Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52012PC0380

    BIJLAGE bij het Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende de periodieke technische controle van motorvoertuigen en aanhangwagens en tot intrekking van Richtlijn 2009/40/EG

    /* <EMPTY>/2012/0XXX draft - 2012/ () */

    52012PC0380

    BIJLAGE bij het Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende de periodieke technische controle van motorvoertuigen en aanhangwagens en tot intrekking van Richtlijn 2009/40/EG /* <EMPTY>/2012/0XXX draft - 2012/ () */


    BIJLAGE

    bij het Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

    betreffende de periodieke technische controle van motorvoertuigen en aanhangwagens en tot intrekking van Richtlijn 2009/40/EG

    BIJLAGE I

    Door de fabrikant beschikbaar te stellen technische informatie

    1. Remuitrusting

    1.1. Bedrijfsreminrichting

    – Algemene beschrijving, met inbegrip van de hulprem en de mogelijkheden van controle op een standaardrollenbank.

    – Ontwerp van het systeem

    – Rembedieningsorgaan

    – Automatische lastafhankelijke remkrachtregelaar: plaats en functionele eigenschappen

    – Referentiekrachten

    – Trommels

    – Schijven

    – Remvoering en blokken

    – Pneumatisch remsysteem

    – Hydraulisch remsysteem

    1.2. Parkeerrem

    – Algemene beschrijving

    – Parkeerrembedieningsorgaan

    – As(sen) waar de parkeerrem op werkt

    – Elektronisch bediende parkeerrem

    1.3. Continuremmen

    – Algemene beschrijving

    – Rembedieningsorgaan

    1.4.   Elektronische beheerssystemen

    – ABS

    – BAS

    – ESC

    – EBS

    1.5.   Remmen van aanhangwagens

    – Koppeling voor remmen van aanhangwagens: algemene beschrijving

    – Beschrijving van het veiligheidssysteem

    2. Stuurinrichting

    – Algemene beschrijving van het systeem

    – Werkingsbeginsel

    – Plaats van de stuurinrichtingbehuizing

    – Stuurbekrachtigingsbeginsel

    – Diameter van het stuurwiel

    – Elektronische bediening van de stuurinrichting

    – Aanvullende elektronische kenmerken

    3. Zicht

    3.1. Ruiten

    – Voorruit

    – Andere externe ruiten (met uitzondering van dakopeningen)

    – Dakopening

    – Interne ruiten

    – Ruiten van nooduitgangen

    3.2. Achteruitkijkspiegels

    – Aantal

    – Categorieën

    – Plaatsing

    – Goedkeuringsmerk

    3.3. Ruitenwissers

    – Aantal

    – Lengte van de ruitenwisserbladen

    3.4. Ruitensproeiers

    – Aantal

    3.5. Ontwasemingssysteem

    – Werkingsbeginsel

    4. Lichten, reflecterende inrichtingen en elektrische installaties

    4.1. Koplampen

    – Groot licht

    – Dimlicht

    4.2. Voor- en achterlichten, breedtelichten en markeringslichten

    – Breedtelichten

    – Achterlichten

    – Zijmarkeringslichten

    – Voormarkeringslichten

    – Achtermarkeringslichten

    4.3. Remlichten

    – Aantal

    – Plaatsing

    – Lichtbron

    – Goedkeuringsmerk

    – Adaptieve remlichten

    4.4.   Richtingaanwijzers en waarschuwingsknipperlichten

    – Aantal

    – Plaatsing

    – Lichtbron

    – Goedkeuringsmerk

    – Verklikkerlicht

    – Beginsel van de activering van waarschuwingslichten

    4.5. Mistlichten voor en achter

    – Mistlampen (voor)

    – Mistlampen (achter)

    – Aantal

    4.6. Achteruitrijlichten

    – Aantal

    – Plaatsing

    – Lichtbron

    – Goedkeuringsmerk

    4.7. Achterkentekenplaatverlichting

    – Aantal

    – Plaatsing

    – Lichtbron

    – Goedkeuringsmerk

    4.8. Retroreflectoren, zijreflectoren en markeringsborden

    – Voorretroreflectoren

    – Achterretroreflectoren

    – Zijretroreflectoren

    – Markeringsborden

    4.9.   Elektrische verbindingen met trekkende en getrokken voertuigen

    – Aansluitschema

    – Norm voor de verbindingen

    4.10. Niet-verplichte lampen

    – Lijst met niet-verplichte lampen

    – Plaatsing

    – Goedkeuringsmerk

    4.11. Accu

    – Aantal

    – Spanning (V)

    – Vermogen (Ah)

    – Plaatsing

    4.12. Elektronisch bediende verlichtingssystemen

    – Algemene beschrijving

    5. Assen, wielen, banden en ophanging

    5.1. Assen

    – Algemene beschrijving

    5.2. Wielen

    – Maat

    – Materiaal

    5.3. Banden

    – Aantal

    – Configuratie

    – Maat

    – Snelheidscategorie

    – Belastingsindex

    – Aantal reservewielen

    – Maat reservewielen

    – Aan reservewiel gelijkwaardige inrichting

    5.4. Ophanging

    – Algemene beschrijving van het systeem

    – Veren

    – Schokdempers

    – Stabilisatorstangen

    – Luchtvering

    – Elektronische bediening van de vering

    6. Chassis en met het chassis verbonden delen

    6.1. Chassis of bevestigingen aan het frame

    – Algemene beschrijving

    6.2. Brandstoftank en -leidingen

    – Aantal brandstoftanks

    – Algemene beschrijving van de tanks

    – Houdbaarheidsdatum van de tank (indien van toepassing)

    – Configuratie

    – Capaciteit

    – Markeringen

    – Beschermingsmiddelen

    – Algemene beschrijving van de brandstofleidingen

    6.3. Bumpers, zijdelingse bescherming en onderrijbeveiliging aan de achterzijde

    – Onderrijbeveiliging aan de voorzijde

    – Zijdelingse bescherming

    – Onderrijbeveiliging aan de achterzijde

    6.4. Bevestiging van het reservewiel

    – Plaats

    6.5. Koppelingsinrichting en trekinrichting

    – Koppelingsinrichting

    – Trekinrichting

    6.6. Overbrenging

    – Algemene beschrijving

    – Type versnellingsbak

    – Aantal versnellingen

    – Differentiëlen/zelfvergrendelende differentiëlen

    – Aantal aangedreven assen

    – Werkmodi van de overbrenging

    – Koppeling: algemene beschrijving

    – Elektronisch beheer van de overbrenging

    6.7. Bevestiging van de motor

    – Algemene beschrijving

    6.8. Cabine en koetswerk

    – Algemene beschrijving

    – Portieren

    – Zitplaatsen

    – Cabinetreden

    – Andere binnen- en buitenvoorzieningen en uitrusting

    – Spatborden, opspatafschermingsuitrusting

    7. DIVERSE UITRUSTINGEN

    7.1. Veiligheidsgordels

    – Veiligheidsgordelklasse voor elke zitplaats

    – Goedkeuringsmerk

    – Pyrotechnische gordelspanner

    7.2. Airbags

    – Aantal en configuratie

    – Markeringen

    – Verklikkerlicht

    – Uitschakelsysteem voor passagiersairbag

    7.3. Brandblusser

    – Aantal en configuratie

    – Categorieën

    7.4. Beveiligingen tegen diefstal

    – Bediening geblokkeerd door de inrichting

    7.5. Wielblokken (wiggen)

    – Aantal en configuratie

    7.6. Geluidssignaalinrichting

    – Aantal en plaats van de inrichtingen

    – Goedkeuringsmerk

    – Geluidsniveau (dB(A))

    7.7. Snelheidsmeter

    – Eenheden (km/h of mijl/h)

    – Maximale weergegeven snelheid (in km/h of mijl/h)

    – Onderverdeling

    7.8. Tachograaf

    – Merk en model

    – Goedkeuringsmerk

    – Serienummer

    – Plaats van zegels

    – Plaats van het typeplaatje

    7.9. Snelheidsbegrenzer

    – Ingestelde snelheid

    – Merk en model

    – Configuratie van de connectoren voor controle

    – (omw/km of imp/km)

    – w (omw/km of imp/km)

    – Plaats van het typeplaatje

    7.10. Kilometerteller

    – Aantal cijfers

    8. OVERLASTFACTOREN

    8.1. Geluidshinder

    – Algemene beschrijving van de systemen en inrichtingen om het door het voertuig voortgebrachte geluid te verminderen

    – Geluidsniveau bij stilstand (dB(A) bij min-1)

    – Geluidsniveau rijdend (dB(A))

    – Aantal knaldempers op de uitlaatpijp

    – Plaats van knaldempers op de uitlaatpijp

    – Markering van knaldempers op de uitlaatpijp

    8.2. Emissies benzinemotor

    – CO (g/km of g/kWh)

    – CO bij stationair toerental (vol %)

    – CO bij verhoogd toerental (vol % bij min-1)

    – HC bij verhoogd toerental (vol % bij min-1)

    – Lambdawaarde bij verhoogd toerental (min-1)

    – HC (g/km of g/kWh)

    – NOx (g/km of g/kWh)

    – HC + NOx (g/km)

    – CO2 (g/km)

    – Vermelding van de milieuklasse van de EG-goedkeuring

    – Type en plaats van de OBD-connector

    – OBD-communicatieprotocol

    – In het voertuig geïnstalleerde emissiebeheersingsapparatuur

    – Plaats van de in het voertuig geïnstalleerde emissiebeheersingsapparatuur

    – Markering van katalysator

    – Aantal lambdasensoren

    8.3. Emissies dieselmotor

    – CO (g/km of g/kWh)

    – HC (g/km of g/kWh)

    – NOx (g/km of g/kWh)

    – HC + NOx (g/km)

    – CO2 (g/km)

    – Deeltjes voor diesel (g/km of g/kWh)

    – Gecorrigeerde absorptiecoëfficiënt voor diesel (bij min-1) (opaciteit)

    – Vermelding van de milieuklasse van de EG-goedkeuring

    – OBD-connector

    – OBD-communicatieprotocol

    – In het voertuig geïnstalleerde emissiebeheersingsapparatuur

    – Plaats van de in het voertuig geïnstalleerde emissiebeheersingsapparatuur

    – Markering van katalysator

    – Markering van deeltjesvanger

    8.4. Onderdrukking elektromagnetische storingen

    – Beschrijving van bedradingskenmerken van bougies

    – Markering van bedrading van bougies

    BIJLAGE II

    MINIMUMVOORSCHRIFTEN BETREFFENDE DE INHOUD VAN CONTROLES EN CONTROLEMETHODEN

    1. ALGEMEEN

    In deze bijlage worden de voertuigsystemen en -onderdelen besproken die moeten worden gecontroleerd, alsook de controlemethoden en de criteria aan de hand waarvan moet worden bepaald of de toestand van het voertuig aanvaardbaar is.

    De controle moet op zijn minst betrekking hebben op de in punt 3 hieronder vermelde punten, mits deze de uitrusting betreffen van het voertuig dat in de betrokken lidstaat wordt goedgekeurd.

    De controle wordt uitgevoerd met de beschikbare technieken en uitrusting en zonder gereedschap om voertuigonderdelen te ontmantelen of verwijderen.

    Alle opgesomde punten worden verplicht gecontroleerd bij de periodieke controle van voertuigen, behalve de punten die met een (X) zijn aangeduid. Dit zijn punten die betrekking hebben op de toestand van het voertuig en de geschiktheid ervan om deel te nemen aan het verkeer, maar die niet essentieel zijn bij een controle.

    "Redenen voor afkeuring" zijn niet van toepassing indien zij verwijzen naar vereisten die nog niet in de relevante typegoedkeuringswetgeving voor het voertuig werden voorgeschreven op het moment van de eerste registratie of de eerste ingebruikname, of indien zij verwijzen naar retrofiteisen.

    Indien er bij controlemethode "visuele controle" staat, impliceert dit dat de controleur niet alleen naar de punten kijkt, maar deze ook, indien nodig, bedient, het geluid beoordeelt of andere geschikte controlemethoden toepast zonder apparatuur te gebruiken.

    2. TOEPASSINGSGEBIED VAN DE CONTROLE

    De controle omvat ten minste de volgende elementen:

    0)           Identificatie van het voertuig;

    1)           Remuitrusting;

    2)           Stuurinrichting;

    3)           Zicht;

    4)           Verlichtingsinstallatie en onderdelen van elektrische installaties;

    5)           Assen, wielen, banden en ophanging;

    6)           Chassis en met het chassis verbonden delen;

    7)           Diverse uitrustingen;

    8)           Overlastfactoren;

    9)           Aanvullende controles voor passagiersvoertuigen M2 en M3.

    3. INHOUD VAN DE CONTROLES EN CONTROLEMETHODEN

    De controle bestrijkt ten minste de punten en het gebruik van de minimumnormen en methoden die in de volgende tabel worden opgesomd:

    Punt || Methode || Redenen voor afkeuring ||

    ||

    0.       IDENTIFICATIE VAN HET VOERTUIG ||

    0.1.      Registratie kentekenplaten (indien dit in de eisen is voorgeschreven)(1) || Visuele controle || (a)              Kentekenplaat (-platen) ontbreekt (ontbreken) of zit(ten) zo los dat de plaat (platen) ervan af zou(den) kunnen vallen. (b)              Opschrift ontbreekt of is onleesbaar. (c)              Is niet in overeenstemming met voertuigdocumenten of geregistreerde gegevens. ||

    0.2.      Voertuigidentificatie-/chassis-/serienummer || Visuele controle || (a)              Ontbreekt of is onvindbaar. (b)              Onvolledig, onleesbaar. (c)              Is niet in overeenstemming met kentekenbewijs of geregistreerde gegevens. ||

    1.         REMUITRUSTING ||

    1.1.      Mechanische toestand en werking ||

    1.1.1.    Draaipunt van de bedrijfsrem/handrem || Visuele controle van de onderdelen terwijl de reminstallatie wordt bediend. Opmerking: Voor de controle van voertuigen met een bekrachtigde reminstallatie moet de motor worden uitgeschakeld. || (a)              Draaipunt zit te strak. (b)              Vertoont te veel slijtage/speling. ||

    1.1.2.    Staat en slag van het bedieningspedaal/de handrem || Visuele controle van de onderdelen terwijl de reminstallatie wordt bediend. Opmerking: Voor de controle van voertuigen met een bekrachtigde reminstallatie moet de motor worden uitgeschakeld. || (a)              De vrije slag is te groot of te klein. (b)              Het pedaal of de handrem komt moeilijk terug in de rustpositie. (c)              Het antisliprubber op het rempedaal ontbreekt, zit los of is door slijtage glad geworden. ||

    1.1.3.    Vacuümpomp of compressor en reservoirs || Visuele controle van de onderdelen bij normale werkdruk. Controle hoe lang het duurt totdat het vacuüm of de luchtdruk een veilige waarde heeft bereikt; controle van de werking van de signaalinrichting, de veiligheidsklep voor dubbel remcircuit en de overdrukklep. || (a)              Er is te weinig lucht- en/of vacuümdruk voor het ten minste tweemaal bedienen van de rem nadat de signaalinrichting in werking is getreden (of een meetinstrument gevaar signaleert). (b)              Het tot stand komen van de benodigde lucht- en/of vacuümdruk voor het bereiken van veilige waarden is niet in overeenstemming met de vereisten(1) (c)              De veiligheidsklep voor dubbel remcircuit of overdrukklep functioneert niet. (d)              Er is duidelijk drukverlies ten gevolge van een luchtlek of er zijn waarneembare luchtlekken. (e)              Er is uitwendige schade die het functioneren van de reminstallatie negatief kan beïnvloeden. ||

    1.1.4.    Lagedrukverklikker of manometer || Functionele controle || Verklikker of manometer werkt slecht of is defect. ||

    1.1.5.    Handremregelklep || Visuele controle van de onderdelen terwijl de reminstallatie wordt bediend. || (a)              Het bedieningselement vertoont barsten, beschadiging of te grote slijtage. (b)              Het bedieningselement is niet goed op de klep bevestigd of de klep zit los. (c)              De koppelingen zitten los of het systeem lekt. (d)              Functioneert niet behoorlijk. ||

    1.1.6.   Parkeerremcilinder, bedieningshendel, parkeerremvergrendeling, elektronische parkeerrem || Visuele controle van de onderdelen terwijl de reminstallatie wordt bediend. || (a)              De vergrendeling blijft niet goed vastzitten. (b)              De scharnierpin van de hefboom of de vergrendeling vertoont te veel slijtage. (c)              Te grote beweeglijkheid van de hendel wijst op een verkeerde afstelling. (d)              Cilinder ontbreekt, is beschadigd of werkt niet. (e)              Slechte werking, verklikker geeft storing aan. ||

    1.1.7.   Remkleppen (voetkleppen, ontluchtingsventielen, regelkleppen) || Visuele controle van de onderdelen terwijl de reminstallatie wordt bediend. || (a)              Klep is beschadigd of er is een te grote luchtlekkage. (b)              Het olieverlies uit de compressor is te groot. (c)              Klep zit los of is slecht gemonteerd. (d)              Verlies of lekkage van hydraulische vloeistof. ||

    1.1.8.   Koppelingskoppen voor remmen voor aanhangwagen (elektrisch en pneumatisch) || Koppel de koppelingskoppen van de reminstallatie tussen het trekkende voertuig en de aanhangwagen los en weer vast. || (a)              Kraan of zelfsluitende klep defect. (b)              Kraan of klep zit los of is slecht gemonteerd. (c)              Lekken. (d)              Functioneert niet correct. ||

    1.1.9.   Energie- en drukreservoir || Visuele controle. || (a)              Reservoir is beschadigd, verroest of lekt. (b)              Het ontwateringsventiel werkt niet. (c)              Reservoir zit los of is slecht gemonteerd. ||

    1.1.10. Rembekrachtiging, hoofdcilinder (hydraulische systemen) || Visuele controle van de onderdelen terwijl de reminstallatie wordt bediend. || (a)              De rembekrachtiging is defect of werkt niet goed. (b)              De hoofdcilinder is defect of lekt. (c)              De hoofdcilinder zit los. (d)              Peil remvloeistof te laag. (e)              De kap van het reservoir van de hoofdcilinder ontbreekt. (f)               Het controlelampje voor de remvloeistof brandt of is defect. (g)              Het waarschuwingssignaal met betrekking tot het peil van de remvloeistof werkt slecht. ||

    1.1.11. Niet-flexibele remleidingen || Visuele controle van de onderdelen terwijl de reminstallatie wordt bediend. || (a)              Er is dreigend gevaar voor defecten en breuken. (b)              Leidingen of koppelingen lekken. (c)              Leidingen vertonen beschadiging of te veel corrosie. (d)              Leidingen zijn verkeerd gemonteerd. ||

    1.1.12. Flexibele remleidingen || Visuele controle van de onderdelen terwijl de reminstallatie wordt bediend. || (a)              Er is dreigend gevaar voor defecten en breuken. (b)              Leidingen zijn beschadigd, gescheurd, gedraaid of te kort. (c)              Leidingen of koppelingen lekken. (d)              Leidingen vertonen door de druk veroorzaakte verwijdingen. (e)              Leidingen zijn poreus. ||

    1.1.13. Remvoeringen en -blokken || Visuele controle. || (a)              Remvoering of -blok vertoont te veel slijtage. (b)              Remvoering of -blok is vuil (olie, vet enz.) (c)              Remvoering of -blok is niet aanwezig. ||

    1.1.14. Remtrommels, remschijven || Visuele controle. || (a)              Trommel of schijf vertoont te veel slijtage, te veel kerven, scheuren, zit los of is gebroken. (b)              Trommel of schijf is vuil (olie, vet enz.) (c)              Trommel of schijf is niet aanwezig. (d)              Ankerplaat zit los. ||

    1.1.15. Remkabels, stangen, hendels, overbrenging || Visuele controle van de onderdelen terwijl de reminstallatie wordt bediend. || (a)              Kabel is beschadigd of geknikt. (b)              Onderdeel vertoont te veel slijtage of corrosie. (c)              Bevestiging van de kabel, stang of verbinding is niet geborgd. (d)              Kabelgeleiding is defect. (e)              Beweging van de reminstallatie wordt belemmerd. (f)               Abnormale beweeglijkheid van de hendels/overbrenging die wijst op slechte afstelling of te veel slijtage. ||

    1.1.16. Remcilinders (veerremcilinders of hydraulische remcilinders inbegrepen) || Visuele controle van de onderdelen terwijl de reminstallatie wordt bediend. || (a)              Cilinder vertoont barsten of beschadiging. (b)              Cilinder lekt. (c)              Cilinder zit los of is niet goed gemonteerd. (d)              Cilinder vertoont te veel corrosie. (e)              De slag van de zuiger of van het diafragmamechanisme is te klein of te groot. (f)               Stofkap ontbreekt of vertoont te veel beschadiging. ||

    1.1.17. Automatische lastafhankelijke remkrachtregelaar || Visuele controle van de onderdelen terwijl de reminstallatie wordt bediend. || (a)              Overbrenging is defect. (b)              Overbrenging is niet juist afgesteld. (c)              Remkrachtregelaar is geblokkeerd of werkt niet. (d)              Remkrachtregelaar ontbreekt. (e)              Gegevensplaatje ontbreekt. (f)               Identificatie is niet leesbaar of niet in overeenstemming met de vereisten(1) ||

    1.1.18. Remhefbomen en indicatoren || Visuele controle. || (a)              Remhefboom is beschadigd, geblokkeerd of vertoont abnormale beweeglijkheid die wijst op te veel slijtage of verkeerde afstelling. (b)              Remhefboom is defect. (c)              Niet correct geïnstalleerd of vervangen. ||

    1.1.19. Continureminstallatie (indien gemonteerd of voorgeschreven) || Visuele controle. || (a)              Onveilige koppelstukken of bevestigingen. (b)              Installatie is duidelijk defect of ontbreekt. ||

    1.1.20. Automatische bediening van remmen voor aanhangwagen || Koppel de remkoppelingskoppen tussen het trekkende voertuig en de aanhangwagen los. || De rem voor de aanhangwagen wordt niet automatisch aangetrokken wanneer de koppelingskop losgekoppeld is. ||

    1.1.21. Volledige reminstallatie || Visuele controle || (a)              Andere apparatuur (bv. antivriespomp, luchtdroger enz.) vertoont uitwendige beschadiging of te veel corrosie waardoor de reminstallatie minder goed werkt. (b)              Luchtlekkage of antivrieslekkage. (c)              Onderdelen zitten los of zijn slecht gemonteerd. (d)              Onjuiste herstelling van of wijziging aan onderdelen.[1] ||

    1.1.22. Testkoppelingen (indien gemonteerd of voorgeschreven) || Visuele controle || (a)              Ontbreekt. (b)              Zijn beschadigd, onbruikbaar of lekken. ||

    1.2.       Remkracht en bedrijfszekerheid van de bedrijfsrem ||

    1.2.1.    Remkracht || Trap de rem geleidelijk in tot de maximale opgevoerde kracht tijdens een test op een statische remtestmachine, of indien mogelijk tijdens een test op de weg. || (a)              Onvoldoende remkracht op een of meer wielen. (b)              De remkracht is voor een of meer wielen kleiner dan 70 % van de maximale geregistreerde remkracht voor het andere wiel op dezelfde as. Of het voertuig wijkt te veel van een rechte lijn af in het geval van een test op de weg. (c)              De remkracht loopt niet geleidelijk op (blokkering). (d)              Abnormaal hoge reactietijd voor een of meer wielen. (e)              Remkracht vertoont te grote schommelingen tijdens een volledige wielwenteling. ||

    1.2.2.    Bedrijfszekerheid || Test met een statische remtestmachine of, indien door technische redenen dergelijke machine niet kan worden gebruikt, een test op de weg met een registrerende vertragingsmeter om het rempercentage vast te stellen dat gerelateerd is aan de maximaal toegestane massa of, in het geval van opleggers, aan de som van de toegestane belasting op de assen. Voertuigen of aanhangwagens met een toegestane maximummassa van meer dan 3 500 kg moeten overeenkomstig de ISO 21069-normen of gelijkwaardige methoden worden gecontroleerd. Testen op de weg moeten worden uitgevoerd onder droge weersomstandigheden op een vlakke, rechte weg. || Levert niet minstens de volgende waarden op: Voertuigen die voor het eerst zijn geregistreerd na de inwerkingtreding van Richtlijn 2010/48/EU: –                 Categorie N1: 50 % –                 Categorie M1: 58 % –                 Categorie M2 en M3: 50 % –                 Categorie N2 en N3: 50 % –                 Categorie O2, O3 en O4: · voor opleggers: 45 % · voor aanhangwagens met trekstang: 50 % Voertuigen die zijn geregistreerd vóór de inwerkingtreding van Richtlijn 2010/48/EU: Categorie N1: 45 % Categorie M1, M2 en M3: 50 % [2] Categorie N2 en N3: 43 % [3] Categorie O2, O3 en O4: 40 % [4] Andere categorieën: - Categorieën L (beide remmen):                 Categorie L1e: 42 %                 Categorie L2e, L6e: 40 %                 Categorie L3e: 50 %                 Categorie L4e: 46 %                 Categorie L5e, L7e: 44 % - Categorieën L (achterrem):                 alle categorieën: 25 % ||

    1.3.       Remkracht en bedrijfszekerheid van de hulprem (indien afzonderlijk werkend systeem) ||

    1.3.1. Remkracht || Indien de hulprem afzonderlijk van de bedrijfsreminstallatie werkt, gebruik de methode in 1.2.1. || (a)              Onvoldoende remkracht op een of meer wielen. (b)              De remkracht is voor een of meer wielen kleiner dan 70 % van de maximale geregistreerde remkracht voor een ander wiel op dezelfde as. Of het voertuig wijkt te veel van een rechte lijn af in het geval van een test op de weg. (c)              De remkracht loopt niet geleidelijk op (blokkering). ||

    1.3.2.    Bedrijfszekerheid || Indien de hulprem afzonderlijk van de bedrijfsreminstallatie werkt, gebruik de methode in 1.2.2. || De remkracht is kleiner dan 50 % [5] van de in punt 1.2.2 beschreven remkracht van de bedrijfsrem bij de maximaal toegestane massa of, in het geval van opleggers, bij de som van de toegestane belasting op de assen. (met uitzondering van L1e en L3e). ||

    1.4.       Remkracht en bedrijfszekerheid van de parkeerrem ||

    1.4.1.    Remkracht || Trek de rem aan tijdens een test op een statische remtestmachine en/of tijdens een test op de weg met een vertragingsmeter. || Rem werkt niet aan één kant of het voertuig wijkt te veel van een rechte lijn af in het geval van een test op de weg. ||

    1.4.2.    Bedrijfszekerheid || Test met een statische remtestmachine of een test op de weg met een vertragingsmeter die slechts aanduidt of ook registreert, of met het voertuig op een helling met een bekende hellingsgraad. Voertuigen voor goederenvervoer moeten, indien mogelijk, in geladen toestand worden gecontroleerd. || Geeft voor alle categorieën voertuigen niet minstens een rempercentage van 16 % bij de maximaal toegestane massa, of, voor motorvoertuigen, 12 % bij de maximummassa van de voertuigcombinatie, waarbij moet worden uitgegaan van de grootste waarde (met uitzondering van L1e en L3e). ||

    1.5.       Remkracht van de continurem || Visuele controle en, indien mogelijk, testen of de installatie werkt. || (a)              Niet regelbaar (niet van toepassing op motorremmen). (b)              Installatie werkt niet. ||

    1.6.     Antiblokkeer-systeem (ABS) || Visuele controle en controle van het waarschuwingssignaal. || (a)              Waarschuwingssignaal is defect. (b)              Waarschuwingssignaal vertoont systeemstoringen. (c)              Wielsnelheidssensoren ontbreken of zijn beschadigd. (d)              Bedrading is beschadigd. (e)              Andere onderdelen ontbreken of zijn beschadigd. ||

    1.7.     Elektronische reminstallatie (EBS) || Visuele controle van waarschuwingssignaal. || (a)              Waarschuwingssignaal is defect. (b)              Waarschuwingssignaal vertoont systeemstoringen. ||

    1.8.     Remvloeistof || Meting van de kooktemperatuur of waterinhoud || (a)               Kooktemperatuur van de remvloeistof te laag of waterinhoud te hoog (b)               Remvloeistof verontreinigd (c)               Te weinig remvloeistof. ||

    2.       STUURINRICHTING ||

    2.1.    Mechanische toestand ||

    2.1.1.    Toestand van de stuurinrichting || Plaats het voertuig boven een smeerkuil of bevestig het aan een hijstoestel en draai met de wielen van de grond of op draaischijven het stuurwiel tot de aanslag aan beide kanten. Visuele controle van werking van de stuurinrichting. || (a)              De werking van de stuurinrichting verloopt stroef. (b)              Stuuras gedraaid of spieassen vertonen slijtage. (c)              Stuuras vertoont te veel slijtage. (d)              Stuuras is te beweeglijk. (e)              Lekt. ||

    2.1.2.    Bevestiging van stuurhuis || Plaats het voertuig boven een smeerkuil of bevestig het aan een hijstoestel met het gewicht van de wielen van het voertuig op de grond en draai aan het stuur met de wijzers van de klok mee en tegen de wijzers van de klok in of gebruik een speciaal toestel om de speling van het stuur vast te stellen. Visuele controle van de bevestiging van het stuurhuis aan het chassis. || (a)              Stuurhuis niet correct bevestigd. (b)              Te grote bevestigingsgaten in het chassis. (c)              Bevestigingsbouten ontbreken of zijn gebroken. (d)              Stuurhuis is gebroken. ||

    2.1.3.    Toestand stuuroverbrenging || Plaats het voertuig boven een smeerkuil of bevestig het aan een hijstoestel en draai met de wielen op de grond het stuurwiel met de wijzers van de klok mee en tegen de wijzers van de klok in of gebruik een speciaal toestel om de speling van het wiel vast te stellen. Visuele controle of de stuuronderdelen geen slijtage, breuken of veiligheidsproblemen vertonen. || (a)              Relatieve beweging tussen onderdelen die vast zouden moeten zitten. (b)              Verbindingen vertonen te veel slijtage. (c)              Onderdelen zijn gebroken of vervormd. (d)              Vergrendelinrichtingen niet aanwezig. (e)              Foutieve uitlijning van de onderdelen (bv. spoorstang of stuurstang). (f)               Ongepaste herstelling of wijziging. (g)              De stofkap ontbreekt, is beschadigd of ernstig stuk. ||

    2.1.4.    Werking stuuroverbrenging || Plaats het voertuig boven een smeerkuil of bevestig het aan een hijstoestel met de wielen op de grond en de motor aan (stuurbekrachtiging) en draai het stuurwiel tot de aanslag aan beide kanten. Visuele controle van de beweging van de overbrengingen. || (a)              De bewegende stuuroverbrenging raakt een onderdeel dat aan het chassis vastzit. (b)              Stuuraanslag werkt niet of ontbreekt. ||

    2.1.5.    Stuurbekrachtiging || Contoleer of er lekken zijn in de stuurinrichting en controleer het peil van de hydraulische vloeistof in het reservoir (indien zichtbaar). Plaats de wielen op de grond, zet de motor aan en controleer of de stuurbekrachtiging werkt. || (a)              Vloeistof lekt. (b)              Te weinig vloeistof. (c)              Mechanisme werkt niet. (d)              Mechanisme is gebroken of zit los. (e)              Foutieve uitlijning of schurende onderdelen. (f)               Foutieve herstelling of wijziging. (g)              Leidingen/slangen vertonen beschadiging of te veel corrosie. ||

    2.2.    Stuur, stuurkolom ||

    2.2.1.    Toestand van het stuur || Plaats de wielen op de grond, draai het stuur volledig om in rechte hoeken ten opzichte van de stuurkolom en oefen lichte opwaartse en neerwaartse druk uit. Visuele controle van de speling. || (a)              Relatieve beweging tussen stuurwiel en stuurkolom die wijst op speling. (b)              Bevestiging op stuurwielnaaf ontbreekt. (c)              Stuurwielnaaf, -rand of -spaken vertonen breuken of zitten los.

    2.2.2.    Stuurwiel/kruis-koppelingen en vorken || Plaats het voertuig boven een smeerkuil of bevestig het aan een hijstoestel met het volledige gewicht van het voertuig op de grond, duw tegen en trek aan het stuur in een rechte lijn ten opzichte van de stuurkolom, duw het stuur in verschillende richtingen met rechte hoeken ten opzichte van de kolom/de vorken. Visuele controle van de speling en de toestand van flexibele koppelingskoppen of kruiskoppelingen. || (a)              Midden van het stuurwiel beweegt te veel op- of neerwaarts. (b)              Bovendeel van kolom beweegt te veel radiaal van de kolomas. (c)              Flexibele koppelingskop is stuk. (d)              Bevestiging is defect. (e)              Ongepaste herstelling of wijziging.

    2.3.    Speling in de stuurinrichting || Plaats het voertuig boven een smeerkuil of bevestig het aan een hijstoestel met het volledige gewicht van het voertuig op de wielen en met de motor aan voor voertuigen met stuurbekrachtiging en met de wielen in rechte positie. Draai het stuurwiel licht en zo ver mogelijk met de wijzers van de klok mee en tegen de wijzers van de klok in zonder de wielen te bewegen. Visuele controle van de vrije beweging. || Te veel speling bij het sturen, bijv. een bepaald punt op de rand overschrijdt bij beweging bijvoorbeeld een vijfde van de diameter van het stuurwiel of beweegt niet in overeenstemming met de vereisten.(1)

    2.4.    Wieluitlijning (X)(2) || Controleer de uitlijning van de bestuurde wielen met de juiste apparatuur. || Uitlijning niet in overeenstemming met de informatie of de vereisten van de fabrikant.(1)

    2.5.    Draaischijf van de as van de aanhangwagen || Visuele controle of met gebruik van een speciale testbank voor wielspeling. || (a)              Onderdeel vertoont beschadiging of barsten. (b)              Te veel speling. (c)              Bevestiging is defect.

    2.6.    Elektronische stuurbekrachtiging (EPS) || Visuele controle en controle van de consistentie tussen de hoek van het stuurwiel en de hoek van de wielen bij het aan- en uitzetten van de motor. || (a)              Het waarschuwingslampje van de stuurbekrachtiging wijst op een defect in de installatie. (b)              Inconsistentie tussen de hoek van het stuurwiel en de hoek van de wielen. (c)              Bekrachtiging werkt niet.

    3.          ZICHT ||

    3.1.    Gezichtsveld || Visuele controle vanaf de bestuurderszitplaats. || Obstakel in het gezichtsveld van de bestuurder dat zijn zicht vooraan of aan de zijkanten aanzienlijk belemmert.

    3.2.    Toestand van de ruiten || Visuele controle. || (a)              Ruiten of transparante panelen (indien toegestaan) zijn gebarsten of verkleurd. b)                Ruiten of transparante panelen (reflecterende of gekleurde folie inbegrepen) zijn niet in overeenstemming met de vereisten(1) (XX)(3), (c)              Ruiten of transparante panelen in onaanvaardbare toestand.

    3.3.    Achteruitkijkspiegels of -toestellen || Visuele controle. || (a)              Spiegel of toestel ontbreekt of is niet bevestigd zoals bepaald in de vereisten.(1) (b)              Spiegel of toestel werkt niet, is beschadigd of zit los.

    3.4.    Ruitenwissers || Visuele controle en controle door bediening. || (a)              Wissers werken niet of ontbreken. (b)              Wisserblad ontbreekt of is duidelijk defect.

    3.5.    Ruitensproeiers || Visuele controle en controle door bediening. || Sproeiers werken niet behoorlijk.

    3.6.    Ontwasemings-systeem (X)(2) || Visuele controle en controle door bediening. || Systeem werkt niet of is duidelijk defect.

    4.          LICHTEN, REFLECTERENDE INRICHTINGEN EN ELEKTRISCHE INSTALLATIES ||

    4.1.       Koplampen ||

    4.1.1.    Toestand en werking || Visuele controle en controle door bediening. || (a)              Licht/lichtbron is defect of ontbreekt. (b)              Projectiesysteem (reflector en lens) is defect of ontbreekt. (c)              Lamp is niet stevig bevestigd.

    4.1.2.    Richting || Bepaal het horizontale eindpunt van elke koplamp bij gedimd licht met behulp van een speciaal hiervoor bestemd toestel of een scherm. || Het eindpunt van de koplamp ligt niet binnen de grenzen die in de vereisten zijn bepaald.(1)

    4.1.3.    Schakelaars || Visuele controle en controle door bediening. || (a)              Schakelaar werkt niet in overeenstemming met de vereisten(1) (aantal oplichtende koplampen op hetzelfde moment) (b)              Verminderde functie van de schakelaar.

    4.1.4.    Overeenstemming met vereisten(1) || Visuele controle en controle door bediening. || (a)              Licht, kleur van het licht, positie of intensiteit is niet in overeenstemming met de vereisten.(1) (b)              Producten op lens of lichtbron die de lichtintensiteit duidelijk verminderen of de kleur van het licht wijzigen. (c)              Lichtbron en lamp zijn niet compatibel.

    4.1.5.    Verstelinrichting (indien verplicht) || Visuele controle en indien mogelijk controle door bediening. || (a)              Inrichting werkt niet. (b)              Handmatige inrichting kan niet vanop de bestuurderszitplaats worden bediend.

    4.1.6.    Koplampwisser (indien verplicht) || Visuele controle en indien mogelijk controle door bediening. || Inrichting werkt niet.

    4.2.       Voor- en achterlichten, breedtelichten en markeringslichten ||

    4.2.1.    Toestand en werking || Visuele controle en controle door bediening. || (a)              Lichtbron is defect. (b)              Lens is defect. (c)              Lamp is niet stevig bevestigd.

    4.2.2.    Schakelaars || Visuele controle en controle door bediening. || (a)              Schakelaar werkt niet in overeenstemming met de vereisten.(1) (b)              Verminderde functie van de schakelaar.

    4.2.3.    Overeenstemming met vereisten(1) || Visuele controle en controle door bediening. || (a)              Licht, kleur van het licht, positie of intensiteit is niet in overeenstemming met de vereisten.(1) (b)              Producten op lens of lichtbron die de lichtintensiteit verminderen of de kleur van het licht wijzigen.

    4.3.       Remlichten ||

    4.3.1.    Toestand en werking || Visuele controle en controle door bediening. || (a)              Lichtbron is defect. (b)              Lens is defect. (c)              Lamp is niet stevig bevestigd.

    4.3.2.    Schakelaars || Visuele controle en controle door bediening. || (a)              Schakelaar werkt niet in overeenstemming met de vereisten.(1) (b)              Verminderde functie van de schakelaar.

    4.3.3.    Overeenstemming met vereisten(1) || Visuele controle en controle door bediening. || Licht, kleur van het licht, positie of intensiteit is niet in overeenstemming met de vereisten.(1)

    4.4.          Richtingaanwijzers en waarschuwingsknipperlichten ||

    4.4.1.    Toestand en werking || Visuele controle en controle door bediening. || (a)              Lichtbron is defect. (b)              Lens is defect. (c)              Lamp is niet stevig bevestigd.

    4.4.2.    Schakelaars || Visuele controle en controle door bediening. || Schakelaar werkt niet in overeenstemming met de vereisten.(1)

    4.4.3.    Overeenstemming met vereisten(1) || Visuele controle en controle door bediening. || Licht, kleur van het licht, positie of intensiteit is niet in overeenstemming met de vereisten.(1)

    4.4.4.    Knippersnelheid || Visuele controle en controle door bediening. || Knippersnelheid is niet in overeenstemming met de vereisten.(1)

    4.5.          Mistlichten voor en achter ||

    4.5.1.    Toestand en werking || Visuele controle en controle door bediening. || (a)              Lichtbron is defect. (b)              Lens is defect. (c)              Lamp is niet stevig bevestigd.

    4.5.2.    Richting (X)(2) || Door bediening en met het gebruik van een toestel om het eindpunt van de koplamp te bepalen. || Mistlicht vooraan schijnt niet meer horizontaal wanneer het lichtpatroon een scheidingslijn heeft.

    4.5.3.    Schakelaars || Visuele controle en controle door bediening. || Schakelaar werkt niet in overeenstemming met de vereisten.(1)

    4.5.4.    Overeenstemming met vereisten(1) || Visuele controle en controle door bediening. || (a)              Lamp, lichtkleur, positie of intensiteit zijn niet in overeenstemming met de vereisten(1) (b)              Inrichting werkt niet in overeenstemming met de vereisten(1)

    4.6.          Achteruitrijlichten ||

    4.6.1.    Toestand en werking || Visuele controle en controle door bediening. || (a)              Lichtbron is defect. (b)              Lens is defect. (c)              Lamp is niet stevig bevestigd.

    4.6.2.    Overeenstemming met vereisten(1) || Visuele controle en controle door bediening. || (a)              Licht, kleur van het licht, positie of intensiteit is niet in overeenstemming met de vereisten.(1) (b)              Inrichting werkt niet in overeenstemming met de vereisten.(1)

    4.6.3.    Schakelaars || Visuele controle en controle door bediening. || Schakelaar werkt niet in overeenstemming met de vereisten.(1)

    4.7.       Achterkentekenplaatverlichting ||

    4.7.1.    Toestand en werking || Visuele controle en controle door bediening. || (a)              Licht schijnt rechtstreeks op de achterzijde. (b)              Lichtbron is defect. (c)              Lamp is niet stevig bevestigd.

    4.7.2.    Overeenstemming met vereisten(1) || Visuele controle en controle door bediening. || Inrichting werkt niet in overeenstemming met de vereisten.(1)

    4.8.       Retroreflectoren, veiligheidsmarkeringen (retroreflecterend) en kentekenplaatmarkeringen achteraan ||

    4.8.1.    Toestand || Visuele controle. || (a)              Reflecterende inrichting is defect of beschadigd. (b)              Reflector is niet stevig bevestigd.

    4.8.2.    Overeenstemming met vereisten(1) || Visuele controle. || Toestel, gereflecteerde kleur of positie is niet in overeenstemming met de vereisten.(1)

    4.9.       Verklikkersignalen voor lichtinrichting ||

    4.9.1.    Toestand en werking || Visuele controle en controle door bediening. || Werkt niet.

    4.9.2.    Overeenstemming met vereisten(1) || Visuele controle en controle door bediening. || Niet in overeenstemming met de vereisten.(1)

    4.10.    Elektrische verbindingen tussen trekkend voertuig en aanhangwagen of oplegger || Visuele controle: onderzoek indien mogelijk de elektrische continuïteit van de verbinding. || (a)              Vaste onderdelen zijn niet stevig bevestigd. (b)              Isolatie is beschadigd of stuk. (c)              De elektrische verbindingen van de aanhangwagen of het trekkend voertuig functioneren niet correct.

    4.11.     Elektrische bedrading || Visuele controle met het voertuig boven een smeerkuil of bevestigd aan een hijstoestel, in sommige gevallen ook in de motor. || (a)              Bedrading zit los of is niet goed beveiligd. (b)              Bedrading is stuk. (c)              Isolatie is beschadigd of stuk.

    4.12.     Niet-verplichte lichten en retroreflectoren (X)(2) || Visuele controle en controle door bediening. || (a)              Een licht/retroreflector werd niet in overeenstemming met de vereisten bevestigd.(1) (b)              Bediening van het licht is niet in overeenstemming met de vereisten.(1) (c)              Licht/retroreflector werd niet stevig bevestigd.

    4.13.     Accu('s) || Visuele controle. || (a)              Zit los. (b)              Lekt. (c)              Schakelaar (indien vereist) is defect. (d)              Zekering (indien vereist) is defect. (e)              Onvoldoende geschikte luchtcirculatie (indien vereist).

    5.          ASSEN, WIELEN, BANDEN EN OPHANGING ||

    5.1.       Assen ||

    5.1.1.    Assen || Visuele controle met het voertuig boven een smeerkuil of bevestigd aan een hijstoestel. Testbanken voor wielspeling kunnen worden gebruikt en zijn aanbevolen voor voertuigen met een brutomassa van meer dan 3,5 ton. || (a)              As is gebroken of vervormd. (b)              As is niet goed aan het voertuig bevestigd. (c)              Ongepaste herstelling of wijziging.

    5.1.2.    Fusees || Visuele controle met het voertuig boven een smeerkuil of bevestigd aan een hijstoestel. Testbanken voor wielspeling kunnen worden gebruikt en zijn aanbevolen voor voertuigen met een brutomassa van meer dan 3,5 ton. Oefen verticale of zijdelingse kracht uit op elk wiel en noteer de mate van beweging tussen het aslichaam en de fusee. || (a)              Fusee is gebroken. (b)              Fuseepen en/of hulzen vertonen te veel slijtage. (c)              Te veel beweging tussen fusee en aslichaam. (d)              Fusee zit los in as.

    5.1.3.    Wiellagers || Visuele controle met het voertuig boven een smeerkuil of bevestigd aan een hijstoestel. Testbanken voor wielspeling kunnen worden gebruikt en zijn aanbevolen voor voertuigen met een brutomassa van meer dan 3,5 ton. Schud het wiel of oefen zijdelingse kracht uit op elk wiel en noteer de mate van opwaartse beweging van het wiel ten opzichte van de fusee. || (a)              Te veel speling in een wiellager. (b)              Wiellager zit te strak of is geblokkeerd.

    5.2.          Wielen en banden ||

    5.2.1.    Wielnaaf || Visuele controle. || (a)              Moeren of bouten van het wiel ontbreken of zitten los. (b)              Naaf vertoont slijtage of beschadiging.

    5.2.2.    Wielen || Visuele controle van beide zijden van elk wiel met het voertuig boven een smeerkuil of bevestigd aan een hijstoestel. || (a)              Breuken of ondeugdelijk laswerk. (b)              Velgringen niet correct bevestigd. (c)              Wiel is ernstig vervormd of vertoont te veel slijtage. (d)              Wielmaat of -soort is niet in overeenstemming met de vereisten(1) en is niet veilig

    5.2.3.    Banden || Visuele controle van de volledige band door ofwel het wiel te draaien met het voertuig van de grond boven een smeerkuil of bevestigd aan een hijstoestel of door het voertuig achteruit en vooruit boven een smeerkuil te rijden. || (a)              Bandenmaat, laadvermogen, goedkeuringsmerk of snelheid is niet in overeenstemming met de vereisten(1) en is niet veilig (b)              Banden op dezelfde as of gekoppelde wielen hebben een andere maat. (c)              Banden op dezelfde as hebben een verschillende structuur (radiaal/diagonaal). (d)              Band vertoont ernstige schade of inkepingen. (e)              Diepte van het bandprofiel niet in overeenstemming met de vereisten.(1) (f)               Band schuurt tegen andere onderdelen. (g)              Opgesneden banden niet in overeenstemming met de vereisten.(1) (h)              Controlesysteem voor bandenspanning werkt niet goed of is defect.

    5.3.       Ophangingssysteem ||

    5.3.1.    Veren en stabilisator || Visuele controle met het voertuig boven een smeerkuil of bevestigd aan een hijstoestel. Testbanken voor wielspeling kunnen worden gebruikt en zijn aanbevolen voor voertuigen met een brutomassa van meer dan 3,5 ton. || (a)              Veren zijn niet goed aan het chassis of de as bevestigd. (b)              Een veeronderdeel is beschadigd of gebroken. (c)              Een veer ontbreekt. (d)              Ongepaste herstelling of wijziging.

    5.3.2.    Schokdempers || Visuele controle met het voertuig boven een smeerkuil of bevestigd aan een hijstoestel, of, indien beschikbaar, met het gebruik van speciale apparatuur. || (a)              Schokdempers zijn niet goed aan het chassis of de as bevestigd. (b)              Beschadigde schokdemper met sporen van lekkage of defect.

    5.3.2.1. Controle van de bedrijfszekerheid van demping || Gebruik speciale apparatuur en vergelijk de verschillen tussen links/rechts en/of vergelijk met absolute waarden die de fabrikanten hebben gegeven. || (a)              Er is een aanzienlijk verschil tussen links en rechts. (b)              De gegeven minimumwaarden worden niet bereikt.

    5.3.3.    Torsiebuizen, reactiearmen, wieldraagarmen en ophangarmen || Visuele controle met het voertuig boven een smeerkuil of bevestigd aan een hijstoestel. Testbanken voor wielspeling kunnen worden gebruikt en zijn aanbevolen voor voertuigen met een brutomassa van meer dan 3,5 ton. || (a)              Onderdeel is niet goed aan het chassis of de as bevestigd. (b)              Onderdeel vertoont schade, breuken of te veel corrosie. (c)              Ongepaste herstelling of wijziging.

    5.3.4.    Veerverbindingen || Visuele controle met het voertuig boven een smeerkuil of bevestigd aan een hijstoestel. Testbanken voor wielspeling kunnen worden gebruikt en zijn aanbevolen voor voertuigen met een brutomassa van meer dan 3,5 ton. || (a)              Fuseepen en/of hulzen of de veerverbindingen vertonen te veel slijtage. (b)              De stofkap ontbreekt of is ernstig beschadigd.

    5.3.5.    Luchtvering || Visuele controle || (a)              Systeem werkt niet. (b)              Een onderdeel vertoont beschadiging, vervorming of is stuk zodat het systeem minder goed werkt. (c)              Het systeem lekt hoorbaar.

    6.          CHASSIS EN MET HET CHASSIS VERBONDEN DELEN ||

    6.1.       Chassis of frame en bevestigingen ||

    6.1.1.    Algemene toestand || Visuele controle met het voertuig boven een smeerkuil of bevestigd aan een hijstoestel. || (a)              Een van de zijden of dwarsdelen is gebroken of vervormd. (b)              Verstevigende platen of bevestigingen zitten los. (c)              Te veel corrosie waardoor het geheel aan stevigheid verliest. ||

    6.1.2.    Uitlaatpijpen en dempers || Visuele controle met het voertuig boven een smeerkuil of bevestigd aan een hijstoestel. || (a)              Uitlaatsysteem zit los of lekt. (b)              Emissies komen in de cabine of in het passagiersgedeelte. ||

    6.1.3.    Brandstoftanks en -leidingen (incl. tanks en brandstofleidingen voor verwarming) || Visuele controle met het voertuig boven een smeerkuil of bevestigd aan een hijstoestel, gebruik van apparatuur voor het vaststellen van lekken in het geval van LPG/CNG-systemen. || (a)              Tank of leidingen zitten los. (b)              Brandstof lekt of filterkap ontbreekt of is niet doeltreffend. (c)              Leidingen zijn beschadigd of gescheurd. (d)              Brandstofkraan (indien vereist) werkt niet correct. (e)              Brandgevaar door - lekkende brandstof - brandstoftank of uitlaat niet voldoende afgeschermd - toestand van het motorcompartiment (f)               LPG-/CNG- of waterstofsysteem is niet in overeenstemming met de vereisten.(1) ||

    6.1.4.    Bumpers, zijdelingse bescherming en onderrijbeveiliging aan de achterzijde || Visuele controle. || (a)              Onderdelen zitten los of zijn beschadigd waardoor zij door (lichte) aanraking kunnen verwonden. (b)              Inrichting is duidelijk niet in overeenstemming met de vereisten.(1) ||

    6.1.5.    Bevestiging van het reservewiel (indien aanwezig) || Visuele controle. || (a)              Bevestiging is in slechte toestand. (b)              Bevestiging is gebroken of zit los. (c)              Een reservewiel is niet stevig bevestigd en kan uit de bevestiging vallen. ||

    6.1.6.    Koppelingsinrichting en trekinrichting || Visuele controle op slijtage en correcte bediening met speciale aandacht voor aanwezige veiligheidsvoorzieningen en/of het gebruik van meetapparatuur. || (a)              Onderdeel vertoont beschadiging, defecten of barsten. (b)              Onderdeel vertoont te veel slijtage. (c)              Bevestiging is defect. (d)              Veiligheidsvoorziening ontbreekt of werkt niet. (e)              Indicatoren werken niet. (f)               Kentekenplaat of licht wordt bedekt (indien niet in gebruik). (g)              Ongepaste herstelling of wijziging. ||

    6.1.7.    Overbrenging || Visuele controle. || (a)              Borgschroeven zitten los of ontbreken. (b)              Aslagering voor overbrenging vertoont te veel slijtage. (c)              Kruiskoppelingen vertonen te veel slijtage. (d)              Flexibele koppelingskoppen zijn stuk. (e)              As is beschadigd of gebogen. (f)               Lagerbehuizing is gebroken of zit los. (g)              De stofkap ontbreekt of is ernstig beschadigd. (h)              Illegale aanpassing aan de aandrijving. ||

    6.1.8.    Bevestiging van de motor || Visuele controle hoeft niet boven een smeerkuil of aan een hijstoestel te worden uitgevoerd. || Bevestigingen zijn versleten, duidelijk en ernstig beschadigd, zitten los of zijn gebroken. ||

    6.1.9.    Motorvermogen || Visuele controle || (a)              Bedieningselement illegaal gewijzigd. (b)              Illegale wijziging aan de motor. ||

    6.2.          Cabine en koetswerk ||

    6.2.1.    Toestand || Visuele controle. || (a)              Paneel of onderdeel zit los of is beschadigd en kan verwondingen veroorzaken. (b)              Stijl zit los. (c)              Uitlaatemissies komen binnen. (d)              Ongepaste herstelling of wijziging. ||

    6.2.2.    Bevestiging || Visuele controle boven een smeerkuil of bevestigd aan een hijstoestel. || (a)              Koetswerk of cabine zit los. (b)              Koetswerk/cabine zit niet recht op het chassis. (c)              Bevestiging van koetswerk/cabine op het chassis of de dwarsdelen zit los of ontbreekt. (d)              Bevestigingspunten aan integrale koetswerkonderdelen vertonen te veel slijtage. ||

    6.2.3.    Portieren en portiervangers || Visuele controle. || (a)              Een portier opent en sluit niet correct. (b)              Een portier kan plots opengaan of blijft niet gesloten. (c)              Portier, scharnieren, portiervangers, stijlen ontbreken, zitten los of zijn stuk. ||

    6.2.4.    Bodem || Visuele controle boven een smeerkuil of bevestigd aan een hijstoestel. || Bodem zit los of is stuk. ||

    6.2.5.    Bestuurders-zitplaats || Visuele controle. || (a)              Zitplaats zit los of vertoont defecten in zijn structuur. (b)              Afstelmechanisme functioneert niet correct. ||

    6.2.6.    Andere zitplaatsen || Visuele controle. || (a)              Zitplaatsen zijn defect of zitten los. (b)              Zitplaatsen zijn niet bevestigd in overeenstemming met de vereisten.(1) ||

    6.2.7.    Bedienings-apparatuur voor de bestuurder || Visuele controle en controle door bediening. || Bedieningsapparatuur die nodig is voor de veilige besturing van het voertuig werkt niet correct. ||

    6.2.8.    Cabinetreden || Visuele controle. || (a)              Trede of opstapring zit los. (b)              Toestand van trede of opstapring zou gebruikers kunnen verwonden. ||

    6.2.9.   Andere binnen- en buitenvoorzieningen en uitrusting || Visuele controle. || (a)              Bevestiging of andere voorzieningen of inrichtingen zijn defect. (b)              Andere voorzieningen of inrichtingen zijn niet in overeenstemming met de vereisten.(1) (c)              Hydraulische inrichting lekt. ||

    6.2.10.   Spatborden, spatschermen, opspatafschermingsuitrusting || Visuele controle. || (a)              Ontbreekt, zit los of vertoont te veel corrosie. (b)              Onvoldoende afstand tot wiel. (c)              Niet in overeenstemming met de vereisten.(1) ||

    7.          DIVERSE UITRUSTINGEN ||

    7.1.       Veiligheidsgordels/sluitingen en beveiligingssystemen voor inzittenden ||

    7.1.1.    Veiligheid van de bevestiging van veiligheidsgordels/sluitingen || Visuele controle. || (a)              Verankeringspunt is versleten. (b)              Verankering zit los. ||

    7.1.2.    Toestand van veiligheidsgordels/sluitingen || Visuele controle en controle door bediening. || (a)              Verplichte veiligheidsgordel ontbreekt of is niet aanwezig. (b)              Veiligheidsgordel is beschadigd. (c)              Veiligheidsgordel is niet in overeenstemming met de vereisten.(1) (d)              Sluiting van de veiligheidsgordel is beschadigd of werkt niet correct. (e)              Oprolmechanisme van de veiligheidsgordel is beschadigd of werkt niet correct. ||

    7.1.3.    Krachtbegrenzer veiligheidsgordel || Visuele controle || Krachtbegrenzer ontbreekt of is niet aan het voertuig aangepast. ||

    7.1.4.    Gordelspanners || Visuele controle || Spanner ontbreekt of is niet aan het voertuig aangepast. ||

    7.1.5.    Airbag || Visuele controle || (a)              Airbags ontbreken of zijn niet aan het voertuig aangepast. (b)              Airbag werkt duidelijk niet. ||

    7.1.6.    SRS-systemen (Supplemental Restraint System) || Visuele controle van het waarschuwingslampje || Het waarschuwingslampje van het SRS wijst op een defect in het systeem. ||

    7.2.   Brandblusser (X)(2) || Visuele controle. || (a)              Ontbreekt. (b)              Niet in overeenstemming met de vereisten.(1) ||

    7.3.   Sloten en beveiligingen tegen diefstal || Visuele controle en controle door bediening. || (a)              Apparatuur om te verhinderen dat het voertuig wordt bestuurd, werkt niet. (b)              Functie om te sluiten of blokkeren is defect of voertuig sluit of blokkeert onwillekeurig. ||

    7.4.   Gevarendriehoek (indien vereist) (X)(2) || Visuele controle. || (a)              Ontbreekt of is onvolledig. (b)              Niet in overeenstemming met de vereisten.(1) ||

    7.5.   Verbandtrommel (indien vereist) (X)(2) || Visuele controle. || Ontbreekt, is onvolledig of is niet in overeenstemming met de vereisten.(1) ||

    7.6.   Wielblokken (wiggen) (indien vereist) (X)(2) || Visuele controle. || Ontbreken of zijn niet in goede toestand. ||

    7.7.   Geluidssignaal-inrichting || Visuele controle en controle door bediening. || (a)              Werkt niet. (b)              Bedieningselement zit los. (c)              Niet in overeenstemming met de vereisten.(1) ||

    7.8.   Snelheidsmeter || Visuele controle of door bediening tijdens een test op de weg of door middel van elektronica. || (a)              Niet gemonteerd in overeenstemming met de vereisten.(1) (b)              Werkt niet. (c)              Kan niet worden verlicht. ||

    7.9.   Tachograaf (indien aanwezig/vereist) || Visuele controle. || (a)              Niet afgesteld in overeenstemming met de vereisten.(1) (b)              Werkt niet. (c)              Zegels zijn stuk of ontbreken. (d)              Installatieplaatje ontbreekt, is onleesbaar of verstreken. (e)              Duidelijke vervalsing of manipulatie. (f)               Maat van banden niet compatibel met ijkparameters van installatieplaatje. ||

    7.10. Snelheidsbegrenzer (indien aanwezig/ vereist) || Visuele controle en, indien uitrusting beschikbaar is, controle door bediening. || (a)              Niet afgesteld in overeenstemming met de vereisten.(1) (b)              Werkt duidelijk niet. (c)              Snelheid foutief ingesteld (indien gecontroleerd). (d)              Zegels zijn stuk of ontbreken. (e)              Schaalverdeling ontbreekt, is onleesbaar of verouderd. (f)               Grootte van banden niet compatibel met parameters van schaalverdeling. ||

    7.11.     Kilometerteller (indien beschikbaar) || Visuele controle || (a)              Duidelijk gemanipuleerd (fraude). (b)              Werkt duidelijk niet. ||

    7.12.     Elektronische stabiliteitscontrole indien aanwezig/ vereist || Visuele controle || (a)              Wielsnelheidssensoren ontbreken of zijn beschadigd. (b)              Bedrading is beschadigd. (c)              Andere onderdelen ontbreken of zijn beschadigd. (d)              Schakelaar is beschadigd of werkt niet correct. (e)              Het waarschuwingslampje van de elektronische stabiliteitscontrole wijst op een defect in het systeem. ||

    8.          OVERLASTFACTOREN ||

    8.1.       Geluidshinder ||

    8.1.1.    Geluidsonder-drukkingssysteem || Subjectieve beoordeling, tenzij de controleur van mening is dat het geluidsniveau dubieus is. In dat geval mag een geluidstest met een geluidsmeter worden uitgevoerd. || (a)              Geluidsniveaus overschrijden de niveaus in de vereisten.(1) (b)              Onderdeel van het geluidsonderdrukkingssysteem zit los, zou er kunnen afvallen, is beschadigd, niet juist aangebracht, afwezig of duidelijk aangepast met een nadelige invloed op de geluidsniveaus. ||

    8.2.       Uitlaatemissies ||

    8.2.1.    Emissies benzinemotor ||

    8.2.1.1. Uitlaatemissie-regelsysteem || Visuele controle || (a)              Het door de fabrikant gemonteerde uitlaatemissieregelsysteem is afwezig, aangepast of duidelijk defect. (b)              Lekken die emissiemetingen kunnen beïnvloeden. ||

    8.2.1.2. Gasemissies   || Meting met een uitlaatgasanalysator in overeenstemming met de vereisten.(1) Bij voertuigen die met een geschikt eigendiagnosesysteem (OBD-systeem) zijn uitgerust, mag de correcte werking van het emissiesysteem ook worden gecontroleerd door de relevante gegevens uit het OBD-systeem uit te lezen en de correcte werking van het OBD-systeem te controleren in plaats van emissiemetingen bij stationaire motor in overeenstemming met de door de fabrikant aanbevolen warmloopperiode en andere vereisten.(1) || (a)              Ofwel overschrijden de gasemissies de door de fabrikant vastgelegde niveaus, (b)              ofwel, indien deze gegevens niet beschikbaar zijn, overschrijden de CO-emissies, i)          voor voertuigen zonder geavanceerd uitlaatemissieregelsysteem, – 4,5 %, of – 3,5 % afhankelijk van de datum van eerste inschrijving of gebruik zoals in de vereisten wordt bepaald.(1) ii)          voor voertuigen met geavanceerd uitlaatemissieregelsysteem, – bij stationaire motor: 0,5 % – bij verhoogd toerental: 0,3 % of – bij stationaire motor: 0,3 %[6] – bij verhoogd toerental: 0,2 % afhankelijk van de datum van eerste inschrijving of gebruik zoals in de vereisten wordt bepaald.(1) (c)              Lambda buiten de waarde 1 ± 0,03 of niet overeenkomstig de specificaties van fabrikant. (d)              Uitgelezen OBD wijst op ernstig defect ||

    8.2.2.       Emissies dieselmotor ||

    8.2.2.1. Uitlaatemissie-regelsysteem || Visuele controle || (a)              Een door de fabrikant gemonteerd uitlaatemissieregelsysteem is afwezig of duidelijk defect. (b)              Lekken die emissiemetingen kunnen beïnvloeden. ||

    8.2.2.2. Opaciteit Voertuigen die vóór 1 januari 1980 zijn geregistreerd of in gebruik genomen, hoeven niet aan deze vereiste voldoen. || a) De opaciteit van de uitlaatgassen wordt gemeten tijdens een vrije acceleratie (bij niet-belaste motor wordt het toerental opgevoerd van het stationair toerental tot het toerental waarbij de regelaar van de brandstoftoevoer in werking treedt) met de versnellingspook in de vrije stand en niet-ontkoppelde motor. b) Voorbereiding van het voertuig 1. Voertuigen kunnen worden gecontroleerd zonder voorbereiding, maar om veiligheidsredenen moet eerst worden nagegaan of de motor warm is en in een bevredigende mechanische staat verkeert. 2. Voorbereidingsvoorschriften: i) de motor moet op temperatuur zijn, hetgeen bijvoorbeeld kan worden geconstateerd wanneer de temperatuur van de motorolie, gemeten door middel van een in de opening voor de oliepeilstok ingebrachte voeler, ten minste 80 °C bedraagt of de normale bedrijfstemperatuur wanneer deze lager is, dan wel wanneer de temperatuur van het motorblok, bepaald aan de hand van de hoeveelheid infraroodstraling, ten minste een vergelijkbare waarde bedraagt. Indien door de constructie van het voertuig deze meting in de praktijk moeilijk uitvoerbaar is, kan op een andere wijze worden nagegaan of de motor zijn normale bedrijfstemperatuur heeft bereikt, bijvoorbeeld door te wachten tot de ventilator aanslaat; ii) het uitlaatsysteem moet worden doorgeblazen door middel van ten minste drie vrije acceleratiecycli of een daarmee vergelijkbare methode. c) Controleprocedure 1 De motor en de eventueel gemonteerde turbolader moeten stationair draaien voor het begin van elke vrije acceleratiecyclus. Bij zware dieselmotoren moet ten minste 10 seconden worden gewacht na het loslaten van het gaspedaal. 2. Bij de aanvang van elke vrije acceleratiecyclus moet het gaspedaal snel en ononderbroken (d.w.z. in minder dan 1 seconde) maar wel rustig volledig worden ingedrukt, teneinde een maximum brandstoftoevoer door de injectiepomp te verkrijgen. 3. Tijdens elke vrije acceleratiecyclus moet de motor het toerental bereiken waarbij de regelaar van de brandstoftoevoer in werking treedt of, voor voertuigen met een automatische transmissie, het door de fabrikant voorgeschreven toerental dan wel, indien dit niet bekend is, een toerental dat twee derde bedraagt van het toerental waarbij de regelaar van de brandstoftoevoer in werking treedt, alvorens het gaspedaal wordt losgelaten. Dit kan worden gecontroleerd door bijvoorbeeld het toerental te meten of door voldoende tijd te laten verlopen tussen het indrukken en het loslaten van het gaspedaal, namelijk, bij voertuigen van de categorie 1 en 2 van bijlage 1, ten minste 2 seconden. 4. Voertuigen dienen alleen te worden afgekeurd, indien het rekenkundig gemiddelde van ten minste de laatste drie vrije acceleratiecycli meer bedraagt dan de grenswaarde. Dit kan worden berekend, wanneer sterk van het gemeten gemiddelde afwijkende metingen of het resultaat van een andere statistische berekening die rekening houdt met de verstrooiing van de metingen buiten beschouwing worden gelaten. De lidstaten kunnen het aantal testcycli aan een maximum verbinden. 5. Om onnodige controles te vermijden kunnen de lidstaten voertuigen afkeuren waarbij aanzienlijk hogere waarden dan de grenswaarden zijn gemeten na minder dan drie vrije acceleratiecycli of na het doorblazen. Om onnodige controles te vermijden kunnen de lidstaten ook voertuigen goedkeuren waarbij na minder dan drie vrije acceleratiecycli of na het doorblazen aanzienlijke lagere waarden dan de grenswaarden zijn gemeten. || (a)              Bij voertuigen die voor de eerste keer na de datum in de vereisten (1) zijn geregistreerd of in gebruik genomen, overschrijdt de opaciteit het niveau dat op de plaat van de fabrikant op het voertuig staat genoteerd; (b)              Wanneer deze gegevens niet beschikbaar zijn of de vereisten(1) het gebruik van referentiewaarden niet toelaten, voor dieselmotoren met natuurlijke afzuiging: 2,5 m-1 , voor dieselmotoren met drukvulling: 3,0 m-1, of, bij voertuigen die in de vereisten(1) staan of voor de eerste keer na de datum in de vereisten zijn geregistreerd of in gebruik genomen(1), 1,5 m-1.[7] ||

    8.3.       Onderdrukking elektromagnetische storingen ||

    Radiostoring (X)(2) || Visueel onderzoek. || Niet in overeenstemming met alle vereisten(1) . ||

    8.4.       Andere punten die betrekking hebben op het milieu ||

    8.4.1. Vloeistoflekken || Visueel onderzoek. || Te veel vloeistoflekken die het milieu zouden kunnen schaden of een gevaar zouden kunnen vormen voor de veiligheid van andere weggebruikers. ||

    9. AANVULLENDE CONTROLES VOOR PASSAGIERSVOERTUIGEN M2, M3 ||

    9.1.    Portieren ||

    9.1.1.    In- en uitgang || Visuele controle en controle door bediening. || (a)              Bediening is defect. (b)              Toestand is slecht. (c)              Noodbediening is defect. (d)              Afstandsbediening van portieren of waarschuwingstoestellen zijn defect. (e)              Niet in overeenstemming met de vereisten.(1) ||

    9.1.2.    Nooduitgangen || Visuele controle en controle door bediening (indien van toepassing). || (a)              Bediening is defect. (b)              Borden met opschrift “nooduitgang” ontbreken of zijn onleesbaar. (c)              Hamer om ruiten in te slaan ontbreekt. (d)              Niet in overeenstemming met de vereisten.(1) ||

    9.2.    Ontwasemings- en ontdooisysteem (X)(2) || Visuele controle en controle door bediening. || (a)              Functioneert niet correct. (b)              Emissie van giftige gassen of uitlaatgassen in het bestuurders- of passagiersgedeelte. (c)              Ontdooisysteem (indien verplicht) is defect. ||

    9.3.    Luchtcirculatie- en verwarmingssysteem (X)(2) || Visuele controle en controle door bediening. || (a)              Bediening is defect. (b)              Emissie van giftige gassen of uitlaatgassen in het bestuurders- of passagiersgedeelte. ||

    9.4.    Zitplaatsen ||

    9.4.1.    Passagierszit-plaatsen (zitplaatsen voor begeleidende personen inbegrepen) || Visuele controle || (a)              Zitplaatsen zijn defect of zitten los. (b)              Klapstoelen (indien toegestaan) werken niet automatisch. (c)              Niet in overeenstemming met de vereisten.(1) ||

    9.4.2.    Bestuurderszit-plaats (aanvullende vereisten) || Visuele controle || (a)              Speciale voorzieningen zoals zonneschermen of zonnekleppen zijn defect. (b)              Bescherming voor bestuurder zit los of is niet in overeenstemming met de vereisten.(1) ||

    9.5.    Binnenverlichting en bestemmingsapparatuur (X)(2) || Visuele controle en controle door bediening || Apparatuur is defect of niet in overeenstemming met de vereisten.(1) ||

    9.6.    Gangen, staanplaatsen || Visuele controle || (a)              Bodem zit los. (b)              Leuningen of handvaten zijn defect. (c)              Niet in overeenstemming met de vereisten.(1) ||

    9.7.    Trappen en treden || Visuele controle en controle door bediening (indien van toepassing). || (a)              In slechte of beschadigde toestand. (b)              Inklapbare treden functioneren niet correct. (c)              Niet in overeenstemming met de vereisten.(1) ||

    9.8.    Communicatie-systeem met passagiers (X)(2) || Visuele controle en controle door bediening. || Systeem is defect. ||

    9.9.    Bordjes met tekst (X)(2) || Visuele controle. || (a)              Bordje ontbreekt, is foutief of onleesbaar. (b)              Niet in overeenstemming met de vereisten.(1) ||

    9.10.  Vereisten voor het vervoer van kinderen (X)(2) ||

    9.10.1.  Portieren || Visuele controle || Beveiliging van portieren niet in overeenstemming met de vereisten(1) voor dit vervoer. ||

    9.10.2.  Signaleerinrich-tingen en speciale uitrusting || Visuele controle || Signaleerinrichtingen en speciale uitrusting is niet aanwezig of is niet in overeenstemming met de vereisten.(1) ||

    9.11.  Vereisten voor het vervoer van mindervaliden (X)(2) ||

    9.11.1.  Portieren, laadplatforms en liften || Visuele controle en controle door bediening || (a)              Werkt niet goed. (b)              Toestand is slecht. (c)              Bediening is defect. (d)              Waarschuwingstoestel(len) is (zijn) defect. (e)              Niet in overeenstemming met de vereisten.(1) ||

    9.11.2.  Bevestigingen voor rolstoelen || Visuele controle en, indien van toepassing, controle door bediening || (a)              Werkt niet goed. (b)              Toestand is slecht. (c)              Bediening is defect. (d)              Niet in overeenstemming met de vereisten.(1) ||

    9.11.3.  Signaleerinrich-tingen en speciale uitrusting || Visuele controle || Signaleerinrichtingen en speciale uitrusting zijn niet aanwezig of niet in overeenstemming met de vereisten.(1) ||

    9.12.  Andere speciale uitrusting (X)(2) ||

    9.12.1.  Installaties voor maaltijdbereiding || Visuele controle || (a)              Installatie is niet in overeenstemming met de vereisten.(1) (b)              Installatie is in die mate beschadigd dat het gebruik ervan gevaarlijk is. ||

    9.12.2.  Sanitaire installatie || Visuele controle || Installatie is niet in overeenstemming met de vereisten.(1) ||

    9.12.3.  Andere toestellen (bv. audiovisuele systemen) || Visuele controle || Niet in overeenstemming met de vereisten.(1) ||

    VOETNOTEN:

    "vereisten" zijn bepaald in de vereisten betreffende de typegoedkeuring op de datum van goedkeuring, de eerste inschrijving of de eerste ingebruikneming, alsook aanpassingsverplichtingen of nationale wetgeving in het land van inschrijving.

    (X) wijst op punten die betrekking hebben op de toestand van het voertuig en zijn geschiktheid voor gebruik op de weg, maar die niet belangrijk zijn bij een technische controle.

    BIJLAGE III

    VOORSCHRIFTEN VOOR DE Beoordeling van gebreken VAN VOERTUIGEN

    Voor elk voertuigsysteem en -onderdeel dat aan een technische controle wordt onderworpen, zijn de voorschriften die van toepassing zijn tijdens technische controles om te bepalen of de toestand van het voertuig aanvaardbaar is de volgende:

    Punt || Redenen voor afkeuring || Beoordeling van gebreken

    || Klein || Groot || Gevaarlijk

    0.       IDENTIFICATIE VAN HET VOERTUIG

    0.1.      Kentekenplaten (indien dit in de eisen is voorgeschreven(1) || (a)              Kentekenplaat (-platen) ontbreekt (ontbreken) of zit(ten) zo los dat de plaat (platen) ervan af zou(den) kunnen vallen. || || X ||

    (b)              Opschrift ontbreekt of is onleesbaar. || || X ||

    (c)              Is niet in overeenstemming met kentekenbewijs of geregistreerde gegevens. || || X ||

    0.2.      Voertuigidentifi-catie-/chassis-/serienummer || (a)              Ontbreekt of is onvindbaar. || || X ||

    (b)              Onvolledig, onleesbaar. || || X ||

    (c)              Is niet in overeenstemming met kentekenbewijs of geregistreerde gegevens. || || X ||

    1.         REMUITRUSTING

    1.1.      Mechanische toestand en werking

    1.1.1.    Draaipunt van de bedrijfsrem/handrem || (a)              Draaipunt zit te strak. || || X ||

    b)                Vertoont te veel slijtage/speling. || || X ||

    1.1.2.    Staat en slag van het bedieningspedaal/de handrem || (a)              De vrije slag is te groot of te klein. || || X ||

    (b)              Het pedaal of de handrem komt moeilijk terug in de rustpositie.                    Functionaliteit aangetast || X || X ||

    (c)              Het antisliprubber op het rempedaal ontbreekt, zit los of is door slijtage glad geworden. || X || ||

    1.1.3.    Vacuümpomp of compressor en reservoirs || (a)              Er is te weinig lucht- en/of vacuümdruk voor                    ten minste viermaal aantrekken van de rem nadat het waarschuwingssignaal in werking is getreden (of een meetinstrument gevaar signaleert);                    ten minste tweemaal aantrekken van de rem nadat het waarschuwingssignaal in werking is getreden (of een meetinstrument gevaar signaleert). || || X || X

    (b)              Het tot stand komen van de benodigde lucht- en/of vacuümdruk voor het bereiken van veilige waarden is niet in overeenstemming met de vereisten(1) || || X ||

    (c)              De veiligheidsklep voor dubbel remcircuit of overdrukklep functioneert niet. || || X ||

    (d)              Er is duidelijk drukverlies ten gevolge van een luchtlek of er zijn waarneembare luchtlekken. || || X ||

    (e)              Er is uitwendige schade die het functioneren van de reminstallatie kan negatief kan beïnvloeden.                    Prestaties van de hulprem onvoldoende || || X || X

    1.1.4.    Lagedrukver-klikker of manometer || Verklikker of manometer werkt slecht of is defect Lage druk kan niet worden vastgesteld || X || X ||

    1.1.5.    Handremregel-klep || (a)              De bedieningsschakelaar vertoont barsten, beschadiging of te grote slijtage. || || X ||

    (b)              De bedieningsschakelaar is niet goed op de klep bevestigd of de klep zit los. || || X ||

    (c)              De koppelingen zitten los of het systeem lekt. || || X ||

    (d)              Functioneert niet behoorlijk. || || X ||

    1.1.6.   Parkeerrem-cilinder, bedieningshendel, parkeerremvergrendeling, elektronische parkeerrem || (a)              De vergrendeling blijft niet goed vastzitten. || || X ||

    (b)              De scharnierpin van de hefboom of de vergrendeling vertoont slijtage                    Te veel slijtage. || X || X ||

    (c)              Te grote beweeglijkheid van de hendel wijst op een verkeerde afstelling. || || X ||

    (d)              Cilinder ontbreekt, is beschadigd of werkt niet. || || X ||

    (e)              Slechte werking, verklikker defect. || || X ||

    1.1.7.    Remkleppen (voetkleppen, ontluchtingsventielen, regelkleppen) || (a)              Klep is beschadigd of er is een te grote luchtlekkage.                    Functionaliteit aangetast || || X || X

    (b)              Het olieverlies uit de compressor is te groot. || X || ||

    (c)              Klep zit los of is slecht gemonteerd. || || X ||

    (d)              Verlies of lekkage van hydraulische vloeistof                    Functionaliteit aangetast || || X || X

    1.1.8.    Koppelings-koppen voor remmen voor aanhangwagen (elektrisch en pneumatisch) || (a)              Kraan of zelfsluitende klep defect.                    Functionaliteit aangetast || X || X ||

    (b)              Kraan of klep zit los of is slecht gemonteerd.                    Functionaliteit aangetast || X || X ||

    (c)              Lekken.                    Functionaliteit aangetast || || X || X

    (d)              Functioneert niet correct.                    Werking van de rem aangetast || || X || X

    1.1.9.    Energie- en drukreservoir || (a)              Reservoir is licht beschadigd of verroest.                    Reservoir is sterk beschadigd, verroest of lekt. || X || X ||

    (b)              Het ontwateringsventiel is aangetast.                    Het ontwateringsventiel werkt niet || X || X ||

    (c)              Reservoir zit los of is slecht gemonteerd. || || X ||

    1.1.10.  Rembekrachti-ging, hoofdcilinder (hydraulische systemen) || (a)              De rembekrachtiging is defect of werkt niet goed. || || X ||

    (b)              De hoofdcilinder is defect, maar de rem werkt nog.                    De hoofdcilinder is defect of lekt || || X || X

    (c)              De hoofdcilinder zit los, maar de rem werkt nog.                    De hoofdcilinder zit los. || || X || X

    (d)              Onvoldoende remvloeistof (onder de MIN-markering, maar meer dan 50 % van de reservoircapaciteit) Onvoldoende remvloeistof (onder de MIN-markering, maar minder dan 50 % van de reservoircapaciteit) Geen remvloeistof zichtbaar || X || X || X

    (e)              De kap van het reservoir van de hoofdcilinder ontbreekt. || X || ||

    (f)               Het controlelampje voor de remvloeistof licht op of is defect. || X || ||

    (g)              Het waarschuwingssignaal met betrekking tot de remvloeistof werkt slecht. || X || ||

    1.1.11.  Niet-flexibele remleidingen || (a)              Er is dreigend gevaar voor defecten en breuken. || || || X

    (b)              Leidingen of koppelingen lekken (pneumatische remsystemen) Leidingen of koppelingen lekken (hydraulische remsystemen) || || X || X

    (c)              Leidingen vertonen beschadiging of te veel corrosie. Tast de werking van de remmen aan door blokkering of een dreigend risico van lekkage || || X || X

    (d)              Leidingen zijn verkeerd gemonteerd. Risico van schade || X || X ||

    1.1.12.  Flexibele remleidingen || (a)              Er is dreigend gevaar voor defecten en breuken. || || || X

    (b)              Leidingen zijn gedraaid of te kort                    Leidingen zijn beschadigd of gescheurd || X || X ||

    (c)              Leidingen of koppelingen lekken (pneumatische remsystemen).                    Leidingen of koppelingen lekken (hydraulische remsystemen) || || X || X

    (d)              Leidingen vertonen door de druk veroorzaakte verwijdingen.                    Koord beschadigd || || X || X

    (e)              Leidingen zijn poreus. || || X ||

    1.1.13.  Remvoeringen en blokken || (a)              Remvoering of -blok vertoont te veel slijtage (min. markering bereikt) Remvoering of -blok vertoont te veel slijtage (onder de min. markering) || || X || X

    (b)              Remvoering of -blok is vuil (olie, vet enz.)                    Remvermogen aangetast || || X || X

    (c)              Remvoering of -blok is niet aanwezig. || || || X

    1.1.14.  Remtrommels, remschijven || (a)              Trommel of schijf versleten (min-markering bereikt) of aanzienlijk bekrast. Trommel of schijf vertoont te veel slijtage, te veel kerven, scheuren, zit los of is gebroken. || || X || X

    (b)              Trommel of schijf is vuil (olie, vet enz.) || || X ||

    (c)              Trommel of schijf is niet aanwezig. || || || X

    (d)              Ankerplaat zit los. || || X ||

    1.1.15.  Remkabels, stangen, hendels, overbrenging || (a)              Kabel is beschadigd of geknikt.                    Remvermogen aangetast || || X || X

    (b)              Onderdeel vertoont te veel slijtage of corrosie.                    Remvermogen aangetast || || X || X

    (c)              Bevestiging van de kabel, stang of verbinding is niet geborgd. || || X ||

    (d)              Kabelgeleiding is defect. || || X ||

    (e)              Werking van de reminstallatie wordt belemmerd. || || X ||

    (f)               Abnormale beweeglijkheid van de hendels/overbrenging wijst op slechte afstelling of te veel slijtage. || || X ||

    1.1.16.  Remcilinders (veerremcilinders of hydraulische remcilinders inbegrepen) || (a)              Cilinder vertoont barsten of beschadiging.                    Remvermogen aangetast || || X || X

    (b)              Cilinder lekt                    Remvermogen aangetast || || X || X

    (c)              Cilinder zit los of is niet goed gemonteerd.                    Remvermogen aangetast || || X || X

    (d)              Cilinder vertoont te veel corrosie.                    Grote kans op scheuren || || X || X

    (e)              De slag van de zuiger of van het diafragmamechanisme is te klein of te groot.                    Remprestaties aangetast (gebrek aan bewegingsruimte) || || X || X

    (f)               Stofkap beschadigd.                    Stofkap ontbreekt of vertoont te veel beschadiging || X || X ||

    1.1.17.  Automatische lastafhankelijke remkrachtregelaar || (a)              Overbrenging is defect. || || X ||

    (b)              Overbrenging is niet juist afgesteld. || || X ||

    (c)              Remkrachtregelaar is geblokkeerd of werkt niet (ABS werkt)                    Remkrachtregelaar is geblokkeerd of werkt niet || || X || X

    (d)              Remkrachtregelaar ontbreekt (indien vereist) || || || X

    (e)              Identificatieplaat ontbreekt. || X || ||

    (f)               Identificatie is niet leesbaar of niet in overeenstemming met de vereisten(1) || X || ||

    1.1.18.  Remhefbomen en indicatoren || (a)              Remhefboom is beschadigd, geblokkeerd of vertoont abnormale beweeglijkheid die wijst op te veel slijtage of verkeerde afstelling. || || X ||

    (b)              Remhefboom is defect. || || X ||

    (c)              Niet correct geïnstalleerd of vervangen. || || X ||

    1.1.19.  Continuremin-stallatie (indien gemonteerd of voorgeschreven) || (a)              Onveilige koppelstukken of bevestigingen.                    Functionaliteit aangetast || X || X ||

    (b)              Installatie is duidelijk defect of ontbreekt. || || X ||

    1.1.20.  Automatische bediening van remmen voor aanhangwagen || De rem voor de aanhangwagen wordt niet automatisch aangetrokken wanneer de koppelingskop losgekoppeld is. || || || X

    1.1.21.  Volledige reminstallatie || (a)              Andere apparatuur (bv. antivriespomp, luchtdroger, enz.) vertoont uitwendige beschadiging of te veel corrosie waardoor de reminstallatie minder goed werkt.                    Remvermogen aangetast || || X || X

    (b)              Luchtlekkage of antivrieslekkage.                    Systeemfunctionaliteit aangetast || X || X ||

    (c)              Onderdelen zitten los of zijn slecht gemonteerd. || || X ||

    (d)              Onjuiste herstelling van of wijziging aan onderdelen.[8]                    Remvermogen aangetast || || X || X

    1.1.22.     Testkoppe-lingen (indien gemonteerd of voorgeschreven) || (a)              Ontbreekt. || || X ||

    (b)              Beschadigd                    Onbruikbaar of lekkend || X || X ||

    1.2.       Remkracht en bedrijfszekerheid van de bedrijfsrem

    1.2.1.    Remkracht || (a)              Onvoldoende remkracht op een of meer wielen.                    Geen remkracht op een of meer wielen || || X || X

    (b)              De remkracht is voor een of meer wielen kleiner dan 70 % van de maximale geregistreerde remkracht voor het andere wiel op dezelfde as. Of het voertuig wijkt te veel van een rechte lijn af in het geval van een test op de weg.                    De remkracht van een wiel is kleiner dan 50 % van de maximaal geregistreerde remkracht van het andere wiel op dezelfde as in geval van gestuurde assen || || X || X

    (c)              De remkracht loopt niet geleidelijk op (blokkering). || || X ||

    (d)              Abnormaal hoge reactietijd voor een of meer wielen. || || X ||

    (e)              Remkracht vertoont te grote schommelingen tijdens een volledige wielwenteling. || || X ||

    1.2.2.    Bedrijfszeker-heid || Levert niet minstens de volgende waarden op: Voertuigen die voor het eerst zijn geregistreerd na de inwerkingtreding van Richtlijn 2010/48/EU: –                 Categorie N1: 50 % –                 Categorie M1: 58 % –                 Categorie M2 en M3: 50 % –                 Categorie N2 en N3: 50 % –                 Categorie O2 (XX)(3), O3 en O4: · voor opleggers: 45 % · voor aanhangwagens met trekstang: 50 % Voertuigen die zijn geregistreerd vóór de inwerkingtreding van Richtlijn 2010/48/EU: Categorie N1: 45 % Categorie M1, M2 en M3: 50 % [9] Categorie N2 en N3: 43 % [10] Categorie O2 (XX)(3),O3 en O4: 40 % [11] Andere categorieën (XX)(3) - Categorieën L (beide remmen):                 Categorie L1e: 42 %                 Categorie L2e, L6e: 40 %                 Categorie L3e: 50 %                 Categorie L4e: 46 %                 Categorie L5e, L7e: 44 % - Categorieën L (rem wiel achteraan):                 alle categorieën: 25 % Minder dan 50 % van de bovenstaande waarden bereikt in relatie tot de massa van het voertuig tijdens de controle || || X || X

    1.3.       Remkracht en bedrijfszekerheid van de hulprem (indien afzonderlijk werkend systeem)

    1.3.1.    Remkracht || (a)              Onvoldoende remkracht op een of meer wielen.                    Geen remkracht op een of meer wielen || || X || X

    (b)              De remkracht is voor een of meer wielen kleiner dan 70 % van de maximale geregistreerde remkracht voor een ander wiel op dezelfde as. Of het voertuig wijkt te veel van een rechte lijn af in het geval van een test op de weg.                    De remkracht van een wiel is kleiner dan 50 % van de maximaal geregistreerde remkracht van het andere wiel op dezelfde as in geval van gestuurde assen || || X || X

    (c)              De remkracht loopt niet geleidelijk op (blokkering). || || X ||

    1.3.2.    Bedrijfszeker-heid || De remkracht is kleiner dan 50 % [12] van de in punt 1.2.2 beschreven remkracht van de bedrijfsrem bij de maximaal toegestane massa of, in het geval van opleggers, bij de som van de toegestane belasting op de assen. (met uitzondering van L1e en L3e). Minder dan 50 % van de bovenstaande waarden bereikt in relatie tot de massa van het voertuig tijdens de controle || || X || X

    1.4.       Remkracht en bedrijfszekerheid van de parkeerrem

    1.4.1.    Remkracht || Rem werkt niet aan één kant of het voertuig wijkt te veel van een rechte lijn af in het geval van een test op de weg. Minder dan 50 % van de efficiëntiewaarden bereikt in relatie tot de massa van het voertuig tijdens de controle || || X || X

    1.4.2.    Remvoering of -blok || Geeft niet voor minstens alle categorieën voertuigen een rempercentage van 16 % bij de maximaal toegestane massa, of, voor motorvoertuigen, 12 % bij de maximummassa van de voertuigcombinatie, waarbij moet worden uitgegaan van de grootste waarde. (met uitzondering van L1e en L3e). Minder dan 50 % van de bovenstaande waarden bereikt in relatie tot de massa van het voertuig tijdens de controle || || X || X

    1.5.       Continurem-installatie || (a)              Niet regelbaar (niet van toepassing op motorremmen). || || X ||

    (b)              Installatie werkt niet. || || X ||

    1.6.       Antiblokkeer-systeem (ABS) || (a)              Waarschuwingssignaal is defect. || || X ||

    (b)              Waarschuwingssignaal vertoont systeemstoringen. || || X ||

    (c)              Wielsnelheidssensoren ontbreken of zijn beschadigd. || || X ||

    (d)              Bedrading is beschadigd. || || X ||

    (e)              Andere onderdelen ontbreken of zijn beschadigd. || || X ||

    1.7.       Elektronische reminstallatie (EBS) || (a)              Waarschuwingssignaal is defect. || || X ||

    (b)              Waarschuwingssignaal vertoont systeemstoringen. || || X ||

    1.8.       Remvloeistof || (a)              Kooktemperatuur van de remvloeistof te laag of waterinhoud te hoog                    Kooktemperatuur < 180 °C of waterinhoud > 1,5 %                    Kooktemperatuur < 150 °C of waterinhoud > 2,0 % || X || X ||

    (b)               Remvloeistof verontreinigd                     Dreigend gevaar van defecten. || || X || X

    (c)           Onvoldoende remvloeistof (onder de MIN-markering, maar meer dan 50 % van de reservoircapaciteit) Onvoldoende remvloeistof (onder de MIN-markering, maar minder dan 50 % van de reservoircapaciteit)                     Geen remvloeistof zichtbaar || X || X || X

    2.       STUURINRICHTING

    2.1.       Mechanische toestand

    2.1.1.    Toestand van de stuurinrichting || (a)              De werking van de stuurinrichting verloopt stroef. || || X ||

    (b)              Stuuras gedraaid of spieassen vertonen slijtage.                    Aantasting van de functionaliteit || || X || X

    (c)              Stuuras vertoont te veel slijtage.                    Aantasting van de functionaliteit || || X || X

    (d)              Stuuras is te beweeglijk.                    Aantasting van de functionaliteit || || X || X

    (e)              Lekt.                    vorming van druppels || X || X ||

    2.1.2.    Bevestiging van stuurhuis || (a)              Stuurhuis niet correct bevestigd.                    Meer dan 50 % van de bevestigingen los of beweging ten opzichte van het chassis/de carrosserie zichtbaar || || X || X

    (b)              Bevestigingsgaten in het chassis groter geworden door slijtage.                    Meer dan 50 % van de bevestigingen aangetast || || X || X

    (c)              Bevestigingsbouten ontbreken of zijn gebroken.                    Meer dan 50 % van de bevestigingen aangetast || || X || X

    (d)              Stuurhuis is gebroken.                    Stabiliteit van bevestiging of behuizing aangetast || || X || X

    2.1.3.    Toestand stuuroverbrenging || (a)              Relatieve beweging tussen onderdelen die vast zouden moeten zitten.                    Buitensporige beweging of grote kans op losraken || || X || X

    (b)              Verbindingen vertonen te veel slijtage.                    Grote kans op losraken || || X || X

    (c)              Onderdelen zijn gebroken of vervormd.                    Negatieve gevolgen voor de werking || || X || X

    (d)              Vergrendelinrichtingen niet aanwezig. || || X ||

    (e)              Foutieve uitlijning van de onderdelen (bv. spoorstang of stuurstang). || || X ||

    (f)               Ongepaste herstelling of wijziging.                    Negatieve gevolgen voor de werking || || X || X

    (g)              Stofkap beschadigd of versleten.                    Stofkap ontbreekt of is ernstig versleten. || X || X ||

    2.1.4.    Werking stuuroverbrenging || (a)              De bewegende stuuroverbrenging schuurt tegen een onderdeel dat aan het chassis vastzit. || || X ||

    (b)              Stuuraanslag werkt niet of ontbreekt. || || X ||

    2.1.5.    Stuurbekrach-tiging || (a)              Vloeistof lekt.                    Functie aangetast || || X || X

    (b)              Onvoldoende vloeistof (onder MIN-markering, maar meer dan 50 % van de reservoircapaciteit tot de MIN-markering)                    Minder dan 50 % van de reservoircapaciteit tot de MIN-markering || X || X ||

    (c)              Mechanisme werkt niet.                    Sturen gaat minder goed || || X || X

    (d)              Mechanisme is gebroken of zit los.                    Sturen gaat minder goed || || X || X

    (e)              Foutieve uitlijning of schurende onderdelen.                    Sturen gaat minder goed || || X || X

    (f)               Ongepaste herstelling of wijziging.                    Sturen gaat minder goed || || X || X

    (g)              Leidingen/slangen vertonen beschadiging of te veel corrosie.                    Sturen gaat minder goed || || X || X

    2.2.          Stuur, stuurkolom

    2.2.1.    Toestand van het stuur || (a)              Relatieve beweging tussen stuur en stuurkolom die wijst op speling. || || X ||

    (b)              Bevestiging op stuurwielnaaf ontbreekt.                    Grote kans op losraken || || X || X

    (c)              Stuurwielnaaf, -rand of -spaken vertonen breuken of zitten los.                    Grote kans op losraken || || X || X

    2.2.2.    Stuur/kruis-koppeligen en vorken || (a)              Midden van het stuur beweegt te veel op- of neerwaarts. || || X ||

    (b)              Bovendeel van kolom beweegt te veel radiaal van de kolomas. || || X ||

    (c)              Flexibele koppelingskop is stuk. || || X ||

    (d)              Bevestiging is defect.                    Grote kans op losraken || || X || X

    (e)              Ongepaste herstelling of wijziging. || || || X

    2.3.          Speling in de stuurinrichting || Te veel speling bij het sturen, bijv. een bepaald punt op de rand overschrijdt bij beweging een vijfde van de diameter van het stuurwiel of beweegt niet in overeenstemming met de vereisten(1) Sturen minder veilig || || X || X

    2.4.          Wieluitlijning (X)(2) || Uitlijning niet in overeenstemming met de informatie of de vereisten van de fabrikant(1) Rechtdoor rijden aangetast; verminderde richtingstabiliteit || X || X ||

    2.5.          Draaischijf van de as van de aanhangwagen || (a)              Onderdeel enigszins beschadigd.                    Onderdeel vertoont zware beschadigingen of barsten. || || X || X

    (b)              Te veel speling.                    Rechtdoor rijden aangetast; verminderde richtingstabiliteit || || X || X

    (c)              Bevestiging schiet tekort (minder dan 50 % van de bevestigingen los)                    Bevestiging schiet tekort (meer dan 50 % van de bevestigingen los) || || X || X

    2.6.          Elektro-nische stuurbekrachtiging (EPS) || (a)              Het waarschuwingslampje van de stuurbekrachtiging wijst op een defect in de installatie. || || X ||

    (b)              Inconsistentie tussen de hoek van het stuurwiel en de hoek van de wielen.                    Sturen gaat minder goed || || X || X

    (c)              Bekrachtiging werkt niet. || || X ||

    3.          ZICHT

    3.1.          Gezichtsveld || Obstakel in het gezichtsveld van de bestuurder dat het zicht vooraan of aan de zijkanten aanzienlijk belemmert (buiten schoonmaakgebied van de ruitenwissers) Binnen schoonmaakgebied van de ruitenwissers verminderd zicht en buitenspiegels niet zichtbaar || X || X ||

    3.2.          Toestand van de ruiten || (a)              Ruiten of transparante panelen (indien toegestaan) zijn gebarsten of verkleurd (buiten schoonmaakgebied van de ruitenwissers).                    Binnen schoonmaakgebied van de ruitenwissers verminderd zicht en buitenspiegels niet zichtbaar || X || X ||

    (b)              Ruiten of transparante panelen (reflecterende of gekleurde folie inbegrepen) zijn niet in overeenstemming met de vereisten(1) (XX)(3), (buiten schoonmaakgebied van de ruitenwissers)                    Binnen schoonmaakgebied van de ruitenwissers verminderd zicht en buitenspiegels niet zichtbaar || X || X ||

    (c)              Ruiten of transparante panelen in onaanvaardbare toestand.                    Zichtbaarheid binnen schoonmaakgebied van de ruitenwissers ernstig aangetast || || X || X

    3.3.       Achteruit-kijkspiegels of -toestellen || (a)              Spiegel of toestel ontbreekt of is niet bevestigd volgens de vereisten(1) (ten minste twee achteruitkijkmogelijkheden beschikbaar).                    Minder dan twee achteruitkijkmogelijkheden beschikbaar || X || X ||

    (b)              Spiegel of toestel licht beschadigd of los.                    Spiegel of toestel werkt niet, is zwaar beschadigd of zit los. || X || X ||

    3.4.          Ruiten-wissers || (a)              Wissers werken niet of ontbreken. || || X ||

    (b)              Wisserblad is defect.                    Wisserblad ontbreekt of is duidelijk defect || X || X ||

    3.5.          Ruiten-sproeiers || Sproeiers werken niet adequaat (gebrek aan vloeistof maar de pomp werkt, of waterstraal verkeerd afgesteld) Sproeiers werken niet || X || X ||

    3.6.          Ontwase-mingssysteem (X)(2) || Systeem werkt niet of is duidelijk defect. || X || ||

    4.          LICHTEN, REFLECTERENDE INRICHTINGEN EN ELEKTRISCHE INSTALLATIES

    4.1.       Koplampen

    4.1.1.    Toestand en werking || (a)              Licht/lichtbron is defect of ontbreekt (meerdere lampen/lichtbronnen); in geval van LED werkt meer dan 1/3)                    Eén enkel(e) licht/lichtbron; in geval van LED werkt meer dan 2/3 || X || X ||

    (b)              Projectiesysteem (reflector en lens) is licht defect.                    Projectiesysteem (reflector en lens) is ernstig defect of ontbreekt. || X || X ||

    (c)              Lamp is niet stevig bevestigd. || || X ||

    4.1.2.    Richting || Het eindpunt van de koplamp ligt niet binnen de grenzen die in de vereisten zijn bepaald(1) || || X ||

    4.1.3.    Schakelaars || (a)              Schakelaar werkt niet in overeenstemming met de vereisten(1) (aantal oplichtende koplampen op hetzelfde moment)                    Overschrijding van de maximaal toegestane lichtintensiteit aan de voorkant || X || X ||

    (b)              Verminderde functie van controleapparatuur. || || X ||

    4.1.4.    Overeen-stemming met vereisten(1) || (a)              Licht, kleur van het licht, positie of intensiteit is niet in overeenstemming met de vereisten.(1) || || X ||

    (b)              Producten op lens of lichtbron die de lichtintensiteit duidelijk verminderen of de kleur van het licht wijzigen. || || X ||

    (c)              Lichtbron en lamp zijn niet compatibel. || || X ||

    4.1.5.    Verstelinrichting (indien verplicht) || (a)              Inrichting werkt niet. || || X ||

    (b)              Manuele inrichting kan niet vanop de bestuurderszitplaats worden bediend. || || X ||

    4.1.6.    Koplampwisser (indien verplicht) || Inrichting werkt niet. in het geval van gasontladingslampen: || X || X ||

    4.2.       Voor- en achterlichten, breedtelichten en markeringslichten

    4.2.1.    Toestand en werking || (a)              Lichtbron is defect. || || X ||

    (b)              Lens is defect. || || X ||

    (c)              Lamp is niet stevig bevestigd.                    Zou eraf kunnen vallen || X || X ||

    4.2.2.    Schakelaars || (a)              Schakelaar werkt niet in overeenstemming met de vereisten(1)                    Achterlichten en zijmarkeringslichten kunnen worden uitgeschakeld wanneer de koplampen aan staan || X || X ||

    (b)              Verminderde functie van schakelaar. || || X ||

    4.2.3.    Overeen-stemming met vereisten(1) || (a)              Licht, kleur van het licht, positie of intensiteit is niet in overeenstemming met de vereisten(1)                    Rood licht aan de voorzijde en wit licht aan de achterzijde; sterk verminderde lichtintensiteit || X || X ||

    (b)              Producten op lens of lichtbron die de lichtintensiteit verminderen of de kleur van het licht wijzigen.                    Rood licht aan de voorzijde en wit licht aan de achterzijde; sterk verminderde lichtintensiteit || X || X ||

    4.3.       Remlichten

    4.3.1.    Toestand en werking || (a)              Lichtbron defect (meerdere lichtbronnen; in geval van LED werkt meer dan 1/3)                    Eén enkele lichtbron; in geval van LED werkt meer dan 2/3                    Alle lichtbronnen defect || X || X || X

    (b)              Licht defecte lens (geen invloed op uitgestraald licht)                    Ernstig defecte lens (invloed op uitgestraald licht). || X || X ||

    (c)              Lamp is niet stevig bevestigd.                    Zou eraf kunnen vallen || X || X ||

    4.3.2.    Schakelaars || (a)              Schakelaar werkt niet in overeenstemming met de vereisten(1)                    Vertraagde werking (meer dan 2,5 m/s2 deceleratie voordat de remlichten oplichten)                    Geen enkele werking || X || X || X

    (b)              Verminderde functie van controleapparatuur. || || X ||

    4.3.3.    Overeen-stemming met vereisten(1) || Licht, kleur van het licht, positie of intensiteit is niet in overeenstemming met de vereisten(1) Wit licht aan de achterzijde; sterk verminderde lichtintensiteit || X || X ||

    4.4.          Richtingaanwijzers en waarschuwingsknipperlichten

    4.4.1.    Toestand en werking || (a)              Lichtbron defect (meerdere bronnen; in geval van LED werkt meer dan 1/3)                    Eén enkele lichtbron; in geval van LED werkt meer dan 2/3 || X || X ||

    (b)              licht defecte lens (geen invloed op uitgestraalde licht)                    Ernstig defecte lens (invloed op uitgestraalde licht). || X || X ||

    (c)              Lamp is niet stevig bevestigd.                    Zou eraf kunnen vallen || X || X ||

    4.4.2.    Schakelaars || Schakelaar werkt niet in overeenstemming met de vereisten(1) Geen enkele werking || X || X ||

    4.4.3.    Overeen-stemming met vereisten(1) || Licht, kleur van het licht, positie of intensiteit is niet in overeenstemming met de vereisten(1) Kleur van het uitgestraalde licht anders dan amber || X || X ||

    4.4.4.    Knippersnelheid || Knippersnelheid is niet in overeenstemming met de vereisten(1)(frequentie wijkt meer dan 25 % af) Frequentie wijkt meer dan 50 % af || X || X ||

    4.5.          Mistlichten voor en achter

    4.5.1.    Toestand en werking || (a)              Lichtbron defect (meerdere bronnen; in geval van LED werkt meer dan 1/3)                    Eén enkele lichtbron; in geval van LED werkt meer dan 2/3 || X || X ||

    (b)              licht defecte lens (geen invloed op uitgestraalde licht)                    Ernstig defecte lens (invloed op uitgestraalde licht). || X || X ||

    (c)              Lamp is niet stevig bevestigd.                    Zou eraf kunnen vallen of tegemoetkomend verkeer kunnen verblinden || X || X ||

    4.5.2.    Richting (X)(2) || Mistlicht vooraan schijnt niet meer horizontaal wanneer het lichtpatroon een scheidingslijn heeft (scheidingslijn te laag) Afbakeningslijn boven die van de koplampen || X || X ||

    4.5.3.    Schakelaars || Schakelaar werkt niet in overeenstemming met de vereisten(1) Werkt niet || X || X ||

    4.5.4.    Overeen-stemming met vereisten(1) || (a)              Lamp, lichtkleur, positie of intensiteit zijn niet in overeenstemming met de vereisten(1) || || X ||

    (b)              Inrichting werkt niet in overeenstemming met de vereisten(1) || || X ||

    4.6.          Achteruitrijlichten

    4.6.1.    Toestand en werking || (a)              Lichtbron is defect. || X || ||

    (b)              Lens is defect. || X || ||

    Lamp is niet stevig bevestigd. Zou eraf kunnen vallen || X || X ||

    4.6.2.    Overeen-stemming met vereisten(1) || (a)              Licht, kleur van het licht, positie of intensiteit is niet in overeenstemming met de vereisten(1) || || X ||

    (b)              Inrichting werkt niet in overeenstemming met de vereisten.(1) || || X ||

    4.6.3.    Schakelaars || Schakelaar werkt niet in overeenstemming met de vereisten(1) Achteruitrijlicht kan worden aangezet zonder dat de versnelling in zijn achteruit is gezet || X || X ||

    4.7.       Achterkentekenplaatverlichting

    4.7.1.    Toestand en werking || (a)              Licht schijnt rechtstreeks achteruit.                    Rechtstreeks wit licht naar achteren || X || X ||

    (b)              Lichtbron licht defect. Meerdere lichtbronnen.                    Lichtbron defect. Eén enkele lichtbron. || X || X ||

    Lamp is niet stevig bevestigd. Zou eraf kunnen vallen || X || X ||

    4.7.2.    Overeen-stemming met vereisten(1) || Inrichting werkt niet in overeenstemming met de vereisten(1) || X || ||

    4.8.       Retroreflectoren, veiligheidsmarkeringen (retroreflecterend) en markeringsborden

    4.8.1.    Toestand || (a)              Reflecterende inrichting is defect of beschadigd.                    Reflecterende werking aangetast || X || X ||

    (b)              Reflector is niet stevig bevestigd.                    Zou eraf kunnen vallen || X || X ||

    4.8.2.    Overeen-stemming met vereisten(1) || Toestel, gereflecteerde kleur of positie is niet in overeenstemming met de vereisten(1) Ontbrekende of reflecterende rode kleur aan de voorzijde of witte kleur aan de achterzijde || X || X ||

    4.9.       Verklikkersignalen voor lichtinrichting

    4.9.1.    Toestand en werking || Werkt niet. Werkt niet voor niet-gedimd licht of een mistlamp aan de achterzijde || X || X ||

    4.9.2.    Overeen-stemming met vereisten(1) || Niet in overeenstemming met de vereisten(1) || X || ||

    4.10.    Elektrische verbindingen tussen trekkend voertuig en aanhangwagen of oplegger || (a)              Vaste onderdelen zijn niet stevig bevestigd.                    Losse contactdoos || X || X ||

    (b)              Isolatie is beschadigd of stuk.                    Grote kans op kortsluiting || X || X ||

    (c)              De elektrische verbindingen van de aanhangwagen of het trekkend voertuig functioneren niet correct.                    Remsysteem van de aanhangwagen aangetast; remlichten van aanhangwagen werken in het geheel niet || || X || X

    4.11.     Elektrische bedrading || (a)              Bedrading zit los of is niet goed beveiligd.                    Bevestigingen los, draden raken scherpe randen, grote kans dat connectoren losraken                    Grote kans dat bedrading hete of roterende onderdelen of de grond raakt, connectoren zijn ontkoppeld (relevante onderdelen voor remmen, sturen) || X || X || X

    (b)              Bedrading is licht versleten                    Bedrading is sterk versleten                    Bedrading is extreem versleten (relevante onderdelen voor remmen, sturen) || X || X || X

    (c)              Isolatie is beschadigd of stuk.                    Grote kans op kortsluiting                    Hoog brandrisico, ontstaan van vonken || X || X || X

    4.12.     Niet-verplichte lichten en retroreflectoren (X)(2) || (a)              Een licht/retroreflector is niet in overeenstemming met de vereisten bevestigd(1)                    Uitstralend/reflecterend rood licht aan de voorzijde of wit licht aan de achterzijde || X || X ||

    (b)              Bediening van het licht is niet in overeenstemming met de vereisten(1)                    Bij een aantal koplampen dat tegelijk werkt, wordt de toegestane lichtintensiteit overschreden; Uitstralend/reflecterend rood licht aan de voorzijde of wit licht aan de achterzijde || X || X ||

    (c)              Licht/retroreflector is niet stevig bevestigd.                    Zou eraf kunnen vallen || X || X ||

    4.13.     Accu('s) || (a)              Zit los.                    Niet correct bevestigd; Grote kans op kortsluiting || X || X ||

    (b)              Lekt.                    Verlies van gevaarlijke stoffen || X || X ||

    (c)              Schakelaar (indien vereist) is defect. || || X ||

    (d)              Zekering (indien vereist) is defect. || || X ||

    (e)              Onvoldoende luchtcirculatie (indien vereist). || || X ||

    5.          ASSEN, WIELEN, BANDEN EN OPHANGING

    5.1.       Assen

    5.1.1.    Assen || (a)              As is gebroken of vervormd. || || || X

    (b)              As is niet goed aan het voertuig bevestigd.                    Relatieve beweging ten opzichte van het chassis/de carrosserie, los || || X || X

    (c)              Ongepaste herstelling of wijziging.                    Verminderde stabiliteit, functionaliteit aangetast, onvoldoende afstand tot andere onderdelen of de grond || || X || X

    5.1.2.    Stuurpennen || (a)              Stuurpen is gebroken. || || || X

    (b)              Fuseepen en/of hulzen vertonen te veel slijtage.                    Grote kans op losraken; verminderde richtingstabiliteit || || X || X

    (c)              Te veel beweging tussen stuurpen en ashuis.                    Grote kans op losraken; verminderde richtingstabiliteit || || X || X

    Stuurpen zit los in as. Grote kans op losraken; verminderde richtingstabiliteit || || X || X

    5.1.3. Wiellagers || (a)              Te veel speling in een wiellager.                    verminderde richtingstabiliteit; gevaar van kapotgaan || || X || X

    (b)              Wiellager zit te strak of is geblokkeerd.                    Gevaar van oververhitting; gevaar van kapotgaan || || X || X

    5.2.          Wielen en banden

    5.2.1.    Wielnaaf || (a)              Moeren of bouten van een wiel ontbreken of zitten los (<3,5t: ten minste 4 symmetrisch verdeeld resterend; >3,5t. ten minste 75 % symmetrisch verdeeld resterend).                    Meer dan 25 % van de moeren of bouten van een wiel ontbreekt of zit los. || || X || X

    (b)              Naaf vertoont slijtage of beschadiging.                    Naaf vertoont slijtage of beschadiging op een zodanige wijze dat de veilige bevestiging van wielen wordt aangetast || || X || X

    5.2.2.    Wielen || (a)              Breuken of ondeugdelijk laswerk || || || X

    (b)              Velgringen niet correct bevestigd.                    Grote kans op losraken || || X || X

    (c)              Wiel is ernstig vervormd of vertoont te veel slijtage.                    Veilige bevestiging aan de naaf aangetast; veilige bevestiging van band aangetast || || X || X

    (d)              Wielmaat of -soort is niet in overeenstemming met de vereisten(1) en is niet veilig || || X ||

    5.2.3.    Banden || (a)              Bandenmaat, laadvermogen, goedkeuringsmerk of snelheid is niet in overeenstemming met de vereisten(1) en is niet veilig                    Onvoldoende laadvermogen of snelheid voor feitelijk gebruik, band raakt andere vaste onderdelen van het voertuig, waardoor gebruik op de weg minder veilig wordt. || || X || X

    (b)              Banden op dezelfde as of gekoppelde wielen hebben een andere maat. || || X ||

    (c)              Banden op dezelfde as hebben een verschillende structuur (radiaal/diagonaal). || || X ||

    (d)              Band vertoont ernstige schade of inkepingen.                    Weefsel zichtbaar of beschadigd || || X || X

    (e)              Diepte van het bandprofiel niet in overeenstemming met de vereisten(1)                    Minder dan 80 % van de vereiste diepte || || X || X

    (f)               Band schuurt tegen andere onderdelen (flexibele opspatafschermingsmiddelen)                    Band schuurt tegen andere onderdelen (veilig rijden niet belemmerd) || X || X ||

    (g)              Opgesneden banden niet in overeenstemming met de vereisten(1)                    Weefselbeschermingslaag aangetast || || X || X

    (h)              Controlesysteem voor bandenspanning werkt niet goed.                    Werkt duidelijk niet. || X || X ||

    5.3.       Ophangingsysteem

    5.3.1.    Veren en stabilisator || (a)              Veren zijn niet goed aan het chassis of de as bevestigd.                    Relatieve beweging zichtbaar; meer dan 50 % van de bevestigingen los || || X || X

    (b)              Een veeronderdeel is beschadigd of gebroken.                    Voornaamste veer/veerblad, of meer dan 50 % van de overige bladen aangetast || || X || X

    (c)              Een veer ontbreekt.                    Voornaamste veer/veerblad, of meer dan 50 % van de overige bladen aangetast || || X || X

    (d)              Ongepaste herstelling of wijziging.                    Onvoldoende afstand tot andere voertuigonderdelen; veersysteem werkt niet || || X || X

    5.3.2.    Schokdempers || (a)              Schokdempers zijn niet goed aan het chassis of de as bevestigd.                    Schokdemper los || X || X ||

    (b)              Beschadigde schokdemper met sporen van lekkage of defect. || || X ||

    5.3.2.1. Controle van de bedrijfszekerheid van demping || (a)              Er is een aanzienlijk verschil tussen links en rechts. || || X ||

    (b)              De gegeven minimumwaarden worden niet bereikt. || || X ||

    5.3.3.    Torsiebuizen, reactiearmen, wieldraagarmen en ophangarmen || (a)              Onderdeel is niet goed aan het chassis of de as bevestigd.                    Grote kans op losraken; verminderde richtingstabiliteit || || X || X

    (b)              Onderdeel vertoont schade of te veel corrosie.                    Stabiliteit van onderdeel verminderd of onderdeel vertoont breuken || || X || X

    (c)              Ongepaste herstelling of wijziging.                    Onvoldoende afstand tot andere voertuigonderdelen; systeem werkt niet || || X || X

    5.3.4.    Veerverbin-dingen || (a)              Fuseepen en/of hulzen of de veerverbindingen vertonen te veel slijtage.                    Grote kans op losraken; verminderde richtingstabiliteit || || X || X

    (b)              De stofkap is ernstig versleten.                    De stofkap ontbreekt of vertoont scheuren || X || X ||

    5.3.5.    Luchtvering || (a)              Systeem werkt niet. || || || X

    (b)              Een onderdeel vertoont beschadiging, vervorming of is defect zodat het systeem minder goed werkt.                    Werking van het systeem ernstig verminderd || || X || X

    (c)              Het systeem lekt hoorbaar. || || X ||

    6.          CHASSIS EN MET HET CHASSIS VERBONDEN DELEN

    6.1.       Chassis of frame en bevestigingen

    6.1.1.    Algemene toestand || (a)              Een van de zijden of dwarsdelen vertoont lichte breuken of is vervormd.                    Een van de zijden of dwarsdelen vertoont ernstige breuken of is sterk vervormd. || || X || X

    b)                Verstevigende platen of bevestigingen zitten los (< 50 %).                    Losse bevestigingen (>50 %); onvoldoende sterke onderdelen || || X || X

    (c)              Te veel corrosie waardoor het geheel aan stevigheid verliest.                    onvoldoende sterke onderdelen || || X || X

    6.1.2.    Uitlaatpijpen en dempers || (a)              Uitlaatsysteem zit los of lekt. || || X ||

    (b)              Emissies komen in de cabine of in het passagiersgedeelte.                    Gevaar voor de gezondheid van personen aan boord || || X || X

    6.1.3.    Brandstoftanks en -leidingen (incl. tanks en brandstofleidingen voor verwarming) || (a)              Tank of leidingen zitten los.                    Brandgevaar || || X || X

    b)                Brandstof lekt, tankdop ontbreekt of sluit niet goed af.                    Brandgevaar; buitensporig verlies van gevaarlijk materiaal || || X || X

    (c)              Gescheurde leidingen.                    Beschadigde leidingen || X || X ||

    (d)              Brandstofkraan (indien vereist) werkt niet correct. || || X ||

    (e)              Brandgevaar door lekkende brandstof brandstoftank of uitlaat niet correct afgeschermd uitlaattoestand van het motorcompartiment || || || X

    (f)               LPG-/CNG- of waterstofsysteem is niet in overeenstemming met de vereisten(1)                    Onderdeel van het systeem defect || || X || X

    6.1.4.    Bumpers, zijdelingse bescherming en onderrijbeveiliging aan de achterzijde || (a)              Onderdelen zitten los of zijn beschadigd waardoor zij door (lichte) aanraking kunnen verwonden.                    Onderdelen zouden eraf kunnen vallen; functionaliteit ernstig aangetast || || X || X

    (b)              Inrichting is duidelijk niet in overeenstemming met de vereisten(1) || || X ||

    6.1.5.    Bevestiging van het reservewiel (indien aanwezig) || (a)              Bevestiging is in slechte toestand. || X || ||

    (b)              Bevestiging is gebroken of zit los. || || X ||

    (c)              Een reservewiel is niet stevig bevestigd.                    Zou eraf kunnen vallen. || || X || X

    6.1.6.    Koppelings-inrichting en trekinrichting || (a)              Onderdeel vertoont beschadiging, defecten of barsten (indien niet in gebruik).                    Onderdeel vertoont beschadiging, defecten of barsten (indien in gebruik) || || X || X

    (b)              Onderdeel vertoont te veel slijtage.                    Onder de slijtagelimiet || || X || X

    (c)              Bevestiging is defect.                    Losse bevestigingen || || X || X

    (d)              Veiligheidsvoorziening ontbreekt of werkt niet. || || X ||

    (e)              Indicatoren werken niet. || || X ||

    (f)               Kentekenplaat of licht wordt bedekt (indien niet in gebruik).                    Kentekenplaat niet leesbaar (indien niet in gebruik). || X || X ||

    (g)              Ongepaste herstelling of wijziging (secundaire onderdelen)                    Ongepaste herstelling of wijziging (primaire onderdelen). || || X || X

    6.1.7.    Overbrenging || (a)              Borgschroeven zitten los of ontbreken (<30 %).                    Borgschroeven zitten los of ontbreken (>30 %). || || X || X

    (b)              Aslagering voor overbrenging vertoont te veel slijtage.                    Aanzienlijke kans op losraken of barsten || || X || X

    (c)              Kruiskoppelingen vertonen te veel slijtage.                    Aanzienlijke kans op losraken of barsten || || X || X

    (d)              Flexibele koppelingskoppen zijn stuk.                    Aanzienlijke kans op losraken of barsten || || X || X

    (e)              As is beschadigd of gebogen. || || X ||

    (f)               Lagerbehuizing is gebroken of zit los.                    Aanzienlijke kans op losraken of barsten || || X || X

    (g)              De stofkap is ernstig versleten.                    De stofkap ontbreekt of vertoont scheuren || X || X ||

    (h)              Illegale aanpassing aan de aandrijving. || || X ||

    6.1.8.    Bevestiging van de motor || Defect, duidelijk en ernstig beschadigd. Loszittende of gebroken bevestigingen. || || X || X

    6.1.9.    Motorvermogen || (a)              Regelmodule illegaal gewijzigd. || || X ||

    (b)              Illegale wijziging aan de motor. || || X ||

    6.2.          Cabine en koetswerk

    6.2.1.    Toestand || (a)              Paneel of onderdeel zit los of is beschadigd en kan verwondingen veroorzaken.                    Zou eraf kunnen vallen || || X || X

    (b)              Koetswerkondersteuning zit los.                    Verminderde stabiliteit || || X || X

    (c)              Uitlaatemissies komen binnen.                    Gevaar voor de gezondheid van personen aan boord || || X || X

    (d)              Ongepaste herstelling of wijziging.                    Onvoldoende ruimte tussen roterende of bewegende onderdelen en de weg || || X || X

    6.2.2.    Bevestiging || (a)              Koetswerk of cabine zit los.                    Verminderde stabiliteit || || X || X

    (b)              Koetswerk/cabine zit niet recht op het chassis. || || X ||

    (c)              Bevestiging van koetswerk/cabine op het chassis of de dwarsdelen zit los of ontbreekt (< 50 % en indien symmetrisch).                    Bevestiging van koetswerk/cabine op het chassis of de dwarsdelen zit los of ontbreekt (> 50 %). || || X || X

    (d)              Bevestigingspunten aan integrale koetswerkonderdelen vertonen te veel slijtage.                    Verminderde stabiliteit || || X || X

    6.2.3.    Portieren en portiervangers || (a)              Een portier opent en sluit niet correct. || || X ||

    (b)              Een portier kan plots opengaan of blijft niet gesloten (schuifdeuren)                    Een portier kan plots opengaan of blijft niet gesloten (openslaande deuren) || || X || X

    (c)              Portier, scharnieren, portiervangers, stijlen is/zijn stuk.                    Portier, scharnieren, portiervangers of stijlen ontbreekt/ontbreken of zit/zitten los || X || X ||

    6.2.4.    Bodem || Bodem zit los of is stuk. Onvoldoende stabiliteit || || X || X

    6.2.5.    Bestuur-derszitplaats || (a)              Zitplaats met defecte structuur.                    Losse zitplaats of || || X || X

    (b)              Afstelmechanisme functioneert niet correct.                    Zitplaats beweegt of rugleuning niet fixeerbaar || || X || X

    6.2.6.    Andere zitplaatsen || (a)              Zitplaatsen zijn defect of zitten los (secundaire onderdelen).                    Zitplaatsen zijn defect of zitten los (hoofdonderdelen). || X || X ||

    (b)              Zitplaatsen zijn niet bevestigd in overeenstemming met de vereisten(1)                    Toegestaan aantal zitplaatsen overschreden; plaatsing niet in overeenstemming met goedkeuring || X || X ||

    6.2.7.    Bedienings-apparatuur voor de bestuurder || Bedieningsapparatuur die nodig is voor de veilige besturing van het voertuig werkt niet correct. Veilige werking negatief beïnvloed || || X || X

    6.2.8.    Cabinetreden || (a)              Trede of bevestiging zit los.                    Onvoldoende stabiliteit || X || X ||

    (b)              Toestand van trede of opstapring zou gebruikers kunnen verwonden. || || X ||

    6.2.9.    Andere binnen- en buitenvoorzieningen en uitrusting || (a)              Bevestiging of andere voorzieningen of inrichtingen zijn defect. || || X ||

    (b)              Andere voorzieningen of inrichtingen zijn niet in overeenstemming met de vereisten(1)                    Gemonteerde onderdelen zouden letsel kunnen veroorzaken; veilige werking negatief beïnvloed || X || X ||

    (c)              Hydraulische inrichting lekt.                    Buitensporig verlies van gevaarlijk materiaal || X || X ||

    6.2.10.  Spatborden, opspatafschermingsuitrusting || (a)              Ontbreekt, zit los of vertoont te veel corrosie.                    Zou letsel kunnen veroorzaken; zou eraf kunnen vallen || X || X ||

    (b)              Onvoldoende afstand tot wiel (opspatafscherming).                    Onvoldoende afstand tot wiel (spatborden). || X || X ||

    (c)              Niet in overeenstemming met de vereisten(1)                    Onvoldoende afdekking van band || X || X ||

    7.          DIVERSE UITRUSTINGEN

    7.1.       Veiligheidsgordels/sluitingen en beveiligingssystemen voor inzittenden

    7.1.1.    Veiligheid van de bevestiging van veiligheidsgordels/sluitingen || (a)              Verankeringspunt is stuk.                    Verminderde stabiliteit || || X || X

    (b)              Verankering zit los. || || || X

    7.1.2.    Toestand van veiligheidsgordels/sluitingen || (a)              Verplichte veiligheidsgordel ontbreekt of is niet aanwezig. || || X ||

    (b)              Veiligheidsgordel is beschadigd.                    Scheur of teken van overspanning || X || X ||

    (c)              Veiligheidsgordel is niet in overeenstemming met de vereisten(1) || || X ||

    (d)              Sluiting van de veiligheidsgordel is beschadigd of werkt niet correct. || || X ||

    (e)              Oprolmechanisme van de veiligheidsgordel is beschadigd of werkt niet correct. || || X ||

    7.1.3.   Krachtbegrenzer veiligheidsgordel || Krachtbegrenzer ontbreekt of is niet aan het voertuig aangepast. || || X ||

    7.1.4.    Gordelspanners || Spanner ontbreekt of is niet aan het voertuig aangepast. || || X ||

    7.1.5.    Airbag || (a)              Airbags ontbreken of zijn niet aan het voertuig aangepast. || || X ||

    (b)              Airbag werkt duidelijk niet. || || X ||

    7.1.6.    SRS-systemen (Supplemental Restraint System) || Het waarschuwingslampje van het SRS wijst op een defect in het systeem. || || X ||

    7.2.   Brandblusser (X)(2) || (a)              Ontbreekt. || || X ||

    (b)              Niet in overeenstemming met de vereisten(1)                    Indien vereist (bv. taxi's, bussen, touringcars enz.) || X || X ||

    7.3.   Sloten en beveiligingen tegen diefstal || (a)              Apparatuur om te verhinderen dat het voertuig wordt bestuurd, werkt niet. || X || ||

    (b)              Defect                    Sluit of blokkeert onaangekondigd || || X || X

    7.4.   Gevarendriehoek (indien vereist) (X)(2) || (a)              Ontbreekt of is onvolledig. || X || ||

    (b)              Niet in overeenstemming met de vereisten(1) || X || ||

    7.5.   Verbandtrommel (indien vereist) (X)(2) || Ontbreekt, is onvolledig of is niet in overeenstemming met de vereisten(1) || X || ||

    7.6.   Wielblokken (wiggen) (indien vereist) (X)(2) || Ontbreken of zijn niet in goede toestand. Onvoldoende stabiliteit of omvang || X || X ||

    7.7.   Geluids-signaalinrichting || (a)              Werkt niet goed.                    Werkt helemaal niet || X || X ||

    (b)              Bediening zit los. || X || ||

    (c)              Niet in overeenstemming met de vereisten(1)                    Kans dat geluid wordt verward met officiële sirenes || X || X ||

    7.8.   Snelheidsmeter || (a)              Niet afgesteld in overeenstemming met de vereisten(1)                    Ontbreekt, indien vereist || X || X ||

    (b)              verminderde werking.                    Werkt helemaal niet || X || X ||

    (c)              Kan niet voldoende worden verlicht.                    Wordt in het geheel niet verlicht || X || X ||

    7.9.   Tachograaf (indien aanwezig/vereist) || (a)              Niet afgesteld in overeenstemming met de vereisten(1) || || X ||

    (b)              Werkt niet. || || X ||

    (c)              Zegels zijn stuk of ontbreken. || || X ||

    (d)              Installatieplaatje ontbreekt, is onleesbaar of verstreken. || || X ||

    (e)              Duidelijke vervalsing of manipulatie. || || X ||

    (f)               Maat van banden niet compatibel met parameters van installatieplaatje. || || X ||

    7.10. Snelheids-begrenzer (indien aanwezig/ vereist) || (a)              Niet afgesteld in overeenstemming met de vereisten(1) || || X ||

    (b)              Werkt duidelijk niet. || || X ||

    (c)              Snelheid foutief ingesteld (indien gecontroleerd). || || X ||

    (d)              Zegels zijn stuk of ontbreken. || || X ||

    (e)              Installatieplaatje ontbreekt, is onleesbaar of verstreken. || || X ||

    (f)               Maat van banden niet compatibel met parameters van installatieplaatje . || || X ||

    7.11. Kilometerteller (indien beschikbaar) || (a)              Duidelijk gemanipuleerd (fraude). || || X ||

    (b)              Werkt duidelijk niet. || || X ||

    7.12. Elektronische stabiliteitscontrole indien aanwezig/ vereist || (a)              Wielsnelheidssensoren ontbreken of zijn beschadigd. || || X ||

    (b)              Bedrading is beschadigd. || || X ||

    (c)              Andere onderdelen ontbreken of zijn beschadigd. || || X ||

    (d)              Schakelaar is beschadigd of werkt niet correct. || || X ||

    (e)              Het waarschuwingslampje van de elektronische stabiliteitscontrole wijst op een defect in het systeem. || || X ||

    8.          OVERLASTFACTOREN

    8.1.       Geluidshinder

    8.1.1 Geluids-onderdrukkingssysteem || (a)              Geluidsniveaus overschrijden de niveaus in de vereisten(1) || || X ||

    (b)              Onderdeel van het geluidsonderdrukkingssysteem zit los, is beschadigd, niet juist aangebracht, afwezig of duidelijk aangepast met een nadelige invloed op de geluidsniveaus.                    Zou eraf kunnen vallen || || X || X

    8.2.       Uitlaatemissies

    8.2.1.    Emissies benzinemotor

    8.2.1.1.    Uitlaat-emissieregelsysteem || (a)              Het door de fabrikant gemonteerde uitlaatemissieregelsysteem is afwezig, aangepast of duidelijk defect. || || X ||

    (b)              Lekken die emissiemetingen kunnen beïnvloeden. || || X ||

    8.2.1.2. Gasemissies || (a)              Ofwel overschrijden de gasemissies de door de fabrikant vastgelegde niveaus, || || X ||

    (b)              ofwel, indien deze gegevens niet beschikbaar zijn, overschrijden de CO-emissies, i)          voor voertuigen zonder geavanceerd uitlaatemissieregelsysteem, – 4,5 %, of – 3,5 % afhankelijk van de datum van eerste inschrijving of gebruik zoals in de vereisten wordt bepaald(1) ii)          voor voertuigen met een geavanceerd uitlaatemissieregelsysteem, – bij stationaire motor: 0,5 % – bij verhoogd toerental: 0,3 % of – bij stationaire motor: 0,3 %[13] – bij verhoogd toerental: 0,2 % afhankelijk van de datum van eerste inschrijving of gebruik zoals in de vereisten wordt bepaald(1) || || X ||

    (c)              Lambdawaarde buiten de waarde 1 ± 0,03 of niet overeenkomstig de specificaties van fabrikant. || || X ||

    (d)              Uitgelezen OBD wijst op ernstig defect || || X ||

    8.2.2        Emissies dieselmotor

    8.2.2.1.    Uitlaat-emissieregelsysteem || (a)              Een door de fabrikant gemonteerd uitlaatemissieregelsysteem is afwezig of duidelijk defect. || || X ||

    (b)              Lekken die emissiemetingen kunnen beïnvloeden. || || X ||

    8.2.2.2.    Opaciteit Voertuigen die vóór 1 januari 1980 werden geregistreerd of in gebruik genomen, moeten niet aan deze vereiste voldoen. || (a)              Bij voertuigen die voor de eerste keer na de datum in de vereisten (1) zijn geregistreerd of in gebruik genomen,                    overschrijdt de opaciteit het niveau dat op de plaat van de fabrikant op het voertuig staat genoteerd; || || X ||

    (b)              Wanneer deze gegevens niet beschikbaar zijn of de vereisten(1) het gebruik van referentiewaarden niet toelaten,                    voor dieselmotoren met natuurlijke afzuiging: 2,5 m-1 ,                    voor dieselmotoren met drukvulling: 3,0 m-1,                    of, bij voertuigen die in de vereisten(1) staan of voor de eerste keer na de datum in de vereisten zijn geregistreerd of in gebruik genomen(1),                    1,5 m-1.[14] || || X ||

    8.3.       Onderdrukking elektromagnetische storingen

    Radiostoring (X)(2) || Niet in overeenstemming met alle vereisten(1) . || X || ||

    8.4.       Andere punten die betrekking hebben op het milieu

    8.4.1.    Vloeistoflekken || Te veel vloeistoflekken die het milieu zouden kunnen schaden of een gevaar zouden kunnen vormen voor de veiligheid van andere weggebruikers. Gestage vorming van druppels || || X || X

    9. AANVULLENDE CONTROLES VOOR PASSAGIERSVOERTUIGEN M2, M3

    9.1.    Portieren

    9.1.1.    In- en uitgang || (a)              Bediening is defect. || || X ||

    (b)              Toestand is slecht.                    Zou letsel kunnen veroorzaken || X || X ||

    (c)              Noodbediening is defect. || || X ||

    (d)              Afstandsbediening van portieren of waarschuwingstoestellen zijn defect. || || X ||

    (e)              Niet in overeenstemming met de vereisten(1)                    Te smalle deur || X || X ||

    9.1.2.    Nooduit-gangen || (a)              Bediening is defect. || || X ||

    (b)              Borden met opschrift “nooduitgang” zijn onleesbaar                    Borden met opschrift “nooduitgang” ontbreken || X || X ||

    (c)              Hamer om ruiten in te slaan ontbreekt. || || X ||

    (d)              Niet in overeenstemming met de vereisten(1)                    Te smalle of geblokkeerde toegang || X || X ||

    9.2.    Ontwasemings- en ontdooisysteem (X)(2) || (a)              Functioneert niet correct.                    Nadelige invloed op het veilige gebruik van voertuig || X || X ||

    (b)              Emissie van giftige gassen of uitlaatgassen in het bestuurders- of passagiersgedeelte.                    Gevaar voor de gezondheid van personen aan boord || || X || X

    (c)              Ontdooisysteem (indien verplicht) is defect. || || X ||

    9.3.    Luchtcirculatie- en verwarmingssysteem (X)(2) || (a)              Bediening is defect.                    Risico voor de gezondheid van personen aan boord || X || X ||

    (b)              Emissie van giftige gassen of uitlaatgassen in het bestuurders- of passagiersgedeelte.                    Gevaar voor de gezondheid van personen aan boord || || X || X

    9.4.    Zitplaatsen

    9.4.1.    Passagiers-zitplaatsen (zitplaatsen voor begeleidende personen inbegrepen) || a)                Zitplaatsen zijn defect.                    Zitplaatsen zitten los || X || X ||

    b)                Klapstoelen (indien toegestaan) werken niet automatisch.                    Blokkeren een nooduitgang || X || X ||

    c)                Niet in overeenstemming met de vereisten(1)                    Aantal zitplaatsen overschrijdt goedgekeurd aantal || X || X ||

    9.4.2.    Bestuurders-zitplaats (aanvullende vereisten) || (a)              Speciale voorzieningen zoals zonneschermen of zonnekleppen zijn defect.                    Belemmerd gezichtsveld || X || X ||

    b)                Bescherming voor bestuurder zit los of is niet in overeenstemming met de vereisten(1)                    Zou letsel kunnen veroorzaken || X || X ||

    9.5.    Binnenver-lichting en bestemmingsapparatuur (X)(2) || Apparatuur is defect of niet in overeenstemming met de vereisten(1)                                 Werkt helemaal niet || X || X ||

    9.6.    Gangen, staanplaatsen || (a)              Bodem zit los.                    Verminderde stabiliteit || || X || X

    (b)              Leuningen of handvaten zijn defect.                    Zitten los of zijn niet bruikbaar || X || X ||

    (c)              Niet in overeenstemming met de vereisten(1)                    Te smal of te weinig ruimte || X || X ||

    9.7.    Trappen en treden || (a)              Toestand is slecht.                    in beschadigde toestand                    verminderde stabiliteit || X || X || X

    (b)              Inklapbare treden functioneren niet correct. || || X ||

    (c)              Niet in overeenstemming met de vereisten(1)                    Te smal of te hoog || X || X ||

    9.8.    Communicatie-systeem met passagiers (X)(2) || Systeem is defect. Werkt helemaal niet || X || X ||

    9.9.    Bordjes met tekst (X)(2) || (a)              Bordje ontbreekt, is foutief of onleesbaar. || X || ||

    (b)              Niet in overeenstemming met de vereisten(1)                    Verkeerde informatie || X || X ||

    9.10.  Vereisten voor het vervoer van kinderen. (X)(2)

    9.10.1.  Portieren || Beveiliging van portieren niet in overeenstemming met de vereisten(1) voor dit vervoer || || X ||

    9.10.2.  Signaleer-inrichtingen en speciale uitrusting || Signaleerinrichtingen en speciale uitrusting zijn niet aanwezig of niet in overeenstemming met de vereisten(1) || X || X ||

    9.11.  Vereisten voor het vervoer van mindervaliden (X)(2)

    9.11.1.  Portieren, laadplatforms en liften || (a)              Bediening is defect.                    Bediening minder veilig || X || X ||

    (b)              Toestand is slecht.                    Verminderde stabiliteit zou letsel kunnen veroorzaken || X || X ||

    (c)              Bediening is defect.                    Bediening minder veilig || X || X ||

    (d)              Waarschuwingstoestel(len) is (zijn) defect.                    Werkt helemaal niet || X || X ||

    (e)              Niet in overeenstemming met de vereisten(1) || || X ||

    9.11.2.  Bevestigingen voor rolstoelen || (a)              Werkt niet goed.                    Bediening minder veilig || X || X ||

    (b)              Toestand is slecht.                    Verminderde stabiliteit zou letsel kunnen veroorzaken || X || X ||

    (c)              Werkt niet goed.                    Bediening minder veilig || X || X ||

    (d)              Niet in overeenstemming met de vereisten(1) || || X ||

    9.11.3.  Signaleer-inrichtingen en speciale uitrusting || Signaleerinrichtingen en speciale uitrusting is niet aanwezig of is niet in overeenstemming met de vereisten(1) || || X ||

    9.12.  Andere speciale uitrusting (X)(2)

    9.12.1.  Installaties voor maaltijdbereiding || (a)              Installatie is niet in overeenstemming met de vereisten(1) || || X ||

    (b)              Installatie is in die mate beschadigd dat het gebruik ervan gevaarlijk is. || || X ||

    9.12.2.  Sanitaire installatie || Installatie is niet in overeenstemming met de vereisten(1) Zou letsel kunnen veroorzaken || X || X ||

    9.12.3.  Andere toestellen (bv. audiovisuele systemen) || Niet in overeenstemming met de vereisten(1) Veilige bediening van het betrokken voertuig wordt belemmerd || X || X ||

    VOETNOTEN:

    (1) "vereisten" zijn bepaald in de vereisten betreffende de typegoedkeuring op de datum van goedkeuring, de eerste inschrijving of de eerste ingebruikneming, alsook aanpassingsverplichtingen of nationale wetgevingen in het land van inschrijving.

    (X) wijst op punten die betrekking hebben op de toestand van het voertuig en zijn geschiktheid voor gebruik op de weg, maar die niet belangrijk zijn bij een technische controle.

    BIJLAGE IV

    MINIMUMINHOUD VAN EEN TECHNISCH CERTIFICAAT

    Het technisch certificaat dat na een technische controle word afgegeven, bevat ten minste de volgende elementen:

    1)           voertuigidentificatienummer (VIN);

    2)           kentekennummer van het voertuig en kenletters van het land van inschrijving;

    3)           plaats en datum van controle;

    4)           stand van de kilometerteller, indien beschikbaar;

    5)           voertuigcategorie, indien beschikbaar;

    6)           vastgestelde gebreken en de categorie daarvan;

    7)           meetresultaten:

    – kooktemperatuur of waterinhoud van remvloeistof

    – remkrachten per wiel, inlaatluchtdruk in geval van een pneumatisch remsysteem en resultaten van de berekening van de remefficiëntie

    – concentraties van gasvormige emissies en berekende λ-waarde van benzinemotoren of opaciteitswaarden van dieselmotoren;

    8)           algemene beoordeling van het voertuig;

    9)           datum van de volgende technische controle, indien deze informatie niet via andere kanalen wordt gegeven;

    10)         naam van de controleorganisatie en handtekening of identificatie van de controleur die de controle heeft uitgevoerd.

    BIJLAGE V

    MINIMUMVOORSCHRIFTEN BETREFFENDE Faciliteiten voor technische controles en controleapparatuur

    I – Faciliteiten en apparatuur

    Bij het verrichten van technische controles worden faciliteiten en apparatuur gebruikt die ten minste aan de volgende minimumvoorschriften voldoen:

    1)           een controlefaciliteit met een ruimte die toereikend is voor de evaluatie van voertuigen en die voldoet aan de noodzakelijke gezondheids- en veiligheidsvoorschriften die van toepassing zijn op het controlepersoneel;

    2)           een keuringsstraat van voldoende omvang voor elke controle, een kuil of lift die is uitgerust met een inrichting om een voertuig op een as te tillen, passende verlichting en, indien nodig, een ventilatie-inrichting;

    3)           een rolrembeproever waarmee de remkrachten, de pedaalkracht en de luchtdruk in pneumatische remsystemen kunnen worden gemeten, weergegeven en vastgelegd overeenkomstig bijlage A van ISO-norm 21069-1 inzake de technische voorschriften voor rolrembeproevers;

    4)           een rolrembeproever overeenkomstig punt 3, met uitzondering van het vermogen om de remkrachten, de pedaalkracht en de luchtdruk in pneumatische remsystemen vast te leggen en weer te geven;

    5)           een platenremtestbank die gelijkwaardig is aan de rolrembeproever overeenkomstig punt 3, met uitzondering van het vermogen om de remkrachten en de pedaalkracht vast te leggen en de luchtdruk in pneumatische remsystemen weer te geven;

    6)           een instrument om de deceleratie vast te leggen, terwijl niet-continue meetinstrumenten de metingen ten minste 10 keer per seconde moeten vastleggen/opslaan;

    7)           faciliteiten voor de beproeving van pneumatische remsystemen;

    8)           een inrichting om de asbelasting te bepalen (facultatieve faciliteiten voor het meten van de belasting van twee wielen);

    9)           een inrichting om de wiel-asophanging (testbank voor wielspeling) te controleren zonder de as op te tillen, die voldoet aan de volgende vereisten:

    (a)     de inrichting moet zijn uitgerust met ten minste twee elektrisch bediende platen die in tegenovergestelde richting kunnen bewegen, zowel in de lengte- als in de dwarsrichting;

    (b)     de beweging van de platen moet door de bediener vanuit de controlepositie kunnen worden beheerst;

    (c)     de platen voldoen aan de volgende technische voorschriften:

    i) voor voertuigen tot 3,5 ton:

    – minimumasbelasting van 2 000 kg;

    – minimumplaatbelasting van 1 000 kg;

    – horizontale kracht per plaat van minimaal 7 000 N;

    – beweging in de lengte- en in de dwarsrichting van ten minste 40 mm;

    – hefsnelheid 5 cm/s tot 10 cm/s;

    ii) voor voertuigen zwaarder dan 3,5 ton:

    – minimumasbelasting van 15 000 kg;

    – minimumplaatbelasting van 9 000 kg

    – horizontale kracht per plaat van minimaal 30 000 N;

    – beweging in de lengte- en in de dwarsrichting van ten minste 100 mm;

    – hefsnelheid 5 cm/s tot 10 cm/s;

    10)         een inrichting voor het controleren van de efficiëntie van de schokdemper;

    11)         een geluidsdrukmeter van klasse 1;

    12)         4-gasanalyseapparatuur overeenkomstig Richtlijn 2004/22/EG betreffende meetinstrumenten[15];

    13)         een inrichting waarmee de absorptiecoëfficiënt met een voldoende mate van nauwkeurigheid kan worden gemeten;

    14)         een richtsysteem voor koplampen dat het mogelijk maakt om de koplamprichting te controleren overeenkomstig de bepalingen inzake de installatie van de koplampen van motorvoertuigen (Richtlijn 76/756/EEG), waarbij de grens tussen donker en licht bij daglicht (zonder rechtstreeks zonlicht) gemakkelijk herkenbaar moet zijn;

    15)         een inrichting voor het meten van de diepte van het bandprofiel;

    16)         een inrichting voor het controleren van de remvloeistof, overeenkomstig de volgende criteria:

    (a)     een inrichting voor het controleren van de remvloeistof om de waterinhoud te controleren is toegestaan indien de volgende voorwaarden zijn vervuld:

    – er kan ten minste een waterinhoud van 1,0 % tot 2,5 % worden weergegeven;

    – de gemeten waarde dient te worden weergegeven in stappen van niet meer dan 0,5 %.

    – de inrichting moet worden geijkt; analoge weergavetoestellen zijn alleen toegestaan indien ze over een nulpuntcorrectie beschikken;

    (b)     inrichtingen voor het controleren van de remvloeistof om het kookpunt te meten zijn toegestaan indien de volgende voorwaarden zijn vervuld:

    – het weergegeven gebied heeft ten minste een bereik van 120 °C tot 210 °C;

    – de gemeten waarde dient te worden weergegeven in stappen van niet meer dan 30 °C.

    – de inrichting moet worden geijkt; analoge weergavetoestellen zijn alleen toegestaan indien ze over een nulpuntcorrectie beschikken.

    17)         een OBD-scanner.

    Inrichtingen 12 en 13 kunnen worden gecombineerd in één inrichting.

    II - IJking van meetapparatuur

    Tenzij anders wordt vermeld in de desbetreffende Europese wetgeving, mag de periode tussen twee achtereenvolgende ijkingen niet langer zijn dan

    (i) 24 maanden voor de meting van het gewicht, de druk en het geluidsniveau;

    (ii) 12 maanden voor het meten van krachten;

    (iii) 6 maanden voor het meten van gasvormige emissies.

    Vereiste apparatuur voor het verrichten van technische controles

    Voertuigen || Categorie || Vereiste apparatuur voor elk in paragraaf I vermeld punt

    || Maximummassa || || 1 || 2 || 3 || 4 || 5 || 6 || 7 || 8 || 9 || 10 || 11 || 12 || 13 || 14 || 15 || 16 || 17

    1. Motorfietsen || || || 1 || || || || || 2 || || || || || || || || || || || ||

    || || L1e || B || x || || || || || || || || || || X || x || || x || x || x || x

    || || L3e,L4e || B || x || || || || || || || || || || X || x || || x || x || x || x

    || || L3e,L4e || D || x || || || || || || || || || || X || || x || x || x || x || x

    || || L2e || B || x || x || || || || || || || || || X || || || x || x || x || x

    || || L2e || D || x || x || || || || || || || || || X || || x || x || x || x || x

    || || L5e || B || x || x || || || || || || || || x || X || x || || x || x || x || x

    || || L5e || D || x || x || || || || || || || || || X || || x || x || x || x || x

    || || L6e || B || x || x || || || || || || || || || X || || || x || x || x || x

    || || L6e || D || x || x || || || || || || || || || X || || x || x || x || x || x

    || || L7e || B || x || x || || || || || || || || x || X || x || || x || x || x || x

    || || L7e || D || x || x || || || || || || || || || X || || x || x || x || x || x

    || || || || || || || || || || || || || || || || || || || ||

    2. Voertuigen voor personenvervoer || Tot 2 800 kg || M1,M2 || B || x || x || || x || x || || || || || x || X || x || || x || x || x || x

    || Tot 2 800 kg || M1,M2 || D || x || x || || x || x || || || || || || X || || x || x || x || x || x

    || › 2 800 tot 3 500 kg || M1,M2 || B || x || x || || x || x || || || || x || x || X || x || || x || x || x || x

    || › 2 800 tot 3 500 kg || M1,M2 || D || x || x || || x || x || || || || x || || X || || x || x || x || x || x

    || › 3 500 kg || M2,M3 || B || x || x || x || || || x || x || x || x || || X || x || || x || x || x || x

    || › 3 500 kg || M2,M3 || D || x || x || x || || || x || x || x || x || || X || || x || x || x || x || x

    Voertuigen voor goederenvervoer || Tot 2 800 kg || N1 || B || x || x || || x || x || || || || || x || X || x || || x || x || x || x

    || Tot 2 800 kg || N1 || D || x || x || || x || x || || || || || || X || || x || x || x || x || x

    || › 2 800 tot 3 500 kg || N1 || B || x || x || || x || x || || || || x || x || X || x || || x || x || x || x

    || › 2 800 tot 3 500 kg || N1 || D || x || x || || x || x || || || || x || || X || || x || x || x || x || x

    || › 3 500 kg || N2,N3 || B || x || x || x || || || x || x || x || x || || X || x || || x || x || x || x

    || › 3 500 kg || N2,N3 || D || x || x || x || || || x || x || x || x || || X || || x || x || x || x || x

    Speciale, van een categorie N-voertuig afgeleide voertuigen, T5 || Tot 2 800 kg || N1 || B || x || x || || x || x || || || || || x || X || x || || x || x || x || x

    || Tot 2 800 kg || N1 || D || x || x || || x || x || || || || || || X || || x || x || x || x || x

    || › 2 800 tot 3 500 kg || N1 || B || x || x || || x || x || || || || x || x || X || x || || x || x || x || x

    || › 2 800 tot 3 500 kg || N1 || D || x || x || || x || x || || || || x || || X || || x || x || x || x || x

    || › 3 500 kg || N2,N3,T5 || B || x || x || x || || || x || x || x || x || || X || x || || x || x || x || x

    || › 3 500 kg || N2,N3,T5 || D || x || x || x || || || x || x || x || x || || X || || x3 || x || x || x || x

    3. Aanhanger || Tot 750 kg || O1 || || x || || || || || || || || || || || || || || x || ||

    || › 750 tot 3 500 kg || O2 || || x || x || || x || || || || || || || || || || || x || ||

    || › 3 500 kg || O3,O4, R3,R4 || || x || x || x || || || x || x || x || x || || || || || || x || ||

    || Tot 3 500 kg || R1,R2 || || x || x || || x || || || || || || || || || || || x || ||

    4. Landbouwtrekkers en voertuigen tot 40 km/h || Tot 3 500 kg || T1,T2,T3, T4, C1,C2, C3,C4, C5 || B || x || x || || || || x || || || || || || || || x || x || x || x

    || Tot 3 500 kg || T1,T2,T3 T4, C1,C2, C3,C4,C5 || D || x || x || || || || x || || || || || || || || x || x || x || x

    || › 3 500 kg || T1,T2,T3, T4, C1,C2, C3,C4,C5 || B || x || x || || || || x || x || || || x || || || || x || x || x || x

    || › 3 500 kg || T1,T2, T3 T4, C1, C2, C3,C4,C5 || D || x || x || || || || x || x || || || || || || || x || x || x || x

    1) B…Benzine; D…Diesel

    BIJLAGE VI

    MINIMUMVOORSCHRIFTEN BETREFFENDE DE VAKBEKWAAMHEID, OPLEIDING EN CERTIFICERING VAN CONTROLEURS

    1.         Vakbekwaamheid

    Voordat een sollicitant wordt benoemd tot controleur met de bevoegdheid om technische controles te verrichten, verifiëren de lidstaten dat deze persoon:

    (a)          over een diploma beschikt dat de kennis en het begrip van voertuigtechniek certificeert op de volgende gebieden:

    – mechanica,

    – dynamica,

    – voertuigdynamiek,

    – verbrandingsmotoren,

    – materiaal en materiaalverwerking,

    – elektronica,

    – elektra,

    – elektronische voertuigonderdelen,

    – IT-toepassingen;

    (b)          ten minste drie jaar gedocumenteerde ervaring heeft op het gebied van voertuigtechniek, -reparatie of -onderhoud.

    2.         Basisopleiding en nascholing

    De lidstaten zorgen ervoor dat controleurs de passende basisopleiding en nascholing krijgen, die zowel theoretische als praktische elementen omvat, voordat ze bevoegd worden om technische controles te verrichten.

    De minimuminhoud van de basisopleiding en de nascholing omvat de volgende onderwerpen:

    (a)          Basisopleiding

    De door de lidstaat of een bevoegd opleidingscentrum verstrekte basisopleiding omvat ten minste de volgende onderwerpen:

    (i)      voertuigtechnologie:

    – remsystemen,

    – stuurinrichtingen,

    – zichtvelden,

    – lichtinstallatie, lichtapparatuur en elektronische onderdelen,

    – assen, wielen en banden,

    – chassis en carrosserie,

    – overlastfactoren en emissies,

    – aanvullende vereisten voor speciale voertuigen;

    (ii)     controlemethoden;

    (iii)     beoordeling van gebreken;

    (iv)    wettelijke vereisten voor goedkeuring die op nationaal, Europees en internationaal niveau op het voertuig van toepassing zijn;

    (v)     wettelijke vereisten op nationaal, Europees en internationaal niveau betreffende technische controle van voertuigen;

    (vi)    administratieve bepalingen betreffende de goedkeuring, inschrijving en technische controle van voertuigen;

    (vii)    IT-toepassingen voor het verrichten van technische controles en voor administratieve doeleinden.

    (b)          Nascholing:

    De lidstaten zorgen ervoor dat controleurs elk jaar nascholing krijgen, die wordt verzorgd door de lidstaat of door een bevoegd opleidingscentrum van de lidstaat;

    De lidstaten zorgen ervoor dat de inhoud van de nascholing zodanig is dat controleurs de noodzakelijke kennis en vaardigheden met betrekking tot de in punt a), onder i) tot en met vii), genoemde onderwerpen kunnen onderhouden en opfrissen.

    3.         Getuigschrift van vakbekwaamheid

    Het getuigschrift van vakbekwaamheid van een controleur die bevoegd is om technische controles te verrichten, omvat ten minste de volgende informatie, die, indien nodig, wordt bijgewerkt:

    – identificatie van de controleur (voor- en achternaam, geboortedatum);

    – voertuigcategorieën waarvoor de controleur bevoegd is om technische controles te verrichten;

    – datum van de volgende nascholing;

    – naam van de afgevende instantie;

    – datum van afgifte.

    BIJLAGE VII

    TOEZICHTHOUDENDE ORGANEN

    De door de lidstaten overeenkomstig artikel 13 vastgestelde voorschriften en procedures betreffende toezichthoudende organen omvatten de volgende minimumvereisten:

    1.           Taken en activiteiten van het toezichthoudende orgaan

    Toezichthoudende organen vervullen ten minste de volgende taken:

    (a)          Verlenen van vergunningen aan controlecentra:

    – controleren of de minimumvoorschriften voor bedrijfsruimten en controleapparatuur zijn vervuld;

    – controleren of de verplichte eisen met betrekking tot de bevoegde entiteit zijn vervuld;

    – controleren van de goede naam van managers en controleurs van controlecentra.

    (b)          Opleiden en examineren van controleurs:

    – controleren van de basisopleiding van controleurs;

    – controleren van de nascholing van controleurs;

    – opleiden van managers van controlecentra;

    – verzorgen van nascholing voor examinatoren van het toezichthoudende orgaan;

    – examens organiseren en daarop toezicht houden.

    (c)          Uitvoeren van audits:

    – uitvoeren van pre-audits van het controlecentrum voorafgaand aan de verlening van een vergunning;

    – uitvoeren van periodiek herhaalde audits van het controlecentrum;

    – uitvoeren van bijzondere audits in geval van onregelmatigheden;

    – uitvoeren van audits van het opleidings-/examencentrum.

    (d)          Monitoring, waarbij ten minste de volgende vijf maatregelen worden toegepast:

    – opnieuw controleren van een statistisch relevant percentage gecontroleerde voertuigen;

    – verrichten van controles langs de weg van een statistisch relevant percentage van het totale aantal aan het verkeer deelnemende voertuigen;

    – verrichten van onaangekondigde controles (gebruik van defect voertuig facultatief);

    – analyseren van de resultaten van technische controles (statistische methoden);

    – verrichten van controles in beroepsprocedures;

    – onderzoeken van klachten.

    (e)          Valideren van meetresultaten van technische controles.

    (f)           Intrekken of opschorten van de vergunning van controlecentra en/of de licentie van controleurs vanwege:

    – het niet-voldoen aan een belangrijke vereiste voor de vergunning/licentie;

    – geconstateerde ernstige onregelmatigheden;

    – aanhoudend negatieve auditresultaten;

    – verlies van de goede naam.

    2.           Vereisten aan het toezichthoudend orgaan

    (a)          Het toezichthoudend orgaan voldoet aan ISO/IEC-norm 17020 betreffende de 'algemene criteria voor het functioneren van verschillende soorten instellingen die keuringen uitvoeren', type A.

    (b)          De eisen die van toepassing zijn op het personeel van een toezichthoudend orgaan bestrijken de volgende gebieden:

    – technische vakbekwaamheid;

    – onpartijdigheid;

    – normen voor de benodigde diploma's en opleiding.

    3.           Inhoud van de voorschriften en procedures

    Elke bevoegde instantie stelt de voorschriften en procedures betreffende de toezichthoudende organen vast, welke ten minste de volgende gebieden bestrijken:

    (a)          Vereisten betreffende de vergunningverlening aan en het toezicht op controlecentra:

    – aanvraag om een controlecentrum te worden;

    – verantwoordelijkheden van het controlecentrum;

    – pre-auditbezoek of -bezoeken, om te controleren dat aan alle voorwaarden wordt voldaan;

    – vergunningverlening aan het controlecentrum;

    – periodieke hercontroles/audits van controlecentra;

    – periodieke controles van controlecentra om te controleren of nog steeds aan de voorwaarden wordt voldaan;

    – op bewijs gebaseerde, onaangekondigde bijzondere controles en audits van controlecentra;

    – analyse van controlegegevens om bewijs te vinden voor niet-naleving;

    – intrekking of opschorting van vergunningen van controlecentra.

    (b)          Controleurs van controlecentra:

    – vereisten om controleur te worden;

    – initiële opleiding, nascholing en examinering;

    – intrekking of opschorting van de certificering van controleurs.

    (c)          Apparatuur en bedrijfsruimten:

    – voorschriften betreffende controleapparatuur;

    – voorschriften betreffende bedrijfsruimten;

    – voorschriften betreffende signaleringsborden;

    – voorschriften betreffende onderhoud en ijking van controleapparatuur;

    – voorschriften betreffende computersystemen.

    (d)          Toezichthoudende organen:

    – bevoegdheden van toezichthoudende organen;

    – voorschriften betreffende het personeel van toezichthoudende organen;

    – beroepsprocedures en klachten.

    [1]               Ongepaste herstelling of wijziging betekent een herstelling of wijziging die de wegveiligheid van het voertuig vermindert of die een negatieve invloed op het milieu heeft.

    [2]               48 % voor voertuigen zonder ABS of goedgekeurd in een typegoedkeuring vóór 1 oktober 1991.

    [3]               45 % voor voertuigen die zijn geregistreerd na 1988 of vanaf de datum in de vereisten afhankelijk van de vraag welke van deze data het laatste valt.

    [4]               43 % voor opleggers en aanhangwagens met trekstang die zijn ingeschreven na 1988 of vanaf de datum in de vereisten afhankelijk van de vraag welke van deze data het laatste valt.

    [5]               2,2 m/s2 voor N1-, N2- en N3-voertuigen.

    [6]               Goedgekeurd overeenkomstig de grenswaarden in rij A of B van hoofdstuk 5.3.1.4. van bijlage I bij Richtlijn 70/220/EEG, of voor het eerst ingeschreven of in gebruik genomen na 1 juli 2002.

    [7]                      Goedgekeurd overeenkomstig de grenswaarden in rij B van hoofdstuk 5.3.1.4. van bijlage I bij Richtlijn 70/220/EEG; rij B1, B2 of C van hoofdstuk 6.2.1 van bijlage I bij Richtlijn 88/77/EEG, of voor het eerst ingeschreven of in gebruik genomen na 1 juli 2008.

    [8]               Ongepaste herstelling of wijziging betekent een herstelling of wijziging die de wegveiligheid van het voertuig vermindert of die een negatieve invloed op het milieu heeft.

    [9]               48 % voor voertuigen zonder ABS of goedgekeurd in een typegoedkeuring vóór 1 oktober 1991.

    [10]             45 % voor voertuigen die zijn geregistreerd na 1988 of vanaf de datum in de vereisten afhankelijk van de vraag welke van deze data het laatste valt.

    [11]             43 % voor opleggers en aanhangwagens met trekstang die zijn ingeschreven na 1988 of vanaf de datum in de vereisten afhankelijk van de vraag welke van deze data het laatste valt.

    [12]             2,2 m/s2 voor N1-, N2- en N3-voertuigen.

    [13]             Goedgekeurd overeenkomstig de grenswaarden in rij A of B van hoofdstuk 5.3.1.4. van bijlage I bij Richtlijn 70/220/EEG, of voor het eerst ingeschreven of in gebruik genomen na 1 juli 2002.

    [14]                    Goedgekeurd volgens de grenswaarden in rij B van hoofdstuk 5.3.1.4. van bijlage I bij Richtlijn 70/220/EEG, zoals gewijzigd bij Richtlijn 98/69/EG of later; rij B1, B2 of C van hoofdstuk 6.2.1 van bijlage I bij Richtlijn 88/77/EEG, of voor het eerst ingeschreven of in gebruik genomen na 1 juli 2008.

    [15]             PB L 135 van 30.4.2004, blz. 1.

    TOELICHTING

    1.         ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

    · Motivering en doelstellingen van het voorstel

    Het voorstel heeft tot doel bijgewerkte geharmoniseerde voorschriften inzake de technische controle van motorvoertuigen en aanhangwagens vast te stellen teneinde de verkeersveiligheid en de bescherming van het milieu te verbeteren.

    Het voorstel beoogt bij te dragen tot de verwezenlijking van de doelstelling om het aantal dodelijke verkeersslachtoffers tegen 2020 met de helft terug te dringen, als neergelegd in de beleidsoriëntaties inzake de verkeersveiligheid voor de periode 2011-2020[1]. Ook zal dit voorstel bijdragen tot de vermindering van de emissies in het wegvervoer die het gevolg zijn van slecht onderhoud van voertuigen.

    · Algemene context

    Voordat een voertuig in de handel mag worden gebracht, moet het voldoen aan alle relevante voorschriften voor type- of individuele goedkeuring die een optimaal niveau van veiligheid en milieubescherming waarborgen. Elke lidstaat heeft de verplichting om een voertuig dat op basis van een door de fabrikant van het voertuig afgegeven "conformiteitsverklaring" de Europese typegoedkeuring heeft verkregen voor het eerst in te schrijven. Deze inschrijving is de officiële vergunning voor het gebruik op openbare wegen en dwingt de verschillende invoeringsdata van verschillende voorschriften voor voertuigen af.

    Na deze goedkeuring moeten voertuigen worden onderworpen aan periodieke technische controles. Het doel van deze controles is ervoor te zorgen dat voertuigen die zich in het verkeer begeven verkeersgeschikt en veilig blijven en geen gevaar voor de bestuurder en andere weggebruikers vormen. Daarom wordt gecontroleerd of voertuigen voldoen aan bepaalde voorschriften, zoals veiligheids-, milieu- of retrofitvoorschriften. Vanwege hun regelmatige en intensieve gebruik voor voornamelijk commerciële doeleinden kunnen voertuigen die worden gebruikt voor commercieel vervoer van goederen met een massa in beladen toestand van meer dan 3,5 ton of voor commercieel passagiersvervoer van meer dan acht personen daarnaast worden onderworpen aan technische ad-hoccontroles langs de weg, waarbij op elk moment en overal in de EU de naleving van technische en milieunormen kan worden gecontroleerd.

    Het is mogelijk dat een voertuig tijdens de levensduur opnieuw wordt ingeschreven, bijvoorbeeld vanwege de overdracht van de eigendom of verplaatsing naar een andere lidstaat voor permanent gebruik. Tegelijkertijd moeten bepalingen inzake een voertuiginschrijvingsprocedure worden ingevoerd om ervoor te zorgen dat voertuigen die een onmiddellijk risico voor de verkeersveiligheid vormen niet in het verkeer worden gebruikt. De technische controles hebben tot doel de functionaliteit van veiligheidsonderdelen, de milieuprestaties en de conformiteit met de goedkeuringsvoorschriften van een voertuig te controleren.

    · Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied

    Het "pakket inzake technische controles" zal de voorschriften van het bestaande wettelijk kader, dat technische controles[2], controles langs de weg[3] en voorschriften inzake de inschrijving van voertuigen[4] omvat, overnemen.

    Vergeleken met de bestaande wetgeving inzake technische controles breidt het voorstel het toepassingsgebied van de bestaande wetgeving uit tot nieuwe categorieën voertuigen, waaronder motorfietsen, en breidt het de frequentie van de controles van oudere voertuigen uit tot voertuigen die een groot aantal kilometers hebben afgelegd. Ook omvat het voorstel nieuwe voorschriften op een aantal gebieden die verband houden met de normen voor en de kwaliteit van de controles, te weten controleapparatuur, de vaardigheden en opleiding van controlepersoneel, en toezicht op het controlesysteem.

    · Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de EU

    Het voorstel is consistent met de in het Witboek over een interne Europese vervoersruimte[5] neergelegde EU-doelstelling om de wegen veiliger te maken en beoogt de uitvoering van de in de beleidsoriëntaties inzake de verkeersveiligheid voor de periode 2011-2020 beschreven specifieke strategie voor veiligere voertuigen.

    Wat de milieuaspecten van het voorstel betreft, dragen de voorziene voorschriften voorts bij tot een lagere uitstoot van CO2 en andere verontreinigende stoffen door motorvoertuigen in het kader van de Europese strategie voor schone en energiezuinige voertuigen[6] en het geïntegreerde energie- en klimaatbeleid[7], de zogeheten "20-20-20-strategie", en tot de verwezenlijking van de doelstellingen op het gebied van luchtkwaliteit vastgesteld in Richtlijn 2008/50/EG.[8]

    Tot slot is het voorstel consistent met de in het verslag-Monti van mei 2010[9] verstrekte aanbevelingen voor een nieuwe strategie voor de interne markt op het gebied van het verminderen van de administratieve belemmeringen voor grensoverschrijdend verkeer van tweedehandsvoertuigen.

    2.         RESULTATEN VAN RAADPLEGING VAN DE BETROKKEN PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELINGEN

    · Raadpleging van betrokken partijen

    Raadplegingsmethoden

    Tijdens de ontwikkeling van het voorstel voor het pakket inzake technische controles heeft de Commissie op een aantal manieren belanghebbende partijen geraadpleegd:

    – er heeft een algemene raadpleging via internet plaatsgevonden, waarin alle aspecten van het voorstel aan bod zijn gekomen;

    – deskundigen en belanghebbende partijen zijn geraadpleegd tijdens workshops;

    – er is een studie uitgevoerd naar toekomstige opties voor de handhaving van technische normen in de Europese Unie met het oog op het vaststellen van mogelijke maatregelen en het opzetten van een instrument voor het uitvoeren van kosten-batenanalyses van technische controles.

    Samenvatting van antwoorden en hoe ermee rekening is gehouden

    Tijdens de internetraadpleging werden door de belanghebbende partijen diverse vraagstukken aan de orde gesteld. In de effectbeoordeling bij dit voorstel worden de inhoudelijke kwesties uitputtend behandeld en wordt besproken hoe deze in aanmerking zijn genomen.

    Van 29 juli 2010 tot en met 24 september 2010 heeft een open raadpleging via internet plaatsgevonden. De Commissie ontving 9 653 reacties van burgers, autoriteiten van lidstaten, leveranciers van apparatuur, controlecentra, verenigingen van garages en fabrikanten van motorvoertuigen.

    De resultaten zijn beschikbaar op http://ec.europa.eu/transport/road_safety/take-part/public-consultations/pti_en.htm.

    · Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid

    Betrokken wetenschaps- en kennisgebieden

    Voor het voorstel moesten verschillende beleidsopties en de daaraan gerelateerde economische, maatschappelijke en milieueffecten worden beoordeeld.

    Gebruikte methode

    Een externe consultant (Europe Economics) heeft een studie naar de effecten van verschillende beleidsopties uitgevoerd, waarbij gebruik is gemaakt van verschillende wetenschappelijke verslagen en evaluatierapporten, met name als bron van modellen en gegevens voor het in geld uitdrukken van de kosten en baten van de verschillende beleidsopties. De studies waaruit het meest is geput zijn:

    – het Verslag van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over de toepassing door de lidstaten van Richtlijn 2000/30/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 juni 2000 betreffende de technische controle langs de weg van bedrijfsvoertuigen die in de gemeenschap deelnemen aan het verkeer – Rapportageperiodes 2005-2006 en 2007-2008[10];

    – AUTOFORE (2007);

    – "MOT Scheme Evidence-base", ministerie van Vervoer (VK, 2008);

    – het verkeersveiligheidsrapport 2008 van DEKRA over strategieën voor het voorkomen van ongevallen op de wegen van Europa;

    – het verkeersveiligheidsrapport 2009 van DEKRA over vrachtwagens;

    – het verkeersveiligheidsrapport 2010 van DEKRA over de verkeersveiligheid van motorfietsen;

    – de TÜV-rapporten van 2009 en 2010.

    Wijze waarop het deskundigenadvies beschikbaar is gemaakt voor het publiek

    Alle voltooide en goedgekeurde onderzoeksrapporten zijn beschikbaar of zullen beschikbaar worden gesteld op de website van het DG Mobiliteit en Vervoer.

    · Effectbeoordeling

    Voor de belangrijkste aspecten van het voorstel werden de volgende opties in aanmerking genomen:

    (a) De optie "ongewijzigd beleid" is de referentieoptie waarmee de effecten van de andere beleidsopties worden vergeleken. In deze optie wordt het huidige wettelijk kader van de EU gehandhaafd. Ook wordt in deze optie de technische bijlage van Richtlijn 2009/40/EG niet op korte termijn aangepast, aangezien de bijlage recentelijk is gewijzigd in de comitéprocedure (bij Richtlijn 2010/48/EU)[11]. Het toepassingsgebied en de frequentie van de technische controles zullen derhalve niet veranderen, en er worden geen nieuwe maatregelen voor de uitwisseling van informatie aangenomen. In deze optie zal er dus nog steeds geen wettelijk kader voor de uitwisseling van gegevens bestaan.

    (b) De optie "zachte wetgeving" bestaat in een betere tenuitvoerlegging alsmede een betere monitoring van de toepassing van de bestaande wetgeving. In deze optie wordt er geen nieuwe wetgeving ingevoerd, maar ontplooit de Commissie nieuwe en intensievere activiteiten om de naleving van de technische normen te verbeteren en de uitwisseling van gegevens te versterken.

    (c) De "wetgevingsoptie" bestaat uit twee componenten.

    – De eerste component van de verwezenlijking van de specifieke doelstelling om de veiligheid van voertuigen in het verkeer te verbeteren is de opwaartse herziening van de EU-minimumnormen voor periodieke technische controles en onaangekondigde technische controles langs de weg en de vaststelling van verplichte normen. Dit is essentieel om te voorkomen dat hiaten in het systeem de effectiviteit van de handhaving van technische normen als geheel verminderen.

    – Met het oog op de verwezenlijking van de specifieke doelstelling om de noodzakelijke gegevens voor en van technische controles beschikbaar te stellen, omvat een tweede component van de totale regeling dat in een tweede fase mogelijk een op het niveau van de EU geharmoniseerd systeem voor de uitwisseling van gegevens wordt opgezet, waarin de bestaande gegevensbanken aan elkaar worden gekoppeld en wordt gezorgd voor:

    de toegang van alle centra die periodieke technische controles uitvoeren tot gegevens op het niveau van de conformiteitsverklaring en de gegevens over elektronische beveiligingssystemen (zoals ABS[12], ESC[13], airbags enz.);

    de uitwisseling van controleresultaten tussen de lidstaten, waarbij de belangrijkste handhavingsautoriteiten toegang tot het systeem hebben;

    verslaglegging van de controleresultaten – en met name de stand van de kilometerteller – door centra voor periodieke technische controles aan nationale en Europese autoriteiten voor handhavings- en statistische doeleinden.

    In verschillende lidstaten voert een groot aantal erkende particuliere controlecentra de technische controles uit. Om voor een samenhangende aanpak te zorgen, moeten bepaalde gemeenschappelijke procedures, zoals minimumtermijnen en de aard van de mee te delen informatie, in de wetgeving worden gespecificeerd.

    Uit de effectbeoordeling is echter gebleken dat een combinatie van zachte wetgeving en wetgeving voordelen met zich meebrengt. Daarom zijn de zachte-wetgevingsmaatregelen waarin de effectbeoordeling voorziet geïntegreerd in de wetteksten.

    3.         JURIDISCHE ASPECTEN VAN HET VOORSTEL

    · Samenvatting van de voorgestelde maatregel

    Controlecentra hebben toegang tot de technische informatie die nodig is om de controles uit te voeren, waaronder gegevens van elektronische veiligheidsgerelateerde onderdelen als ABS en ESC. Fabrikanten bieden toegang tot deze informatie, die reeds beschikbaar is ten behoeve van de reparatie en het onderhoud van voertuigen.

    Het toepassingsgebied van de controles wordt uitgebreid naar gemotoriseerde twee- en driewielers, lichte aanhangwagens tot 3,5 ton en trekkers met een door het ontwerp bepaalde maximumsnelheid van meer dan 40 km/h. Gelet op de leeftijd van het voertuig en het jaarlijks afgelegde aantal kilometers wordt de frequentie van de controles van oudere voertuigen verhoogd en worden voertuigen met een hoge kilometerstand onderworpen aan jaarlijkse controles, zoals die nu reeds voor taxi's en ambulances gelden. Een termijn van vier maanden waarbinnen de technische controles moeten worden uitgevoerd, zal burgers en marktdeelnemers voldoende flexibiliteit bieden.

    De apparatuur die wordt gebruikt voor het uitvoeren van de controles dient te voldoen aan een aantal minimumeisen die een efficiënte uitvoering van de beschreven controlemethoden mogelijk maken. Ontdekte gebreken zullen aan de hand van geharmoniseerde voorschriften worden beoordeeld in verband met het risico voor de verkeersveiligheid.

    Controleurs die technische controles uitvoeren, moeten een bepaald kennis- en vaardigheidsniveau hebben en voldoende zijn opgeleid. De controleurs mogen geen belangenconflicten en in het bijzonder geen economische, persoonlijke of familiebanden met de houder van het kentekenbewijs hebben. Op de technische-controleactiviteiten door gemachtigde particuliere lichamen wordt toezicht gehouden.

    De resultaten van de technische controles, waaronder de stand van de kilometerteller, worden bewaard in nationale registers, waardoor fraude met de kilometerstand gemakkelijker kan worden opgespoord. Fraude met de kilometerstand moet ook systematischer als een strafbaar feit worden beschouwd.

    In verschillende lidstaten voert een groot aantal erkende particuliere controlecentra de technische controles uit. Om voor een efficiënte uitwisseling van informatie tussen de lidstaten te zorgen, moeten nationale contactpunten worden aangewezen en bepaalde gemeenschappelijke procedures, zoals minimumtermijnen en de aard van de mee te delen informatie, worden vastgesteld.

    De Commissie wordt gemachtigd om door middel van gedelegeerde handelingen de verordening te wijzigen teneinde rekening te houden, indien van toepassing, met de ontwikkeling van de wetgeving inzake de EU-typegoedkeuring ten aanzien van voertuigcategorieën en om de bijlagen bij te werken in het licht van de technische vooruitgang, met inbegrip van, onder meer, alternatieve controleprocedures op basis van moderne nabehandelingssystemen van uitlaatgassen voor het controleren van de conformiteit van de emissies bij belaste motor van NOx en zwevende deeltjes, welke procedures nog in ontwikkeling zijn.

    · Rechtsgrondslag

    De wettelijke basis voor het wetgevingsvoorstel is artikel 91 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

    · Subsidiariteitsbeginsel

    Het subsidiariteitsbeginsel is van toepassing in zoverre dit voorstel niet onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie valt.

    De doelstellingen van het voorstel kunnen om de volgende reden niet voldoende door de lidstaten worden verwezenlijkt: de technische voorschriften voor technische controles zijn op het niveau van de Unie op minimumniveaus vastgesteld en de tenuitvoerlegging ervan door de lidstaten heeft geleid tot een grote diversiteit aan voorschriften die in de Unie worden gehanteerd, met negatieve gevolgen voor zowel de verkeersveiligheid als de interne markt.

    Het voorstel is derhalve in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel.

    · Evenredigheidsbeginsel

    Zoals blijkt uit de effectbeoordeling, voldoet het voorstel aan het evenredigheidsbeginsel omdat het niet verder gaat dan nodig is voor de verwezenlijking van de doelstellingen betreffende verbetering van de verkeersveiligheid en de milieubescherming door de kwaliteit van de technische controles te verbeteren, deze te versterken en het passende kader voor een doeltreffende informatiestroom op te zetten. Dit omvat onder meer de vaststelling van minimumnormen voor de kennis en opleiding van controleurs, aangezien voertuigen vandaag de dag zeer geavanceerde producten vol complexe technologie zijn. Dit is ook van toepassing op de minimumeisen die worden gesteld aan de controleapparatuur die tijdens de technische controles wordt gebruikt. Al deze maatregelen zijn noodzakelijke voorwaarden voor de verbetering van de kwaliteit van de controles.

    · Keuze van het rechtsinstrument

    Voorgesteld(e) instrument(en): verordening.

    De keuze voor een verordening wordt passend geacht omdat dit instrument de nodige waarborgen biedt voor de naleving van de voorschriften, maar door de lidstaten niet in nationale wetgeving hoeft te worden omgezet.

    4.         GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

    Het voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting van de Unie.

    5.         OPTIONELE ELEMENTEN [indien nodig]

    · Intrekking van bestaande wetgeving

    De vaststelling van het voorstel heeft de intrekking van bestaande wetgeving tot gevolg.

    · Europese Economische Ruimte

    De voorgestelde maatregel betreft een onderwerp dat onder de EER-overeenkomst valt en moet bijgevolg worden uitgebreid tot de Europese Economische Ruimte.

    2012/0184 (COD)

    Voorstel voor een

    VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

    betreffende de periodieke technische controle van motorvoertuigen en aanhangwagens en tot intrekking van Richtlijn 2009/40/EG

    (Voor de EER relevante tekst)

    HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 91,

    Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

    Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

    Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité[14],

    Gezien het advies van het Comité van de Regio's[15],

    Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1) In haar witboek van 28 maart 2011 "Stappenplan voor een interne Europese vervoersruimte – werken aan een concurrerend en zuinig vervoerssysteem"[16] heeft de Commissie de doelstelling vastgesteld om het aantal verkeersdoden tegen 2050 tot nagenoeg nul te herleiden. In het kader van de verwezenlijking van deze doelstelling zal de voertuigtechnologie naar verwachting een grote bijdrage leveren tot een betere veiligheid van het wegvervoer.

    (2) In haar mededeling "Naar een Europese verkeersveiligheidsruimte – Strategische beleidsoriëntaties inzake de verkeersveiligheid voor de periode 2011-2020"[17], heeft de Commissie voorgesteld om het totale aantal verkeersdoden tegen 2020 te halveren, te beginnen in 2010. Om dit doel te verwezenlijken heeft de Commissie zeven strategische doelstellingen vastgesteld, met inbegrip van acties om de veiligheid van voertuigen te vergroten, een strategie om het aantal letselgevallen te verminderen en verbetering van de veiligheid van kwetsbare weggebruikers, met name motorrijders.

    (3) Technische controles maken deel uit van een breder stelsel van regelgeving dat ervoor zorgt dat voertuigen tijdens het gebruik ervan in een veilige en in milieutechnisch opzicht aanvaardbare toestand worden gehouden. Deze regelgeving omvat periodieke technische controles voor alle voertuigen en controles langs de weg van voertuigen die worden gebruikt voor commerciële vervoersactiviteiten over de weg, alsmede bepalingen inzake een voertuiginschrijvingsprocedure om ervoor te zorgen dat voertuigen die een onmiddellijk gevaar voor de verkeersveiligheid vormen niet in het verkeer worden gebruikt.

    (4) In de Unie is een aantal technische normen en eisen met betrekking tot de veiligheid van voertuigen aangenomen. Er moet echter voor worden gezorgd, door middel van een regime van periodieke technische controles, dat voertuigen, nadat zij op de markt zijn gekomen, gedurende hun hele levensduur aan de veiligheidsnormen blijven voldoen. Dit regime moet van toepassing zijn op de categorieën van voertuigen als omschreven in Richtlijn 2002/24/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 maart 2002 betreffende de goedkeuring van twee- of driewielige motorvoertuigen en de intrekking van Richtlijn 92/61/EEG van de Raad[18], Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 september 2007 tot vaststelling van een kader voor de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en van systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd[19] en Richtlijn 2003/37/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 mei 2003 betreffende de typegoedkeuring van landbouw- of bosbouwtrekkers en aanhangwagens, verwisselbare getrokken machines, systemen, onderdelen en technische eenheden daarvan en tot intrekking van Richtlijn 74/150/EEG van de Raad[20].

    (5) Er bestaat een duidelijke correlatie tussen de verkeersveiligheid en het aantal technische gebreken van voertuigen. In 2009 zijn op de Europese wegen 35 000 dodelijke verkeersslachtoffers gevallen. Aangenomen dat technische gebreken in even sterke mate bijdragen tot het aantal dodelijke verkeersslachtoffers als tot het aantal verkeersongevallen, kunnen meer dan 2 000 dodelijke verkeersslachtoffers in de Unie in verband worden gebracht met technische gebreken van voertuigen. Op basis van de beschikbare studies hadden tussen de 900 en 1 100 hiervan kunnen worden voorkomen indien het systeem van technische controles op adequate wijze was verbeterd.

    (6) Een groot deel van de totale emissies in het wegvervoer, met name van CO2, is afkomstig van een minderheid van de voertuigen, namelijk voertuigen met een slecht werkend emissiebeheersingssysteem. Geschat wordt dat 5 % van alle voertuigen verantwoordelijk is voor 25 % van alle verontreinigende emissies. Een regime van periodieke technische controles zal daarom ook bijdragen tot een beter milieu door het terugdringen van de gemiddelde emissies van voertuigen.

    (7) Uit betrouwbare onderzoeksresultaten blijkt dat 8 % van de ongevallen waarbij motorfietsen zijn betrokken, wordt veroorzaakt door of verband houdt met technische gebreken. Motorrijders vormen de groep weggebruikers met het hoogste veiligheidsrisico, waarbij een stijgende trend in het aantal dodelijke slachtoffers waarneembaar is. Bromfietsbestuurders zijn oververtegenwoordigd in de statistieken van dodelijke verkeersslachtoffers: in 2008 vonden op de Europese wegen 1 400 bromfietsbestuurders de dood. De categorie van voertuigen die technische controles moeten ondergaan, wordt daarom uitgebreid tot de groep weggebruikers met het hoogste risico, de gemotoriseerde twee- en driewielige voertuigen.

    (8) Landbouwvoertuigen met een door het ontwerp bepaalde maximumsnelheid van meer dan 40 km/h worden in lokale transportactiviteiten steeds vaker gebruikt ter vervanging van vrachtwagens. Hun potentiële risico is vergelijkbaar met dat van vrachtwagens, reden waarom deze categorie voertuigen wat betreft technische controles op dezelfde wijze moet worden behandeld als vrachtwagens.

    (9) Motorvoertuigen van historisch belang worden verondersteld industrieel erfgoed uit de tijd dat ze zijn gebouwd in stand te houden en worden geacht nauwelijks op de openbare weg te worden gebruikt, en het moet aan de lidstaten worden overgelaten om de termijn voor periodieke technische controles voor dergelijke voertuigen te verlengen. Ook moet het aan de lidstaten worden overgelaten om de technische controle van andere typen gespecialiseerde voertuigen te reguleren.

    (10) Technische controles zijn een soevereine activiteit en moeten derhalve worden verricht door de lidstaten of door lichamen onder hun toezicht waaraan deze taak is toevertrouwd. De lidstaten moeten in alle gevallen verantwoordelijk blijven voor de technische controles, ook als het nationale systeem het verlenen van een vergunning aan particuliere lichamen toestaat, met inbegrip van lichamen die reparaties verrichten.

    (11) Voor de controle van voertuigen, en in het bijzonder van hun elektronische veiligheidsonderdelen, is het van cruciaal belang om toegang te hebben tot de technische specificaties van elk afzonderlijk voertuig. Daarom moeten fabrikanten van voertuigen niet alleen alle gegevens verstrekken die onder de conformiteitsverklaring vallen, maar ook toegang bieden tot de gegevens die nodig zijn om de functionaliteit van veiligheids- en milieugerelateerde onderdelen te controleren. De bepalingen inzake de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie moeten ook voor dit doel worden toegepast, door controlecentra toegang te geven tot alle informatie-elementen die nodig zijn voor de technische controles. Dit is van essentieel belang, met name op het gebied van elektronische systemen, en moet alle door de fabrikant geïnstalleerde elementen omvatten.

    (12) Om een hoog niveau van controle in de hele Unie te verwezenlijken, moeten de voor de controles te gebruiken controleapparatuur en het onderhoud en de ijking daarvan op het niveau van de Unie worden gespecificeerd.

    (13) Controleurs moeten onafhankelijk kunnen opereren bij het verrichten van technische controles en belangenconflicten moeten worden vermeden. Het resultaat van de technische controles mag derhalve niet worden gekoppeld aan de beloning van de controleur of enig economisch of persoonlijk voordeel.

    (14) De resultaten van de technische controles mogen niet worden gewijzigd voor commerciële doeleinden. Alleen indien de bevindingen van de door een controleur verrichte technische controle duidelijk niet correct zijn, moet het toezichthoudende orgaan bevoegd zijn om de resultaten van een technische controle te wijzigen.

    (15) Hoge normen voor technische controles vereisen een hoog niveau aan vaardigheden en competenties bij het controlerende personeel. Hiertoe moet een opleidingssysteem worden ingevoerd dat een initiële opleiding en periodieke opfriscursussen omvat. Met het oog op een soepele overgang naar het regime van periodieke opleidingen voor het bestaande controlepersoneel moet een overgangsperiode worden vastgesteld.

    (16) Om ervoor te zorgen dat de hoge kwaliteit van de controles in de loop der tijd wordt gehandhaafd, moeten de lidstaten worden verplicht om een kwaliteitsborgingssysteem op te zetten dat de vergunningverlening, het toezicht en de intrekking, opschorting of annulering van de vergunning om technische controles te verrichten bestrijkt.

    (17) De frequentie van de controles moet worden aangepast aan het type voertuig en het aantal afgelegde kilometers. Voertuigen vertonen eerder technische gebreken wanneer ze een bepaalde leeftijd hebben bereikt, en vooral wanneer ze bijzonder intensief worden gebruikt nadat ze een bepaald aantal kilometers hebben afgelegd. Daarom is het passend om de frequentie van de controles te verhogen voor oudere voertuigen en voertuigen met een hoge kilometerstand.

    (18) Om eigenaars van voertuigen en marktdeelnemers enige flexibiliteit te bieden, moeten de lidstaten de mogelijkheid hebben om een termijn van meerdere weken vast te stellen waarin de technische controles moeten worden verricht.

    (19) Technische controles moeten betrekking hebben op alle punten die relevant zijn voor het specifieke ontwerp, de constructie en de uitrusting van het gecontroleerde voertuig. Binnen deze punten en gezien de huidige stand van de voertuigtechnologie moeten moderne elektronische systemen in de lijst met controlepunten worden opgenomen. Om de technische controles te harmoniseren, moeten voor elk van de controlepunten controlemethodes worden ingevoerd.

    (20) Om de harmonisatie te vergemakkelijken en eenvormigheid van normen te bereiken, moet voor alle controlepunten een niet-limitatieve lijst van de voornaamste redenen voor afkeuring worden opgesteld. Met het oog op de samenhang van het oordeel over de toestand van het gecontroleerde voertuig moeten afkeuringen op basis van een gemeenschappelijke norm worden beoordeeld.

    (21) De houder van het kentekenbewijs van een voertuig dat aan een technische controle wordt onderworpen waarbij gebreken worden geconstateerd, in het bijzonder gebreken die een risico voor de verkeersveiligheid vormen, moet deze gebreken onverwijld verhelpen. In geval van gevaarlijke gebreken moet het kentekenbewijs van het voertuig worden ingetrokken totdat deze gebreken volledig zijn verholpen.

    (22) Na elke controle moet een technisch certificaat worden afgegeven dat onder meer informatie over de identiteit van het voertuig en de resultaten van de controle moet bevatten. Met het oog op een behoorlijke follow-up van technische controles moeten de lidstaten deze informatie in een gegevensbank verzamelen en bewaren.

    (23) Geschat wordt dat bij 5 % tot 12 % van de verkochte tweedehandsauto's fraude met de kilometerstand wordt gepleegd, wat leidt tot hoge kosten voor de samenleving, ter waarde van meerdere miljarden euro per jaar, en een onjuiste beoordeling van de technische toestand van voertuigen. In het kader van de bestrijding van fraude met de kilometerstand zal het vastleggen van de kilometerstand in het technisch certificaat, in combinatie met de verplichting om het certificaat van eerdere controles te tonen, het gemakkelijker maken om geknoei met of manipulatie van de kilometerteller te ontdekken. Fraude met de kilometerstand moet ook systematischer als een strafbaar feit worden beschouwd.

    (24) In verschillende lidstaten voert een groot aantal erkende particuliere controlecentra de technische controles uit. Om voor een efficiënte uitwisseling van informatie tussen de lidstaten te zorgen, moeten nationale contactpunten worden aangewezen en bepaalde gemeenschappelijke procedures, die ten minste betrekking hebben op minimumtermijnen en de aard van de door te sturen informatie, worden vastgesteld.

    (25) Technische controles maken deel uit van een breder stelsel van regelgeving dat op voertuigen van toepassing is tijdens hun hele levensduur, vanaf de goedkeuring, via inschrijvingen en controles, tot de afdanking. De ontwikkeling en onderlinge koppeling van nationale elektronische gegevensbanken en die van voertuigfabrikanten moet in beginsel bijdragen tot een grotere efficiëntie van de gehele voertuigadministratieketen en moet de kosten en de administratieve lasten verminderen. De Commissie zou daarom een studie moeten uitvoeren naar de haalbaarheid en de kosten en baten van het opzetten van een Europees elektronisch voertuiginformatieplatform voor dit doel.

    (26) Met het oog op de aanvulling van deze verordening met nadere technische details moet de bevoegdheid om handelingen vast te stellen overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie aan de Commissie worden gedelegeerd om rekening te houden met de ontwikkeling van de EU-wetgeving inzake typegoedkeuring van voertuigcategorieën en de noodzaak om de bijlagen bij te werken in het licht van de technische vooruitgang. Het is van bijzonder belang dat de Commissie tijdens de voorbereiding passend overleg pleegt, onder meer met deskundigen. Bij het voorbereiden en opstellen van gedelegeerde handelingen dient de Commissie erop toe te zien dat de desbetreffende documenten gelijktijdig, tijdig en op passende wijze bij het Europees Parlement en de Raad worden ingediend.

    (27) Om eenvormige voorwaarden voor de tenuitvoerlegging van deze verordening te waarborgen, moeten uitvoeringsbevoegdheden aan de Commissie worden toegekend. Deze bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren[21].

    (28) Controlefaciliteiten en in controlecentra gebruikte apparatuur moeten voldoen aan de eisen voor het verrichten van technische controles. Aangezien dit omvangrijke investeringen en aanpassingen met zich meebrengt die mogelijk niet onmiddellijk kunnen worden uitgevoerd, moet een termijn van vijf jaar worden toegepast om aan deze eisen te voldoen. Aan de toezichthoudende organen moet eenzelfde termijn van vijf jaar worden verleend om aan alle criteria en eisen met betrekking tot het verlenen van vergunningen en het toezicht op controlecentra te voldoen.

    (29) Aangezien de doelstelling van deze verordening, namelijk de vaststelling van gemeenschappelijke minimumvoorschriften voor de uitvoering van de technische controles van voertuigen binnen de Unie, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie maatregelen vaststellen overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie bedoelde subsidiariteitsbeginsel. Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel als bedoeld in genoemd artikel gaat deze verordening niet verder dan hetgeen noodzakelijk is om deze doelstellingen te bereiken.

    (30) Deze verordening eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die met name door het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie worden erkend, zoals bedoeld in artikel 6 van het Verdrag betreffende de Europese Unie.

    (31) Deze verordening actualiseert de technische voorschriften van Richtlijn 2009/40/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 betreffende de technische controle van motorvoertuigen en aanhangwagens[22] en breidt het toepassingsgebied daarvan uit om met name ook het opzetten van controlecentra en hun toezichthoudende organen te omvatten, evenals de aanwijzing van controleurs aan wie de uitvoering van de technische controles wordt toevertrouwd. Deze richtlijn moet derhalve worden ingetrokken. Voorts integreert deze verordening de voorschriften die zijn vervat in Aanbeveling 2010/378/EU van de Commissie van 5 juli 2010 inzake de beoordeling van gebreken die worden vastgesteld tijdens technische controles overeenkomstig Richtlijn 2009/40/EG[23] teneinde de voor de technische controle gebruikte methoden beter te reguleren,

    HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    HOOFDSTUK I

    ONDERWERP, DEFINITIES EN TOEPASSINGSGEBIED

    Artikel 1 Onderwerp

    Deze verordening stelt een regime van periodieke technische controles van voertuigen vast.

    Artikel 2 Toepassingsgebied

    1.           Deze verordening is van toepassing op voertuigen met een door het ontwerp bepaalde maximumsnelheid van meer dan 25 km/h in de volgende categorieën, als bedoeld in Richtlijn 2002/24/EG, Richtlijn 2007/46/EG en Richtlijn 2003/37/EG:

    – motorvoertuigen op ten minste vier wielen die dienen voor personenvervoer waarvan het aantal zitplaatsen – die van de bestuurder niet meegerekend – niet meer dan acht bedraagt – voertuigcategorie M1;

    – motorvoertuigen voor personenvervoer waarvan het aantal zitplaatsen – die van de bestuurder niet meegerekend – meer dan acht bedraagt – voertuigcategorieën M2 en M3;

    – motorvoertuigen op ten minste vier wielen die normaal dienen voor het vervoer van voorwerpen over de weg en waarvan de toegestane maximummassa niet meer dan 3 500 kg bedraagt – voertuigcategorie N1;

    – motorvoertuigen voor goederenvervoer met een toegestane maximummassa van meer dan 3 500 kg – voertuigcategorieën N2 en N3;

    – aanhangwagens en opleggers waarvan de toegestane maximummassa niet meer dan 3 500 kg bedraagt – voertuigcategorieën O1 en O2;

    – aanhangwagens en opleggers met een toegestane maximummassa van meer dan 3 500 kg – voertuigcategorieën O3 en O4;

    – twee- en driewielige motorvoertuigen – voertuigcategorieën L1e, L2e, L3e, L4e, L5e, L6e en L7e;

    – trekkers op wielen met een door het ontwerp bepaalde maximumsnelheid van meer dan 40 km/h – voertuigcategorie T5.

    2.           Deze verordening is niet van toepassing op:

    – motorvoertuigen van historisch belang;

    – voertuigen van strijdkrachten, brandweerdiensten, civielebeschermingsdiensten of nood- en reddingsdiensten;

    – voertuigen die worden gebruikt door landbouw-, tuinbouw-, bosbouw-, veeteelt- of visserijbedrijven met een door het ontwerp bepaalde maximumsnelheid van 40 km/h;

    – speciaal voor het vervoer van circus- of kermismateriaal uitgeruste voertuigen met een door het ontwerp bepaalde maximumsnelheid van 40 km/h die alleen op het grondgebied van de lidstaat worden gebruikt.

    3.           De lidstaten kunnen nationale voorschriften invoeren met betrekking tot de technische controle van de in lid 2 bedoelde en op hun grondgebied ingeschreven voertuigen.

    Artikel 3 Definities

    Voor de toepassing van deze verordening gelden de volgende definities:

    (1)          "voertuig": elk motorvoertuig dat niet op rails wordt voortbewogen of een aanhangwagen daarvan;

    (2)          "motorvoertuig": een door een motor aangedreven voertuig op wielen dat zich op eigen kracht voortbeweegt met een door het ontwerp bepaalde maximumsnelheid van meer dan 25 km per uur;

    (3)          "aanhangwagen": een voertuig zonder aandrijving op wielen dat is ontworpen en gebouwd om getrokken te worden door een motorvoertuig;

    (4)          "oplegger": een voertuig dat is bestemd om aan een motorvoertuig te worden gekoppeld op zodanige wijze dat een deel ervan op het motorvoertuig rust en dat een aanzienlijk deel van het gewicht van de oplegger en van zijn lading door het motorvoertuig wordt gedragen;

    (5)          "twee- of driewielig motorvoertuig": een door een motor aangedreven voertuig op wielen met of zonder zijspan, drie- en vierwielers;

    (6)          "in een lidstaat ingeschreven voertuig": een voertuig dat in een lidstaat is ingeschreven of in gebruik is genomen;

    (7)          "voertuig van historisch belang": elk voertuig dat aan de volgende voorwaarden voldoet:

    – het is ten minste dertig jaar geleden vervaardigd;

    – het wordt onderhouden door middel van reserveonderdelen die het historische onderdeel van het voertuig reproduceren;

    – de technische kenmerken van de belangrijkste onderdelen, zoals de motor, het remsysteem, de stuurinrichting of de ophanging, hebben geen veranderingen ondergaan; en

    – het uiterlijk is niet veranderd;

    (8)          "houder van een kentekenbewijs": de persoon op wiens naam het voertuig is ingeschreven;

    (9)          "technische controle": een controle om vast te stellen of de onderdelen van een voertuig nog voldoen aan de toepasselijke veiligheids- en milieukenmerken die van kracht waren ten tijde van de goedkeuring, de eerste inschrijving of de ingebruikneming, evenals ten tijde van de installatie van onderdelen op bestaande voertuigen;

    (10)        "goedkeuring": elke categorie goedkeuring als bedoeld in Richtlijn 2007/46/EG;

    (11)        "gebreken": technische defecten of andere vormen van niet-naleving die tijdens een technische controle worden vastgesteld;

    (12)        "technisch certificaat": een door de bevoegde instantie of een controlecentrum afgegeven certificaat met het resultaat van de controle en de algehele beoordeling van het voertuig;

    (13)        "controleur": een persoon die door de lidstaat is gemachtigd om technische controles uit te voeren in een controlecentrum of namens een bevoegde instantie;

    (14)        "bevoegde instantie": een instantie die of een openbaar lichaam dat belast is met het beheer van het nationale systeem van technische controles, met inbegrip van, indien van toepassing, het verrichten van technische controles;

    (15)        "controlecentrum": een openbaar of particulier lichaam of een openbare of particuliere instelling, met inbegrip van lichamen of instellingen die voertuigreparaties uitvoeren, die van een lidstaat een vergunning heeft verkregen om technische controles te verrichten;

    (16)        "toezichthoudend orgaan": een door een lidstaat ingesteld orgaan dat belast is met het verlenen van vergunningen aan en het toezicht op controlecentra.

    HOOFDSTUK II

    ALGEMENE VERPLICHTINGEN

    Artikel 4 Verantwoordelijkheden

    1.           Motorvoertuigen en aanhangwagens worden periodiek gecontroleerd overeenkomstig deze verordening in de lidstaat waar ze zijn ingeschreven.

    2.           Technische controles worden alleen verricht door de bevoegde instantie van een lidstaat of door een door de lidstaat gemachtigd controlecentrum.

    3.           Fabrikanten van voertuigen bieden de controlecentra, of, indien relevant, de bevoegde instantie, toegang tot de in bijlage I bedoelde technische informatie die nodig is voor het verrichten van technische controles. De Commissie stelt nadere regels vast voor de procedures inzake de toegang tot de in bijlage I bedoelde technische informatie overeenkomstig de onderzoeksprocedure als bedoeld in artikel 16, lid 2.

    4.           De houder van het kentekenbewijs is ervoor verantwoordelijk dat het voertuig te allen tijde in een veilige en verkeersgeschikte toestand wordt gehouden.

    HOOFDSTUK III

    EISEN INZAKE TECHNISCHE CONTROLES

    Artikel 5 Data en frequentie van de controles

    1.           Voertuigen worden op elke verjaringsdatum van de datum van de eerste inschrijving onderworpen aan een technische controle, waarbij ten minste de volgende intervallen worden toegepast:

    – voertuigen van de categorieën L1e, L2e, L3e, L4e, L5e, L6e en L7e: vier jaar na de datum waarop het voertuig voor het eerst is ingeschreven, vervolgens na twee jaar en daarna elk jaar;

    – voertuigen van de categorieën M1, N1 en O2: vier jaar na de datum waarop het voertuig voor het eerst is ingeschreven, vervolgens na twee jaar en daarna elk jaar;

    – voertuigen van de categorie M1 die zijn ingeschreven als taxi of ambulance, voertuigen van de categorieën M2, M3, N2, N3, T5, O3 en O4: een jaar na de datum waarop het voertuig voor het eerst is ingeschreven, en daarna jaarlijks.

    2.           Wanneer een voertuig van de categorie M1 of N1 een kilometerstand van 160 000 km heeft bereikt bij de eerste technische controle nadat het voertuig voor het eerst is ingeschreven, wordt het daarna jaarlijks aan een technische controle onderworpen.

    3.           De houder van het kentekenbewijs kan het controlecentrum, of, indien relevant, de bevoegde instantie, verzoeken de technische controle te verrichten in een periode die zich uitstrekt van het begin van de maand die voorafgaat aan de maand waarin de in lid 1 bedoelde verjaringsdatum valt tot het einde van de tweede maand die volgt op deze datum, zonder dat dit van invloed is op de datum van de volgende technische controle.

    4.           In weerwil van de datum van de laatste technische controle kan de bevoegde instantie in de volgende gevallen eisen dat een voertuig vóór de in de leden 1 en 2 bedoelde datum aan een technische controle of een aanvullende controle wordt onderworpen:

    – na een ongeval met ernstige schade aan de voornaamste veiligheidsgerelateerde onderdelen van het voertuig, zoals de wielen, de ophanging, kreukelzones, de stuurinrichting of het remsysteem;

    – wanneer de veiligheids- en milieusystemen en -onderdelen van het voertuig zijn veranderd of gewijzigd;

    – wanneer de houder van het kentekenbewijs van het voertuig het kentekenbewijs overdoet aan een andere houder.

    Artikel 6 Inhoud van de controles en controlemethoden

    1.           De technische controle bestrijkt de in bijlage II, punt 2 bedoelde gebieden.

    2.           Voor elk gebied als bedoeld in lid 1 verricht de bevoegde instantie van een lidstaat of het controlecentrum een technische controle die ten minste de in bijlage II, punt 3 bedoelde punten bestrijkt, waarbij de op de controle van deze punten van toepassing zijnde methode wordt gebruikt.

    Artikel 7 Beoordeling van gebreken

    1.           Voor elk te controleren punt biedt bijlage III een minimumlijst van mogelijke gebreken en de ernst daarvan.

    2.           Bij de uitvoering van een technische controle kent de controleur aan elk ontdekt gebrek een mate van ernst toe en deelt hij het gebrek in een van de volgende groepen in:

    – kleine gebreken die geen belangrijke gevolgen hebben voor de veiligheid van het voertuig en andere kleine vormen van niet-naleving;

    – grote gebreken die de veiligheid van het voertuig of van andere weggebruikers in gevaar brengen en andere belangrijke gevallen van niet-naleving;

    – gevaarlijke gebreken die op zodanige wijze een direct en onmiddellijk gevaar voor de verkeersveiligheid vormen dat het voertuig in geen geval verder mag worden gebruikt in het verkeer.

    3.           Een voertuig dat gebreken vertoont die in een of meer van de in lid 2 bedoelde groepen van gebreken vallen, wordt ingedeeld in de groep die behoort bij het meest ernstige gebrek. Een voertuig met verscheidene gebreken uit dezelfde groep kan in een hogere groep worden ingedeeld als het gecombineerde effect van de gebreken resulteert in een hoger risico voor de verkeersveiligheid.

    Artikel 8 Technisch certificaat

    1.           Het controlecentrum dat, of, indien relevant, de bevoegde instantie die, een technische controle van een voertuig heeft verricht, geeft een technisch certificaat voor dat voertuig af dat ten minste de elementen van bijlage IV omvat.

    2.           Het controlecentrum of, indien relevant, de bevoegde instantie verstrekt de persoon die het voertuig voor een controle heeft gebracht het technisch certificaat of, in geval van een elektronisch technisch certificaat, een naar behoren gecertificeerde gedrukte versie van het certificaat.

    3.           Met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze verordening en uiterlijk drie jaar daarna delen de controlecentra de in de door hen afgegeven technische certificaten vermelde informatie langs elektronische weg mee aan de bevoegde instantie van de lidstaat. Deze mededeling geschiedt binnen een redelijke termijn na de afgifte van de technische certificaten. Tot deze datum kunnen de controlecentra deze informatie via andere kanalen aan de bevoegde instantie meedelen. De bevoegde instantie bewaart deze informatie gedurende 36 maanden vanaf de datum van ontvangst.

    4.           Ten behoeve van de controle van de kilometerstand, en indien deze informatie niet langs elektronische weg is meegedeeld na de vorige technische controle, vraagt de controleur de persoon die het voertuig voor de controle brengt het na de vorige technische controle afgegeven certificaat te tonen.

    5.           De resultaten van de technische controle worden meegedeeld aan de inschrijvingsautoriteit van het voertuig. Deze kennisgeving dient de in het technisch certificaat vermelde informatie te bevatten.

    Artikel 9 Follow-up van gebreken

    1.           Wanneer alleen kleine gebreken zijn vastgesteld, zorgt de houder van het kentekenbewijs ervoor dat deze gebreken onverwijld worden verholpen. Het voertuig behoeft wellicht niet opnieuw te worden gecontroleerd.

    2.           In geval van grote gebreken neemt de bevoegde instantie een besluit over de voorwaarden waaronder het voertuig verder mag worden gebruikt alvorens opnieuw te worden gecontroleerd. Deze nieuwe controle vindt plaats binnen zes weken na de eerste controle.

    3.           In geval van gevaarlijke gebreken mag het voertuig niet worden gebruikt op openbare wegen en wordt de inschrijving ingetrokken overeenkomstig artikel 3 bis van Richtlijn XXX van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 1999/37/EG inzake kentekenbewijzen van motorvoertuigen[24] totdat de gebreken zijn verholpen en een nieuw technisch certificaat is afgeven ten bewijze van het feit dat het voertuig verkeersgeschikt is.

    Artikel 10 Bewijs van de controle

    Het controlecentrum dat, of, indien relevant, de bevoegde instantie van de lidstaat die, de technische controle van een op zijn grondgebied ingeschreven voertuig heeft verricht, geeft een bewijs af voor elk voertuig dat met goed gevolg een dergelijke controle heeft doorstaan. Op het bewijs wordt de datum van de volgende technische controle vermeld.

    Elke lidstaat erkent het bewijs dat overeenkomstig lid 1 is afgegeven.

    HOOFDSTUK IV

    Administratieve maatregelen

    Artikel 11

    Controlefaciliteiten en -apparatuur

    1.           Voor de technische controles gebruikte controlefaciliteiten en -apparatuur voldoen aan de in bijlage V vastgestelde minimale technische voorschriften.

    2.           Het controlecentrum of, indien relevant, de bevoegde instantie onderhoudt de controlefaciliteiten en -apparatuur overeenkomstig de door de fabrikant verstrekte specificaties.

    3.           Apparatuur die wordt gebruikt voor metingen wordt periodiek geijkt overeenkomstig de door de fabrikant verstrekte specificaties.

    Artikel 12 Controleurs

    1.           Technische controles worden uitgevoerd door controleurs die voldoen aan de in bijlage VI neergelegde minimumvereisten inzake competentie en opleiding.

    2.           De lidstaten geven een certificaat af aan de controleurs die voldoen aan de minimumvereisten inzake competentie en opleiding. Dit certificaat bevat ten minste de in bijlage VI, punt 3, genoemde informatie.

    3.           Controleurs die op de datum waarop deze verordening van toepassing wordt in dienst zijn bij bevoegde instanties van de lidstaat of een controlecentrum worden vrijgesteld van de in bijlage VI, punt 1, neergelegde vereisten. De lidstaten geven aan deze controleurs een gelijkwaardig certificaat af.

    4.           Bij de uitvoering van technische controles heeft de controleur geen belangenconflicten en in het bijzonder geen economische, persoonlijke of familiebanden met de houder van het kentekenbewijs van het te controleren voertuig.

    5.           Het controlecentrum stelt de persoon die het voertuig voor controle brengt in kennis van de noodzakelijk te verrichten reparaties en verandert de resultaten van de controle niet om commerciële redenen.

    6.           De resultaten van de door een controleur verrichte technische controle kunnen alleen worden veranderd door het toezichthoudende orgaan indien de bevindingen van de door de controleur verrichte technische controle duidelijk niet correct zijn.

    Artikel 13 Vergunningverlening en toezicht

    1.           Een toezichthoudend orgaan vervult ten minste de taken waarin in bijlage VII, punt 1, wordt voorzien en voldoet aan de in punt 2 en 3 van dezelfde bijlage neergelegde vereisten.

    De lidstaten maken de voorschriften en procedures voor de organisatie, taken en op het personeel van toezichthoudende organen van toepassing zijnde eisen toegankelijk voor het publiek.

    Toezichthoudende organen zijn onafhankelijk van controlecentra en voertuigfabrikanten.

    2.           Controlecentra die rechtstreeks worden geëxploiteerd door een bevoegde instantie worden vrijgesteld van de eisen inzake vergunningen en toezicht.

    HOOFDSTUK V

    SAMENWERKING EN UITWISSELING VAN INFORMATIE

    Artikel 14 Administratieve samenwerking tussen de lidstaten

    1.           De lidstaten wijzen een nationaal contactpunt aan dat verantwoordelijk is voor de uitwisseling van informatie met de andere lidstaten en de Commissie met betrekking tot de toepassing van deze verordening.

    2.           De lidstaten delen de Commissie uiterlijk [een jaar na de inwerkingtreding van deze verordening] de namen en contactgegevens van hun nationale contactpunt mee en stellen de Commissie onverwijld in kennis van eventuele wijzigingen daarvan. De Commissie stelt een lijst op van alle nationale contactpunten en bezorgt deze aan de lidstaten.

    Artikel 15 Elektronisch voertuiginformatieplatform

    De Commissie onderzoekt de haalbaarheid, de kosten en de baten van de inrichting van een elektronisch voertuiginformatieplatform voor de uitwisseling van informatie met betrekking tot technische controles tussen de bevoegde instanties van lidstaten die verantwoordelijk zijn voor de controles, de inschrijving en de goedkeuring van het voertuig, de controlecentra en de voertuigfabrikanten.

    Op basis van dat onderzoek evalueert en presenteert de Commissie verschillende beleidsopties, waaronder de mogelijkheid om de vereiste van artikel 10 om bewijs af te geven te schrappen. Binnen een termijn van twee jaar na de datum waarop deze verordening van toepassing wordt, brengt de Commissie aan de Raad en aan het Europees Parlement verslag uit van het onderzoek en doet zij, indien passend, dit onderzoek vergezeld gaan van een wetgevingsvoorstel.

    HOOFDSTUK VI

                bepalingen inzake tenuitvoerlegging en gedelegeerde bevoegdheden

    Artikel 16 Comité voor technische controles

    1.           De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dat comité is een comité in de betekenis van Verordening (EU) nr. 182/2011.

    2.           Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing. Indien het advies van het comité wordt verkregen door middel van een schriftelijke procedure, wordt deze procedure zonder gevolg beëindigd indien, binnen de termijn voor het uitbrengen van het advies, daartoe door de voorzitter van het comité wordt besloten of door een gewone meerderheid van de leden van het comité daarom wordt verzocht.

    Artikel 17 Gedelegeerde handelingen

    De Commissie krijgt de bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen overeenkomstig artikel 19 van deze verordening om:

    – in voorkomend geval, artikel 2, lid 1, en artikel 5, leden 1 en 2, bij te werken om rekening te houden met wijzigingen van de voertuigcategorieën die voortvloeien uit de in artikel 3, lid 1, bedoelde wijzigingen van de wetgeving;

    – de bijlagen bij te werken in het licht van de technische vooruitgang of om rekening te houden met wijzigingen van het internationaal recht of het recht van de Unie.

    Artikel 18

    Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

    1.           De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt volgens de voorwaarden van dit artikel aan de Commissie toegekend.

    2.           De in artikel 17 bedoelde bevoegdheidsdelegatie wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd met ingang van [de datum van inwerkingtreding van deze verordening].

    3.           Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 17 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

    4.           Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling vaststelt, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

    5.           Een krachtens artikel 17 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben meegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Deze termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

    Hoofdstuk VII

    SLOTBEPALINGEN

    Artikel 19 Sancties

    1.           De lidstaten stellen de sancties vast die van toepassing zijn op schendingen van de bepalingen van deze verordening en treffen alle maatregelen die nodig zijn om de daadwerkelijke toepassing van die sancties te garanderen. Deze sancties dienen doeltreffend, evenredig en niet-discriminerend te zijn en een afschrikkende werking te hebben.

    2.           Elke lidstaat neemt de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat manipulatie van of knoeien met de kilometerteller wordt beschouwd als een strafbaar feit en wordt bestraft met doeltreffende, evenredige, afschrikkende en niet-discriminerende sancties.

    3.           De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk [een jaar na de datum waarop deze verordening van toepassing wordt] in kennis van die bepalingen en delen haar onverwijld alle latere wijzigingen van die bepalingen mee.

    Artikel 20 Overgangsbepalingen

    1.           Controlefaciliteiten en -apparatuur als bedoeld in artikel 11 die op [de datum waarop deze verordening van toepassing wordt] niet voldoen aan de in bijlage V neergelegde minimumeisen mogen niet langer dan gedurende een termijn van vijf jaar na deze datum worden gebruikt voor het verrichten van technische controles.

    2.           De lidstaten passen de in bijlage VII neergelegde vereisten toe uiterlijk vijf jaar na de datum waarop deze verordening van toepassing wordt.

    Artikel 21 Intrekking

    Richtlijn 2009/40/EG en Aanbeveling 2010/378/EU van de Commissie worden ingetrokken met ingang van [de datum waarop deze verordening van toepassing wordt].

    Artikel 22 Inwerkingtreding en toepassing

    Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Zij wordt van toepassing [twaalf maanden na de datum van haar inwerkingtreding].

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel,

    Voor het Europees Parlement                       Voor de Raad

    De voorzitter                                                  De voorzitter

    [1]               COM(2010) 389 definitief.

    [2]               Richtlijn 2009/40/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 betreffende de technische controle van motorvoertuigen en aanhangwagens (PB L 141 van 6.6.2009, blz.12).

    [3]               Richtlijn 2000/30/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 juni 2000 betreffende de technische controle langs de weg van bedrijfsvoertuigen die in de Gemeenschap deelnemen aan het verkeer, als gewijzigd (PB L 203 van 10.8.2000, blz. 1).

    [4]               Richtlijn 1999/37/EG van de Raad van 29 april 1999 inzake de kentekenbewijzen van motorvoertuigen (PB L 138 van 1.6.1999, blz. 57).

    [5]               COM(2011) 144 definitief.

    [6]               COM(2010) 186 definitief.

    [7]               COM(2008) 30 definitief.

    [8]               Richtlijn 2008/50/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2008 betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa (PB L 152, van 11.6.2008, blz. 1).

    [9]               http://ec.europa.eu/bepa/pdf/monti_report_final_10_05_2010_nl.pdf

    [10]             COM(2010) 754 definitief.

    [11]             PB L 173 van 8.7.2010, blz. 47.

    [12]             Antiblokkeersysteem.

    [13]             Elektronische stabiliteitscontrole.

    [14]             PB C [...] van [...] , blz. [...].

    [15]             PB C [...] van [...] , blz. [...].

    [16]             COM(2011) 144 definitief.

    [17]             COM(2010) 389 definitief.

    [18]             PB L 124 van 9.5.2002, blz. 1.

    [19]             PB L 263 van 9.10.2007, blz. 1.

    [20]             PB L 171 van 9.7.2003, blz. 1.

    [21]             PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13.

    [22]             PB L 141 van 6.6.2009, blz. 12.

    [23]             PB L 173 van 8.7.2010, blz. 74.

    [24]             PB L XXX van XX.XX.XXXX, blz. XX.

    Top