eisen met het oog op de controle op en de uitvoering van de btw-wetgeving voor specifieke regio’s en gebieden of voor bijzondere regelingen die bij wijze van uitzondering in de btw-wetgeving zijn toegestaan. Alleen in deze naar behoren gemotiveerde gevallen kunnen de lidstaten bedrijven verplichten om meer gegevens te verstrekken dan die waarin de 26 standaardvakken voorzien.

Wat de indiening betreft, wordt in het voorstel een minimumnorm vastgelegd. Alle bedrijven moeten de mogelijkheid hebben om een maandelijkse btw-aangifte in te dienen, waarbij de btw wordt verschuldigd en afgedragen vóór het verstrijken van de maand die volgt op het btw-aangiftetijdvak. Daarnaast mogen de lidstaten verdere lastenverlagingen introduceren waarbij het btw-aangiftetijdvak wordt verlengd tot maximaal één jaar en de termijn voor de indiening en de betaling van de btw wordt verlengd met maximaal één maand. Dit moet garanderen dat geen enkel bedrijf vaker een btw-aangifte moet indienen of de verschuldigde btw binnen een kortere termijn moet aangeven of afdragen.

Het voorstel stimuleert ook de elektronische indiening van aangiften. Bedrijven moeten het recht hebben om de standaard btw-aangifte in alle lidstaten langs elektronische weg in te dienen, inclusief door middel van elektronische bestandsoverdracht, met behulp van geavanceerde elektronische handtekeningen die in de hele EU kunnen worden gebruikt, of andere technologieën die een vergelijkbaar veiligheidsniveau bieden.

Om de standaardisering van bepaalde technische aspecten van de btw-aangifte te garanderen - hetgeen niet mogelijk is met een richtlijn -, voorziet het voorstel in de toepassing van de comitéprocedure. Deze procedure zal waar nodig worden toegepast voor de technische aspecten van de aangifte, de gemeenschappelijke definities en procedures, de gedetailleerde afhandeling van correcties en de gemeenschappelijke methoden van elektronische indiening.

Artikelen 178, 185, 211, 271 en 318

Waar de btw-richtlijn de term "btw-aangifte" gebruikt, is deze vervangen door de term "standaard btw-aangifte" om eventuele verwarring te voorkomen, omdat hoofdstuk 5 in titel XI voortaan is opgesplitst in twee afdelingen, namelijk "Standaard btw-aangifte" en "Andere aangiften en gegevens". Dit leidt tot de wijzigingen in de artikelen 178, 185, 211, 271 en 318.

De definitie van "btw-aangifte" in punt 5 van artikel 357 en punt 4 van artikel 358 vanaf 1 januari 2015 is specifiek voor het hoofdstuk betreffende de bijzondere regelingen voor niet in de Gemeenschap gevestigde belastingplichtigen die telecommunicatie-, omroep- en elektronische diensten aan niet-belastingplichtigen verlenen, en kan worden behouden.

Artikelen 206 en 252

Artikel 206 in zijn huidige vorm biedt de lidstaten de mogelijkheid om een ander tijdstip voor de betaling van de btw vast te stellen dan dat waarop de aangifte wordt ingediend, en om te bepalen dat voorlopige vooruitbetalingen moeten worden gedaan. Een dergelijke bepaling die toestaat dat verschillende betalingstermijnen naast elkaar bestaan, zou de voordelen van de voorgestelde standaard btw-aangifte deels wegnemen. Daarom wordt in artikel 206 de algemene regel dat de btw wordt voldaan bij de indiening van de standaard btw-aangifte gehandhaafd, maar wordt de mogelijkheid dat de lidstaten een andere betalingstermijn vaststellen geschrapt.

Overeenkomstig artikel 252 moet de standaard btw-aangifte worden ingediend vóór het einde van de maand die volgt op het standaard btw-aangiftetijdvak. Om in sommige gevallen te voorkomen dat de betalingstermijnen voor bedrijven worden verkort, mogen de lidstaten de termijn voor de indiening van de standaard btw-aangifte met één maand verlengen. De aangifte en de betaling van de btw moeten dus allebei plaatsvinden minimaal één maand en maximaal twee maanden na het verstrijken van het btw-aangiftetijdvak.

Het standaard btw-aangiftetijdvak is in artikel 252 vastgesteld op één maand. Om evenwel te voorkomen dat bedrijven vaker standaard btw-aangiften moeten indienen dan thans het geval is, kunnen de lidstaten bedrijven toestaan standaard btw-aangiften in te dienen voor een tijdvak tot maximaal één jaar.

In overeenstemming met het gemeenschappelijk Uniebeleid betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen[6] mogen micro-ondernemingen met een jaaromzet van minder dan 2 miljoen euro een driemaandelijkse btw-aangifte indienen tenzij er een risico bestaat voor de controle op en de inning van de btw.

Artikel 250

In alle standaard btw-aangiften zijn vijf gegevenselementen verplicht, namelijk de voorbelasting en de in rekening gebrachte belasting, de desbetreffende nettobedragen, en het nettobedrag aan te betalen of terug te geven belasting. Alle lidstaten vereisen momenteel deze gegevens, overeenkomstig de bepalingen van het huidige artikel 250, lid 1.

Om het gewenste niveau van standaardisering te bereiken, zijn er gemeenschappelijke regels voor de correctie van btw-aangiften noodzakelijk. De lidstaten zouden echter wel zelf het correctietijdvak moeten kunnen vaststellen, omdat deze tijdvakken nauw verbonden zijn met de nationale controleprocedures. Daarom wordt in het tweede lid het beginsel geïntroduceerd dat belastingplichtigen hun btw-aangiften mogen corrigeren binnen een door de lidstaten bepaalde termijn. Het totale bedrag van intracommunautaire leveringen van goederen en intracommunautaire verwervingen van goederen kan worden bepaald aan de hand van de lijsten van intracommunautaire prestaties (opgaaf ICP) en hoeft dus niet te worden opgenomen in de standaard btw-aangifte. Er moet evenwel worden voorzien in een overgangsperiode ten behoeve van de aanpassing van de nationale statistische systemen, die momenteel voor het opstellen van de statistieken van de intracommunautaire goederenhandel[7] in hoge mate gebruikmaken van de gegevens die worden verstrekt in de btw-aangiften.

Artikel 251

Bovenop de verplichte gegevens in de standaard btw-aangifte kunnen door de lidstaten ook nog andere gegevens worden verlangd voor risicoanalyse- en controledoeleinden. Om de lasten voor het bedrijfsleven te verlichten en de aangifte niet te verzwaren met gegevens die voor statistische doeleinden maar niet voor btw-doeleinden vereist zijn, moet de aanvullende gegevensverstrekking gestandaardiseerd worden en tot een minimum beperkt blijven.

Een deel van de aanvullende gegevens is specifiek voor bepaalde transacties in de btw-richtlijn en wordt gestandaardiseerd. Artikel 251, lid 1, staat toe dat aanvullende gestandaardiseerde gegevens worden verlangd in verband met verrichte prestaties en de daarover verschuldigde btw en omvat acht gegevenselementen. Artikel 251, lid 2, staat toe dat dertien gestandaardiseerde gegevenselementen worden verlangd in verband met afgenomen prestaties en de desbetreffende aftrekbare btw.

Er zijn echter nog andere, aanvullende gegevens noodzakelijk wanneer de lidstaten bijzondere regels toepassen in bepaalde regio’s of gebieden of wanneer zij gebruikmaken van een bijzondere regeling die voor bepaalde belastingplichtigen of transacties geldt. Dit wordt geregeld in artikel 251, lid 3. Gelet op het specifieke karakter van de in artikel 251, lid 3, bedoelde aanvullende gegevens zal de inhoud daarvan worden gestandaardiseerd via de comitéprocedure.

Wanneer lidstaten aanvullende gegevens vereisen, dient dit, met het oog op de transparantie en om de naleving door de bedrijven te vergemakkelijken, ter kennis te worden gebracht van het bevoegde comité.

Nieuw artikel 252 bis

De indiening van aangiften langs elektronische weg moet verder worden gestimuleerd; hoewel de lidstaten al moeten toestaan - en ook kunnen verplichten - dat de aangifte elektronisch wordt ingediend, moet deze procedure nog worden uitgebreid en ook worden voorzien in de mogelijkheid van bestandsoverdracht, zoals het geval is met de lijsten van intracommunautaire prestaties, en in gemeenschappelijke veilige methoden voor de verzending, waaronder het gebruik van geavanceerde elektronische handtekeningen. De in dit artikel gebruikte definities zijn in overeenstemming met Richtlijn 1999/93/EG[8] betreffende elektronische handtekeningen. Het is evenwel mogelijk dat deze definities zullen moeten worden aangepast na de goedkeuring van het voorstel van de Commissie voor een verordening betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt[9].

Met dit artikel wordt het huidige artikel 250, lid 2, verder gestandaardiseerd.

Artikel 253

Dit artikel wordt geschrapt omdat het een bijzondere maatregel betreft die alleen van toepassing is op Zweden en die in strijd zou zijn met het doel van een standaard btw-aangifte.

Artikel 254

De inhoud van dit artikel wordt verplaatst naar een nieuw artikel 257 bis in een nieuwe afdeling 2 onder de rubriek "Andere aangiften en gegevens". Dit is nodig omdat alle specifieke gegevens die van de verkoper van een nieuw vervoermiddel worden verlangd krachtens het huidige artikel 254, geen deel mogen uitmaken van een standaard btw-aangifte, terwijl het toch noodzakelijk is dat zij worden verstrekt.

Artikel 255

Dit artikel vervangt de artikelen 255, 256 en 257 en brengt ze samen in één artikel. Inhoudelijk wordt er niets gewijzigd.

Artikelen 256 en 257

De inhoud van deze artikelen wordt verplaatst naar artikel 255.

Artikelen 258 en 259

Artikel 258 betreffende de verstrekking van gegevens in verband met intracommunautaire verwervingen van nieuwe vervoermiddelen en accijnsproducten en artikel 259 betreffende de gegevens die noodzakelijk zijn om te beoordelen of de regels in verband met de verwerving van nieuwe vervoermiddelen correct zijn toegepast, zijn nog steeds noodzakelijk, maar worden gewijzigd om rekening te houden met het feit dat deze gegevens in andere aangiften vereist kunnen zijn.

Artikel 260

De verstrekking van gegevens over de invoer van goederen is nu opgenomen in artikel 251, lid 1, onder g), en artikel 251, lid 2, onder g); dit artikel moet bijgevolg worden geschrapt.

Artikel 261

De lidstaten mogen niet langer verlangen dat belastingplichtigen jaarlijks een btw-aangifte indienen die een gedetailleerd overzicht geeft van alle transacties die zij in hun periodieke btw-aangiften van het voorgaande jaar hebben aangegeven, en die de gegevens bevat die nodig zijn voor eventuele herzieningen. Via artikel 251, lid 2, onder h), worden de herzieningen in de standaard btw-aangifte opgenomen en artikel 261 moet derhalve worden geschrapt.

Nieuwe artikelen 255 bis en 255 ter

Net zoals bij de btw-aangifte voor de bijzondere regelingen voor niet in de Gemeenschap gevestigde belastingplichtigen die telecommunicatie-, omroep- of elektronische diensten verrichten voor niet-belastingplichtigen, moeten de vereiste gegevens in de btw-richtlijn worden vastgesteld en de nadere technische specificaties in een uitvoeringsverordening van de Commissie worden vastgelegd. In deze artikelen wordt dezelfde procedure gevolgd: de technische specificaties betreffende de in de artikelen 250 en 251 bedoelde gegevens, gemeenschappelijke definities en procedures voor het verstrekken van de gegevens, gemeenschappelijke procedures voor het aanbrengen van correcties en gemeenschappelijke elektronische methoden ter aanvulling van het gebruik van geavanceerde elektronische handtekeningen kunnen volgens de comitéprocedure met een uitvoeringsverordening van de Commissie worden aangenomen.

Nieuw artikel 257 bis

Artikel 254 wordt verplaatst naar een nieuwe afdeling 2 betreffende "Andere aangiften en gegevens" omdat de gegevens over de verkoop van nieuwe vervoermiddelen geen deel uitmaken van de standaard btw-aangifte.

Artikel 272

Om te garanderen dat de standaard btw-aangifte consistente toepassing vindt, mag de lidstaten alleen in enkele beperkte gevallen worden toegestaan om belastingplichtigen te ontheffen van de verplichting tot het indienen van een btw-aangifte, namelijk wanneer de belastingplichtige niet btw-plichtig is over zijn intracommunautaire verwervingen, hij onder de vrijstelling voor kleine ondernemingen valt of onder de gemeenschappelijke forfaitaire regeling voor landbouwers.

Artikel 273

Om te garanderen dat de standaard btw-aangifte ook werkelijk gestandaardiseerd is, mag de lidstaten niet worden toegestaan om de bedrijven nog andere dan de genoemde verplichtingen in verband met de standaard btw-aangifte op te leggen; daarom moet de mogelijkheid daartoe die door artikel 273 wordt geboden, worden uitgesloten wat de standaard btw-aangifte betreft.

2013/0343 (CNS)

Voorstel voor een

RICHTLIJN VAN DE RAAD

tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde wat een standaard btw-aangifte betreft

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 113,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Parlement[10],

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité[11],

Handelend volgens een bijzondere wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)       Richtlijn 2006/112/EG[12] van de Raad vereist dat belastingplichtigen een btw-aangifte indienen maar geeft de lidstaten speelruimte bij het vaststellen van de gegevens die moeten worden verstrekt. Dit heeft geleid tot uiteenlopende regels en procedures voor het indienen van btw-aangiften in de Unie, een nog grotere complexiteit voor bedrijven en btw-verplichtingen die obstakels opwerpen voor de handel in de Unie.

(2)       Om de lasten voor het bedrijfsleven te verlichten en de werking van de interne markt te verbeteren, moet een standaard btw-aangifte worden ingevoerd voor alle bedrijven die zaken doen in de Unie. Het gebruik van gestandaardiseerde aangiften moet de controle op de btw-aangiften door de lidstaten vergemakkelijken.

(3)       Het is zaak de administratieve lasten tot een minimum te beperken. De gegevensverstrekking voor de standaard btw-aangifte moet daarom een beperkte reeks van verplichte gegevens omvatten. Wat de standaard btw-aangifte en andere aangiften betreft, mag de lidstaten bovendien niet worden toegestaan andere dan de in hoofdstuk 5 van titel XI van de richtlijn vastgestelde gegevens te verlangen.

(4)       Het moet de lidstaten worden toegestaan van belastingplichtigen nadere gegevens te verlangen en te dien einde is het passend een gestandaardiseerde lijst vast te stellen van aanvullende gegevens die kunnen worden gevraagd. Dit is nuttig voor risicoanalyse- en controledoeleinden. Teneinde de transparantie en standaardisering te garanderen, dienen de lidstaten die dergelijke aanvullende gegevens verlangen, het Permanent Comité inzake administratieve samenwerking hiervan in kennis te stellen.

(5)       Om de lidstaten in staat te stellen hun systemen voor de opstelling van statistieken over de levering en verwerving van goederen binnen de Unie aan te passen, dienen de gegevens over de totale waarde van goederenleveringen binnen de Unie en van goederenverwervingen binnen de Unie tot en met 31 december 2019 deel uit te maken van de gegevens die verplicht in de standaard btw-aangifte moeten worden vermeld.

(6)       Voor alle bedrijven moet het belastingtijdvak worden vastgesteld op één maand, behalve voor micro-ondernemingen, die per kwartaal een standaard btw-aangifte moeten indienen. De lidstaten moeten nog altijd de mogelijkheid hebben om dit tijdvak te verlengen tot maximaal één jaar om de administratieve lasten te beperken.

(7)       Om een minimumnorm vast te leggen, moet het einde van de maand volgende op het belastingtijdvak worden vastgesteld als gemeenschappelijke minimale termijn voor het indienen van de standaard btw-aangifte, waarbij de lidstaten evenwel de flexibiliteit krijgen om deze termijn met een extra maand te verlengen om hogere lasten voor het bedrijfsleven te vermijden.

(8)       De betalingstermijnen moeten worden geharmoniseerd om de administratieve lasten te verlagen en het nettobedrag van de btw moet worden voldaan bij het indienen van de btw-aangifte of uiterlijk bij het verstrijken van de termijn waarbinnen de standaard btw-aangifte moet worden ingediend.

(9)       Ter bevordering van de elektronische indiening moet worden toegestaan dat de standaard btw-aangifte met elektronische middelen wordt ingediend.

(10)     Aangezien de standaard btw-aangifte alle noodzakelijke gegevens voor een eventuele latere herziening bevat, is het passend om de specifieke vereisten betreffende de invoer van goederen en de indiening van een jaarlijks btw-overzicht te schrappen.

(11)     De standaard btw-aangifte moet worden gebruikt door alle bedrijven die soortgelijke prestaties verrichten, en daarom moet de mogelijkheid voor de lidstaten om bepaalde bedrijven te ontheffen van de verplichting om een standaard btw-aangifte in te dienen, worden beperkt zodat de verplichting om een dergelijke aangifte in te dienen, een consistente toepassing vindt in de hele Unie.

(12)     Voor nieuwe vervoermiddelen en accijnsproducten zijn de vereiste gegevens van specifieke en beperkte aard. Het is niet passend om dergelijke gegevens te standaardiseren in de standaard btw-aangifte. In plaats daarvan moeten deze gegevens worden verzameld via een afzonderlijke aangifte om zo voor de meeste bedrijven de lasten te verlagen.

(13)     Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van Richtlijn 2006/112/EG, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend voor de vaststelling van de technische specificaties, inclusief een gemeenschappelijk elektronisch verzendingsbericht, een gemeenschappelijke reeks van definities en procedures voor de indiening, gemeenschappelijke procedures om correcties aan te brengen, en gemeenschappelijke elektronische methoden die een toereikend veiligheidsniveau bieden voor de indiening van de standaard btw-aangifte. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren[13].

(14)     Overeenkomstig de gezamenlijke politieke verklaring van de lidstaten en de Commissie van 28 september 2011 over toelichtende stukken[14] hebben de lidstaten zich ertoe verbonden om in gerechtvaardigde gevallen de kennisgeving van hun omzettingsmaatregelen vergezeld te doen gaan van één of meer stukken waarin het verband tussen de onderdelen van een richtlijn en de overeenkomstige delen van de nationale omzettingsinstrumenten wordt toegelicht. Met betrekking tot deze richtlijn acht de wetgever de toezending van dergelijke stukken gerechtvaardigd.

(15)     Richtlijn 2006/112/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Richtlijn 2006/112/EG wordt als volgt gewijzigd:

1) Artikel 178, onder c), wordt vervangen door:

"c) voor de in artikel 168, onder c), bedoelde aftrek met betrekking tot intracommunautaire verwerving van goederen: op de in artikel 250 bedoelde standaard btw-aangifte het bedrag van de wegens zijn intracommunautaire verwervingen van goederen verschuldigde btw hebben vermeld en in het bezit zijn van een overeenkomstig titel XI, hoofdstuk 3, afdelingen 3, 4 en 5, opgestelde factuur;"

2) In artikel 185 wordt lid 1 vervangen door:

"1. De herziening vindt met name plaats indien zich na de standaard btw-aangifte wijzigingen hebben voorgedaan in de elementen die voor het bepalen van het bedrag van de aftrek in aanmerking zijn genomen, bijvoorbeeld in geval van geannuleerde aankopen of verkregen rabatten."

3) Artikel 206 wordt vervangen door:

"Artikel 206

Iedere belastingplichtige die tot voldoening van de belasting is gehouden, moet het nettobedrag van de btw voldoen bij de indiening van de in artikel 250 bedoelde standaard btw-aangifte of in ieder geval bij het verstrijken van de termijn waarbinnen de standaard btw-aangifte moet worden ingediend."

4) In artikel 211 wordt de tweede alinea vervangen door:

"De lidstaten kunnen in het bijzonder bepalen dat met betrekking tot de invoer van goederen die wordt verricht door belastingplichtigen of tot betaling van de belasting gehouden personen, of door bepaalde categorieën daarvan, de wegens de invoer verschuldigde btw niet hoeft te worden betaald op het tijdstip van de invoer, mits deze belasting als zodanig wordt vermeld in de overeenkomstig artikel 250 opgestelde standaard btw-aangifte."

5) Vóór artikel 250 wordt het volgende opschrift ingevoegd:

"Afdeling 1

Standaard btw-aangifte"

6) De artikelen 250, 251 en 252 worden vervangen door:

"Artikel 250 [Artikel 250, lid 1]

1. Iedere belastingplichtige dient een gestandaardiseerde btw-aangifte in, waarop hij zijn btw-identificatienummer of fiscaal registratienummer en het betrokken belastingtijdvak vermeldt en opgave doet van:

a) de belasting die verschuldigd is geworden;

b) de belasting die in aftrek is gebracht;

c) het nettobedrag van de te betalen of terug te geven btw;

d) het totale bedrag, de btw niet inbegrepen, van de handelingen waarvoor de belasting verschuldigd is geworden, met inbegrip van het bedrag van vrijgestelde handelingen;

e) het totale bedrag, de btw niet inbegrepen, van de handelingen waarvoor aftrek is verricht;

f) het totale bedrag van de leveringen van goederen als bedoeld in artikel 138 voor belastingtijdvakken tot 31 december 2019;

g) het totale bedrag, de btw niet inbegrepen, van intracommunautaire verwervingen van goederen of daarmee gelijkgestelde handelingen voor belastingtijdvakken tot 31 december 2019.

2. De lidstaten staan toe dat correcties worden aangebracht in de standaard btw-aangifte en stellen de termijn vast waarbinnen dergelijke correcties kunnen worden aangebracht.

Artikel 251 [Artikel 251]

1. Ter zake van handelingen waarvoor de btw verschuldigd is geworden tijdens het belastingtijdvak, kunnen de lidstaten verlangen dat op de standaard btw-aangifte voor een bepaald belastingtijdvak behalve de in artikel 250, lid 1, bedoelde gegevens ook sommige of alle van de volgende gegevens vermeld zijn:

a)      de belasting en het totale bedrag, de btw niet inbegrepen, van de goederenleveringen en de diensten voor elk tarief;

b)      het totale bedrag van de leveringen van goederen als bedoeld in artikel 138 voor belastingtijdvakken na 31 december 2019;

c)      het totale bedrag, de btw niet inbegrepen, van andere diensten dan die welke van de btw zijn vrijgesteld in de lidstaat waar de handeling belastbaar is, waarvoor de afnemer overeenkomstig artikel 196 de tot voldoening van de belasting gehouden persoon is;

d)      het totale bedrag, de btw niet inbegrepen, van de goederenleveringen of niet onder c) vallende diensten waarvoor de afnemer de tot voldoening van de belasting gehouden persoon is;

e)      het totale bedrag van de leveringen van goederen als bedoeld in artikel 146, lid 1, onder a) en b);

f)       het totale bedrag van alle andere vrijgestelde handelingen die niet onder de punten b) tot en met e) vallen;

g)      de belasting op:

i)        intracommunautaire verwervingen van goederen of daarmee gelijkgestelde handelingen krachtens de artikelen 21 en 22;

ii)       afgenomen leveringen van goederen of diensten waarvoor de afnemer de tot voldoening van de btw gehouden persoon is;

iii)      de invoer van goederen wanneer de lidstaat van de keuzemogelijkheid van artikel 211, tweede alinea, gebruikmaakt.

2.           Ter zake van handelingen waarvoor de btw in aftrek is gebracht tijdens het belastingtijdvak, kunnen de lidstaten verlangen dat op de standaard btw-aangifte voor een bepaald belastingtijdvak behalve de in artikel 250, lid 1, bedoelde gegevens ook sommige of alle van de volgende gegevens vermeld zijn:

a)      de belasting en het totale bedrag, de btw niet inbegrepen, van de  afgenomen leveringen van goederen en diensten die niet onder b) tot en met g) zijn genoemd;

b)      het totale bedrag, de btw niet inbegrepen, van de intracommunautaire verwervingen van goederen of daarmee gelijkgestelde handelingen voor belastingtijdvakken na 31 december 2019;

c)      de belasting op intracommunautaire verwervingen van goederen of daarmee gelijkgestelde handelingen;

d)      de belasting en het totale bedrag, de btw niet inbegrepen, van de afgenomen leveringen van goederen of diensten waarvoor de afnemer de tot voldoening van de belasting gehouden persoon is krachtens de artikelen 199 of 199 bis of een nationale maatregel waarvoor uit hoofde van de artikelen 199 ter of 395 machtiging is verleend;

e)      de belasting en het totale bedrag, de btw niet inbegrepen, van andere afgenomen diensten dan die welke van de btw zijn vrijgesteld in de lidstaat waar de handeling belastbaar is, waarvoor de afnemer overeenkomstig artikel 196 de tot voldoening van de belasting gehouden persoon is;

f)       de belasting en het totale bedrag, de btw niet inbegrepen, van de niet onder c) en d) vallende leveringen van goederen of diensten waarvoor de afnemer de tot voldoening van de belasting gehouden persoon is;

g)      de belasting en het totale bedrag, de btw niet inbegrepen, van de invoer van goederen;

h)      iedere herziening van de aftrek zoals bepaald in artikel 184.

3.           Voor handelingen met als herkomst of bestemming een specifieke regio of een specifiek grondgebied waarvoor bijzondere regels gelden of die onder een bijzondere regeling vallen buiten het normale btw-stelsel, en waarvoor de btw verschuldigd is geworden tijdens het belastingtijdvak, kunnen de lidstaten verlangen dat op de standaard btw-aangifte voor een bepaald belastingtijdvak behalve de in artikel 250, lid 1, bedoelde gegevens ook de gegevens als bedoeld in een of in beide onderstaande punten vermeld zijn:

a)      de gegevens die nodig zijn voor de berekening van de belasting die verschuldigd is geworden;

b)      de gegevens die nodig zijn voor de berekening van de btw die in aftrek kan worden gebracht.

4. De lidstaten stellen het bij artikel 58 van Verordening (EU) nr. 904/2010 van de Raad[15] opgerichte comité in kennis van de nationale wetgevende maatregelen die zij op grond van de leden 1, 2 en 3 van dit artikel hebben aangenomen.

Artikel 252 [Artikel 252]

1. De standaard btw-aangifte wordt ingediend binnen een door de lidstaten vast te stellen termijn. Deze termijn mag niet korter zijn dan één maand en niet langer dan twee maanden na het verstrijken van ieder belastingtijdvak.

2. Het belastingtijdvak wordt vastgesteld op één kalendermaand.

De lidstaten staan evenwel aan belastingplichtigen met een jaaromzet die niet hoger is dan EUR 2 000 000 of de tegenwaarde daarvan in de nationale munteenheid, zoals berekend in overeenstemming met artikel 288, een belastingtijdvak van drie kalendermaanden toe, tenzij een tijdvak van één kalendermaand noodzakelijk is ter voorkoming van belastingontduiking of -fraude in specifieke gevallen.

De lidstaten kunnen in andere gevallen langere belastingtijdvakken toestaan, mits deze niet langer zijn dan één jaar."

7) Het volgende artikel 252 bis wordt ingevoegd:

"Artikel 252 bis [artikel 250, lid 2, en nieuw]

De lidstaten staan toe dat de standaard btw-aangifte langs elektronische weg wordt ingediend en mogen dit ook verplicht stellen. Dit betekent ook dat gebruik mag worden gemaakt van elektronische bestandsoverdracht.

Langs elektronische weg ingediende standaard btw-aangiften worden door de lidstaten aanvaard wanneer de authenticiteit van de herkomst en de integriteit van de inhoud worden gewaarborgd door een geavanceerde elektronische handtekening in de zin van artikel 2, punt 2), van Richtlijn 1999/93/EG van het Europees Parlement[16], die gebaseerd is op een gekwalificeerd certificaat en gecreëerd wordt met een veilig middel voor het aanmaken van handtekeningen in de zin van artikel 2, punten 6) en 10), van Richtlijn 1999/93/EG, of door andere methoden die eenzelfde veiligheidsniveau bieden."

8) De artikelen 253 en 254 worden geschrapt.

9) Artikel 255 wordt vervangen door:

"Artikel 255 [artikelen 255, 256, 257]

De lidstaten nemen de nodige maatregelen om te garanderen dat de volgende personen aan de in deze afdeling vastgestelde verplichtingen inzake de indiening van een standaard btw-aangifte voldoen:

a)           de afnemer van beleggingsgoud die overeenkomstig artikel 198, lid 1, is aangewezen als de tot voldoening van de belasting gehouden persoon, dan wel de afnemer van goud, halffabrikaten of beleggingsgoud als omschreven in artikel 344, lid 1, wanneer de lidstaat het in artikel 198, lid 2, vastgestelde keuzerecht uitoefent om deze afnemer aan te wijzen als de tot voldoening van de belasting gehouden persoon;

b)           personen die beschouwd worden als de tot voldoening van de btw gehouden persoon in plaats van een belastingplichtige die niet op hun grondgebied gevestigd is, overeenkomstig de artikelen 194 tot en met 197 en artikel 204;

c)           niet-belastingplichtige rechtspersonen die gehouden zijn tot voldoening van de btw die verschuldigd is voor de in artikel 2, lid 1, onder b), i), bedoelde intracommunautaire verwervingen van goederen."

10) De volgende artikelen 255 bis en 255 ter worden ingevoegd:

"Artikel 255 bis [nieuw]

Volgens de procedure van artikel 255 ter wordt het volgende vastgesteld:

a)           de technische specificaties, inclusief een gemeenschappelijk elektronisch bericht, voor de verzending van in de artikelen 250 en 251 bedoelde gegevens;

b)           een gemeenschappelijke reeks van definities en procedures voor de indiening van de in de artikelen 250 en 251 bedoelde gegevens;

c)           gemeenschappelijke procedures om correcties aan te brengen in de standaard btw-aangifte;

d)           gemeenschappelijke elektronische methoden die een toereikend veiligheidsniveau bieden voor de indiening van de standaard btw-aangifte.

Artikel 255 ter[nieuw]

1. De Commissie wordt bijgestaan door het bij artikel 58 van Verordening (EU) nr. 904/2010 van de Raad(*) ingestelde comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad(**).

2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

__________________________

(*) PB L 268 van 12.10.2010, blz. 1.

(**) PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13."

11) De artikelen 256 en 257 worden geschrapt.

12) Na artikel 255 ter wordt het volgende opschrift ingevoegd:

"Afdeling 2

Andere aangiften en gegevens"

13) Het volgende artikel 257 bis wordt ingevoegd:

"Artikel 257 bis [Artikel 254]

Voor leveringen van nieuwe vervoermiddelen onder de in artikel 138, lid 2, onder a), gestelde voorwaarden door een voor btw–doeleinden geïdentificeerde belastingplichtige aan een niet voor btw-doeleinden geïdentificeerde afnemer, of door een in artikel 9, lid 2, bedoelde belastingplichtige, treffen de lidstaten de nodige maatregelen opdat de verkoper alle gegevens verschaft die noodzakelijk zijn voor de toepassing van de btw en voor de controle daarop door de belastingdienst."

14) De artikelen 258 en 259 worden vervangen door:

"Artikel 258

De lidstaten stellen nadere regels vast met betrekking tot de aangifte ter zake van de in artikel 2, lid 1, onder b), ii), bedoelde intracommunautaire verwervingen van nieuwe vervoermiddelen en de in artikel 2, lid 1, onder b), iii), bedoelde intracommunautaire verwervingen van accijnsproducten.

Artikel 259

De lidstaten kunnen verlangen dat personen die de in artikel 2, lid 1, onder b), ii), bedoelde intracommunautaire verwervingen van nieuwe vervoermiddelen verrichten, bij het indienen van de aangifte alle gegevens verstrekken die noodzakelijk zijn voor de toepassing van de btw en voor de controle daarop door de belastingdienst."

15) De artikelen 260 en 261 worden geschrapt.

16) In artikel 271 wordt de inleidende zin vervangen door:

"Uit hoofde van de in artikel 269 bedoelde machtiging kunnen de lidstaten die de duur van het belastingtijdvak waarover een belastingplichtige de in artikel 250 bedoelde standaard btw-aangifte moet indienen, op meer dan drie maanden vaststellen, deze belastingplichtige toestaan de lijst over datzelfde tijdvak in te dienen, wanneer de belastingplichtige de volgende drie voorwaarden vervult:"

17) Artikel 272 wordt als volgt gewijzigd:

a) de tweede alinea van lid 1 wordt geschrapt;

b) het volgende lid 1 bis wordt ingevoegd:

"1 bis. De lidstaten mogen de volgende belastingplichtigen geen ontheffing verlenen van de volgende verplichtingen:

a)           de in lid 1, onder b), bedoelde belastingplichtigen van de in hoofdstuk 3, afdelingen 3 tot en met 6, en hoofdstuk 4, afdeling 3, vastgestelde verplichtingen inzake facturering;

b)           de in lid 1, onder b) en c), bedoelde belastingplichtigen van de in hoofdstuk 5, afdeling 1, vastgestelde verplichtingen inzake de standaard btw-aangifte."

18) In artikel 273 wordt de tweede alinea vervangen door:

"De in de eerste alinea geboden mogelijkheid mag niet worden benut voor het opleggen van extra verplichtingen inzake facturering en inzake de standaard btw-aangifte naast de in hoofdstuk 3 en in hoofdstuk 5, afdeling 1, vastgestelde verplichtingen."

19) In artikel 318, lid 1, wordt de eerste alinea vervangen door:

"Teneinde de inning van de belasting te vereenvoudigen, kunnen de lidstaten, na raadpleging van het btw-comité, voor bepaalde handelingen of voor bepaalde categorieën belastingplichtige wederverkopers bepalen dat de maatstaf van heffing voor leveringen van goederen die onderworpen zijn aan de winstmargeregeling, wordt vastgesteld voor ieder belastingtijdvak uit hoofde waarvan de belastingplichtige wederverkoper de in artikel 250 bedoelde standaard btw-aangifte moet indienen."

Artikel 2

1.           De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 31 december 2016 aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.           De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 3

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 4

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel,

                                                                       Voor de Raad

                                                                       De voorzitter

[1]               COM(2010) 695 definitief.

[2]               COM(2011) 851 definitief.

[3]               Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1).

[4]               COM(2013) 122 final.

[5]               COM(2012) 573 final.

[6]               Aanbeveling van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (PB L 124 van 20.5.2003, blz. 36).

[7]               Verordening (EG) nr. 638/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende de communautaire statistieken van het goederenverkeer tussen de lidstaten en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 3330/91 van de Raad (PB L 102 van 7.4.2004, blz. 1)

[8]               Richtlijn 1999/93/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 1999 betreffende een gemeenschappelijk kader voor elektronische handtekeningen (PB L 13 van 19.1.2000, blz. 12).

[9]               COM(2012)0238 final – 2012/0146 (COD).

[10]             PB C [...] van [...], blz. [...].

[11]             PB C [...] van [...], blz. [...].

[12]             Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1).

[13]             PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13.

[14]             PB C 369 van 17.12.2011, blz. 14.

[15]             Verordening (EU) nr. 904/2010 van de Raad van 7 oktober 2010 betreffende de administratieve samenwerking en de bestrijding van fraude op het gebied van de belasting over de toegevoegde waarde (PB L 268 van 12.10.2010, blz. 1).

[16]             Richtlijn 1999/93/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 1999 betreffende een gemeenschappelijk kader voor elektronische handtekeningen (PB L 13 van 19.1.2000, blz. 12).

Top