This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52013PC0520
Proposal for a REGULATION OF THE EUROPEAN PARLIAMENT AND OF THE COUNCIL establishing uniform rules and a uniform procedure for the resolution of credit institutions and certain investment firms in the framework of a Single Resolution Mechanism and a Single Bank Resolution Fund and amending Regulation (EU) No 1093/2010 of the European Parliament and of the Council
Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot vaststelling van eenvormige regels en een eenvormige procedure voor de afwikkeling van kredietinstellingen en bepaalde beleggingsondernemingen in het kader van een gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme en een gemeenschappelijk bankenafwikkelingsfonds en tot wijziging van Verordening (EU) Nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad
Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot vaststelling van eenvormige regels en een eenvormige procedure voor de afwikkeling van kredietinstellingen en bepaalde beleggingsondernemingen in het kader van een gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme en een gemeenschappelijk bankenafwikkelingsfonds en tot wijziging van Verordening (EU) Nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad
/* COM/2013/0520 final - 2013/0253 (COD) */
Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot vaststelling van eenvormige regels en een eenvormige procedure voor de afwikkeling van kredietinstellingen en bepaalde beleggingsondernemingen in het kader van een gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme en een gemeenschappelijk bankenafwikkelingsfonds en tot wijziging van Verordening (EU) Nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad /* COM/2013/0520 final - 2013/0253 (COD) */
TOELICHTING 1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL Zoals in 2012 is geschetst in de mededeling
van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad "Een routekaart
naar een bankenunie"[1],
in de mededeling van de Commissie "Blauwdruk voor een hechte economische
en monetaire unie – Aanzet tot een Europees debat"[2] en in het verslag van de vier
voorzitters "Naar een echte economische en monetaire unie"[3], is een geïntegreerd financieel
kader, ofwel de "bankenunie", een essentieel onderdeel van de
beleidsmaatregelen om Europa weer de weg te doen inslaan naar economisch
herstel en groei. Om de financiële stabiliteit en de groei in de
eurozone en in de interne markt als geheel te waarborgen, is het absoluut
noodzakelijk om de bankenunie snel dichterbij te brengen. Het is een stap die
van cruciaal belang is om de huidige financiële versnippering en onzekerheid te
overwinnen, voor kwetsbare overheden en banken de financieringsvoorwaarden te
verlichten en de koppeling tussen de twee te verbreken, en grensoverschrijdende
bancaire activiteiten op de interne markt weer op gang te brengen. Dit is van
belang voor de eurolidstaten en voor de lidstaten die geen deel uitmaken van de
eurozone. Voortbouwend op het voor alle 28 leden van de interne markt geldende
regelgevingkader heeft de Commissie daarom gekozen voor een inclusieve
benadering en een routekaart voorgesteld voor de stapsgewijze invoering van een
bankenunie met verschillende instrumenten, die in principe open staat voor alle
lidstaten, maar in elk geval de huidige 18 eurolanden omvat. In maart 2013 heeft de Europese Raad zich
verbonden tot een vervollediging van de bankenunie via de volgende stappen.
Eerst moeten prioritair de resterende wetgevingsprocedures voor de instelling
van het gemeenschappelijk toezichtsmechanisme (GTM) waarbij aan de ECB
bevoegdheden worden verleend om toezicht op de banken in de eurozone uit te
oefenen[4],
worden afgerond. Vervolgens moet in de zomermaanden overeenstemming worden
bereikt over de wijze waarop het Europees stabiliteitsmechanisme (ESM), nadat
het GTM is ingesteld, de balansen van de banken zijn onderzocht en de
legacy-activa zijn gedefinieerd, de banken rechtstreeks mag herkapitaliseren.
In de zomer van 2013 moet ook overeenstemming worden bereikt over de
voorstellen van de Commissie voor een richtlijn van het Europees Parlement en
de Raad van [ ] betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel
en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen (hierna
"Richtlijn [ ] genoemd[5]).
Tot slot moet het voorstel van de Commissie voor een gemeenschappelijk
afwikkelingsmechanisme (GAM) met passende en doeltreffende achtervangregelingen
prioritair worden behandeld zodat deze nog in de huidige zittingsperiode van
het Parlement kunnen worden goedgekeurd. Zoals vermeld, zal de bankenunie alle
eurolidstaten omvatten plus de niet-eurolidstaten die zich daarbij willen
aansluiten. EU-breed zullen er een gemeenschappelijk rulebook met prudentiële
vereisten[6]
en regels voor de afwikkeling van banken in de bankenunie en in alle overige
landen van toepassing zijn. De integriteit van de interne markt is derhalve
gewaarborgd. Dankzij de grotere financiële stabiliteit die de bankenunie zal
opleveren, zal het vertrouwen toenemen en zullen de groeivooruitzichten in de
gehele interne markt verbeteren. Alle lidstaten zullen gebaat zijn bij een
centrale en eenvormige toepassing van de prudentiële vereisten en de
afwikkelingsregels in de lidstaten die deel uitmaken van de bankenunie. Met het
tegengaan van de financiële versnippering, die thans een rem zet op de
bedrijvigheid, zal een eerlijke concurrentie worden bevorderd en zullen
belemmeringen voor een vrije uitoefening van fundamentele vrijheden worden
weggenomen, niet alleen in de deelnemende lidstaten maar ook op de interne
markt als geheel. 1.1. Gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme en financieringsregelingen:
essentiële elementen van de bankenunie Met het snelle akkoord over een
gemeenschappelijk toezichtsmechanisme in april 2012, slechts zeven maanden na
het voorstel van de Commissie van september 2012, is de basis gelegd voor een
bankenunie als integraal onderdeel van de economische en monetaire unie. Op basis van een versterkt toezicht binnen het
GTM zal het vertrouwen in de soliditeit van banken terugkeren. De ECB zal in 2014
eindverantwoordelijk zijn voor het toezicht op alle banken in de eurozone. In
de praktijk houdt de ECB dan toezicht op de grootste en meest internationaal
opererende banken, met de mogelijkheid om het rechtstreekse toezicht op de
andere grote en internationale banken op zich te nemen, terwijl de nationale
autoriteiten belast blijven met het dagelijks toezicht op kleinere banken. Voortbouwend op het GTM en ter ondersteuning
van de bancaire markten in de lidstaten die deelnemen aan het GTM, moet de EU
een gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme invoeren voor de aanpak van
faillerende banken. Er kan immers nooit volledig worden uitgesloten dat een
bank in ernstige liquiditeits- of solvabiliteitsproblemen geraakt. Daarom is er
een kader nodig dat een grondige herstructurering van banken door de
autoriteiten mogelijk maakt zonder dat de economische stabiliteit in gevaar
komt en er kosten ontstaan door de onordelijke liquidatie van die banken in het
kader van de nationale insolventiewetten, en zonder dat het proces met
overheidsmiddelen moet worden gefinancierd. Na de goedkeuring van de richtlijn inzake het
herstel en de afwikkeling van banken door het Europees Parlement en de Raad zal
op basis van die richtlijn worden bepaald hoe EU-banken die in ernstige
financiële moeilijkheden verkeren, worden geherstructureerd, hoe de vitale
functies voor de reële economie in stand worden gehouden, en hoe de verliezen
en kosten worden verdeeld over de aandeelhouders, crediteuren en onverzekerde
deposanten. Bij een inbreng van de particuliere sector ("bail-in"),
een essentieel instrument in de afwikkelingsrichtlijn, worden de verliezen
consecutief verdeeld, en worden de vorderingen van aandeelhouders,
achtergestelde crediteuren en senior crediteuren afgeschreven. Deposanten die
minder dan 100 000 EUR hebben gestald, lijden nooit een verlies omdat
hun vorderingen door de nationale depositogarantieregeling worden beschermd. Krachtens de richtlijn worden banken via een
netwerk van nationale autoriteiten en afwikkelingsfondsen afgewikkeld. Hoewel
dit een grote stap voorwaarts is omdat de verschillen in de nationale
benaderingen zoveel mogelijk worden beperkt en de integriteit van de interne
markt wordt beschermd, is het echter niet toereikend voor de lidstaten die het
toezicht op kredietinstellingen binnen het GTM delen. Zoals door de Europese
Raad is erkend, moeten het toezicht op en de afwikkeling van banken in de
bankenunie op hetzelfde autoriteitsniveau worden uitgeoefend. Anders kunnen er
tussen de toezichthouder (de ECB) en de nationale afwikkelingsautoriteiten
spanningen over de aanpak van noodlijdende banken ontstaan, terwijl de markt
mogelijk zal blijven anticiperen op het (on)vermogen van de lidstaten om het
failleren van banken nationaal aan te pakken en de negatieve wisselwerking
tussen overheden en banken en de versnippering en concurrentieverstoringen op
de interne markt worden versterkt. In vergelijking met een netwerk van
afwikkelingsautoriteiten heeft een GAM met een centraal besluitvormingsorgaan
en een gemeenschappelijk bankenafwikkelingsfonds een aantal belangrijke
voordelen voor de lidstaten, de belastingbetalers en de banken en komt dit de
financiële en economische stabiliteit in de gehele Unie ten goede: ·
een krachtige centrale besluitvorming zorgt ervoor
dat afwikkelingsbesluiten onder de deelnemende lidstaten doeltreffend en snel
worden genomen zodat ongecoördineerde actie wordt voorkomen, de nadelige
gevolgen voor de financiële stabiliteit zoveel mogelijk worden beperkt en
minder financiële steun hoeft te worden verleend; ·
door de deskundigheid en ervaring op het gebied van
bankenafwikkeling te bundelen, kunnen faillerende banken systematischer en
doelmatiger worden aangepakt dan via individuele nationale autoriteiten die
over minder middelen en ervaring beschikken; ·
via een gemeenschappelijk bankenafwikkelingsfonds
kunnen aanzienlijke, door de banken ingebrachte middelen worden gebundeld en
kunnen de belastingbetalers doeltreffender worden beschermd dan via nationale
fondsen, terwijl de banken in de verschillende deelnemende lidstaten een gelijk
speelveld wordt geboden. Met een gemeenschappelijk fonds worden problemen bij
de inzet van nationale fondsen voorkomen en zijn banken niet meer afhankelijk
van de kredietwaardigheid van de overheid. Het GAM moet binnen het institutionele en
rechtskader van de EU worden opgezet. In dit verband zij gewezen op de
conclusies van de Europese Raad van 14 december 2012 waarin wordt verklaard dat
het "proces van voltooiing van de EMU zal voortbouwen op het
institutionele en juridische kader van de EU". Hoewel de inzet van
intergouvernementele ad-hocinstrumenten buiten het EU-kader om noodzakelijk is
geweest voor de aanpak van de uitzonderlijke marktomstandigheden en de
governancetekortkomingen in de oorspronkelijke opzet van de EMU, dreigen
daarmee de democratische kwaliteit van de EU-besluitvorming en de samenhang in
het EU-rechtssysteem te worden ondermijnd. De vorming van het GAM binnen het
institutionele en rechtskader van de EU is derhalve, evenals het GTM daarvóór,
een noodzakelijke stap om de EMU conform de conclusies van de Europese Raad te
vervolledigen en, meer in het algemeen, om de democratische en institutionele
orde van de EU te beschermen. 1.2. Overgang naar een bankenunie Het GTM treedt volgens de planning medio 2014
in werking. Het GAM zou dan in januari 2015 van start moeten gaan,
tegelijk met de verwachte inwerkingtreding van Richtlijn [ ] als
rulebook voor de afwikkeling van banken in de gehele interne markt[7]. Het GAM past dan de regels van
deze verordening, die aansluiten bij de regels van Richtlijn [ ], toe
voor de lidstaten die deelnemen aan de bankenunie, terwijl de nationale
autoriteiten de regels van Richtlijn [ ] toepassen voor de lidstaten
die erbuiten blijven. In alle gevallen zijn de staatssteunregels
inzake lastendeling van toepassing op afwikkelingsmaatregelen waarmee
overheidssteun gemoeid is. Met het oog op de deling van de lasten door
aandeelhouders en junior crediteuren kan het GAM vanaf de inwerkingtreding van
deze verordening de regels toepassen die voorzien in een afschrijving van
aandelen en achtergestelde schuld voor zover dit noodzakelijk is voor de
toepassing van de staatssteunregels. Voorts kunnen de lidstaten besluiten om de
nieuwe regels van Richtlijn [ ] al vóór de uiterste omzettingsdatum
van die richtlijn te implementeren in hun nationale recht. In alle situaties
behoudt de Commissie haar staatssteunbevoegdheden in afwikkelingszaken waarmee
steun is gemoeid die als staatssteun wordt aangemerkt. Voor zover een beroep op
het gemeenschappelijk bankenafwikkelingsfonds in het kader van het GAM geen
staatssteun op grond van de in het kader van het Verdrag vastgelegde specifieke
criteria vormt, moeten deze criteria mutatis mutandis van toepassing zijn om
ervoor te zorgen dat, bij een beroep op het afwikkelingsfonds, voor
interventies ervan dezelfde regels gelden als voor de nationale
financieringsregelingen van de nationale afwikkelingsautoriteiten. Op Europees niveau wordt dit
convergentieproces bevorderd middels enerzijds de herziene
staatssteunrichtsnoeren voor steun aan banken en anderzijds het akkoord over de
wijze van herkapitalisering van noodlijdende banken via het ESM. In de herziene
staatssteunrichtsnoeren worden strengere eisen gesteld aan de lastendeling voor
aandeelhouders en junior crediteuren in de lidstaten die aan hun banken
overheidssteun verlenen. Daarmee wordt de versnippering tegengegaan die zich
thans op de interne markt naargelang van de kracht van de overheid en de
aanwezigheid van legacy-activa voltrekt. Tegelijk wordt in de ESM-richtsnoeren
vastgelegd onder welke voorwaarden de lidstaten die niet in staat zijn om een
bank overheidssteun te verlenen, met het oog daarop een lening kunnen krijgen,
zulks onverminderd de staatssteunregelgeving, en op welke wijze een bank
eventueel rechtstreeks uit het ESM mag worden geherkapitaliseerd. 2. REDENEN WAAROM EEN GAM NODIG IS De Commissie heeft rekening gehouden met de
effectbeoordeling die met het oog op de goedkeuring van het voorstel voor
Richtlijn [ ] is verricht. Daarin zijn ook bepaalde operationele en
juridische aspecten van de instelling van een GAM tegen het licht gehouden. Er is een aanvullende analyse van de
voorgestelde kenmerken van het GAM verricht op basis van actualiseringen van de
informatie uit de effectbeoordeling. Wat het vermogen van het GAM betreft om
doeltreffende besluiten te nemen, is tijd om twee belangrijke redenen een
cruciale factor: vooraf moet de geloofwaardigheid van het nieuw ingestelde GAM
worden versterkt als een adequaat instrument om de factoren die op de markten
aanleiding tot onzekerheid geven, zoveel mogelijk te beperken, en wanneer tot
afwikkeling wordt overgegaan, moet het GAM ervoor zorgen dat de waarde van de
activa, die kan worden uitgehold bij onnodige vertragingen in het
afwikkelingsproces, behouden blijft. Met een netwerk van nationale autoriteiten
is er extra procedurele tijd nodig voor elk overleg over grensoverschrijdende
instellingen. Daarentegen zal de voorgestelde verdeling van
verantwoordelijkheden tussen een centraal besluitvormingsniveau en lokale
uitvoerende autoriteiten tijdwinst opleveren. Op nationaal niveau zal het
minder tijd kosten dan op centraal niveau om alle deskundigheid voor de
tenuitvoerlegging bijeen te brengen, omdat het toepasselijke recht nationaal
is. Op centraal niveau zal er een grotere kritische massa zijn om sneller de
beste specialisten aan te trekken en op te bouwen. Wat het vermogen van het GAM betreft om
doelmatige besluiten te nemen, zorgt een centraal besluitvormingsniveau ervoor
dat de afwikkelingskosten zoveel mogelijk kunnen worden beperkt omdat het ten
opzichte van een netwerk significante schaalvoordelen kan opleveren en omdat
het een nuttig instrument is voor de afdwingbaarheid en optimalisering van het
afwikkelingsbesluit. Structureel houdt een systeem dat niet uitstijgt boven een
mandaat van de nationale autoriteiten om de kosten voor hun eigen lidstaat zo
beperkt mogelijk te houden, niet ten volle rekening met grensoverschrijdende
externaliteiten. Vanaf het uitbreken van de crisis hebben de lidstaten ingezet op
een lastenverdelingsmechanisme dat de totale welvaartsverliezen in dergelijke
situaties zoveel mogelijk beperkt[8].
Een essentiële voorwaarde voor een goede werking van een
lastenverdelingsovereenkomst is dat de afdwingbaarheid van de
lastenoverdrachten gewaarborgd is. Een gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme
is daarvoor beter geschikt dan een netwerk. Het zal ook waarborgen dat het
beleid voor een optimale afwikkeling waarbij vooraf een
lastenverdelingsregeling kan worden overeengekomen waarin de afwikkelingskosten
op basis van billijke en evenwichtige criteria worden verdeeld, extern kan
worden afgedwongen. 3. JURIDISCHE ASPECTEN VAN HET VOORSTEL 3.1. Rechtsgrondslag De rechtsgrondslag voor dit voorstel is
artikel 114 VWEU. Dit artikel maakt de vaststelling mogelijk van maatregelen
inzake de onderlinge aanpassing van de voorschriften van de lidstaten welke op
de totstandbrenging en de werking van de interne markt betrekking hebben. Het voorstel is bedoeld om de integriteit van
de interne markt intact te houden en de werking ervan te verbeteren. Met een
eenvormige toepassing van een gemeenschappelijke reeks
afwikkelingsvoorschriften in combinatie met de toegang tot een
gemeenschappelijk Europees afwikkelingsfonds via een centrale autoriteit kan de
uniale bankenmarkt weer ordelijk functioneren, worden belemmeringen voor de
uitoefening van fundamentele vrijheden weggenomen en wordt een significante
verstoring van de mededinging vermeden in ten minste de lidstaten die het
toezicht op kredietinstellingen op Europees niveau delen. Hoewel Richtlijn [ ] een vergaande
harmonisatie brengt, biedt zij de lidstaten nog een bepaalde manoeuvreerruimte
waardoor het niet uitgesloten is dat de interne markt tot op zekere hoogte
versnipperd blijft. Het GAM voorziet daarentegen in een geïntegreerde
besluitvormingsstructuur waarin de afwikkeling in het kader van het GAM op een
lijn komt te liggen met het GTM zodat het concurrentienadeel wordt weggenomen
dat banken in de lidstaten die aan het GTM deelnemen, hebben ten opzichte van
banken in de niet-deelnemende lidstaten vanwege het ontbreken van een
gecentraliseerd systeem voor de aanpak van faillerende banken. Om ervoor te
zorgen dat alle deelnemende lidstaten volledig vertrouwen hebben in de
kwaliteit van en onpartijdigheid in het bankafwikkelingsproces, met name wat de
lokale economische implicaties betreft, worden afwikkelingsbesluiten centraal
opgesteld en gemonitord door een gemeenschappelijke afwikkelingsraad, zodat een
samenhangende en eenvormige aanpak gewaarborgd is. Het afwikkelingsproces wordt
ingeleid door de Commissie. De Commissie besluit ook over het kader van de
afwikkelingsinstrumenten die met betrekking tot de betrokken entiteit moeten
worden toegepast, en over een beroep op het Fonds om de afwikkelingsmaatregelen
te ondersteunen. Voorts wordt met de voorgestelde verordening
een gemeenschappelijk bankenafwikkelingsfonds opgericht om het
afwikkelingsproces te ondersteunen en de doeltreffendheid ervan te versterken.
De voorgestelde verordening is in alle lidstaten rechtstreeks afdwingbaar, maar
is van toepassing op alle entiteiten die onder het GTM vallen. Het
gemeenschappelijke rulebook van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees
Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële
vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen[9], Richtlijn 2013/36/EU van het
Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang
tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op
kredietinstellingen en beleggingsondernemingen[10],
en van Richtlijn [ ] is van toepassing op de deelnemende lidstaten en
in de gehele interne markt. Artikel 114 VWEU is daarom de juiste
rechtsgrondslag. 3.2. Subsidiariteit Krachtens het in artikel 5, lid 3, VEU
vastgelegde subsidiariteitsbeginsel mag de Unie op de gebieden die niet onder
haar exclusieve verantwoordelijkheid vallen, slechts optreden indien en voor
zover de doelstellingen van het overwogen optreden niet voldoende door de
lidstaten op centraal, regionaal of lokaal niveau kunnen worden verwezenlijkt,
maar vanwege de omvang of de gevolgen van het overwogen optreden beter door de
Unie kunnen worden bereikt. Alleen actie op Europees niveau kan ervoor
zorgen dat faillerende banken met minimale overloopeffecten en op een
consistente wijze worden afgewikkeld op basis van een gemeenschappelijke reeks
voorschriften. Het GAM zal tevens aanzienlijke schaalvoordelen met zich brengen
en de negatieve externe effecten vermijden die met louter nationale besluiten
en fondsen gepaard kunnen gaan. Door substantiële verschillen tussen
afwikkelingsbesluiten die op nationaal niveau worden genomen en aan lokale
specificiteiten en financieringsbeperkingen onderworpen zijn, kunnen de
stabiliteit en integriteit van de interne markt worden ondermijnd. Terwijl het GTM een gelijk speelveld in het
toezicht op banken waarborgt en de kans op toegeeflijkheid beperkt, zorgt het
GAM ervoor dat er bij een faillerende bank een herstructurering tegen zo min
mogelijk kosten kan plaatsvinden, de crediteuren billijk en gelijk worden
behandeld en financiering snel en zo productief mogelijk in de interne markt
kan worden ingezet. Daarom verdient het aanbeveling dat de Unie de
nodige wetgevingsactie voorstelt om dergelijke afwikkelingsregelingen in te
voeren voor banken die onder het GTM vallen. Een verordening is het meest
geschikte rechtsinstrument om discrepanties in de nationale omzetting te
vermijden en voor een gezamenlijk institutioneel mechanisme en een gelijk
speelveld voor alle banken in de deelnemende lidstaten te zorgen. 3.3. Evenredigheidsbeginsel Krachtens het evenredigheidsbeginsel mogen de
inhoud en de vorm van het optreden van de Unie niet verder gaan dan wat nodig
is om de doelstellingen van de Verdragen te verwezenlijken. In de bankenunie moeten het toezicht op en de
afwikkeling van banken op hetzelfde autoriteitsniveau worden uitgeoefend.
Anders kunnen er tussen de Europese toezichthouder en de nationale
afwikkelingsautoriteiten spanningen ontstaan over de aanpak van noodlijdende
banken en over de financiering van de kosten die daarmee gemoeid zijn. Door
zulke spanningen kan de doeltreffendheid van zowel het toezicht als de
afwikkeling worden ondermijnd en kan de concurrentie tussen de lidstaten worden
verstoord. Met de recente crisis is gebleken dat snelle,
resolute en met financieringsregelingen op Europees niveau ondersteunde actie
nodig is om te vermijden dat een nationale bankafwikkeling een onevenredige
weerslag heeft op de reële economie, teneinde onzekerheid de kop in te drukken
en bankruns en besmettingen binnen de interne markt te voorkomen. Het GAM zorgt
ervoor dat dezelfde regels op dezelfde wijze worden toegepast op alle
faillerende banken in de deelnemende lidstaten. Met voldoende
reservefinanciering kunnen problemen bij een individuele bank minder snel uitmonden
in een verlies aan vertrouwen in het gehele bancaire stelsel van de lidstaat in
kwestie of van andere lidstaten waar de markten soortgelijke risico's
bespeuren. Door de extra rechtszekerheid, de in de
context van de bankenunie naar behoren op elkaar afgestemde prikkels en de
economische baten van centrale en eenvormige afwikkelingsmaatregelen voldoet
het voorstel aan het evenredigheidsbeginsel en gaat het niet verder dan nodig
is om de doelstellingen te verwezenlijken. Deze verordening eerbiedigt de grondrechten en
strookt met de beginselen die in het Handvest van de grondrechten van de
Europese Unie zijn erkend, en in het bijzonder het recht op de bescherming van
persoonsgegevens, de vrijheid van ondernemerschap en het recht op een
doeltreffende voorziening in rechte en op een onpartijdig gerecht, en moet
overeenkomstig deze rechten en beginselen worden toegepast. 4. NADERE UITLEG VAN HET VOORSTEL 4.1. Gemeenschappelijk
afwikkelingsmechanisme 4.1.1. Principes, opzet en
toepassingsgebied Het GAM moet leiden tot
besluitvormingsstructuren die in juridisch opzicht solide en in crisistijden
doeltreffend zijn. De besluitvorming moet voor Europese besluiten zorgen,
waarbij de lidstaten betrokken zijn vanwege het belang van de afwikkeling van
een bank voor de nationale economieën. Het GAM past het gemeenschappelijke rulebook
inzake de afwikkeling van banken toe, zoals neergelegd in de richtlijn inzake
het herstel en de afwikkeling van banken met betrekking tot noodlijdende banken
uit de lidstaten die aan dit mechanisme deelnemen. Het GAM bestaat uit
eenvormige regels en procedures die door de gemeenschappelijke afwikkelingsraad
("afwikkelingsraad") samen met de Commissie en de
afwikkelingsautoriteiten van de deelnemende lidstaten moeten worden toegepast. De Europese Commissie zal alleen aan het GAM
deelnemen voor zover dit nodig is voor de uitvoering van specifieke taken
waarin deze verordening voorziet en voor het staatssteunonderzoek in het kader
van het Verdrag of voor de overeenkomstige toepassing van de criteria die voor
de toepassing van artikel 107 VWEU zijn vastgesteld. Op grond van de kenmerken van het
afwikkelingsproces volgt het GAM echter niet de gedifferentieerde GTZ-aanpak
voor de verschillende soorten banken. Het dagelijks toezicht wordt doorlopend
uitgeoefend, terwijl banken waarschijnlijk slechts in een beperkt aantal
gevallen en alleen op een bepaald moment failleren en in afwikkeling zijn.
Voorts strookt een breed toepassingsgebied van het GAM volledig met de logica
dat de ECB het toezicht op een bank in geval van problemen rechtstreeks op zich
kan nemen, ook met het oog op de mogelijke afwikkeling ervan. Tot slot is met
de crisis gebleken dat niet alleen voor de grote internationale banken een
afwikkelingskader op Europees niveau nodig is. Wanneer er uiteenlopende
afwikkelingsautoriteiten bestaan naargelang van de omvang van een bank, lopen
ook de financierings- en achtervangmechanismen onderling uiteen. Dit kan weer
tot gevolg hebben dat de koppeling tussen banken en overheden een structureel karakter
krijgt en de mededinging wordt verstoord. 4.1.2. Aan GAM-maatregelen ten
grondslag liggende principes Om een objectief en billijk afwikkelingsproces
te waarborgen, mogen de Commissie, de afwikkelingsraad en de nationale
afwikkelingsautoriteiten banken en de deposanten, crediteuren en aandeelhouders
van deze banken niet ongelijk behandelen op grond van hun nationaliteit of
hoofdkantoor. De afwikkeling van grensoverschrijdende groepen berust op een
aantal principes dat een gelijke behandeling van de verschillende entiteiten
van de groep waarborgt, dat een correcte afweging van de belangen van de bij de
afwikkeling betrokken lidstaten mogelijk maakt en dat voorkomt dat de door de
crediteuren te dragen kosten hoger oplopen dan in een normale insolventieprocedure.
Wanneer slechts delen van een groep in afwikkeling zijn, mag het
afwikkelingsproces volgens het voorstel geen nadelige gevolgen hebben voor de
entiteiten van de groep die niet in afwikkeling zijn. In principe worden de
kosten van een afwikkeling door inbreng van de particuliere sector en door het
bankwezen zelf gedragen. Daarom zorgt het voorstel ervoor dat de Commissie, de
afwikkelingsraad en de nationale afwikkelingsautoriteiten tot een vorm van
afwikkelingsfinanciering besluiten waarin zo min mogelijk een beroep wordt
gedaan op overheidssteun. 4.1.3. Interactie met de
staatssteuncontrole van de Commissie Binnen het GAM blijft de Commissie in alle
gevallen staatssteuncontroles verrichten. Dit betekent dat zodra de ECB de
Commissie en de afwikkelingsraad ervan op de hoogte brengt dat een bank of een
groep (waarschijnlijk) failleert, er parallel aan de afwikkelingsprocedure een
staatssteunprocedure dient te lopen, voor zover van toepassing, waarbij de
betrokken lidstaat of lidstaten de voorgenomen maatregelen overeenkomstig
artikel 108 VWEU aan de Commissie moeten melden. Daartoe is het nodig dat de
afwikkelingsraad en de Commissie ter afronding van de staatssteunprocedure
doorlopend samenwerken en informatie uitwisselen. Voorts kan het Commissie een
besluit om een bank in afwikkeling te plaatsen pas nemen nadat zij het besluit
in het kader van de staatssteunregels heeft genomen. Wanneer er bij een beroep
op het Fonds geen sprake is van staatssteun, moeten de voor de toepassing van
artikel 107 VWEU vastgestelde criteria daarop mutatis mutandis worden
toegepast. Pas dan mag het besluit worden genomen om een bank in afwikkeling te
plaatsen. Aldus wordt de integriteit van de interne markt voor de deelnemende
en de niet-deelnemende lidstaten in stand gehouden. 4.1.4. Taken en
besluitvormingsstructuur Het GAM omvat alle essentiële
afwikkelingstaken die voor de afwikkeling van faillerende banken onontbeerlijk
zijn. Deze taken bestaan onder meer uit de verlening van toestemming om
vereenvoudigde verplichtingen met betrekking tot de op te stellen
afwikkelingsplannen toe te passen, de opstelling van afwikkelingsplannen, de
evaluatie van afwikkelingsplannen, de beoordeling van de afwikkelbaarheid van
een bank, het nemen van een besluit om een bank in afwikkeling te plaatsen, de
uitoefening van afwikkelingsbevoegdheden met betrekking tot een instelling in
afwikkeling, en de uitvoering van afwikkelingsregelingen. Voorts worden in het
kader van het GAM besluiten genomen over het gebruik van
afwikkelingsfinanciering. Het GAM is zo samengesteld dat de
besluitvormingsstructuren juridisch solide en doeltreffend zijn, ook in tijden
van crisis. Ze moeten ervoor zorgen dat de besluiten Europees zijn en dat de
lidstaten gezien het belang van de afwikkeling van een bank voor de nationale
economieën daarbij worden betrokken. De besluitvormingsstructuur van het GAM
bestaat uit een afwikkelingsraad, de nationale afwikkelingsautoriteiten van de
deelnemende lidstaten, en de Europese Commissie. De GAM-taken zijn verdeeld
over de gemeenschappelijke afwikkelingsraad en de nationale
afwikkelingsautoriteiten. Ter waarborging van de doeltreffendheid en
verantwoordingsplicht van het GAM en ter naleving van de juridische vereisten
krijgt de Europese Commissie als EU-instelling de bevoegdheid om op basis van
een aanbeveling van de afwikkelingsraad of op eigen initiatief de afwikkeling
van een bank in te leiden. Als de Commissie een afwikkelingsprocedure inleidt,
besluit zij ook over het kader van de afwikkelingsinstrumenten die in elk
afzonderlijk geval moeten worden toegepast, en over het gebruik van het Fonds.
De gemeenschappelijke afwikkelingsraad neemt alle overige besluiten in het
kader van de GAM-verordening en richt deze besluiten tot de nationale
afwikkelingsautoriteiten, die ze vervolgens overeenkomstig de GAM-verordening
en Richtlijn [ ] op nationaal niveau ten uitvoer leggen. De
afwikkelingsraad volgt de wijze waarop de nationale afwikkelingsautoriteiten
zijn besluiten ten uitvoer leggen. Mocht een nationale afwikkelingsautoriteit
zich niet aan zijn besluit houden, dan kan hij de besluiten rechtstreeks tot
een bank richten. 4.1.5. Besluitvormingsproces Krachtens het rulebook van
Richtlijn [ ] wordt een bank in afwikkeling geplaatst wanneer zij
failleert of waarschijnlijk failleert, dit failleren niet meer via een
particulieresectorregeling kan worden afgewend en de afwikkeling in het
algemeen belang is omdat het om een systeembank gaat en het failleren ervan dus
schadelijk zou zijn voor de financiële stabiliteit. Een afwikkeling is erop gericht
de continuïteit van de kritieke functies van de bank te waarborgen, de
financiële stabiliteit te beschermen, de kosten ervan zo min mogelijk op de
belastingbetaler af te wentelen en de deposanten te beschermen. Tot afwikkeling wordt overgegaan na een
procedure die ervoor moet zorgen dat ten aanzien van een faillerende bank een
verantwoord en onpartijdig besluit wordt genomen: –
de ECB stelt als toezichthouder de Commissie, de
afwikkelingsraad en de betrokken nationale autoriteiten en ministeries in kennis
van het failleren van een bank; –
de afwikkelingsraad gaat na of er sprake is van een
systeemrisico en of alle mogelijkheden om via de particuliere sector tot een
oplossing te komen, zijn uitgeput; –
zo ja, dan beveelt de afwikkelingsraad de Commissie
aan om een afwikkeling in te leiden; –
de Commissie besluit tot inleiding van de
afwikkeling en maakt aan de afwikkelingsraad kenbaar binnen welk kader hij de
afwikkelingsinstrumenten mag toepassen en op het Fonds een beroep mag doen om
de afwikkelingsmaatregel te ondersteunen. De afwikkelingsraad stelt bij een
besluit dat tot de nationale afwikkelingsautoriteiten is gericht, een
afwikkelingsregeling vast waarin de afwikkelingsinstrumenten en ‑maatregelen
en de financieringsmaatregelen worden vastgelegd en de betrokken nationale
afwikkelingsautoriteiten wordt opgedragen de afwikkelingsmaatregelen ten
uitvoer te leggen; –
de nationale afwikkelingsautoriteiten leggen de
afwikkelingsmaatregelen waartoe de afwikkelingsraad heeft besloten, ten uitvoer
overeenkomstig het nationale recht. Indien de nationale
afwikkelingsautoriteiten zich niet houden aan de besluiten van de
afwikkelingsraad, dan mag de afwikkelingsraad in de plaats treden van de
nationale afwikkelingsautoriteiten en bepaalde besluiten ter uitvoering van de
afwikkelingsmaatregelen rechtstreeks tot de banken richten. 4.1.6. Verantwoordingsplicht en
begroting Elke afzonderlijke component van het GAM is
onafhankelijk in de uitvoering van zijn taken en is onderworpen aan strenge
eisen op het gebied van de verantwoordingsplicht die ervoor moeten zorgen dat
de desbetreffende component op een correcte en onpartijdige wijze gebruikmaakt
van zijn bevoegdheden, zulks binnen de grenzen van deze verordening en
Richtlijn [ ]. De afwikkelingsraad is derhalve verantwoording
schuldig aan het Europees Parlement en de Raad voor de besluiten die op basis
van dit voorstel worden genomen. De nationale parlementen van de deelnemende
lidstaten worden eveneens geïnformeerd over de werkzaamheden van de
afwikkelingsraad. De afwikkelingsraad moet reageren op eventuele op- en
aanmerkingen en vragen van een nationaal parlement van een deelnemende
lidstaat. De GAM-begroting, die ook het gemeenschappelijke afwikkelingsfonds
omvat, maakt geen deel uit van de Uniebegroting. Uitgaven in verband met de
GAM-taken, het beheer en het gebruik van het Fonds worden bekostigd uit
bijdragen van de banksector. 4.1.7. Relatie met niet-deelnemende
lidstaten In het kader van Richtlijn [ ]
worden onder de nationale afwikkelingsautoriteiten afwikkelingscolleges voor de
omgang met bankgroepen opgericht om een passende en evenwichtige betrokkenheid
van de afwikkelingsautoriteiten van alle lidstaten waarin de bank actief is, te
waarborgen. De EBA treedt bemiddelend op wanneer de nationale
afwikkelingsautoriteiten van herkomst en van ontvangst het onderling niet eens
zijn over de opstelling van afwikkelingsplannen of over de afwikkeling zelf.
Binnen de GAM-context treedt het GAM ten aanzien van de entiteiten en groepen
die alleen in de aan het GTM deelnemende lidstaten zijn gevestigd, in de plaats
van de afwikkelingscolleges waarin Richtlijn [ ] voorziet. In plaats
daarvan worden vertegenwoordigers van de nationale afwikkelingsautoriteiten in
de afwikkelingsraad betrokken. Voor banken die gevestigd zijn in niet-deelnemende
lidstaten als bedoeld in de GTM-verordening, blijft Richtlijn [ ]
onverkort van toepassing. Evenzo valt de interactie tussen het GAM en de
nationale afwikkelingsautoriteiten in de niet-deelnemende lidstaten volledig
onder Richtlijn [ ]. De bepalingen inzake de interactie tussen de
verschillende afwikkelingsfondsen (wederzijdse waarborging en de onderlinge
verstrekking van leningen op vrijwillige basis) gelden ook onverkort tussen het
gemeenschappelijk afwikkelingsfonds en de nationale afwikkelingsfondsen van de
niet-deelnemende lidstaten. In het voorstel is ook duidelijkheidshalve
vastgelegd dat de bij Richtlijn [ ] en de EBA-verordening
vastgestelde rol van de EBA, met inbegrip van haar bemiddelingsbevoegdheden,
onverkort van toepassing is op de afwikkelingsraad. Voorts wordt in het voorstel op drie manieren
rekening gehouden met de situatie van banken die gevestigd zijn in lidstaten
die niet aan het GAM deelnemen. Ten eerste mag geen van de GAM-componenten
kredietinstellingen, deposanten, beleggers en andere crediteuren ongelijk
behandelen op grond van hun nationaliteit of hoofdkantoor. Ten tweede vervangt de afwikkelingsraad in
gevallen waarin een groep uit kredietinstellingen bestaat die in een
deelnemende lidstaat en in een niet-deelnemende lidstaat zijn gevestigd, de
nationale afwikkelingsautoriteiten van de deelnemende lidstaten in de
afwikkelingscolleges waarin Richtlijn [ ] voorziet. Ten derde hebben
de niet-deelnemende lidstaten te allen tijde de mogelijkheid om alsnog tot het
GTM toe te treden zodat de banken die op hun grondgebied zijn gevestigd, ook
aan het GAM zijn onderworpen. 4.1.8. Relatie met Richtlijn [ ]
van het Europees Parlement en de Raad van [ ] betreffende de totstandbrenging
van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en
beleggingsondernemingen In het GAM is het rulebook van
Richtlijn [ ] betreffende de totstandbrenging van een kader voor het
herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen
van toepassing op de deelnemende lidstaten zoals het van toepassing is op de
gehele interne markt. Daarop mag alleen een uitzondering worden gemaakt wanneer
de procedures en bepalingen van deze verordening in de plaats treden van de
desbetreffende bepalingen van Richtlijn [ ] (bijvoorbeeld de
bepalingen inzake de grensoverschrijdende colleges, waarvoor de besluitvorming
binnen het GAM in de plaats treedt). Het GAM-voorstel bevat een aantal bepalingen
dat parallel aan Richtlijn [ ] loopt, aangezien de afwikkelingsraad
en de Commissie hun maatregelen op rechtstreeks toepasselijk Unierecht moeten
baseren. Andere voorschriften van dit voorstel bevatten specifieke
kruisverwijzingen naar het voorstel van de Commissie voor
Richtlijn [ ]. Een aantal van deze bepalingen is gewijzigd bij het
verslag van de Commissie economische en monetaire zaken van het Europees
Parlement van mei en bij de algemene oriëntatie van de Raad van 26 juni. De
GAM-verordening moet uiteindelijk volledig verenigbaar zijn met het akkoord
over Richtlijn [ ] dat tussen het Europees Parlement en de Raad
gesloten wordt. Het voorliggende voorstel gaat uit van de algemene oriëntatie
van de Raad als het laatst beschikbare document. Daar de onderhandelingen
tussen het Europees Parlement en de Raad nog lopen en de richtlijn nog niet definitief
vaststaat, is het de bedoeling van de Commissie om deze inhoudelijke bepalingen
te vervangen door het eindresultaat van de onderhandelingen tussen de
medewetgevers over Richtlijn [ ]. Voor bepaalde aspecten die al onder
Richtlijn [ ] vallen, is een verdere onderlinge afstemming
onontbeerlijk voor de goede werking van een GAM met een gemeenschappelijk
bankenafwikkelingsfonds. Ten eerste is met het oog op de afwikkeling een
volledige harmonisatie van vorderingen op basis van het beginsel van een preferentiële
behandeling van deposanten wenselijk. Met artikel 15 wordt voorgesteld om de
hiërarchie van vorderingen bij de afwikkeling te harmoniseren op basis van een
preferentiële behandeling van deposanten. De Commissie acht een dergelijke
harmonisatie nodig voor alle entiteiten die aan Richtlijn [ ]
onderworpen zijn, teneinde een gelijk speelveld op de interne markt te
waarborgen. Voorts moet de flexibiliteit voor het gebruik van het instrument
van de inbreng van de particuliere sector binnen een GAM aan strikte regels en
dezelfde voorwaarden voor alle banken worden gebonden. Daarom bevat artikel 24
van het voorstel aanvullende strikte regels op basis van de algemene oriëntatie
van de Raad van 26 juni 2013 en wordt daarin het gebruik van afwijkingen waarin
Richtlijn [ ] voorziet (met name voor de berekening van de drempel
voor de inbreng van de particuliere sector) uitgesloten. 4.2. Afwikkelingsraad 4.2.1. Governance Om de
doeltreffendheid en verantwoordingsplicht met betrekking tot het
besluitvormingsproces omtrent een afwikkeling te waarborgen, voorzien de
structuur en de werkwijze van de afwikkelingsraad in een passende deelname van
alle rechtstreeks betrokken lidstaten. De afwikkelingsraad bestaat uit een
uitvoerend directeur, een plaatsvervangend uitvoerend directeur, de door de
Commissie en de ECB benoemde vertegenwoordigers en de door elke deelnemende
lidstaat benoemde leden als vertegenwoordiger van de nationale
afwikkelingsautoriteiten. De afwikkelingsraad, die wordt voorgezeten door de
uitvoerend directeur, komt in het kader van zijn werkzaamheden in twee
formaties bijeen: in een plenaire en een bestuursvergadering. Waarnemers kunnen
worden uitgenodigd om de bijeenkomsten van de afwikkelingsraad bij te wonen. In de plenaire vergadering neemt de afwikkelingsraad
alle besluiten van algemene aard. In de bestuursvergadering neemt de
afwikkelingsraad besluiten die betrekking hebben op individuele entiteiten of
bankgroepen. Dergelijke besluiten variëren van afwikkelingsplanning en
vroegtijdige interventie tot besluiten over afwikkelingsregelingen, waaronder
het beroep op het Fonds voor de financiering van het afwikkelingsproces, en het
geven van instructies aan de nationale afwikkelingsautoriteiten omtrent de
tenuitvoerlegging van de afwikkelingsbesluiten. In de bestuursvergadering bestaat de
afwikkelingsraad uit de uitvoerend directeur, de plaatsvervangend uitvoerend
directeur en de door de Commissie en de ECB benoemde vertegenwoordigers. Afhankelijk van de in het specifieke geval af
te wikkelen banken of groepen roept de afwikkelingsraad voor zijn
bestuursvergadering naast de uitvoerend directeur, de plaatsvervangend
uitvoerend directeur en de door de Commissie en de ECB benoemde
vertegenwoordigers ook de door de betrokken nationale afwikkelingsautoriteiten
benoemde leden bijeen. Bij de afwikkeling van grensoverschrijdende bankgroepen
nemen dus zowel de leden die benoemd zijn door de lidstaat van de
afwikkelingsautoriteit op groepsniveau, als de leden die benoemd zijn door de
lidstaten waarin de dochterondernemingen of entiteiten zijn gevestigd die onder
het geconsolideerd toezicht vallen, aan de bijeenkomsten en het
besluitvormingsproces deel. In de stemvoorschriften wordt rekening gehouden met
de noodzaak om het belang van alle lidstaten waarop een afwikkelingsbesluit
betrekking heeft, in aanmerking te nemen. Geen van de deelnemers aan de
beraadslagingen heeft een vetorecht. Gelet op de soevereiniteit van de lidstaten op
het gebied van de nationale begroting is in het voorstel uitdrukkelijk bepaald
dat het GAM de lidstaten niet mag verplichten om een entiteit in afwikkeling
buitengewone overheidssteun te verlenen. Om ten volle rekening te houden met de
eventuele budgettaire implicaties voor de lidstaten, mogen de door de nationale
afwikkelingsautoriteiten benoemde leden voorts in de bestuursvergadering van de
afwikkelingsraad eenmaal vragen om één verdere beraadslaging over dergelijke
potentiële implicaties. 4.2.2. Bevoegdheden De afwikkelingsraad centraliseert de
informatie van de ECB en de nationale afwikkelingsautoriteiten over de
financiële soliditeit van de onder hun jurisdictie vallende banken. De
omstandigheden die kunnen leiden tot de noodzaak om een bank in afwikkeling te
plaatsen en grensoverschrijdende overloopeffecten te vermijden, kunnen op deze wijze
beter worden beoordeeld dan middels een netwerk van nationale autoriteiten die
binnen een nationaal mandaat opereren. Het voorstel bouwt voort op het kader
van Richtlijn [ ] en verleent de afwikkelingsraad de bevoegdheid om
bij een verslechtering van de financiële situatie van een bank terstond in te
grijpen. De afwikkelingsraad krijgt bevoegdheden om te
bepalen wanneer de Commissie moet worden aanbevolen om een bank of een groep in
afwikkeling te plaatsen. Nadat de Commissie heeft besloten dat aan de voorwaarden
is voldaan, en de bank in afwikkeling heeft geplaatst, neemt de
afwikkelingsraad binnen het door de Commissie vastgestelde kader besluiten over
de toepassing van de afwikkelingsinstrumenten en over de toewijzing van
middelen uit het Fonds. Op basis van deze bevoegdheden kan de afwikkelingsraad
de afwikkelingsinstrumenten, ‑regels en ‑procedures op eenvormige
wijze selecteren en toepassen. Daardoor worden in het geval van
grensoverschrijdend opererende banken de huidige verschillen in de regelgeving
en aanpak tussen de diverse lidstaten geëlimineerd, zodat de werking van de
uniale bankenmarkten daardoor niet nadelig kan worden beïnvloed. Dankzij deze rechtstreekse
verantwoordelijkheid voor de afwikkelingsraad zijn een gelijke behandeling van
de banken in de verschillende deelnemende lidstaten, alsmede de
voorspelbaarheid van en het vertrouwen in de uitvoering van het
gemeenschappelijke rulebook voor de afwikkeling van banken gewaarborgd. Aldus
neemt de rechtszekerheid toe en blijft de waarde van de financiële activa beter
behouden doordat onnodige verstoringen in de geldstroom worden vermeden. Ook is
gewaarborgd dat de activa van de faillerende instelling op de meest productieve
wijze worden gebruikt om de verliezen voor de crediteuren in de diverse deelnemende
lidstaten zoveel mogelijk te beperken, en dus niet op basis van de belangen van
individuele lidstaten. De afwikkelingsraad zorgt ervoor dat de
nationale afwikkelingsautoriteiten de afwikkelingsbesluiten getrouw en
overeenkomstig het nationale recht ten uitvoer leggen. Daartoe krijgt hij de
bevoegdheid om toezicht uit te oefenen op en een beoordeling te verrichten van
de uitvoering ervan door de nationale afwikkelingsautoriteiten doordat zo nodig
bij de banken rechtstreeks informatie kan worden opgevraagd en onderzoeken en
inspecties ter plaatse kunnen worden verricht. Wanneer een nationale
afwikkelingsautoriteit een afwikkelingsbesluit niet volgens de overeengekomen
afwikkelingsregeling ten uitvoer legt, mag de afwikkelingsraad bepaalde besluiten
rechtstreeks tot de betrokken bank richten waarin zij wordt verplicht de nodige
actie ter uitvoering van het afwikkelingsbesluit te ondernemen. 4.2.3. Europese en internationale
samenwerking Voor de uitvoering van zijn taken werkt de
afwikkelingsraad samen met de ECB en de andere autoriteiten die binnen het GTM
toezicht op de kredietinstellingen mogen uitoefenen, en met de overige
autoriteiten die deel uitmaken van het Europees systeem voor financieel
toezicht. De afwikkelingsraad werkt ook nauw samen met de nationale
afwikkelingsautoriteiten, aangezien deze een essentiële rol spelen bij de
opstelling en uitvoering van de afwikkelingsmaatregelen. Aangezien tal van kredietinstellingen niet
alleen in de Unie, maar ook daarbuiten werkzaam zijn, krijgt de afwikkelingsraad
de exclusieve bevoegdheid om namens de nationale autoriteiten van de
deelnemende lidstaten niet-bindende samenwerkingsovereenkomsten met de
autoriteiten van derde landen te sluiten. 4.3. Gemeenschappelijk
bankenafwikkelingsfonds 4.3.1. Principes, instelling en taken Aan de maatregelen van de afwikkelingsraad
ligt het principe ten grondslag dat verliezen, kosten en andere uitgaven die
met het gebruik van de afwikkelingsinstrumenten verband houden, in de eerste
plaats door de aandeelhouders en crediteuren van de instelling in afwikkeling
moeten worden gedragen en uiteindelijk, indien nodig, door de financiële
sector. Ook al moeten de kosten van de herstructurering van een instelling op
hun interne middelen worden verhaald, toch blijft er een mechanisme nodig dat
de instelling (hetzij in haar oorspronkelijke vorm, hetzij via een brugbank
hetzij via een vehikel voor activabeheer) in staat stelt haar werkzaamheden
voort te zetten. Daarom is het van belang om een bankenafwikkelingsfonds op te
richten dat de doeltreffendheid van de afwikkelingsmaatregelen waarborgt en
bijvoorbeeld aan een instelling in afwikkeling kortetermijnfinanciering
verleent of aan potentiële kopers van een instelling in afwikkeling garanties
biedt. Het gemeenschappelijk afwikkelingsfonds heeft
primair tot doel voor financiële stabiliteit te zorgen en niet om verliezen op
te vangen of aan een instelling in afwikkeling kapitaal te verstrekken. Het
Fonds mag niet worden beschouwd als een reddingsfonds. Er kunnen zich evenwel
uitzonderlijke omstandigheden voordoen waaronder de interne middelen voldoende
zijn uitgeput (ten minste 8 % van de verplichtingen en het eigen vermogen
van de instelling in afwikkeling) en vervolgens het primaire doel niet meer kan
worden gerealiseerd als het Fonds die verliezen niet mag opvangen of geen
kapitaal mag verstrekken. Alleen onder deze omstandigheden mag het Fonds
optreden als achtervang voor de particuliere middelen. De vorming van het gemeenschappelijke
afwikkelingsfonds is hoofdzakelijk gerechtvaardigd door het feit dat op
geïntegreerde financiële markten eventuele financiële steun voor de afwikkeling
van een bank de financiële stabiliteit en de soliditeit van andere banken niet
alleen in de betrokken lidstaat, maar ook in de andere lidstaten vergroot.
Aangezien de banken in alle deelnemende lidstaten indirect profiteren van
dergelijke steun, is het niet billijk dat banken uit een enkele lidstaat de
steun financieren via een door hen te betalen bijdrage. Doordat het Fonds middelen van alle
eurozonebanken kan bundelen, ontstaat er een doeltreffendere buffer om een
bankencrisis op te vangen waarin de verliezen asymmetrisch geconcentreerd zijn
in een paar lidstaten, en dient het in dit opzicht als een eurozonebreed
verzekeringsmechanisme. Met de recente crisis is gebleken dat de verliezen zich
op gedifferentieerde wijze in de lidstaten hebben voorgedaan. Aangezien de verliezen als gevolg van
toekomstige schokken in het bankwezen zich op een specifiek moment in een
aantal lidstaten zullen voordoen, is een gemeenschappelijk Europees particulier
achtervangmechanisme in vergelijking met afzonderlijke nationale vangnetten een
doeltreffender instrument om dergelijke schokken op te vangen, en wel met
vooraf en in extreme gevallen achteraf te betalen bijdragen uit het gehele
bankwezen in de eurozone. Door op Europees niveau middelen te bundelen, krijgt
het Fonds dus een grotere "vuurkracht" en wordt het bankwezen
veerkrachtiger. Tegelijk zal met een gelijke spreiding van de buitengewone,
achteraf te betalen bijdragen over de banken in alle deelnemende lidstaten elke
bank minder hoeven bij te dragen, waardoor het procyclische effect van
dergelijke bijdragen wordt beperkt. Voorts kan een mechanisme waarin de
verliesabsorptie over de nationale grenzen reikt, de vicieuze cirkel doorbreken
die voortvloeit uit de nauwe relatie tussen enerzijds een bankcrisis in een
bepaalde lidstaat en anderzijds de begrotingssituatie van de overheid. Aldus
zou de last die sommige lidstaten thans moeten dragen, minder zwaar zijn
geweest als er al vanaf het begin van de financiële crisis al een
gemeenschappelijk afwikkelingsfonds had bestaan. Verder zal een gemeenschappelijk
afwikkelingsfonds dat middelen van de banksector in de alle deelnemende
lidstaten kan bundelen, op een bredere bijdragegrondslag berusten en daarmee
een sterker imago krijgen, zodat de afwikkelingsraad zo nodig meer op de markt
kan lenen tegen lagere kosten. Door de ruimere mogelijkheden om extern
financiering op de markt aan te trekken, zal het Fonds minder genoodzaakt zijn
om in extreme verliessituaties een beroep te doen op de overheidsfinanciën.
Daardoor worden banken en overheden nog verder van elkaar losgekoppeld en wordt
de belastingbetaler nog sterker beschermd tegen de kosten van een afwikkeling. Tot slot is een gemeenschappelijk fonds ook
nodig voor een passende onderlinge afstemming van prikkels over de instellingen
van de bankenunie. Met name in het geval van grensoverschrijdende bankgroepen
geldt dat indien de middelen ter dekking van de kosten van een afwikkeling
bovenop die welke al door de aandeelhouders en crediteuren worden gedragen,
door nationale fondsen zouden moeten worden verschaft, niet alleen de
doeltreffendheid van het GAM, maar ook die van het GTM wordt ondermijnd. De afwikkelingsraad moet in het kader van een
GAM snel en doeltreffend toegang hebben tot een gemeenschappelijk
bankenafwikkelingsfonds. Het Fonds vormt een particuliere externe laag die
middellange- en langetermijnfinanciering kan verstrekken zodat bij de
afwikkeling van een bank geen of zo min mogelijk gebruik hoeft te worden
gemaakt van overheidsgeld. Bovendien wordt het afwikkelingsproces
doeltreffender doordat coördinatieproblemen bij de inzet van nationale fondsen,
die met name bij grensoverschrijdende groepen kunnen optreden, worden
voorkomen. 4.3.2. Financiering van het Fonds Om voor voldoende financiering te zorgen, de
procyclische effecten van omslagsystemen te vermijden en de noodzaak om externe
financiële steun te vragen zoveel mogelijk te beperken, moet het Fonds al
meteen over de nodige middelen beschikken. De streefomvang van het Fonds in dit
verband zou ten minste 1 % van de gedekte deposito's in het bankenstelsel
van de deelnemende lidstaten moeten zijn. Dit is voldoende om in een
toekomstige crisis een ordelijke afwikkeling te waarborgen, ervan uitgaande dat
de crediteuren in het kader van de afwikkelingsoperatie ten minste 8 % van
het totale bedrag aan verplichtingen en eigen vermogen van de instelling in
afwikkeling inbrengen. Op basis van gegevens van 2011 over de banken en
van een geraamd bedrag aan gedekte deposito's die bij de banken in de eurozone
worden aangehouden, bedraagt de streefomvang van het gemeenschappelijk
afwikkelingsfonds 1 % of rond de 55 miljard EUR. In absolute
bedragen (EUR) zal de streefomvang een dynamisch karaker behouden: als de
banksector groeit, stijgt de streefomvang automatisch mee. Het is de bedoeling dat het Fonds na een
opbouwperiode van tien jaar op volle sterkte is. Deze periode kan tot veertien
jaar worden verlengd indien het Fonds uitkeringen moet doen in de orde van
grootte van meer dan de helft van zijn streefomvang. Als het Fonds in de
initiële opbouwfase geen uitkeringen hoeft te doen, stort de banksector
jaarlijks een tiende van het streefbedrag, ofwel in absolute termen rond de 5,5
miljard EUR. Na de initiële opbouwfase van het Fonds moeten
de banken extra bijdragen storten als hun contributiebasis toeneemt of als er
uitkeringen uit het Fonds worden gedaan. Indien de beschikbare financiële
middelen van het Fonds dalen tot onder de helft van zijn streefomvang, moeten
de banken in de aan het GAM deelnemende lidstaten een jaarlijkse
minimumbijdrage van ten minste een vijfde van hun gezamenlijke totale
verplichtingen (exclusief toetsingsvermogen en gedekte deposito's) in het Fonds
storten. De bijdragen worden overeenkomstig de
richtlijn inzake het herstel en de afwikkeling van banken individueel berekend
op basis van de verplichtingen van een bank, exclusief eigen vermogen en
gedekte deposito's en gecorrigeerd voor hun risicoprofiel. Dit betekent dat
banken die vrijwel uitsluitend met deposito's zijn gefinancierd, in de praktijk
slechts een zeer geringe bijdrage hoeven te betalen. Natuurlijk dragen deze
banken wel gewoon bij in het nationale depositogarantiestelsel. Er is voorzien in waarborgen die moeten
voorkomen dat de heffing van bijdragen tot financiële instabiliteit leidt bij
gezonde instellingen. Met andere woorden er kan een tijdelijke ontheffing
worden verleend van de verplichting om een bijdrage achteraf te storten. In situaties waarin de vooraf te betalen
bijdragen niet toereikend zijn en de achteraf te betalen bedragen niet
onmiddellijk beschikbaar zijn, kan er - met name in de opbouwfase - extra
reservefinanciering nodig zijn om de continuïteit van de systeemfuncties van de
bank(en) gedurende het gehele herstructureringsproces te waarborgen. Het Fonds
kan dan leningen of andere vormen van steun van financiële instellingen of
andere derden verkrijgen indien dat nodig is voor de financiering van de
afwikkeling (in dit verband kan ook worden gedacht aan publieke middelen). Deze
steun wordt in principe terugbetaald door de instelling in afwikkeling zelf.
Mocht dit echter niet mogelijk zijn, dan worden de verliezen krachtens de
verordening in de vorm van achteraf te betalen bijdragen verhaald op alle
banken die onder het mechanisme vallen. Daarmee is gewaarborgd dat het gebruik
van publieke middelen op middellange termijn neutraal uitpakt voor de
begroting. Om te vermijden dat de lidstaten die bij de
inwerkingtreding van de voorgestelde verordening al een afwikkelingsfonds
hebben nadeel ondervinden, mogen zij krachtens de verordening zelf bepalen hoe
zij het al bestaande nationale afwikkelingsfonds willen gebruiken voor de
nakoming van de verplichtingen van hun banken uit hoofde van deze verordening. 4.3.3. Rol van de
depositogarantiestelsels in het kader van de afwikkeling Bij de afwikkeling van een bank blijft het
depositogarantiestelsel waarbij de instelling is aangesloten tot het bedrag van
de gedekte deposito's aansprakelijk voor het bedrag van de verliezen die het
had moeten dragen mocht de bank volgens een normale insolventieprocedure zijn
geliquideerd. Deze rol is al volledig vastgelegd in Richtlijn [ ]. Voorts doet het GAM geen afbreuk aan
institutionele protectiestelsels en aan andere financiële
intragroepsteunmechanismen van een aantal groepen van kredietinstellingen. Het
GAM grijpt alleen in als de particuliere sector er zelf niet in slaagt om een
oplossing te vinden voor een faillerende bank. 4.3.4. Rol van het Fonds bij de afwikkeling
van groepen met instellingen die niet onder het GAM vallen Voor de afwikkeling van groepen met
instellingen die onder het GAM vallen en met instellingen die daar niet onder
vallen, draagt het Fonds alleen bij voor de delen van de groep die onder het
GAM vallen, en wordt de rest gedekt uit de nationale
niet-GAM-financieringsregelingen. Om de afwikkelingsfinanciering in de gehele
interne markt te versterken, mag het Fonds op vrijwillige basis geld lenen van
of aan andere afwikkelingsfinancieringsregelingen. Daarmee kan het Fonds de
kosten van belangrijke uitkeringen waarvoor het niet voldoende middelen (vooraf
en achteraf betaalde bijdragen) in kas heeft, toch dragen. Dit is tevens
gunstig voor de financieringsregelingen van lidstaten die buiten het GAM
blijven. 4.3.5. Vervanging van nationale
afwikkelingsfinancieringsregelingen Aangezien het
Fonds in de plaats treedt van de nationale afwikkelingsfinancieringsregelingen
van de lidstaten die aan het Fonds deelnemen, kunnen de lidstaten die bij de
inwerkingtreding van deze verordening al een nationale
afwikkelingsfinancieringsregeling hebben opgezet, conform hun nationale recht
bepalen wat zij met deze regelingen doen. De lidstaten in kwestie mogen onder
meer bepalen dat deze nationale afwikkelingsfinancieringsregelingen de aan het
Fonds verschuldigde bijdragen namens hun banken betalen totdat de kas leeg is. 5. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING De afwikkelingsraad wordt volledig
gefinancierd uit bijdragen van de financiële instellingen. In de opstartfase
van de afwikkelingsraad kan enig beslag worden gelegd op Uniebegroting. Het
bijgevoegde financieel memorandum bevat nadere informatie daarover. 2013/0253 (COD) Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN
DE RAAD tot vaststelling van eenvormige regels en een
eenvormige procedure voor de afwikkeling van kredietinstellingen en bepaalde
beleggingsondernemingen in het kader van een gemeenschappelijk
afwikkelingsmechanisme en een gemeenschappelijk bankenafwikkelingsfonds en tot
wijziging van Verordening (EU) Nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de
Raad HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN
DE EUROPESE UNIE, Gezien het Verdrag betreffende de werking van
de Europese Unie, en met name artikel 114, Gezien het voorstel van de Europese Commissie, Na toezending van het ontwerp van
wetgevingshandeling aan de nationale parlementen, Gezien het advies van de Europese Centrale
Bank[11], Gezien het advies van het Europees Economisch
en Sociaal Comité[12], Handelend volgens de gewone
wetgevingsprocedure, Overwegende hetgeen volgt: (1) Om het economisch herstel in
de Unie te bevorderen, is het van essentieel belang dat de interne markt voor
bankdiensten beter is geïntegreerd. Met de huidige financiële en economische
crisis is echter gebleken dat de werking van de interne markt ter zake wordt
bedreigd en dat er een toenemende kans op financiële versnippering bestaat. De
interbancaire markten zijn minder liquide geworden en de grensoverschrijdende
activiteiten van banken nemen af door de vrees voor besmetting en door een gebrek
aan vertrouwen in andere nationale bankstelsels en in het vermogen van de
lidstaten om de banken te steunen. (2) Door verschillen in nationale
afwikkelingsvoorschriften tussen de diverse lidstaten en in de overeenkomstige
administratieve praktijken en door het ontbreken van een gezamenlijk
besluitvormingsproces op Unieniveau voor de afwikkeling van
grensoverschrijdende banken worden dit gebrek aan vertrouwen en de
marktinstabiliteit in de hand gewerkt omdat over de mogelijke afloop van het
failleren van een bank geen zekerheid bestaat en deze afloop evenmin
voorspelbaar is. Afwikkelingsbesluiten die alleen op nationaal niveau worden
genomen, kunnen tot mededingingsverstoringen en uiteindelijk tot een
ondermijning van de interne markt leiden. (3) Met name hebben de
uiteenlopende praktijken van de lidstaten ten aanzien van de behandeling van
crediteuren van banken in afwikkeling en ten aanzien van de bail-out van
faillerende banken gevolgen voor de perceptie van het kredietrisico, de
financiële soliditeit en de solvabiliteit van hun banken. Daardoor wordt het
vertrouwen van het publiek in de bankensector ondermijnd en worden de
uitoefening van de vrijheid van vestiging en het vrij verrichten van diensten
op de interne markt belemmerd aangezien de financieringskosten zonder
dergelijke verschillen in nationale praktijken lager zouden uitvallen. (4) De verschillen in nationale
afwikkelingsvoorschriften tussen de diverse lidstaten en in overeenkomstige
administratieve praktijken kunnen ertoe leiden dat banken en cliënten alleen om
reden van hun plaats van vestiging en ongeacht hun echte kredietwaardigheid
hogere leenkosten hebben. Voorts worden cliënten van banken in sommige
lidstaten ongeacht hun kredietwaardigheid met hogere leentarieven
geconfronteerd dan cliënten van banken in andere lidstaten. (5) Zolang de
afwikkelingsvoorschriften en -praktijken en de benaderingen voor de
lastendeling nationaal blijven en de voor de financiering van een afwikkeling
benodigde financiële middelen op nationaal niveau worden aangetrokken en
uitgegeven, blijft de interne markt versnipperd. Bovendien hebben nationale
toezichthouders een sterke neiging om de mogelijke gevolgen van een
bankencrisis voor hun nationale economie zoveel mogelijk te beperken middels de
vaststelling van unilaterale maatregelen om de bedrijfsactiviteiten van banken
af te schermen door bijvoorbeeld overdrachten en leningen binnen een groep aan
banden te leggen of door op hun grondgebied gevestigde dochternemingen van
potentieel faillerende moederondernemingen hogere liquiditeits- en
kapitaalvereisten op te leggen. Daardoor worden de grensoverschrijdende
activiteiten van banken ingeperkt, ontstaan belemmeringen voor de uitoefening
van fundamentele vrijheden en wordt de mededinging op de interne markt verstoord. (6) Richtlijn [ ] van
het Europees Parlement en de Raad[13]
heeft tot op zekere hoogte de nationale regelgeving inzake de afwikkeling van
banken geharmoniseerd en in samenwerking tussen de afwikkelingsautoriteiten bij
de aanpak van het failleren van grensoverschrijdende banken voorzien. Niettemin
is de harmonisatie van Richtlijn [ ] niet volledig en is het
besluitvormingsproces niet gecentraliseerd. Richtlijn [ ] biedt de
nationale autoriteiten van elke lidstaat hoofdzakelijk dezelfde afwikkelingsinstrumenten
en ‑bevoegdheden, maar laat hen vrij in de toepassing van de instrumenten
en in het gebruik van nationale financieringsregelingen ter ondersteuning van
de afwikkelingsprocedures. Met de richtlijn wordt niet voorkomen dat de
lidstaten ten aanzien van de afwikkeling van grensoverschrijdende groepen
afzonderlijke en potentieel inconsistente besluiten nemen die een nadelige
uitwerking op de totale afwikkelingskosten kunnen hebben. Omdat de richtlijn
voorts in nationale financieringsregelingen voorziet, neemt de afhankelijkheid
van banken van steun uit de nationale begroting niet voldoende af en wordt niet
voorkomen dat de benadering ten aanzien van het gebruik van de
financieringsregelingen van lidstaat tot lidstaat uiteenloopt. (7) Voor de voltooiing van de interne
markt voor financiële diensten is het van essentieel belang om voor
doeltreffende eenvormige afwikkelingsbesluiten voor faillerende banken in de
Unie en voor het gebruik van op Unieniveau aangetrokken financiering te zorgen.
Op de interne markt kan het failleren van een bank in één lidstaat de
stabiliteit van de financiële markten in de gehele Unie aantasten.
Doeltreffende en eenvormige afwikkelingsvoorschriften, alsmede gelijke
voorwaarden voor de financiering van afwikkelingen in alle lidstaten zijn als
middel om de mededinging in stand te houden en de werking van de interne markt
te verbeteren, niet alleen van belang voor de lidstaten waarin de banken
opereren, maar meer in het algemeen voor alle lidstaten. De bankstelsels op de
interne markt zijn sterk met elkaar verweven, bankgroepen zijn internationaal
en banken hebben een hoog percentage aan buitenlandse activa in bezit. Zonder
een gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme zou een bankencrisis in lidstaten
die aan het gemeenschappelijk toezichtsmechanisme (GTM) deelnemen, ook in de
niet-deelnemende lidstaten sterkere negatieve systeemeffecten sorteren. Een
gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme zal de stabiliteit van de banken in de
deelnemende lidstaten vergroten en het overslaan van een crisis naar
niet-deelnemende lidstaten voorkomen, zodat het de werking van de gehele
interne markt zal verbeteren. (8) Na de instelling van het GTM
bij Verordening (EU) nr. …/… van de Raad[14],
waarbij de banken in de deelnemende lidstaten onder centraal toezicht van de
Europese Centrale Bank (ECB) komen te staan, is er sprake van een incongruentie
tussen het Unietoezicht op dergelijke banken enerzijds en de nationale
behandeling van deze banken in de afwikkelingsprocedures krachtens
Richtlijn [ ] anderzijds. (9) Terwijl de banken in de
lidstaten die buiten het GTM blijven, op nationaal niveau profiteren van op
elkaar afgestemde toezichts-, afwikkelings- en financiële achtervangregelingen,
zijn de banken in de lidstaten die aan het GTM deelnemen, onderworpen aan uniale
toezichtsregelingen en nationale afwikkelings- en financiële
achtervangregelingen. Door deze incongruentie ontstaat een concurrentienadeel
voor de banken in de lidstaten die aan het GTM deelnemen, tegenover de banken
in de andere lidstaten. Omdat toezicht en afwikkeling binnen het GTM op twee
verschillende niveaus plaatsvinden, zijn interventies bij en afwikkelingen van
banken in de lidstaten die aan het GTM deelnemen, niet zo snel, consistent en
doeltreffend als bij banken in de lidstaten die niet onder het GTM vallen. Dit
heeft nadelige gevolgen voor de financieringskosten voor deze banken en schept
een concurrentienadeel met schadelijke effecten voor de lidstaten waarin deze
banken opereren, en voor de algehele werking van de interne markt. Daarom is een
gecentraliseerd afwikkelingsmechanisme voor alle banken die opereren in de
lidstaten die aan het GTM deelnemen, van essentieel belang voor de waarborging
van een gelijk speelveld. (10) De deling van de
afwikkelingsverantwoordelijkheden tussen de nationale niveaus en een uniaal
niveau moet worden gelijkgetrokken met de deling van de
toezichtsverantwoordelijkheden tussen deze niveaus. Zolang het toezicht in een
lidstaat nationaal blijft, moet deze lidstaat ook voor de financiële gevolgen
van het failleren van een bank verantwoordelijk blijven. Het gemeenschappelijk
afwikkelingsmechanisme mag zich dus alleen uitstrekken tot banken en financiële
instellingen die in de aan het GTM deelnemende lidstaten zijn gevestigd en die
in het kader van het GTM aan het toezicht van de ECB zijn onderworpen. Banken
die gevestigd zijn in de lidstaten die niet aan het GTM deelnemen, mogen niet
aan het gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme onderworpen zijn. Indien die
lidstaten namelijk ook onder het gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme
zouden komen te vallen, zouden voor hen de verkeerde prikkels ontstaan. Met
name zouden de toezichthouders in die lidstaten dan clementer kunnen worden
jegens de banken in hun rechtsgebieden omdat zij het volle financiële risico
van het failleren van die banken dan niet zouden hoeven te dragen. Met het oog
op het parallellisme met het GTM mag het gemeenschappelijk
afwikkelingsmechanisme dus alleen van toepassing zijn op de lidstaten die aan
het GTM deelnemen. Zodra een lidstaat zich bij het GTM aansluit, moet hij ook
automatisch aan het gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme worden
onderworpen. Op den duur zou het gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme zich
moeten uitstrekken tot de gehele interne markt. (11) Een gemeenschappelijk bankenafwikkelingsfonds
(hierna het "Fonds" genoemd) is van essentieel belang; zonder het
Fonds kan een gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme niet naar behoren
werken. Uiteenlopende systemen van nationale financiering zouden de toepassing
van eenvormige voorschriften voor de afwikkeling van banken op de interne markt
verstoren. Het Fonds moet ertoe bijdragen dat een eenvormige administratieve
praktijk bij de financiering van afwikkelingen gewaarborgd is en dat wordt
vermeden dat, als gevolg van uiteenlopende nationale praktijken, belemmeringen
voor de uitoefening van fundamentele vrijheden ontstaan of de mededinging wordt
verstoord. Het Fonds moet rechtstreeks door de banken worden gefinancierd en
moet op Unieniveau worden gepoold zodat de afwikkelingmiddelen op objectieve
wijze aan de lidstaten worden toegewezen en daarmee de financiële stabiliteit
wordt versterkt en de koppeling tussen enerzijds de gepercipieerde
begrotingssituatie van de afzonderlijke lidstaten en anderzijds de
financieringskosten van banken en ondernemingen die in deze lidstaten opereren,
wordt verbroken. (12) Derhalve is het noodzakelijk
om maatregelen vast te stellen om voor alle lidstaten die aan het GTM
deelnemen, een gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme te creëren, teneinde
een goede en stabiele werking van de interne markt te bevorderen. (13) Een gecentraliseerde
toepassing van de bankenafwikkelingsvoorschriften van Richtlijn [ ]
door een gemeenschappelijke uniale afwikkelingsautoriteit in de deelnemende
lidstaten is alleen mogelijk wanneer de voorschriften voor de instelling en
werking van een gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme in de lidstaten
rechtstreeks toepasselijk zijn en daarmee uiteenlopende interpretaties in de
lidstaten worden voorkomen. Dit zou voor de interne markt als geheel voordelen
moeten opleveren omdat aldus aan de waarborging van een eerlijke mededinging
wordt bijgedragen en belemmeringen voor de vrije uitoefening van fundamentele
vrijheden niet alleen in de deelnemende lidstaten, maar op de gehele interne markt
worden voorkomen. (14) Parallel aan het
toepassingsgebied van Verordening (EU) nr. …/… van de Raad moet een
gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme alle kredietinstellingen omvatten die
in de deelnemende lidstaten gevestigd zijn. Om tijdens een afwikkelingsproces
asymmetrieën op de interne markt bij de behandeling van faillerende
instellingen en van crediteuren te vermijden, moet het binnen het kader van een
gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme evenwel mogelijk zijn om een
kredietinstelling van een deelnemende lidstaat rechtstreeks af te wikkelen.
Wanneer moederondernemingen, beleggingsondernemingen en financiële instellingen
onder het geconsolideerde toezicht van de ECB vallen, moeten zij ook in het
toepassingsgebied van het gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme worden
opgenomen. Hoewel de ECB op deze instellingen geen toezicht op solobasis zal
uitoefenen, zal zij de enige toezichthouder zijn die een globale indruk heeft
van het risico waaraan een groep en indirect de individuele leden blootstaan. Als
bepaalde entiteiten die van het geconsolideerde ECB-toezicht deel uitmaken, van
het toepassingsgebied van het gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme worden
uitgesloten, wordt het onmogelijk om de afwikkeling van bankgroepen te plannen
en een groepafwikkelingsstrategie vast te stellen, en zullen
afwikkelingsbesluiten sterk aan doeltreffendheid inboeten. (15) Binnen het gemeenschappelijk
afwikkelingsmechanisme moeten besluiten op het passendste niveau worden
genomen. (16) De ECB is, als toezichthouder
binnen het GTZ, bij uitstek geschikt om te beoordelen of een kredietinstelling
failleert of waarschijnlijk failleert en of er redelijkerwijs niet te
verwachten valt dat alternatieve maatregelen van de particuliere sector of van
toezichthouders het failleren ervan binnen een redelijk tijdsbestek zou
voorkomen. Na de kennisgeving van de ECB moet de afwikkelingsraad de Commissie
een aanbeveling doen. Aangezien de verschillende belangen in dit verband tegen
elkaar moeten worden afgewogen, moet de Commissie bepalen of een instelling al
dan niet in afwikkeling wordt geplaatst, en moet zij ook besluiten over een
duidelijk en gedetailleerd afwikkelingskader voor de door de afwikkelingsraad
te nemen afwikkelingsmaatregelen. Binnen dit kader moet de afwikkelingsraad over
een afwikkelingsregeling besluiten en de nationale afwikkelingsautoriteiten
instructies over de afwikkelingsinstrumenten en de op nationaal niveau uit te
oefenen afwikkelingsbevoegdheden geven. (17) De afwikkelingsraad moet de
bevoegdheid krijgen om met name besluiten op het gebied van de
afwikkelingsplanning, de beoordeling van de afwikkelbaarheid, het wegnemen van
belemmeringen voor de afwikkelbaarheid, en de voorbereiding van
afwikkelingsmaatregelen te nemen. De nationale afwikkelingsautoriteiten moeten
de afwikkelingsraad in de afwikkelingsplanning en in de voorbereiding van
afwikkelingsbesluiten bijstaan. Daarnaast moeten zij voor de uitvoering van de
afwikkelingsbesluiten verantwoordelijk zijn aangezien in het kader van de
uitoefening van afwikkelingsbevoegdheden nationaal recht moet worden toegepast.
(18) Voor een goede werking van de
interne markt is het van belang dat voor alle afwikkelingsmaatregelen dezelfde
voorschriften gelden, ongeacht of deze door nationale afwikkelingsautoriteiten
in het kader van Richtlijn [ ] of in het kader van het
gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme worden genomen. De Commissie
beoordeelt deze maatregelen in het kader van artikel 107, lid 1, VWEU. Wanneer
er bij het gebruik van afwikkelingsfinancieringsregelingen geen sprake is van
staatssteun in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU moet de Commissie die
maatregelen mutatis mutandis aan artikel 107 VWEU toetsen, teneinde een gelijk
speelveld op de interne markt te waarborgen. Indien een kennisgeving in het
kader van artikel 108 VWEU niet noodzakelijk is omdat met het door de
afwikkelingsraad voorgestelde beroep op het Fonds geen staatssteun in de zin
van artikel 107 VWEU is gemoeid, moet de Commissie bij de boordeling van het
voorgestelde beroep op het Fonds de desbetreffende staatssteunregelgeving in
het kader van artikel 107 VWEU mutatis mutandis toepassen, teneinde de
integriteit van de interne markt voor de deelnemende en niet-deelnemende
lidstaten te waarborgen. De afwikkelingsraad mag geen besluit over een afwikkelingsregeling
nemen voordat de Commissie bij overeenkomstige toepassing van de
staatssteunregelgeving ervoor heeft gezorgd dat bij het beroep op het Fonds
dezelfde voorschriften worden gevolgd als bij interventies middels nationale
financieringsregelingen. (19) Om een snel en doeltreffend
besluitvormingsproces bij de afwikkeling te waarborgen, moet de
afwikkelingsraad een specifiek Unieagentschap met een op zijn specifieke taken
toegesneden specifieke structuur zijn dat op het model van alle overige agentschappen
van de Unie is geënt. De samenstelling ervan moet waarborgen dat alle betrokken
belangen in de afwikkelingsprocedures naar behoren tegen elkaar worden
afgewogen. De afwikkelingsraad moet in plenaire en in bestuursvergaderingen
werken. In de bestuursvergadering moet hij uit een uitvoerend directeur, een
plaatsvervangend uitvoerend directeur en vertegenwoordigers van de Commissie en
de ECB bestaan. Gelet op de taken van de afwikkelingsraad moet de Raad de
uitvoerend directeur en de plaatsvervangend uitvoerend directeur benoemen op
voorstel van de Commissie en na het Europees Parlement te hebben gehoord. Bij
beraadslagingen over de afwikkeling van een bank of groep die in één
deelnemende lidstaat is gevestigd, moet de bestuursvergadering van de afwikkelingsraad
ook het door de betrokken lidstaat benoemde lid dat zijn nationale
afwikkelingsautoriteit vertegenwoordigt, uitnodigen en in het
besluitvormingsproces betrekken. Bij beraadslagingen over een
grensoverschrijdende groep moeten de door de lidstaat van herkomst en alle
lidstaten van ontvangst in kwestie benoemde leden die de desbetreffende
nationale afwikkelingsautoriteiten vertegenwoordigen, ook worden uitgenodigd en
in het besluitvormingsproces van de bestuursvergadering van de afwikkelingsraad
worden betrokken. Om er evenwel voor te zorgen dat de autoriteit van herkomst
en de autoriteiten van ontvangst de besluitvorming op evenwichtige wijze
beïnvloeden, moeten de autoriteiten van ontvangst gezamenlijk over één stem
beschikken. Waarnemers, zoals vertegenwoordigers van het ESM of van de
Eurogroep, kunnen eveneens worden uitgenodigd voor de bijeenkomsten van de
afwikkelingsraad. (20) Gezien de taken van de
afwikkelingsraad en gezien de afwikkelingsdoelstellingen, zoals de bescherming
van publieke middelen, moet de werking van de afwikkelingsraad worden
gefinancierd uit bijdragen van de instellingen in de deelnemende lidstaten. (21) In alle aspecten van het
besluitvormingsproces voor de afwikkeling moeten de Raad en, waar zulks
relevant is, de Commissie in de plaats treden van de nationale
afwikkelingsautoriteiten die in het kader van Richtlijn [ ] zijn
aangewezen. De in het kader van Richtlijn [ ] aangewezen nationale
afwikkelingsautoriteiten moeten werkzaam blijven op het gebied van de
tenuitvoerlegging van de door de afwikkelingsraad vastgestelde
afwikkelingsregelingen. Om de transparantie en de democratische controle te
waarborgen en de rechten van de instellingen van de Unie te beschermen, is de
afwikkelingsraad aan het Europees Parlement en de Raad verantwoording schuldig
voor elk besluit dat op basis van dit voorstel wordt genomen. Om dezelfde
redenen van transparantie en democratische controle moeten de nationale
parlementen bepaalde rechten hebben om informatie over de werkzaamheden van de
afwikkelingsraad te verkrijgen en met hem een dialoog aan te gaan. (22) Voor de gevallen waarin de
nationale afwikkelingsautoriteiten op grond van Richtlijn [ ] voor de
vereiste opstelling van afwikkelingsplannen vereenvoudigde verplichtingen
kunnen toepassen of ontheffing kunnen verlenen, moet worden voorzien in een
procedure waarbij de afwikkelingsraad toestemming voor de toepassing van
dergelijke vereenvoudigde verplichtingen kan verlenen. (23) Met het oog op een eenvormige
aanpak voor de instellingen en groepen moet de afwikkelingsraad de bevoegdheid
krijgen om voor deze instellingen en groepen afwikkelingsplannen op te stellen.
De afwikkelingsraad moet de afwikkelbaarheid van instellingen en groepen
beoordelen en maatregelen nemen om eventuele belemmeringen voor de
afwikkelbaarheid weg te nemen. Met het oog op de consistentie en op de
afwikkelbaarheid van de betrokken instellingen moet de afwikkelingsraad de
nationale afwikkelingsautoriteiten verplichten om dergelijke passende
maatregelen om belemmeringen voor de afwikkelbaarheid weg te nemen, ten uitvoer
te leggen. (24) Afwikkelingsplanning is een
essentieel onderdeel van een doeltreffende afwikkeling. De afwikkelingsraad
moet derhalve de bevoegdheid hebben om wijzigingen in de structuur en
organisatie van instellingen of groepen te eisen teneinde praktische
belemmeringen voor de toepassing van afwikkelingsinstrumenten weg te nemen en
de afwikkelbaarheid van de betrokken entiteiten te waarborgen. Wegens de
potentiële systeemrelevantie van alle instellingen is het voor het handhaven
van de financiële stabiliteit van cruciaal belang dat autoriteiten over de
mogelijkheid beschikken om elke instelling af te wikkelen. Om de in artikel 16
van het Handvest van de grondrechten vastgelegde vrijheid van ondernemerschap
te respecteren, moet de manoeuvreerruimte van de afwikkelingsraad worden
beperkt tot hetgeen noodzakelijk is om de structuur en bedrijfsactiviteiten van
de instelling te vereenvoudigen met de uitsluitende bedoeling om de
afwikkelbaarheid ervan te verbeteren. Elke maatregel die met dit doel wordt
opgelegd, moet bovendien in overeenstemming zijn met het Unierecht. Maatregelen
mogen direct noch indirect discriminerend zijn op grond van nationaliteit en
moeten gerechtvaardigd zijn door de doorslaggevende reden dat zij in het
algemeen belang bij financiële stabiliteit worden uitgevoerd. Om te bepalen of
een maatregel in het algemeen belang is genomen, moet de in het algemeen belang
handelende afwikkelingsraad de afwikkelingsdoelstellingen kunnen verwezenlijken
zonder belemmeringen tegen te komen voor de toepassing van
afwikkelingsinstrumenten of voor zijn vermogen om de hem verleende bevoegdheden
uit te oefenen. Bovendien mag een maatregel niet verder gaan dan minimaal
noodzakelijk is om de doelstellingen te bereiken. (25) Het gemeenschappelijk
afwikkelingsmechanisme moet voortbouwen op de kaders van
Richtlijn [ ] en het GTM. De afwikkelingsraad moet derhalve de
bevoegdheid krijgen om bij een verslechtering van de financiële situatie of de
solvabiliteit van een instelling in een vroeg stadium in te grijpen. De
informatie die de afwikkelingsraad in deze fase van de nationale
afwikkelingsautoriteiten of van de ECB ontvangt, zijn van groot belang voor de
bepaling van de mogelijke maatregelen die hij ter voorbereiding van de
afwikkeling van de betrokken instelling neemt. (26) Om snel tot afwikkeling te
kunnen overgaan op het moment waarop dit noodzakelijk wordt, moet de
afwikkelingsraad, in samenwerking met de betrokken bevoegde autoriteit of de
ECB, de toestand van de betrokken instellingen van nabij volgen en daarbij ook
nagaan of deze zich houden aan de vroegtijdige-interventiemaatregelen die, in
voorkomend geval, met betrekking tot hen zijn genomen. (27) Om een verstoring van de
financiële markt en de economie zoveel mogelijk te beperken, moet het
afwikkelingsproces in een kort tijdsbestek worden doorgevoerd. De Commissie
moet gedurende het gehele afwikkelingsproces toegang hebben tot de informatie
die zij nodig acht om in het afwikkelingsproces met kennis van zaken een besluit
te kunnen nemen. Wanneer de Commissie besluit om een instelling in afwikkeling
te plaatsen, moet de afwikkelingsraad onmiddellijk een afwikkelingsregeling met
een nadere uitwerking van de toe te passen afwikkelingsinstrumenten en
–bevoegdheden en het gebruik van eventuele financieringsregelingen vaststellen. (28) Liquidatie van een faillerende
instelling volgens de normale insolventieprocedure kan de financiële
stabiliteit in gevaar brengen, de verlening van essentiële diensten verstoren
en de bescherming van deposanten aantasten. In een dergelijk geval is het in
het algemeen belang om afwikkelingsinstrumenten toe te passen. De afwikkeling
moet dus tot doel hebben de continuïteit van essentiële financiële diensten te
waarborgen, de stabiliteit van het financiële stelsel te handhaven, het moreel
risico te verkleinen door het beroep van faillerende instellingen op openbare
financiële steun zoveel mogelijk te beperken, en de deposanten te beschermen. (29) De liquidatie van een
insolvente instelling volgens een normale insolventieprocedure moet echter
altijd worden overwogen voordat kan worden besloten de instelling als going
concern te handhaven. Een insolvente instelling moet omwille van de financiële
stabiliteit als going concern worden gehandhaafd, voor zover mogelijk met
gebruik van particuliere middelen. Dat doel kan
worden verwezenlijkt door verkoop aan of fusie met een koper uit de
particuliere sector, door afschrijving van de passiva van de instelling, dan
wel door omzetting van de schuld in eigen vermogen om een herkapitalisatie te
bewerkstelligen. (30) Bij het uitoefenen van
afwikkelingsbevoegdheden moeten de Commissie en de afwikkelingsraad ervoor
zorgen dat de aandeelhouders en crediteuren een passend aandeel van de
verliezen dragen, dat het bestuur wordt vervangen, dat de kosten van de
afwikkeling van de instelling zoveel mogelijk worden beperkt en dat alle
crediteuren van een insolvente instelling die tot dezelfde categorie behoren op
dezelfde manier worden behandeld. (31) De beperkingen van de rechten
van aandeelhouders en crediteuren moeten in overeenstemming zijn met artikel 52
van het Handvest van de grondrechten. De afwikkelingsinstrumenten dienen daarom
alleen te worden toegepast op instellingen die failleren of waarschijnlijk
zullen failleren, en alleen wanneer zulks noodzakelijk is om de doelstelling
van financiële stabiliteit in het algemeen belang na te streven.
Afwikkelingsinstrumenten dienen met name te worden toegepast wanneer de
instelling niet volgens een normale insolventieprocedure kan worden
geliquideerd zonder het financiële stelsel te destabiliseren, wanneer de
maatregelen noodzakelijk zijn om de snelle overdracht en continuïteit van
systeemkritische functies te verzekeren, en wanneer er geen redelijk
vooruitzicht is op een alternatieve oplossing vanuit de particuliere sector,
zoals een zodanige kapitaalverhoging door de bestaande aandeelhouders of door
een derde dat de levensvatbaarheid van de instelling volledig wordt hersteld. (32) Er mag niet onevenredig worden
ingegrepen in de eigendomsrechten. Getroffen aandeelhouders en crediteuren
mogen bijgevolg geen grotere verliezen lijden dan de verliezen die zij zouden
hebben geleden als de instelling op het moment van het nemen van het
afwikkelingsbesluit zou zijn geliquideerd. In geval van een gedeeltelijke
overdracht van activa van een instelling in afwikkeling aan een particuliere
koper of aan een bruginstelling, dient het resterende deel van de instelling in
afwikkeling volgens een normale insolventieprocedure te worden geliquideerd. Om
de bestaande aandeelhouders en crediteuren van de instelling tijdens de
liquidatieprocedure te beschermen, moeten zij het recht hebben om ter betaling
van hun vorderingen niet minder te ontvangen dan het bedrag dat zij naar
schatting zouden hebben teruggekregen indien de gehele instelling volgens de
normale insolventieprocedure zou zijn geliquideerd. (33) Om het recht van
aandeelhouders te beschermen en ervoor te zorgen dat crediteuren niet minder
ontvangen dan wat zij bij een normale insolventieprocedure zouden ontvangen,
moeten duidelijke verplichtingen worden vastgelegd wat de waardering van de
activa en passiva van de instelling betreft, en moet voldoende tijd worden
gelaten om zich een juist oordeel te vormen van de behandeling die zij zouden hebben
genoten mocht de instelling volgens een normale insolventieprocedure zijn
geliquideerd. Er moet worden voorzien in de mogelijkheid om reeds in de
vroegtijdige-interventiefase met een dergelijke waardering te beginnen. Voordat
een afwikkelingsmaatregel wordt genomen, moet een raming worden gemaakt van de
waarde van de activa en passiva van de instelling en tevens worden ingeschat
hoe aandeelhouders en crediteuren in het kader van een normale
insolventieprocedure zouden worden behandeld. (34) Het is belangrijk dat de
verliezen bij het failleren van de instelling worden onderkend. Het leidend
beginsel voor de waardering van activa en passiva van faillerende instellingen
moet hun marktwaarde zijn op het moment dat de afwikkelingsinstrumenten worden
toegepast, voor zover de markten correct functioneren. Als de markten in
belangrijke mate verstoord zijn, moet de waardering worden uitgevoerd aan de
hand van de naar behoren gerechtvaardigde economische waarde van de activa en
passiva op lange termijn. Het moet mogelijk zijn dat de afwikkelingsraad in
spoedeisende situaties een snelle voorlopige waardering van de activa en
passiva van een faillerende instelling uitvoert die geldig moet blijven zolang
er nog geen onafhankelijke waardering is verricht. (35) Omwille van de objectiviteit
en zekerheid van het afwikkelingsproces moet de volgorde worden vastgelegd
waarin concurrente vorderingen van crediteuren op een instelling in afwikkeling
moeten worden afgeschreven of omgezet. Ter beperking van het risico dat crediteuren
grotere verliezen lijden dan wanneer de instelling volgens een normale
insolventieprocedure zou zijn geliquideerd, moet de vast te leggen volgorde
zowel voor een normale insolventieprocedure als voor het afschrijvings- of
omzettingsproces bij een afwikkeling van toepassing zijn. Daardoor wordt ook de
prijsbepaling van de schuld vergemakkelijkt. (36) De Commissie moet, afhankelijk
van de omstandigheden van de zaak, het kader voor de te nemen
afwikkelingsmaatregelen verschaffen en moet alle te gebruiken afwikkelingsinstrumenten
kunnen aanwijzen. Binnen dit duidelijke en nauwkeurige kader moet de
afwikkelingsraad besluiten over de concrete uitwerking van de
afwikkelingsregeling. De desbetreffende afwikkelingsinstrumenten moeten het
instrument van verkoop van de onderneming, het instrument van de
bruginstelling, het instrument van de inbreng van de particuliere sector, en
het instrument van afsplitsing van activa omvatten, dat wil zeggen de
instrumenten waarin eveneens is voorzien bij Richtlijn [ ]. Aan de hand
van het kader moet ook kunnen worden beoordeeld of aan de voorwaarden voor de
afschrijving en omzetting van kapitaalinstrumenten is voldaan. (37) Het instrument van verkoop van
de onderneming moet het mogelijk maken de instelling of delen van de bedrijfsactiviteiten
daarvan aan een of meer kopers te verkopen, zonder toestemming van de
aandeelhouders. (38) Het instrument van afsplitsing
van activa moet de autoriteiten in staat stellen dubieuze of probleemactiva
over te dragen aan een afzonderlijk vehikel. Dit instrument mag alleen worden
gebruikt in combinatie met andere instrumenten om een onbedoeld
concurrentievoordeel voor de faillerende instelling te vermijden. (39) Een doeltreffende
afwikkelingsregeling moet de kosten van de afwikkeling van een faillerende
instelling die door de belastingbetalers worden gedragen, zoveel mogelijk
beperken. Zij dient er tevens voor te zorgen dat ook grote systeemrelevante
instellingen kunnen worden afgewikkeld zonder dat zulks de financiële
stabiliteit in gevaar brengt. Het instrument van de inbreng van de particuliere
sector bereikt die doelstelling door ervoor te zorgen dat de aandeelhouders en
crediteuren van de entiteit passende verliezen lijden en een passend deel van
die kosten dragen. Te dien einde moeten, overeenkomstig de aanbeveling van de
Raad voor financiële stabiliteit, wettelijke schuldafschrijvingsbevoegdheden in
het afwikkelingskader worden opgenomen als extra mogelijkheid die in combinatie
met andere afwikkelingsinstrumenten kan worden aangewend. (40) Om te zorgen voor de
flexibiliteit die noodzakelijk is om verliezen aan de crediteuren in diverse
omstandigheden toe te rekenen, verdient het aanbeveling dat het instrument van
de inbreng van de particuliere sector kan worden toegepast zowel wanneer het de
bedoeling is de faillerende instelling als going concern af te wikkelen indien
er een realistisch vooruitzicht is dat de levensvatbaarheid van de instelling
kan worden hersteld, als wanneer systeemkritische diensten aan een
bruginstelling worden overgedragen en de activiteiten van het resterende deel
van de instelling worden gestaakt en de instelling wordt geliquideerd. (41) Indien het instrument van de
inbreng van de particuliere sector wordt toegepast met de bedoeling het
kapitaal van de faillerende instelling te herstellen zodat deze als going
concern actief kan blijven, moet de afwikkeling door middel van inbreng van de
particuliere sector altijd vergezeld gaan van een vervanging van het bestuur en
een daarop aansluitende zodanige herstructurering van de instelling en haar
activiteiten dat de redenen voor het failleren worden aangepakt. Deze
herstructurering moet worden verwezenlijkt door uitvoering van een
bedrijfssaneringsplan. (42) Het is niet gepast om het
instrument van de inbreng van de particuliere sector toe te passen op
vorderingen voor zover die gedekt zijn, een onderpand hebben of anderszins zijn
gegarandeerd. Om ervoor te zorgen dat het instrument van de inbreng van de
particuliere sector doeltreffend is en zijn doelstellingen bereikt, is het echter
wenselijk dat het kan worden toegepast op een zo breed mogelijk scala aan
ongedekte verplichtingen van een faillerende instelling. Het is niettemin
passend om bepaalde soorten ongedekte passiva van het toepassingsgebied van het
instrument van de inbreng van de particuliere sector uit te sluiten. Met het
oog op de openbare orde en de doeltreffende afwikkeling mag het instrument van
de inbreng van de particuliere sector niet worden toegepast op deposito’s die
op grond van Richtlijn 94/19/EG van het Europees Parlement en de Raad[15] beschermd zijn, op
verplichtingen jegens werknemers van de faillerende instelling of op
commerciële vorderingen die betrekking hebben op goederen en diensten die nodig
zijn voor het dagelijks functioneren van de instelling. (43) Deposanten met deposito's die
door een depositogarantiestelsel zijn gewaarborgd, mogen niet onder de
toepassing van het instrument van de inbreng van de particuliere sector vallen.
Het depositogarantiestelsel draagt echter bij tot de financiering van het afwikkelingsproces
voor zover dat noodzakelijk zou zijn geweest om de deposanten schadeloos te
stellen. De uitoefening van de bevoegdheid om een inbreng van de particuliere
sector te eisen, zou er immers voor zorgen dat deposanten toegang tot hun
deposito's blijven hebben, wat de belangrijkste reden is waarom
depositogarantiestelsels zijn opgezet. Mocht in dergelijke gevallen niet in de
betrokkenheid van deze stelsels zijn voorzien, dan zou dat een
ongerechtvaardigd voordeel betekenen ten opzichte van de overige crediteuren
die wel door de uitoefening van de bevoegdheden van de afwikkelingsautoriteit
worden geraakt. (44) In het kader van de deling van
de lasten door aandeelhouders en junior crediteuren zoals vereist in het kader
van de staatssteunregelgeving, kan het gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme
vanaf de datum van inwerkingtreding van deze verordening het instrument van de
inbreng van de particuliere sector mutatis mutandis toepassen. (45) Om te vermijden dat
instellingen hun passiva zodanig structureren dat afbreuk wordt gedaan aan de
doeltreffendheid van het instrument van de inbreng van de particuliere sector,
moet de afwikkelingsraad kunnen vaststellen dat de instellingen te allen tijde
een bepaald totaalbedrag aan eigen vermogen, achtergestelde schuld en
niet-achtergestelde verplichtingen moeten aanhouden dat onder het instrument
van de inbreng van de particuliere sector valt; dat bedrag dient te worden
uitgedrukt als percentage van de totale passiva van de instelling die voor de
toepassing van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de
Raad[16]
en van Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013[17] niet als eigen vermogen worden
aangemerkt. (46) Afhankelijk van de
omstandigheden van de zaak moet de beste afwikkelingsmethode worden gekozen en
daartoe moeten alle afwikkelingsinstrumenten beschikbaar zijn waarin
Richtlijn [ ] voorziet. (47) Bij Richtlijn [ ] is
aan de nationale afwikkelingsautoriteiten de bevoegdheid tot afschrijving en
omzetting van kapitaalinstrumenten verleend omdat de voorwaarden voor de
afschrijving en omzetting van kapitaalinstrumenten met de voorwaarden voor
afwikkeling kunnen samenvallen en in een dergelijk geval moet worden beoordeeld
of een afschrijving en omzetting van de kapitaalinstrumenten op zich toereikend
is om de financiële soliditeit van de betrokken entiteit te herstellen, of
daarnaast ook afwikkelingsmaatregelen moeten worden genomen. In de regel zal
daarvan in het kader van een afwikkeling gebruik worden gemaakt. Omdat de
Commissie ook in deze functie in de plaats moet treden van de nationale
afwikkelingsautoriteiten, moet zij de bevoegdheid krijgen om te beoordelen of
aan de voorwaarden voor de afschrijving en omzetting van kapitaalinstrumenten
is voldaan, en moet zij bepalen of een entiteit in afwikkeling moet worden
geplaatst indien ook aan de vereisten voor een afwikkeling is voldaan. (48) In alle deelnemende lidstaten
moeten de doelmatigheid en de eenvormigheid van afwikkelingsmaatregelen
gewaarborgd zijn. Daartoe moet de afwikkelingsraad de bevoegdheid krijgen om in
uitzonderlijke gevallen en wanneer een nationale afwikkelingsautoriteit het
besluit van de afwikkelingsraad niet of niet voldoende ten uitvoer heeft
gelegd, welbepaalde rechten, activa of verplichtingen van een instelling in
afwikkeling aan een andere persoon over te dragen of de omzetting van
schuldinstrumenten te eisen die een contractuele voorwaarde bevatten voor
omzetting in bepaalde omstandigheden. Maatregelen van een nationale
afwikkelingsautoriteit die de uitoefening van bevoegdheden of functies van de
afwikkelingsraad beletten of daaraan afbreuk doen, moeten worden uitgesloten. (49) Om de doeltreffendheid van het
gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme te versterken, moet de
afwikkelingsraad onder alle omstandigheden nauw met de Europese Bankautoriteit
samenwerken. In passende gevallen moet de afwikkelingsraad ook samenwerken met
de Europese Autoriteit voor effecten en markten, met de Europese Autoriteit
voor verzekeringen en bedrijfspensioenen, met het Europees Comité voor
systeemrisico's en met de overige autoriteiten die deel uitmaken van het
Europees systeem voor financieel toezicht. Voorts moet de afwikkelingsraad nauw
samenwerken met de ECB en de overige autoriteiten die de bevoegdheid hebben om
binnen het GTZ toezicht uit te oefenen op de kredietinstellingen, en met name
op de groepen die onder het geconsolideerde toezicht van de ECB vallen. Om het
afwikkelingsproces van faillerende banken doeltreffend te beheren, moet de
afwikkelingsraad in alle fasen van het afwikkelingsproces met de nationale
afwikkelingsautoriteiten samenwerken. Met laatstgenoemden moet derhalve niet
alleen worden samengewerkt in het kader van de uitvoering van de
afwikkelingsbesluiten van de afwikkelingsraad, maar ook vóór de vaststelling
van een afwikkelingsbesluit, in de fase van de afwikkelingsplanning of in de
fase van vroegtijdige interventie. (50) Aangezien de afwikkelingsraad
en niet de nationale afwikkelingsautoriteiten van de deelnemende lidstaten de
afwikkelingsbesluiten neemt, moet hij ook in het kader van de samenwerking met
de niet-deelnemende lidstaten in de plaats treden van die autoriteiten, voor
zover het om de afwikkelingsfuncties gaat. Met name moet de afwikkelingsraad
alle autoriteiten van de deelnemende lidstaten vertegenwoordigen in de
afwikkelingscolleges die ook autoriteiten van de niet-deelnemende lidstaten
omvatten. (51) Omdat tal van instellingen
niet alleen in de Unie, maar ook daarbuiten opereren, moet een doeltreffend
afwikkelingsmechanisme de beginselen voor de samenwerking met de betrokken
autoriteiten van derde landen vastleggen. Steun aan de autoriteiten van
derde landen moet overeenkomstig het rechtskader van artikel 88 van
Richtlijn [ ] worden verleend. Daartoe moet de afwikkelingsraad,
gezien het feit dat hij als enige autoriteit voor de afwikkeling van
faillerende banken in de deelnemende lidstaten bevoegd dient te zijn, ook de
exclusieve bevoegdheid krijgen om namens de nationale autoriteiten van de
deelnemende lidstaten niet-bindende samenwerkingsovereenkomsten met deze
autoriteiten van derde landen te sluiten. (52) De afwikkelingsraad moet voor
een doeltreffende uitvoering van zijn taken over passende
onderzoeksbevoegdheden beschikken. Hij moet alle nodige informatie hetzij
rechtstreeks hetzij bij de nationale afwikkelingsautoriteiten kunnen opvragen
en onderzoeken en inspecties ter plaatse kunnen verrichten, in voorkomend geval
in samenwerking met de nationale bevoegde autoriteiten. In het kader van de
afwikkeling zouden inspecties ter plaatse voor de afwikkelingsraad beschikbaar
zijn om de uitvoering door de nationale autoriteiten op doeltreffende wijze te
volgen en ervoor te zorgen dat de Commissie en de afwikkelingsraad hun
besluiten op basis van volledig accurate informatie kunnen nemen. (53) Om ervoor te zorgen dat de
afwikkelingsraad toegang tot alle relevante informatie heeft, mogen de
werknemers zich niet op de voorschriften inzake het beroepsgeheim kunnen
beroepen en aldus kunnen voorkomen dat de informatie aan de afwikkelingsraad wordt
verstrekt. (54) Om ervoor te zorgen dat de in
het kader van het gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme genomen besluiten
worden nageleefd, moeten bij een inbreuk evenredige en afschrikkende sancties
worden opgelegd. De afwikkelingsraad moet gerechtigd zijn om de nationale
afwikkelingsautoriteiten te instrueren om ondernemingen geldboeten en
dwangsommen op te leggen bij niet-naleving van de verplichtingen krachtens zijn
besluiten. Met het oog op een consistente, doelmatige en doeltreffende
handhavingspraktijk moet de afwikkelingsraad gerechtigd zijn om aan de
nationale afwikkelingsautoriteiten richtsnoeren over de toepassing van
geldboeten en dwangsommen uit te vaardigen. (55) Wanneer een nationale
afwikkelingsautoriteit op de voorschriften van het gemeenschappelijk
afwikkelingsmechanisme inbreuk pleegt door geen gebruik te maken van de haar
krachtens nationaal recht verleende bevoegdheden om een instructie van de
afwikkelingsraad op te volgen, kan de betrokken lidstaat overeenkomstig de
desbetreffende jurisprudentie aansprakelijk worden gesteld voor de schade die
natuurlijke personen en in voorkomend geval de entiteit of groep in afwikkeling
of de crediteuren van een deel van die entiteit of groep in een lidstaat is
berokkend. (56) Er moet worden voorzien in
passende voorschriften voor de begroting van de afwikkelingsraad, voor de
opstelling van de begroting, voor de goedkeuring van interne voorschriften voor
de procedure ter vaststelling en uitvoering van zijn begroting, alsmede voor de
interne en externe audit van de rekeningen. (57) Er zijn omstandigheden waarin
de doeltreffendheid van de toegepaste afwikkelingsinstrumenten afhankelijk kan
zijn van de beschikbaarheid van kortetermijnfinanciering voor de instelling of
een bruginstelling, de verlening van garanties aan potentiële kopers of de
verstrekking van kapitaal aan de bruginstelling. Daarom moet een fonds worden
opgezet dat voorkomt dat publieke middelen voor dergelijke doeleinden worden
gebruikt. (58) Er moet worden gewaarborgd dat
het Fonds volledig beschikbaar is voor de afwikkeling van faillerende
instellingen. Derhalve mag geen beroep op het Fonds worden gedaan voor andere
doeleinden dan voor een doelmatige toepassing van afwikkelingsinstrumenten en
–bevoegdheden. Voorts mag daarop alleen overeenkomstig de toepasselijke
afwikkelingsdoelstellingen en ‑beginselen een beroep worden gedaan.
Daarom moet de afwikkelingsraad ervoor zorgen dat eventuele verliezen, kosten
of andere uitgaven die met het gebruik van de afwikkelingsinstrumenten verband
houden, in de eerste plaats door de aandeelhouders en crediteuren van de
instelling in afwikkeling worden gedragen. Alleen indien de middelen van de
aandeelhouders en crediteuren zijn uitgeput, mogen de verliezen, kosten of
andere uitgaven in verband met de afwikkelingsinstrumenten door het Fonds
worden gedragen. (59) In de regel moeten voorafgaand
aan en onafhankelijk van elke afwikkelingsmaatregel bijdragen van de financiële
sector worden geïnd. Als de financiering vooraf onvoldoende is om de verliezen
of kosten te dekken die uit het beroep op het Fonds voortvloeien, moeten er
aanvullende bijdragen worden geïnd om de extra kosten of verliezen te dragen.
Voorts moet het Fonds in staat zijn leningen of andere vormen van steun van
financiële instellingen of andere derden te verkrijgen ingeval de beschikbare
middelen ontoereikend zijn om de verliezen, kosten of andere uitgaven als
gevolg van het beroep op het Fonds te dekken en de buitengewone achteraf te
betalen bijdragen niet onmiddellijk beschikbaar zijn. (60) Om een kritische massa te
bereiken en de procyclische effecten te vermijden die zich zouden voordoen
indien het Fonds bij een systeemcrisis uitsluitend op achteraf te betalen
bijdragen aangewezen zou zijn, is het absoluut noodzakelijk dat de van tevoren
beschikbare financiële middelen van het Fonds een zeker streefbedrag bereiken. (61) Er moet worden voorzien in een
passend tijdsbestek om het streefbedrag van de financiering voor het Fonds te
bereiken. Het moet evenwel voor de afwikkelingsraad mogelijk zijn om de
bijdrageperiode aan te passen als aanzienlijke uitkeringen uit het Fonds worden
gedaan. (62) De lidstaten die al nationale
financieringsregelingen voor afwikkelingen hebben vastgesteld, moeten kunnen
bepalen dat deze regelingen hun beschikbare financiële middelen, die in het
verleden middels vooraf te betalen bijdragen bij de instellingen zijn geïnd,
gebruiken om instellingen te vergoeden voor de vooraf te betalen bijdragen die
deze instellingen in het Fonds moeten storten. Een dergelijke restitutie dient
de verplichtingen van de lidstaten uit hoofde van Richtlijn 94/18/EG van
het Europees Parlement en de Raad[18]
onverlet te laten. (63) Om een eerlijke berekening van
de bijdragen te waarborgen en het ontplooien van activiteiten volgens een model
dat minder risico's meebrengt aan te moedigen, dient bij de bepaling van de
bijdragen aan het Fonds rekening te worden gehouden met de mate waarin
kredietinstellingen risico lopen. (64) Om een eerlijke deling van de
afwikkelingskosten tussen depositogarantiestelsels en het Fonds te waarborgen,
kan het depositogarantiestelsel waarbij een instelling in afwikkeling is
aangesloten, tot het bedrag van de gedekte deposito's aansprakelijk zijn voor
het bedrag van de verliezen dat het zou hebben moeten dragen indien de instelling
volgens een normale insolventieprocedure zou zijn geliquideerd. (65) Om de waarde van de bedragen
van het Fonds te beschermen, moeten deze bedragen in voldoende veilige,
gediversifieerde en liquide activa worden belegd. (66) De Commissie moet de bevoegdheid
krijgen om overeenkomstig artikel 290 VWEU gedelegeerde handelingen vast te
stellen om het volgende vast te leggen: het soort bijdragen aan het Fonds en de
aangelegenheden waarvoor de bijdragen verschuldigd zijn, de manier waarop het
bedrag van de bijdragen wordt berekend en de wijze waarop ze moeten worden
betaald, de registratie-, boekhoud- en rapportageverplichtingen en andere
verplichtingen om ervoor te zorgen dat de bijdragen volledig en tijdig worden
betaald, het bijdragesysteem voor instellingen waaraan een vergunning voor de
uitoefening van werkzaamheden is verleend terwijl het Fonds zijn streefbedrag
al heeft bereikt, de criteria voor de spreiding in de tijd van de bijdragen, de
omstandigheden waarin de betaling van de bijdragen kan worden vervroegd, de
criteria om de jaarlijkse bijdragen te bepalen, en de maatregelen om de
omstandigheden en voorwaarden vast te stellen waaronder een instelling geheel
of gedeeltelijk van achteraf te betalen bijdragen kan worden vrijgesteld. (67) Om de vertrouwelijkheid van de
werkzaamheden van de afwikkelingsraad te waarborgen, moeten de leden van de
afwikkelingsraad, de personeelsleden van de afwikkelingsraad en de
personeelsleden die ter uitvoering van afwikkelingstaken zijn uitgewisseld met
of gedetacheerd zijn door de deelnemende lidstaten, onder de
geheimhoudingsplicht vallen, zelfs na afloop van hun functie. Met het oog op de
uitvoering van de hem opgedragen taken moet de afwikkelingsraad, onder bepaalde
voorwaarden, gemachtigd zijn om met nationale of uniale autoriteiten en organen
informatie uit te wisselen. (68) Om ervoor te zorgen dat de
afwikkelingsraad in het Europees systeem voor financieel toezicht is
vertegenwoordigd, moet Verordening (EU) nr. 1093/2010 worden gewijzigd om het
bij die verordening vastgestelde concept van bevoegde autoriteiten uit te
breiden tot de afwikkelingsraad. Een dergelijke gelijkstelling van
afwikkelingsraad en bevoegde autoriteiten uit hoofde van Verordening (EU)
nr. 1093/2010 is consistent met de overeenkomstig artikel 25 van
Verordening (EU) nr. 1093/2010 aan de EBA toevertrouwde functies om actief
bij te dragen en deel te nemen aan de ontwikkeling en coördinatie van herstel-
en afwikkelingsplannen en om de afwikkeling van faillerende instellingen, en in
het bijzonder van grensoverschrijdende groepen, te vergemakkelijken. (69) Zolang de afwikkelingsraad nog
niet volledig operationeel is, moet de Commissie verantwoordelijk zijn voor het
voorlopig functioneren, met inbegrip van het innen van de bijdragen die voor de
bekostiging van de administratieve uitgaven nodig zijn, en het aanwijzen van
een uitvoerend directeur ad interim, die namens de afwikkelingsraad alle nodige
betalingen kan toestaan. (70) Deze verordening eerbiedigt de
grondrechten en strookt met de beginselen die in het Handvest van de
grondrechten van de Europese Unie zijn erkend, en in het bijzonder het recht op
eigendom, de bescherming van persoonsgegevens, de vrijheid van ondernemerschap
en het recht op een doeltreffende voorziening in rechte en op een onpartijdig
gerecht, en moet overeenkomstig deze rechten en beginselen worden toegepast. (71) Daar de doelstellingen van
deze verordening, namelijk de doelstelling dat een doelmatig en doeltreffend
Europees kader voor de afwikkeling van kredietinstellingen wordt opgezet, en de
doelstelling dat voor een consistente toepassing van de
afwikkelingsvoorschriften wordt gezorgd, niet voldoende door de lidstaten
kunnen worden verwezenlijkt en derhalve beter door de Unie kunnen worden
verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 VEU
neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in
hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet
verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken, HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING
VASTGESTELD: DEEL I
ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1
Onderwerp Bij deze verordening worden eenvormige regels
en een eenvormige procedure vastgesteld voor de afwikkeling van de in artikel 2
bedoelde entiteiten die in de in artikel 4 bedoelde deelnemende lidstaten zijn
gevestigd. Deze eenvormige regels en procedure worden
toegepast door de Commissie samen met een afwikkelingsraad en de
afwikkelingsautoriteiten van de deelnemende lidstaten in het kader van een
gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme dat bij deze verordening wordt
ingesteld. Het gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme wordt ondersteund door
een gemeenschappelijk bankenafwikkelingsfonds (hierna "het Fonds"
genoemd). Artikel 2
Toepassingsgebied Deze verordening is van toepassing op de
volgende entiteiten: (a)
kredietinstellingen die in deelnemende lidstaten
zijn gevestigd; (b)
in een van de deelnemende lidstaten gevestigde
moederondernemingen, met inbegrip van financiële holdings en gemengde
financiële holdings wanneer deze onder toezicht op geconsolideerde basis staan
dat door de ECB wordt uitgeoefend in overeenstemming met artikel 4, lid 1,
onder i), van Verordening (EU) nr. [ ] van de Raad waarbij aan de Europese
Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake
het prudentieel toezicht op kredietinstellingen; (c)
in deelnemende lidstaten gevestigde
beleggingsondernemingen en financiële instellingen die vallen onder het
toezicht op geconsolideerde basis op de moederonderneming dat door de ECB wordt
uitgeoefend in overeenstemming met artikel 4, lid 1, onder i), van Verordening
(EU) nr. [ ] van de Raad. Artikel 3
Definities Voor de toepassing van deze verordening zijn
de definities in artikel 2 van Richtlijn [ ] en artikel 3 van Richtlijn 2013/36/EU
van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013[19] van toepassing. Daarnaast zijn
de volgende definities van toepassing: (1)
"nationale bevoegde autoriteit": een
nationale bevoegde autoriteit als omschreven in artikel 2, punt 2, van
Verordening (EU) nr. [ ] van de Raad; (2)
"nationale afwikkelingsautoriteit": een
door een lidstaat overeenkomstig artikel 3 van Richtlijn [ ] aangewezen
autoriteit; (3)
"afwikkelingsmaatregel": de toepassing
van een afwikkelingsinstrument op een instelling of een in artikel 2 bedoelde
entiteit, dan wel de uitoefening van een of meer afwikkelingsbevoegdheden met
betrekking tot een dergelijke instelling of entiteit; (4)
"gedekte deposito's": deposito's die in
overeenstemming met Richtlijn 94/19/EG door depositogarantiestelsels naar
nationaal recht worden gegarandeerd tot het bij artikel 7 van Richtlijn 94/19/EG
vastgestelde dekkingsniveau; (5)
"in aanmerking komende deposito's":
deposito's als omschreven in artikel 1 van Richtlijn 94/19/EG die niet van
bescherming zijn uitgesloten overeenkomstig artikel 2 van genoemde
richtlijn, ongeacht het bedrag ervan; (6)
"afwikkelingsautoriteit op groepsniveau":
de nationale afwikkelingsautoriteit van de deelnemende lidstaat waar de
instelling, of moederonderneming die aan toezicht op geconsolideerde basis
onderworpen is, is gevestigd; (7)
"kredietinstelling": een
kredietinstelling als omschreven in artikel 4, lid 1, punt 1, van
Verordening (EU) nr. 575/2013[20]; (8)
"beleggingsonderneming": een
beleggingsonderneming als omschreven in artikel 4, lid 1, punt 2, van
Verordening (EU) nr. 575/2013 welke onderworpen is aan het
aanvangskapitaalvereiste van artikel 9 van genoemde verordening; (9)
"financiële instelling": een financiële
instelling als omschreven in artikel 4, lid 1, punt 26, van Verordening (EU)
nr. 575/2013; (10)
"moederonderneming": een
moederonderneming als omschreven in artikel 4, lid 1, punt 15, van
Verordening (EU) nr. 575/2013, met inbegrip van een instelling, een financiële
holding of een gemengde financiële holding; (11)
"instelling in afwikkeling": een in
artikel 2 bedoelde entiteit ten aanzien waarvan een afwikkelingsmaatregel is
genomen; (12)
"instelling": een kredietinstelling of
een beleggingsonderneming die in overeenstemming met artikel 2, onder c), onder
toezicht op geconsolideerde basis valt; (13)
"groep": een moederonderneming en haar
dochterondernemingen, die in artikel 2 bedoelde entiteiten zijn; (14)
"dochteronderneming": een
dochteronderneming als omschreven in artikel 4, lid 1, punt 16, van
Verordening (EU) nr. 575/2013; (15)
"instrument van verkoop van de
onderneming": de overdracht van eigendomsinstrumenten of van activa,
rechten of verplichtingen van een instelling die aan de voorwaarden voor
afwikkeling voldoet, aan een koper die geen overbruggingsinstelling is; (16)
"instrument van de
overbruggingsinstelling": de overdracht van de activa, rechten of
verplichtingen van een instelling die aan de afwikkelingsvoorwaarden voldoet,
aan een overbruggingsinstelling; (17)
"instrument van afsplitsing van activa":
de overdracht van activa en rechten van een instelling die aan de
afwikkelingsvoorwaarden voldoet, aan een vehikel voor activabeheer; (18)
"instrument van de inbreng van de particuliere
sector": de bevoegdheden voor het afschrijven en omzetten van de passiva
van een instelling die aan de afwikkelingsvoorwaarden voldoet; (19)
"beschikbare financiële middelen": de
contanten, deposito's, activa en onherroepelijke betalingstoezeggingen waarover
het Fonds beschikt voor de doeleinden die in artikel 74 worden vermeld; (20)
"streefbedrag van de financiering": het
overeenkomstig artikel 68 te realiseren bedrag aan beschikbare financiële
middelen. Artikel 4
Deelnemende lidstaten Een deelnemende lidstaat is een lidstaat die
de euro als munt heeft of een lidstaat die niet de euro als munt heeft en die
overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EU) nr. [ ] van de Raad een
nauwe samenwerking is aangegaan. Artikel 5
Relatie met Richtlijn [ ] en het toepasselijke nationale recht 1. Indien de Commissie of de
afwikkelingsraad krachtens deze verordening taken of bevoegdheden uitoefent die
volgens Richtlijn [ ] door de nationale afwikkelingsautoriteit van een
deelnemende lidstaat moeten worden uitgeoefend, wordt de afwikkelingsraad voor
de toepassing van deze verordening en Richtlijn [ ] als de betrokken
nationale afwikkelingsautoriteit of, in geval van grensoverschrijdende
groepsafwikkeling, als de betrokken nationale groepsafwikkelingsautoriteit
beschouwd. 2. Wanneer de afwikkelingsraad
als een nationale afwikkelingsautoriteit handelt, handelt hij, in voorkomend
geval, met goedkeuring van de Commissie. 3. Onder voorbehoud van het bepaalde
in deze verordening handelen de nationale afwikkelingsautoriteiten van de
deelnemende lidstaat op grond van en in overeenstemming met de desbetreffende
bepalingen van het nationale recht, zoals geharmoniseerd door Richtlijn [ ]. Artikel 6
Algemene beginselen 1. Geen actie, voorstel of
beleidsmaatregel van de afwikkelingsraad, de Commissie of een nationale
afwikkelingsautoriteit discrimineert in artikel 2 bedoelde entiteiten,
depositohouders, beleggers of andere crediteuren die in de Unie zijn gevestigd
op grond van hun nationaliteit of hoofdkantoor. 2. Bij het nemen van besluiten
of maatregelen die in meer dan een deelnemende lidstaat gevolgen kunnen hebben,
en met name bij het nemen van besluiten met betrekking tot groepen die in twee
of meer deelnemende lidstaten zijn gevestigd, houdt de Commissie naar behoren
rekening met alle volgende factoren: (a)
de belangen van de deelnemende lidstaten waar een
groep actief is, en in het bijzonder het effect van een besluit of maatregel,
dan wel het uitblijven daarvan, op de financiële stabiliteit, de economie, het
depositogarantiestelsel of het beleggerscompensatiestelsel van elk van deze
lidstaten; (b)
de doelstelling de belangen van de verschillende
betrokken lidstaten tegen elkaar af te wegen en te voorkomen dat de belangen
van een deelnemende lidstaat worden geschaad of onbillijk worden beschermd; (c)
de noodzaak een negatief effect te vermijden op
andere delen van een groep waarvan een in artikel 2 bedoelde entiteit in
afwikkeling lid is; (d)
de noodzaak te vermijden dat de kosten voor de
crediteuren van deze in artikel 2 bedoelde entiteiten een zodanig
onevenredige stijging vertonen dat deze hoger uitvalt dan het geval zou zijn
geweest mochten deze entiteiten volgens normale insolventieprocedures zijn
afgewikkeld; (e)
de uit hoofde van artikel 107 VWEU te nemen
besluiten die in artikel 16, lid 10, worden bedoeld. 3. De Commissie weegt de in lid 2
bedoelde factoren af tegen de in artikel 12 bedoelde
afwikkelingsdoelstellingen, rekening houdend met de aard en de omstandigheden
van elke zaak. 4. Geen enkel besluit van de
afwikkelingsraad of de Commissie verplicht de lidstaten tot het verstrekken van
buitengewone openbare financiële steun. DEEL II
BIJZONDERE BEPALINGEN TITEL I Functies binnen het
gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme en procedureregels Hoofdstuk 1 Afwikkelingsplanning Artikel 7
Afwikkelingsplannen 1. De afwikkelingsraad stelt
afwikkelingsplannen op voor de in artikel 2 bedoelde entiteiten en voor
groepen. 2. Voor de toepassing van lid 1
doen de nationale afwikkelingsautoriteiten de afwikkelingsraad alle voor de
opstelling en uitvoering van de afwikkelingsplannen benodigde informatie
toekomen die zij overeenkomstig artikel 10 en artikel 12, lid 1, van
Richtlijn [ ] hebben verkregen, onverminderd hoofdstuk 5 van deze titel. 3. Het afwikkelingsplan
beschrijft mogelijkheden voor de toepassing van de in deze verordening bedoelde
afwikkelingsinstrumenten en –bevoegdheden op de in artikel 2 bedoelde
entiteiten. 4. Het afwikkelingsplan voorziet
in de afwikkelingsmaatregelen die de Commissie en de afwikkelingsraad kunnen
nemen wanneer een in artikel 2 bedoelde entiteit of een groep aan de
afwikkelingsvoorwaarden voldoet. In het afwikkelingsplan wordt rekening
gehouden met een scala van scenario's, met inbegrip van de mogelijkheid dat het
failleren idiosyncratisch is of in een tijd van bredere financiële
instabiliteit of van systeembrede gebeurtenissen plaatsvindt. In het
afwikkelingsplan wordt niet uitgegaan van enigerlei buitengewone openbare
financiële steun, afgezien van het gebruik van het overeenkomstig deze
verordening ingestelde Fonds. 5. Het afwikkelingsplan voor
elke entiteit bevat alle volgende elementen: (a)
een samenvatting van de belangrijkste elementen van
het plan; (b)
een samenvatting van de wezenlijke veranderingen in
de instelling welke zich sinds de indiening van de laatste
afwikkelingsinformatie hebben voorgedaan; (c)
een demonstratie van de wijze waarop kritieke
functies en kernbedrijfsonderdelen juridisch en economisch voldoende van de
overige functies kunnen worden gescheiden om bij het failleren van de
instelling de continuïteit te waarborgen; (d)
een schatting van het tijdsbestek voor de
uitvoering van elk materieel aspect van het plan; (e)
een gedetailleerde beschrijving van de
overeenkomstig artikel 8 uitgevoerde beoordeling van de afwikkelbaarheid; (f)
een beschrijving van de eventueel op grond van
artikel 8, lid 5, vereiste maatregelen voor het aanpakken of wegnemen van
belemmeringen voor de afwikkelbaarheid die als gevolg van de overeenkomstig
artikel 8 uitgevoerde beoordeling zijn vastgesteld; (g)
een beschrijving van de procedures voor het bepalen
van de waarde en verkoopbaarheid van de kritieke functies,
kernbedrijfsonderdelen en activa van de instelling; (h)
een gedetailleerde beschrijving van de regelingen
die ervoor moeten zorgen dat de op grond van artikel 8 vereiste
informatie actueel is en te allen tijde voor de afwikkelingsautoriteiten
beschikbaar is; (i)
een toelichting door de afwikkelingsautoriteit van
de wijze waarop de afwikkelingsmogelijkheden kunnen worden gefinancierd zonder
dat van enige buitengewone openbare financiële steun wordt uitgegaan; (j)
een gedetailleerde beschrijving van de
verschillende afwikkelingsstrategieën die binnen de verschillende mogelijke
scenario’s kunnen worden toegepast; (k)
een beschrijving van kritieke onderlinge
afhankelijkheden; (l)
een analyse van het effect van het plan op andere
instellingen binnen de groep; (m)
een beschrijving van de mogelijkheden voor het
vrijwaren van de toegang tot betalingen en clearingdiensten en andere
infrastructuren; (n)
een plan om met de media en het publiek te
communiceren; (o)
het minimumvereiste voor eigen vermogen en in
aanmerking komende passiva krachtens artikel 10 en, in voorkomend geval,
een termijn voor het bereiken van dat niveau; (p)
in voorkomend geval, het minimumvereiste voor eigen
vermogen en contractuele instrumenten van de inbreng van de particuliere sector
krachtens artikel 10 en, in voorkomend geval, een termijn voor het
bereiken van dat niveau; (q)
een beschrijving van essentiële verrichtingen en
systemen om de continue werking van de bedrijfsprocessen van de instelling te
waarborgen; (r)
een beschrijving van de gevolgen voor het personeel
van de uitvoering van het plan, met inbegrip van een beoordeling van eventueel
daarmee gepaard gaande kosten. 6. Groepsafwikkelingsplannen
omvatten zowel een plan voor de afwikkeling van de groep in haar geheel als
maatregelen voor de afwikkeling van de moederondernemingen en de
dochterondernemingen die deel uitmaken van de groep. 7. De afwikkelingsraad stelt de
afwikkelingsplannen op in samenwerking met de toezichthouder of de
consoliderende toezichthouder en met de nationale afwikkelingsautoriteiten van
de deelnemende lidstaten waar de entiteiten zijn gevestigd. 8. De afwikkelingsraad kan van
nationale afwikkelingsautoriteiten eisen dat zij voorontwerpen van
afwikkelingsplannen opstellen, en van de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau
dat zij een voorontwerp van groepsafwikkelingsplan opstelt. 9. De afwikkelingsplannen worden
geëvalueerd en, indien nodig, bijgewerkt, en dat ten minste een keer per jaar,
alsmede na elke verandering in de juridische of organisatiestructuur van de
instelling of in haar bedrijfsactiviteiten of financiële positie welke een
wezenlijk effect op de doeltreffendheid van het plan kan hebben of wijziging
ervan kan vergen. Artikel 8
Beoordeling van de afwikkelbaarheid 1. Bij de opstelling van
afwikkelingsplannen in overeenstemming met artikel 7 beoordeelt de
afwikkelingsraad, na raadpleging van de bevoegde autoriteit, met inbegrip van
de ECB, en van de afwikkelingsautoriteiten van niet-deelnemende lidstaten waar
significante bijkantoren zijn gevestigd, voor zover zulks relevant is voor het
significante bijkantoor, in hoeverre instellingen en groepen afwikkelbaar zijn
zonder buitengewone openbare financiële steun, afgezien van het beroep op het
overeenkomstig artikel 64 ingestelde Fonds. 2. Bij de opstelling van een
afwikkelingsplan voor in artikel 2 bedoelde entiteiten beoordeelt de
afwikkelingsraad in overeenstemming met deze verordening in hoeverre een
dergelijke entiteit afwikkelbaar is. Een entiteit wordt geacht afwikkelbaar te
zijn indien het haalbaar en geloofwaardig is dat de afwikkelingsautoriteit deze
ofwel volgens een normale insolventieprocedure liquideert, ofwel afwikkelt door
de verschillende afwikkelingsinstrumenten en ‑bevoegdheden op de entiteit
toe te passen zonder dat zulks leidt tot significante nadelige gevolgen voor de
financiële systemen, met inbegrip van algemenere financiële instabiliteit of
systeembrede gebeurtenissen, van de lidstaat waar de entiteit zich bevindt, dan
wel van andere lidstaten of de Unie en met het oog op het garanderen van de
continuïteit van de kritieke functies die door de entiteit worden uitgevoerd. 3. Bij de opstelling van
afwikkelingsplannen voor groepen beoordeelt de afwikkelingsraad in hoeverre
groepen afwikkelbaar zijn in overeenstemming met deze verordening. Een groep
wordt geacht afwikkelbaar te zijn indien het haalbaar en geloofwaardig is dat
de afwikkelingsautoriteiten ofwel groepsentiteiten volgens een normale
insolventieprocedure liquideren, ofwel groepsentiteiten afwikkelen door
afwikkelingsinstrumenten en ‑bevoegdheden op groepsentiteiten toe te
passen zonder dat zulks leidt tot significante nadelige gevolgen voor het
financiële stelsel, met inbegrip van algemenere financiële instabiliteit of
systeembrede gebeurtenissen, van de lidstaten waar tot een groep behorende
entiteiten zich bevinden, dan wel van andere lidstaten of de Unie en met het
oog op het garanderen van de continuïteit van de kritieke functies die door
deze entiteiten worden uitgevoerd, hetzij omdat deze gemakkelijk en snel kunnen
worden afgesplitst, hetzij via andere middelen. 4. Bij de beoordeling onderzoekt
de afwikkelingsraad ten minste de zaken die in afdeling C van de bijlage bij
Richtlijn [ ] zijn vermeld. 5. Indien de afwikkelingsraad,
na raadpleging van de bevoegde autoriteit, met inbegrip van de ECB, op grond
van een overeenkomstig de leden 2 en 3 uitgevoerde beoordeling van de
afwikkelbaarheid van een entiteit of een groep vaststelt dat er potentiële materiële
belemmeringen voor de afwikkelbaarheid van de entiteit of de groep bestaan,
stelt de afwikkelingsraad, in overleg met de bevoegde autoriteiten, een verslag
op dat tot de instelling of de moederonderneming is gericht en waarin de
materiële belemmeringen voor de doeltreffende toepassing van de
afwikkelingsinstrumenten en uitoefening van de afwikkelingsbevoegdheden worden
geanalyseerd. In dat verslag worden ook de maatregelen aanbevolen die volgens
de afwikkelingsraad nodig of passend zijn om die belemmeringen overeenkomstig
lid 8 weg te nemen. 6. Het verslag wordt ter kennis
gebracht van de betrokken entiteit of moederonderneming, van de bevoegde
autoriteiten en van de afwikkelingsautoriteiten van niet-deelnemende lidstaten
waar significante bijkantoren zijn gevestigd. Het motiveert de betrokken
beoordeling of vaststelling en geeft aan hoe deze beoordeling of vaststelling
voldoet aan het in artikel 6 vermelde vereiste van evenredige toepassing. 7. Binnen vier maanden na de
datum van ontvangst van het verslag kan de entiteit of de moederonderneming
opmerkingen indienen en aan de afwikkelingsraad alternatieve maatregelen
voorstellen waarmee de in het verslag genoemde belemmeringen kunnen worden
weggenomen. De afwikkelingsraad deelt elke door de entiteit of
moederonderneming voorgestelde maatregel mee aan de bevoegde autoriteiten en
aan de afwikkelingsautoriteiten van niet-deelnemende lidstaten waar
significante bijkantoren zijn gevestigd. 8. Indien de door de betrokken
entiteit of moederonderneming voorgestelde maatregelen de belemmeringen voor de
afwikkelbaarheid niet effectief wegnemen, neemt de afwikkelingsraad, na
raadpleging van de bevoegde autoriteit en, in voorkomend geval, van de
macroprudentiële autoriteit, een besluit waarin wordt gesteld dat de voorgestelde
maatregelen de belemmeringen voor de afwikkelbaarheid niet effectief wegnemen
en waarin de nationale afwikkelingsautoriteiten de instructie wordt gegeven van
de instelling, de moederonderneming of een dochteronderneming van de betrokken
groep te eisen dat deze een van de in lid 9 vermelde maatregelen neemt, op
basis van de volgende criteria: (a)
de doeltreffendheid van de maatregel bij het
wegnemen van de belemmeringen voor de afwikkelbaarheid; (b)
de noodzaak om een negatief effect op de financiële
stabiliteit in deelnemende lidstaten te vermijden; (c)
de noodzaak om een effect op de betrokken
instelling of groep te vermijden dat verder gaat dan nodig is om de belemmering
voor de afwikkelbaarheid weg te nemen of dat onevenredig zou zijn. 9. Voor de toepassing van lid 8
geeft de afwikkelingsraad nationale afwikkelingsautoriteiten instructies om een
of meer van de volgende maatregelen te nemen: (a)
eisen dat de entiteit
dienstverleningsovereenkomsten (binnen de groep of met derden) opstelt om het
verrichten van kritieke functies te bestrijken; (b)
eisen dat de entiteit haar maximale afzonderlijke
en samengevoegde blootstellingen beperkt; (c)
specifieke of periodiek in acht te nemen
informatievereisten opleggen die relevant zijn voor afwikkelingsdoeleinden; (d)
eisen dat de entiteit afstand doet van specifieke
activa; (e)
eisen dat de entiteit specifieke bestaande of
voorgenomen activiteiten beperkt of staakt; (f)
de ontwikkeling van nieuwe of bestaande
bedrijfsonderdelen of de verkoop van nieuwe of bestaande producten beperken of
verhinderen; (g)
wijzigingen eisen in de juridische of operationele
structuren van de entiteit of van een tot een groep behorende entiteit waarover
zij direct of indirect zeggenschap heeft, om de complexiteit ervan te
verminderen teneinde ervoor te zorgen dat kritieke functies juridisch en
operationeel van de andere functies kunnen worden afgesplitst door toepassing
van de afwikkelingsinstrumenten; (h)
eisen dat een entiteit een financiële moederholding
in een lidstaat of een financiële moederholding in de Unie opzet; (i)
eisen dat een entiteit in aanmerking komende
passiva uitgeeft om aan de in artikel 10 gestelde eisen te voldoen; (j)
eisen dat een entiteit ernaar streeft opnieuw te
onderhandelen over elk daarvoor in aanmerking komend passivum,
aanvullend-tier 1-kapitaalinstrument of tier 2-kapitaalinstrument dat
zij heeft uitgegeven, om ervoor te zorgen dat een eventueel besluit van de
Commissie om dat passivum of kapitaalinstrument af te schrijven of om te
zetten, wordt uitgevoerd krachtens het recht van het rechtsgebied waaronder dat
passivum of kapitaalinstrument ressorteert. 10. De nationale
afwikkelingsautoriteiten voeren de instructies van de afwikkelingsraad uit
conform artikel 26. Artikel 9
Vereenvoudigde verplichtingen en ontheffingen 1. De afwikkelingsraad kan op
eigen initiatief of op voorstel van een nationale afwikkelingsautoriteit
vereenvoudigde verplichtingen met betrekking tot de opstelling van de in
artikel 7 bedoelde afwikkelingsplannen toepassen of kan ontheffing verlenen van
de verplichting om dergelijke plannen op te stellen. 2. De nationale
afwikkelingsautoriteiten kunnen de afwikkelingsraad voorstellen vereenvoudigde
verplichtingen toe te passen of specifieke instellingen of groepen ontheffing
te verlenen van de verplichting om afwikkelingsplannen op te stellen. Het
voorstel wordt met redenen omkleed en met alle relevante documentatie
onderbouwd. 3. Bij ontvangst van een
voorstel in de zin van lid 1, of wanneer hij op eigen initiatief handelt, gaat
de afwikkelingsraad over tot een beoordeling van de betrokken instellingen of
groep. Bij de uitvoering van de beoordeling wordt rekening gehouden met het
potentiële effect dat het failleren van de instelling of groep wegens de aard
van haar bedrijfsactiviteiten, haar omvang of haar verwevenheid met andere
instellingen of met het financiële stelsel in het algemeen, kan hebben op de
financiële markten, op andere instellingen of op de financieringsvoorwaarden. 4. De afwikkelingsraad
beoordeelt ten minste jaarlijks de voortdurende toepassing van de ontheffingen
vanaf de datum van de verlening ervan of na een verandering in de juridische of
organisatiestructuur, de bedrijfssituatie of de financiële situatie van de
betrokken instelling of groep. De afwikkelingsraad verleent geen ontheffingen
aan een instelling indien die instelling een of meer dochterondernemingen of
significante bijkantoren in een andere lidstaat of een derde land heeft. De afwikkelingsraad staakt het toepassen van
vereenvoudigde verplichtingen of het verlenen van ontheffing van de
verplichting tot opstelling van afwikkelingsplannen als een of meer van de
omstandigheden die de vereenvoudigde verplichtingen of de ontheffing
rechtvaardigden, niet meer bestaan. Ingeval de nationale afwikkelingsautoriteit die
overeenkomstig lid 1 heeft voorgesteld vereenvoudigde verplichtingen toe te
passen of de ontheffing te verlenen, van oordeel is dat het besluit tot
toepassing van vereenvoudigde verplichtingen of tot verlening van een
ontheffing moet worden ingetrokken, dient zij daartoe een voorstel in bij de
afwikkelingsraad. In dat geval neemt de afwikkelingsraad in het licht van de in
lid 3 vermelde elementen een besluit over het voorstel tot intrekking, terdege
rekening houdend met de door de nationale afwikkelingsautoriteit aangevoerde
motivering voor de intrekking. 5. De afwikkelingsraad kan
individuele instellingen die bij een centraal orgaan als bedoeld in artikel 21
van Richtlijn 2013/36/EU zijn aangesloten en die overeenkomstig artikel 2, lid 5,
van Richtlijn 2013/36/EU geheel of gedeeltelijk van prudentiële vereisten in
het nationale recht zijn vrijgesteld, overeenkomstig de leden 3 en 4
ontheffing verlenen van de verplichting om herstelplannen op te stellen. In dat
geval is de verplichting om het afwikkelingsplan op te stellen, op
geconsolideerde basis op het centrale orgaan van toepassing. 6. De afwikkelingsraad kan
instellingen die bij een in artikel 113, lid 7, van Verordening (EU) nr. 575/2013
bedoeld institutioneel protectiestelsel zijn aangesloten, ontheffing verlenen
van de toepassing van de verplichting om afwikkelingsplannen op te stellen. Bij
het besluit om een bij een institutioneel protectiestelsel aangesloten
instelling ontheffing te verlenen, gaat de afwikkelingsraad na of het
institutioneel protectiestelsel waarschijnlijk in staat is te voldoen aan gelijktijdige
eisen die eraan worden gesteld met betrekking tot zijn leden. 7. De afwikkelingsraad stelt de
EBA ervan in kennis wanneer hij de leden 1, 4 en 5 toepast. Artikel 10
Minimumvereiste voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva 1. In overleg met de bevoegde
autoriteiten, met inbegrip van de ECB, gaat de afwikkelingsraad over tot de
vaststelling van het in lid 2 bedoelde minimumvereiste voor eigen vermogen en
in aanmerking komende passiva, behoudens de afschrijvings- en
omzettingsbevoegdheden, die instellingen en in artikel 2 bedoelde
moederondernemingen moeten aanhouden. 2. Het minimumvereiste wordt
berekend als het bedrag aan eigen vermogen en in aanmerking komende passiva,
uitgedrukt als percentage van het totale bedrag van de verplichtingen en het
eigen vermogen (behalve uit derivaten voortvloeiende verplichtingen) van de
instellingen en in artikel 2 bedoelde moederondernemingen. 3. De in lid 1 bedoelde
vaststelling geschiedt op grond van de volgende criteria: (a)
de noodzaak om ervoor te zorgen dat de instelling
en in artikel 2 bedoelde moederonderneming middels de toepassing van
afwikkelingsinstrumenten, in voorkomend geval met inbegrip van het instrument
van de inbreng van de particuliere sector, op zodanige wijze kunnen worden
afgewikkeld dat aan de afwikkelingsdoelstellingen is voldaan; (b)
de noodzaak om er in passende gevallen voor te
zorgen dat de instelling en de in artikel 2 bedoelde moederonderneming over
voldoende in aanmerking komende passiva beschikken om te garanderen dat, indien
het instrument van de inbreng van de particuliere sector zou worden toegepast,
de verliezen kunnen worden opgevangen en de tier 1-kernkapitaalratio van de
instelling en de in artikel 2 bedoelde moederonderneming wederom op een peil
kan worden gebracht dat noodzakelijk is om de instelling en de in artikel 2
bedoelde moederonderneming in staat te stellen aan de vergunningsvoorwaarden te
blijven voldoen en de werkzaamheden te blijven uitoefenen waarvoor hun
overeenkomstig artikel 4 Verordening (EU) nr. 575/2013 vergunning is verleend,
alsook om voldoende marktvertrouwen in de instelling en in de in artikel 2
bedoelde moederonderneming te handhaven; (c)
de noodzaak om ervoor te zorgen dat, indien het
afwikkelingsplan ermee rekening houdt dat bepaalde categorieën van in
aanmerking komende passiva overeenkomstig artikel 24, lid 5, van de
inbreng van de particuliere sector kunnen worden uitgesloten, of dat bepaalde
categorieën van in aanmerking komende passiva bij een gedeeltelijke overdracht
volledig aan een ontvanger kunnen worden overgedragen, de instelling en de in
artikel 2 bedoelde moederonderneming voldoende andere in aanmerking komende
passiva heeft om te garanderen dat de verliezen kunnen worden opgevangen en de
tier 1-kernkapitaalratio van de instelling wederom op een peil kan worden
gebracht dat noodzakelijk is om de instelling en de in artikel 2 bedoelde
moederonderneming in staat te stellen aan de vergunningsvoorwaarden te blijven
voldoen en de werkzaamheden te blijven uitoefenen waarvoor hun overeenkomstig
Verordening (EU) nr. 575/2013 vergunning is verleend; (d)
de omvang, het bedrijfsmodel en het risicoprofiel
van de instelling en de in artikel 2 bedoelde moederonderneming, met inbegrip
van hun eigen vermogen; (e)
de mate waarin het depositogarantiestelsel
overeenkomstig artikel 73 aan de afwikkelingsfinanciering zou kunnen bijdragen; (f)
de mate waarin het failleren van de instelling en
de in artikel 2 bedoelde moederonderneming, onder meer wegens de verwevenheid
ervan met andere instellingen of met de rest van het financiële stelsel, via
besmetting van andere instellingen nadelige gevolgen voor de financiële
stabiliteit zou kunnen hebben. Bij de vaststelling wordt gepreciseerd aan welk
minimumvereiste instellingen op individuele basis en moederondernemingen op
geconsolideerde basis moeten voldoen. De afwikkelingsraad kan besluiten
ontheffing te verlenen van de toepassing van het minimumvereiste op
geconsolideerde basis op de moederonderneming, mits aan de voorwaarden van
artikel 39, lid 4ca, onder a) en b), van Richtlijn [ ] is voldaan. De
afwikkelingsraad kan besluiten ontheffing te verlenen van de toepassing van het
minimumvereiste op geconsolideerde basis op een dochteronderneming, mits aan de
voorwaarden van artikel 39, lid 4d, onder a), b) en c), van Richtlijn [ ]
is voldaan. 4. De in lid 1 bedoelde
vaststelling kan erin voorzien dat op geconsolideerde of individuele basis
gedeeltelijk aan het minimumvereiste voor eigen vermogen en in aanmerking
komende passiva kan worden voldaan door middel van een contractueel instrument
van inbreng van de particuliere sector. 5. Wil een instrument in
aanmerking komen als contractueel instrument van inbreng van de particuliere
sector als bedoeld in lid 4, dan moet de afwikkelingsraad ervan overtuigd zijn
dat: (a)
het instrument een contractuele clausule bevat
waarin is bepaald dat, indien de Commissie besluit op de instelling het
instrument van de inbreng van de particuliere sector toe te passen, het
instrument in de vereiste mate wordt afgeschreven of omgezet voordat andere in
aanmerking komende passiva worden afgeschreven of omgezet; en (b)
het instrument onderworpen is aan een bindende
achterstellingsovereenkomst, ‑toezegging of -bepaling uit hoofde waarvan
het instrument bij een normale insolventieprocedure achtergesteld is aan andere
in aanmerking komende passiva en pas wordt terugbetaald nadat andere op dat
ogenblik uitstaande, in aanmerking komende passiva zijn afgewikkeld. 6. De afwikkelingsraad doet elke
in lid 1 bedoelde vaststelling tijdens het opstellen en bijhouden van
afwikkelingsplannen overeenkomstig artikel 7. 7. De afwikkelingsraad richt
zijn vaststelling tot de nationale afwikkelingsautoriteiten. De nationale
afwikkelingsautoriteiten voeren de instructies van de afwikkelingsraad uit
conform artikel 26. De afwikkelingsraad eist dat de nationale
afwikkelingsautoriteiten verifiëren of en waarborgen dat instellingen en
moederondernemingen aan het in lid 1 bedoelde minimumvereiste blijven voldoen. 8. De afwikkelingsraad stelt de
ECB en de EBA in kennis van het minimumvereiste dat hij overeenkomstig lid 1
voor elke instelling en moederonderneming heeft vastgesteld. Hoofdstuk 2 Vroegtijdige
interventie Artikel 11
Vroegtijdige interventie 1. De ECB of de bevoegde
autoriteiten van de deelnemende lidstaten stellen de afwikkelingsraad in kennis
van elke maatregel die zij een instelling of groep verplichten te nemen of die
zij zelf nemen uit hoofde van artikel 13 ter van Verordening (EU) nr. [ ]
van de Raad, artikel 23, lid 1, of artikel 24 van Richtlijn [ ] of artikel
104 van Richtlijn 2013/36/EU. De afwikkelingsraad stelt de Commissie in kennis
van alle informatie die hij overeenkomstig de eerste alinea heeft ontvangen. 2. Vanaf de datum van ontvangst
van de in lid 1 bedoelde informatie kan de afwikkelingsraad, onverminderd de
bevoegdheden van de ECB en de bevoegde autoriteiten uit hoofde van ander
Unierecht, de afwikkeling van de betrokken instelling of groep voorbereiden. Voor de toepassing van de eerste alinea volgt de
afwikkelingsraad, in samenwerking met de ECB en de betrokken bevoegde
autoriteit, van nabij de toestand van de instelling of de moederonderneming,
alsook of deze zich houden aan een eventuele vroegtijdige-interventiemaatregel
die diende te worden genomen. 3. De afwikkelingsraad heeft de
bevoegdheid om: (a)
overeenkomstig hoofdstuk 5 van deze titel de
verstrekking te eisen van alle informatie die noodzakelijk is om de afwikkeling
van de instelling of de groep voor te bereiden; (b)
overeenkomstig artikel 17 een waardering van de
activa en passiva van de instelling of groep te verrichten; (c)
met potentiële kopers contact op te nemen teneinde
de afwikkeling van de instelling of de groep voor te bereiden, dan wel om van
de instelling, moederonderneming of de nationale afwikkelingsautoriteit te
eisen dat te doen, met inachtneming van de vertrouwelijkheidsvereisten die bij
deze verordening en bij artikel 76 van Richtlijn [ ] zijn vastgelegd; (d)
van de betrokken nationale afwikkelingsautoriteit
te eisen dat zij een voorlopige afwikkelingsregeling voor de betrokken
instelling of groep opstelt. 4. Indien de ECB of de bevoegde
autoriteiten van de deelnemende lidstaten voornemens zijn een instelling of
groep een aanvullende maatregel uit hoofde van artikel 13 ter van
Verordening (EU) nr. [ ] van de Raad, uit hoofde van de artikelen 23
of 24 van Richtlijn [ ], dan wel uit hoofde van artikel 104 van
Richtlijn 2013/36/EU op te leggen voordat de instelling of groep volledige
uitvoering heeft gegeven aan de eerste maatregel waarvan de afwikkelingsraad in
kennis is gesteld, raadplegen zij de afwikkelingsraad voordat zij de betrokken
instelling of groep een dergelijke aanvullende maatregel opleggen. 5. De ECB of de bevoegde
autoriteit en de afwikkelingsraad dragen er zorg voor dat de in lid 4 bedoelde
aanvullende maatregel en elke door de afwikkelingsraad overeenkomstig lid 2
genomen maatregel ter voorbereiding van de afwikkeling consistent zijn. Hoofdstuk 3 Afwikkeling Artikel 12
Afwikkelingsdoelstellingen 1. Wanneer zij handelen volgens
de in artikel 16 bedoelde afwikkelingsprocedure houden de Commissie en de afwikkelingsraad
bij de uitoefening van hun respectieve verantwoordelijkheden rekening met de
afwikkelingsdoelstellingen en kiezen zij de instrumenten en bevoegdheden
waarmee naar hun mening de doelstellingen die gezien de omstandigheden van de
zaak relevant zijn, het best kunnen worden verwezenlijkt. 2. De in lid 1 bedoelde
afwikkelingsdoelstellingen zijn: (a)
de continuïteit van kritieke functies garanderen; (b)
significante nadelige gevolgen voor de financiële
stabiliteit vermijden, onder meer het voorkomen van besmetting en het handhaven
van marktdiscipline; (c)
overheidsmiddelen beschermen door het beroep op
buitengewone openbare financiële steun zoveel mogelijk te beperken; (d)
beschermen van deposanten die onder Richtlijn 94/19/EG
vallen en van beleggers die onder Richtlijn 97/9/EG[21] vallen. Bij het nastreven van de bovengenoemde
doelstellingen trachten de Commissie en de afwikkelingsraad onnodige
waardevernietiging te vermijden en de afwikkelingskosten zoveel mogelijk te
beperken. 3. Het gewicht dat de Commissie
aan de in lid 2 bedoelde doelstellingen toekent, is afhankelijk van de aard en
de omstandigheden van elke zaak. Artikel 13
Algemene beginselen met betrekking tot afwikkeling 1. Wanneer zij handelen volgens
de in artikel 16 bedoelde afwikkelingsprocedure nemen de Commissie en de
afwikkelingsraad alle passende maatregelen om te waarborgen dat de
afwikkelingsmaatregel in overeenstemming met de volgende beginselen wordt
genomen: (a)
de aandeelhouders van de instelling in afwikkeling
dragen de eerste verliezen; (b)
crediteuren van de instelling in afwikkeling dragen
verliezen na de aandeelhouders volgens de rangorde van hun vorderingen als
omschreven in artikel 15; (c)
het bestuur van de instelling in afwikkeling wordt
vervangen, tenzij in de gevallen waarin het aanblijven van het volledige
bestuur of een deel ervan, naar gelang van de omstandigheden, voor het
verwezenlijken van de afwikkelingsdoelstellingen noodzakelijk wordt geacht; (d)
overeenkomstig de beginselen van eerlijke
rechtsbedeling, zijn personen en entiteiten aansprakelijk voor het failleren
van de instelling in afwikkeling naar gelang van hun verantwoordelijkheid uit
hoofde van het nationale recht; (e)
crediteuren uit dezelfde categorie worden op
gelijkwaardige wijze behandeld; (f)
geen enkele crediteur lijdt grotere verliezen dan
hij zou hebben geleden indien de in artikel 2 bedoelde entiteit volgens een
normale insolventieprocedure zou zijn geliquideerd. 2. Indien een instelling een tot
een groep behorende entiteit is, dragen de Commissie, in voorkomend geval, en
de afwikkelingsraad, er zorg voor afwikkelingsinstrumenten op zodanige wijze
toe te passen en afwikkelingsbevoegdheden op zodanige wijze uit te oefenen dat
het effect ervan op andere tot de groep behorende entiteiten en op de groep als
geheel zo beperkt mogelijk blijft, en dat de nadelige gevolgen voor de
financiële stabiliteit in de Unie, en met name in de lidstaten waar de groep
actief is, eveneens zo beperkt mogelijk blijven. 3. Indien het instrument van
verkoop van de onderneming, het instrument van de overbruggingsinstelling of
het instrument van afsplitsing van activa op een in artikel 2 bedoelde
entiteit wordt toegepast, wordt die entiteit voor de toepassing van artikel 5,
lid 1, van Richtlijn 2001/23/EG[22]
beschouwd als zijnde verwikkeld in een faillissementsprocedure of in een
soortgelijke insolventieprocedure. Artikel 14
Afwikkeling van financiële instellingen en moederondernemingen 1. De Commissie neemt een
afwikkelingsmaatregel ten aanzien van een financiële instelling wanneer aan de
in artikel 16, lid 2, gestelde voorwaarden is voldaan, zowel wat de financiële
instelling als wat de moederonderneming betreft. 2. De Commissie neemt een
afwikkelingsmaatregel ten aanzien van een in artikel 2, onder b), bedoelde
moederonderneming wanneer aan de in artikel 16, lid 2, gestelde voorwaarden is
voldaan, zowel wat betreft deze moederonderneming als wat betreft de
dochteronderneming(en) die (een) instelling(en) is (zijn). 3. In afwijking van het bepaalde
in lid 2 en ondanks het feit dat een moederonderneming mogelijk niet aan de in
artikel 16, lid 2, gestelde voorwaarden voldoet, kan de Commissie
afwikkelingsmaatregelen ten aanzien van die moederonderneming nemen wanneer een
of meer dochterondernemingen die instellingen zijn aan de in artikel 16, lid 2,
gestelde voorwaarden voldoen en het noodzakelijk is om ten aanzien van die
moederonderneming maatregelen te nemen die noodzakelijk zijn voor de
afwikkeling van een of meer dochterondernemingen die instellingen zijn, dan wel
voor de afwikkeling van de groep als geheel. Artikel 15
Rangorde van vorderingen Bij de toepassing van het instrument van de
inbreng van de particuliere sector op een instelling in afwikkeling, waarbij de
uit hoofde van artikel 24, lid 3, van het toepassingsgebied van het instrument
van de inbreng van de particuliere sector uitgesloten passiva onverlet worden
gelaten, neemt de Commissie een besluit en oefenen de afwikkelingsraad en de
nationale afwikkelingsautoriteiten van de deelnemende lidstaat de
afschrijvings- en omzettingsbevoegdheden uit ten aanzien van vorderingen,
waarbij zij te werk gaan volgens een omgekeerde rangorde in vergelijking met de
volgende rangorde voor normale insolventieprocedures: (a)
vorderingen die met in aanmerking komende
deposito's en vorderingen van depositogarantiestelsels verband houden; (b)
concurrente, niet-preferente vorderingen; (c)
vorderingen die zijn achtergesteld bij die vermeld
onder d) tot en met f); (d)
vorderingen van leidinggevend personeel en
bestuurders; (e)
vorderingen die met aanvullende tier 1- en tier 2-instrumenten
verband houden; (f)
vorderingen die met tier 1-kernkapitaalinstrumenten
verband houden; en beginnen met punt f) en eindigen met punt
a). Artikel 16
Afwikkelingsprocedure 1. Indien de ECB of een
nationale afwikkelingsautoriteit oordeelt dat met betrekking tot een in artikel
2 bedoelde entiteit aan de in lid 2, onder a) en b), gestelde voorwaarden is
voldaan, deelt zij dit oordeel onverwijld aan de Commissie en de
afwikkelingsraad mee. 2. Bij ontvangst van een
mededeling in de zin van lid 1, of wanneer hij op eigen initiatief handelt,
gaat de afwikkelingsraad over tot een beoordeling of aan de volgende
voorwaarden is voldaan: (a)
de entiteit failleert of zal waarschijnlijk
failleren; (b)
gezien de timing en andere ter zake doende
omstandigheden valt het redelijkerwijze niet te verwachten dat een ten aanzien
van de entiteit genomen alternatieve maatregel van de particuliere sector of
van een toezichthouder (met inbegrip van vroegtijdige-interventiemaatregelen of
de afschrijving of omzetting van kapitaalinstrumenten overeenkomstig artikel 14)
het failleren van de entiteit binnen een redelijk tijdsbestek zou voorkomen; (c)
een afwikkelingsmaatregel is noodzakelijk in het
algemeen belang als bedoeld in lid 4. 3. Voor de toepassing van
lid 2, onder a), wordt de entiteit als een faillerende of waarschijnlijk
faillerende entiteit beschouwd onder ten minste een van de volgende
omstandigheden: (a)
de entiteit maakt op zodanige wijze inbreuk op, of
er bestaan objectieve elementen ter ondersteuning van de vaststelling dat de
instelling in de nabije toekomst op zodanige wijze inbreuk zal maken op, de
voor het behouden van de vergunning in acht te nemen vereisten dat intrekking
van de vergunning door de ECB of de bevoegde autoriteit gerechtvaardigd zou
zijn onder meer, doch niet uitsluitend omdat de instelling verliezen heeft
geleden of waarschijnlijk verliezen zal lijden die haar eigen vermogen geheel
of aanmerkelijk uitputten; (b)
de activa van de entiteit zijn geringer dan haar
passiva, of er bestaan objectieve elementen ter ondersteuning van de
vaststelling dat de activa van de entiteit in de nabije toekomst waarschijnlijk
geringer zullen zijn dan haar passiva; (c)
de entiteit is niet in staat of er bestaan
objectieve elementen ter ondersteuning van de vaststelling dat de entiteit in
de nabije toekomst niet in staat zal zijn haar schulden te voldoen wanneer deze
opeisbaar worden; (d)
er is buitengewone openbare financiële steun nodig,
behalve wanneer, teneinde een ernstige verstoring in de economie van een
lidstaat te verhelpen en de financiële stabiliteit te vrijwaren, die
buitengewone openbare financiële steun een van de volgende vormen aanneemt: i) een staatsgarantie ter dekking van
liquiditeitsfaciliteiten die door centrale banken tegen de voor centrale banken
geldende voorwaarden worden verschaft; ii) een staatsgarantie met betrekking tot
nieuwe verplichtingen; iii) een injectie met eigen vermogen of
aankoop van kapitaalinstrumenten tegen prijzen en onder voorwaarden die de
entiteit geen voordeel verschaffen, indien noch de in lid 2, onder a), b),
of c), bedoelde omstandigheden, noch die bedoeld in artikel 14 zich voordoen op
het moment dat de openbare steun wordt verleend. In elk van de onder i), ii) en iii) genoemde
gevallen blijven de daarin bedoelde garantiemaatregelen of gelijkwaardige
maatregelen beperkt tot solvabele entiteiten, en is goedkeuring op grond van de
staatssteunregels vereist. Het betreft voorzorgsmaatregelen van tijdelijke aard
die evenredig moeten zijn aan het doel om de gevolgen van de ernstige
verstoring te verhelpen en niet mogen worden ingezet ter compensatie van
verliezen die de entiteit heeft gemaakt of waarschijnlijk in de nabije toekomst
zal maken. 4. Voor de toepassing van
lid 2, onder c), wordt een afwikkelingsmaatregel behandeld als zijnde in
het algemeen belang indien hij een of meer van de in artikel 12 vermelde
afwikkelingsdoelstellingen verwezenlijkt en daarmee evenredig is en indien deze
doelstellingen met een liquidatie van de entiteit volgens een normale
insolventieprocedure niet in dezelfde mate zouden worden bereikt. 5. Indien aan alle in lid 2
gestelde voorwaarden is voldaan, beveelt de afwikkelingsraad aan de Commissie
aan dat de entiteit in afwikkeling wordt geplaatst. De aanbeveling bevat ten
minste het volgende: (a)
de aanbeveling de entiteit in afwikkeling te
plaatsen; (b)
het in artikel 19, lid 3, bedoelde kader voor de
afwikkelingsinstrumenten; (c)
het kader voor het beroep op het Fonds ter
ondersteuning van de afwikkelingsmaatregel in overeenstemming met artikel 71. 6. Rekening houdend met de
spoedeisendheid van de omstandigheden van de zaak besluit de Commissie, op
eigen initiatief, dan wel rekening houdend met een in lid 1 bedoelde mededeling
of met de in lid 5 bedoelde aanbeveling van de afwikkelingsraad, of de entiteit
al dan niet in afwikkeling wordt geplaatst en welk kader voor de
afwikkelingsinstrumenten wordt toegepast ten aanzien van de betrokken entiteit
en voor het beroep op het Fonds ter ondersteuning van de afwikkelingsmaatregel.
De Commissie kan op eigen initiatief besluiten een entiteit in afwikkeling te
plaatsen indien aan alle in lid 2 gestelde voorwaarden is voldaan. 7. Het besluit van de Commissie
wordt tot de afwikkelingsraad gericht. Indien de Commissie besluit de entiteit
niet in afwikkeling te plaatsen omdat niet aan de in lid 2, onder c),
gestelde voorwaarde is voldaan, wordt de betrokken entiteit geliquideerd in
overeenstemming met het nationale insolventierecht. 8. Binnen het kader dat bij het
Commissiebesluit is vastgesteld, neemt de afwikkelingsraad een besluit ten
aanzien van de in artikel 20 bedoelde afwikkelingsregeling en draagt hij er
zorg voor dat de afwikkelingsmaatregel wordt genomen die noodzakelijk is voor
de uitvoering van de afwikkelingsregeling door de betrokken nationale
afwikkelingsautoriteiten. Het besluit van de afwikkelingsraad wordt tot de betrokken
nationale afwikkelingsautoriteiten gericht en bevat instructies voor deze
autoriteiten, die alle maatregelen nemen die noodzakelijk zijn om het besluit
van de afwikkelingsraad in overeenstemming met artikel 26 uit te voeren door
uitoefening van een of meer van de afwikkelingsbevoegdheden waarin Richtlijn [ ]
voorziet, en die met name zijn vastgelegd in de artikelen 56 tot en met 64 van
Richtlijn [ ]. Wanneer er van staatssteun sprake is, mag de
afwikkelingsraad pas een besluit nemen nadat de Commissie een besluit ten
aanzien van deze staatssteun heeft genomen. 9. Bij ontvangst van een
mededeling in de zin van lid 1, dan wel op eigen initiatief indien de
afwikkelingsraad oordeelt dat afwikkelingsmaatregelen staatssteun in de zin van
artikel 107, lid 1, VWEU kunnen vormen, verzoekt hij de deelnemende lidstaat of
de betrokken lidstaten om de voorgenomen maatregelen overeenkomstig artikel 108,
lid 3, VWEU onverwijld bij de Commissie aan te melden. 10. Voor zover de door de
afwikkelingsraad voorgenomen afwikkelingsmaatregel een beroep op het Fonds
inhoudt en geen staatssteun in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU met zich
meebrengt, past de Commissie parallel mutatis mutandis de voor de toepassing
van artikel 107 VWEU vastgestelde criteria toe. 11. De Commissie beschikt over de
bevoegdheid om van de afwikkelingsraad alle informatie te verkrijgen die zij
relevant acht voor de uitvoering van haar taken uit hoofde van deze verordening
en, in voorkomend geval, artikel 107 VWEU. De afwikkelingsraad beschikt over de
bevoegdheid om overeenkomstig hoofdstuk 5 van deze titel van alle personen alle
informatie te verkrijgen die hij nodig heeft om een afwikkelingsmaatregel voor
te bereiden en daarover een besluit te nemen, met inbegrip van bijwerkingen en
aanvullingen van de in de afwikkelingsplannen verstrekte informatie. 12. De afwikkelingsraad beschikt
over de bevoegdheid om de Commissie met betrekking tot een entiteit in
afwikkeling aan te bevelen het kader voor de afwikkelingsinstrumenten en voor
het beroep op het Fonds te wijzigen. Artikel 17
Waardering 1. Vóór het nemen van
afwikkelingsmaatregelen of het uitoefenen van de bevoegdheid om
kapitaalinstrumenten af te schrijven of om te zetten, draagt de
afwikkelingsraad er zorg voor dat een eerlijke en realistische waardering van
de activa en passiva van de in artikel 2 bedoelde entiteit wordt verricht
door een persoon die onafhankelijk is van zowel een overheidsinstantie, met
inbegrip van de afwikkelingsraad, als de afwikkelingsautoriteit en de betrokken
entiteit. 2. Behoudens lid 13 wordt
de waardering als definitief beschouwd, mits aan alle vereisten van de leden 3
tot en met 14 is voldaan. 3. Indien onafhankelijke
waardering overeenkomstig lid 1 onmogelijk is, mag de afwikkelingsraad
overeenkomstig het bepaalde in lid 9 een voorlopige waardering van de
activa en passiva van de in artikel 2 bedoelde entiteit verrichten. 4. De waardering heeft tot doel
de waarde te bepalen van de activa en passiva van de in artikel 2 bedoelde
faillerende of waarschijnlijk faillerende entiteit. 5. De waardering heeft tot doel: (a)
mee te wegen bij de vaststelling of aan de
afwikkelingsvoorwaarden of aan de voorwaarden voor de afschrijving of omzetting
van kapitaalinstrumenten is voldaan; (b)
indien aan de afwikkelingsvoorwaarden is voldaan,
mee te wegen bij het besluit welke de passende afwikkelingsmaatregel is die ten
aanzien van de in artikel 2 bedoelde entiteit moet worden genomen; (c)
wanneer de bevoegdheid tot afschrijving of
omzetting van kapitaalinstrumenten wordt uitgeoefend, mee te wegen bij het
besluit over de omvang van de intrekking of verwatering van aandelen of andere
eigendomsinstrumenten, en de omvang van de afschrijving of omzetting van
relevante kapitaalinstrumenten; (d)
wanneer het instrument van de inbreng van de
particuliere sector wordt toegepast, mee te wegen bij het besluit over de
omvang van de afschrijving of omzetting van in aanmerking komende passiva; (e)
wanneer het instrument van de
overbruggingsinstelling of het instrument van afsplitsing van activa wordt
toegepast, mee te wegen bij het besluit over de activa, de rechten, de passiva
of de aandelen of andere eigendomsinstrumenten die moeten worden overgedragen
en bij het besluit over de waarde van elke aan de instelling in afwikkeling of,
in voorkomend geval, aan de eigenaars van de aandelen of andere
eigendomsinstrumenten te betalen vergoeding; (f)
wanneer het instrument van verkoop van de
onderneming wordt toegepast, mee te wegen bij het besluit over de activa, de
rechten, de verplichtingen of de aandelen of andere eigendomsinstrumenten die
moeten worden overgedragen, alsook mede vorm te geven aan de opvatting van de
afwikkelingsraad over wat commerciële voorwaarden zijn voor de toepassing van
artikel 21, lid 2, onder b); (g)
er in alle gevallen zorg voor te dragen dat ieder
verlies met betrekking tot de activa van de in artikel 2 bedoelde entiteit
volledig is erkend op het ogenblik waarop de afwikkelingsinstrumenten worden
toegepast of de bevoegdheid tot afschrijving of omzetting van
kapitaalinstrumenten wordt uitgeoefend. 6. In voorkomend geval is de
waardering gebaseerd op prudente aannamen, onder meer met betrekking tot
wanbetalingspercentages en de ernst van de verliezen. Bij de waardering wordt
niet uitgegaan van een eventuele toekomstige toekenning van buitengewone
openbare financiële steun aan de in artikel 2 bedoelde entiteit vanaf het
ogenblik waarop een afwikkelingsmaatregel is genomen of de bevoegdheid tot
afschrijving of omzetting van kapitaalinstrumenten wordt uitgeoefend. Daarnaast
wordt bij de waardering in aanmerking genomen dat, indien een
afwikkelingsinstrument wordt toegepast: (a)
de afwikkelingsraad alle redelijke en op
rechtmatige wijze gemaakte kosten van de instelling in afwikkeling kan
terugvorderen; (b)
het Fonds rente of vergoedingen in rekening kan
brengen voor elke lening of garantie die het overeenkomstig artikel 71 aan de
instelling in afwikkeling heeft verstrekt. 7. De waardering wordt aangevuld
met de volgende informatie zoals deze voorkomt in de boeken en bescheiden van
de in artikel 2 bedoelde entiteit: (a)
een geactualiseerde balans en een verslag over de
financiële positie van de in artikel 2 bedoelde entiteit; (b)
een analyse en een raming van de boekwaarde van de
activa; (c)
de lijst van de uitstaande passiva zoals die
voorkomt in de boeken en bescheiden van de in artikel 2 bedoelde entiteit, met
vermelding van de respectieve kredieten en de in artikel 15 bedoelde rangorde
van vorderingen; (d)
de lijst van activa die de in artikel 2 bedoelde
entiteit aanhoudt voor rekening van derden die eigendomsrechten met betrekking
tot die activa hebben. 8. Waar passend kan, teneinde de
in lid 5, onder e) en f), bedoelde besluiten te motiveren, de informatie
in lid 7, onder b), worden aangevuld met een analyse en een schatting van de
waarde van de activa en passiva van de in artikel 2 bedoelde entiteit op basis
van de marktwaarde. 9. Bij de waardering wordt de
onderverdeling van de crediteuren in categorieën in overeenstemming met de in
artikel 15 bedoelde rangorde van vorderingen aangegeven, samen met een
inschatting van de behandeling die elke categorie van aandeelhouders en
crediteuren naar verwachting had gekregen indien de in artikel 2 bedoelde
entiteit volgens een normale insolventieprocedure zou zijn geliquideerd. 10. Indien wegens de spoedeisende
omstandigheden van de zaak ofwel onmogelijk aan de vereisten van de leden 6 en 8
kan worden voldaan, ofwel lid 2 van toepassing is, wordt een voorlopige
waardering verricht. De voorlopige waardering voldoet aan de vereisten van
lid 4 en, voor zover dit gezien de omstandigheden redelijkerwijze haalbaar
is, aan de vereisten van de leden 1, 7 en 9. De in de eerste alinea bedoelde voorlopige
waardering omvat een buffer voor bijkomende verliezen, die passend wordt
gemotiveerd. 11. Een waardering die niet aan
alle vereisten van dit artikel voldoet, wordt als voorlopig beschouwd totdat
een onafhankelijk persoon een waardering heeft verricht die ten volle aan alle
vereisten van dit artikel voldoet. Deze definitieve waardering ex post wordt zo
spoedig mogelijk verricht. De definitieve waardering ex post heeft tot doel: (a)
er zorg voor te dragen dat ieder verlies met
betrekking tot de activa van de in artikel 2 bedoelde entiteit volledig in
de boekhouding van die entiteit wordt opgenomen; (b)
een besluit te motiveren om overeenkomstig lid 12
de vorderingen van de crediteuren terug te nemen of de waarde van de betaalde
vergoeding te verhogen. 12. Indien de geschatte
definitieve waardering ex post van de nettowaarde van de activa van de in
artikel 2 bedoelde entiteit hoger is dan de geschatte voorlopige waardering van
de nettowaarde van de activa van die entiteit, kan de afwikkelingsraad de
nationale afwikkelingsautoriteit verzoeken: (a)
haar bevoegdheid uit te oefenen om de waarde te
verhogen van de vorderingen van de crediteuren welke uit hoofde van het
instrument van de inbreng van de particuliere sector zijn afgeschreven; (b)
een overbruggingsinstelling of een vehikel voor
activabeheer de opdracht te geven een verdere betaling te verrichten van de
vergoeding met betrekking tot de activa, de rechten of de verplichtingen aan de
in artikel 2 bedoelde entiteit in afwikkeling, of in voorkomend geval, van de
vergoeding met betrekking tot de aandelen of eigendomsinstrumenten aan de
eigenaars van de aandelen of andere eigendomsinstrumenten. 13. In afwijking van lid 1
vormt een overeenkomstig de leden 10 en 11 verrichte voorlopige waardering voor
de afwikkelingsraad een geldige basis om afwikkelingsmaatregelen te nemen of om
de bevoegdheid tot het afschrijven of omzetten van kapitaalinstrumenten uit te
oefenen. 14. De waardering heeft geen enkel
rechtsgevolg en is geen procedurehandeling ter voorbereiding van de aanbeveling
van de afwikkelingsraad om een afwikkelingsinstrument toe te passen of een
afwikkelingsbevoegdheid uit te oefenen. 15. De waardering is ook in
overeenstemming met de door de Commissie overeenkomstig artikel 30, lid 7, van
Richtlijn [ ] vastgestelde gedelegeerde handelingen betreffende de
omstandigheden waaronder een persoon onafhankelijk is, de methode voor de
bepaling van de waarde van de activa en passiva van de entiteit, en de methode
voor het berekenen van een buffer voor bijkomende verliezen en het opnemen
ervan in de voorlopige waardering. 16. Om te beoordelen of
aandeelhouders en crediteuren beter zouden zijn behandeld mocht een normale
insolventieprocedure ten aanzien van de instelling in afwikkeling zijn geopend,
draagt de afwikkelingsraad er zorg voor dat een waardering door een
onafhankelijke persoon wordt verricht nadat de afwikkelingsmaatregel heeft
plaatsgevonden. Deze waardering staat los van de waardering die uit hoofde van
de leden 1 tot en met 14 is verricht. 17. Bij de in lid 16 bedoelde
waardering wordt het volgende bepaald: (a)
de behandeling die aandeelhouders en crediteuren
zouden hebben genoten, mocht ten aanzien van de in artikel 2 bedoelde entiteit
in afwikkeling waarop de gedeeltelijke overdracht, afschrijving of omzetting
betrekking had, een normale insolventieprocedure zijn geopend vlak voordat deze
overdracht, afschrijving of omzetting plaatsvond; (b)
de daadwerkelijke behandeling die aandeelhouders en
crediteuren hebben genoten bij de afwikkeling van de in artikel 2 bedoelde
entiteit in afwikkeling; (c)
of er sprake is van een verschil tussen de onder a)
bedoelde behandeling en de onder b) bedoelde behandeling. 18. Bij de in lid 16 bedoelde
waardering wordt: (a)
aangenomen dat tegen de in artikel 2 bedoelde
entiteit in afwikkeling waarop de gedeeltelijke overdracht, afschrijving of
omzetting betrekking had, een normale insolventieprocedure zou zijn geopend
vlak voordat de afwikkelingsmaatregel plaatsvond; (b)
aangenomen dat de gedeeltelijke overdracht, of
overdrachten, van rechten, activa en passiva, dan wel de afschrijving of de
omzetting niet had plaatsgevonden; (c)
geen rekening gehouden met de toekenning van
buitengewone overheidssteun aan de in artikel 2 bedoelde entiteit in
afwikkeling. Artikel 18
Afschrijving en omzetting van kapitaalinstrumenten 1. De ECB, een bevoegde
autoriteit of een afwikkelingsautoriteit, zoals aangewezen door een lidstaat in
overeenstemming met artikel 51, lid 1, onder ba) en bb), en artikel 54 van
Richtlijn [ ], stellen de afwikkelingsraad in kennis ingeval zij oordelen
dat met betrekking tot een in artikel 2 bedoelde entiteit of een groep die in
een deelnemende lidstaat is gevestigd, aan de volgende voorwaarden is voldaan: (a)
de entiteit is niet langer levensvatbaar tenzij de
kapitaalinstrumenten worden afgeschreven of in eigen vermogen worden omgezet; (b)
de entiteit of groep heeft buitengewone openbare
financiële steun nodig, behalve onder een van de omstandigheden die in artikel 16,
lid 3, onder d) iii), zijn beschreven. 2. Voor de toepassing van
lid 1 wordt een in artikel 2 bedoelde entiteit of een groep geacht niet
langer levensvatbaar te zijn indien beide onderstaande voorwaarden zijn
vervuld: (a)
de entiteit of groep failleert of zal waarschijnlijk
failleren; (b)
gezien de timing en andere ter zake doende
omstandigheden valt het redelijkerwijze niet te verwachten dat een andere
maatregel, inclusief een alternatieve maatregel van de particuliere sector of
van een toezichthouder (met inbegrip van vroegtijdige-interventiemaatregelen),
dan de afschrijving of omzetting van kapitaalinstrumenten, hetzij afzonderlijk,
hetzij in combinatie met een afwikkelingsmaatregel, het failleren van de
betrokken entiteit of groep binnen een redelijk tijdsbestek zou voorkomen. 3. Voor de toepassing van
lid 1, onder a), wordt een entiteit als een faillerende of waarschijnlijk
faillerende entiteit beschouwd als zich ten minste één van de in artikel 16,
lid 3, beschreven omstandigheden voordoet. 4. Voor de toepassing van
lid 2, onder a), wordt een groep als een faillerende of waarschijnlijk
faillerende groep beschouwd indien de groep haar geconsolideerde prudentiële
vereisten op zodanige wijze overtreedt, of er objectieve elementen bestaan ter
ondersteuning van de vaststelling dat de groep de genoemde vereisten in de
nabije toekomst op zodanige wijze zal overtreden, dat een optreden door de
bevoegde autoriteit gerechtvaardigd zou zijn, onder meer, doch niet uitsluitend
omdat de groep verliezen heeft geleden of waarschijnlijk zal lijden die haar
eigen vermogen geheel of aanmerkelijk uitputten. 5. Op aanbeveling van de
afwikkelingsraad of op eigen initiatief verifieert de Commissie of aan de in
lid 1 gestelde voorwaarden is voldaan. De Commissie bepaalt of de bevoegdheden
om kapitaalinstrumenten af te schrijven of om te zetten afzonderlijk, dan wel,
volgens de in artikel 16, leden 4 tot en met 7, beschreven procedure, in
combinatie met een afwikkelingsmaatregel moeten worden uitgeoefend. 6. Ingeval de Commissie bepaalt
dat de in lid 1 bedoelde voorwaarden zijn vervuld, maar dat niet aan de in
artikel 16, lid 2, gestelde afwikkelingsvoorwaarden is voldaan, geeft de
afwikkelingsraad, op grond van een besluit van de Commissie, de nationale
afwikkelingsautoriteiten de instructie de afschrijvings- of de
omzettingsbevoegdheid conform de artikelen 51 en 52 van Richtlijn [ ] uit
te oefenen. 7. Ingeval zowel aan de in lid 1
bedoelde voorwaarden als aan de in artikel 16, lid 2, gestelde
afwikkelingsvoorwaarden is voldaan, is de in artikel 16, leden 4 tot en met 7,
beschreven procedure van toepassing. 8. De afwikkelingsraad draagt er
zorg voor dat de nationale afwikkelingsautoriteiten de afschrijvings- of de
omzettingsbevoegdheid op zodanige wijze uitoefenen dat dit de volgende
resultaten oplevert: (a)
het tier 1-kernkapitaal wordt eerst verlaagd in
verhouding tot de verliezen en tot de volledige omvang ervan. (b)
de hoofdsom van de relevante kapitaalinstrumenten
wordt afgeschreven of omgezet in tier 1-kernkapitaalinstrumenten, dan wel
beide, in de mate die noodzakelijk is en tot de volledige omvang van de
relevante kapitaalinstrumenten. 9. De nationale
afwikkelingsautoriteiten voeren de instructies van de afwikkelingsraad uit en
gaan overeenkomstig artikel 26 over tot de afschrijving of omzetting van kapitaalinstrumenten. Artikel 19
Algemene beginselen van afwikkelingsinstrumenten 1. Indien de afwikkelingsraad
besluit een afwikkelingsinstrument op een in artikel 2 bedoelde entiteit toe te
passen, en deze afwikkelingsmaatregel tot gevolg zou hebben dat crediteuren
verliezen lijden of dat hun vorderingen worden omgezet, oefent de
afwikkelingsraad de bevoegdheid uit hoofde van artikel 18 uit onmiddellijk
voordat zij het afwikkelingsinstrument toepast dan wel op hetzelfde tijdstip. 2. De in artikel 16, lid 5, onder
b), bedoelde afwikkelingsinstrumenten zijn: (a)
het instrument van verkoop van de onderneming; (b)
het instrument van de overbruggingsinstelling; (c)
het instrument van afsplitsing van activa; (d)
het instrument van de inbreng van de particuliere
sector. 3. Bij de vaststelling van de in
artikel 16, lid 5, bedoelde aanbeveling neemt de afwikkelingsraad de volgende
factoren in aanmerking: (a)
de activa en passiva van de instelling in
afwikkeling op basis van de waardering in de zin van artikel 17; (b)
de liquiditeitspositie van de instelling in
afwikkeling; (c)
de verkoopbaarheid van de franchisewaarde van de
instelling in afwikkeling in het licht van de op de markt heersende economische
en concurrentievoorwaarden; (d)
de beschikbare tijd. 4. Behoudens lid 5 mogen de
afwikkelingsinstrumenten ofwel afzonderlijk, ofwel samen worden toegepast, met
uitzondering van het instrument van de afsplitsing van activa, dat alleen samen
met een ander afwikkelingsinstrument mag worden toegepast. Artikel 20
Afwikkelingsregeling In de overeenkomstig artikel 16, lid 8, door
de afwikkelingsraad aangenomen afwikkelingsregeling zijn, in overeenstemming
met de uit hoofde van artikel 16, lid 6, door de Commissie genomen besluiten
ten aanzien van het afwikkelingskader en, in voorkomend geval, een besluit
inzake staatssteun, mutatis mutandis de bijzonderheden betreffende de op de
instelling in afwikkeling toe te passen afwikkelingsinstrumenten vastgelegd
welke ten minste op de in artikel 21, lid 2, artikel 22, lid 2, artikel 23,
lid 2, en artikel 24 lid 1, bedoelde maatregelen betrekking hebben, en is
tevens bepaald voor welke precieze bedragen en doeleinden een beroep op het
Fonds zal worden gedaan. In de loop van het afwikkelingsproces kan de
afwikkelingsraad de afwikkelingsregeling wijzigen en bijwerken voor zover zulks
passend blijkt in het licht van de omstandigheden van de zaak en tevens binnen
de perken blijft van het overeenkomstig artikel 16, lid 6, door de Commissie
vastgestelde afwikkelingskader. Artikel 21
Instrument van verkoop van de onderneming 1. Binnen het door de Commissie
vastgestelde kader bestaat het instrument van de verkoop van de onderneming in
de overdracht aan een koper die geen overbruggingsinstelling is, van het
volgende: (a)
aandelen of andere eigendomsinstrumenten van een
instelling in afwikkeling; of (b)
alle of welbepaalde activa, rechten of
verplichtingen van een instelling in afwikkeling; 2. In verband met het instrument
van de verkoop van de onderneming wordt in de in artikel 16, lid 8, bedoelde
afwikkelingsregeling met name het volgende vastgelegd: (a)
de in overeenstemming met artikel 32, leden 1 en 7
tot en met 11, van Richtlijn [ ] door de nationale
afwikkelingsautoriteit over te dragen instrumenten, activa, rechten en
verplichtingen; (b)
de commerciële voorwaarden, gezien de
omstandigheden en de in de loop van het afwikkelingsproces gemaakte kosten en
verrichte uitgaven, waartegen de nationale afwikkelingsautoriteit
overeenkomstig artikel 32, leden 2, 3 en 4, van Richtlijn [ ] de
overdracht moet uitvoeren; (c)
of de nationale afwikkelingsautoriteit de
overdrachtbevoegdheden meer dan eens mag uitoefenen in overeenstemming met
artikel 32, leden 5 en 6, van Richtlijn [ ]; (d)
de regelingen voor de verkoop door de nationale
afwikkelingsautoriteit van de betrokken entiteit of de betrokken instrumenten,
activa, rechten en verplichtingen in overeenstemming met artikel 33, leden 1 en
2, van Richtlijn [ ]; (e)
of het waarschijnlijk is dat de inachtneming van de
verkoopsvoorwaarden door de nationale afwikkelingsautoriteit de
afwikkelingsdoelstellingen zal ondermijnen in de zin van lid 3. 3. De afwikkelingsraad past het
instrument van verkoop van de onderneming toe zonder aan de in lid 2, onder e),
gestelde voorwaarden voor de verkoop te voldoen wanneer hij besluit dat
inachtneming van deze voorwaarden waarschijnlijk een of meer van de
afwikkelingsdoelstellingen zou ondermijnen, en met name indien aan de volgende
voorwaarden is voldaan: (a)
hij is van oordeel dat het failleren of potentieel
failleren van de instelling in afwikkeling een wezenlijke bedreiging voor de
financiële stabiliteit vormt of die bedreiging verergert; (b)
hij is van oordeel dat inachtneming van die
vereisten de doelmatigheid van het instrument van verkoop van de
onderneming bij het wegnemen van die bedreiging of het verwezenlijken van
de in artikel 12, lid 2, onder b), vermelde afwikkelingsdoelstelling zou
ondermijnen. Artikel 22
Instrument van de overbruggingsinstelling 1. Binnen het door de Commissie
vastgestelde kader bestaat het instrument van de overbruggingsinstelling in de
overdracht aan een overbruggingsinstelling van een of meer van de volgende
elementen: (a)
aandelen of andere eigendomsinstrumenten die zijn
uitgegeven door een of meer instellingen in afwikkeling; (b)
alle of bepaalde activa, rechten of verplichtingen
van een of meer instellingen in afwikkeling. 2. In verband met het instrument
van de verkoop van de overbruggingsinstelling wordt in de in artikel 20
bedoelde afwikkelingsregeling met name het volgende vastgelegd: (a)
de in overeenstemming met artikel 34, leden 1 tot
en met 9, van Richtlijn [ ] door de nationale afwikkelingsautoriteit aan
een overbruggingsinstelling over te dragen instrumenten, activa, rechten en
verplichtingen; (b)
de regelingen voor de oprichting, werking en
beëindiging van de overbruggingsinstelling door de nationale afwikkelingsautoriteit
in overeenstemming met artikel 35, leden 1, 2, 3 en 5 tot en met 8, van
Richtlijn [ ]; (c)
de regelingen voor de verkoop van de
overbruggingsinstelling of van de activa of passiva ervan door de nationale
afwikkelingsautoriteit in overeenstemming met artikel 35, lid 4, van Richtlijn [ ]. 3. De afwikkelingsraad draagt er
zorg voor dat de totale waarde van de door de nationale afwikkelingsautoriteit
aan de overbruggingsinstelling overgedragen passiva de totale waarde van de
door de instelling in afwikkeling overgedragen of uit andere bronnen afkomstige
rechten en activa niet overtreft. Artikel 23
Instrument van afsplitsing van activa 1. Binnen het door de Commissie
vastgestelde kader bestaat het instrument van de afsplitsing van activa in de
overdracht van activa, rechten of verplichtingen van een instelling in
afwikkeling aan een vehikel voor activabeheer. Een vehikel voor activabeheer is een rechtspersoon
die aan alle onderstaande vereisten voldoet: (a)
het is geheel of gedeeltelijk eigendom van of staat
onder de zeggenschap van een of meer overheidsinstanties, waarvan de
afwikkelingsautoriteit of de financieringsregeling voor de afwikkeling deel kan
uitmaken; (b)
het is opgericht voor het ontvangen van sommige of
alle activa, rechten en verplichtingen van een of meer instellingen in
afwikkeling of van een overbruggingsinstelling. 2. In verband met het instrument
van de afsplitsing van activa wordt in de in artikel 20 bedoelde
afwikkelingsregeling met name het volgende vastgelegd: (a)
de in overeenstemming met artikel 36, leden 1 tot
en met 4 en 6 tot en met 10, van Richtlijn [ ] door de nationale
afwikkelingsautoriteit over te dragen instrumenten, activa, rechten en
verplichtingen; (b)
de vergoeding waarvoor de activa door de nationale
afwikkelingsautoriteit aan het vehikel voor activabeheer worden overgedragen in
overeenstemming met de in artikel 17 vastgelegde beginselen. Deze bepaling
staat er niet aan in de weg dat de vergoeding een nominale of negatieve waarde
heeft. Artikel 24
Instrument van de inbreng van de particuliere sector 1. Het instrument van de inbreng
van de particuliere sector kan voor een van beide volgende doeleinden worden
toegepast: (a)
ofwel voor de herkapitalisatie van een in artikel 2
bedoelde entiteit die in zoverre aan de afwikkelingsvoorwaarden voldoet dat
ervoor kan worden gezorgd dat zij weer aan de vergunningsvoorwaarden voldoet en
de werkzaamheden kan uitoefenen waarvoor haar overeenkomstig Richtlijn 2013/36/EG
of Richtlijn 2004/39/EG vergunning is verleend; (b)
ofwel voor de omzetting in eigen vermogen of
verlaging van de hoofdsom van de vorderingen of schuldinstrumenten die aan een
overbruggingsinstelling zijn overgedragen teneinde kapitaal voor die
overbruggingsinstelling te verschaffen. Binnen het door de Commissie vastgestelde kader
voor het instrument van de inbreng van de particuliere sector wordt in de
afwikkelingsregeling met name het volgende vastgelegd: (a)
het totaalbedrag waarmee in aanmerking komende
passiva moeten worden verminderd of waarin deze moeten worden omgezet in
overeenstemming met lid 6; (b)
de passiva die overeenkomstig de leden 5 tot en met
13 kunnen worden uitgesloten; (c)
de doelstellingen en minimuminhoud van het
bedrijfssaneringsplan dat overeenkomstig lid 16 moet worden ingediend. 2. Het instrument van de inbreng
van de particuliere sector mag slechts voor het in lid 1, onder a),
vermelde doel worden toegepast indien er een realistisch vooruitzicht is dat de
toepassing van dat instrument – in combinatie met de maatregelen die
overeenkomstig het bij artikel 16 voorgeschreven bedrijfssaneringsplan
zijn genomen – niet alleen tot de verwezenlijking van de relevante
afwikkelingsdoelstellingen leidt, maar ook de financiële soliditeit en de
levensvatbaarheid op lange termijn van de betrokken instelling herstelt. Indien niet aan de in de eerste alinea gestelde
voorwaarde is voldaan, worden een van de in artikel 19, lid 2, onder a), b) of
c), bedoelde afwikkelingsinstrumenten en het in artikel 19, lid 2, onder d),
bedoelde instrument van de inbreng van de particuliere sector toegepast, al
naargelang het geval. 3. De volgende passiva mogen
niet worden afgeschreven en omgezet: (a)
gedekte deposito's; (b)
door zekerheid gedekte verplichtingen, met inbegrip
van gedekte obligaties; (c)
elke verplichting die ontstaat doordat de in
artikel 2 bedoelde entiteit activa of geld van cliënten aanhoudt, of doordat er
een vertrouwensrelatie tussen de in artikel 2 bedoelde entiteit (als
vertrouwenspersoon) en een andere persoon (als begunstigde) bestaat, mits die
cliënt of begunstigde bescherming geniet volgens het toepasselijke
insolventierecht of burgerlijk recht; (d)
verplichtingen jegens instellingen, met
uitzondering van entiteiten die tot dezelfde groep behoren, met een
oorspronkelijke looptijd van minder dan zeven dagen; (e)
verplichtingen die voortvloeien uit deelneming in
een overeenkomstig Richtlijn 98/26/EG[23]
aangemerkt systeem en die een resterende looptijd van minder dan zeven dagen
hebben; (f)
verplichtingen ten aanzien van: i) werknemers, met betrekking tot hun
loon, pensioenuitkeringen of andere vaste vergoedingen, met uitzondering van de
niet bij wet of bij collectieve arbeidsovereenkomst geregelde variabele
component van de beloning; ii) commerciële of handelscrediteuren welke
voortvloeien uit de levering van goederen of diensten aan de instelling of de
in artikel 1, onder b), c) of d), bedoelde entiteit die van kritiek belang zijn
voor de dagelijkse bedrijfsactiviteiten ervan, zoals IT-diensten,
nutsvoorzieningen en de huur, de exploitatie en het onderhoud van
bedrijfsruimten; iii) belastingautoriteiten en
socialezekerheidsinstanties mits het, volgens het toepasselijke
insolventierecht of burgerlijk recht, preferente verplichtingen betreft. 4. Het in lid 3 vastgelegde
toepassingsgebied van het instrument van de inbreng van de particuliere sector
belet niet om, in voorkomend geval, deze bevoegdheden uit te oefenen met
betrekking tot die delen van door zekerheden of anderszins gedekte
verplichtingen die de waarde van de activa, het pand, het pandrecht of de
zakelijke zekerheid waarmee zij zijn gedekt, overschrijden. Gedekte obligaties
als omschreven in artikel 52, lid 4, van Richtlijn 2009/65/EG[24] kunnen van deze bepaling
worden vrijgesteld. 5. In uitzonderlijke gevallen
kunnen sommige passiva geheel of gedeeltelijk van de uitoefening van de
afschrijvings- en omzettingsbevoegdheden worden uitgesloten onder een van de
volgende omstandigheden: (a)
ingeval voor die passiva niet binnen een redelijke
termijn in een inbreng van de particuliere sector kan worden voorzien, ondanks
de inspanningen te goeder trouw van de afwikkelingsautoriteit; of (b)
ingeval de uitsluiting strikt noodzakelijk is en
evenredig is aan het doel om de continuïteit van kritieke functies en
kernbedrijfsonderdelen te garanderen op een wijze die de instelling in
afwikkeling in staat blijft stellen de kernactiviteiten, -diensten en
-transacties voort te zetten; of (c)
ingeval de uitsluiting strikt noodzakelijk is en
evenredig is aan het doel om te voorkomen dat een wijdverbreide besmetting
ontstaat die de werking van de financiële markten zou verstoren op een wijze
die de economie van een lidstaat of van de Unie ernstig kan ontwrichten; of (d)
ingeval de toepassing van het instrument van de
inbreng van de particuliere sector op die passiva zou leiden tot een
waardevernietiging die voor de andere crediteuren grotere verliezen met zich meebrengt
dan bij een uitsluiting van die passiva van het instrument van de inbreng van
de particuliere sector. Ingeval een in aanmerking komend passivum of een
categorie van in aanmerking komende passiva geheel of gedeeltelijk wordt
uitgesloten, mag het niveau van afschrijving of omzetting dat op andere in
aanmerking komende passiva wordt toegepast, worden verhoogd om met die
uitsluitingen rekening te houden, mits het niveau van afschrijving of omzetting
dat op andere in aanmerking komende passiva wordt toegepast in overeenstemming
is met het in artikel 13, lid 1, onder f), vervatte beginsel. 6. Ingeval een in aanmerking
komend passivum of een categorie van in aanmerking komende passiva uit hoofde
van lid 5 geheel of gedeeltelijk wordt uitgesloten, en de verliezen die uit
deze passiva zouden zijn voortgevloeid niet volledig aan andere crediteuren
zijn overgedragen, kan een bijdrage van het Fonds aan de instelling in
afwikkeling worden geleverd teneinde: (a)
eventuele verliezen te dekken die niet door in
aanmerking komende passiva zijn opgevangen en ervoor te zorgen dat de
nettowaarde van de activa van de instelling in afwikkeling overeenkomstig lid 1,
onder a), wederom gelijk is aan nul; (b)
aandelen of andere eigendoms- of
kapitaalinstrumenten in de instelling in afwikkeling te kopen met de bedoeling
de instelling overeenkomstig lid 1, onder b), te herkapitaliseren. 7. Het Fonds mag alleen een in
lid 6 bedoelde bijdrage leveren op voorwaarde dat de bijdrage aan beide
volgende criteria voldoet: (a)
de aandeelhouders, de houders van andere
eigendomsinstrumenten en de houders van relevante kapitaalinstrumenten en
andere in aanmerking komende passiva hebben via afschrijving, omzetting of
anderszins een bijdrage geleverd om verliezen op te vangen en een
herkapitalisatie te bewerkstelligen die ten minste gelijk is aan 8 % van
de totale passiva, met inbegrip van het eigen vermogen van de instelling in
afwikkeling, bepaald volgens de in artikel 17 beschreven waarderingsmethode op
het moment waarop de afwikkelingsmaatregel is genomen; (b)
de bijdrage van het Fonds is kleiner dan 5 %
van de totale passiva, met inbegrip van het eigen vermogen van de instelling in
afwikkeling, bepaald volgens de in artikel 17 beschreven waarderingsmethode op
het moment waarop de afwikkelingsmaatregel is genomen. 8. De bijdrage van het Fonds kan
worden gefinancierd door: (a)
het ter beschikking van het Fonds staande bedrag
dat overeenkomstig artikel 66 is bijeengebracht door middel van bijdragen van
in artikel 2 bedoelde entiteiten; (b)
het bedrag dat overeenkomstig artikel 67 binnen een
periode van drie jaar kan worden bijeengebracht door middel van achteraf te
betalen bijdragen; en (c)
ingeval de onder a) en b) bedoelde bijdragen
ontoereikend zijn, bedragen die overeenkomstig artikel 69 uit alternatieve
financieringsbronnen worden aangetrokken. 9. In uitzonderlijke
omstandigheden kunnen voor verdere financiering alternatieve
financieringsbronnen worden aangeboord nadat: (a)
de in lid 7, onder b), vermelde limiet van 5 %
is bereikt; en (b)
alle concurrente, niet-preferente passiva, met
uitzondering van in aanmerking komende deposito's, volledig zijn afgeschreven
of omgezet. 10. Wanneer aan de in lid 7, onder
a) en b), gestelde voorwaarden is voldaan, mag bij wijze van alternatief of ter
aanvulling een bijdrage worden geleverd uit middelen die door middel van in
artikel 66 bedoelde bijdragen vooraf zijn verkregen en die nog niet zijn
aangewend. 11. Voor de toepassing van deze
verordening is artikel 38, lid 3cab, vijfde alinea, van Richtlijn [ ] niet
van toepassing. 12. Bij het nemen van het in lid 5
bedoelde besluit wordt naar behoren rekening gehouden met de volgende factoren: (a)
het beginsel dat verliezen in de eerste plaats door
aandeelhouders dienen te worden gedragen en vervolgens, in het algemeen, door
crediteuren van de instelling in afwikkeling in volgorde van voorrang; (b)
de resterende capaciteit voor het opvangen van
verliezen van de instelling in afwikkeling bij uitsluiting van het passivum of
de categorie van passiva; (c)
de noodzaak passende middelen voor de financiering
van de afwikkeling aan te houden. 13. De afwikkelingsraad voert de
beoordeling van de volgende punten uit op basis van een waardering die aan de
vereisten van artikel 17 voldoet: (a)
het totaalbedrag waarmee de in aanmerking komende
passiva moeten worden afgeschreven om ervoor te zorgen dat de nettowaarde van
de activa van de instelling in afwikkeling gelijk is aan nul; (b)
in voorkomend geval, het totaalbedrag waarvoor in
aanmerking komende passiva in aandelen moeten worden omgezet om de tier 1-kernkapitaalratio
van ofwel de instelling in afwikkeling, ofwel de overbruggingsinstelling te
herstellen. Wanneer tot de toepassing van het instrument van
de inbreng van de particuliere sector voor de in lid 1, onder a), bedoelde
doelstelling wordt besloten, wordt bij de in de eerste alinea bedoelde
beoordeling het bedrag vastgesteld waarmee de in aanmerking komende passiva
moeten worden omgezet om de tier 1-kernkapitaalratio van de instelling in
afwikkeling of, in voorkomend geval, de overbruggingsinstelling te herstellen,
rekening houdend met de inbreng van kapitaal door het afwikkelingsfonds uit
hoofde van artikel 71, lid 1, onder d), alsook om voldoende
marktvertrouwen in de instelling in afwikkeling of overbruggingsinstelling te
wekken en deze in staat te stellen aan de vergunningsvoorwaarden te blijven
voldoen en de werkzaamheden te blijven uitoefenen waarvoor haar op grond van
Richtlijn 2013/36/EU of Richtlijn 2004/39/EG vergunning is verleend. 14. Er kunnen uitsluitingen uit
hoofde van lid 5 worden toegepast om bepaalde passiva volledig van de
afschrijving uit te sluiten of om de omvang van de op die passiva toegepaste
afschrijving te beperken. 15. Bij de uitoefening van de
afschrijvings- en omzettingsbevoegdheden wordt de in artikel 15 vervatte
rangorde van vorderingen in acht genomen. 16. De nationale
afwikkelingsautoriteit doet de afwikkelingsraad onverwijld het
bedrijfssaneringsplan toekomen dat zij na de toepassing van het instrument van
de inbreng van de particuliere sector van de overeenkomstig artikel 47, lid 1,
van Richtlijn [ ] aangestelde bewindvoerder heeft ontvangen. Uiterlijk twee weken na de datum van voorlegging
van het bedrijfssaneringsplan stelt de afwikkelingsautoriteit de
afwikkelingsraad in kennis van haar beoordeling van het plan. Uiterlijk een
maand na de datum van voorlegging van het bedrijfssaneringsplan beoordeelt de
afwikkelingsraad de waarschijnlijkheid dat het plan, indien uitgevoerd, de
levensvatbaarheid op lange termijn van de in artikel 2 bedoelde entiteit zal
herstellen. De evaluatie wordt in overleg met de bevoegde autoriteit verricht. Indien de afwikkelingsraad ervan overtuigd is dat
het plan het beoogde doel zal bereiken, staat hij de nationale
afwikkelingsautoriteit toe het plan overeenkomstig artikel 47, lid 5, van
Richtlijn [ ] goed te keuren. Indien de afwikkelingsraad er niet van
overtuigd is dat het plan het beoogde doel zal bereiken, geeft hij de nationale
afwikkelingsautoriteit de instructie de bewindvoerder van zijn bezorgdheden in
kennis te stellen en overeenkomstig artikel 47, lid 6, van Richtlijn [ ]
van de bewindvoerder te eisen dat deze het plan zodanig wijzigt dat aan deze
bezorgdheden tegemoet wordt gekomen. Dit gebeurt in overleg met de bevoegde
autoriteit. De nationale afwikkelingsautoriteit doet de
afwikkelingsraad het gewijzigde plan toekomen. De afwikkelingsraad geeft de
nationale afwikkelingsautoriteit de instructie de bewindvoerder binnen een week
te laten weten of zij ervan overtuigd is dat het plan, zoals gewijzigd, aan de
gemelde bezorgdheden tegemoetkomt, dan wel of er verdere wijzigingen zijn
vereist. Artikel 25
Toezicht door de afwikkelingsraad 1. De afwikkelingsraad houdt
nauwlettend toezicht op de uitvoering van de afwikkelingsregeling door de
nationale afwikkelingsautoriteiten. De nationale afwikkelingsautoriteiten moeten
daartoe: (a)
met de afwikkelingsraad samenwerken en deze
bijstaan bij de vervulling van zijn toezichttaak; (b)
met regelmatige tussenpozen die door de
afwikkelingsraad worden vastgesteld, correcte, betrouwbare en volledige
inlichtingen verstrekken die de afwikkelingsraad eventueel kan verlangen over
de uitvoering van de afwikkelingsregeling, de toepassing van de
afwikkelingsinstrumenten en de uitoefening van de afwikkelingsbevoegdheden, met
inbegrip van informatie over de volgende elementen: i) de werking en financiële positie van de
instelling in afwikkeling, de overbruggingsinstelling en het vehikel voor
activabeheer; ii) de behandeling die aandeelhouders en
crediteuren zouden hebben genoten indien de instelling volgens een normale
insolventieprocedure zou zijn geliquideerd; iii) eventuele lopende gerechtelijke
procedures die betrekking hebben op de liquidatie van de activa van de
gefailleerde instelling, op betwistingen van het afwikkelingsbesluit en op de
waardering, of die betrekking hebben op door de aandeelhouders of crediteuren
ingediende compensatieverzoeken; (iv) de aanstelling, het ontslag of de
vervanging van beoordelaars, bewindvoerders, boekhouders, juristen en andere
beroepsbeoefenaren die voor het bijstaan van de nationale
afwikkelingsautoriteit noodzakelijk kunnen zijn, alsook over de wijze waarop
zij hun functies hebben uitgeoefend; (v) enigerlei andere aangelegenheid die de
afwikkelingsraad eventueel aan de orde kan stellen; (vi) de mate waarin en de wijze waarop de in
hoofdstuk V van Richtlijn [ ] vermelde bevoegdheden van de nationale
afwikkelingsautoriteiten door deze autoriteiten worden uitgeoefend; (vii) de economische levensvatbaarheid, de
haalbaarheid en de uitvoering van het bedrijfssaneringsplan waarin artikel 24,
lid 16, voorziet. De nationale afwikkelingsautoriteiten dienen een
eindverslag over de uitvoering van de afwikkelingsregeling in bij de
afwikkelingsraad. 2. Op grond van de verstrekte
informatie kan de afwikkelingsraad aan de nationale afwikkelingsautoriteiten
instructies geven ten aanzien van elk aspect van de uitvoering van de
afwikkelingsregeling, en met name ten aanzien van de in artikel 20 bedoelde
elementen en de uitoefening van de afwikkelingsbevoegdheden. 3. Ingeval zulks noodzakelijk is
om de afwikkelingsdoelstellingen te realiseren, kan de Commissie, op
aanbeveling van de afwikkelingsraad of op eigen initiatief, haar besluit inzake
het afwikkelingskader evalueren en daarin passende wijzigingen aanbrengen. Artikel 26
Tenuitvoerlegging van afwikkelingsbesluiten 1. De nationale
afwikkelingsautoriteiten ondernemen de nodige actie om uitvoering te geven aan
het in artikel 16, lid 8, bedoelde afwikkelingsbesluit, met name door
zeggenschap over de in artikel 2 bedoelde entiteiten uit te oefenen, door de
nodige maatregelen te nemen in overeenstemming met artikel 64 van Richtlijn [ ],
en door er zorg voor te dragen dat de waarborgen waarin Richtlijn [ ]
voorziet, in acht worden genomen. De nationale afwikkelingsautoriteiten leggen
alle door de afwikkelingsraad tot hen gerichte besluiten ten uitvoer. Daartoe oefenen zij volgens de in de nationale
wetgeving bepaalde voorwaarden de bevoegdheden uit die hun krachtens het
nationale recht tot omzetting van Richtlijn [ ] zijn verleend. De
nationale afwikkelingsautoriteiten informeren de afwikkelingsraad volledig over
de uitoefening van die bevoegdheden. Alle actie die zij ondernemen, is in
overeenstemming met het in artikel 16, lid 8, bedoelde besluit. 2. Ingeval een nationale
afwikkelingsautoriteit een in artikel 16 bedoeld besluit niet heeft toegepast,
dan wel het besluit op zodanige wijze heeft toegepast dat de in deze
verordening vastgelegde afwikkelingsdoelstellingen niet zijn verwezenlijkt,
beschikt de afwikkelingsraad over de bevoegdheid een instelling in afwikkeling
te bevelen: (a)
om bepaalde rechten, activa of verplichtingen van
een instelling in afwikkeling aan een andere persoon over te dragen; (b)
om de omzetting te eisen van schuldinstrumenten die
een contractuele voorwaarde bevatten voor omzetting in de in artikel 18
beschreven omstandigheden; 3. De instelling in afwikkeling
geeft gevolg aan elk in lid 2 bedoelde besluit. Deze besluiten hebben voorrang
op eerdere besluiten die door de nationale autoriteiten over dezelfde
aangelegenheid zijn vastgesteld. 4. Wanneer zij actie ondernemen
met betrekking tot aangelegenheden die onder een overeenkomstig lid 2 genomen
besluit vallen, voegen de nationale autoriteiten zich naar dat besluit. Hoofdstuk 4 Samenwerking Artikel 27
Verplichting tot samenwerking 1. De afwikkelingsraad stelt de
Commissie in kennis van alle maatregelen die hij neemt ter voorbereiding van de
afwikkeling. Ten aanzien van informatie die van de afwikkelingsraad is
ontvangen, geldt voor de leden van de Commissie en de personeelsleden van
Commissie de in artikel 79 vastgelegde geheimhoudingsplicht. 2. Bij de uitoefening van hun
respectieve verantwoordelijkheden op grond van deze verordening werken de
afwikkelingsraad, de Commissie, de ECB en de nationale bevoegde autoriteiten en
afwikkelingsautoriteiten nauw samen. De ECB en de nationale bevoegde
autoriteiten verstrekken de afwikkelingsraad en de Commissie alle informatie
die zij nodig hebben voor de uitvoering van hun taken. 3. Bij de uitoefening van hun
respectieve verantwoordelijkheden op grond van deze verordening werken de afwikkelingsraad,
de Commissie, de ECB en de nationale bevoegde autoriteiten en
afwikkelingsautoriteiten nauw samen in de fasen van afwikkelingsplanning,
vroegtijdige interventie en afwikkeling krachtens de artikelen 7 tot en
met 26. De ECB en de nationale bevoegde autoriteiten verstrekken de
afwikkelingsraad en de Commissie alle informatie die zij nodig hebben voor de
uitvoering van hun taken. 4. Wanneer de ECB een
vertegenwoordiger van de afwikkelingsraad uitnodigt om deel te nemen aan de
raad van toezicht van de ECB die overeenkomstig artikel 19 van
Verordening (EU) nr. [.] van de Raad is opgericht, wijst de
afwikkelingsraad voor de toepassing van deze verordening een vertegenwoordiger
aan. 5. Voor de toepassing van deze
verordening wijst de afwikkelingsraad een vertegenwoordiger aan die deelneemt
aan het afwikkelingscomité van de Europese Bankautoriteit dat overeenkomstig
artikel 113 van Richtlijn [.] is opgericht. 6. De afwikkelingsraad werkt
nauw samen met de Europese Faciliteit voor financiële stabiliteit (EFSF) en het
Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM), met name wanneer het EFSF of het ESM
directe of indirecte financiële steun heeft verleend, of dat waarschijnlijk zal
doen, aan entiteiten die in een deelnemende lidstaat zijn gevestigd, met name
in de in artikel 24, lid 9, bedoelde uitzonderlijke omstandigheden. 7. De afwikkelingsraad en de ECB
sluiten een memorandum van overeenstemming met een algemene beschrijving van de
wijze waarop zij uit hoofde van lid 2 zullen samenwerken. Het memorandum
wordt regelmatig geëvalueerd, en wordt openbaar gemaakt onder voorbehoud van
een passende behandeling van vertrouwelijke gegevens. Artikel 28
Informatie-uitwisseling binnen het GAM 1. De afwikkelingsraad en de
nationale afwikkelingsautoriteiten zijn gehouden tot loyale samenwerking te
goeder trouw en tot informatie-uitwisseling. 2. De afwikkelingsraad verstrekt
de Commissie alle informatie die relevant is voor de uitvoering van haar taken
uit hoofde van deze verordening en, waar van toepassing, artikel 107 VWEU. Artikel 29
Samenwerking binnen het GAM en groepsbehandeling Artikel 12, leden 4, 5, 6 en 15,
en de artikelen 80 tot en met 83 van Richtlijn [.] zijn niet van
toepassing in de betrekkingen tussen de nationale afwikkelingsautoriteiten van
de deelnemende lidstaten. In de plaats daarvan zijn de desbetreffende
bepalingen van deze verordening van toepassing. Artikel 30
Samenwerking met niet-deelnemende lidstaten Wanneer een groep entiteiten omvat die in
deelnemende lidstaten en in niet-deelnemende lidstaten zijn gevestigd,
vertegenwoordigt de afwikkelingsraad de nationale afwikkelingsautoriteiten van
de deelnemende lidstaten, onverminderd de goedkeuringen van de Commissie die
uit hoofde van deze verordening vereist zijn, met het oog op de samenwerking
met de niet-deelnemende lidstaten overeenkomstig de artikelen 7, 8, 11, 12,
15, 50 en 80 tot en met 83 van Richtlijn [.]. Artikel 31
Samenwerking met autoriteiten van derde landen De Commissie en de afwikkelingsraad zijn
binnen elk van hun respectieve bevoegdheden uitsluitend verantwoordelijk om
namens de nationale afwikkelingsautoriteiten van de deelnemende lidstaten de in
artikel 88, lid 4, van Richtlijn [.] bedoelde niet-bindende
samenwerkingsovereenkomsten te sluiten en geven daarvan kennis overeenkomstig
lid 6 van dat artikel. Hoofdstuk 5 Onderzoeksbevoegdheden Artikel 32
Verzoeken om informatie 1. Voor de uitvoering van de in
de artikelen 7, 8, 11, 16 en 17 bedoelde taken kan de
afwikkelingsraad, hetzij direct hetzij via de nationale
afwikkelingsautoriteiten, van de volgende rechts- of natuurlijke personen
verlangen dat zij alle informatie verstrekken die nodig is voor de uitvoering
van de hem bij deze verordening opgedragen taken: (a)
de in artikel 2 bedoelde entiteiten; (b)
de personeelsleden van de in artikel 2 bedoelde
entiteiten; (c)
derden aan wie de in de in artikel 2 bedoelde
entiteiten functies of activiteiten hebben uitbesteed. 2. De in artikel 2 bedoelde
entiteiten en de in lid 1, onder b), bedoelde personen verstrekken de
krachtens lid 1 gevraagde informatie. Bepalingen inzake beroepsgeheim
stellen die entiteiten en personen niet vrij van de plicht die informatie te
verstrekken. De verstrekking van de gevraagde informatie wordt niet als een
schending van het beroepsgeheim beschouwd. 3. Wanneer de afwikkelingsraad
direct van die entiteiten en personen informatie verkrijgt, stelt hij die
informatie ter beschikking van de betrokken nationale afwikkelingsautoriteiten. 4. De afwikkelingsraad kan
doorlopend informatie verkrijgen over kapitaal, liquiditeit, activa en passiva
met betrekking tot alle instellingen die onder zijn afwikkelingsbevoegdheden
vallen, als die wezenlijk is met het oog op de afwikkeling. 5. De afwikkelingsraad, de
bevoegde autoriteiten en de nationale afwikkelingsautoriteiten kunnen een
memorandum van overeenstemming opstellen met een procedure voor de uitwisseling
van informatie. 6. De bevoegde autoriteiten, in
voorkomend geval met inbegrip van de ECB, en de nationale
afwikkelingsautoriteiten werken samen met de afwikkelingsraad om te verifiëren
of de gevraagde informatie al gedeeltelijk of geheel beschikbaar is. Wanneer
die informatie beschikbaar is, verstrekken de bevoegde autoriteiten, in
voorkomend geval met inbegrip van de ECB, of de nationale
afwikkelingsautoriteiten die informatie aan de afwikkelingsraad. Artikel 33
Algemene onderzoeken 1. Met het oog op de uitvoering
van de in de artikelen 7, 8, 11, 16 en 17 bedoelde taken en behoudens
andere in het toepasselijke Unierecht gestelde voorwaarden, kan de
afwikkelingsraad alle nodige onderzoeken voeren naar in artikel 32,
lid 1, bedoelde personen die gevestigd zijn of zich bevinden in een
deelnemende lidstaat. Daartoe heeft de afwikkelingsraad het recht om: (a)
de overlegging van documenten te verlangen; (b)
de boeken en bescheiden van de in artikel 32,
lid 1, bedoelde personen te onderzoeken en kopieën of uittreksels van die
boeken en bescheiden te maken; (c)
schriftelijke of mondelinge toelichting te krijgen
van de in artikel 32, lid 1, bedoelde personen of hun
vertegenwoordigers of personeelsleden; (d)
alle andere personen te horen die daarin
toestemmen, om informatie betreffende het onderwerp van een onderzoek te
verzamelen. 2. De in artikel 32,
lid 1, bedoelde personen worden onderworpen aan de onderzoeken die bij een
besluit van de afwikkelingsraad worden ingeleid. Wanneer een persoon het voeren van het onderzoek
hindert, verlenen de nationale afwikkelingsautoriteiten van de deelnemende
lidstaat waar de bedrijfsruimten in kwestie zijn gelegen, de nodige bijstand
overeenkomstig de nationale wetgeving, onder meer door voor de afwikkelingsraad
de toegang te faciliteren tot de bedrijfsruimten van de in artikel 32,
lid 1, bedoelde rechtspersonen, zodat de bovengenoemde rechten kunnen
worden uitgeoefend. Artikel 34
Inspecties ter plaatse 1. Met het oog op de uitvoering
van de in de artikelen 7, 8, 11, 16 en 17 bedoelde taken en behoudens
andere in het toepasselijke Unierecht gestelde voorwaarden, kan de
afwikkelingsraad na voorafgaande kennisgeving aan de betrokken nationale
afwikkelingsautoriteiten alle nodige inspecties ter plaatse verrichten in de
bedrijfsruimten van de in artikel 32, lid 1, bedoelde rechtspersonen.
Indien dit voor het behoorlijk en efficiënt verrichten van de inspecties nodig
is, kan de afwikkelingsraad de inspectie ter plaatse verrichten zonder dat
vooraf aan die rechtspersonen aan te kondigen. 2. De ambtenaren van de
afwikkelingsraad en andere personen die door de afwikkelingsraad gemachtigd
zijn om een inspectie ter plaatse te verrichten, kunnen de bedrijfsruimten en
terreinen van rechtspersonen die het voorwerp zijn van een door de
afwikkelingsraad krachtens artikel 32, lid 2, genomen
onderzoeksbesluit betreden en hebben alle in artikel 32, lid 1,
vastgestelde bevoegdheden. 3. De in artikel 32,
lid 1, bedoelde rechtspersonen worden onderworpen aan inspecties ter
plaatse op basis van een besluit van de afwikkelingsraad. 4. De ambtenaren en andere
begeleidende personen die gemachtigd of aangewezen zijn door de nationale
afwikkelingsautoriteiten van de lidstaten waar de inspectie moet worden
verricht, verlenen de ambtenaren van de afwikkelingsraad en andere door de
afwikkelingsraad gemachtigde personen, onder toezicht en coördinatie van de
afwikkelingsraad, actief bijstand. Daartoe beschikken zij over de in lid 2
beschreven bevoegdheden. De ambtenaren van de nationale
afwikkelingsautoriteiten van de betrokken deelnemende lidstaten hebben eveneens
het recht deel te nemen aan de inspecties ter plaatse. 5. Indien de ambtenaren van de
afwikkelingsraad en andere door de afwikkelingsraad gemachtigde of aangewezen
begeleidende personen constateren dat een persoon zich tegen een krachtens
lid 1 gelaste inspectie verzet, verlenen de nationale
afwikkelingsautoriteiten van de deelnemende lidstaten hun de nodige bijstand
overeenkomstig de nationale wetgeving. Voor zover nodig voor de inspectie,
omvat die bijstand het verzegelen van alle ruimten en boeken of bescheiden van
het bedrijf. Indien de betrokken nationale afwikkelingsautoriteiten niet over
die bevoegdheid beschikken, maken zij gebruik van hun bevoegdheid om de nodige
bijstand van andere nationale afwikkelingsautoriteiten in te roepen. Artikel 35
Toestemming van een rechterlijke instantie 1. Indien het nationale recht
voorschrijft dat voor de in artikel 34, leden 1 en 2, bedoelde
inspectie ter plaatse of voor de in artikel 34, lid 5, bedoelde
bijstand de toestemming van een rechterlijke instantie vereist is, wordt die
toestemming gevraagd. 2. Indien de in lid 1
bedoelde toestemming wordt gevraagd, toetst de nationale rechterlijke instantie
het besluit van de afwikkelingsraad op zijn authenticiteit en gaat zij na of de
voorgenomen dwangmaatregelen niet willekeurig zijn, noch buitensporig in
verhouding tot het voorwerp van de inspectie. Bij haar toetsing van de
evenredigheid van de dwangmaatregelen kan de nationale rechterlijke instantie
de afwikkelingsraad om nadere uitleg vragen, in het bijzonder met betrekking
tot de redenen die de afwikkelingsraad heeft om aan te nemen dat een inbreuk op
de in artikel 26 bedoelde handelingen heeft plaatsgevonden, en met betrekking
tot de ernst van de vermoedelijke inbreuk en de aard van de betrokkenheid van
de aan de dwangmaatregelen onderworpen persoon. De nationale rechterlijke
instantie mag evenwel niet de noodzakelijkheid van de inspectie toetsen, noch
de informatie in het dossier van de afwikkelingsraad opvragen. Uitsluitend het
Hof van Justitie van de Europese Unie kan het besluit van de afwikkelingsraad
op zijn rechtmatigheid toetsen. Hoofdstuk 6 Sanctionerende
bevoegdheden Artikel 36
Geldboeten 1. Indien de afwikkelingsraad
tot de bevinding komt dat een in artikel 2 bedoelde entiteit opzettelijk
of uit onachtzaamheid een van de in lid 2 vermelde inbreuken heeft
gepleegd, instrueert de afwikkelingsraad de betrokken nationale
afwikkelingsautoriteit de in artikel 2 bedoelde entiteit overeenkomstig
Richtlijn [.] een geldboete op te leggen. Een inbreuk door een in artikel 2 bedoelde
entiteit wordt geacht opzettelijk te zijn gepleegd als er objectieve factoren
zijn die aantonen dat de entiteit of de bedrijfsleiding ervan opzettelijk
hebben gehandeld om de inbreuk te plegen. 2. De in artikel 2 bedoelde
entiteiten kunnen geldboeten worden opgelegd voor de volgende inbreuken: (a)
wanneer zij de overeenkomstig artikel 32
gevraagde informatie niet verstrekken; (b)
wanneer zij zich niet onderwerpen aan een algemeen
onderzoek overeenkomstig artikel 33 of aan inspecties ter plaatse en de
overeenkomstig artikel 32 gevraagde informatie niet verstrekken; (c)
wanneer zij niet overeenkomstig de artikelen 66
of 67 aan het Fonds bijdragen; (d)
wanneer zij niet voldoen aan een besluit dat de
afwikkelingsraad krachtens artikel 24 tot hen heeft gericht. 3. De nationale
afwikkelingsautoriteiten maken de overeenkomstig lid 1 opgelegde
geldboeten openbaar. Ingeval openbaarmaking de betrokken partijen onevenredige
schade zou berokkenen, maakt de afwikkelingsraad de sancties openbaar zonder de
identiteit van de partijen bekend te maken. 4. Om samenhangende,
doeltreffende en doelmatige handhavingspraktijken vast te stellen en de
gemeenschappelijke, eenvormige en samenhangende toepassing van deze verordening
te garanderen, stelt de afwikkelingsraad ten behoeve van de nationale
afwikkelingsautoriteiten richtsnoeren inzake de toepassing van geldboeten en
dwangsommen vast. Artikel 37
Dwangsommen 1. De afwikkelingsraad instrueert
de betrokken nationale afwikkelingsautoriteit de in artikel 2 bedoelde
entiteit overeenkomstig Richtlijn [.] een dwangsom op te leggen teneinde: (a)
een kredietinstelling ertoe te dwingen een
krachtens artikel 32 vastgesteld besluit na te leven; (b)
een in artikel 32, lid 1, bedoelde
persoon ertoe te dwingen alle informatie te verstrekken die bij een besluit
krachtens dat artikel wordt verlangd; (c)
een in artikel 33, lid 1, bedoelde
persoon ertoe te dwingen zich aan een onderzoek te onderwerpen en met name alle
bescheiden, gegevens, procedures of ander verlangd materiaal over te leggen,
alsmede andere informatie die in het kader van een bij een besluit krachtens
dat artikel ingesteld onderzoek is verstrekt, aan te vullen en te corrigeren; (d)
een in artikel 34, lid 1, bedoelde
persoon ertoe te dwingen zich te onderwerpen aan een bij een besluit krachtens
dat artikel bevolen inspectie ter plaatse. 2. Een dwangsom moet
doeltreffend en evenredig zijn. De opgelegde dwangsom geldt per dag totdat de
kredietinstelling of betrokken persoon de desbetreffende in lid 1,
onder a) tot en met d), bedoelde besluiten naleeft. 3. Een dwangsom kan worden
opgelegd gedurende ten hoogste zes maanden. DEEL III
INSTITUTIONEEL KADER TITEL I De afwikkelingsraad Artikel 38
Rechtsstatus 1. Hierbij wordt een
gemeenschappelijke afwikkelingsraad opgericht. De afwikkelingsraad is een
agentschap van de Europese Unie met een specifieke structuur die toegesneden is
op zijn taken. Hij heeft rechtspersoonlijkheid. 2. In elke lidstaat geniet de
afwikkelingsraad de ruimste handelingsbevoegdheid die op grond van het
nationale recht aan rechtspersonen wordt toegekend. De afwikkelingsraad kan in
het bijzonder roerende en onroerende zaken verwerven of vervreemden en kan in
rechte optreden. 3. De afwikkelingsraad wordt
vertegenwoordigd door zijn uitvoerend directeur. Artikel 39
Samenstelling 1. De afwikkelingsraad is
samengesteld uit: (a)
de uitvoerend directeur; (b)
de plaatsvervangend uitvoerend directeur; (c)
een door de Commissie aangewezen lid; (d)
een door de ECB aangewezen lid; (e)
een door elke deelnemende lidstaat aangewezen lid,
dat de nationale afwikkelingsautoriteit vertegenwoordigt. 2. De ambtstermijn van de
uitvoerend directeur, de plaatsvervangend uitvoerend directeur en de door de
Commissie en de ECB aangewezen leden van de afwikkelingsraad bedraagt vijf
jaar. Behoudens artikel 53, lid 6, is die ambtstermijn niet
hernieuwbaar. 3. De bestuurs- en
beheersstructuur van de afwikkelingsraad omvat: (a)
een plenaire vergadering van de afwikkelingsraad,
die de in artikel 47 vermelde taken uitvoert; (b)
een bestuursvergadering van de afwikkelingsraad,
die de in artikel 51 vermelde taken uitvoert; (c)
een uitvoerend directeur, die de in artikel 53
vermelde taken uitvoert. Artikel 40
Naleving van het Unierecht De afwikkelingsraad treedt op met naleving van
het Unierecht, met name de besluiten van de Commissie krachtens deze
verordening. Artikel 41
Verantwoordingsplicht 1. De afwikkelingsraad is met
betrekking tot de tenuitvoerlegging van deze verordening overeenkomstig de
leden 2 tot en met 8 verantwoordingsplichtig tegenover het Europees
Parlement, de Raad en de Commissie. 2. De afwikkelingsraad dient
jaarlijks bij het Europees Parlement, de Raad, de Commissie en de Europese
Rekenkamer een verslag in over de uitvoering van de hem bij deze verordening
opgedragen taken. 3. De uitvoerend directeur
presenteert dat verslag in het openbaar aan het Europees Parlement en aan de
Raad. 4. Op verzoek van het Europees
Parlement neemt de uitvoerend directeur deel aan een hoorzitting in de bevoegde
commissies van het Europees Parlement met betrekking tot de uitvoering van zijn
afwikkelingstaken. 5. Op verzoek van de Raad kan de
uitvoerend directeur door de Raad worden gehoord met betrekking tot de
uitvoering van zijn afwikkelingstaken. 6. De afwikkelingsraad antwoordt
mondeling of schriftelijk op de vragen die het Europees Parlement of de Raad
hem overeenkomstig hun eigen procedures voorleggen, en dit in aanwezigheid van
vertegenwoordigers van deelnemende lidstaten die niet de euro als munt hebben. 7. Desgevraagd voert de
uitvoerend directeur achter gesloten deuren met de voorzitter en de
vicevoorzitters van de bevoegde commissie van het Europees Parlement
vertrouwelijke mondelinge besprekingen, als die besprekingen nodig zijn voor de
uitoefening van de bevoegdheden van het Europees Parlement uit hoofde van het
Verdrag. Tussen het Europees Parlement en de afwikkelingsraad
wordt een overeenkomst gesloten over de nadere modaliteiten voor de organisatie
van dergelijke besprekingen, teneinde volledige vertrouwelijkheid te garanderen
overeenkomstig de vertrouwelijkheidverplichtingen die de ECB zijn opgelegd als
bevoegde autoriteit uit hoofde van het toepasselijke Unierecht. 8. Tijdens onderzoeken van het
Parlement werkt de afwikkelingsraad overeenkomstig het VWEU samen met het
Parlement. De afwikkelingsraad en het Parlement sluiten passende regelingen
over de praktische modaliteiten in verband met de uitoefening van de
democratische verantwoordingsplicht en het toezicht op de uitvoering van de bij
deze verordening aan de afwikkelingsraad opgedragen taken. Die regelingen
omvatten onder meer toegang tot informatie, samenwerking bij onderzoeken en
informatie over de selectieprocedure voor de uitvoerend directeur. Artikel 42
Nationale parlementen 1. Gelet op de specifieke taken
van de afwikkelingsraad kunnen de nationale parlementen van de deelnemende
lidstaten de afwikkelingsraad via hun eigen procedures om een schriftelijke
reactie verzoeken op hun opmerkingen of vragen aan de afwikkelingsraad met
betrekking tot de functies van de afwikkelingsraad uit hoofde van deze
verordening. 2. Het nationale parlement van
een deelnemende lidstaat kan de uitvoerend directeur uitnodigen om samen met
een vertegenwoordiger van de nationale afwikkelingsautoriteit aan een
gedachtewisseling over de afwikkeling van kredietinstellingen in die lidstaat
deel te nemen. 3. Deze verordening doet geen
afbreuk aan de verantwoordingsplicht van nationale afwikkelingsautoriteiten ten
aanzien van nationale parlementen overeenkomstig het nationale recht met
betrekking tot de uitvoering van taken die niet bij deze verordening aan de
afwikkelingsraad of aan de Commissie zijn opgedragen. Artikel 43
Onafhankelijkheid 1. De afwikkelingsraad en de
nationale afwikkelingsautoriteiten handelen bij de uitvoering van de hun bij
deze verordening opgedragen taken onafhankelijk en in het algemeen belang. 2. De in artikel 40,
lid 2, bedoelde leden van de afwikkelingsraad handelen onafhankelijk en
objectief in het belang van de Unie als geheel, en vragen noch aanvaarden
instructies van instellingen of organen van de Unie, van de regering van een
lidstaat of van andere publieke of particuliere organen. Artikel 44
Zetel De zetel van de afwikkelingsraad is gevestigd
in Brussel, België. TITEL II Plenaire vergadering van de afwikkelingsraad Artikel 45
Deelname aan plenaire vergaderingen Alle leden van de afwikkelingsraad nemen deel
aan zijn plenaire vergaderingen. Artikel 46
Taken 1. De afwikkelingsraad heeft in
zijn plenaire vergadering de volgende taken: (a)
overeenkomstig artikel 49, lid 1,
uiterlijk op 30 november van elk jaar het jaarlijkse werkprogramma van de
afwikkelingsraad voor het komende jaar vaststellen, op basis van een
ontwerpvoorstel van de uitvoerend directeur, en dit ter informatie doorsturen
naar het Europees Parlement, de Raad, de Commissie en de Europese Centrale
Bank; (b)
overeenkomstig artikel 59, lid 2, de
jaarlijkse begroting van de afwikkelingsraad vaststellen; (c)
besluiten over de vrijwillige leningen tussen
financieringsregelingen overeenkomstig artikel 68, de wederzijdse
waarborging van nationale financieringsregelingen overeenkomstig artikel 72
en het verstrekken van leningen aan het depositogarantiestelsel overeenkomstig
artikel 73; (d)
het in artikel 42 bedoelde jaarlijkse verslag
van de afwikkelingsraad aannemen. Dit verslag bevat gedetailleerde
toelichtingen bij de uitvoering van de begroting; (e)
overeenkomstig artikel 61 de financiële regels
vaststellen die van toepassing zijn op de afwikkelingsraad; (f)
een fraudebestrijdingsstrategie vaststellen, die
evenredig is met de frauderisico’s en rekening houdt met de kosten en baten van
de uit te voeren maatregelen; (g)
regels vaststellen voor de voorkoming en beheersing
van belangenconflicten met betrekking tot zijn leden; (h)
zijn reglement van orde vaststellen; (i)
overeenkomstig lid 2 met betrekking tot de
personeelsleden van de afwikkelingsraad de bevoegdheden uitoefenen die het
Statuut toekent aan het tot aanstelling bevoegde gezag, en die de Regeling
welke van toepassing is op de andere personeelsleden toekent aan het tot het sluiten
van contracten bevoegde gezag[25]
(„de bevoegdheden van het tot aanstelling bevoegde gezag”); (j)
de toepasselijke uitvoeringsvoorschriften ten
behoeve van de uitvoering van het Statuut en de Regeling welke van toepassing
is op de andere personeelsleden vaststellen overeenkomstig artikel 110 van
het Statuut; (k)
een rekenplichtige benoemen overeenkomstig het
Statuut en de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden,
die functioneel onafhankelijk is bij de uitvoering van zijn taken; (l)
passende follow‑up garanderen van de
resultaten en aanbevelingen in de interne en externe auditverslagen en
beoordelingen, alsook van de resultaten en aanbevelingen die voortvloeien uit
de onderzoeken van het Europees Bureau voor Fraudebestrijding (OLAF); (m)
alle besluiten nemen betreffende het opzetten en,
waar nodig, het wijzigen van de interne structuren van de afwikkelingsraad. 2. In zijn plenaire vergadering
neemt de afwikkelingsraad overeenkomstig artikel 110 van het Statuut een
besluit dat is gebaseerd op artikel 2, lid 1, van het Statuut en
artikel 6 van de Regeling welke van toepassing is op de andere
personeelsleden, waarin hij de nodige bevoegdheden van het tot aanstelling
bevoegde gezag delegeert aan de uitvoerend directeur en de voorwaarden
vaststelt voor de opschorting van die gedelegeerde bevoegdheden. De uitvoerend
directeur is gemachtigd om die bevoegdheden op zijn beurt te delegeren. De afwikkelingsraad kan in zijn plenaire
vergadering in uitzonderlijke gevallen door middel van een besluit de delegatie
van de bevoegdheden van het tot aanstelling bevoegde gezag aan de uitvoerend
directeur en de bevoegdheden die hij op zijn beurt heeft gedelegeerd tijdelijk
opschorten en die bevoegdheden zelf uitoefenen of delegeren aan een van zijn
leden of aan een ander personeelslid dan de uitvoerend directeur. Artikel 47
Bijeenkomst van de plenaire vergadering van de afwikkelingsraad 1. De uitvoerend directeur roept
de plenaire vergadering van de afwikkelingsraad bijeen. 2. De afwikkelingsraad komt ten
minste tweemaal per jaar in gewone plenaire vergadering bijeen. Daarnaast komt
de afwikkelingsraad bijeen op initiatief van de uitvoerend directeur, op
verzoek van de Commissie of op verzoek van ten minste tweederde van zijn leden. 3. De afwikkelingsraad kan op ad‑hocbasis
waarnemers bij de bijeenkomsten van zijn plenaire vergadering uitnodigen. 4. De afwikkelingsraad stelt de
plenaire vergadering van de afwikkelingsraad een secretariaat ter beschikking. Artikel 48
Besluitvormingsproces 1. De afwikkelingsraad neemt in
zijn plenaire vergadering besluiten bij gewone meerderheid van zijn leden. De
in artikel 47, lid 1, onder c), bedoelde besluiten worden echter
genomen bij tweederdemeerderheid van zijn leden. 2. De uitvoerend directeur neemt
aan de stemming deel. 3. De afwikkelingsraad stelt
zijn reglement van orde vast en maakt dit openbaar. In het reglement van orde
wordt de stemprocedure nader uitgewerkt, met name betreffende de gevallen
waarin een lid mag handelen namens een ander lid, en eventuele quorumvereisten. TITEL III Bestuursvergadering van de
afwikkelingsraad Artikel 49
Deelname aan de bestuursvergaderingen 1. De in artikel 40,
lid 1, onder a) tot en met d), bedoelde leden van de
afwikkelingsraad nemen overeenkomstig de leden 2 en 3 deel aan de
bestuursvergaderingen van de afwikkelingsraad. 2. Bij de beraadslaging over een
in artikel 2 bedoelde entiteit of een groep entiteiten die slechts in één
deelnemende lidstaat is gevestigd, neemt het door die lidstaat aangewezen lid
ook deel aan de beraadslagingen en het besluitvormingsproces overeenkomstig
artikel 52, leden 1 en 3. 3. Bij de beraadslaging over een
grensoverschrijdende groep nemen het lid dat is aangewezen door de lidstaat
waarin de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau is gevestigd, alsook de leden
die zijn aangewezen door de lidstaten waarin een dochteronderneming of een
onder geconsolideerd toezicht vallende entiteit is gevestigd, deel aan de
beraadslagingen en het besluitvormingsproces overeenkomstig artikel 52,
leden 2 en 3. Artikel 50
Taken 1. De afwikkelingsraad wordt in
zijn plenaire vergadering bijgestaan door een bestuursvergadering van de
afwikkelingsraad. 2. De afwikkelingsraad heeft in
zijn bestuursvergadering de volgende taken: (a)
voorbereiden van de besluiten die door de
afwikkelingsraad in zijn plenaire vergadering moeten worden genomen; (b)
nemen van alle besluiten om deze verordening uit te
voeren. Dit omvat: i) de Commissie zo vroeg mogelijk
relevante informatie verstrekken op basis waarvan zij overeenkomstig
artikel 16, lid 6, een beoordeling kan maken en een met redenen
omkleed besluit kan vaststellen; ii) besluiten over deel II van de
begroting van de afwikkelingsraad, betreffende het Fonds. 3. Indien nodig kan de
afwikkelingsraad in spoedeisende omstandigheden in zijn bestuursvergadering
bepaalde voorlopige besluiten namens de afwikkelingsraad in zijn plenaire
vergadering vaststellen, met name over administratieve aangelegenheden,
waaronder begrotingsaangelegenheden. 4. De afwikkelingsraad komt in
zijn bestuursvergadering bijeen op initiatief van de uitvoerend directeur of op
verzoek van zijn leden. 5. De afwikkelingsraad stelt in
zijn plenaire vergadering het reglement van orde van de de afwikkelingsraad in
zijn bestuursvergadering vast. Artikel 51
Besluitvormingsproces 1. Bij de beraadslaging over een
individuele entiteit of een groep entiteiten die slechts in één deelnemende
lidstaat is gevestigd, neemt de afwikkelingsraad in zijn bestuursvergaderingen
zijn besluiten bij gewone meerderheid van de deelnemende leden. Bij staking van
de stemmen is de stem van de uitvoerend directeur doorslaggevend. 2. Bij de beraadslaging over een
grensoverschrijdende groep neemt de afwikkelingsraad in zijn
bestuursvergaderingen zijn besluiten bij gewone meerderheid van de deelnemende
leden. De in artikel 40, lid 2, bedoelde leden van de
afwikkelingsraad en het lid dat is aangewezen door de lidstaat waar de
afwikkelingsautoriteit op groepsniveau is gevestigd, hebben ieder één stem. De
andere deelnemende leden hebben ieder een stemrecht dat gelijk is aan een deel
van één stem en het aantal nationale afwikkelingsautoriteiten van de lidstaten
waar een dochteronderneming of een onder geconsolideerd toezicht vallende
entiteit is gevestigd. Bij staking van de stemmen is de stem van de uitvoerend
directeur doorslaggevend. 3. Een door een lidstaat
aangewezen lid kan, totdat het in artikel 65 bedoelde streefbedrag van de
financiering is bereikt, éénmaal een verdere beraadslaging van de
afwikkelingsraad eisen wanneer een besluit dat in bespreking is, van invloed is
op de begrotingsverantwoordelijkheden van die lidstaat. 4. De afwikkelingsraad stelt in
zijn bestuursvergadering het reglement van orde van zijn bestuursvergaderingen
vast en maakt dit openbaar. De bestuursvergadering van de afwikkelingsraad
komt bijeen op initiatief van de uitvoerend directeur of op verzoek van twee
leden, en wordt door de uitvoerend directeur voorgezeten. De afwikkelingsraad
kan op ad‑hocbasis waarnemers bij de bijeenkomsten van zijn
bestuursvergadering uitnodigen. TITEL IV Uitvoerend directeur en plaatsvervangend
uitvoerend directeur Artikel 52
Benoeming en taken 1. De afwikkelingsraad wordt
voorgezeten door een voltijdse uitvoerend directeur, die geen ambten op
nationaal niveau vervult. 2. De uitvoerend directeur is
verantwoordelijk voor: (a)
het voorbereiden van de werkzaamheden van de
afwikkelingsraad, in zijn plenaire vergadering en bestuursvergaderingen, en het
bijeenroepen en voorzitten van zijn bijeenkomsten; (b)
alle personeelszaken; (c)
het dagelijkse beheer; (d)
het uitvoeren van de begroting van de afwikkelingsraad
overeenkomstig artikel 59, lid 3; (e)
het bestuur van de afwikkelingsraad; (f)
het uitvoeren van het jaarlijkse werkprogramma van
de afwikkelingsraad; (g)
het jaarlijks opstellen van een ontwerpverslag met
een deel over de afwikkelingsactiviteiten van de afwikkelingsraad en een deel
over financiële en administratieve aangelegenheden. 3. De uitvoerend directeur wordt
bijgestaan door een plaatsvervangend uitvoerend directeur. De plaatsvervangend uitvoerend directeur vervult
de functies van de uitvoerend directeur tijdens diens afwezigheid. 4. De uitvoerend directeur en de
plaatsvervangend uitvoerend directeur worden benoemd op basis van verdienste,
vaardigheden, kennis van bancaire en financiële aangelegenheden en ervaring die
relevant is op het gebied van financieel toezicht en financiële regelgeving. 5. De Commissie stelt de Raad
met het oog op de benoeming van de uitvoerend directeur en de plaatsvervangend
uitvoerend directeur een lijst van kandidaten voor, na de afwikkelingsraad in
zijn plenaire vergadering te hebben gehoord. De Raad benoemt de uitvoerend
directeur en de plaatsvervangend uitvoerend directeur na het Europees Parlement
te hebben gehoord. 6. In afwijking van
artikel 40, lid 2, bedraagt de ambtstermijn van de eerste uitvoerend
directeur die na de inwerkingtreding van deze verordening wordt benoemd, drie
jaar; die termijn kan éénmaal worden verlengd met vijf jaar. De uitvoerend
directeur en de plaatsvervangend uitvoerend directeur blijven in functie totdat
hun opvolgers zijn benoemd. 7. Een uitvoerend directeur of
plaatsvervangend uitvoerend directeur wiens ambtstermijn is verlengd, kan aan
het eind van de volledige termijn niet deelnemen aan een andere
selectieprocedure voor dezelfde functie. 8. Indien de uitvoerend
directeur of de plaatsvervangend uitvoerend directeur niet langer voldoet aan
de voor de uitvoering van zijn taken vereiste voorwaarden of schuldig is
bevonden aan ernstig wangedrag, kan de Raad, op voorstel van de Commissie en na
het Europees Parlement te hebben gehoord, de uitvoerend directeur of de
plaatsvervangend uitvoerend directeur uit zijn ambt ontzetten. Artikel 53
Onafhankelijkheid 1. De uitvoerend directeur en de
plaatsvervangend uitvoerend directeur voeren hun taken uit conform de besluiten
van de Commissie en de afwikkelingsraad. Bij de deelname aan de beraadslagingen en het
besluitvormingsproces binnen de afwikkelingsraad vragen noch aanvaarden zij
instructies van de instellingen of organen van de Unie, maar maken zij hun
eigen standpunten kenbaar en stemmen zij onafhankelijk. In die beraadslagingen
en dat besluitvormingsproces staat de plaatsvervangend uitvoerend directeur
niet onder het gezag van de uitvoerend directeur. 2. Lidstaten of andere publieke
of particuliere organen doen geen pogingen invloed uit te oefenen op de uitvoerend
directeur en de plaatsvervangend uitvoerend directeur bij de uitvoering van hun
taken. 3. Overeenkomstig het in
artikel 78, lid 6, bedoelde Statuut blijft voor de uitvoerend
directeur en de plaatsvervangend uitvoerend directeur na afloop van hun ambtstermijn
de verplichting gelden om bij het aanvaarden van bepaalde functies of voordelen
eerlijkheid en kiesheid te betrachten. TITEL V FINANCIËLE BEPALINGEN Hoofdstuk 1 Algemene
bepalingen Artikel 54
Middelen De afwikkelingsraad is verantwoordelijk voor
het besteden van de nodige financiële en personele middelen aan de uitvoering
van de hem bij deze verordening opgedragen taken. Artikel 55
Begroting 1. Voor elk begrotingsjaar, dat
samenvalt met het kalenderjaar, worden alle ontvangsten en uitgaven van de
afwikkelingsraad geraamd en vervolgens opgenomen in de begroting van de
afwikkelingsraad. 2. De ontvangsten en uitgaven in
de begroting van de afwikkelingsraad zijn in evenwicht. 3. De begroting bestaat uit twee
delen: deel I voor het beheer van de afwikkelingsraad en deel II voor
het Fonds. Artikel 56
Deel I van de begroting voor het beheer van de afwikkelingsraad 1. De ontvangsten van
deel I van de begroting bestaan uit de jaarlijkse bijdragen die nodig zijn
om de administratieve uitgaven overeenkomstig artikel 62, lid 1,
onder a), te dekken. 2. De uitgaven van deel I
van de begroting bestaan ten minste uit personele, administratieve, loon- en
infrastructuurkosten, kosten van beroepsopleiding en werkingskosten. Artikel 57
Deel II van de begroting voor het Fonds 1. De ontvangsten van
deel II van de begroting bestaan met name uit het volgende: (a)
de bijdragen die de in de deelnemende lidstaten
gevestigde instellingen overeenkomstig artikel 62 hebben betaald, met
uitzondering van de in artikel 62, lid 1, onder a), bedoelde
jaarlijkse bijdrage; (b)
leningen ontvangen van andere
afwikkelingsfinancieringsregelingen in niet‑deelnemende lidstaten
overeenkomstig artikel 68, lid 1; (c)
leningen ontvangen van financiële instellingen of
andere derden overeenkomstig artikel 69; (d)
rendementen op de beleggingen van de bedragen in
het Fonds overeenkomstig artikel 70. 2. De uitgaven van deel II
van de begroting bestaan uit het volgende: (a)
uitgaven voor de in artikel 71 vermelde
doeleinden; (b)
beleggingen overeenkomstig artikel 70; (c)
betaalde rente op leningen ontvangen van andere
afwikkelingsfinancieringsregelingen in niet‑deelnemende lidstaten
overeenkomstig artikel 68, lid 1; (d)
betaalde rente op leningen ontvangen van financiële
instellingen of andere derden overeenkomstig artikel 69. Artikel 58
Opstellen en uitvoeren van de begroting 1. Uiterlijk op 15 februari
van elk jaar stelt de uitvoerend directeur een ontwerp op van de raming van de
ontvangsten en uitgaven van de afwikkelingsraad voor het volgende
begrotingsjaar, dat hij uiterlijk op 31 maart van elk jaar naar de
afwikkelingsraad stuurt voor goedkeuring in de plenaire vergadering. 2. De begroting van de
afwikkelingsraad wordt door de plenaire vergadering van de afwikkelingsraad
vastgesteld op basis van de raming. De begroting wordt zo nodig
dienovereenkomstig aangepast. 3. De uitvoerend directeur voert
de begroting van de afwikkelingsraad uit. Artikel 59
Audit en controle 1. Bij de afwikkelingsraad wordt
de functie van interne controleur gecreëerd, die moet worden uitgeoefend met
inachtneming van de geldende internationale normen. De interne controleur wordt
benoemd door de afwikkelingsraad en legt tegenover hem verantwoording af over
de controle op de goede werking van de systemen en procedures voor de
uitvoering van de begroting van de afwikkelingsraad. 2. De interne controleur
adviseert de afwikkelingsraad bij het beheersen van de risico's door
onafhankelijke adviezen uit te brengen over de kwaliteit van de beheers- en
controlesystemen en aanbevelingen te formuleren ter verbetering van de
uitvoeringsvoorwaarden van de verrichtingen en ter bevordering van een goed
financieel beheer. 3. De afwikkelingsraad is
verantwoordelijk voor het invoeren van interne controlesystemen en
controleprocedures die zijn toegesneden op de uitvoering van zijn taken. Artikel 60
Indiening van de rekeningen en kwijting 1. De uitvoerend directeur
treedt op als ordonnateur. 2. Uiterlijk op 1 maart van
het volgende begrotingsjaar stuurt de rekenplichtige van de afwikkelingsraad de
voorlopige rekeningen naar de Rekenkamer. 3. Uiterlijk op 31 maart
van elk jaar stuurt de afwikkelingsraad in zijn bestuursvergadering de
voorlopige rekeningen van de afwikkelingsraad van het voorgaande begrotingsjaar
naar het Europees Parlement, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer. 4. Na ontvangst van de door de
Rekenkamer geformuleerde opmerkingen over de voorlopige rekeningen van de
afwikkelingsraad stelt de uitvoerend directeur op eigen verantwoordelijkheid de
definitieve rekeningen van de afwikkelingsraad op en stuurt ze naar de afwikkelingsraad
ter goedkeuring in zijn plenaire vergadering. 5. De uitvoerend directeur
stuurt de definitieve rekeningen uiterlijk op 1 juli na afloop van elk
begrotingsjaar naar het Europees Parlement, de Raad, de Commissie en de
Rekenkamer. 6. De uitvoerend directeur
stuurt de Rekenkamer uiterlijk op 30 september een antwoord op haar
opmerkingen. 7. De definitieve rekeningen
worden uiterlijk op 15 november van het volgende jaar bekendgemaakt in het
Publicatieblad van de Europese Unie. 8. De afwikkelingsraad verleent
de uitvoerend directeur in zijn plenaire vergadering kwijting voor de
uitvoering van de begroting. 9. De uitvoerend directeur
verstrekt het Europees Parlement op verzoek alle informatie die nodig is in
verband met de rekeningen van de afwikkelingsraad. Artikel 61
Financiële regels Na advies van de Rekenkamer van de Unie en de
Commissie stelt de afwikkelingsraad de interne financiële bepalingen vast
waarin met name de wijze van opstelling en uitvoering van zijn begroting wordt
geregeld. Voor de financiële bepalingen wordt, voor
zover dit verenigbaar is met het eigen karakter van de afwikkelingsraad,
uitgegaan van de in artikel 208 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012
van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot
vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting
van de Unie[26]
bedoelde financiële kaderregeling voor de bij het VWEU opgerichte organen. Artikel 62
Bijdragen 1. De in artikel 2 bedoelde
entiteiten dragen bij aan de begroting van de afwikkelingsraad overeenkomstig
deze verordening en de overeenkomstig lid 5 vastgestelde gedelegeerde
handelingen betreffende bijdragen. De bijdragen omvatten het volgende: (a)
de jaarlijkse bijdragen die nodig zijn om de
administratieve uitgaven te dekken; (b)
de jaarlijkse vooraf te betalen bijdragen die nodig
zijn om het in artikel 65 vastgelegde streefbedrag van de financiering te
bereiken, berekend overeenkomstig artikel 66; en (c)
de buitengewone achteraf te betalen bijdragen,
berekend overeenkomstig artikel 67. 2. De bedragen van de bijdragen
worden zodanig vastgesteld dat de ontvangsten daarvan in beginsel toereikend
zijn om de begroting van de afwikkelingsraad elk jaar in evenwicht te houden en
de opdrachten van het Fonds uit te voeren. 3. De afwikkelingsraad bepaalt
overeenkomstig de in lid 5 bedoelde gedelegeerde handelingen de bijdragen
die door elke in lid 2 bedoelde entiteit verschuldigd zijn, in een tot de
betrokken entiteit gericht besluit. De afwikkelingsraad past procedure-,
rapportage- en andere regels toe om ervoor te zorgen dat de bijdragen volledig
en tijdig worden betaald. 4. De overeenkomstig de
leden 1, 2 en 3 ontvangen bedragen worden alleen voor de doeleinden
van deze verordening aangewend. 5. De Commissie is bevoegd
overeenkomstig artikel 82 gedelegeerde handelingen betreffende bijdragen
vast te stellen met het oog op de vaststelling van het volgende: (a)
het soort bijdragen en de aangelegenheden waarvoor
de bijdragen verschuldigd zijn, de manier waarop het bedrag van de bijdragen is
berekend, de wijze waarop ze moeten worden betaald; (b)
de registratie-, boekhoud- en
rapportageverplichtingen en andere in lid 3 bedoelde verplichtingen om
ervoor te zorgen dat de bijdragen volledig en tijdig worden betaald; (c)
het bijdragesysteem voor instellingen waaraan
vergunning is verleend voor de uitoefening van werkzaamheden nadat het Fonds
zijn streefbedrag heeft bereikt; (d)
de jaarlijkse bijdragen die nodig zijn om de
administratieve uitgaven van de afwikkelingsraad te dekken voordat hij volledig
operationeel wordt. Artikel 63
Fraudebestrijdingsmaatregelen 1. Teneinde de bestrijding van
fraude, corruptie en andere onwettige activiteiten krachtens
Verordening (EG) nr. 1073/1999 te vereenvoudigen, treedt de
afwikkelingsraad binnen zes maanden nadat hij operationeel is geworden, toe tot
het Interinstitutioneel Akkoord van 25 mei 1999 betreffende de
interne onderzoeken verricht door het Europees Bureau voor Fraudebestrijding
(OLAF) en stelt hij op basis van het model in de bijlage bij dat akkoord
passende regels op voor al zijn personeelsleden. 2. De Europese Rekenkamer is
bevoegd om bij alle begunstigden, contractanten en subcontractanten die van de
afwikkelingsraad middelen van de Unie hebben ontvangen, controles op stukken en
controles ter plaatse te verrichten. 3. OLAF kan overeenkomstig de
bepalingen en procedures van Verordening (EG) nr. 1073/1999 en
Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 onderzoeken verrichten,
waaronder controles en inspecties ter plaatse, om vast te stellen of er sprake
is van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten waardoor de
financiële belangen van de Unie worden geschaad in verband met een contract dat
door de afwikkelingsraad wordt gefinancierd. Hoofdstuk 2 Het
gemeenschappelijk bankenafwikkelingsfonds Afdeling 1 SAMENSTELLING VAN HET FONDS Artikel 64
Algemene bepalingen 1. Hierbij wordt een
gemeenschappelijk bankenafwikkelingsfonds opgericht. 2. De afwikkelingsraad doet
slechts een beroep op het Fonds om ervoor te zorgen dat de in deel II,
titel I, vermelde afwikkelingsinstrumenten en –bevoegdheden doeltreffend
en overeenkomstig de in de artikelen 12 en 13 vastgelegde
afwikkelingsdoelstellingen en beginselen met betrekking tot afwikkeling worden
toegepast. In geen geval is de begroting van de Unie aansprakelijk voor de
uitgaven of verliezen van het Fonds. 3. De afwikkelingsraad is de
eigenaar van het Fonds. Artikel 65
Streefbedrag van de financiering 1. Uiterlijk binnen tien jaar na
de inwerkingtreding van deze verordening bereiken de beschikbare financiële
middelen van het Fonds ten minste 1 % van het bedrag van de deposito’s van
alle kredietinstellingen waaraan in de deelnemende lidstaten vergunning is
verleend, die op grond van Richtlijn 94/19/EG gegarandeerd zijn. 2. In de in lid 1 bedoelde
initiële periode worden de overeenkomstig artikel 66 berekende en
overeenkomstig artikel 62 geïnde bijdragen aan het Fonds zo evenwichtig
mogelijk in de tijd gespreid totdat het streefbedrag bereikt is, tenzij de
bijdragen, afhankelijk van de omstandigheden, gelet op gunstige
marktomstandigheden of de financieringsbehoeften kunnen worden vervroegd. 3. De afwikkelingsraad kan de
initiële termijn met ten hoogste vier jaar verlengen ingeval het Fonds
gecumuleerde uitbetalingen van meer dan 0,5 % van het totale in lid 1
bedoelde bedrag verricht. 4. Indien de beschikbare
financiële middelen na de in lid 1 bedoelde initiële termijn dalen tot
onder het in lid 1 vermelde streefbedrag, worden opnieuw overeenkomstig
artikel 66 bijdragen berekend en geïnd totdat het streefbedrag is bereikt.
Wanneer de beschikbare financiële middelen minder dan de helft van het
streefbedrag belopen, bedragen de jaarlijkse bijdragen niet minder dan een
kwart van het streefbedrag. 5. De Commissie is bevoegd
overeenkomstig artikel 82 gedelegeerde handelingen vast te stellen met het
oog op de vaststelling van het volgende: (a)
de criteria voor de spreiding in de tijd van de
overeenkomstig lid 2 berekende bijdragen aan het Fonds; (b)
de omstandigheden waarin de betaling van de
bijdragen uit hoofde van lid 2 kan worden vervroegd; (c)
de criteria om het aantal jaren te bepalen waarmee
de in lid 1 bedoelde initiële termijn uit hoofde van lid 3 kan worden
verlengd; (d)
de criteria om de jaarlijkse bijdragen te bepalen
waarin lid 4 voorziet. Artikel 66
Vooraf te betalen bijdragen 1. De individuele bijdrage van
elke instelling wordt ten minste jaarlijks geïnd en wordt berekend volgens de
verhouding tussen het bedrag van haar passiva (exclusief eigen vermogen en
gedekte deposito’s) en het totaalbedrag van de passiva (exclusief eigen
vermogen en gedekte deposito's) van alle instellingen waaraan op de
grondgebieden van de deelnemende lidstaten vergunning is verleend. De bijdrage wordt aangepast in verhouding tot het
risicoprofiel van elke instelling, overeenkomstig de criteria die zijn
opgenomen in de in artikel 94, lid 7, van Richtlijn [.] bedoelde
gedelegeerde handelingen. 2. De in aanmerking te nemen
beschikbare financiële middelen om het in artikel 65 vermelde streefbedrag
van de financiering te bereiken, kunnen ook betalingstoezeggingen omvatten die
volledig zijn gedekt door zekerheden of activa met een laag risico die niet met
rechten van derden zijn bezwaard, waarover vrij kan worden beschikt en waarvan
uitsluitend gebruik kan worden gemaakt door de afwikkelingsraad voor de in
artikel 71, lid 1, vermelde doeleinden. Het aandeel van die
onherroepelijke betalingstoezeggingen is niet hoger dan 30 % van het
totaalbedrag van de bijdragen dat overeenkomstig lid 1 wordt geïnd. 3. De Commissie is bevoegd
overeenkomstig artikel 82 gedelegeerde handelingen vast te stellen om het
volgende te bepalen: (a)
de methode voor de berekening van de in lid 1
bedoelde individuele bijdragen; (b)
de kwaliteit van de zekerheden voor de in lid 2
bedoelde betalingstoezeggingen; (c)
de criteria voor de berekening van het aandeel van
de in lid 2 bedoelde betalingstoezeggingen. Artikel 67
Buitengewone achteraf te betalen bijdragen 1. Indien de beschikbare
financiële middelen niet toereikend zijn om de verliezen, kosten of andere
uitgaven als gevolg van een beroep op het Fonds te dekken, int de afwikkelingsraad
overeenkomstig artikel 62 buitengewone achteraf te betalen bijdragen bij
de instellingen waaraan op de grondgebieden van de deelnemende lidstaten
vergunning is verleend, teneinde de aanvullende bedragen te dekken. Deze
buitengewone achteraf te betalen bijdragen worden overeenkomstig de in
artikel 66 vastgestelde regels over de instellingen verdeeld. 2. De afwikkelingsraad kan
overeenkomstig de in lid 3 bedoelde gedelegeerde handelingen een
instelling geheel of gedeeltelijk vrijstellen van de verplichting
overeenkomstig lid 1 achteraf te betalen bijdragen te betalen, indien de
som van de in artikel 66 en de in lid 1 van dit artikel bedoelde
betalingen het gevaar zou meebrengen dat niet meer kan worden voldaan aan
vorderingen van andere crediteuren van de instelling. Een dergelijke
vrijstelling kan voor ten hoogste zes maanden worden toegekend, maar kan op
verzoek van de instelling worden verlengd. 3. De Commissie is bevoegd
overeenkomstig artikel 82 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de
omstandigheden en voorwaarden te bepalen waaronder een in artikel 2
bedoelde entiteit uit hoofde van lid 2 geheel of gedeeltelijk van achteraf
te betalen bijdragen kan worden vrijgesteld. Artikel 68
Vrijwillige leningen tussen financieringsregelingen 1. De afwikkelingsraad kan een
verzoek indienen om voor het Fonds te lenen van alle andere
afwikkelingsfinancieringsregelingen binnen niet-deelnemende lidstaten, ingeval: (a)
de overeenkomstig artikel 66 geïnde bedragen
niet toereikend zijn om de verliezen, kosten of andere uitgaven als gevolg van
een beroep op het Fonds te dekken; (b)
de buitengewone achteraf te betalen bijdragen
waarin artikel 67 voorziet, niet onmiddellijk beschikbaar zijn; en (c)
de alternatieve financieringsmiddelen waarin
artikel 69 voorziet, niet onmiddellijk beschikbaar zijn onder redelijke
voorwaarden. 2. Die
afwikkelingsfinancieringsregelingen nemen over een dergelijk verzoek een
besluit overeenkomstig artikel 97 van Richtlijn [.]. Op de
leningsvoorwaarden is artikel 97, lid 3, onder a), b)
en c), van die richtlijn van toepassing. Artikel 69
Alternatieve financieringsmiddelen 1. De afwikkelingsraad kan voor
het Fonds leningen sluiten of contracten voor andere vormen van steun van
financiële instellingen of andere derden, ingeval de overeenkomstig de artikelen 66
en 67 geïnde bedragen niet onmiddellijk beschikbaar zijn of niet
toereikend zijn om de uitgaven als gevolg van een beroep op het Fonds te
dekken. 2. De in lid 1 bedoelde
leningen of contracten voor andere vormen van steun worden volledig terugverdiend
overeenkomstig artikel 62 binnen de looptijd van de lening. 3. Alle uitgaven als gevolg van
het beroep op de in lid 1 bedoelde leningen worden door de
afwikkelingsraad zelf gedragen en niet door de begroting van de Unie of de
deelnemende lidstaten. Afdeling 2 Beheer van het Fonds Artikel 70
Beleggingen 1. De afwikkelingsraad beheert
het Fonds en kan de Commissie verzoeken bepaalde taken in verband met het
beheer van het Fonds uit te voeren. 2. De van een instelling in
afwikkeling of een overbruggingsinstelling ontvangen bedragen, de rente en
andere beleggingsopbrengsten, alsook alle andere opbrengsten komen alleen toe
aan het Fonds. 3. De afwikkelingsraad belegt de
bedragen van het Fonds in obligaties van de deelnemende lidstaten of
intergouvernementele organisaties of in zeer liquide activa van hoge
kredietwaardigheid. De beleggingen moeten voldoende geografisch gespreid zijn.
De beleggingsopbrengsten komen toe aan het Fonds. 4. De Commissie is bevoegd
overeenkomstig artikel 82 gedelegeerde handelingen vast te stellen om
gedetailleerde regels voor het beheer van het Fonds te bepalen. Afdeling 3 Beroep op het Fonds Artikel 71
Opdracht van het Fonds 1. Bij de toepassing van de
afwikkelingsinstrumenten op de in artikel 2 bedoelde entiteiten kan de
afwikkelingsraad binnen het door de Commissie vastgelegde kader een beroep doen
op het Fonds voor de volgende doeleinden: (a)
om de activa of verplichtingen van de instelling in
afwikkeling, haar dochterondernemingen, een overbruggingsinstelling of een
vehikel voor activabeheer te garanderen; (b)
voor het verstrekken van leningen aan de instelling
in afwikkeling, haar dochterondernemingen, een overbruggingsinstelling of een
vehikel voor activabeheer; (c)
voor de aankoop van activa van de instelling in
afwikkeling; (d)
om kapitaal bij te dragen aan een
overbruggingsinstelling of een vehikel voor activabeheer; (e)
om een compensatie te betalen aan aandeelhouders of
crediteuren indien zij na een waardering overeenkomstig artikel 17,
lid 5, ter betaling van hun kredieten minder hebben ontvangen dan wat zij
zouden hebben ontvangen, na een waardering overeenkomstig artikel 17,
lid 6, in een liquidatie in een normale insolventieprocedure; (f)
om een bijdrage te leveren aan de instelling in
afwikkeling in plaats van de bijdrage die verkregen zou worden door het
afschrijven van bepaalde crediteuren wanneer de inbreng van de particuliere
sector wordt toegepast en de afwikkelingsautoriteit besluit bepaalde
crediteuren uit te sluiten van het toepassingsgebied van het instrument van de
inbreng van de particuliere sector overeenkomstig artikel 24, lid 3; (g)
om een combinatie van de onder a) tot en
met f) genoemde maatregelen te nemen. 2. Er kan een beroep op het
Fonds worden gedaan om in de context van het instrument van verkoop van de
onderneming de onder a) tot en met g) genoemde maatregelen te nemen
met betrekking tot de koper. 3. Er kan geen direct beroep op
het Fonds worden gedaan om de verliezen van een instelling of een in
artikel 2 bedoelde entiteit te absorberen of om een instelling of een in
artikel 2 bedoelde entiteit te herkapitaliseren. Ingeval het beroep op de
afwikkelingsfinancieringsregeling voor de doeleinden in lid 1 indirect
erin resulteert dat een deel van de verliezen van een instelling of een in
artikel 2 bedoelde entiteit op het Fonds worden afgewenteld, zijn de in
artikel 24 vastgelegde beginselen inzake het beroep op de
afwikkelingsfinancieringsregeling van toepassing. 4. De afwikkelingsraad kan het
overeenkomstig lid 1, onder f), bijgedragen kapitaal ten hoogste vijf
jaar aanhouden. Artikel 72
Wederzijdse waarborging van nationale financieringsregelingen in geval van
groepsafwikkeling waarbij instellingen in niet-deelnemende lidstaten zijn
betrokken In het geval van een groepsafwikkeling waarbij
enerzijds instellingen waaraan in één of meer deelnemende lidstaten vergunning
is verleend, en anderzijds instellingen waaraan in één of meer niet-deelnemende
lidstaten vergunning is verleend, betrokken zijn, draagt het Fonds bij aan de
financiering van de groepsafwikkeling overeenkomstig de bepalingen van
artikel 98 van Richtlijn [.]. Artikel 73
Gebruik van depositogarantiestelsels in het kader van de afwikkeling 1. De deelnemende lidstaten
zorgen ervoor dat indien de afwikkelingsraad afwikkelingsmaatregelen neemt en
die maatregelen garanderen dat deposanten toegang blijven hebben tot hun
deposito’s, het depositogarantiestelsel waarbij de instelling aangesloten is,
voor de in artikel 99, leden 1 en 4, van Richtlijn [.] vermelde
bedragen aansprakelijk is. 2. Bij de vaststelling van het
bedrag waarvoor het depositogarantiestelsel overeenkomstig lid 1
aansprakelijk is, wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 17,
lid 2. 3. Alvorens overeenkomstig
lid 1 van dit artikel te besluiten over het bedrag waarvoor het
depositogarantiestelsel aansprakelijk is met naleving van de voorwaarden die in
artikel 39, lid 3, onder d), van Richtlijn [.] zijn vastgesteld,
raadpleegt de afwikkelingsraad het betrokken depositogarantiestelsel, daarbij
ten volle rekening houdend met de spoedeisendheid van de zaak. 4. Ingeval de middelen van een
depositogarantiestelsel niet toereikend zijn om de aan de deposanten te
verrichten betalingen te dekken en er bij de betrokken deelnemende lidstaat
niet onmiddellijk andere middelen beschikbaar zijn, kan het Fonds dat
depositogarantiestelsel de nodige middelen lenen, mits aan alle voorwaarden van
artikel 10 van Richtlijn 94/19/EG voldaan is. TITEL VI Overige bepalingen Artikel 74
Voorrechten en immuniteiten Protocol nr. 7 betreffende de voorrechten
en immuniteiten van de Europese Unie, dat aan het Verdrag betreffende de
Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is
gehecht, is van toepassing op de afwikkelingsraad en zijn personeelsleden. Artikel 75
Talen 1. Verordening nr. 1[27] van de Raad is van toepassing
op de afwikkelingsraad. 2. De afwikkelingsraad beslist
over de interne talenregeling voor de afwikkelingsraad. 3. De afwikkelingsraad kan
besluiten welke van de officiële talen hij gebruikt voor het sturen van
documenten naar instellingen en organen van de Unie. 4. De afwikkelingsraad kan met
elke nationale afwikkelingsautoriteit overeenkomen in welke taal of talen
documenten naar de nationale afwikkelingsautoriteiten worden gestuurd of door
hen worden opgesteld. 5. De voor het functioneren van
de afwikkelingsraad vereiste vertaaldiensten worden geleverd door het
Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie. Artikel 76
Personeelsleden van de afwikkelingsraad 1. Het Statuut, de Regeling
welke van toepassing is op de andere personeelsleden en de regels die de
instellingen van de Unie zijn overeengekomen met het oog op de toepassing van
dat Statuut en die Regeling welke van toepassing op de andere personeelsleden,
zijn van toepassing op de personeelsleden van de afwikkelingsraad, met inbegrip
van de uitvoerend directeur en de plaatsvervangend uitvoerend directeur. 2. De afwikkelingsraad stelt, in
overleg met de Commissie, de passende uitvoeringsregels vast ten behoeve van de
uitvoering van het Statuut en de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden
overeenkomstig artikel 110 van het Statuut. Artikel 77
Uitwisseling van personeelsleden 1. De afwikkelingsraad kan een
beroep doen op gedetacheerde nationale deskundigen of andere personeelsleden
die niet bij de afwikkelingsraad in dienst zijn. 2. De afwikkelingsraad stelt in
zijn plenaire vergadering passende besluiten vast tot vaststelling van regels
inzake de uitwisseling en detachering van personeelsleden van en tussen de
nationale afwikkelingsautoriteiten van de deelnemende lidstaten naar de
afwikkelingsraad. 3. De afwikkelingsraad kan
interne afwikkelingsteams oprichten bestaande uit personeelsleden van de
nationale afwikkelingsautoriteiten van de deelnemende lidstaten. Artikel 78
Aansprakelijkheid van de afwikkelingsraad 1. De contractuele
aansprakelijkheid van de afwikkelingsraad wordt beheerst door het recht dat van
toepassing is op het betrokken contract. 2. Het Hof van Justitie van de
Europese Unie is bevoegd uitspraak te doen krachtens arbitrageclausules die in
een door de afwikkelingsraad gesloten contract zijn opgenomen. 3. In geval van
niet-contractuele aansprakelijkheid vergoedt de afwikkelingsraad overeenkomstig
de algemene beginselen die de rechtsstelsels van de lidstaten inzake
overheidsaansprakelijkheid gemeen hebben, alle door hem of door zijn
personeelsleden bij de uitvoering van hun taken veroorzaakte schade, met name
hun afwikkelingstaken, met inbegrip van handelingen en verzuim in ondersteuning
van buitenlandse afwikkelingsprocedures. 4. De afwikkelingsraad vergoedt
een nationale afwikkelingsautoriteit voor de schadevergoeding tot betaling
waarvan zij door een nationaal gerecht is veroordeeld of die zij, in overleg
met de afwikkelingsraad, op grond van een minnelijke schikking moet betalen, en
die het gevolg is van een handeling of verzuim van die nationale
afwikkelingsautoriteit in de loop van een afwikkeling op grond van deze
verordening, tenzij die handeling of dat verzuim een schending vormde van het
Unierecht, deze verordening, een besluit van de Commissie of een besluit van de
afwikkelingsraad, of een kennelijke en ernstige beoordelingsfout vormde. 5. Het Hof van Justitie van de
Europese Unie is bevoegd in alle geschillen in verband met de leden 3
en 4. De vorderingen inzake niet-contractuele aansprakelijkheid verjaren
vijf jaar na het feit dat tot deze vordering aanleiding heeft gegeven. 6. De persoonlijke
aansprakelijkheid van de personeelsleden jegens de afwikkelingsraad wordt
beheerst door de bepalingen van het Statuut dat of de Regeling welke op hen van
toepassing is. Artikel 79
Beroepsgeheim en uitwisseling van informatie 1. Voor de leden van de
afwikkelingsraad, de personeelsleden van de afwikkelingsraad en de
personeelsleden uitgewisseld met of gedetacheerd door de deelnemende lidstaten
die afwikkelingstaken uitvoeren, geldt de geheimhoudingsplicht van
artikel 339 VWEU en de desbetreffende bepalingen in het Unierecht,
zelfs na afloop van hun functie. 2. De afwikkelingsraad zorgt
ervoor dat personen die permanent of occasioneel, direct of indirect, diensten
verstrekken voor de uitvoering van zijn taken, aan een gelijkwaardige
geheimhoudingsplicht worden onderworpen. 3. Met het oog op de toepassing
van de hem bij deze verordening opgedragen taken is de afwikkelingsraad, binnen
de grenzen en onder de voorwaarden die in het toepasselijke Unierecht zijn
omschreven, gemachtigd om met nationale of Europese autoriteiten en organen
informatie uit te wisselen in de gevallen waarin de nationale bevoegde
autoriteiten krachtens het toepasselijke Unierecht informatie aan die entiteiten
openbaar mogen maken of waarin de lidstaten krachtens het toepasselijke
Unierecht in die openbaarmaking mogen voorzien. Artikel 80
Transparantie 1. Verordening (EG)
nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad[28] is van toepassing op de documenten
in bezit van de afwikkelingsraad. 2. De afwikkelingsraad stelt
binnen zes maanden na de datum van zijn eerste bijeenkomst de gedetailleerde
regels tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1049/2001 vast. 3. Tegen de besluiten van de
afwikkelingsraad krachtens artikel 8 van Verordening (EG) nr. 1049/2001
kan een klacht worden ingediend bij de Ombudsman of beroep worden ingesteld bij
het Hof van Justitie, desgevallend na een beroep bij de beroepsautoriteit,
onder de voorwaarden die in respectievelijk artikel 228 en artikel 263
VWEU zijn vastgelegd. 4. Verordening (EG)
nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad[29] is van toepassing op de
verwerking van persoonsgegevens door de afwikkelingsraad. Richtlijn 95/46/EG
van het Europees Parlement en de Raad[30]
is van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens door de nationale
afwikkelingsautoriteiten. Artikel 81
Veiligheidsvoorschriften betreffende de bescherming van gerubriceerde gegevens
en niet-gerubriceerde gevoelige gegevens De afwikkelingsraad past de
beveiligingsbeginselen toe die zijn vastgelegd in de veiligheidsvoorschriften
van de Commissie voor de bescherming van gerubriceerde EU-gegevens (EUCI) en
gevoelige, niet-gerubriceerde informatie, zoals omschreven in de bijlage bij
Besluit 2001/844/EG, EGKS, Euratom. De toepassing van de
beveiligingsbeginselen omvat de toepassing van de bepalingen voor de
uitwisseling, verwerking en opslag van dergelijke informatie. DEEL IV
UITVOERINGSBEVOEGDHEDEN EN SLOTBEPALINGEN Artikel 82
Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie 1. De bevoegdheid om
gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie toegekend onder
de in dit artikel vastgestelde voorwaarden. 2. De bevoegdheidsdelegatie
wordt met ingang van de in artikel 88 vermelde datum voor onbepaalde tijd
toegekend. 3. Het Europees Parlement of de
Raad kan de in de artikel 62, lid 5, artikel 65, lid 5,
artikel 66, lid 3, artikel 67, lid 3, en artikel 70,
lid 4, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Een
besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde
bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in
het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum.
Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen
onverlet. 4. Zodra de Commissie een
gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, stelt zij het Europees Parlement en
de Raad daarvan gelijktijdig in kennis. 5. Een krachtens artikel 62,
lid 5, artikel 65, lid 5, artikel 66, lid 3,
artikel 67, lid 3, en artikel 70, lid 4, vastgestelde
gedelegeerde handeling treedt pas in werking als noch het Europees Parlement
noch de Raad binnen een termijn van twee maanden na de datum van kennisgeving
van die handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt,
of als zowel het Europees Parlement als de Raad de Commissie voor het
verstrijken van deze termijn heeft meegedeeld geen bezwaar te zullen maken. Die
termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee
maanden verlengd. Artikel 83
Evaluatie 1. Tegen 31 december 2016,
en daarna elke vijf jaar, brengt de Commissie een verslag uit over de
toepassing van deze verordening, met bijzondere aandacht voor het monitoren van
de mogelijke gevolgen voor het vlot functioneren van de interne markt. In dat
verslag wordt het volgende geëvalueerd: (a)
het functioneren van het GAM en het effect van de
afwikkelingsactiviteiten op de belangen van de Unie als geheel en op de
samenhang en de integriteit van de interne markt voor financiële diensten, met
inbegrip van de mogelijke gevolgen ervan voor de structuren van de nationale
bankstelsels binnen de Unie, en wat betreft de doeltreffendheid van de
regelingen voor samenwerking en informatie-uitwisseling tussen het GAM en het
GTM, en tussen het GAM en de nationale afwikkelingsautoriteiten en de nationale
bevoegde autoriteiten van niet-deelnemende lidstaten; (b)
de doelmatigheid van de regelingen inzake
onafhankelijkheid en verantwoordingsplicht; (c)
de interactie tussen de afwikkelingsraad en de
Europese Bankautoriteit; (d)
de interactie tussen de afwikkelingsraad en de
nationale afwikkelingsautoriteiten van niet-deelnemende lidstaten en de
gevolgen van het GAM voor die lidstaten; 2. Dit verslag wordt aan het
Europees Parlement en de Raad toegestuurd. Indien nodig werkt de Commissie
begeleidende voorstellen uit. Artikel 84
Wijziging van Verordening (EU) nr. 1093/2010 Verordening (EU) nr. 1093/2010 wordt
als volgt gewijzigd: 1. In artikel 4 wordt
punt 2 vervangen door: „(2) „bevoegde autoriteiten”: i) bevoegde autoriteiten als omschreven in
punt 40 van artikel 4, lid 1, van Verordening (EU) nr. 575/2013
van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 2007/64/EG en als
bedoeld in Richtlijn 2009/110/EG; ii) wat de Richtlijnen 2002/65/EG
en 2005/60/EG betreft, de autoriteiten die de naleving van de vereisten
van die richtlijnen door de kredietinstellingen en financiële instellingen
moeten garanderen; iii) wat depositogarantiestelsels betreft,
organen die depositogarantiestelsels beheren ingevolge Richtlijn 94/19/EG
of, ingeval de activiteit van het depositogarantiestelsel door een particuliere
onderneming wordt beheerd, de overheidsinstantie die ingevolge die richtlijn
toezicht houdt op die stelsels; en iv) wat artikel 62, lid 5,
artikel 65, lid 5, artikel 66, lid 3, artikel 67,
lid 4, en artikel 70, lid 4, betreft, de
afwikkelingsautoriteiten als omschreven in artikel 3 van die richtlijn en
de gemeenschappelijke afwikkelingsraad die bij Verordening (EU) nr. ../... van
het Europees Parlement en de Raad is opgericht.”. 2. In artikel 25 wordt het
volgende lid ingevoegd: „1bis. De Autoriteit kan collegiale toetsingen van
de uitwisseling van informatie en van de gezamenlijke activiteiten van de in de
GAM-verordening bedoelde afwikkelingsraad en nationale afwikkelingsautoriteiten
van lidstaten die niet aan het GAM deelnemen, in de afwikkeling van
grensoverschrijdende groepen organiseren en voeren, teneinde de resultaten
doeltreffender en samenhangender te maken. De Autoriteit ontwikkelt te dien
einde methoden om objectieve beoordeling en vergelijking mogelijk te maken.”. 3. In artikel 40, lid 6,
wordt de volgende derde alinea toegevoegd: „Om binnen het toepassingsgebied van artikel 62,
lid 5, artikel 65, lid 5, artikel 66, lid 3,
artikel 67, lid 4, en artikel 70, lid 4, op te treden, is
de uitvoerend directeur van de Europese afwikkelingsraad een waarnemer bij de
raad van toezichthouders.”. Artikel 85
Vervanging van nationale afwikkelingsfinancieringsregelingen Vanaf de in artikel 88, tweede alinea, bedoelde
datum van toepassing wordt het Fonds beschouwd als de
afwikkelingsfinancieringsregeling van de deelnemende lidstaten krachtens
titel VII van Richtlijn [.]. Artikel 86
Vestigingsovereenkomst en voorwaarden voor de exploitatie 1. De nodige bepalingen
betreffende de huisvesting van de afwikkelingsraad in de gastlidstaat en de
door die lidstaat ter beschikking te stellen installaties, alsook de specifieke
regels die in de gastlidstaat gelden voor de uitvoerend directeur, de leden van
de afwikkelingsraad in zijn plenaire vergadering, de personeelsleden van de
afwikkelingsraad en hun gezinsleden, worden vastgesteld in een
vestigingsovereenkomst tussen de afwikkelingsraad en de gastlidstaat, die wordt
gesloten nadat de afwikkelingsraad in zijn plenaire vergadering daarmee heeft
ingestemd, doch uiterlijk binnen twee jaar na de inwerkingtreding van deze
verordening. 2. De gastlidstaat zorgt ervoor
dat de afwikkelingsraad in optimale omstandigheden kan werken, onder andere
door het aanbieden van meertalig onderwijs met een Europese dimensie en
degelijke vervoersverbindingen. Artikel 87
Aanvang van de activiteiten van de afwikkelingsraad 1. De afwikkelingsraad wordt
volledig operationeel op 1 januari 2015. 2. De Commissie is ermee belast
de afwikkelingsraad op te richten en voorlopig te laten functioneren, totdat
hij voldoende operationele capaciteit heeft om zelf zijn begroting uit te
voeren. Met dat doel: (a)
kan de Commissie, in afwachting dat de uitvoerend
directeur zijn taken aanvat na overeenkomstig artikel 53 door de Raad te
zijn benoemd, een ambtenaar van de Commissie aanwijzen die ad interim de
functie van uitvoerend directeur zal vervullen en de aan de uitvoerend
directeur opgedragen taken zal uitvoeren; (b)
kan de uitvoerend directeur ad interim, in
afwijking van artikel 47, lid 1, onder i), en totdat een in
artikel 47, lid 2, bedoeld besluit is vastgesteld, de bevoegdheden
van het tot aanstelling bevoegd gezag uitoefenen; (c)
kan de Commissie de afwikkelingsraad bijstand
verlenen, met name door ambtenaren van de Commissie te detacheren om de
activiteiten van de afwikkelingsraad te verrichten onder de
verantwoordelijkheid van de uitvoerend directeur ad interim of de uitvoerend
directeur; (d)
ontvangt de Commissie de in artikel 62,
lid 5, onder d), bedoelde jaarlijkse bijdragen namens de
afwikkelingsraad. 3. De uitvoerend directeur ad
interim kan alle betalingen binnen de kredieten van de begroting van de
afwikkelingsraad toestaan en kan contracten sluiten, waaronder contracten tot
aanstelling van personeelsleden. Artikel 88
Inwerkingtreding Deze verordening treedt in werking op de
twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de
Europese Unie. De artikelen 7 tot en met 23 en de
artikelen 25 tot en met 38 zijn van toepassing vanaf 1 januari 2015. Artikel 24 is van toepassing vanaf 1 januari 2018. Deze verordening is verbindend in al
haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat. Gedaan te Brussel, Voor het Europees Parlement Voor
de Raad De voorzitter De
voorzitter FINANCIEEL MEMORANDUM 1. KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 1.1. Benaming van het voorstel/initiatief 1.2. Betrokken
beleidsterrein(en) in de ABM/ABB-structuur 1.3. Aard
van het voorstel/initiatief 1.4. Doelstelling(en) 1.5. Motivering
van het voorstel/initiatief 1.6. Duur
en financiële gevolgen 1.7. Beheersvorm(en) 2. BEHEERSMAATREGELEN 2.1. Regels
inzake het toezicht en de verslagen 2.2. Beheers-
en controlesysteem 2.3. Maatregelen
ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden 3. GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET
VOORSTEL/INITIATIEF 3.1. Rubriek(en) van het meerjarige financiële
kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven 3.2. Geraamde
gevolgen voor de uitgaven 3.2.1. Samenvatting van de
geraamde gevolgen voor de uitgaven 3.2.2. Geraamde gevolgen
voor de beleidskredieten 3.2.3. Geraamde gevolgen
voor de administratieve kredieten 3.2.4. Verenigbaarheid met
het huidige meerjarige financiële kader 3.2.5. Bijdrage van derden
aan de financiering 3.3. Geraamde gevolgen voor de
ontvangsten FINANCIEEL
MEMORANDUM 1. KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 1.1. Benaming van het
voorstel/initiatief Verordening van het Europees Parlement en de Raad
inzake een gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme en een gemeenschappelijk
bankenafwikkelingsfonds 1.2. Betrokken beleidsterrein(en)
in de ABM/ABB-structuur[31] Interne markt – Financiële markten 1.3. Aard van het
voorstel/initiatief þ Het voorstel/initiatief betreft een
nieuwe actie ¨ Het voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie na een
proefproject/een voorbereidende actie[32] ¨ Het voorstel/initiatief betreft de verlenging van een bestaande
actie ¨ Het voorstel/initiatief betreft een actie
die wordt omgebogen naar een nieuwe actie 1.4. Doelstelling(en) 1.4.1. De met het voorstel/initiatief
beoogde strategische meerjarendoelstelling(en) van de Commissie ·
De interne markt voor bankdiensten versterken en
tegelijkertijd een gelijk speelveld handhaven; ·
De financiële stabiliteit en het vertrouwen in
banken handhaven, de continuïteit van essentiële financiële diensten verzekeren
en besmetting van problemen vermijden; ·
De verliezen voor de samenleving als geheel en voor
de belastingbetalers in het bijzonder zoveel mogelijk beperken, deposanten
beschermen en het moreel risico verminderen. 1.4.2. Specifieke doelstelling(en) en
betrokken ABM/ABB-activiteiten In het licht van de bovenbeschreven algemene
doelstellingen worden de volgende specifieke doelstellingen nagestreefd: Voorbereiding en preventie: ·
toezichthouders en banken beter voorbereiden op
crisissituaties en ·
alle banken afwikkelbaar maken. Vroegtijdige interventie: ·
de regelingen voor vroegtijdige interventie door
toezichthouders verbeteren. Bankafwikkeling: ·
zorgen voor een tijdige en deugdelijke afwikkeling
van banken die aan een gemeenschappelijk toezichtmechanisme zijn onderworpen; ·
rechtszekerheid garanderen voor de belanghebbenden
die bij de afwikkeling van banken zijn betrokken. Financiering: ·
een gemeenschappelijk bankenafwikkelingsfonds
oprichten dat daadwerkelijk geografisch asymmetrische verliezen in het bankenstelsel
van de Unie kan opvangen; ·
ervoor zorgen dat de afwikkeling van faillerende
banken volledig wordt gefinancierd met bijdragen van financiële instellingen,
na een inbreng van aandeelhouders en crediteuren ("bail-in"). 1.4.3. Verwachte resulta(a)t(en) en
gevolg(en) ·
De negatieve terugkoppeling tussen soevereine
staten en hun banken te doorbreken; ·
alle ondernemingen in de bankenunie onder gelijke
voorwaarden toegang tot bankfinanciering te verlenen; ·
de verliezen voor deposanten, overheden en belastingbetalers
als gevolg van het herstel en de afwikkeling van grote en systeemrelevante
banken zoveel mogelijk te beperken. 1.4.4. Resultaat- en
effectindicatoren ·
Verschillen tussen de lidstaten ten aanzien van het
rendement op langlopende staatsobligaties; ·
aantal banken in afwikkeling; ·
bankafwikkelingskosten, met inbegrip van uitkeringen
uit een gemeenschappelijk afwikkelingsfonds; ·
wijzigingen van het aandeel van de schuld van
banken waarvoor inbreng van de particuliere sector mogelijk is. 1.5. Motivering van het
voorstel/initiatief 1.5.1. Behoefte(n) waarin op korte of
lange termijn moet worden voorzien Zoals uiteengezet in de blauwdruk voor een hechte
economische en monetaire unie van de Commissie en in het verslag van de vier
voorzitters van 2012, vormt een geïntegreerd financieel kader of “bankenunie”
een essentieel onderdeel van de beleidsmaatregelen om Europa weer de weg te
doen inslaan naar economisch herstel en groei. Ongecoördineerde nationale
beleidsreacties naar aanleiding van bankfaillissementen hebben tot een sterkere
fragmentatie van de interne markt op het gebied van leningverstrekking en
financiering geleid. Als gevolg daarvan wordt de doorwerking van het
gemeenschappelijk monetair beleid belemmerd en komt, als gevolg van afscherming,
de verstrekking van leningen aan bedrijven en consumenten in het gedrang. Dit heeft met name in de eurozone bijzonder
schadelijke gevolgen. Doordat er weinig ruimte is om de zwakheden van de
banksector met monetaire instrumenten aan te pakken, houdt het gebruik van nationale
begrotingsmiddelen bij de afhandeling van bankfaillissementen de negatieve
terugkoppeling tussen banken en overheden in stand. Ondernemingen in lidstaten
waarvan het vermogen om noodlijdende banken op hun grondgebied te redden niet
hoog wordt ingeschat, kampen met een ernstig concurrentienadeel. Bovendien
kunnen, zoals tijdens de crisis is gebleken, twijfels en financiële koppelingen
ertoe leiden dat problemen die in sommige lidstaten van de eurozone bestaan,
zich snel verspreiden naar andere lidstaten waar de markten soortgelijke
risico's bespeuren. De Europese Raad heeft in zijn conclusies van
december 2012 verklaard: “Als het bankentoezicht daadwerkelijk bij een
gemeenschappelijk toezichtmechanisme komt te berusten, is er een
gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme nodig, met de nodige bevoegdheden om
ervoor te zorgen dat banken in deelnemende lidstaten met passende instrumenten
kunnen worden afgewikkeld”. Snelle vooruitgang naar een bankenunie is
noodzakelijk om financiële stabiliteit en groei in de eurozone te waarborgen.
Voortbouwend op het stevige, voor alle 28 leden van de interne markt geldende
regelgevingskader heeft de Commissie daarom gekozen voor een inclusieve
benadering en een routekaart voorgesteld voor de invoering van een bankenunie
met verschillende instrumenten en in een aantal stappen, die in principe open
staat voor alle lidstaten maar in ieder geval de huidige 17 eurolanden omvat. De eerste stap, het gemeenschappelijk
toezichtmechanisme (Single Supervisory Mechanism - SSM) voor banken van de
eurozone en banken in lidstaten die hieraan wensen deel te nemen, verleent de
ECB de bevoegdheid om cruciale toezichtstaken ten aanzien van deze banken uit
te voeren. Een ander belangrijk aspect van de bankenunie, het
voorstel voor een richtlijn betreffende de totstandbrenging van een kader voor
het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en
beleggingsondernemingen (de "richtlijn inzake herstel en afwikkeling van
banken") dat in 2012 is aangenomen, is thans bij de medewetgevers in behandeling.
Deze richtlijn legt de regels vast met betrekking tot de wijze waarop banken in
de interne markt zullen worden afgewikkeld, en voorziet de nationale
afwikkelingsautoriteiten van de nodige bevoegdheden en procedures terzake. Volgens de conclusies van de Europese Raad is met
het oog op de integratie van de bancaire markten van de Unie een
afwikkelingsmechanisme voor de gehele eurozone nodig om banken in nood aan te
pakken en aldus het besmettingsgevaar te beperken, zodat de financiële
stabiliteit van de eurozone kan worden beschermd ten gunste van de interne
markt als geheel. Volgens de blauwdruk van de Commissie van 2012 is
het doel op lange termijn om een bankenunie tot stand te brengen die de banken
in alle lidstaten omvat. Rechtstreeks toezicht door de ECB, in combinatie met
een gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme en doeltreffende en deugdelijke
depositogaratieregelingen in alle lidstaten, zullen het vertrouwen in de
duurzame stabiliteit van de Unie helpen schragen. 1.5.2. Toegevoegde waarde van de
deelname van de EU Krachtens het subsidiariteitsbeginsel als bedoeld
in artikel 5, lid 3, VEU mag de Unie op de gebieden die niet onder haar
exclusieve bevoegdheid vallen, slechts optreden indien en voor zover de
doelstellingen van het overwogen optreden niet voldoende door de lidstaten op
centraal, regionaal of lokaal niveau kunnen worden verwezenlijkt, maar vanwege
de omvang of de gevolgen van het overwogen optreden beter door de Unie kunnen
worden bereikt. Alleen optreden op Europees niveau kan garanderen
dat faillerende banken met minimale overloopeffecten en op een consistente
wijze worden afgewikkeld op basis van een gemeenschappelijke reeks
voorschriften ter verbetering van de werking van de interne markt. Ondanks de
vergaande integratie van de banksector van de Unie kunnen aanzienlijke
verschillen tussen afwikkelingsbesluiten op nationaal niveau tot onaanvaardbare
risico's voor de financiële stabiliteit leiden. Bij een gemeenschappelijke munt dient één enkele
instantie belast te zijn met het toezicht op en de afwikkeling van banken, om economische
desintegratie van de eurozone te voorkomen. Een gemeenschappelijk
afwikkelingsmechanisme is doeltreffender dan een netwerk van nationale
afwikkelingsautoriteiten, met name in het geval van grensoverschrijdende
bankgroepen waarbij snelheid en coördinatie cruciaal zijn om de kosten zoveel
mogelijk te beperken en het vertrouwen te herstellen. Het brengt tevens
aanzienlijke schaalvoordelen met zich, en de negatieve externe effecten die
zich bij louter nationale besluiten kunnen voordoen, worden vermeden. 1.5.3. Samenhang en eventuele
synergie met andere relevante instrumenten De eerste stap, het gemeenschappelijk
toezichtmechanisme (Single Supervisory Mechanism - SSM) voor banken van de
eurozone en banken in lidstaten die hieraan wensen deel te nemen, verleent de
ECB de bevoegdheid om cruciale toezichtstaken ten aanzien van deze banken uit
te voeren. Een ander belangrijk aspect van de bankenunie, het
voorstel voor een richtlijn betreffende de totstandbrenging van een kader voor
het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en
beleggingsondernemingen (de richtlijn inzake herstel en afwikkeling van banken)
dat in 2012 is aangenomen, is thans bij de medewetgevers in behandeling. Deze
richtlijn bevat regels voor de wijze waarop banken in de interne markt zullen
worden afgewikkeld, en voorziet de nationale afwikkelingsautoriteiten van de
nodige bevoegdheden en procedures terzake. Volgens de conclusies van de Europese Raad is met
het oog op de integratie van de bancaire markten van de Unie een
afwikkelingsmechanisme voor de gehele eurozone nodig om banken in nood aan te
pakken en aldus het besmettingsgevaar te beperken, zodat de financiële
stabiliteit van de eurozone kan worden beschermd ten gunste van de interne
markt als geheel. Volgens de blauwdruk van de Commissie van 2012 is
het doel op lange termijn om een bankenunie tot stand te brengen die de banken
in alle lidstaten omvat. Rechtstreeks toezicht door de ECB, in combinatie met
een gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme en doeltreffende en deugdelijke
depositogaratieregelingen in alle lidstaten, zullen het vertrouwen in de
duurzame stabiliteit van de Unie helpen schragen. 1.6. Duur en financiële gevolgen ¨ Voorstel/initiatief met een beperkte
geldigheidsduur –
¨ Voorstel/initiatief is van kracht vanaf [DD/MM]JJJJ tot en met
[DD/MM]JJJJ –
¨ Financiële gevolgen vanaf JJJJ tot en met JJJJ þ Voorstel/initiatief met een onbeperkte
geldigheidsduur –
Uitvoering met een opstartperiode vanaf 2014 tot en
met 2014, –
gevolgd door een volledige uitvoering. 1.7. Beheersvorm(en)[33] ¨ Direct beheer
door de Commissie –
¨ haar diensten, met inbegrip van haar personeel in de delegaties van de
Unie; –
þ via de uitvoerende agentschappen. ¨ Gedeeld beheer met
de lidstaten ¨ Indirect beheer
door uitvoeringstaken te delegeren aan: –
¨ derde landen of de door hen aangewezen organen; –
¨ internationale organisaties en hun agentschappen (geef aan welke); –
¨de Europese Investeringsbank en het Europees Investeringsfonds; –
þ de in de artikelen 208 en 209 van van het Financieel Reglement
bedoelde organen; –
¨ publiekrechtelijke organen ; –
¨ privaatrechtelijke organen met een openbare dienstverleningstaak, mits
deze laatste voldoende financiële garanties bieden; –
¨ privaatrechtelijke organen van een lidstaat waaraan de uitvoering van
een publiek-privaat partnerschap is toevertrouwd en die voldoende financiële
garanties bieden; –
¨ personen aan wie de uitvoering van specifieke maatregelen op het
gebied van het GBVB in het kader van titel V van het VEU is toevertrouwd en die
worden genoemd in de betrokken basishandeling. –
Verstrek, indien meer dan een beheersvorm is
aangekruist, extra informatie onder "Opmerkingen". Opmerkingen 2. BEHEERSMAATREGELEN 2.1. Regels inzake het toezicht en
de verslagen Artikel 47 van de verordening bepaalt dat de
afwikkelingsraad aan het Europees Parlement, de Raad en de Commissie
verantwoording verschuldigd is voor de tenuitvoerlegging van deze verordening,
en onder meer jaarlijks een verslag moet indienen bij het Europees Parlement, de
Raad, de Commissie en de Europese Rekenkamer over de uitvoering van de hem bij
deze verordening opgedragen taken. 2.2. Beheers- en controlesysteem 2.2.1. Mogelijke risico's Wat het rechtmatige, economische, efficiënte en
doeltreffende gebruik van begrotingskredieten betreft, wordt verwacht dat het
voorstel geen andere risico's met zich mee zal brengen. Het interne risicobeheer dient evenwel rekening te
houden met de specifieke aard van het financieringsmechanisme van de
afwikkelingsraad. Anders dan bij veel andere door de Commissie opgerichte
organen zullen de door de afwikkelingsraad verrichte diensten uitsluitend door
financiële instellingen worden gefinancierd. Ten tweede zal de afwikkelingsraad worden belast
met het beheer van het gemmenschappelijk bankenafwikkelingsfonds. Hiertoe zal
een reeks interne controleprocedures worden ontwikkeld en vastgesteld. 2.2.2. Informatie over de opzet van
het interne controlesysteem Het kader en de regels voor de interne controle
dienen volgens hetzelfde patroon te worden opgesteld als die welke door andere
door de Commissie opgerichte instanties worden toegepast, met uitzondering van
het beheer van het gemeenschappelijk bankenafwikkelingsfonds, waarvoor
specifieke regels vereist zijn. 2.2.3. Raming van de kosten en baten
van de controles en evaluatie van het vermoedelijke foutenrisico Interne controles moeten deel uitmaken van de
procedures waarmee de afwikkelingsraad zijn verantwoordelijkheid uitoefent en
de hem opgedragen taken uitvoert. De kosten van deze procedures mogen de de
baten ervan in de zin van het voorkomen van materiële fouten, niet te boven
gaan. 2.3. Maatregelen ter voorkoming
van fraude en onregelmatigheden Met het oog op de bestrijding van fraude,
corruptie en andere onwettige handelingen is Verordening (EG) nr. 1073/1999
van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 betreffende
onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) zonder enige
beperking op de afwikkelingsraad van toepassing. De afwikkelingsraad dient toe te treden tot het
Interinstitutioneel Akkoord van 25 mei 1999 van het Europees
Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Commissie van de Europese
Gemeenschappen betreffende de interne onderzoeken verricht door het Europees
Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en onverwijld passende voorzieningen te
treffen die op alle personeelsleden van de afwikkelingsraad van toepassing
zijn. In de financieringsbesluiten en de overeenkomsten
en tenuitvoerleggingsinstrumenten dient uitdrukkelijk te worden bepaald dat de
Rekenkamer en OLAF alle nodige controles ter plaatse mogen uitvoeren bij de
begunstigden van door de afwikkelingsraad uitbetaalde middelen en bij het
personeel dat verantwoordelijk is voor de bestemming van deze middelen. De artikelen 58 tot en met 63 van de verordening
die betrekking hebben op de oprichting van de afwikkelingsraad, bevatten de
bepalingen betreffende de uitvoering van en het toezicht op de begroting van de
afwikkelingsraad en de toepasselijke financiële voorschriften. 3. GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET
VOORSTEL/INITIATIEF De onderstaande analyse omvat een raming van de
totale kosten die uit dit voorstel voorvloeien, zowel wat de afwikkelingsraad
en zijn administratie betreft (hierna "de afwikkelingsraad" genoemd)
als voor de Commissie. De kosten van de afwikkelingsraad worden volledig
gedekt door de financiële instellingen die onder het gemeenschappelijke
afwikkelingsmechanisme vallen. Ongeveer 6 000 banken van de eurozone
zullen, afgezien van hun jaarlijkse bijdragen aan het gemeenschappelijk bankenafwikkelingsfonds,
een vast, evenredig bedrag afdragen om de uitgaven van de afwikkelingsraad
volledig te dekken. De hoogte van de bijdrage wordt jaarlijks bepaald wanneer
de begroting van de afwikkelingsraad wordt vastgesteld. Het niveau van de bijdragen
voor de financiering van de afwikkelingsraad wordt elk jaar aangepast om ervoor
te zorgen dat de balans van de raad in evenwicht is. De afwikkelingsraad voert taken uit op het gebied
van de voorbereiding en uitvoering van afwikkelingen en de bijdragen aan en het
beheer van het afwikkelingsfonds. Wat de voorbereiding van afwikkelingen
betreft redigeert en evalueert de afwikkelingsraad afwikkelingsplannen, neemt
hij deel aan grensoverschrijdende afwikkelingscolleges, en bereidt hij
feitelijke afwikkelingen voor. De afwikkelingsraad dient voor een aanzienlijk
aantal instellingen en groepen, in samenwerking met de (consoliderende)
toezichthouder, afwikkelingsplannen op te stellen die de
afwikkelingsmaatregelen bevatten welke kunnen worden genomen wanneer aan de
voorwaarden voor afwikkeling is voldaan, en deze plannen ten minste jaarlijks
te evalueren en, indien nodig, bij te werken. Voorts dient de raad de
afwikkelbaarheid van de instellingen en groepen te beoordelen en eventuele
potentiële wezenlijke belemmeringen voor de afwikkelbaarheid aan te pakken. Ook de nationale afwikkelingsautoriteiten moeten
afwikkelingsplannen opstellen voor de overige entiteiten en groepen, die door
de afwikkelingsraad moeten worden geëvalueerd. Indien een groep entiteiten
omvat die niet uitsluitend in deelnemende lidstaten zijn gevestigd,
vertegenwoordigt de afwikkelingsraad de nationale afwikkelingsautoriteiten van
de deelnemende lidstaten in het afwikkelingscollege. Afwikkelingscolleges
worden ingesteld om de samenwerking en coördinatie tussen de betrokken
autoriteiten te waarborgen; zij voeren onder meer taken uit met betrekking tot
het opstellen van afwikkelingsplannen, de beoordeling van afwikkelbaarheid en
de eigenlijke afwikkeling. Wanneer de Commissie besloten heeft een entiteit
af te wikkelen, houdt de afwikkelingsraad toezicht op de uitvoering van die
afwikkeling en beoordeelt hij tevens de haalbaarheid van het
bedrijfsreorganisatieplan van die entiteit. Wat het fonds betreft dient de afwikkelingsraad
jaarlijkse bijdragen te heffen op bijna 6 000 instellingen, dient hij
ervoor te zorgen dat de basis voor de bijdragen van individuele banken correct
is, dat de bijdragen op tijd worden voldaan en dat onbetaalde bedragen
daadwerkelijk worden ingevorderd. Hiertoe zal de raad bankgegevens inspecteren.
De te innen en te beheren middelen zouden meer dan de helft van de jaarlijkse
begroting van de Unie bedragen. De afwikkelingsraad zal tevens de financiële
middelen op zodanige wijze moeten beheren dat de risico's laag zijn en het in
voorkomend geval mogelijk is snel de nodige middelen beschikbaar te stellen om
een afwikkeling te financieren. Dit veronderstelt een weldoordachte
beleggingsstrategie op lange termijn, waarbij rekening wordt gehouden met de
aard, de geografische locatie en de looptijd van de beleggingen. Uiteraard
dienen deze lijnfuncties te worden ondersteund door staffuncties, onder andere
op het gebied van informatietechnologie en communicatie. Voornaamste aannames Geschatte personeelsaantallen en
kostenstructuur van de afwikkelingsraad: ·
Verwacht wordt dat de afwikkelingsraad aan het eind
van het eerste jaar van zijn bestaan zijn volledige capaciteit zal hebben
bereikt, wat betekent dat al het personeel in de loop van het eerste jaar moet
worden aangeworven; de gevolgen voor de begroting worden geschat op 50% in het
eerste jaar en 100% vanaf het tweede jaar. ·
Aangezien er in Europa geen nationale
afwikkelingsautoriteiten zijn met een aanzienlijke staat van dienst, is een
raming gemaakt van de behoefte aan personele middelen voor de afwikkelingsraad
door de taken van de raad te vergelijken met die van de Amerikaanse
"Federal Deposit Insurance Corporation" (Federale Dienst voor
Depositoverzekering - FDIC) – zie tabel 1 hieronder. ·
Wat de gedekte deposito's en de streefomvang van de
afwikkelingsmiddelen betreft zijn de bedragen in de VS en de eurozone
vergelijkbaar, terwijl de omvang van de bankactiva die onder een
afwikkelingsmechanisme vallen in de eurozone aanmerkelijk groter is dan in de
VS. ·
De overheadkosten zijn vergeleken met die van de
Europese toezichthoudende autoriteiten. Echter, gezien het feit dat het aandeel
overheadkosten bij deze autoriteiten hoger was dan de raming op basis van een
vergelijking met de FDIC, is laatstgenoemde raming, dat wil zeggen een
voorzichtiger ratio van 11,5% gebruikt. Verdere aannames en toelichtingen op de
vergelijking met de FDIC zijn in tabel 1 weergegeven. In 2012 had de FDIC 7 476
vte in dienst. ·
Aangezien FDIC een ruimer mandaat heeft dan de
afwikkelingsraad, zijn slechts de relevante afdelingen van deze instantie in de
vergelijking opgenomen. ·
Op basis van de vergelijking wordt het aantal
benodigde personeelsleden geraamd op 309. Opgemerkt zij dat 21% van het
personeelsbestand van de FDIC geen vaste aanstelling heeft. Uitgaande van de meest
voorzichtige aanname dat de FDIC in een scenario zonder crisis uitsluitend vast
personeel in dienst zou hebben, zou de beoogde omvang van de afwikkelingsraad
in een situatie zonder crisis met 75 medewerkers inkrimpen tot 244 . Het is
derhalve belangrijk ervoor te zorgen dat de afwikkelingsraad over voldoende
flexibiliteit beschikt om extra personeel aan te werven of werkzaamheden uit te
besteden. ·
De volgende verdeling van personeelsposten wordt
voorgesteld: –
80% TA (68% AD en 12% of AST); –
10% END; –
10% CA. ·
Het statuut van de ambtenaren van de
EU-instellingen is van toepassing, hetgeen tot uiting komt in de per hoofd
toegepaste tarieven: –
gemiddelde jaarlijkse kosten van een TA: EUR 131 000; –
gemiddelde jaarlijkse kosten van een END: EUR 78 000; –
gemiddelde jaarlijkse kosten van een CA: EUR 70 000. Afgezien van het salaris omvatten deze kosten
ook indirecte kosten zoals kosten voor gebouwen, opleidings- en IT-kosten en de
kosten voor de sociaal-medische infrastructuur. ·
Aangezien de vestigingsplaats van de afwikkelingsraad
vooralsnog niet bekend is, is een correctiecoëfficiënt van 1 op de salarissen
toegepast. Indien de raad elders wordt gevestigd zou wellicht een herziening
van de kosten nodig zijn. ·
De kosten van het overige personeel en de
administratie- en exploitatiekosten zijn geraamd op basis van een vergelijking
met de huidige kostenstructuur van de Europese toezichthoudende autoriteiten. ·
De beleidsuitgaven zullen waarschijnlijk 25% van de
totale kosten van de afwikkelingsraad uitmaken, en betreffen met name de
ontwikkeling en het onderhoud van informatiesystemen, het opbouwen van
betrekkingen en een gemeenschappelijke toezichtscultuur met de nationale
afwikkelingsautoriteiten in het licht van het gemeenschappelijke
afwikkelingsmechanisme, waarbij nauwe en doeltreffende banden dienen te bestaan
tussen de afwikkelingsraad en de nationale afwikkelingsautoriteiten die het
meest betrokken zijn bij de uitvoering van afwikkelingsbesluiten. ·
De geraamde kostenstructuur van de afwikkelingsraad
wordt in tabel 2 hieronder weergegeven. Tabel 1. Raming van het benodigde personeel
van de afwikkelingsraad op basis van de structuur en het personeelsbestand van
de Amerikaanse Federal Deposit Insurance Corporation || FDIC1 || AFWIKKELINGS- RAAD Kenmerken Aantal banken || 7 1812 || 6 0083 Totale activa || $14,451 (miljard, 2012) || €29,994 (miljard, 2011) Totale gedekte deposito's || $6,027 (miljard, maart 2013) || €5,514 (miljard, 2011) Streefomvang van het fonds || $81 (miljard) || €55 (miljard) Noodlijdende instellingen 2008-2012 || 465 || 904 Personeel Totale aantal personeelsleden (vte, 2012; percentage=personeel op het hoofdkantoor) || 7 476 (28,6%) || (g) Personeel "Afdeling afwikkeling en surseances (vte, 2012) || 1 428 || 82 (raming)5 (h) Personeel "Afdeling financieringen" (vte, 2012) || 176 || 88 (raming)6 (i) Personeel "Dienst complexe instellingen" (vte, 2012) || 148 || 74 (raming)7 (j) Personeel "Juridische afdeling" (vte, 2012 / % van het totale aantal personeelsleden) || 716 / 9,6% || 30 / 9,6% (raming)8 (k) Totale aantal personeelsleden van relevante afdelingen (vte, 2012) (som van a, b, c, d) || 2 468 || 274 (l) Personeel met een staffunctie (IT, communicatie, enz.) (aantal / % van het totale aantal personeelsleden) || 863 / 11,5% || 35 / 11,5% (raming) (m) Totale aantal personeelsleden van de afwikkelingsraad (som van e en f) || || 309 (raming) (n) Personeel zonder vaste aanstelling (% van het totale aantal personeelsleden, 2012) || 21%9 || 21% (o) Totale aantal personeelsleden van de afwikkelingsraad met een vaste aanstelling || || 244 (raming) 1 Bron: www.fdic.gov. 2 Aantal leden van het Deposit Insurance Fund, 2012. 3 Aantal kredietinstellingen in de EU-17 per januari 2013. Bron: ECB. 4 Bron: Werkdocument van de diensten van de Commissie "Facts and figures on State aid in the EU Member States, 2012 Update". Het eigenlijke aantal noodlijdende instellingen in de Eurozone is groter omdat instellingen die failliet zijn gegaan maar geen staatsteun hebben ontvangen hierin niet zijn opgenomen. 5 Verondersteld wordt dat 20% van de personeelsleden zich bezighouden met afwikkeling en 80% met surseances. De afwikkelingsraad zou zich uitsluitend bezighouden met afwikkelingen. Op basis van de verdeling tussen het centrale en regionale niveau in de FDIC is er van uitgegaan dat 28,6% van de personeelsleden die zich met afwikkeling bezighouden op het centrale niveau van de afwikkelingsraad werkzaam zullen zijn en 71,4% op nationaal niveau. Dit is een voorzichtige aanname omdat het voorstel verwacht dat alle taken op het gebied van afwikkeling op het niveau van de afwikkelingsraad zullen blijven terwijl slechts de uitvoering van afwikkelingsbesluiten op nationaal niveau zal plaatsvinden en centraal zal worden gecontroleerd. 6 De taken van deze afdeling van de FDIC vinden op centraal niveau plaats. Deze afdeling houdt zich niet alleen bezig met het innen van bijdragen en het beheer van het fonds, maar ook met meer algemene activiteiten zoals financiële controle, financiële transacties en financiële planning. Daarom wordt aangenomen dat 50% van de personeelsleden van deze afdeling van de FDIC op het centrale niveau van de afwikkelingsraad nodig zal zijn om de bijdragen en het fonds te beheren. 7 De afwikkelingsplanning van de grote banken van de euozone is een verantwoordelijkheid van de afwikkelingsraad. De raad heeft de mogelijkheid de nationale autoriteiten te verzoeken een ontwerp-afwikkelingsplan in te dienen. Daarom wordt verondersteld dat 50% van de personeelsleden op het centrale niveau van de afwikkelingsraad werkzaam zullen zijn. 8 De juridische afdeling van de FDIC houdt zich niet alleen bezig met afwikkelingen en surseances en het beheer van het fonds, maar bijvoorbeeld ook met de toezichtstaken van de FDIC. Daarom wordt het percentage personeelsleden van deze afdeling ten opzichte van het totale aantal gebruikt om het aantal benodigde personeelsleden bij de afwikkelingsraad te schatten. 9 Het aantal personeelsleden zonder vaste aanstelling is berekend op basis van het totale aantal personeelsleden van de FDIC, met uitzondering van de personeelsleden van de afdeling afwikkeling en surseances die voornamelijk op regionaal niveau werkzaam zijn. Tabel 2. Geraamde kostenstructuur van de
afwikkelingsraad op basis van 309 personeelsleden Cijfers in miljoen EUR || 2014 || 2015 || 2016 || 2017 || 2018 || 2019 || 2020 || || || || || || || Personeelskosten (met inbegrip van salarissen, toeslagen en aanverwante kosten zoals kosten voor gebouwen, inrichtingskosten en IT-kosten || 18 || 37 || 38 || 38 || 39 || 40 || 41 Overige personele kosten (aanwerving, dienstreizen, overig extern personeel (tijdelijk personeel, externe dienstverleners) enz) || 3 || 3 || 3 || 3 || 3 || 3 || 3 Subtotaal personele kosten en aanverwante uitgaven || 22 || 40 || 41 || 42 || 43 || 43 || 44 || || || || || || || Administratieve uitgaven (telecommunicatie, voorlichting en publicatie, vergaderingen en overige kosten) || 3 || 5 || 5 || 5 || 5 || 5 || 5 Subtotaal administratieve uitgaven || 3 || 5 || 5 || 5 || 5 || 5 || 5 || || || || || || || Overige uitgaven (governance, IT-projecten, contacten met relevante Europese autoriteiten en autoriteiten van derde landen, gezamenlijke workshops met nationale afwikkelingsautoriteiten en andere relevante organen, enz.) || || || || || || || Subtotaal overige uitgaven || 8 || 16 || 16 || 16 || 16 || 17 || 17 || || || || || || || Totale uitgaven || 33 || 61 || 62 || 63 || 64 || 65 || 66 Gemeenschappelijk bankenafwikkelingsfonds: ·
De streefomvang van het gemeenschappelijk
bankenafwikkelingsfonds is bepaald op 1% van de gedekte deposito's van de
banksector van de deelnemende lidstaten. Op basis van bankgegevens van 2011 zou
de streefomvang van het fonds naar schatting circa 55 miljard EUR bedragen. ·
Deelnemende banken dragen hun naar risicograad
gewogen aandeel aan het gemeenschappelijk bankenafwikkelingsfonds af binnen een
periode van tien jaar. De jaarlijks bijeengebrachte afwikkelingsmiddelen zouden
derhalve ongeveer 5,5 miljard EUR moeten bedragen, rendementen en mogelijke
uitstroom buiten beschouwing gelaten. ·
In absolute bedragen zullen de grootste banken de
grootste bijdrage aan het gemeenschappelijk bankenafwikkelingsfonds leveren.
Uit de ramingen van de diensten van de Commissie op basis van de gegevens van 2011
blijkt dat, zonder rekening te houden met het risicoprofiel van de banken, de 17
grootste Europese banken ongeveer 40% van de bijdragen van alle banken aan het
fonds voor hun rekening zullen nemen. ·
Ten aanzien van het beheer van het fonds zij
opgemerkt dat de kostenraming voor de afwikkelingsraad slechts betrekking heeft
op de personele middelen. Aangenomen is daarbij dat andere kosten, zoals
investeringskosten, rechtstreeks uit het fonds worden gefinancierd. Financiële gevolgen op het niveau van de
Commissie: ·
Geraamd wordt dat in het eerste jaar (2014) op het
niveau van de Commissie een tijdelijke toewijzing van 15 posten nodig zal zijn
voor deskundigen op het gebied van personele middelen, begrotingskwesties en
andere administratieve vraagstukken in verband met de oprichting van de
afwikkelingsraad; deze deskundigen zullen tot taak hebben de (op zes maanden
geraamde) aanloopfase van de afwikkelingsraad te organiseren en te begeleiden,
waarbij is uitgegaan van Brussel als vestigingsplaats. De onderstaande
financiële evaluatie kan veranderen naar gelang van de voor de afwikkelingsraad
gekozen vestigingsplaats. ·
Vanaf 2015 zouden naar schatting 10 posten nodig
kunnen zijn bij de Commissie om de haar bij de verordening opgedragen taken, en
met name het opstellen van afwikkelingsbesluiten, uit te voeren. Hierover zal
in het kader van de jaarlijkse begrotingsprocedure een besluit worden genomen. 3.1. Rubriek(en) van het
meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor
uitgaven Geraamd wordt dat in het eerste jaar (2014) 15
posten op het niveau van de Commissie nodig zullen zijn om de aanloopfase van
de afwikkelingsraad te organiseren en te begeleiden. Vanaf 2015 zullen 10 posten bij de Commissie nodig
zijn om de haar bij de verordening opgedragen taken, en met name het opstellen
van afwikkelingsplannen, uit te voeren. 3.2. Geraamde gevolgen voor de
uitgaven 3.2.1. Samenvatting van de geraamde
gevolgen voor de uitgaven in
miljoenen euro's (tot op 3 decimalen) Rubriek van het meerjarige financiële kader || Aantal || […][Rubriek……………………………………………..……………………………….] DG: <…….> || || || Jaar N[34] || Jaar N+1 || Jaar N+2 || Jaar N+3 || … invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6) || TOTAAL Beleidskredieten || || || || || || || || Nummer begrotingsonderdeel || Vastleggingen || (1) || || || || || || || || Betalingen || (2) || || || || || || || || Nummer begrotingsonderdeel || Vastleggingen || (1a) || || || || || || || || Betalingen || (2a) || || || || || || || || Uit het budget van specifieke programma's gefinancierde administratieve kredieten[35] || || || || || || || || Nummer begrotingsonderdeel || || (3) || || || || || || || || TOTAAL kredieten voor DG <…….> || Vastleggingen || =1+1a +3 || || || || || || || || Betalingen || =2+2a +3 || || || || || || || || TOTAAL beleidskredieten || Vastleggingen || (4) || || || || || || || || Betalingen || (5) || || || || || || || || TOTAAL uit het budget van specifieke programma's gefinancierde administratieve kredieten || (6) || || || || || || || || TOTAAL kredieten onder rubriek <…….> van het meerjarige financiële kader || Vastleggingen || =4+ 6 || || || || || || || || Betalingen || =5+ 6 || || || || || || || || Rubriek van het meerjarige financiële kader || 5 || Administratieve uitgaven in
miljoenen euro's (tot op 3 decimalen) || || || 2014 || 2015 || 2016 || 2017 || 2018 || 2019 || 2020 || TOTAAL Commissie || Personele middelen || 1,965 || 1,310 || 1,310 || 1,310 || 1,310 || 1,310 || 1,310 || 9,825 Overige administratieve uitgaven – dienstreizen || 0,150 || 0,100 || 0,100 || 0,100 || 0,100 || 0,100 || 0,100 || 0,750 TOTAAL Commissie || Kredieten || 2,115 || 1,410 || 1,410 || 1,410 || 1,410 || 1,410 || 1,410 || 10,575 TOTAAL kredieten RUBRIEK 5 van het meerjarige financiële kader || (Totaal vastleggingen = totaal betalingen || 2,115 || 1,410 || 1,410 || 1,410 || 1,410 || 1,410 || 1,410 || 10,575 in
miljoenen euro's (tot op 3 decimalen) || || || 2014 || 2015 || 2016 || 2017 || 2018 || 2019 || 2020 || TOTAAL TOTAAL kredieten onder de RUBRIEKEN 1 tot en met 5 van het meerjarige financiële kader || Vastleggingen || 2,115 || 1,410 || 1,410 || 1,410 || 1,410 || 1,410 || 1,410 || 10,575 Betalingen || 2,115 || 1,410 || 1,410 || 1,410 || 1,410 || 1,410 || 1,410 || 10,575 3.2.2. Geraamde gevolgen voor de
beleidskredieten –
¨ Voor het voorstel/initiatief zijn geen beleidskredieten nodig –
¨ Voor het voorstel/initiatief zijn beleidskredieten nodig, zoals
hieronder nader wordt beschreven: Vastleggingskredieten,
in miljoenen euro's (tot op 3 decimalen) Vermeld doelstellingen en outputs ò || || || Jaar N || Jaar N+1 || Jaar N+2 || Jaar N+3 || … invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6) || TOTAAL OUTPUTS Type[36] || Gem. kosten || Aantal || Kos-ten || Aantal || Kos-ten || Aantal || Kos-ten || Aantal || Kos-ten || Aantal || Kos-ten || Aantal || Kos-ten || Aantal || Kos-ten || Totaal aantal || Totale kosten SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 1[37]… || || || || || || || || || || || || || || || || - Output || || || || || || || || || || || || || || || || || || - Output || || || || || || || || || || || || || || || || || || - Output || || || || || || || || || || || || || || || || || || Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 1 || || || || || || || || || || || || || || || || SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 2 || || || || || || || || || || || || || || || || - Output || || || || || || || || || || || || || || || || || || Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 2 || || || || || || || || || || || || || || || || TOTALE KOSTEN || || || || || || || || || || || || || || || || 3.2.3. Geraamde gevolgen voor de
administratieve kredieten 3.2.3.1. Samenvatting –
¨ Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten
nodig –
þ Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig,
zoals hierboven wordt toegelicht in miljoenen euro's (tot op 3 decimalen) || Jaar N[38] || Jaar N+1 || Jaar N+2 || Jaar N+3 || … invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6) || TOTAAL –
|| 2014 || 2015 || 2016 || 2017 || 2018 || 2019 || 2020 || RUBRIEK 5 van het meerjarige financiële kader || || || || || || || || Personele middelen || 1,965 || 1,310 || 1,310 || 1,310 || 1,310 || 1,310 || 1,310 || 9,825 Andere administratieve uitgaven || 0,150 || 0,100 || 0,100 || 0,100 || 0,100 || 0,100 || 0,100 || 0,750 Subtotaal RUBRIEK 5 van het meerjarige financiële kader || 2,115 || 1,410 || 1,410 || 1,410 || 1,410 || 1,410 || 1,410 || 10,575 –
Buiten RUBRIEK 5[39] van het meerjarige financiële kader || nvt || nvt || nvt || nvt || nvt || nvt || nvt || nvt Personele middelen || nvt || nvt || nvt || nvt || nvt || nvt || nvt || nvt Overige uitgaven van administratieve aard || nvt || nvt || nvt || nvt || nvt || nvt || nvt || nvt Subtotaal buiten RUBRIEK 5 van het meerjarige financiële kader || nvt || nvt || nvt || nvt || nvt || nvt || nvt || nvt –
TOTAAL || 2,115 || 1,410 || 1,410 || 1,410 || 1,410 || 1,410 || 1,410 || 10,575 De benodigde personele middelen zullen worden
gefinancierd uit de middelen die reeds voor het beheer van deze actie zijn
toegewezen en/of binnen het DG zijn herverdeeld, eventueel aangevuld met
middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met
inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden
toegewezen. 3.2.3.2. Geraamde personeelsbehoeften ¨ Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen
nodig þ Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig,
zoals hieronder wordt toegelicht: Raming moet worden uitgedrukt in voltijdsequivalenten || || 2014 || 2015 || 2016 || 2017 || 2018 || 2019 || 2020 || Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen) || || || XX 01 01 01 (zetel en vertegenwoordigingen van de Commissie) || 15 || 10 || 10 || 10 || 10 || 10 || 10 || XX 01 01 02 (delegaties) || || || || || || || || XX 01 05 01 (onderzoek door derden) || || || || || || || || 10 01 05 01 (eigen onderzoek) || || || || || || || Extern personeel (in voltijdsequivalenten: vte)[40] || || XX 01 02 01 (AC, SNE, INT van de "totale financiële middelen") || || || || || || || || XX 01 02 02 (AC, LA, SNE, INT en JED in de delegaties) || || || || || || || || XX 01 04 jj[41] || - zetel || || || || || || || || -delegaties || || || || || || || || || XX 01 05 02 (AC, SNE, INT – onderzoek door derden) || || || || || || || || 10 01 05 02 (AC, INT, SNE – eigen onderzoek) || || || || || || || || Ander begrotingsonderdeel (te vermelden) || || || || || || || || TOTAAL || 15 || 10 || 10 || 10 || 10 || 10 || 10 XX is het beleidsterrein of de begrotingstitel Beschrijving van de uit te voeren taken Ambtenaren en tijdelijke functionarissen || Zie voorgaande beschrijving Extern personeel || 3.2.4. Verenigbaarheid met het
huidige meerjarige financiële kader –
¨ Het voorstel/initiatief is verenigbaar met het huidige meerjarige
financiële kader –
¨ Het voorstel/initiatief vergt herprogrammering van de betrokken
rubriek van het meerjarige financiële kader. Zet uiteen welke herprogrammering nodig is, onder
vermelding van de betrokken begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen. –
¨ Het voorstel/initiatief vergt toepassing van het
flexibiliteitsinstrument of herziening van het meerjarige financiële kader[42] Zet uiteen wat nodig is, onder vermelding van de
betrokken rubrieken en begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen. 3.2.5. Bijdrage van derden aan de
financiering –
Het voorstel/initiatief voorziet niet in
medefinanciering door derden. –
Het voorstel/initiatief voorziet in
medefinanciering, zoals hieronder wordt geraamd: Kredieten
in miljoenen euro's (tot op 3 decimalen) || Jaar N || Jaar N+1 || Jaar N+2 || Jaar N+3 || … invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6) || Totaal Medefinancieringsbron || || || || || || || || TOTAAL medegefinancierde kredieten || || || || || || || || 3.3. Geraamde gevolgen voor de
ontvangsten –
þ Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de
ontvangsten. –
¨ Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële
gevolgen: –
¨ voor de eigen middelen –
¨ voor de diverse ontvangsten in
miljoenen euro's (tot op 3 decimalen) Begrotingsonderdeel voor ontvangsten: || Voor het lopende begrotingsjaar beschikbare kredieten || Gevolgen van het voorstel/initiatief[43] Jaar N || Jaar N+1 || Jaar N+2 || Jaar N+3 || … invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6) Artikel …………. || || || || || || || || Voor de diverse ontvangsten die worden
"toegewezen", vermeld het (de)
betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven. Vermeld de wijze van berekening van de gevolgen
voor de ontvangsten. [1] Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement
en de Raad "Een routekaart naar een bankenunie", COM(2012) 510
van 12.9.2012. [2] Mededeling van de Commissie "Blauwdruk voor een
hechte economische en monetaire unie - Aanzet tot een Europees debat",
COM(2012) 777 final/2 van 30.11.2012. [3] "Naar een echte economische en monetaire
unie", verslag van de voorzitter van de Europese Raad, Herman Van Rompuy,
EUCO 120/12 van 26.6.2012. [4] COM(2012) 511. [5] Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement
en de Raad betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel
en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en
tot wijziging van de Richtlijnen 77/91/EEG en 82/891/EEG van de Raad, van de
Richtlijnen 2001/24/EG, 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2005/56/EG, 2007/36/EG en 2011/35/EU,
en van Verordening (EU) nr. 1093/2010, COM(2012) 280 van 6.6.2012. [6] De verordening en de richtlijn inzake kapitaalvereisten (CRR/CRDIV):
http://ec.europa.eu/internal_market/bank/regcapital/index_en.htm [7] Afhankelijk van de uitkomst van de onderhandelingen
tussen het Parlement en de Raad, is het niet uitgesloten dat, op voorstel van
de Commissie, voor de inbreng van de particuliere sector een verdere
overgangsperiode, mogelijk tot 2018, gaat gelden. [8] Zie de conclusies van de Raad van 9 oktober 2007 over de
versterking van de regelingen voor financiële
stabiliteit in de EU: http://www.consilium.europa.eu/ueDocs/cms_Data/docs/pressData/en/ecofin/96351.pdf [9] Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement
en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor
kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening
(EU) nr. 648/2012, PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1. [10] Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad
van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van
kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en
beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot
intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG, PB L 176 van 27.6.2013,
blz. 338. [11] PB C van , blz. . [12] PB C van , blz. . [13] Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad
betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en
de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot
wijziging van de Richtlijnen 77/91/EEG en 82/891/EEG van de Raad, van de
Richtlijnen 2001/24/EG, 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2005/56/EG, 2007/36/EG en 2011/35/EU,
en van Verordening (EU) nr. 1093/2010. PB C van , blz. . [14] Verordening (EU) nr. …/… van de Raad van … waarbij aan de
Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het
beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen. [15] Richtlijn 94/19/EG van het Europees Parlement en de Raad
van 30 mei 1994 inzake de depositogarantiestelsels. PB L 135 van 31.5.1994,
blz. 5. [16] Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement
en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor
kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening
(EU) nr. 648/2012, PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1. [17] Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad
van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van
kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en
beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot
intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG, PB L 176
van 27.6.2013, blz. 338. [18] Richtlijn 94/18/EG van het Europees Parlement en de Raad
van 30 mei 1994 tot wijziging van Richtlijn 80/390/EEG tot coördinatie van
de eisen gesteld aan de opstelling van, het toezicht op en de verspreiding van
het prospectus dat gepubliceerd moet worden voor de toelating van effecten tot
de officiële notering aan een effectenbeurs, met betrekking tot de verplichting
tot het publiceren van een prospectus. PB L 135 van 31.5.1994, blz. 1. [19] Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad
van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van
kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en
beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot
intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG, PB L 176
van 27.6.2013, blz. 338. [20] Verordening (EU) Nr. 575/2013 van het Europees Parlement
en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor
kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van
Verordening (EU) nr. 648/2012, PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1. [21] Richtlijn 97/9/EG van het Europees Parlement en de Raad
van 3 maart 1997 inzake de beleggerscompensatiestelsels. PB L 84 van 26.3.1997,
blz. 22. [22] Richtlijn 2001/23/EG van de Raad van 12 maart 2001
inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende
het behoud van de rechten van de werknemers bij overgang van ondernemingen,
vestigingen of onderdelen van ondernemingen of vestigingen. PB L 82 van 22.3.2001,
blz. 16. [23] Richtlijn 98/26/EG van het Europees Parlement en de Raad
van 19 mei 1998 betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van
betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen,
PB L 166 van 11.6.1998, blz. 45. [24] Richtlijn 2009/65/EG van de Raad van 13 juli 2009 tot
coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende
bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's), PB L 302
van 17.11.2009, blz. 32. [25] [26] PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1. [27] PB 17 van 6.10.1958, blz. 385. [28] Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees
Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het
publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie,
PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43. [29] Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees
Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming
van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door
de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van
die gegevens, PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1. [30] Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de
Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke
personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het
vrije verkeer van die gegevens, PB L 281 van 23.11.1995,
blz. 31. [31] ABM: Activity Based Management – ABB: Activity Based
Budgeting. [32] In de zin van artikel 54, lid 2, onder a)
of b), van het Financieel Reglement. [33] Nadere gegevens over de beheersvormen en verwijzingen naar
het Financieel Reglement zijn te vinden op BudgWeb:
http://www.cc.cec/budg/man/budgmanag/budgmanag_en.html [34] Het jaar N is het jaar waarin met de uitvoering van het
voorstel/initiatief wordt begonnen. [35] Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter
ondersteuning van de uitvoering van programma's en/of acties van de EU
(vroegere "BA"-onderdelen), onderzoek door derden, eigen onderzoek. [36] Outputs zijn de te leveren producten en diensten
(bijvoorbeeld aantal gefinancierde studentenuitwisselingen, aantal kilometers
aangelegde wegen, enz.). [37] Zoals beschreven in punt 1.4.2. "Specifieke
doelstelling(en)…". [38] Het jaar N is het jaar waarin met de uitvoering van het
voorstel/initiatief wordt begonnen. [39] Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter
ondersteuning van de uitvoering van programma's en/of acties van de EU
(vroegere "BA"-onderdelen), onderzoek door derden, eigen onderzoek. [40] AC= Agent Contractuel (arbeidscontractant); LA = Local
Staff (plaatselijk functionaris); SNE= Seconded National Expert
(gedetacheerde nationale deskundige); INT = intérimaire (uitzendkracht); JED=
Junior Experts in Delegations (jonge deskundigen in delegaties). [41] Onder het maximum voor extern personeel uit
beleidskredieten (vroegere "BA"-onderdelen). [42] Zie de punten 19 en 24 van het Interinstitutioneel Akkoord
(voor de periode 2007-2013). [43] Voor traditionele eigen middelen (douanerechten en
suikerheffingen) moeten nettobedragen worden vermeld, d.w.z. na aftrek van 25%
aan inningskosten.