This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52012PC0380
ANNEX_ to the Proposal for a REGULATION OF THE EUROPEAN PARLIAMENT AND OF THE COUNCIL on periodic roadworthiness tests for motor vehicles and their trailers and repealing Directive 2009/40/EC
BIJLAGE bij het Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende de periodieke technische controle van motorvoertuigen en aanhangwagens en tot intrekking van Richtlijn 2009/40/EG
BIJLAGE bij het Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende de periodieke technische controle van motorvoertuigen en aanhangwagens en tot intrekking van Richtlijn 2009/40/EG
/* <EMPTY>/2012/0XXX draft - 2012/ () */
BIJLAGE bij het Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende de periodieke technische controle van motorvoertuigen en aanhangwagens en tot intrekking van Richtlijn 2009/40/EG /* <EMPTY>/2012/0XXX draft - 2012/ () */
BIJLAGE
bij het
Voorstel voor een
VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende de periodieke technische
controle van motorvoertuigen en aanhangwagens en tot intrekking van Richtlijn
2009/40/EG BIJLAGE
I Door de
fabrikant beschikbaar te stellen technische informatie 1.
Remuitrusting 1.1.
Bedrijfsreminrichting –
Algemene beschrijving, met inbegrip van de hulprem
en de mogelijkheden van controle op een standaardrollenbank. –
Ontwerp van het systeem –
Rembedieningsorgaan –
Automatische lastafhankelijke remkrachtregelaar:
plaats en functionele eigenschappen –
Referentiekrachten –
Trommels –
Schijven –
Remvoering en blokken –
Pneumatisch remsysteem –
Hydraulisch remsysteem 1.2.
Parkeerrem –
Algemene beschrijving –
Parkeerrembedieningsorgaan –
As(sen) waar de parkeerrem op werkt –
Elektronisch bediende parkeerrem 1.3.
Continuremmen –
Algemene beschrijving –
Rembedieningsorgaan 1.4. Elektronische
beheerssystemen –
ABS –
BAS –
ESC –
EBS 1.5. Remmen
van aanhangwagens –
Koppeling voor remmen van aanhangwagens: algemene
beschrijving –
Beschrijving van het veiligheidssysteem 2.
Stuurinrichting –
Algemene beschrijving van het systeem –
Werkingsbeginsel –
Plaats van de stuurinrichtingbehuizing –
Stuurbekrachtigingsbeginsel –
Diameter van het stuurwiel –
Elektronische bediening van de stuurinrichting –
Aanvullende elektronische kenmerken 3. Zicht 3.1. Ruiten –
Voorruit –
Andere externe ruiten (met uitzondering van
dakopeningen) –
Dakopening –
Interne ruiten –
Ruiten van nooduitgangen 3.2.
Achteruitkijkspiegels –
Aantal –
Categorieën –
Plaatsing –
Goedkeuringsmerk 3.3.
Ruitenwissers –
Aantal –
Lengte van de ruitenwisserbladen 3.4.
Ruitensproeiers –
Aantal 3.5.
Ontwasemingssysteem –
Werkingsbeginsel 4. Lichten,
reflecterende inrichtingen en elektrische installaties 4.1.
Koplampen –
Groot licht –
Dimlicht 4.2. Voor- en
achterlichten, breedtelichten en markeringslichten –
Breedtelichten –
Achterlichten –
Zijmarkeringslichten –
Voormarkeringslichten –
Achtermarkeringslichten 4.3.
Remlichten –
Aantal –
Plaatsing –
Lichtbron –
Goedkeuringsmerk –
Adaptieve remlichten 4.4. Richtingaanwijzers
en waarschuwingsknipperlichten –
Aantal –
Plaatsing –
Lichtbron –
Goedkeuringsmerk –
Verklikkerlicht –
Beginsel van de activering van waarschuwingslichten 4.5.
Mistlichten voor en achter –
Mistlampen (voor) –
Mistlampen (achter) –
Aantal 4.6.
Achteruitrijlichten –
Aantal –
Plaatsing –
Lichtbron –
Goedkeuringsmerk 4.7.
Achterkentekenplaatverlichting –
Aantal –
Plaatsing –
Lichtbron –
Goedkeuringsmerk 4.8.
Retroreflectoren, zijreflectoren en markeringsborden –
Voorretroreflectoren –
Achterretroreflectoren –
Zijretroreflectoren –
Markeringsborden 4.9. Elektrische
verbindingen met trekkende en getrokken voertuigen –
Aansluitschema –
Norm voor de verbindingen 4.10.
Niet-verplichte lampen –
Lijst met niet-verplichte lampen –
Plaatsing –
Goedkeuringsmerk 4.11. Accu –
Aantal –
Spanning (V) –
Vermogen (Ah) –
Plaatsing 4.12.
Elektronisch bediende verlichtingssystemen –
Algemene beschrijving 5. Assen,
wielen, banden en ophanging 5.1. Assen –
Algemene beschrijving 5.2. Wielen –
Maat –
Materiaal 5.3. Banden –
Aantal –
Configuratie –
Maat –
Snelheidscategorie –
Belastingsindex –
Aantal reservewielen –
Maat reservewielen –
Aan reservewiel gelijkwaardige inrichting 5.4.
Ophanging –
Algemene beschrijving van het systeem –
Veren –
Schokdempers –
Stabilisatorstangen –
Luchtvering –
Elektronische bediening van de vering 6. Chassis en
met het chassis verbonden delen 6.1. Chassis
of bevestigingen aan het frame –
Algemene beschrijving 6.2.
Brandstoftank en -leidingen –
Aantal brandstoftanks –
Algemene beschrijving van de tanks –
Houdbaarheidsdatum van de tank (indien van
toepassing) –
Configuratie –
Capaciteit –
Markeringen –
Beschermingsmiddelen –
Algemene beschrijving van de brandstofleidingen 6.3. Bumpers,
zijdelingse bescherming en onderrijbeveiliging aan de achterzijde –
Onderrijbeveiliging aan de voorzijde –
Zijdelingse bescherming –
Onderrijbeveiliging aan de achterzijde 6.4.
Bevestiging van het reservewiel –
Plaats 6.5. Koppelingsinrichting
en trekinrichting –
Koppelingsinrichting –
Trekinrichting 6.6.
Overbrenging –
Algemene beschrijving –
Type versnellingsbak –
Aantal versnellingen –
Differentiëlen/zelfvergrendelende differentiëlen –
Aantal aangedreven assen –
Werkmodi van de overbrenging –
Koppeling: algemene beschrijving –
Elektronisch beheer van de overbrenging 6.7.
Bevestiging van de motor –
Algemene beschrijving 6.8. Cabine
en koetswerk –
Algemene beschrijving –
Portieren –
Zitplaatsen –
Cabinetreden –
Andere binnen- en buitenvoorzieningen en uitrusting –
Spatborden, opspatafschermingsuitrusting 7. DIVERSE
UITRUSTINGEN 7.1.
Veiligheidsgordels –
Veiligheidsgordelklasse voor elke zitplaats –
Goedkeuringsmerk –
Pyrotechnische gordelspanner 7.2. Airbags –
Aantal en configuratie –
Markeringen –
Verklikkerlicht –
Uitschakelsysteem voor passagiersairbag 7.3.
Brandblusser –
Aantal en configuratie –
Categorieën 7.4.
Beveiligingen tegen diefstal –
Bediening geblokkeerd door de inrichting 7.5.
Wielblokken (wiggen) –
Aantal en configuratie 7.6.
Geluidssignaalinrichting –
Aantal en plaats van de inrichtingen –
Goedkeuringsmerk –
Geluidsniveau (dB(A)) 7.7.
Snelheidsmeter –
Eenheden (km/h of mijl/h) –
Maximale weergegeven snelheid (in km/h of mijl/h) –
Onderverdeling 7.8.
Tachograaf –
Merk en model –
Goedkeuringsmerk –
Serienummer –
Plaats van zegels –
Plaats van het typeplaatje 7.9.
Snelheidsbegrenzer –
Ingestelde snelheid –
Merk en model –
Configuratie van de connectoren voor controle –
(omw/km of imp/km) –
w (omw/km of imp/km) –
Plaats van het typeplaatje 7.10.
Kilometerteller –
Aantal cijfers 8. OVERLASTFACTOREN 8.1. Geluidshinder –
Algemene beschrijving van de systemen en
inrichtingen om het door het voertuig voortgebrachte geluid te verminderen –
Geluidsniveau bij stilstand (dB(A) bij min-1) –
Geluidsniveau rijdend (dB(A)) –
Aantal knaldempers op de uitlaatpijp –
Plaats van knaldempers op de uitlaatpijp –
Markering van knaldempers op de uitlaatpijp 8.2. Emissies
benzinemotor –
CO (g/km of g/kWh) –
CO bij stationair toerental (vol %) –
CO bij verhoogd toerental (vol % bij min-1) –
HC bij verhoogd toerental (vol % bij min-1) –
Lambdawaarde bij verhoogd toerental (min-1) –
HC (g/km of g/kWh) –
NOx (g/km of g/kWh) –
HC + NOx (g/km) –
CO2 (g/km) –
Vermelding van de milieuklasse van de
EG-goedkeuring –
Type en plaats van de OBD-connector –
OBD-communicatieprotocol –
In het voertuig geïnstalleerde emissiebeheersingsapparatuur –
Plaats van de in het voertuig geïnstalleerde
emissiebeheersingsapparatuur –
Markering van katalysator –
Aantal lambdasensoren 8.3. Emissies
dieselmotor –
CO (g/km of g/kWh) –
HC (g/km of g/kWh) –
NOx (g/km of g/kWh) –
HC + NOx (g/km) –
CO2 (g/km) –
Deeltjes voor diesel (g/km of g/kWh) –
Gecorrigeerde absorptiecoëfficiënt voor diesel (bij
min-1) (opaciteit) –
Vermelding van de milieuklasse van de
EG-goedkeuring –
OBD-connector –
OBD-communicatieprotocol –
In het voertuig geïnstalleerde
emissiebeheersingsapparatuur –
Plaats van de in het voertuig geïnstalleerde
emissiebeheersingsapparatuur –
Markering van katalysator –
Markering van deeltjesvanger 8.4.
Onderdrukking elektromagnetische storingen –
Beschrijving van bedradingskenmerken van bougies –
Markering van bedrading van bougies BIJLAGE
II MINIMUMVOORSCHRIFTEN
BETREFFENDE DE INHOUD VAN CONTROLES EN CONTROLEMETHODEN
1.
ALGEMEEN
In deze bijlage worden de voertuigsystemen en
-onderdelen besproken die moeten worden gecontroleerd, alsook de
controlemethoden en de criteria aan de hand waarvan moet worden bepaald of de
toestand van het voertuig aanvaardbaar is. De controle moet op zijn minst betrekking
hebben op de in punt 3 hieronder vermelde punten, mits deze de uitrusting
betreffen van het voertuig dat in de betrokken lidstaat wordt goedgekeurd. De controle wordt uitgevoerd met de
beschikbare technieken en uitrusting en zonder gereedschap om
voertuigonderdelen te ontmantelen of verwijderen. Alle opgesomde punten worden verplicht
gecontroleerd bij de periodieke controle van voertuigen, behalve de punten die
met een (X) zijn aangeduid. Dit zijn punten die betrekking hebben op de
toestand van het voertuig en de geschiktheid ervan om deel te nemen aan het
verkeer, maar die niet essentieel zijn bij een controle. "Redenen voor afkeuring" zijn niet
van toepassing indien zij verwijzen naar vereisten die nog niet in de relevante
typegoedkeuringswetgeving voor het voertuig werden voorgeschreven op het moment
van de eerste registratie of de eerste ingebruikname, of indien zij verwijzen
naar retrofiteisen. Indien er bij controlemethode "visuele
controle" staat, impliceert dit dat de controleur niet alleen naar de
punten kijkt, maar deze ook, indien nodig, bedient, het geluid beoordeelt of
andere geschikte controlemethoden toepast zonder apparatuur te gebruiken.
2.
TOEPASSINGSGEBIED VAN DE CONTROLE
De controle omvat ten minste de volgende
elementen: 0) Identificatie van het
voertuig; 1) Remuitrusting; 2) Stuurinrichting; 3) Zicht; 4) Verlichtingsinstallatie en
onderdelen van elektrische installaties; 5) Assen, wielen, banden en
ophanging; 6) Chassis en met het chassis
verbonden delen; 7) Diverse uitrustingen; 8) Overlastfactoren; 9) Aanvullende controles voor
passagiersvoertuigen M2 en M3.
3.
INHOUD VAN DE CONTROLES EN CONTROLEMETHODEN
De controle bestrijkt ten minste de punten en
het gebruik van de minimumnormen en methoden die in de volgende tabel worden
opgesomd: Punt || Methode || Redenen voor afkeuring || || 0. IDENTIFICATIE VAN HET VOERTUIG || 0.1. Registratie kentekenplaten (indien dit in de eisen is voorgeschreven)(1) || Visuele controle || (a) Kentekenplaat (-platen) ontbreekt (ontbreken) of zit(ten) zo los dat de plaat (platen) ervan af zou(den) kunnen vallen. (b) Opschrift ontbreekt of is onleesbaar. (c) Is niet in overeenstemming met voertuigdocumenten of geregistreerde gegevens. || 0.2. Voertuigidentificatie-/chassis-/serienummer || Visuele controle || (a) Ontbreekt of is onvindbaar. (b) Onvolledig, onleesbaar. (c) Is niet in overeenstemming met kentekenbewijs of geregistreerde gegevens. || 1. REMUITRUSTING || 1.1. Mechanische toestand en werking || 1.1.1. Draaipunt van de bedrijfsrem/handrem || Visuele controle van de onderdelen terwijl de reminstallatie wordt bediend. Opmerking: Voor de controle van voertuigen met een bekrachtigde reminstallatie moet de motor worden uitgeschakeld. || (a) Draaipunt zit te strak. (b) Vertoont te veel slijtage/speling. || 1.1.2. Staat en slag van het bedieningspedaal/de handrem || Visuele controle van de onderdelen terwijl de reminstallatie wordt bediend. Opmerking: Voor de controle van voertuigen met een bekrachtigde reminstallatie moet de motor worden uitgeschakeld. || (a) De vrije slag is te groot of te klein. (b) Het pedaal of de handrem komt moeilijk terug in de rustpositie. (c) Het antisliprubber op het rempedaal ontbreekt, zit los of is door slijtage glad geworden. || 1.1.3. Vacuümpomp of compressor en reservoirs || Visuele controle van de onderdelen bij normale werkdruk. Controle hoe lang het duurt totdat het vacuüm of de luchtdruk een veilige waarde heeft bereikt; controle van de werking van de signaalinrichting, de veiligheidsklep voor dubbel remcircuit en de overdrukklep. || (a) Er is te weinig lucht- en/of vacuümdruk voor het ten minste tweemaal bedienen van de rem nadat de signaalinrichting in werking is getreden (of een meetinstrument gevaar signaleert). (b) Het tot stand komen van de benodigde lucht- en/of vacuümdruk voor het bereiken van veilige waarden is niet in overeenstemming met de vereisten(1) (c) De veiligheidsklep voor dubbel remcircuit of overdrukklep functioneert niet. (d) Er is duidelijk drukverlies ten gevolge van een luchtlek of er zijn waarneembare luchtlekken. (e) Er is uitwendige schade die het functioneren van de reminstallatie negatief kan beïnvloeden. || 1.1.4. Lagedrukverklikker of manometer || Functionele controle || Verklikker of manometer werkt slecht of is defect. || 1.1.5. Handremregelklep || Visuele controle van de onderdelen terwijl de reminstallatie wordt bediend. || (a) Het bedieningselement vertoont barsten, beschadiging of te grote slijtage. (b) Het bedieningselement is niet goed op de klep bevestigd of de klep zit los. (c) De koppelingen zitten los of het systeem lekt. (d) Functioneert niet behoorlijk. || 1.1.6. Parkeerremcilinder, bedieningshendel, parkeerremvergrendeling, elektronische parkeerrem || Visuele controle van de onderdelen terwijl de reminstallatie wordt bediend. || (a) De vergrendeling blijft niet goed vastzitten. (b) De scharnierpin van de hefboom of de vergrendeling vertoont te veel slijtage. (c) Te grote beweeglijkheid van de hendel wijst op een verkeerde afstelling. (d) Cilinder ontbreekt, is beschadigd of werkt niet. (e) Slechte werking, verklikker geeft storing aan. || 1.1.7. Remkleppen (voetkleppen, ontluchtingsventielen, regelkleppen) || Visuele controle van de onderdelen terwijl de reminstallatie wordt bediend. || (a) Klep is beschadigd of er is een te grote luchtlekkage. (b) Het olieverlies uit de compressor is te groot. (c) Klep zit los of is slecht gemonteerd. (d) Verlies of lekkage van hydraulische vloeistof. || 1.1.8. Koppelingskoppen voor remmen voor aanhangwagen (elektrisch en pneumatisch) || Koppel de koppelingskoppen van de reminstallatie tussen het trekkende voertuig en de aanhangwagen los en weer vast. || (a) Kraan of zelfsluitende klep defect. (b) Kraan of klep zit los of is slecht gemonteerd. (c) Lekken. (d) Functioneert niet correct. || 1.1.9. Energie- en drukreservoir || Visuele controle. || (a) Reservoir is beschadigd, verroest of lekt. (b) Het ontwateringsventiel werkt niet. (c) Reservoir zit los of is slecht gemonteerd. || 1.1.10. Rembekrachtiging, hoofdcilinder (hydraulische systemen) || Visuele controle van de onderdelen terwijl de reminstallatie wordt bediend. || (a) De rembekrachtiging is defect of werkt niet goed. (b) De hoofdcilinder is defect of lekt. (c) De hoofdcilinder zit los. (d) Peil remvloeistof te laag. (e) De kap van het reservoir van de hoofdcilinder ontbreekt. (f) Het controlelampje voor de remvloeistof brandt of is defect. (g) Het waarschuwingssignaal met betrekking tot het peil van de remvloeistof werkt slecht. || 1.1.11. Niet-flexibele remleidingen || Visuele controle van de onderdelen terwijl de reminstallatie wordt bediend. || (a) Er is dreigend gevaar voor defecten en breuken. (b) Leidingen of koppelingen lekken. (c) Leidingen vertonen beschadiging of te veel corrosie. (d) Leidingen zijn verkeerd gemonteerd. || 1.1.12. Flexibele remleidingen || Visuele controle van de onderdelen terwijl de reminstallatie wordt bediend. || (a) Er is dreigend gevaar voor defecten en breuken. (b) Leidingen zijn beschadigd, gescheurd, gedraaid of te kort. (c) Leidingen of koppelingen lekken. (d) Leidingen vertonen door de druk veroorzaakte verwijdingen. (e) Leidingen zijn poreus. || 1.1.13. Remvoeringen en -blokken || Visuele controle. || (a) Remvoering of -blok vertoont te veel slijtage. (b) Remvoering of -blok is vuil (olie, vet enz.) (c) Remvoering of -blok is niet aanwezig. || 1.1.14. Remtrommels, remschijven || Visuele controle. || (a) Trommel of schijf vertoont te veel slijtage, te veel kerven, scheuren, zit los of is gebroken. (b) Trommel of schijf is vuil (olie, vet enz.) (c) Trommel of schijf is niet aanwezig. (d) Ankerplaat zit los. || 1.1.15. Remkabels, stangen, hendels, overbrenging || Visuele controle van de onderdelen terwijl de reminstallatie wordt bediend. || (a) Kabel is beschadigd of geknikt. (b) Onderdeel vertoont te veel slijtage of corrosie. (c) Bevestiging van de kabel, stang of verbinding is niet geborgd. (d) Kabelgeleiding is defect. (e) Beweging van de reminstallatie wordt belemmerd. (f) Abnormale beweeglijkheid van de hendels/overbrenging die wijst op slechte afstelling of te veel slijtage. || 1.1.16. Remcilinders (veerremcilinders of hydraulische remcilinders inbegrepen) || Visuele controle van de onderdelen terwijl de reminstallatie wordt bediend. || (a) Cilinder vertoont barsten of beschadiging. (b) Cilinder lekt. (c) Cilinder zit los of is niet goed gemonteerd. (d) Cilinder vertoont te veel corrosie. (e) De slag van de zuiger of van het diafragmamechanisme is te klein of te groot. (f) Stofkap ontbreekt of vertoont te veel beschadiging. || 1.1.17. Automatische lastafhankelijke remkrachtregelaar || Visuele controle van de onderdelen terwijl de reminstallatie wordt bediend. || (a) Overbrenging is defect. (b) Overbrenging is niet juist afgesteld. (c) Remkrachtregelaar is geblokkeerd of werkt niet. (d) Remkrachtregelaar ontbreekt. (e) Gegevensplaatje ontbreekt. (f) Identificatie is niet leesbaar of niet in overeenstemming met de vereisten(1) || 1.1.18. Remhefbomen en indicatoren || Visuele controle. || (a) Remhefboom is beschadigd, geblokkeerd of vertoont abnormale beweeglijkheid die wijst op te veel slijtage of verkeerde afstelling. (b) Remhefboom is defect. (c) Niet correct geïnstalleerd of vervangen. || 1.1.19. Continureminstallatie (indien gemonteerd of voorgeschreven) || Visuele controle. || (a) Onveilige koppelstukken of bevestigingen. (b) Installatie is duidelijk defect of ontbreekt. || 1.1.20. Automatische bediening van remmen voor aanhangwagen || Koppel de remkoppelingskoppen tussen het trekkende voertuig en de aanhangwagen los. || De rem voor de aanhangwagen wordt niet automatisch aangetrokken wanneer de koppelingskop losgekoppeld is. || 1.1.21. Volledige reminstallatie || Visuele controle || (a) Andere apparatuur (bv. antivriespomp, luchtdroger enz.) vertoont uitwendige beschadiging of te veel corrosie waardoor de reminstallatie minder goed werkt. (b) Luchtlekkage of antivrieslekkage. (c) Onderdelen zitten los of zijn slecht gemonteerd. (d) Onjuiste herstelling van of wijziging aan onderdelen.[1] || 1.1.22. Testkoppelingen (indien gemonteerd of voorgeschreven) || Visuele controle || (a) Ontbreekt. (b) Zijn beschadigd, onbruikbaar of lekken. || 1.2. Remkracht en bedrijfszekerheid van de bedrijfsrem || 1.2.1. Remkracht || Trap de rem geleidelijk in tot de maximale opgevoerde kracht tijdens een test op een statische remtestmachine, of indien mogelijk tijdens een test op de weg. || (a) Onvoldoende remkracht op een of meer wielen. (b) De remkracht is voor een of meer wielen kleiner dan 70 % van de maximale geregistreerde remkracht voor het andere wiel op dezelfde as. Of het voertuig wijkt te veel van een rechte lijn af in het geval van een test op de weg. (c) De remkracht loopt niet geleidelijk op (blokkering). (d) Abnormaal hoge reactietijd voor een of meer wielen. (e) Remkracht vertoont te grote schommelingen tijdens een volledige wielwenteling. || 1.2.2. Bedrijfszekerheid || Test met een statische remtestmachine of, indien door technische redenen dergelijke machine niet kan worden gebruikt, een test op de weg met een registrerende vertragingsmeter om het rempercentage vast te stellen dat gerelateerd is aan de maximaal toegestane massa of, in het geval van opleggers, aan de som van de toegestane belasting op de assen. Voertuigen of aanhangwagens met een toegestane maximummassa van meer dan 3 500 kg moeten overeenkomstig de ISO 21069-normen of gelijkwaardige methoden worden gecontroleerd. Testen op de weg moeten worden uitgevoerd onder droge weersomstandigheden op een vlakke, rechte weg. || Levert niet minstens de volgende waarden op: Voertuigen die voor het eerst zijn geregistreerd na de inwerkingtreding van Richtlijn 2010/48/EU: – Categorie N1: 50 % – Categorie M1: 58 % – Categorie M2 en M3: 50 % – Categorie N2 en N3: 50 % – Categorie O2, O3 en O4: · voor opleggers: 45 % · voor aanhangwagens met trekstang: 50 % Voertuigen die zijn geregistreerd vóór de inwerkingtreding van Richtlijn 2010/48/EU: Categorie N1: 45 % Categorie M1, M2 en M3: 50 % [2] Categorie N2 en N3: 43 % [3] Categorie O2, O3 en O4: 40 % [4] Andere categorieën: - Categorieën L (beide remmen): Categorie L1e: 42 % Categorie L2e, L6e: 40 % Categorie L3e: 50 % Categorie L4e: 46 % Categorie L5e, L7e: 44 % - Categorieën L (achterrem): alle categorieën: 25 % || 1.3. Remkracht en bedrijfszekerheid van de hulprem (indien afzonderlijk werkend systeem) || 1.3.1. Remkracht || Indien de hulprem afzonderlijk van de bedrijfsreminstallatie werkt, gebruik de methode in 1.2.1. || (a) Onvoldoende remkracht op een of meer wielen. (b) De remkracht is voor een of meer wielen kleiner dan 70 % van de maximale geregistreerde remkracht voor een ander wiel op dezelfde as. Of het voertuig wijkt te veel van een rechte lijn af in het geval van een test op de weg. (c) De remkracht loopt niet geleidelijk op (blokkering). || 1.3.2. Bedrijfszekerheid || Indien de hulprem afzonderlijk van de bedrijfsreminstallatie werkt, gebruik de methode in 1.2.2. || De remkracht is kleiner dan 50 % [5] van de in punt 1.2.2 beschreven remkracht van de bedrijfsrem bij de maximaal toegestane massa of, in het geval van opleggers, bij de som van de toegestane belasting op de assen. (met uitzondering van L1e en L3e). || 1.4. Remkracht en bedrijfszekerheid van de parkeerrem || 1.4.1. Remkracht || Trek de rem aan tijdens een test op een statische remtestmachine en/of tijdens een test op de weg met een vertragingsmeter. || Rem werkt niet aan één kant of het voertuig wijkt te veel van een rechte lijn af in het geval van een test op de weg. || 1.4.2. Bedrijfszekerheid || Test met een statische remtestmachine of een test op de weg met een vertragingsmeter die slechts aanduidt of ook registreert, of met het voertuig op een helling met een bekende hellingsgraad. Voertuigen voor goederenvervoer moeten, indien mogelijk, in geladen toestand worden gecontroleerd. || Geeft voor alle categorieën voertuigen niet minstens een rempercentage van 16 % bij de maximaal toegestane massa, of, voor motorvoertuigen, 12 % bij de maximummassa van de voertuigcombinatie, waarbij moet worden uitgegaan van de grootste waarde (met uitzondering van L1e en L3e). || 1.5. Remkracht van de continurem || Visuele controle en, indien mogelijk, testen of de installatie werkt. || (a) Niet regelbaar (niet van toepassing op motorremmen). (b) Installatie werkt niet. || 1.6. Antiblokkeer-systeem (ABS) || Visuele controle en controle van het waarschuwingssignaal. || (a) Waarschuwingssignaal is defect. (b) Waarschuwingssignaal vertoont systeemstoringen. (c) Wielsnelheidssensoren ontbreken of zijn beschadigd. (d) Bedrading is beschadigd. (e) Andere onderdelen ontbreken of zijn beschadigd. || 1.7. Elektronische reminstallatie (EBS) || Visuele controle van waarschuwingssignaal. || (a) Waarschuwingssignaal is defect. (b) Waarschuwingssignaal vertoont systeemstoringen. || 1.8. Remvloeistof || Meting van de kooktemperatuur of waterinhoud || (a) Kooktemperatuur van de remvloeistof te laag of waterinhoud te hoog (b) Remvloeistof verontreinigd (c) Te weinig remvloeistof. || 2. STUURINRICHTING || 2.1. Mechanische toestand || 2.1.1. Toestand van de stuurinrichting || Plaats het voertuig boven een smeerkuil of bevestig het aan een hijstoestel en draai met de wielen van de grond of op draaischijven het stuurwiel tot de aanslag aan beide kanten. Visuele controle van werking van de stuurinrichting. || (a) De werking van de stuurinrichting verloopt stroef. (b) Stuuras gedraaid of spieassen vertonen slijtage. (c) Stuuras vertoont te veel slijtage. (d) Stuuras is te beweeglijk. (e) Lekt. || 2.1.2. Bevestiging van stuurhuis || Plaats het voertuig boven een smeerkuil of bevestig het aan een hijstoestel met het gewicht van de wielen van het voertuig op de grond en draai aan het stuur met de wijzers van de klok mee en tegen de wijzers van de klok in of gebruik een speciaal toestel om de speling van het stuur vast te stellen. Visuele controle van de bevestiging van het stuurhuis aan het chassis. || (a) Stuurhuis niet correct bevestigd. (b) Te grote bevestigingsgaten in het chassis. (c) Bevestigingsbouten ontbreken of zijn gebroken. (d) Stuurhuis is gebroken. || 2.1.3. Toestand stuuroverbrenging || Plaats het voertuig boven een smeerkuil of bevestig het aan een hijstoestel en draai met de wielen op de grond het stuurwiel met de wijzers van de klok mee en tegen de wijzers van de klok in of gebruik een speciaal toestel om de speling van het wiel vast te stellen. Visuele controle of de stuuronderdelen geen slijtage, breuken of veiligheidsproblemen vertonen. || (a) Relatieve beweging tussen onderdelen die vast zouden moeten zitten. (b) Verbindingen vertonen te veel slijtage. (c) Onderdelen zijn gebroken of vervormd. (d) Vergrendelinrichtingen niet aanwezig. (e) Foutieve uitlijning van de onderdelen (bv. spoorstang of stuurstang). (f) Ongepaste herstelling of wijziging. (g) De stofkap ontbreekt, is beschadigd of ernstig stuk. || 2.1.4. Werking stuuroverbrenging || Plaats het voertuig boven een smeerkuil of bevestig het aan een hijstoestel met de wielen op de grond en de motor aan (stuurbekrachtiging) en draai het stuurwiel tot de aanslag aan beide kanten. Visuele controle van de beweging van de overbrengingen. || (a) De bewegende stuuroverbrenging raakt een onderdeel dat aan het chassis vastzit. (b) Stuuraanslag werkt niet of ontbreekt. || 2.1.5. Stuurbekrachtiging || Contoleer of er lekken zijn in de stuurinrichting en controleer het peil van de hydraulische vloeistof in het reservoir (indien zichtbaar). Plaats de wielen op de grond, zet de motor aan en controleer of de stuurbekrachtiging werkt. || (a) Vloeistof lekt. (b) Te weinig vloeistof. (c) Mechanisme werkt niet. (d) Mechanisme is gebroken of zit los. (e) Foutieve uitlijning of schurende onderdelen. (f) Foutieve herstelling of wijziging. (g) Leidingen/slangen vertonen beschadiging of te veel corrosie. || 2.2. Stuur, stuurkolom || 2.2.1. Toestand van het stuur || Plaats de wielen op de grond, draai het stuur volledig om in rechte hoeken ten opzichte van de stuurkolom en oefen lichte opwaartse en neerwaartse druk uit. Visuele controle van de speling. || (a) Relatieve beweging tussen stuurwiel en stuurkolom die wijst op speling. (b) Bevestiging op stuurwielnaaf ontbreekt. (c) Stuurwielnaaf, -rand of -spaken vertonen breuken of zitten los. 2.2.2. Stuurwiel/kruis-koppelingen en vorken || Plaats het voertuig boven een smeerkuil of bevestig het aan een hijstoestel met het volledige gewicht van het voertuig op de grond, duw tegen en trek aan het stuur in een rechte lijn ten opzichte van de stuurkolom, duw het stuur in verschillende richtingen met rechte hoeken ten opzichte van de kolom/de vorken. Visuele controle van de speling en de toestand van flexibele koppelingskoppen of kruiskoppelingen. || (a) Midden van het stuurwiel beweegt te veel op- of neerwaarts. (b) Bovendeel van kolom beweegt te veel radiaal van de kolomas. (c) Flexibele koppelingskop is stuk. (d) Bevestiging is defect. (e) Ongepaste herstelling of wijziging. 2.3. Speling in de stuurinrichting || Plaats het voertuig boven een smeerkuil of bevestig het aan een hijstoestel met het volledige gewicht van het voertuig op de wielen en met de motor aan voor voertuigen met stuurbekrachtiging en met de wielen in rechte positie. Draai het stuurwiel licht en zo ver mogelijk met de wijzers van de klok mee en tegen de wijzers van de klok in zonder de wielen te bewegen. Visuele controle van de vrije beweging. || Te veel speling bij het sturen, bijv. een bepaald punt op de rand overschrijdt bij beweging bijvoorbeeld een vijfde van de diameter van het stuurwiel of beweegt niet in overeenstemming met de vereisten.(1) 2.4. Wieluitlijning (X)(2) || Controleer de uitlijning van de bestuurde wielen met de juiste apparatuur. || Uitlijning niet in overeenstemming met de informatie of de vereisten van de fabrikant.(1) 2.5. Draaischijf van de as van de aanhangwagen || Visuele controle of met gebruik van een speciale testbank voor wielspeling. || (a) Onderdeel vertoont beschadiging of barsten. (b) Te veel speling. (c) Bevestiging is defect. 2.6. Elektronische stuurbekrachtiging (EPS) || Visuele controle en controle van de consistentie tussen de hoek van het stuurwiel en de hoek van de wielen bij het aan- en uitzetten van de motor. || (a) Het waarschuwingslampje van de stuurbekrachtiging wijst op een defect in de installatie. (b) Inconsistentie tussen de hoek van het stuurwiel en de hoek van de wielen. (c) Bekrachtiging werkt niet. 3. ZICHT || 3.1. Gezichtsveld || Visuele controle vanaf de bestuurderszitplaats. || Obstakel in het gezichtsveld van de bestuurder dat zijn zicht vooraan of aan de zijkanten aanzienlijk belemmert. 3.2. Toestand van de ruiten || Visuele controle. || (a) Ruiten of transparante panelen (indien toegestaan) zijn gebarsten of verkleurd. b) Ruiten of transparante panelen (reflecterende of gekleurde folie inbegrepen) zijn niet in overeenstemming met de vereisten(1) (XX)(3), (c) Ruiten of transparante panelen in onaanvaardbare toestand. 3.3. Achteruitkijkspiegels of -toestellen || Visuele controle. || (a) Spiegel of toestel ontbreekt of is niet bevestigd zoals bepaald in de vereisten.(1) (b) Spiegel of toestel werkt niet, is beschadigd of zit los. 3.4. Ruitenwissers || Visuele controle en controle door bediening. || (a) Wissers werken niet of ontbreken. (b) Wisserblad ontbreekt of is duidelijk defect. 3.5. Ruitensproeiers || Visuele controle en controle door bediening. || Sproeiers werken niet behoorlijk. 3.6. Ontwasemings-systeem (X)(2) || Visuele controle en controle door bediening. || Systeem werkt niet of is duidelijk defect. 4. LICHTEN, REFLECTERENDE INRICHTINGEN EN ELEKTRISCHE INSTALLATIES || 4.1. Koplampen || 4.1.1. Toestand en werking || Visuele controle en controle door bediening. || (a) Licht/lichtbron is defect of ontbreekt. (b) Projectiesysteem (reflector en lens) is defect of ontbreekt. (c) Lamp is niet stevig bevestigd. 4.1.2. Richting || Bepaal het horizontale eindpunt van elke koplamp bij gedimd licht met behulp van een speciaal hiervoor bestemd toestel of een scherm. || Het eindpunt van de koplamp ligt niet binnen de grenzen die in de vereisten zijn bepaald.(1) 4.1.3. Schakelaars || Visuele controle en controle door bediening. || (a) Schakelaar werkt niet in overeenstemming met de vereisten(1) (aantal oplichtende koplampen op hetzelfde moment) (b) Verminderde functie van de schakelaar. 4.1.4. Overeenstemming met vereisten(1) || Visuele controle en controle door bediening. || (a) Licht, kleur van het licht, positie of intensiteit is niet in overeenstemming met de vereisten.(1) (b) Producten op lens of lichtbron die de lichtintensiteit duidelijk verminderen of de kleur van het licht wijzigen. (c) Lichtbron en lamp zijn niet compatibel. 4.1.5. Verstelinrichting (indien verplicht) || Visuele controle en indien mogelijk controle door bediening. || (a) Inrichting werkt niet. (b) Handmatige inrichting kan niet vanop de bestuurderszitplaats worden bediend. 4.1.6. Koplampwisser (indien verplicht) || Visuele controle en indien mogelijk controle door bediening. || Inrichting werkt niet. 4.2. Voor- en achterlichten, breedtelichten en markeringslichten || 4.2.1. Toestand en werking || Visuele controle en controle door bediening. || (a) Lichtbron is defect. (b) Lens is defect. (c) Lamp is niet stevig bevestigd. 4.2.2. Schakelaars || Visuele controle en controle door bediening. || (a) Schakelaar werkt niet in overeenstemming met de vereisten.(1) (b) Verminderde functie van de schakelaar. 4.2.3. Overeenstemming met vereisten(1) || Visuele controle en controle door bediening. || (a) Licht, kleur van het licht, positie of intensiteit is niet in overeenstemming met de vereisten.(1) (b) Producten op lens of lichtbron die de lichtintensiteit verminderen of de kleur van het licht wijzigen. 4.3. Remlichten || 4.3.1. Toestand en werking || Visuele controle en controle door bediening. || (a) Lichtbron is defect. (b) Lens is defect. (c) Lamp is niet stevig bevestigd. 4.3.2. Schakelaars || Visuele controle en controle door bediening. || (a) Schakelaar werkt niet in overeenstemming met de vereisten.(1) (b) Verminderde functie van de schakelaar. 4.3.3. Overeenstemming met vereisten(1) || Visuele controle en controle door bediening. || Licht, kleur van het licht, positie of intensiteit is niet in overeenstemming met de vereisten.(1) 4.4. Richtingaanwijzers en waarschuwingsknipperlichten || 4.4.1. Toestand en werking || Visuele controle en controle door bediening. || (a) Lichtbron is defect. (b) Lens is defect. (c) Lamp is niet stevig bevestigd. 4.4.2. Schakelaars || Visuele controle en controle door bediening. || Schakelaar werkt niet in overeenstemming met de vereisten.(1) 4.4.3. Overeenstemming met vereisten(1) || Visuele controle en controle door bediening. || Licht, kleur van het licht, positie of intensiteit is niet in overeenstemming met de vereisten.(1) 4.4.4. Knippersnelheid || Visuele controle en controle door bediening. || Knippersnelheid is niet in overeenstemming met de vereisten.(1) 4.5. Mistlichten voor en achter || 4.5.1. Toestand en werking || Visuele controle en controle door bediening. || (a) Lichtbron is defect. (b) Lens is defect. (c) Lamp is niet stevig bevestigd. 4.5.2. Richting (X)(2) || Door bediening en met het gebruik van een toestel om het eindpunt van de koplamp te bepalen. || Mistlicht vooraan schijnt niet meer horizontaal wanneer het lichtpatroon een scheidingslijn heeft. 4.5.3. Schakelaars || Visuele controle en controle door bediening. || Schakelaar werkt niet in overeenstemming met de vereisten.(1) 4.5.4. Overeenstemming met vereisten(1) || Visuele controle en controle door bediening. || (a) Lamp, lichtkleur, positie of intensiteit zijn niet in overeenstemming met de vereisten(1) (b) Inrichting werkt niet in overeenstemming met de vereisten(1) 4.6. Achteruitrijlichten || 4.6.1. Toestand en werking || Visuele controle en controle door bediening. || (a) Lichtbron is defect. (b) Lens is defect. (c) Lamp is niet stevig bevestigd. 4.6.2. Overeenstemming met vereisten(1) || Visuele controle en controle door bediening. || (a) Licht, kleur van het licht, positie of intensiteit is niet in overeenstemming met de vereisten.(1) (b) Inrichting werkt niet in overeenstemming met de vereisten.(1) 4.6.3. Schakelaars || Visuele controle en controle door bediening. || Schakelaar werkt niet in overeenstemming met de vereisten.(1) 4.7. Achterkentekenplaatverlichting || 4.7.1. Toestand en werking || Visuele controle en controle door bediening. || (a) Licht schijnt rechtstreeks op de achterzijde. (b) Lichtbron is defect. (c) Lamp is niet stevig bevestigd. 4.7.2. Overeenstemming met vereisten(1) || Visuele controle en controle door bediening. || Inrichting werkt niet in overeenstemming met de vereisten.(1) 4.8. Retroreflectoren, veiligheidsmarkeringen (retroreflecterend) en kentekenplaatmarkeringen achteraan || 4.8.1. Toestand || Visuele controle. || (a) Reflecterende inrichting is defect of beschadigd. (b) Reflector is niet stevig bevestigd. 4.8.2. Overeenstemming met vereisten(1) || Visuele controle. || Toestel, gereflecteerde kleur of positie is niet in overeenstemming met de vereisten.(1) 4.9. Verklikkersignalen voor lichtinrichting || 4.9.1. Toestand en werking || Visuele controle en controle door bediening. || Werkt niet. 4.9.2. Overeenstemming met vereisten(1) || Visuele controle en controle door bediening. || Niet in overeenstemming met de vereisten.(1) 4.10. Elektrische verbindingen tussen trekkend voertuig en aanhangwagen of oplegger || Visuele controle: onderzoek indien mogelijk de elektrische continuïteit van de verbinding. || (a) Vaste onderdelen zijn niet stevig bevestigd. (b) Isolatie is beschadigd of stuk. (c) De elektrische verbindingen van de aanhangwagen of het trekkend voertuig functioneren niet correct. 4.11. Elektrische bedrading || Visuele controle met het voertuig boven een smeerkuil of bevestigd aan een hijstoestel, in sommige gevallen ook in de motor. || (a) Bedrading zit los of is niet goed beveiligd. (b) Bedrading is stuk. (c) Isolatie is beschadigd of stuk. 4.12. Niet-verplichte lichten en retroreflectoren (X)(2) || Visuele controle en controle door bediening. || (a) Een licht/retroreflector werd niet in overeenstemming met de vereisten bevestigd.(1) (b) Bediening van het licht is niet in overeenstemming met de vereisten.(1) (c) Licht/retroreflector werd niet stevig bevestigd. 4.13. Accu('s) || Visuele controle. || (a) Zit los. (b) Lekt. (c) Schakelaar (indien vereist) is defect. (d) Zekering (indien vereist) is defect. (e) Onvoldoende geschikte luchtcirculatie (indien vereist). 5. ASSEN, WIELEN, BANDEN EN OPHANGING || 5.1. Assen || 5.1.1. Assen || Visuele controle met het voertuig boven een smeerkuil of bevestigd aan een hijstoestel. Testbanken voor wielspeling kunnen worden gebruikt en zijn aanbevolen voor voertuigen met een brutomassa van meer dan 3,5 ton. || (a) As is gebroken of vervormd. (b) As is niet goed aan het voertuig bevestigd. (c) Ongepaste herstelling of wijziging. 5.1.2. Fusees || Visuele controle met het voertuig boven een smeerkuil of bevestigd aan een hijstoestel. Testbanken voor wielspeling kunnen worden gebruikt en zijn aanbevolen voor voertuigen met een brutomassa van meer dan 3,5 ton. Oefen verticale of zijdelingse kracht uit op elk wiel en noteer de mate van beweging tussen het aslichaam en de fusee. || (a) Fusee is gebroken. (b) Fuseepen en/of hulzen vertonen te veel slijtage. (c) Te veel beweging tussen fusee en aslichaam. (d) Fusee zit los in as. 5.1.3. Wiellagers || Visuele controle met het voertuig boven een smeerkuil of bevestigd aan een hijstoestel. Testbanken voor wielspeling kunnen worden gebruikt en zijn aanbevolen voor voertuigen met een brutomassa van meer dan 3,5 ton. Schud het wiel of oefen zijdelingse kracht uit op elk wiel en noteer de mate van opwaartse beweging van het wiel ten opzichte van de fusee. || (a) Te veel speling in een wiellager. (b) Wiellager zit te strak of is geblokkeerd. 5.2. Wielen en banden || 5.2.1. Wielnaaf || Visuele controle. || (a) Moeren of bouten van het wiel ontbreken of zitten los. (b) Naaf vertoont slijtage of beschadiging. 5.2.2. Wielen || Visuele controle van beide zijden van elk wiel met het voertuig boven een smeerkuil of bevestigd aan een hijstoestel. || (a) Breuken of ondeugdelijk laswerk. (b) Velgringen niet correct bevestigd. (c) Wiel is ernstig vervormd of vertoont te veel slijtage. (d) Wielmaat of -soort is niet in overeenstemming met de vereisten(1) en is niet veilig 5.2.3. Banden || Visuele controle van de volledige band door ofwel het wiel te draaien met het voertuig van de grond boven een smeerkuil of bevestigd aan een hijstoestel of door het voertuig achteruit en vooruit boven een smeerkuil te rijden. || (a) Bandenmaat, laadvermogen, goedkeuringsmerk of snelheid is niet in overeenstemming met de vereisten(1) en is niet veilig (b) Banden op dezelfde as of gekoppelde wielen hebben een andere maat. (c) Banden op dezelfde as hebben een verschillende structuur (radiaal/diagonaal). (d) Band vertoont ernstige schade of inkepingen. (e) Diepte van het bandprofiel niet in overeenstemming met de vereisten.(1) (f) Band schuurt tegen andere onderdelen. (g) Opgesneden banden niet in overeenstemming met de vereisten.(1) (h) Controlesysteem voor bandenspanning werkt niet goed of is defect. 5.3. Ophangingssysteem || 5.3.1. Veren en stabilisator || Visuele controle met het voertuig boven een smeerkuil of bevestigd aan een hijstoestel. Testbanken voor wielspeling kunnen worden gebruikt en zijn aanbevolen voor voertuigen met een brutomassa van meer dan 3,5 ton. || (a) Veren zijn niet goed aan het chassis of de as bevestigd. (b) Een veeronderdeel is beschadigd of gebroken. (c) Een veer ontbreekt. (d) Ongepaste herstelling of wijziging. 5.3.2. Schokdempers || Visuele controle met het voertuig boven een smeerkuil of bevestigd aan een hijstoestel, of, indien beschikbaar, met het gebruik van speciale apparatuur. || (a) Schokdempers zijn niet goed aan het chassis of de as bevestigd. (b) Beschadigde schokdemper met sporen van lekkage of defect. 5.3.2.1. Controle van de bedrijfszekerheid van demping || Gebruik speciale apparatuur en vergelijk de verschillen tussen links/rechts en/of vergelijk met absolute waarden die de fabrikanten hebben gegeven. || (a) Er is een aanzienlijk verschil tussen links en rechts. (b) De gegeven minimumwaarden worden niet bereikt. 5.3.3. Torsiebuizen, reactiearmen, wieldraagarmen en ophangarmen || Visuele controle met het voertuig boven een smeerkuil of bevestigd aan een hijstoestel. Testbanken voor wielspeling kunnen worden gebruikt en zijn aanbevolen voor voertuigen met een brutomassa van meer dan 3,5 ton. || (a) Onderdeel is niet goed aan het chassis of de as bevestigd. (b) Onderdeel vertoont schade, breuken of te veel corrosie. (c) Ongepaste herstelling of wijziging. 5.3.4. Veerverbindingen || Visuele controle met het voertuig boven een smeerkuil of bevestigd aan een hijstoestel. Testbanken voor wielspeling kunnen worden gebruikt en zijn aanbevolen voor voertuigen met een brutomassa van meer dan 3,5 ton. || (a) Fuseepen en/of hulzen of de veerverbindingen vertonen te veel slijtage. (b) De stofkap ontbreekt of is ernstig beschadigd. 5.3.5. Luchtvering || Visuele controle || (a) Systeem werkt niet. (b) Een onderdeel vertoont beschadiging, vervorming of is stuk zodat het systeem minder goed werkt. (c) Het systeem lekt hoorbaar. 6. CHASSIS EN MET HET CHASSIS VERBONDEN DELEN || 6.1. Chassis of frame en bevestigingen || 6.1.1. Algemene toestand || Visuele controle met het voertuig boven een smeerkuil of bevestigd aan een hijstoestel. || (a) Een van de zijden of dwarsdelen is gebroken of vervormd. (b) Verstevigende platen of bevestigingen zitten los. (c) Te veel corrosie waardoor het geheel aan stevigheid verliest. || 6.1.2. Uitlaatpijpen en dempers || Visuele controle met het voertuig boven een smeerkuil of bevestigd aan een hijstoestel. || (a) Uitlaatsysteem zit los of lekt. (b) Emissies komen in de cabine of in het passagiersgedeelte. || 6.1.3. Brandstoftanks en -leidingen (incl. tanks en brandstofleidingen voor verwarming) || Visuele controle met het voertuig boven een smeerkuil of bevestigd aan een hijstoestel, gebruik van apparatuur voor het vaststellen van lekken in het geval van LPG/CNG-systemen. || (a) Tank of leidingen zitten los. (b) Brandstof lekt of filterkap ontbreekt of is niet doeltreffend. (c) Leidingen zijn beschadigd of gescheurd. (d) Brandstofkraan (indien vereist) werkt niet correct. (e) Brandgevaar door - lekkende brandstof - brandstoftank of uitlaat niet voldoende afgeschermd - toestand van het motorcompartiment (f) LPG-/CNG- of waterstofsysteem is niet in overeenstemming met de vereisten.(1) || 6.1.4. Bumpers, zijdelingse bescherming en onderrijbeveiliging aan de achterzijde || Visuele controle. || (a) Onderdelen zitten los of zijn beschadigd waardoor zij door (lichte) aanraking kunnen verwonden. (b) Inrichting is duidelijk niet in overeenstemming met de vereisten.(1) || 6.1.5. Bevestiging van het reservewiel (indien aanwezig) || Visuele controle. || (a) Bevestiging is in slechte toestand. (b) Bevestiging is gebroken of zit los. (c) Een reservewiel is niet stevig bevestigd en kan uit de bevestiging vallen. || 6.1.6. Koppelingsinrichting en trekinrichting || Visuele controle op slijtage en correcte bediening met speciale aandacht voor aanwezige veiligheidsvoorzieningen en/of het gebruik van meetapparatuur. || (a) Onderdeel vertoont beschadiging, defecten of barsten. (b) Onderdeel vertoont te veel slijtage. (c) Bevestiging is defect. (d) Veiligheidsvoorziening ontbreekt of werkt niet. (e) Indicatoren werken niet. (f) Kentekenplaat of licht wordt bedekt (indien niet in gebruik). (g) Ongepaste herstelling of wijziging. || 6.1.7. Overbrenging || Visuele controle. || (a) Borgschroeven zitten los of ontbreken. (b) Aslagering voor overbrenging vertoont te veel slijtage. (c) Kruiskoppelingen vertonen te veel slijtage. (d) Flexibele koppelingskoppen zijn stuk. (e) As is beschadigd of gebogen. (f) Lagerbehuizing is gebroken of zit los. (g) De stofkap ontbreekt of is ernstig beschadigd. (h) Illegale aanpassing aan de aandrijving. || 6.1.8. Bevestiging van de motor || Visuele controle hoeft niet boven een smeerkuil of aan een hijstoestel te worden uitgevoerd. || Bevestigingen zijn versleten, duidelijk en ernstig beschadigd, zitten los of zijn gebroken. || 6.1.9. Motorvermogen || Visuele controle || (a) Bedieningselement illegaal gewijzigd. (b) Illegale wijziging aan de motor. || 6.2. Cabine en koetswerk || 6.2.1. Toestand || Visuele controle. || (a) Paneel of onderdeel zit los of is beschadigd en kan verwondingen veroorzaken. (b) Stijl zit los. (c) Uitlaatemissies komen binnen. (d) Ongepaste herstelling of wijziging. || 6.2.2. Bevestiging || Visuele controle boven een smeerkuil of bevestigd aan een hijstoestel. || (a) Koetswerk of cabine zit los. (b) Koetswerk/cabine zit niet recht op het chassis. (c) Bevestiging van koetswerk/cabine op het chassis of de dwarsdelen zit los of ontbreekt. (d) Bevestigingspunten aan integrale koetswerkonderdelen vertonen te veel slijtage. || 6.2.3. Portieren en portiervangers || Visuele controle. || (a) Een portier opent en sluit niet correct. (b) Een portier kan plots opengaan of blijft niet gesloten. (c) Portier, scharnieren, portiervangers, stijlen ontbreken, zitten los of zijn stuk. || 6.2.4. Bodem || Visuele controle boven een smeerkuil of bevestigd aan een hijstoestel. || Bodem zit los of is stuk. || 6.2.5. Bestuurders-zitplaats || Visuele controle. || (a) Zitplaats zit los of vertoont defecten in zijn structuur. (b) Afstelmechanisme functioneert niet correct. || 6.2.6. Andere zitplaatsen || Visuele controle. || (a) Zitplaatsen zijn defect of zitten los. (b) Zitplaatsen zijn niet bevestigd in overeenstemming met de vereisten.(1) || 6.2.7. Bedienings-apparatuur voor de bestuurder || Visuele controle en controle door bediening. || Bedieningsapparatuur die nodig is voor de veilige besturing van het voertuig werkt niet correct. || 6.2.8. Cabinetreden || Visuele controle. || (a) Trede of opstapring zit los. (b) Toestand van trede of opstapring zou gebruikers kunnen verwonden. || 6.2.9. Andere binnen- en buitenvoorzieningen en uitrusting || Visuele controle. || (a) Bevestiging of andere voorzieningen of inrichtingen zijn defect. (b) Andere voorzieningen of inrichtingen zijn niet in overeenstemming met de vereisten.(1) (c) Hydraulische inrichting lekt. || 6.2.10. Spatborden, spatschermen, opspatafschermingsuitrusting || Visuele controle. || (a) Ontbreekt, zit los of vertoont te veel corrosie. (b) Onvoldoende afstand tot wiel. (c) Niet in overeenstemming met de vereisten.(1) || 7. DIVERSE UITRUSTINGEN || 7.1. Veiligheidsgordels/sluitingen en beveiligingssystemen voor inzittenden || 7.1.1. Veiligheid van de bevestiging van veiligheidsgordels/sluitingen || Visuele controle. || (a) Verankeringspunt is versleten. (b) Verankering zit los. || 7.1.2. Toestand van veiligheidsgordels/sluitingen || Visuele controle en controle door bediening. || (a) Verplichte veiligheidsgordel ontbreekt of is niet aanwezig. (b) Veiligheidsgordel is beschadigd. (c) Veiligheidsgordel is niet in overeenstemming met de vereisten.(1) (d) Sluiting van de veiligheidsgordel is beschadigd of werkt niet correct. (e) Oprolmechanisme van de veiligheidsgordel is beschadigd of werkt niet correct. || 7.1.3. Krachtbegrenzer veiligheidsgordel || Visuele controle || Krachtbegrenzer ontbreekt of is niet aan het voertuig aangepast. || 7.1.4. Gordelspanners || Visuele controle || Spanner ontbreekt of is niet aan het voertuig aangepast. || 7.1.5. Airbag || Visuele controle || (a) Airbags ontbreken of zijn niet aan het voertuig aangepast. (b) Airbag werkt duidelijk niet. || 7.1.6. SRS-systemen (Supplemental Restraint System) || Visuele controle van het waarschuwingslampje || Het waarschuwingslampje van het SRS wijst op een defect in het systeem. || 7.2. Brandblusser (X)(2) || Visuele controle. || (a) Ontbreekt. (b) Niet in overeenstemming met de vereisten.(1) || 7.3. Sloten en beveiligingen tegen diefstal || Visuele controle en controle door bediening. || (a) Apparatuur om te verhinderen dat het voertuig wordt bestuurd, werkt niet. (b) Functie om te sluiten of blokkeren is defect of voertuig sluit of blokkeert onwillekeurig. || 7.4. Gevarendriehoek (indien vereist) (X)(2) || Visuele controle. || (a) Ontbreekt of is onvolledig. (b) Niet in overeenstemming met de vereisten.(1) || 7.5. Verbandtrommel (indien vereist) (X)(2) || Visuele controle. || Ontbreekt, is onvolledig of is niet in overeenstemming met de vereisten.(1) || 7.6. Wielblokken (wiggen) (indien vereist) (X)(2) || Visuele controle. || Ontbreken of zijn niet in goede toestand. || 7.7. Geluidssignaal-inrichting || Visuele controle en controle door bediening. || (a) Werkt niet. (b) Bedieningselement zit los. (c) Niet in overeenstemming met de vereisten.(1) || 7.8. Snelheidsmeter || Visuele controle of door bediening tijdens een test op de weg of door middel van elektronica. || (a) Niet gemonteerd in overeenstemming met de vereisten.(1) (b) Werkt niet. (c) Kan niet worden verlicht. || 7.9. Tachograaf (indien aanwezig/vereist) || Visuele controle. || (a) Niet afgesteld in overeenstemming met de vereisten.(1) (b) Werkt niet. (c) Zegels zijn stuk of ontbreken. (d) Installatieplaatje ontbreekt, is onleesbaar of verstreken. (e) Duidelijke vervalsing of manipulatie. (f) Maat van banden niet compatibel met ijkparameters van installatieplaatje. || 7.10. Snelheidsbegrenzer (indien aanwezig/ vereist) || Visuele controle en, indien uitrusting beschikbaar is, controle door bediening. || (a) Niet afgesteld in overeenstemming met de vereisten.(1) (b) Werkt duidelijk niet. (c) Snelheid foutief ingesteld (indien gecontroleerd). (d) Zegels zijn stuk of ontbreken. (e) Schaalverdeling ontbreekt, is onleesbaar of verouderd. (f) Grootte van banden niet compatibel met parameters van schaalverdeling. || 7.11. Kilometerteller (indien beschikbaar) || Visuele controle || (a) Duidelijk gemanipuleerd (fraude). (b) Werkt duidelijk niet. || 7.12. Elektronische stabiliteitscontrole indien aanwezig/ vereist || Visuele controle || (a) Wielsnelheidssensoren ontbreken of zijn beschadigd. (b) Bedrading is beschadigd. (c) Andere onderdelen ontbreken of zijn beschadigd. (d) Schakelaar is beschadigd of werkt niet correct. (e) Het waarschuwingslampje van de elektronische stabiliteitscontrole wijst op een defect in het systeem. || 8. OVERLASTFACTOREN || 8.1. Geluidshinder || 8.1.1. Geluidsonder-drukkingssysteem || Subjectieve beoordeling, tenzij de controleur van mening is dat het geluidsniveau dubieus is. In dat geval mag een geluidstest met een geluidsmeter worden uitgevoerd. || (a) Geluidsniveaus overschrijden de niveaus in de vereisten.(1) (b) Onderdeel van het geluidsonderdrukkingssysteem zit los, zou er kunnen afvallen, is beschadigd, niet juist aangebracht, afwezig of duidelijk aangepast met een nadelige invloed op de geluidsniveaus. || 8.2. Uitlaatemissies || 8.2.1. Emissies benzinemotor || 8.2.1.1. Uitlaatemissie-regelsysteem || Visuele controle || (a) Het door de fabrikant gemonteerde uitlaatemissieregelsysteem is afwezig, aangepast of duidelijk defect. (b) Lekken die emissiemetingen kunnen beïnvloeden. || 8.2.1.2. Gasemissies || Meting met een uitlaatgasanalysator in overeenstemming met de vereisten.(1) Bij voertuigen die met een geschikt eigendiagnosesysteem (OBD-systeem) zijn uitgerust, mag de correcte werking van het emissiesysteem ook worden gecontroleerd door de relevante gegevens uit het OBD-systeem uit te lezen en de correcte werking van het OBD-systeem te controleren in plaats van emissiemetingen bij stationaire motor in overeenstemming met de door de fabrikant aanbevolen warmloopperiode en andere vereisten.(1) || (a) Ofwel overschrijden de gasemissies de door de fabrikant vastgelegde niveaus, (b) ofwel, indien deze gegevens niet beschikbaar zijn, overschrijden de CO-emissies, i) voor voertuigen zonder geavanceerd uitlaatemissieregelsysteem, – 4,5 %, of – 3,5 % afhankelijk van de datum van eerste inschrijving of gebruik zoals in de vereisten wordt bepaald.(1) ii) voor voertuigen met geavanceerd uitlaatemissieregelsysteem, – bij stationaire motor: 0,5 % – bij verhoogd toerental: 0,3 % of – bij stationaire motor: 0,3 %[6] – bij verhoogd toerental: 0,2 % afhankelijk van de datum van eerste inschrijving of gebruik zoals in de vereisten wordt bepaald.(1) (c) Lambda buiten de waarde 1 ± 0,03 of niet overeenkomstig de specificaties van fabrikant. (d) Uitgelezen OBD wijst op ernstig defect || 8.2.2. Emissies dieselmotor || 8.2.2.1. Uitlaatemissie-regelsysteem || Visuele controle || (a) Een door de fabrikant gemonteerd uitlaatemissieregelsysteem is afwezig of duidelijk defect. (b) Lekken die emissiemetingen kunnen beïnvloeden. || 8.2.2.2. Opaciteit Voertuigen die vóór 1 januari 1980 zijn geregistreerd of in gebruik genomen, hoeven niet aan deze vereiste voldoen. || a) De opaciteit van de uitlaatgassen wordt gemeten tijdens een vrije acceleratie (bij niet-belaste motor wordt het toerental opgevoerd van het stationair toerental tot het toerental waarbij de regelaar van de brandstoftoevoer in werking treedt) met de versnellingspook in de vrije stand en niet-ontkoppelde motor. b) Voorbereiding van het voertuig 1. Voertuigen kunnen worden gecontroleerd zonder voorbereiding, maar om veiligheidsredenen moet eerst worden nagegaan of de motor warm is en in een bevredigende mechanische staat verkeert. 2. Voorbereidingsvoorschriften: i) de motor moet op temperatuur zijn, hetgeen bijvoorbeeld kan worden geconstateerd wanneer de temperatuur van de motorolie, gemeten door middel van een in de opening voor de oliepeilstok ingebrachte voeler, ten minste 80 °C bedraagt of de normale bedrijfstemperatuur wanneer deze lager is, dan wel wanneer de temperatuur van het motorblok, bepaald aan de hand van de hoeveelheid infraroodstraling, ten minste een vergelijkbare waarde bedraagt. Indien door de constructie van het voertuig deze meting in de praktijk moeilijk uitvoerbaar is, kan op een andere wijze worden nagegaan of de motor zijn normale bedrijfstemperatuur heeft bereikt, bijvoorbeeld door te wachten tot de ventilator aanslaat; ii) het uitlaatsysteem moet worden doorgeblazen door middel van ten minste drie vrije acceleratiecycli of een daarmee vergelijkbare methode. c) Controleprocedure 1 De motor en de eventueel gemonteerde turbolader moeten stationair draaien voor het begin van elke vrije acceleratiecyclus. Bij zware dieselmotoren moet ten minste 10 seconden worden gewacht na het loslaten van het gaspedaal. 2. Bij de aanvang van elke vrije acceleratiecyclus moet het gaspedaal snel en ononderbroken (d.w.z. in minder dan 1 seconde) maar wel rustig volledig worden ingedrukt, teneinde een maximum brandstoftoevoer door de injectiepomp te verkrijgen. 3. Tijdens elke vrije acceleratiecyclus moet de motor het toerental bereiken waarbij de regelaar van de brandstoftoevoer in werking treedt of, voor voertuigen met een automatische transmissie, het door de fabrikant voorgeschreven toerental dan wel, indien dit niet bekend is, een toerental dat twee derde bedraagt van het toerental waarbij de regelaar van de brandstoftoevoer in werking treedt, alvorens het gaspedaal wordt losgelaten. Dit kan worden gecontroleerd door bijvoorbeeld het toerental te meten of door voldoende tijd te laten verlopen tussen het indrukken en het loslaten van het gaspedaal, namelijk, bij voertuigen van de categorie 1 en 2 van bijlage 1, ten minste 2 seconden. 4. Voertuigen dienen alleen te worden afgekeurd, indien het rekenkundig gemiddelde van ten minste de laatste drie vrije acceleratiecycli meer bedraagt dan de grenswaarde. Dit kan worden berekend, wanneer sterk van het gemeten gemiddelde afwijkende metingen of het resultaat van een andere statistische berekening die rekening houdt met de verstrooiing van de metingen buiten beschouwing worden gelaten. De lidstaten kunnen het aantal testcycli aan een maximum verbinden. 5. Om onnodige controles te vermijden kunnen de lidstaten voertuigen afkeuren waarbij aanzienlijk hogere waarden dan de grenswaarden zijn gemeten na minder dan drie vrije acceleratiecycli of na het doorblazen. Om onnodige controles te vermijden kunnen de lidstaten ook voertuigen goedkeuren waarbij na minder dan drie vrije acceleratiecycli of na het doorblazen aanzienlijke lagere waarden dan de grenswaarden zijn gemeten. || (a) Bij voertuigen die voor de eerste keer na de datum in de vereisten (1) zijn geregistreerd of in gebruik genomen, overschrijdt de opaciteit het niveau dat op de plaat van de fabrikant op het voertuig staat genoteerd; (b) Wanneer deze gegevens niet beschikbaar zijn of de vereisten(1) het gebruik van referentiewaarden niet toelaten, voor dieselmotoren met natuurlijke afzuiging: 2,5 m-1 , voor dieselmotoren met drukvulling: 3,0 m-1, of, bij voertuigen die in de vereisten(1) staan of voor de eerste keer na de datum in de vereisten zijn geregistreerd of in gebruik genomen(1), 1,5 m-1.[7] || 8.3. Onderdrukking elektromagnetische storingen || Radiostoring (X)(2) || Visueel onderzoek. || Niet in overeenstemming met alle vereisten(1) . || 8.4. Andere punten die betrekking hebben op het milieu || 8.4.1. Vloeistoflekken || Visueel onderzoek. || Te veel vloeistoflekken die het milieu zouden kunnen schaden of een gevaar zouden kunnen vormen voor de veiligheid van andere weggebruikers. || 9. AANVULLENDE CONTROLES VOOR PASSAGIERSVOERTUIGEN M2, M3 || 9.1. Portieren || 9.1.1. In- en uitgang || Visuele controle en controle door bediening. || (a) Bediening is defect. (b) Toestand is slecht. (c) Noodbediening is defect. (d) Afstandsbediening van portieren of waarschuwingstoestellen zijn defect. (e) Niet in overeenstemming met de vereisten.(1) || 9.1.2. Nooduitgangen || Visuele controle en controle door bediening (indien van toepassing). || (a) Bediening is defect. (b) Borden met opschrift “nooduitgang” ontbreken of zijn onleesbaar. (c) Hamer om ruiten in te slaan ontbreekt. (d) Niet in overeenstemming met de vereisten.(1) || 9.2. Ontwasemings- en ontdooisysteem (X)(2) || Visuele controle en controle door bediening. || (a) Functioneert niet correct. (b) Emissie van giftige gassen of uitlaatgassen in het bestuurders- of passagiersgedeelte. (c) Ontdooisysteem (indien verplicht) is defect. || 9.3. Luchtcirculatie- en verwarmingssysteem (X)(2) || Visuele controle en controle door bediening. || (a) Bediening is defect. (b) Emissie van giftige gassen of uitlaatgassen in het bestuurders- of passagiersgedeelte. || 9.4. Zitplaatsen || 9.4.1. Passagierszit-plaatsen (zitplaatsen voor begeleidende personen inbegrepen) || Visuele controle || (a) Zitplaatsen zijn defect of zitten los. (b) Klapstoelen (indien toegestaan) werken niet automatisch. (c) Niet in overeenstemming met de vereisten.(1) || 9.4.2. Bestuurderszit-plaats (aanvullende vereisten) || Visuele controle || (a) Speciale voorzieningen zoals zonneschermen of zonnekleppen zijn defect. (b) Bescherming voor bestuurder zit los of is niet in overeenstemming met de vereisten.(1) || 9.5. Binnenverlichting en bestemmingsapparatuur (X)(2) || Visuele controle en controle door bediening || Apparatuur is defect of niet in overeenstemming met de vereisten.(1) || 9.6. Gangen, staanplaatsen || Visuele controle || (a) Bodem zit los. (b) Leuningen of handvaten zijn defect. (c) Niet in overeenstemming met de vereisten.(1) || 9.7. Trappen en treden || Visuele controle en controle door bediening (indien van toepassing). || (a) In slechte of beschadigde toestand. (b) Inklapbare treden functioneren niet correct. (c) Niet in overeenstemming met de vereisten.(1) || 9.8. Communicatie-systeem met passagiers (X)(2) || Visuele controle en controle door bediening. || Systeem is defect. || 9.9. Bordjes met tekst (X)(2) || Visuele controle. || (a) Bordje ontbreekt, is foutief of onleesbaar. (b) Niet in overeenstemming met de vereisten.(1) || 9.10. Vereisten voor het vervoer van kinderen (X)(2) || 9.10.1. Portieren || Visuele controle || Beveiliging van portieren niet in overeenstemming met de vereisten(1) voor dit vervoer. || 9.10.2. Signaleerinrich-tingen en speciale uitrusting || Visuele controle || Signaleerinrichtingen en speciale uitrusting is niet aanwezig of is niet in overeenstemming met de vereisten.(1) || 9.11. Vereisten voor het vervoer van mindervaliden (X)(2) || 9.11.1. Portieren, laadplatforms en liften || Visuele controle en controle door bediening || (a) Werkt niet goed. (b) Toestand is slecht. (c) Bediening is defect. (d) Waarschuwingstoestel(len) is (zijn) defect. (e) Niet in overeenstemming met de vereisten.(1) || 9.11.2. Bevestigingen voor rolstoelen || Visuele controle en, indien van toepassing, controle door bediening || (a) Werkt niet goed. (b) Toestand is slecht. (c) Bediening is defect. (d) Niet in overeenstemming met de vereisten.(1) || 9.11.3. Signaleerinrich-tingen en speciale uitrusting || Visuele controle || Signaleerinrichtingen en speciale uitrusting zijn niet aanwezig of niet in overeenstemming met de vereisten.(1) || 9.12. Andere speciale uitrusting (X)(2) || 9.12.1. Installaties voor maaltijdbereiding || Visuele controle || (a) Installatie is niet in overeenstemming met de vereisten.(1) (b) Installatie is in die mate beschadigd dat het gebruik ervan gevaarlijk is. || 9.12.2. Sanitaire installatie || Visuele controle || Installatie is niet in overeenstemming met de vereisten.(1) || 9.12.3. Andere toestellen (bv. audiovisuele systemen) || Visuele controle || Niet in overeenstemming met de vereisten.(1) || VOETNOTEN: "vereisten" zijn bepaald in de
vereisten betreffende de typegoedkeuring op de datum van goedkeuring, de eerste
inschrijving of de eerste ingebruikneming, alsook aanpassingsverplichtingen of
nationale wetgeving in het land van inschrijving. (X) wijst op punten die betrekking hebben op
de toestand van het voertuig en zijn geschiktheid voor gebruik op de weg, maar
die niet belangrijk zijn bij een technische controle. BIJLAGE III VOORSCHRIFTEN
VOOR DE Beoordeling van gebreken
VAN VOERTUIGEN Voor elk voertuigsysteem en -onderdeel dat aan
een technische controle wordt onderworpen, zijn de voorschriften die van
toepassing zijn tijdens technische controles om te bepalen of de toestand van
het voertuig aanvaardbaar is de volgende: Punt || Redenen voor afkeuring || Beoordeling van gebreken || Klein || Groot || Gevaarlijk 0. IDENTIFICATIE VAN HET VOERTUIG 0.1. Kentekenplaten (indien dit in de eisen is voorgeschreven(1) || (a) Kentekenplaat (-platen) ontbreekt (ontbreken) of zit(ten) zo los dat de plaat (platen) ervan af zou(den) kunnen vallen. || || X || (b) Opschrift ontbreekt of is onleesbaar. || || X || (c) Is niet in overeenstemming met kentekenbewijs of geregistreerde gegevens. || || X || 0.2. Voertuigidentifi-catie-/chassis-/serienummer || (a) Ontbreekt of is onvindbaar. || || X || (b) Onvolledig, onleesbaar. || || X || (c) Is niet in overeenstemming met kentekenbewijs of geregistreerde gegevens. || || X || 1. REMUITRUSTING 1.1. Mechanische toestand en werking 1.1.1. Draaipunt van de bedrijfsrem/handrem || (a) Draaipunt zit te strak. || || X || b) Vertoont te veel slijtage/speling. || || X || 1.1.2. Staat en slag van het bedieningspedaal/de handrem || (a) De vrije slag is te groot of te klein. || || X || (b) Het pedaal of de handrem komt moeilijk terug in de rustpositie. Functionaliteit aangetast || X || X || (c) Het antisliprubber op het rempedaal ontbreekt, zit los of is door slijtage glad geworden. || X || || 1.1.3. Vacuümpomp of compressor en reservoirs || (a) Er is te weinig lucht- en/of vacuümdruk voor ten minste viermaal aantrekken van de rem nadat het waarschuwingssignaal in werking is getreden (of een meetinstrument gevaar signaleert); ten minste tweemaal aantrekken van de rem nadat het waarschuwingssignaal in werking is getreden (of een meetinstrument gevaar signaleert). || || X || X (b) Het tot stand komen van de benodigde lucht- en/of vacuümdruk voor het bereiken van veilige waarden is niet in overeenstemming met de vereisten(1) || || X || (c) De veiligheidsklep voor dubbel remcircuit of overdrukklep functioneert niet. || || X || (d) Er is duidelijk drukverlies ten gevolge van een luchtlek of er zijn waarneembare luchtlekken. || || X || (e) Er is uitwendige schade die het functioneren van de reminstallatie kan negatief kan beïnvloeden. Prestaties van de hulprem onvoldoende || || X || X 1.1.4. Lagedrukver-klikker of manometer || Verklikker of manometer werkt slecht of is defect Lage druk kan niet worden vastgesteld || X || X || 1.1.5. Handremregel-klep || (a) De bedieningsschakelaar vertoont barsten, beschadiging of te grote slijtage. || || X || (b) De bedieningsschakelaar is niet goed op de klep bevestigd of de klep zit los. || || X || (c) De koppelingen zitten los of het systeem lekt. || || X || (d) Functioneert niet behoorlijk. || || X || 1.1.6. Parkeerrem-cilinder, bedieningshendel, parkeerremvergrendeling, elektronische parkeerrem || (a) De vergrendeling blijft niet goed vastzitten. || || X || (b) De scharnierpin van de hefboom of de vergrendeling vertoont slijtage Te veel slijtage. || X || X || (c) Te grote beweeglijkheid van de hendel wijst op een verkeerde afstelling. || || X || (d) Cilinder ontbreekt, is beschadigd of werkt niet. || || X || (e) Slechte werking, verklikker defect. || || X || 1.1.7. Remkleppen (voetkleppen, ontluchtingsventielen, regelkleppen) || (a) Klep is beschadigd of er is een te grote luchtlekkage. Functionaliteit aangetast || || X || X (b) Het olieverlies uit de compressor is te groot. || X || || (c) Klep zit los of is slecht gemonteerd. || || X || (d) Verlies of lekkage van hydraulische vloeistof Functionaliteit aangetast || || X || X 1.1.8. Koppelings-koppen voor remmen voor aanhangwagen (elektrisch en pneumatisch) || (a) Kraan of zelfsluitende klep defect. Functionaliteit aangetast || X || X || (b) Kraan of klep zit los of is slecht gemonteerd. Functionaliteit aangetast || X || X || (c) Lekken. Functionaliteit aangetast || || X || X (d) Functioneert niet correct. Werking van de rem aangetast || || X || X 1.1.9. Energie- en drukreservoir || (a) Reservoir is licht beschadigd of verroest. Reservoir is sterk beschadigd, verroest of lekt. || X || X || (b) Het ontwateringsventiel is aangetast. Het ontwateringsventiel werkt niet || X || X || (c) Reservoir zit los of is slecht gemonteerd. || || X || 1.1.10. Rembekrachti-ging, hoofdcilinder (hydraulische systemen) || (a) De rembekrachtiging is defect of werkt niet goed. || || X || (b) De hoofdcilinder is defect, maar de rem werkt nog. De hoofdcilinder is defect of lekt || || X || X (c) De hoofdcilinder zit los, maar de rem werkt nog. De hoofdcilinder zit los. || || X || X (d) Onvoldoende remvloeistof (onder de MIN-markering, maar meer dan 50 % van de reservoircapaciteit) Onvoldoende remvloeistof (onder de MIN-markering, maar minder dan 50 % van de reservoircapaciteit) Geen remvloeistof zichtbaar || X || X || X (e) De kap van het reservoir van de hoofdcilinder ontbreekt. || X || || (f) Het controlelampje voor de remvloeistof licht op of is defect. || X || || (g) Het waarschuwingssignaal met betrekking tot de remvloeistof werkt slecht. || X || || 1.1.11. Niet-flexibele remleidingen || (a) Er is dreigend gevaar voor defecten en breuken. || || || X (b) Leidingen of koppelingen lekken (pneumatische remsystemen) Leidingen of koppelingen lekken (hydraulische remsystemen) || || X || X (c) Leidingen vertonen beschadiging of te veel corrosie. Tast de werking van de remmen aan door blokkering of een dreigend risico van lekkage || || X || X (d) Leidingen zijn verkeerd gemonteerd. Risico van schade || X || X || 1.1.12. Flexibele remleidingen || (a) Er is dreigend gevaar voor defecten en breuken. || || || X (b) Leidingen zijn gedraaid of te kort Leidingen zijn beschadigd of gescheurd || X || X || (c) Leidingen of koppelingen lekken (pneumatische remsystemen). Leidingen of koppelingen lekken (hydraulische remsystemen) || || X || X (d) Leidingen vertonen door de druk veroorzaakte verwijdingen. Koord beschadigd || || X || X (e) Leidingen zijn poreus. || || X || 1.1.13. Remvoeringen en blokken || (a) Remvoering of -blok vertoont te veel slijtage (min. markering bereikt) Remvoering of -blok vertoont te veel slijtage (onder de min. markering) || || X || X (b) Remvoering of -blok is vuil (olie, vet enz.) Remvermogen aangetast || || X || X (c) Remvoering of -blok is niet aanwezig. || || || X 1.1.14. Remtrommels, remschijven || (a) Trommel of schijf versleten (min-markering bereikt) of aanzienlijk bekrast. Trommel of schijf vertoont te veel slijtage, te veel kerven, scheuren, zit los of is gebroken. || || X || X (b) Trommel of schijf is vuil (olie, vet enz.) || || X || (c) Trommel of schijf is niet aanwezig. || || || X (d) Ankerplaat zit los. || || X || 1.1.15. Remkabels, stangen, hendels, overbrenging || (a) Kabel is beschadigd of geknikt. Remvermogen aangetast || || X || X (b) Onderdeel vertoont te veel slijtage of corrosie. Remvermogen aangetast || || X || X (c) Bevestiging van de kabel, stang of verbinding is niet geborgd. || || X || (d) Kabelgeleiding is defect. || || X || (e) Werking van de reminstallatie wordt belemmerd. || || X || (f) Abnormale beweeglijkheid van de hendels/overbrenging wijst op slechte afstelling of te veel slijtage. || || X || 1.1.16. Remcilinders (veerremcilinders of hydraulische remcilinders inbegrepen) || (a) Cilinder vertoont barsten of beschadiging. Remvermogen aangetast || || X || X (b) Cilinder lekt Remvermogen aangetast || || X || X (c) Cilinder zit los of is niet goed gemonteerd. Remvermogen aangetast || || X || X (d) Cilinder vertoont te veel corrosie. Grote kans op scheuren || || X || X (e) De slag van de zuiger of van het diafragmamechanisme is te klein of te groot. Remprestaties aangetast (gebrek aan bewegingsruimte) || || X || X (f) Stofkap beschadigd. Stofkap ontbreekt of vertoont te veel beschadiging || X || X || 1.1.17. Automatische lastafhankelijke remkrachtregelaar || (a) Overbrenging is defect. || || X || (b) Overbrenging is niet juist afgesteld. || || X || (c) Remkrachtregelaar is geblokkeerd of werkt niet (ABS werkt) Remkrachtregelaar is geblokkeerd of werkt niet || || X || X (d) Remkrachtregelaar ontbreekt (indien vereist) || || || X (e) Identificatieplaat ontbreekt. || X || || (f) Identificatie is niet leesbaar of niet in overeenstemming met de vereisten(1) || X || || 1.1.18. Remhefbomen en indicatoren || (a) Remhefboom is beschadigd, geblokkeerd of vertoont abnormale beweeglijkheid die wijst op te veel slijtage of verkeerde afstelling. || || X || (b) Remhefboom is defect. || || X || (c) Niet correct geïnstalleerd of vervangen. || || X || 1.1.19. Continuremin-stallatie (indien gemonteerd of voorgeschreven) || (a) Onveilige koppelstukken of bevestigingen. Functionaliteit aangetast || X || X || (b) Installatie is duidelijk defect of ontbreekt. || || X || 1.1.20. Automatische bediening van remmen voor aanhangwagen || De rem voor de aanhangwagen wordt niet automatisch aangetrokken wanneer de koppelingskop losgekoppeld is. || || || X 1.1.21. Volledige reminstallatie || (a) Andere apparatuur (bv. antivriespomp, luchtdroger, enz.) vertoont uitwendige beschadiging of te veel corrosie waardoor de reminstallatie minder goed werkt. Remvermogen aangetast || || X || X (b) Luchtlekkage of antivrieslekkage. Systeemfunctionaliteit aangetast || X || X || (c) Onderdelen zitten los of zijn slecht gemonteerd. || || X || (d) Onjuiste herstelling van of wijziging aan onderdelen.[8] Remvermogen aangetast || || X || X 1.1.22. Testkoppe-lingen (indien gemonteerd of voorgeschreven) || (a) Ontbreekt. || || X || (b) Beschadigd Onbruikbaar of lekkend || X || X || 1.2. Remkracht en bedrijfszekerheid van de bedrijfsrem 1.2.1. Remkracht || (a) Onvoldoende remkracht op een of meer wielen. Geen remkracht op een of meer wielen || || X || X (b) De remkracht is voor een of meer wielen kleiner dan 70 % van de maximale geregistreerde remkracht voor het andere wiel op dezelfde as. Of het voertuig wijkt te veel van een rechte lijn af in het geval van een test op de weg. De remkracht van een wiel is kleiner dan 50 % van de maximaal geregistreerde remkracht van het andere wiel op dezelfde as in geval van gestuurde assen || || X || X (c) De remkracht loopt niet geleidelijk op (blokkering). || || X || (d) Abnormaal hoge reactietijd voor een of meer wielen. || || X || (e) Remkracht vertoont te grote schommelingen tijdens een volledige wielwenteling. || || X || 1.2.2. Bedrijfszeker-heid || Levert niet minstens de volgende waarden op: Voertuigen die voor het eerst zijn geregistreerd na de inwerkingtreding van Richtlijn 2010/48/EU: – Categorie N1: 50 % – Categorie M1: 58 % – Categorie M2 en M3: 50 % – Categorie N2 en N3: 50 % – Categorie O2 (XX)(3), O3 en O4: · voor opleggers: 45 % · voor aanhangwagens met trekstang: 50 % Voertuigen die zijn geregistreerd vóór de inwerkingtreding van Richtlijn 2010/48/EU: Categorie N1: 45 % Categorie M1, M2 en M3: 50 % [9] Categorie N2 en N3: 43 % [10] Categorie O2 (XX)(3),O3 en O4: 40 % [11] Andere categorieën (XX)(3) - Categorieën L (beide remmen): Categorie L1e: 42 % Categorie L2e, L6e: 40 % Categorie L3e: 50 % Categorie L4e: 46 % Categorie L5e, L7e: 44 % - Categorieën L (rem wiel achteraan): alle categorieën: 25 % Minder dan 50 % van de bovenstaande waarden bereikt in relatie tot de massa van het voertuig tijdens de controle || || X || X 1.3. Remkracht en bedrijfszekerheid van de hulprem (indien afzonderlijk werkend systeem) 1.3.1. Remkracht || (a) Onvoldoende remkracht op een of meer wielen. Geen remkracht op een of meer wielen || || X || X (b) De remkracht is voor een of meer wielen kleiner dan 70 % van de maximale geregistreerde remkracht voor een ander wiel op dezelfde as. Of het voertuig wijkt te veel van een rechte lijn af in het geval van een test op de weg. De remkracht van een wiel is kleiner dan 50 % van de maximaal geregistreerde remkracht van het andere wiel op dezelfde as in geval van gestuurde assen || || X || X (c) De remkracht loopt niet geleidelijk op (blokkering). || || X || 1.3.2. Bedrijfszeker-heid || De remkracht is kleiner dan 50 % [12] van de in punt 1.2.2 beschreven remkracht van de bedrijfsrem bij de maximaal toegestane massa of, in het geval van opleggers, bij de som van de toegestane belasting op de assen. (met uitzondering van L1e en L3e). Minder dan 50 % van de bovenstaande waarden bereikt in relatie tot de massa van het voertuig tijdens de controle || || X || X 1.4. Remkracht en bedrijfszekerheid van de parkeerrem 1.4.1. Remkracht || Rem werkt niet aan één kant of het voertuig wijkt te veel van een rechte lijn af in het geval van een test op de weg. Minder dan 50 % van de efficiëntiewaarden bereikt in relatie tot de massa van het voertuig tijdens de controle || || X || X 1.4.2. Remvoering of -blok || Geeft niet voor minstens alle categorieën voertuigen een rempercentage van 16 % bij de maximaal toegestane massa, of, voor motorvoertuigen, 12 % bij de maximummassa van de voertuigcombinatie, waarbij moet worden uitgegaan van de grootste waarde. (met uitzondering van L1e en L3e). Minder dan 50 % van de bovenstaande waarden bereikt in relatie tot de massa van het voertuig tijdens de controle || || X || X 1.5. Continurem-installatie || (a) Niet regelbaar (niet van toepassing op motorremmen). || || X || (b) Installatie werkt niet. || || X || 1.6. Antiblokkeer-systeem (ABS) || (a) Waarschuwingssignaal is defect. || || X || (b) Waarschuwingssignaal vertoont systeemstoringen. || || X || (c) Wielsnelheidssensoren ontbreken of zijn beschadigd. || || X || (d) Bedrading is beschadigd. || || X || (e) Andere onderdelen ontbreken of zijn beschadigd. || || X || 1.7. Elektronische reminstallatie (EBS) || (a) Waarschuwingssignaal is defect. || || X || (b) Waarschuwingssignaal vertoont systeemstoringen. || || X || 1.8. Remvloeistof || (a) Kooktemperatuur van de remvloeistof te laag of waterinhoud te hoog Kooktemperatuur < 180 °C of waterinhoud > 1,5 % Kooktemperatuur < 150 °C of waterinhoud > 2,0 % || X || X || (b) Remvloeistof verontreinigd Dreigend gevaar van defecten. || || X || X (c) Onvoldoende remvloeistof (onder de MIN-markering, maar meer dan 50 % van de reservoircapaciteit) Onvoldoende remvloeistof (onder de MIN-markering, maar minder dan 50 % van de reservoircapaciteit) Geen remvloeistof zichtbaar || X || X || X 2. STUURINRICHTING 2.1. Mechanische toestand 2.1.1. Toestand van de stuurinrichting || (a) De werking van de stuurinrichting verloopt stroef. || || X || (b) Stuuras gedraaid of spieassen vertonen slijtage. Aantasting van de functionaliteit || || X || X (c) Stuuras vertoont te veel slijtage. Aantasting van de functionaliteit || || X || X (d) Stuuras is te beweeglijk. Aantasting van de functionaliteit || || X || X (e) Lekt. vorming van druppels || X || X || 2.1.2. Bevestiging van stuurhuis || (a) Stuurhuis niet correct bevestigd. Meer dan 50 % van de bevestigingen los of beweging ten opzichte van het chassis/de carrosserie zichtbaar || || X || X (b) Bevestigingsgaten in het chassis groter geworden door slijtage. Meer dan 50 % van de bevestigingen aangetast || || X || X (c) Bevestigingsbouten ontbreken of zijn gebroken. Meer dan 50 % van de bevestigingen aangetast || || X || X (d) Stuurhuis is gebroken. Stabiliteit van bevestiging of behuizing aangetast || || X || X 2.1.3. Toestand stuuroverbrenging || (a) Relatieve beweging tussen onderdelen die vast zouden moeten zitten. Buitensporige beweging of grote kans op losraken || || X || X (b) Verbindingen vertonen te veel slijtage. Grote kans op losraken || || X || X (c) Onderdelen zijn gebroken of vervormd. Negatieve gevolgen voor de werking || || X || X (d) Vergrendelinrichtingen niet aanwezig. || || X || (e) Foutieve uitlijning van de onderdelen (bv. spoorstang of stuurstang). || || X || (f) Ongepaste herstelling of wijziging. Negatieve gevolgen voor de werking || || X || X (g) Stofkap beschadigd of versleten. Stofkap ontbreekt of is ernstig versleten. || X || X || 2.1.4. Werking stuuroverbrenging || (a) De bewegende stuuroverbrenging schuurt tegen een onderdeel dat aan het chassis vastzit. || || X || (b) Stuuraanslag werkt niet of ontbreekt. || || X || 2.1.5. Stuurbekrach-tiging || (a) Vloeistof lekt. Functie aangetast || || X || X (b) Onvoldoende vloeistof (onder MIN-markering, maar meer dan 50 % van de reservoircapaciteit tot de MIN-markering) Minder dan 50 % van de reservoircapaciteit tot de MIN-markering || X || X || (c) Mechanisme werkt niet. Sturen gaat minder goed || || X || X (d) Mechanisme is gebroken of zit los. Sturen gaat minder goed || || X || X (e) Foutieve uitlijning of schurende onderdelen. Sturen gaat minder goed || || X || X (f) Ongepaste herstelling of wijziging. Sturen gaat minder goed || || X || X (g) Leidingen/slangen vertonen beschadiging of te veel corrosie. Sturen gaat minder goed || || X || X 2.2. Stuur, stuurkolom 2.2.1. Toestand van het stuur || (a) Relatieve beweging tussen stuur en stuurkolom die wijst op speling. || || X || (b) Bevestiging op stuurwielnaaf ontbreekt. Grote kans op losraken || || X || X (c) Stuurwielnaaf, -rand of -spaken vertonen breuken of zitten los. Grote kans op losraken || || X || X 2.2.2. Stuur/kruis-koppeligen en vorken || (a) Midden van het stuur beweegt te veel op- of neerwaarts. || || X || (b) Bovendeel van kolom beweegt te veel radiaal van de kolomas. || || X || (c) Flexibele koppelingskop is stuk. || || X || (d) Bevestiging is defect. Grote kans op losraken || || X || X (e) Ongepaste herstelling of wijziging. || || || X 2.3. Speling in de stuurinrichting || Te veel speling bij het sturen, bijv. een bepaald punt op de rand overschrijdt bij beweging een vijfde van de diameter van het stuurwiel of beweegt niet in overeenstemming met de vereisten(1) Sturen minder veilig || || X || X 2.4. Wieluitlijning (X)(2) || Uitlijning niet in overeenstemming met de informatie of de vereisten van de fabrikant(1) Rechtdoor rijden aangetast; verminderde richtingstabiliteit || X || X || 2.5. Draaischijf van de as van de aanhangwagen || (a) Onderdeel enigszins beschadigd. Onderdeel vertoont zware beschadigingen of barsten. || || X || X (b) Te veel speling. Rechtdoor rijden aangetast; verminderde richtingstabiliteit || || X || X (c) Bevestiging schiet tekort (minder dan 50 % van de bevestigingen los) Bevestiging schiet tekort (meer dan 50 % van de bevestigingen los) || || X || X 2.6. Elektro-nische stuurbekrachtiging (EPS) || (a) Het waarschuwingslampje van de stuurbekrachtiging wijst op een defect in de installatie. || || X || (b) Inconsistentie tussen de hoek van het stuurwiel en de hoek van de wielen. Sturen gaat minder goed || || X || X (c) Bekrachtiging werkt niet. || || X || 3. ZICHT 3.1. Gezichtsveld || Obstakel in het gezichtsveld van de bestuurder dat het zicht vooraan of aan de zijkanten aanzienlijk belemmert (buiten schoonmaakgebied van de ruitenwissers) Binnen schoonmaakgebied van de ruitenwissers verminderd zicht en buitenspiegels niet zichtbaar || X || X || 3.2. Toestand van de ruiten || (a) Ruiten of transparante panelen (indien toegestaan) zijn gebarsten of verkleurd (buiten schoonmaakgebied van de ruitenwissers). Binnen schoonmaakgebied van de ruitenwissers verminderd zicht en buitenspiegels niet zichtbaar || X || X || (b) Ruiten of transparante panelen (reflecterende of gekleurde folie inbegrepen) zijn niet in overeenstemming met de vereisten(1) (XX)(3), (buiten schoonmaakgebied van de ruitenwissers) Binnen schoonmaakgebied van de ruitenwissers verminderd zicht en buitenspiegels niet zichtbaar || X || X || (c) Ruiten of transparante panelen in onaanvaardbare toestand. Zichtbaarheid binnen schoonmaakgebied van de ruitenwissers ernstig aangetast || || X || X 3.3. Achteruit-kijkspiegels of -toestellen || (a) Spiegel of toestel ontbreekt of is niet bevestigd volgens de vereisten(1) (ten minste twee achteruitkijkmogelijkheden beschikbaar). Minder dan twee achteruitkijkmogelijkheden beschikbaar || X || X || (b) Spiegel of toestel licht beschadigd of los. Spiegel of toestel werkt niet, is zwaar beschadigd of zit los. || X || X || 3.4. Ruiten-wissers || (a) Wissers werken niet of ontbreken. || || X || (b) Wisserblad is defect. Wisserblad ontbreekt of is duidelijk defect || X || X || 3.5. Ruiten-sproeiers || Sproeiers werken niet adequaat (gebrek aan vloeistof maar de pomp werkt, of waterstraal verkeerd afgesteld) Sproeiers werken niet || X || X || 3.6. Ontwase-mingssysteem (X)(2) || Systeem werkt niet of is duidelijk defect. || X || || 4. LICHTEN, REFLECTERENDE INRICHTINGEN EN ELEKTRISCHE INSTALLATIES 4.1. Koplampen 4.1.1. Toestand en werking || (a) Licht/lichtbron is defect of ontbreekt (meerdere lampen/lichtbronnen); in geval van LED werkt meer dan 1/3) Eén enkel(e) licht/lichtbron; in geval van LED werkt meer dan 2/3 || X || X || (b) Projectiesysteem (reflector en lens) is licht defect. Projectiesysteem (reflector en lens) is ernstig defect of ontbreekt. || X || X || (c) Lamp is niet stevig bevestigd. || || X || 4.1.2. Richting || Het eindpunt van de koplamp ligt niet binnen de grenzen die in de vereisten zijn bepaald(1) || || X || 4.1.3. Schakelaars || (a) Schakelaar werkt niet in overeenstemming met de vereisten(1) (aantal oplichtende koplampen op hetzelfde moment) Overschrijding van de maximaal toegestane lichtintensiteit aan de voorkant || X || X || (b) Verminderde functie van controleapparatuur. || || X || 4.1.4. Overeen-stemming met vereisten(1) || (a) Licht, kleur van het licht, positie of intensiteit is niet in overeenstemming met de vereisten.(1) || || X || (b) Producten op lens of lichtbron die de lichtintensiteit duidelijk verminderen of de kleur van het licht wijzigen. || || X || (c) Lichtbron en lamp zijn niet compatibel. || || X || 4.1.5. Verstelinrichting (indien verplicht) || (a) Inrichting werkt niet. || || X || (b) Manuele inrichting kan niet vanop de bestuurderszitplaats worden bediend. || || X || 4.1.6. Koplampwisser (indien verplicht) || Inrichting werkt niet. in het geval van gasontladingslampen: || X || X || 4.2. Voor- en achterlichten, breedtelichten en markeringslichten 4.2.1. Toestand en werking || (a) Lichtbron is defect. || || X || (b) Lens is defect. || || X || (c) Lamp is niet stevig bevestigd. Zou eraf kunnen vallen || X || X || 4.2.2. Schakelaars || (a) Schakelaar werkt niet in overeenstemming met de vereisten(1) Achterlichten en zijmarkeringslichten kunnen worden uitgeschakeld wanneer de koplampen aan staan || X || X || (b) Verminderde functie van schakelaar. || || X || 4.2.3. Overeen-stemming met vereisten(1) || (a) Licht, kleur van het licht, positie of intensiteit is niet in overeenstemming met de vereisten(1) Rood licht aan de voorzijde en wit licht aan de achterzijde; sterk verminderde lichtintensiteit || X || X || (b) Producten op lens of lichtbron die de lichtintensiteit verminderen of de kleur van het licht wijzigen. Rood licht aan de voorzijde en wit licht aan de achterzijde; sterk verminderde lichtintensiteit || X || X || 4.3. Remlichten 4.3.1. Toestand en werking || (a) Lichtbron defect (meerdere lichtbronnen; in geval van LED werkt meer dan 1/3) Eén enkele lichtbron; in geval van LED werkt meer dan 2/3 Alle lichtbronnen defect || X || X || X (b) Licht defecte lens (geen invloed op uitgestraald licht) Ernstig defecte lens (invloed op uitgestraald licht). || X || X || (c) Lamp is niet stevig bevestigd. Zou eraf kunnen vallen || X || X || 4.3.2. Schakelaars || (a) Schakelaar werkt niet in overeenstemming met de vereisten(1) Vertraagde werking (meer dan 2,5 m/s2 deceleratie voordat de remlichten oplichten) Geen enkele werking || X || X || X (b) Verminderde functie van controleapparatuur. || || X || 4.3.3. Overeen-stemming met vereisten(1) || Licht, kleur van het licht, positie of intensiteit is niet in overeenstemming met de vereisten(1) Wit licht aan de achterzijde; sterk verminderde lichtintensiteit || X || X || 4.4. Richtingaanwijzers en waarschuwingsknipperlichten 4.4.1. Toestand en werking || (a) Lichtbron defect (meerdere bronnen; in geval van LED werkt meer dan 1/3) Eén enkele lichtbron; in geval van LED werkt meer dan 2/3 || X || X || (b) licht defecte lens (geen invloed op uitgestraalde licht) Ernstig defecte lens (invloed op uitgestraalde licht). || X || X || (c) Lamp is niet stevig bevestigd. Zou eraf kunnen vallen || X || X || 4.4.2. Schakelaars || Schakelaar werkt niet in overeenstemming met de vereisten(1) Geen enkele werking || X || X || 4.4.3. Overeen-stemming met vereisten(1) || Licht, kleur van het licht, positie of intensiteit is niet in overeenstemming met de vereisten(1) Kleur van het uitgestraalde licht anders dan amber || X || X || 4.4.4. Knippersnelheid || Knippersnelheid is niet in overeenstemming met de vereisten(1)(frequentie wijkt meer dan 25 % af) Frequentie wijkt meer dan 50 % af || X || X || 4.5. Mistlichten voor en achter 4.5.1. Toestand en werking || (a) Lichtbron defect (meerdere bronnen; in geval van LED werkt meer dan 1/3) Eén enkele lichtbron; in geval van LED werkt meer dan 2/3 || X || X || (b) licht defecte lens (geen invloed op uitgestraalde licht) Ernstig defecte lens (invloed op uitgestraalde licht). || X || X || (c) Lamp is niet stevig bevestigd. Zou eraf kunnen vallen of tegemoetkomend verkeer kunnen verblinden || X || X || 4.5.2. Richting (X)(2) || Mistlicht vooraan schijnt niet meer horizontaal wanneer het lichtpatroon een scheidingslijn heeft (scheidingslijn te laag) Afbakeningslijn boven die van de koplampen || X || X || 4.5.3. Schakelaars || Schakelaar werkt niet in overeenstemming met de vereisten(1) Werkt niet || X || X || 4.5.4. Overeen-stemming met vereisten(1) || (a) Lamp, lichtkleur, positie of intensiteit zijn niet in overeenstemming met de vereisten(1) || || X || (b) Inrichting werkt niet in overeenstemming met de vereisten(1) || || X || 4.6. Achteruitrijlichten 4.6.1. Toestand en werking || (a) Lichtbron is defect. || X || || (b) Lens is defect. || X || || Lamp is niet stevig bevestigd. Zou eraf kunnen vallen || X || X || 4.6.2. Overeen-stemming met vereisten(1) || (a) Licht, kleur van het licht, positie of intensiteit is niet in overeenstemming met de vereisten(1) || || X || (b) Inrichting werkt niet in overeenstemming met de vereisten.(1) || || X || 4.6.3. Schakelaars || Schakelaar werkt niet in overeenstemming met de vereisten(1) Achteruitrijlicht kan worden aangezet zonder dat de versnelling in zijn achteruit is gezet || X || X || 4.7. Achterkentekenplaatverlichting 4.7.1. Toestand en werking || (a) Licht schijnt rechtstreeks achteruit. Rechtstreeks wit licht naar achteren || X || X || (b) Lichtbron licht defect. Meerdere lichtbronnen. Lichtbron defect. Eén enkele lichtbron. || X || X || Lamp is niet stevig bevestigd. Zou eraf kunnen vallen || X || X || 4.7.2. Overeen-stemming met vereisten(1) || Inrichting werkt niet in overeenstemming met de vereisten(1) || X || || 4.8. Retroreflectoren, veiligheidsmarkeringen (retroreflecterend) en markeringsborden 4.8.1. Toestand || (a) Reflecterende inrichting is defect of beschadigd. Reflecterende werking aangetast || X || X || (b) Reflector is niet stevig bevestigd. Zou eraf kunnen vallen || X || X || 4.8.2. Overeen-stemming met vereisten(1) || Toestel, gereflecteerde kleur of positie is niet in overeenstemming met de vereisten(1) Ontbrekende of reflecterende rode kleur aan de voorzijde of witte kleur aan de achterzijde || X || X || 4.9. Verklikkersignalen voor lichtinrichting 4.9.1. Toestand en werking || Werkt niet. Werkt niet voor niet-gedimd licht of een mistlamp aan de achterzijde || X || X || 4.9.2. Overeen-stemming met vereisten(1) || Niet in overeenstemming met de vereisten(1) || X || || 4.10. Elektrische verbindingen tussen trekkend voertuig en aanhangwagen of oplegger || (a) Vaste onderdelen zijn niet stevig bevestigd. Losse contactdoos || X || X || (b) Isolatie is beschadigd of stuk. Grote kans op kortsluiting || X || X || (c) De elektrische verbindingen van de aanhangwagen of het trekkend voertuig functioneren niet correct. Remsysteem van de aanhangwagen aangetast; remlichten van aanhangwagen werken in het geheel niet || || X || X 4.11. Elektrische bedrading || (a) Bedrading zit los of is niet goed beveiligd. Bevestigingen los, draden raken scherpe randen, grote kans dat connectoren losraken Grote kans dat bedrading hete of roterende onderdelen of de grond raakt, connectoren zijn ontkoppeld (relevante onderdelen voor remmen, sturen) || X || X || X (b) Bedrading is licht versleten Bedrading is sterk versleten Bedrading is extreem versleten (relevante onderdelen voor remmen, sturen) || X || X || X (c) Isolatie is beschadigd of stuk. Grote kans op kortsluiting Hoog brandrisico, ontstaan van vonken || X || X || X 4.12. Niet-verplichte lichten en retroreflectoren (X)(2) || (a) Een licht/retroreflector is niet in overeenstemming met de vereisten bevestigd(1) Uitstralend/reflecterend rood licht aan de voorzijde of wit licht aan de achterzijde || X || X || (b) Bediening van het licht is niet in overeenstemming met de vereisten(1) Bij een aantal koplampen dat tegelijk werkt, wordt de toegestane lichtintensiteit overschreden; Uitstralend/reflecterend rood licht aan de voorzijde of wit licht aan de achterzijde || X || X || (c) Licht/retroreflector is niet stevig bevestigd. Zou eraf kunnen vallen || X || X || 4.13. Accu('s) || (a) Zit los. Niet correct bevestigd; Grote kans op kortsluiting || X || X || (b) Lekt. Verlies van gevaarlijke stoffen || X || X || (c) Schakelaar (indien vereist) is defect. || || X || (d) Zekering (indien vereist) is defect. || || X || (e) Onvoldoende luchtcirculatie (indien vereist). || || X || 5. ASSEN, WIELEN, BANDEN EN OPHANGING 5.1. Assen 5.1.1. Assen || (a) As is gebroken of vervormd. || || || X (b) As is niet goed aan het voertuig bevestigd. Relatieve beweging ten opzichte van het chassis/de carrosserie, los || || X || X (c) Ongepaste herstelling of wijziging. Verminderde stabiliteit, functionaliteit aangetast, onvoldoende afstand tot andere onderdelen of de grond || || X || X 5.1.2. Stuurpennen || (a) Stuurpen is gebroken. || || || X (b) Fuseepen en/of hulzen vertonen te veel slijtage. Grote kans op losraken; verminderde richtingstabiliteit || || X || X (c) Te veel beweging tussen stuurpen en ashuis. Grote kans op losraken; verminderde richtingstabiliteit || || X || X Stuurpen zit los in as. Grote kans op losraken; verminderde richtingstabiliteit || || X || X 5.1.3. Wiellagers || (a) Te veel speling in een wiellager. verminderde richtingstabiliteit; gevaar van kapotgaan || || X || X (b) Wiellager zit te strak of is geblokkeerd. Gevaar van oververhitting; gevaar van kapotgaan || || X || X 5.2. Wielen en banden 5.2.1. Wielnaaf || (a) Moeren of bouten van een wiel ontbreken of zitten los (<3,5t: ten minste 4 symmetrisch verdeeld resterend; >3,5t. ten minste 75 % symmetrisch verdeeld resterend). Meer dan 25 % van de moeren of bouten van een wiel ontbreekt of zit los. || || X || X (b) Naaf vertoont slijtage of beschadiging. Naaf vertoont slijtage of beschadiging op een zodanige wijze dat de veilige bevestiging van wielen wordt aangetast || || X || X 5.2.2. Wielen || (a) Breuken of ondeugdelijk laswerk || || || X (b) Velgringen niet correct bevestigd. Grote kans op losraken || || X || X (c) Wiel is ernstig vervormd of vertoont te veel slijtage. Veilige bevestiging aan de naaf aangetast; veilige bevestiging van band aangetast || || X || X (d) Wielmaat of -soort is niet in overeenstemming met de vereisten(1) en is niet veilig || || X || 5.2.3. Banden || (a) Bandenmaat, laadvermogen, goedkeuringsmerk of snelheid is niet in overeenstemming met de vereisten(1) en is niet veilig Onvoldoende laadvermogen of snelheid voor feitelijk gebruik, band raakt andere vaste onderdelen van het voertuig, waardoor gebruik op de weg minder veilig wordt. || || X || X (b) Banden op dezelfde as of gekoppelde wielen hebben een andere maat. || || X || (c) Banden op dezelfde as hebben een verschillende structuur (radiaal/diagonaal). || || X || (d) Band vertoont ernstige schade of inkepingen. Weefsel zichtbaar of beschadigd || || X || X (e) Diepte van het bandprofiel niet in overeenstemming met de vereisten(1) Minder dan 80 % van de vereiste diepte || || X || X (f) Band schuurt tegen andere onderdelen (flexibele opspatafschermingsmiddelen) Band schuurt tegen andere onderdelen (veilig rijden niet belemmerd) || X || X || (g) Opgesneden banden niet in overeenstemming met de vereisten(1) Weefselbeschermingslaag aangetast || || X || X (h) Controlesysteem voor bandenspanning werkt niet goed. Werkt duidelijk niet. || X || X || 5.3. Ophangingsysteem 5.3.1. Veren en stabilisator || (a) Veren zijn niet goed aan het chassis of de as bevestigd. Relatieve beweging zichtbaar; meer dan 50 % van de bevestigingen los || || X || X (b) Een veeronderdeel is beschadigd of gebroken. Voornaamste veer/veerblad, of meer dan 50 % van de overige bladen aangetast || || X || X (c) Een veer ontbreekt. Voornaamste veer/veerblad, of meer dan 50 % van de overige bladen aangetast || || X || X (d) Ongepaste herstelling of wijziging. Onvoldoende afstand tot andere voertuigonderdelen; veersysteem werkt niet || || X || X 5.3.2. Schokdempers || (a) Schokdempers zijn niet goed aan het chassis of de as bevestigd. Schokdemper los || X || X || (b) Beschadigde schokdemper met sporen van lekkage of defect. || || X || 5.3.2.1. Controle van de bedrijfszekerheid van demping || (a) Er is een aanzienlijk verschil tussen links en rechts. || || X || (b) De gegeven minimumwaarden worden niet bereikt. || || X || 5.3.3. Torsiebuizen, reactiearmen, wieldraagarmen en ophangarmen || (a) Onderdeel is niet goed aan het chassis of de as bevestigd. Grote kans op losraken; verminderde richtingstabiliteit || || X || X (b) Onderdeel vertoont schade of te veel corrosie. Stabiliteit van onderdeel verminderd of onderdeel vertoont breuken || || X || X (c) Ongepaste herstelling of wijziging. Onvoldoende afstand tot andere voertuigonderdelen; systeem werkt niet || || X || X 5.3.4. Veerverbin-dingen || (a) Fuseepen en/of hulzen of de veerverbindingen vertonen te veel slijtage. Grote kans op losraken; verminderde richtingstabiliteit || || X || X (b) De stofkap is ernstig versleten. De stofkap ontbreekt of vertoont scheuren || X || X || 5.3.5. Luchtvering || (a) Systeem werkt niet. || || || X (b) Een onderdeel vertoont beschadiging, vervorming of is defect zodat het systeem minder goed werkt. Werking van het systeem ernstig verminderd || || X || X (c) Het systeem lekt hoorbaar. || || X || 6. CHASSIS EN MET HET CHASSIS VERBONDEN DELEN 6.1. Chassis of frame en bevestigingen 6.1.1. Algemene toestand || (a) Een van de zijden of dwarsdelen vertoont lichte breuken of is vervormd. Een van de zijden of dwarsdelen vertoont ernstige breuken of is sterk vervormd. || || X || X b) Verstevigende platen of bevestigingen zitten los (< 50 %). Losse bevestigingen (>50 %); onvoldoende sterke onderdelen || || X || X (c) Te veel corrosie waardoor het geheel aan stevigheid verliest. onvoldoende sterke onderdelen || || X || X 6.1.2. Uitlaatpijpen en dempers || (a) Uitlaatsysteem zit los of lekt. || || X || (b) Emissies komen in de cabine of in het passagiersgedeelte. Gevaar voor de gezondheid van personen aan boord || || X || X 6.1.3. Brandstoftanks en -leidingen (incl. tanks en brandstofleidingen voor verwarming) || (a) Tank of leidingen zitten los. Brandgevaar || || X || X b) Brandstof lekt, tankdop ontbreekt of sluit niet goed af. Brandgevaar; buitensporig verlies van gevaarlijk materiaal || || X || X (c) Gescheurde leidingen. Beschadigde leidingen || X || X || (d) Brandstofkraan (indien vereist) werkt niet correct. || || X || (e) Brandgevaar door lekkende brandstof brandstoftank of uitlaat niet correct afgeschermd uitlaattoestand van het motorcompartiment || || || X (f) LPG-/CNG- of waterstofsysteem is niet in overeenstemming met de vereisten(1) Onderdeel van het systeem defect || || X || X 6.1.4. Bumpers, zijdelingse bescherming en onderrijbeveiliging aan de achterzijde || (a) Onderdelen zitten los of zijn beschadigd waardoor zij door (lichte) aanraking kunnen verwonden. Onderdelen zouden eraf kunnen vallen; functionaliteit ernstig aangetast || || X || X (b) Inrichting is duidelijk niet in overeenstemming met de vereisten(1) || || X || 6.1.5. Bevestiging van het reservewiel (indien aanwezig) || (a) Bevestiging is in slechte toestand. || X || || (b) Bevestiging is gebroken of zit los. || || X || (c) Een reservewiel is niet stevig bevestigd. Zou eraf kunnen vallen. || || X || X 6.1.6. Koppelings-inrichting en trekinrichting || (a) Onderdeel vertoont beschadiging, defecten of barsten (indien niet in gebruik). Onderdeel vertoont beschadiging, defecten of barsten (indien in gebruik) || || X || X (b) Onderdeel vertoont te veel slijtage. Onder de slijtagelimiet || || X || X (c) Bevestiging is defect. Losse bevestigingen || || X || X (d) Veiligheidsvoorziening ontbreekt of werkt niet. || || X || (e) Indicatoren werken niet. || || X || (f) Kentekenplaat of licht wordt bedekt (indien niet in gebruik). Kentekenplaat niet leesbaar (indien niet in gebruik). || X || X || (g) Ongepaste herstelling of wijziging (secundaire onderdelen) Ongepaste herstelling of wijziging (primaire onderdelen). || || X || X 6.1.7. Overbrenging || (a) Borgschroeven zitten los of ontbreken (<30 %). Borgschroeven zitten los of ontbreken (>30 %). || || X || X (b) Aslagering voor overbrenging vertoont te veel slijtage. Aanzienlijke kans op losraken of barsten || || X || X (c) Kruiskoppelingen vertonen te veel slijtage. Aanzienlijke kans op losraken of barsten || || X || X (d) Flexibele koppelingskoppen zijn stuk. Aanzienlijke kans op losraken of barsten || || X || X (e) As is beschadigd of gebogen. || || X || (f) Lagerbehuizing is gebroken of zit los. Aanzienlijke kans op losraken of barsten || || X || X (g) De stofkap is ernstig versleten. De stofkap ontbreekt of vertoont scheuren || X || X || (h) Illegale aanpassing aan de aandrijving. || || X || 6.1.8. Bevestiging van de motor || Defect, duidelijk en ernstig beschadigd. Loszittende of gebroken bevestigingen. || || X || X 6.1.9. Motorvermogen || (a) Regelmodule illegaal gewijzigd. || || X || (b) Illegale wijziging aan de motor. || || X || 6.2. Cabine en koetswerk 6.2.1. Toestand || (a) Paneel of onderdeel zit los of is beschadigd en kan verwondingen veroorzaken. Zou eraf kunnen vallen || || X || X (b) Koetswerkondersteuning zit los. Verminderde stabiliteit || || X || X (c) Uitlaatemissies komen binnen. Gevaar voor de gezondheid van personen aan boord || || X || X (d) Ongepaste herstelling of wijziging. Onvoldoende ruimte tussen roterende of bewegende onderdelen en de weg || || X || X 6.2.2. Bevestiging || (a) Koetswerk of cabine zit los. Verminderde stabiliteit || || X || X (b) Koetswerk/cabine zit niet recht op het chassis. || || X || (c) Bevestiging van koetswerk/cabine op het chassis of de dwarsdelen zit los of ontbreekt (< 50 % en indien symmetrisch). Bevestiging van koetswerk/cabine op het chassis of de dwarsdelen zit los of ontbreekt (> 50 %). || || X || X (d) Bevestigingspunten aan integrale koetswerkonderdelen vertonen te veel slijtage. Verminderde stabiliteit || || X || X 6.2.3. Portieren en portiervangers || (a) Een portier opent en sluit niet correct. || || X || (b) Een portier kan plots opengaan of blijft niet gesloten (schuifdeuren) Een portier kan plots opengaan of blijft niet gesloten (openslaande deuren) || || X || X (c) Portier, scharnieren, portiervangers, stijlen is/zijn stuk. Portier, scharnieren, portiervangers of stijlen ontbreekt/ontbreken of zit/zitten los || X || X || 6.2.4. Bodem || Bodem zit los of is stuk. Onvoldoende stabiliteit || || X || X 6.2.5. Bestuur-derszitplaats || (a) Zitplaats met defecte structuur. Losse zitplaats of || || X || X (b) Afstelmechanisme functioneert niet correct. Zitplaats beweegt of rugleuning niet fixeerbaar || || X || X 6.2.6. Andere zitplaatsen || (a) Zitplaatsen zijn defect of zitten los (secundaire onderdelen). Zitplaatsen zijn defect of zitten los (hoofdonderdelen). || X || X || (b) Zitplaatsen zijn niet bevestigd in overeenstemming met de vereisten(1) Toegestaan aantal zitplaatsen overschreden; plaatsing niet in overeenstemming met goedkeuring || X || X || 6.2.7. Bedienings-apparatuur voor de bestuurder || Bedieningsapparatuur die nodig is voor de veilige besturing van het voertuig werkt niet correct. Veilige werking negatief beïnvloed || || X || X 6.2.8. Cabinetreden || (a) Trede of bevestiging zit los. Onvoldoende stabiliteit || X || X || (b) Toestand van trede of opstapring zou gebruikers kunnen verwonden. || || X || 6.2.9. Andere binnen- en buitenvoorzieningen en uitrusting || (a) Bevestiging of andere voorzieningen of inrichtingen zijn defect. || || X || (b) Andere voorzieningen of inrichtingen zijn niet in overeenstemming met de vereisten(1) Gemonteerde onderdelen zouden letsel kunnen veroorzaken; veilige werking negatief beïnvloed || X || X || (c) Hydraulische inrichting lekt. Buitensporig verlies van gevaarlijk materiaal || X || X || 6.2.10. Spatborden, opspatafschermingsuitrusting || (a) Ontbreekt, zit los of vertoont te veel corrosie. Zou letsel kunnen veroorzaken; zou eraf kunnen vallen || X || X || (b) Onvoldoende afstand tot wiel (opspatafscherming). Onvoldoende afstand tot wiel (spatborden). || X || X || (c) Niet in overeenstemming met de vereisten(1) Onvoldoende afdekking van band || X || X || 7. DIVERSE UITRUSTINGEN 7.1. Veiligheidsgordels/sluitingen en beveiligingssystemen voor inzittenden 7.1.1. Veiligheid van de bevestiging van veiligheidsgordels/sluitingen || (a) Verankeringspunt is stuk. Verminderde stabiliteit || || X || X (b) Verankering zit los. || || || X 7.1.2. Toestand van veiligheidsgordels/sluitingen || (a) Verplichte veiligheidsgordel ontbreekt of is niet aanwezig. || || X || (b) Veiligheidsgordel is beschadigd. Scheur of teken van overspanning || X || X || (c) Veiligheidsgordel is niet in overeenstemming met de vereisten(1) || || X || (d) Sluiting van de veiligheidsgordel is beschadigd of werkt niet correct. || || X || (e) Oprolmechanisme van de veiligheidsgordel is beschadigd of werkt niet correct. || || X || 7.1.3. Krachtbegrenzer veiligheidsgordel || Krachtbegrenzer ontbreekt of is niet aan het voertuig aangepast. || || X || 7.1.4. Gordelspanners || Spanner ontbreekt of is niet aan het voertuig aangepast. || || X || 7.1.5. Airbag || (a) Airbags ontbreken of zijn niet aan het voertuig aangepast. || || X || (b) Airbag werkt duidelijk niet. || || X || 7.1.6. SRS-systemen (Supplemental Restraint System) || Het waarschuwingslampje van het SRS wijst op een defect in het systeem. || || X || 7.2. Brandblusser (X)(2) || (a) Ontbreekt. || || X || (b) Niet in overeenstemming met de vereisten(1) Indien vereist (bv. taxi's, bussen, touringcars enz.) || X || X || 7.3. Sloten en beveiligingen tegen diefstal || (a) Apparatuur om te verhinderen dat het voertuig wordt bestuurd, werkt niet. || X || || (b) Defect Sluit of blokkeert onaangekondigd || || X || X 7.4. Gevarendriehoek (indien vereist) (X)(2) || (a) Ontbreekt of is onvolledig. || X || || (b) Niet in overeenstemming met de vereisten(1) || X || || 7.5. Verbandtrommel (indien vereist) (X)(2) || Ontbreekt, is onvolledig of is niet in overeenstemming met de vereisten(1) || X || || 7.6. Wielblokken (wiggen) (indien vereist) (X)(2) || Ontbreken of zijn niet in goede toestand. Onvoldoende stabiliteit of omvang || X || X || 7.7. Geluids-signaalinrichting || (a) Werkt niet goed. Werkt helemaal niet || X || X || (b) Bediening zit los. || X || || (c) Niet in overeenstemming met de vereisten(1) Kans dat geluid wordt verward met officiële sirenes || X || X || 7.8. Snelheidsmeter || (a) Niet afgesteld in overeenstemming met de vereisten(1) Ontbreekt, indien vereist || X || X || (b) verminderde werking. Werkt helemaal niet || X || X || (c) Kan niet voldoende worden verlicht. Wordt in het geheel niet verlicht || X || X || 7.9. Tachograaf (indien aanwezig/vereist) || (a) Niet afgesteld in overeenstemming met de vereisten(1) || || X || (b) Werkt niet. || || X || (c) Zegels zijn stuk of ontbreken. || || X || (d) Installatieplaatje ontbreekt, is onleesbaar of verstreken. || || X || (e) Duidelijke vervalsing of manipulatie. || || X || (f) Maat van banden niet compatibel met parameters van installatieplaatje. || || X || 7.10. Snelheids-begrenzer (indien aanwezig/ vereist) || (a) Niet afgesteld in overeenstemming met de vereisten(1) || || X || (b) Werkt duidelijk niet. || || X || (c) Snelheid foutief ingesteld (indien gecontroleerd). || || X || (d) Zegels zijn stuk of ontbreken. || || X || (e) Installatieplaatje ontbreekt, is onleesbaar of verstreken. || || X || (f) Maat van banden niet compatibel met parameters van installatieplaatje . || || X || 7.11. Kilometerteller (indien beschikbaar) || (a) Duidelijk gemanipuleerd (fraude). || || X || (b) Werkt duidelijk niet. || || X || 7.12. Elektronische stabiliteitscontrole indien aanwezig/ vereist || (a) Wielsnelheidssensoren ontbreken of zijn beschadigd. || || X || (b) Bedrading is beschadigd. || || X || (c) Andere onderdelen ontbreken of zijn beschadigd. || || X || (d) Schakelaar is beschadigd of werkt niet correct. || || X || (e) Het waarschuwingslampje van de elektronische stabiliteitscontrole wijst op een defect in het systeem. || || X || 8. OVERLASTFACTOREN 8.1. Geluidshinder 8.1.1 Geluids-onderdrukkingssysteem || (a) Geluidsniveaus overschrijden de niveaus in de vereisten(1) || || X || (b) Onderdeel van het geluidsonderdrukkingssysteem zit los, is beschadigd, niet juist aangebracht, afwezig of duidelijk aangepast met een nadelige invloed op de geluidsniveaus. Zou eraf kunnen vallen || || X || X 8.2. Uitlaatemissies 8.2.1. Emissies benzinemotor 8.2.1.1. Uitlaat-emissieregelsysteem || (a) Het door de fabrikant gemonteerde uitlaatemissieregelsysteem is afwezig, aangepast of duidelijk defect. || || X || (b) Lekken die emissiemetingen kunnen beïnvloeden. || || X || 8.2.1.2. Gasemissies || (a) Ofwel overschrijden de gasemissies de door de fabrikant vastgelegde niveaus, || || X || (b) ofwel, indien deze gegevens niet beschikbaar zijn, overschrijden de CO-emissies, i) voor voertuigen zonder geavanceerd uitlaatemissieregelsysteem, – 4,5 %, of – 3,5 % afhankelijk van de datum van eerste inschrijving of gebruik zoals in de vereisten wordt bepaald(1) ii) voor voertuigen met een geavanceerd uitlaatemissieregelsysteem, – bij stationaire motor: 0,5 % – bij verhoogd toerental: 0,3 % of – bij stationaire motor: 0,3 %[13] – bij verhoogd toerental: 0,2 % afhankelijk van de datum van eerste inschrijving of gebruik zoals in de vereisten wordt bepaald(1) || || X || (c) Lambdawaarde buiten de waarde 1 ± 0,03 of niet overeenkomstig de specificaties van fabrikant. || || X || (d) Uitgelezen OBD wijst op ernstig defect || || X || 8.2.2 Emissies dieselmotor 8.2.2.1. Uitlaat-emissieregelsysteem || (a) Een door de fabrikant gemonteerd uitlaatemissieregelsysteem is afwezig of duidelijk defect. || || X || (b) Lekken die emissiemetingen kunnen beïnvloeden. || || X || 8.2.2.2. Opaciteit Voertuigen die vóór 1 januari 1980 werden geregistreerd of in gebruik genomen, moeten niet aan deze vereiste voldoen. || (a) Bij voertuigen die voor de eerste keer na de datum in de vereisten (1) zijn geregistreerd of in gebruik genomen, overschrijdt de opaciteit het niveau dat op de plaat van de fabrikant op het voertuig staat genoteerd; || || X || (b) Wanneer deze gegevens niet beschikbaar zijn of de vereisten(1) het gebruik van referentiewaarden niet toelaten, voor dieselmotoren met natuurlijke afzuiging: 2,5 m-1 , voor dieselmotoren met drukvulling: 3,0 m-1, of, bij voertuigen die in de vereisten(1) staan of voor de eerste keer na de datum in de vereisten zijn geregistreerd of in gebruik genomen(1), 1,5 m-1.[14] || || X || 8.3. Onderdrukking elektromagnetische storingen Radiostoring (X)(2) || Niet in overeenstemming met alle vereisten(1) . || X || || 8.4. Andere punten die betrekking hebben op het milieu 8.4.1. Vloeistoflekken || Te veel vloeistoflekken die het milieu zouden kunnen schaden of een gevaar zouden kunnen vormen voor de veiligheid van andere weggebruikers. Gestage vorming van druppels || || X || X 9. AANVULLENDE CONTROLES VOOR PASSAGIERSVOERTUIGEN M2, M3 9.1. Portieren 9.1.1. In- en uitgang || (a) Bediening is defect. || || X || (b) Toestand is slecht. Zou letsel kunnen veroorzaken || X || X || (c) Noodbediening is defect. || || X || (d) Afstandsbediening van portieren of waarschuwingstoestellen zijn defect. || || X || (e) Niet in overeenstemming met de vereisten(1) Te smalle deur || X || X || 9.1.2. Nooduit-gangen || (a) Bediening is defect. || || X || (b) Borden met opschrift “nooduitgang” zijn onleesbaar Borden met opschrift “nooduitgang” ontbreken || X || X || (c) Hamer om ruiten in te slaan ontbreekt. || || X || (d) Niet in overeenstemming met de vereisten(1) Te smalle of geblokkeerde toegang || X || X || 9.2. Ontwasemings- en ontdooisysteem (X)(2) || (a) Functioneert niet correct. Nadelige invloed op het veilige gebruik van voertuig || X || X || (b) Emissie van giftige gassen of uitlaatgassen in het bestuurders- of passagiersgedeelte. Gevaar voor de gezondheid van personen aan boord || || X || X (c) Ontdooisysteem (indien verplicht) is defect. || || X || 9.3. Luchtcirculatie- en verwarmingssysteem (X)(2) || (a) Bediening is defect. Risico voor de gezondheid van personen aan boord || X || X || (b) Emissie van giftige gassen of uitlaatgassen in het bestuurders- of passagiersgedeelte. Gevaar voor de gezondheid van personen aan boord || || X || X 9.4. Zitplaatsen 9.4.1. Passagiers-zitplaatsen (zitplaatsen voor begeleidende personen inbegrepen) || a) Zitplaatsen zijn defect. Zitplaatsen zitten los || X || X || b) Klapstoelen (indien toegestaan) werken niet automatisch. Blokkeren een nooduitgang || X || X || c) Niet in overeenstemming met de vereisten(1) Aantal zitplaatsen overschrijdt goedgekeurd aantal || X || X || 9.4.2. Bestuurders-zitplaats (aanvullende vereisten) || (a) Speciale voorzieningen zoals zonneschermen of zonnekleppen zijn defect. Belemmerd gezichtsveld || X || X || b) Bescherming voor bestuurder zit los of is niet in overeenstemming met de vereisten(1) Zou letsel kunnen veroorzaken || X || X || 9.5. Binnenver-lichting en bestemmingsapparatuur (X)(2) || Apparatuur is defect of niet in overeenstemming met de vereisten(1) Werkt helemaal niet || X || X || 9.6. Gangen, staanplaatsen || (a) Bodem zit los. Verminderde stabiliteit || || X || X (b) Leuningen of handvaten zijn defect. Zitten los of zijn niet bruikbaar || X || X || (c) Niet in overeenstemming met de vereisten(1) Te smal of te weinig ruimte || X || X || 9.7. Trappen en treden || (a) Toestand is slecht. in beschadigde toestand verminderde stabiliteit || X || X || X (b) Inklapbare treden functioneren niet correct. || || X || (c) Niet in overeenstemming met de vereisten(1) Te smal of te hoog || X || X || 9.8. Communicatie-systeem met passagiers (X)(2) || Systeem is defect. Werkt helemaal niet || X || X || 9.9. Bordjes met tekst (X)(2) || (a) Bordje ontbreekt, is foutief of onleesbaar. || X || || (b) Niet in overeenstemming met de vereisten(1) Verkeerde informatie || X || X || 9.10. Vereisten voor het vervoer van kinderen. (X)(2) 9.10.1. Portieren || Beveiliging van portieren niet in overeenstemming met de vereisten(1) voor dit vervoer || || X || 9.10.2. Signaleer-inrichtingen en speciale uitrusting || Signaleerinrichtingen en speciale uitrusting zijn niet aanwezig of niet in overeenstemming met de vereisten(1) || X || X || 9.11. Vereisten voor het vervoer van mindervaliden (X)(2) 9.11.1. Portieren, laadplatforms en liften || (a) Bediening is defect. Bediening minder veilig || X || X || (b) Toestand is slecht. Verminderde stabiliteit zou letsel kunnen veroorzaken || X || X || (c) Bediening is defect. Bediening minder veilig || X || X || (d) Waarschuwingstoestel(len) is (zijn) defect. Werkt helemaal niet || X || X || (e) Niet in overeenstemming met de vereisten(1) || || X || 9.11.2. Bevestigingen voor rolstoelen || (a) Werkt niet goed. Bediening minder veilig || X || X || (b) Toestand is slecht. Verminderde stabiliteit zou letsel kunnen veroorzaken || X || X || (c) Werkt niet goed. Bediening minder veilig || X || X || (d) Niet in overeenstemming met de vereisten(1) || || X || 9.11.3. Signaleer-inrichtingen en speciale uitrusting || Signaleerinrichtingen en speciale uitrusting is niet aanwezig of is niet in overeenstemming met de vereisten(1) || || X || 9.12. Andere speciale uitrusting (X)(2) 9.12.1. Installaties voor maaltijdbereiding || (a) Installatie is niet in overeenstemming met de vereisten(1) || || X || (b) Installatie is in die mate beschadigd dat het gebruik ervan gevaarlijk is. || || X || 9.12.2. Sanitaire installatie || Installatie is niet in overeenstemming met de vereisten(1) Zou letsel kunnen veroorzaken || X || X || 9.12.3. Andere toestellen (bv. audiovisuele systemen) || Niet in overeenstemming met de vereisten(1) Veilige bediening van het betrokken voertuig wordt belemmerd || X || X || VOETNOTEN: (1) "vereisten" zijn bepaald in de
vereisten betreffende de typegoedkeuring op de datum van goedkeuring, de eerste
inschrijving of de eerste ingebruikneming, alsook aanpassingsverplichtingen of
nationale wetgevingen in het land van inschrijving. (X) wijst op punten die betrekking hebben op
de toestand van het voertuig en zijn geschiktheid voor gebruik op de weg, maar
die niet belangrijk zijn bij een technische controle. BIJLAGE IV MINIMUMINHOUD
VAN EEN TECHNISCH CERTIFICAAT Het technisch certificaat dat na een
technische controle word afgegeven, bevat ten minste de volgende elementen: 1) voertuigidentificatienummer
(VIN); 2) kentekennummer van het
voertuig en kenletters van het land van inschrijving; 3) plaats en datum van controle; 4) stand van de kilometerteller,
indien beschikbaar; 5) voertuigcategorie, indien
beschikbaar; 6) vastgestelde gebreken en de
categorie daarvan; 7) meetresultaten: –
kooktemperatuur of waterinhoud van remvloeistof –
remkrachten per wiel, inlaatluchtdruk in geval van
een pneumatisch remsysteem en resultaten van de berekening van de
remefficiëntie –
concentraties van gasvormige emissies en berekende
λ-waarde van benzinemotoren of opaciteitswaarden van dieselmotoren; 8) algemene beoordeling van het
voertuig; 9) datum van de volgende
technische controle, indien deze informatie niet via andere kanalen wordt
gegeven; 10) naam van de
controleorganisatie en handtekening of identificatie van de controleur die de
controle heeft uitgevoerd. BIJLAGE V MINIMUMVOORSCHRIFTEN BETREFFENDE Faciliteiten
voor technische controles en controleapparatuur I – Faciliteiten en apparatuur Bij het verrichten van technische controles
worden faciliteiten en apparatuur gebruikt die ten minste aan de volgende
minimumvoorschriften voldoen: 1) een controlefaciliteit met
een ruimte die toereikend is voor de evaluatie van voertuigen en die voldoet
aan de noodzakelijke gezondheids- en veiligheidsvoorschriften die van
toepassing zijn op het controlepersoneel; 2) een keuringsstraat van
voldoende omvang voor elke controle, een kuil of lift die is uitgerust met een
inrichting om een voertuig op een as te tillen, passende verlichting en, indien
nodig, een ventilatie-inrichting; 3) een rolrembeproever waarmee
de remkrachten, de pedaalkracht en de luchtdruk in pneumatische remsystemen
kunnen worden gemeten, weergegeven en vastgelegd overeenkomstig bijlage A van
ISO-norm 21069-1 inzake de technische voorschriften voor rolrembeproevers; 4) een rolrembeproever
overeenkomstig punt 3, met uitzondering van het vermogen om de remkrachten, de
pedaalkracht en de luchtdruk in pneumatische remsystemen vast te leggen en weer
te geven; 5) een platenremtestbank die
gelijkwaardig is aan de rolrembeproever overeenkomstig punt 3, met uitzondering
van het vermogen om de remkrachten en de pedaalkracht vast te leggen en de
luchtdruk in pneumatische remsystemen weer te geven; 6) een instrument om de
deceleratie vast te leggen, terwijl niet-continue meetinstrumenten de metingen
ten minste 10 keer per seconde moeten vastleggen/opslaan; 7) faciliteiten voor de
beproeving van pneumatische remsystemen; 8) een inrichting om de
asbelasting te bepalen (facultatieve faciliteiten voor het meten van de
belasting van twee wielen); 9) een inrichting om de
wiel-asophanging (testbank voor wielspeling) te controleren zonder de as op te
tillen, die voldoet aan de volgende vereisten: (a) de inrichting moet zijn uitgerust met ten
minste twee elektrisch bediende platen die in tegenovergestelde richting kunnen
bewegen, zowel in de lengte- als in de dwarsrichting; (b) de beweging van de platen moet door de
bediener vanuit de controlepositie kunnen worden beheerst; (c) de platen voldoen aan de volgende
technische voorschriften: i) voor voertuigen tot 3,5 ton: –
minimumasbelasting van 2 000 kg; –
minimumplaatbelasting van 1 000 kg; –
horizontale kracht per plaat van minimaal
7 000 N; –
beweging in de lengte- en in de dwarsrichting van
ten minste 40 mm; –
hefsnelheid 5 cm/s tot 10 cm/s; ii) voor voertuigen zwaarder dan 3,5 ton: –
minimumasbelasting van 15 000 kg; –
minimumplaatbelasting van 9 000 kg –
horizontale kracht per plaat van minimaal
30 000 N; –
beweging in de lengte- en in de dwarsrichting van
ten minste 100 mm; –
hefsnelheid 5 cm/s tot 10 cm/s; 10) een inrichting voor het
controleren van de efficiëntie van de schokdemper; 11) een geluidsdrukmeter van
klasse 1; 12) 4-gasanalyseapparatuur
overeenkomstig Richtlijn 2004/22/EG betreffende meetinstrumenten[15]; 13) een inrichting waarmee de
absorptiecoëfficiënt met een voldoende mate van nauwkeurigheid kan worden
gemeten; 14) een richtsysteem voor
koplampen dat het mogelijk maakt om de koplamprichting te controleren
overeenkomstig de bepalingen inzake de installatie van de koplampen van
motorvoertuigen (Richtlijn 76/756/EEG), waarbij de grens tussen donker en licht
bij daglicht (zonder rechtstreeks zonlicht) gemakkelijk herkenbaar moet zijn; 15) een inrichting voor het meten
van de diepte van het bandprofiel; 16) een inrichting voor het
controleren van de remvloeistof, overeenkomstig de volgende criteria: (a) een inrichting voor het controleren van
de remvloeistof om de waterinhoud te controleren is toegestaan indien de
volgende voorwaarden zijn vervuld: –
er kan ten minste een waterinhoud van 1,0 % tot 2,5
% worden weergegeven; –
de gemeten waarde dient te worden weergegeven in
stappen van niet meer dan 0,5 %. –
de inrichting moet worden geijkt; analoge
weergavetoestellen zijn alleen toegestaan indien ze over een nulpuntcorrectie
beschikken; (b) inrichtingen voor het controleren van de
remvloeistof om het kookpunt te meten zijn toegestaan indien de volgende
voorwaarden zijn vervuld: –
het weergegeven gebied heeft ten minste een bereik
van 120 °C tot 210 °C; –
de gemeten waarde dient te worden weergegeven in
stappen van niet meer dan 30 °C. –
de inrichting moet worden geijkt; analoge
weergavetoestellen zijn alleen toegestaan indien ze over een nulpuntcorrectie
beschikken. 17) een OBD-scanner. Inrichtingen 12 en 13 kunnen worden
gecombineerd in één inrichting. II - IJking van meetapparatuur Tenzij anders wordt vermeld in de
desbetreffende Europese wetgeving, mag de periode tussen twee achtereenvolgende
ijkingen niet langer zijn dan (i) 24 maanden voor de meting van het gewicht, de
druk en het geluidsniveau; (ii) 12 maanden voor het meten van krachten; (iii) 6 maanden voor het meten van gasvormige
emissies. Vereiste apparatuur voor het verrichten van technische controles Voertuigen || Categorie || Vereiste apparatuur voor elk in paragraaf I vermeld punt || Maximummassa || || 1 || 2 || 3 || 4 || 5 || 6 || 7 || 8 || 9 || 10 || 11 || 12 || 13 || 14 || 15 || 16 || 17 1. Motorfietsen || || || 1 || || || || || 2 || || || || || || || || || || || || || || L1e || B || x || || || || || || || || || || X || x || || x || x || x || x || || L3e,L4e || B || x || || || || || || || || || || X || x || || x || x || x || x || || L3e,L4e || D || x || || || || || || || || || || X || || x || x || x || x || x || || L2e || B || x || x || || || || || || || || || X || || || x || x || x || x || || L2e || D || x || x || || || || || || || || || X || || x || x || x || x || x || || L5e || B || x || x || || || || || || || || x || X || x || || x || x || x || x || || L5e || D || x || x || || || || || || || || || X || || x || x || x || x || x || || L6e || B || x || x || || || || || || || || || X || || || x || x || x || x || || L6e || D || x || x || || || || || || || || || X || || x || x || x || x || x || || L7e || B || x || x || || || || || || || || x || X || x || || x || x || x || x || || L7e || D || x || x || || || || || || || || || X || || x || x || x || x || x || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || 2. Voertuigen voor personenvervoer || Tot 2 800 kg || M1,M2 || B || x || x || || x || x || || || || || x || X || x || || x || x || x || x || Tot 2 800 kg || M1,M2 || D || x || x || || x || x || || || || || || X || || x || x || x || x || x || › 2 800 tot 3 500 kg || M1,M2 || B || x || x || || x || x || || || || x || x || X || x || || x || x || x || x || › 2 800 tot 3 500 kg || M1,M2 || D || x || x || || x || x || || || || x || || X || || x || x || x || x || x || › 3 500 kg || M2,M3 || B || x || x || x || || || x || x || x || x || || X || x || || x || x || x || x || › 3 500 kg || M2,M3 || D || x || x || x || || || x || x || x || x || || X || || x || x || x || x || x Voertuigen voor goederenvervoer || Tot 2 800 kg || N1 || B || x || x || || x || x || || || || || x || X || x || || x || x || x || x || Tot 2 800 kg || N1 || D || x || x || || x || x || || || || || || X || || x || x || x || x || x || › 2 800 tot 3 500 kg || N1 || B || x || x || || x || x || || || || x || x || X || x || || x || x || x || x || › 2 800 tot 3 500 kg || N1 || D || x || x || || x || x || || || || x || || X || || x || x || x || x || x || › 3 500 kg || N2,N3 || B || x || x || x || || || x || x || x || x || || X || x || || x || x || x || x || › 3 500 kg || N2,N3 || D || x || x || x || || || x || x || x || x || || X || || x || x || x || x || x Speciale, van een categorie N-voertuig afgeleide voertuigen, T5 || Tot 2 800 kg || N1 || B || x || x || || x || x || || || || || x || X || x || || x || x || x || x || Tot 2 800 kg || N1 || D || x || x || || x || x || || || || || || X || || x || x || x || x || x || › 2 800 tot 3 500 kg || N1 || B || x || x || || x || x || || || || x || x || X || x || || x || x || x || x || › 2 800 tot 3 500 kg || N1 || D || x || x || || x || x || || || || x || || X || || x || x || x || x || x || › 3 500 kg || N2,N3,T5 || B || x || x || x || || || x || x || x || x || || X || x || || x || x || x || x || › 3 500 kg || N2,N3,T5 || D || x || x || x || || || x || x || x || x || || X || || x3 || x || x || x || x 3. Aanhanger || Tot 750 kg || O1 || || x || || || || || || || || || || || || || || x || || || › 750 tot 3 500 kg || O2 || || x || x || || x || || || || || || || || || || || x || || || › 3 500 kg || O3,O4, R3,R4 || || x || x || x || || || x || x || x || x || || || || || || x || || || Tot 3 500 kg || R1,R2 || || x || x || || x || || || || || || || || || || || x || || 4. Landbouwtrekkers en voertuigen tot 40 km/h || Tot 3 500 kg || T1,T2,T3, T4, C1,C2, C3,C4, C5 || B || x || x || || || || x || || || || || || || || x || x || x || x || Tot 3 500 kg || T1,T2,T3 T4, C1,C2, C3,C4,C5 || D || x || x || || || || x || || || || || || || || x || x || x || x || › 3 500 kg || T1,T2,T3, T4, C1,C2, C3,C4,C5 || B || x || x || || || || x || x || || || x || || || || x || x || x || x || › 3 500 kg || T1,T2, T3 T4, C1, C2, C3,C4,C5 || D || x || x || || || || x || x || || || || || || || x || x || x || x 1) B…Benzine; D…Diesel BIJLAGE
VI MINIMUMVOORSCHRIFTEN
BETREFFENDE DE VAKBEKWAAMHEID, OPLEIDING EN CERTIFICERING VAN CONTROLEURS 1. Vakbekwaamheid Voordat een sollicitant wordt benoemd tot
controleur met de bevoegdheid om technische controles te verrichten, verifiëren
de lidstaten dat deze persoon: (a) over een diploma beschikt dat de
kennis en het begrip van voertuigtechniek certificeert op de volgende gebieden:
–
mechanica, –
dynamica, –
voertuigdynamiek, –
verbrandingsmotoren, –
materiaal en materiaalverwerking, –
elektronica, –
elektra, –
elektronische voertuigonderdelen, –
IT-toepassingen; (b) ten minste drie jaar gedocumenteerde
ervaring heeft op het gebied van voertuigtechniek, -reparatie of -onderhoud. 2. Basisopleiding en nascholing De lidstaten zorgen ervoor dat controleurs de
passende basisopleiding en nascholing krijgen, die zowel theoretische als
praktische elementen omvat, voordat ze bevoegd worden om technische controles
te verrichten. De minimuminhoud van de basisopleiding en de
nascholing omvat de volgende onderwerpen: (a) Basisopleiding De door de lidstaat of een bevoegd
opleidingscentrum verstrekte basisopleiding omvat ten minste de volgende
onderwerpen: (i) voertuigtechnologie: –
remsystemen, –
stuurinrichtingen, –
zichtvelden, –
lichtinstallatie, lichtapparatuur en elektronische
onderdelen, –
assen, wielen en banden, –
chassis en carrosserie, –
overlastfactoren en emissies, –
aanvullende vereisten voor speciale voertuigen; (ii) controlemethoden; (iii) beoordeling van gebreken; (iv) wettelijke vereisten voor goedkeuring die
op nationaal, Europees en internationaal niveau op het voertuig van toepassing
zijn; (v) wettelijke vereisten op nationaal,
Europees en internationaal niveau betreffende technische controle van
voertuigen; (vi) administratieve bepalingen betreffende de
goedkeuring, inschrijving en technische controle van voertuigen; (vii) IT-toepassingen voor het verrichten van
technische controles en voor administratieve doeleinden. (b) Nascholing: De lidstaten zorgen ervoor dat controleurs elk
jaar nascholing krijgen, die wordt verzorgd door de lidstaat of door een
bevoegd opleidingscentrum van de lidstaat; De lidstaten zorgen ervoor dat de inhoud van
de nascholing zodanig is dat controleurs de noodzakelijke kennis en
vaardigheden met betrekking tot de in punt a), onder i) tot en met vii),
genoemde onderwerpen kunnen onderhouden en opfrissen. 3. Getuigschrift van vakbekwaamheid Het getuigschrift van vakbekwaamheid van een
controleur die bevoegd is om technische controles te verrichten, omvat ten
minste de volgende informatie, die, indien nodig, wordt bijgewerkt: –
identificatie van de controleur (voor- en
achternaam, geboortedatum); –
voertuigcategorieën waarvoor de controleur bevoegd
is om technische controles te verrichten; –
datum van de volgende nascholing; –
naam van de afgevende instantie; –
datum van afgifte. BIJLAGE
VII TOEZICHTHOUDENDE ORGANEN De door de lidstaten overeenkomstig artikel 13
vastgestelde voorschriften en procedures betreffende toezichthoudende organen
omvatten de volgende minimumvereisten: 1. Taken en activiteiten van
het toezichthoudende orgaan Toezichthoudende organen vervullen ten minste
de volgende taken: (a) Verlenen van vergunningen aan
controlecentra: –
controleren of de minimumvoorschriften voor
bedrijfsruimten en controleapparatuur zijn vervuld; –
controleren of de verplichte eisen met betrekking
tot de bevoegde entiteit zijn vervuld; –
controleren van de goede naam van managers en controleurs
van controlecentra. (b) Opleiden en examineren van
controleurs: –
controleren van de basisopleiding van controleurs; –
controleren van de nascholing van controleurs; –
opleiden van managers van controlecentra; –
verzorgen van nascholing voor examinatoren van het
toezichthoudende orgaan; –
examens organiseren en daarop toezicht houden. (c) Uitvoeren van audits: –
uitvoeren van pre-audits van het controlecentrum
voorafgaand aan de verlening van een vergunning; –
uitvoeren van periodiek herhaalde audits van het controlecentrum; –
uitvoeren van bijzondere audits in geval van
onregelmatigheden; –
uitvoeren van audits van het
opleidings-/examencentrum. (d) Monitoring, waarbij ten minste de
volgende vijf maatregelen worden toegepast: –
opnieuw controleren van een statistisch relevant
percentage gecontroleerde voertuigen; –
verrichten van controles langs de weg van een
statistisch relevant percentage van het totale aantal aan het verkeer
deelnemende voertuigen; –
verrichten van onaangekondigde controles (gebruik
van defect voertuig facultatief); –
analyseren van de resultaten van technische
controles (statistische methoden); –
verrichten van controles in beroepsprocedures; –
onderzoeken van klachten. (e) Valideren van meetresultaten van
technische controles. (f) Intrekken of opschorten van de
vergunning van controlecentra en/of de licentie van controleurs vanwege: –
het niet-voldoen aan een belangrijke vereiste voor
de vergunning/licentie; –
geconstateerde ernstige onregelmatigheden; –
aanhoudend negatieve auditresultaten; –
verlies van de goede naam. 2. Vereisten aan het
toezichthoudend orgaan (a) Het toezichthoudend orgaan voldoet
aan ISO/IEC-norm 17020 betreffende de 'algemene criteria voor het functioneren
van verschillende soorten instellingen die keuringen uitvoeren', type A. (b) De eisen die van toepassing zijn op
het personeel van een toezichthoudend orgaan bestrijken de volgende gebieden: –
technische vakbekwaamheid; –
onpartijdigheid; –
normen voor de benodigde diploma's en opleiding. 3. Inhoud van de
voorschriften en procedures Elke bevoegde instantie stelt de voorschriften
en procedures betreffende de toezichthoudende organen vast, welke ten minste de
volgende gebieden bestrijken: (a) Vereisten betreffende de
vergunningverlening aan en het toezicht op controlecentra: –
aanvraag om een controlecentrum te worden; –
verantwoordelijkheden van het controlecentrum; –
pre-auditbezoek of -bezoeken, om te controleren dat
aan alle voorwaarden wordt voldaan; –
vergunningverlening aan het controlecentrum; –
periodieke hercontroles/audits van controlecentra; –
periodieke controles van controlecentra om te
controleren of nog steeds aan de voorwaarden wordt voldaan; –
op bewijs gebaseerde, onaangekondigde bijzondere
controles en audits van controlecentra; –
analyse van controlegegevens om bewijs te vinden
voor niet-naleving; –
intrekking of opschorting van vergunningen van
controlecentra. (b) Controleurs van controlecentra: –
vereisten om controleur te worden; –
initiële opleiding, nascholing en examinering; –
intrekking of opschorting van de certificering van
controleurs. (c) Apparatuur en bedrijfsruimten: –
voorschriften betreffende controleapparatuur; –
voorschriften betreffende bedrijfsruimten; –
voorschriften betreffende signaleringsborden; –
voorschriften betreffende onderhoud en ijking van
controleapparatuur; –
voorschriften betreffende computersystemen. (d) Toezichthoudende organen: –
bevoegdheden van toezichthoudende organen; –
voorschriften betreffende het personeel van
toezichthoudende organen; –
beroepsprocedures en klachten. [1] Ongepaste herstelling of
wijziging betekent een herstelling of wijziging die de wegveiligheid van het
voertuig vermindert of die een negatieve invloed op het milieu heeft. [2] 48 % voor voertuigen zonder ABS of
goedgekeurd in een typegoedkeuring vóór 1 oktober 1991. [3] 45 % voor voertuigen die zijn
geregistreerd na 1988 of vanaf de datum in de vereisten afhankelijk van de
vraag welke van deze data het laatste valt. [4] 43 % voor opleggers en
aanhangwagens met trekstang die zijn ingeschreven na 1988 of vanaf de datum in
de vereisten afhankelijk van de vraag welke van deze data het laatste valt. [5] 2,2 m/s2 voor N1-,
N2- en N3-voertuigen. [6] Goedgekeurd overeenkomstig de grenswaarden in rij A of B van hoofdstuk
5.3.1.4. van bijlage I bij Richtlijn 70/220/EEG, of voor het eerst ingeschreven
of in gebruik genomen na 1 juli 2002. [7] Goedgekeurd overeenkomstig de
grenswaarden in rij B van hoofdstuk 5.3.1.4. van bijlage I bij Richtlijn
70/220/EEG; rij B1, B2 of C van hoofdstuk 6.2.1 van bijlage I bij Richtlijn
88/77/EEG, of voor het eerst ingeschreven of in gebruik genomen na 1 juli 2008. [8] Ongepaste
herstelling of wijziging betekent een herstelling of wijziging die de
wegveiligheid van het voertuig vermindert of die een negatieve invloed op het
milieu heeft. [9] 48 % voor
voertuigen zonder ABS of goedgekeurd in een typegoedkeuring vóór 1 oktober
1991. [10] 45 % voor
voertuigen die zijn geregistreerd na 1988 of vanaf de datum in de vereisten
afhankelijk van de vraag welke van deze data het laatste valt. [11] 43 % voor
opleggers en aanhangwagens met trekstang die zijn ingeschreven na 1988 of vanaf
de datum in de vereisten afhankelijk van de vraag welke van deze data het
laatste valt. [12] 2,2 m/s2
voor N1-, N2- en N3-voertuigen. [13] Goedgekeurd overeenkomstig de grenswaarden in rij A of B van hoofdstuk
5.3.1.4. van bijlage I bij Richtlijn 70/220/EEG, of voor het eerst ingeschreven
of in gebruik genomen na 1 juli 2002. [14] Goedgekeurd volgens de
grenswaarden in rij B van hoofdstuk 5.3.1.4. van bijlage I bij Richtlijn
70/220/EEG, zoals gewijzigd bij Richtlijn 98/69/EG of later; rij B1, B2 of C van
hoofdstuk 6.2.1 van bijlage I bij Richtlijn 88/77/EEG, of voor het eerst
ingeschreven of in gebruik genomen na 1 juli 2008. [15] PB L 135 van 30.4.2004, blz. 1. TOELICHTING 1. ACHTERGROND VAN HET
VOORSTEL ·
Motivering en doelstellingen van het voorstel Het voorstel heeft tot doel bijgewerkte
geharmoniseerde voorschriften inzake de technische controle van motorvoertuigen
en aanhangwagens vast te stellen teneinde de verkeersveiligheid en de
bescherming van het milieu te verbeteren. Het voorstel beoogt bij te dragen tot de
verwezenlijking van de doelstelling om het aantal dodelijke
verkeersslachtoffers tegen 2020 met de helft terug te dringen, als neergelegd
in de beleidsoriëntaties inzake de verkeersveiligheid voor de periode 2011-2020[1]. Ook zal dit voorstel bijdragen
tot de vermindering van de emissies in het wegvervoer die het gevolg zijn van
slecht onderhoud van voertuigen. ·
Algemene context Voordat een voertuig in de handel mag worden
gebracht, moet het voldoen aan alle relevante voorschriften voor type- of
individuele goedkeuring die een optimaal niveau van veiligheid en
milieubescherming waarborgen. Elke lidstaat heeft de verplichting om een
voertuig dat op basis van een door de fabrikant van het voertuig afgegeven
"conformiteitsverklaring" de Europese typegoedkeuring heeft verkregen
voor het eerst in te schrijven. Deze inschrijving is de officiële vergunning
voor het gebruik op openbare wegen en dwingt de verschillende invoeringsdata
van verschillende voorschriften voor voertuigen af. Na deze goedkeuring moeten voertuigen worden
onderworpen aan periodieke technische controles. Het doel van deze controles is
ervoor te zorgen dat voertuigen die zich in het verkeer begeven
verkeersgeschikt en veilig blijven en geen gevaar voor de bestuurder en andere
weggebruikers vormen. Daarom wordt gecontroleerd of voertuigen voldoen aan
bepaalde voorschriften, zoals veiligheids-, milieu- of retrofitvoorschriften.
Vanwege hun regelmatige en intensieve gebruik voor voornamelijk commerciële
doeleinden kunnen voertuigen die worden gebruikt voor commercieel vervoer van
goederen met een massa in beladen toestand van meer dan 3,5 ton of voor
commercieel passagiersvervoer van meer dan acht personen daarnaast worden
onderworpen aan technische ad-hoccontroles langs de weg, waarbij op elk moment
en overal in de EU de naleving van technische en milieunormen kan worden
gecontroleerd. Het is mogelijk dat een voertuig tijdens de
levensduur opnieuw wordt ingeschreven, bijvoorbeeld vanwege de overdracht van
de eigendom of verplaatsing naar een andere lidstaat voor permanent gebruik.
Tegelijkertijd moeten bepalingen inzake een voertuiginschrijvingsprocedure
worden ingevoerd om ervoor te zorgen dat voertuigen die een onmiddellijk risico
voor de verkeersveiligheid vormen niet in het verkeer worden gebruikt. De
technische controles hebben tot doel de functionaliteit van
veiligheidsonderdelen, de milieuprestaties en de conformiteit met de
goedkeuringsvoorschriften van een voertuig te controleren. ·
Bestaande bepalingen op het door het voorstel
bestreken gebied Het "pakket inzake technische
controles" zal de voorschriften van het bestaande wettelijk kader, dat
technische controles[2],
controles langs de weg[3]
en voorschriften inzake de inschrijving van voertuigen[4] omvat, overnemen. Vergeleken met de bestaande wetgeving inzake
technische controles breidt het voorstel het toepassingsgebied van de bestaande
wetgeving uit tot nieuwe categorieën voertuigen, waaronder motorfietsen, en
breidt het de frequentie van de controles van oudere voertuigen uit tot
voertuigen die een groot aantal kilometers hebben afgelegd. Ook omvat het
voorstel nieuwe voorschriften op een aantal gebieden die verband houden met de
normen voor en de kwaliteit van de controles, te weten controleapparatuur, de
vaardigheden en opleiding van controlepersoneel, en toezicht op het
controlesysteem. ·
Samenhang met andere beleidsgebieden en
doelstellingen van de EU Het voorstel is consistent met de in het
Witboek over een interne Europese vervoersruimte[5]
neergelegde EU-doelstelling om de wegen veiliger te maken en beoogt de
uitvoering van de in de beleidsoriëntaties inzake de verkeersveiligheid voor de
periode 2011-2020 beschreven specifieke strategie voor veiligere voertuigen. Wat de milieuaspecten van het voorstel
betreft, dragen de voorziene voorschriften voorts bij tot een lagere uitstoot
van CO2 en andere verontreinigende stoffen door motorvoertuigen in
het kader van de Europese strategie voor schone en energiezuinige voertuigen[6] en het geïntegreerde energie-
en klimaatbeleid[7],
de zogeheten "20-20-20-strategie", en tot de verwezenlijking van de
doelstellingen op het gebied van luchtkwaliteit vastgesteld in Richtlijn
2008/50/EG.[8]
Tot slot is het voorstel consistent met de in
het verslag-Monti van mei 2010[9]
verstrekte aanbevelingen voor een nieuwe strategie voor de interne markt op het
gebied van het verminderen van de administratieve belemmeringen voor
grensoverschrijdend verkeer van tweedehandsvoertuigen. 2. RESULTATEN VAN RAADPLEGING
VAN DE BETROKKEN PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELINGEN ·
Raadpleging van betrokken partijen Raadplegingsmethoden Tijdens de ontwikkeling van het voorstel voor
het pakket inzake technische controles heeft de Commissie op een aantal manieren
belanghebbende partijen geraadpleegd: –
er heeft een algemene raadpleging via internet
plaatsgevonden, waarin alle aspecten van het voorstel aan bod zijn gekomen; –
deskundigen en belanghebbende partijen zijn
geraadpleegd tijdens workshops; –
er is een studie uitgevoerd naar toekomstige opties
voor de handhaving van technische normen in de Europese Unie met het oog op het
vaststellen van mogelijke maatregelen en het opzetten van een instrument voor
het uitvoeren van kosten-batenanalyses van technische controles. Samenvatting van antwoorden en hoe ermee
rekening is gehouden Tijdens de internetraadpleging werden door de
belanghebbende partijen diverse vraagstukken aan de orde gesteld. In de
effectbeoordeling bij dit voorstel worden de inhoudelijke kwesties uitputtend
behandeld en wordt besproken hoe deze in aanmerking zijn genomen. Van 29 juli 2010 tot en met 24 september 2010
heeft een open raadpleging via internet plaatsgevonden. De Commissie ontving 9
653 reacties van burgers, autoriteiten van lidstaten, leveranciers van
apparatuur, controlecentra, verenigingen van garages en fabrikanten van
motorvoertuigen. De resultaten zijn beschikbaar op http://ec.europa.eu/transport/road_safety/take-part/public-consultations/pti_en.htm. ·
Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid Betrokken wetenschaps- en kennisgebieden Voor het voorstel moesten verschillende
beleidsopties en de daaraan gerelateerde economische, maatschappelijke en
milieueffecten worden beoordeeld. Gebruikte methode Een externe consultant (Europe Economics)
heeft een studie naar de effecten van verschillende beleidsopties uitgevoerd,
waarbij gebruik is gemaakt van verschillende wetenschappelijke verslagen en
evaluatierapporten, met name als bron van modellen en gegevens voor het in geld
uitdrukken van de kosten en baten van de verschillende beleidsopties. De
studies waaruit het meest is geput zijn: –
het Verslag van de Commissie aan de Raad en het
Europees Parlement over de toepassing door de lidstaten van Richtlijn
2000/30/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 juni 2000 betreffende de
technische controle langs de weg van bedrijfsvoertuigen die in de gemeenschap
deelnemen aan het verkeer – Rapportageperiodes 2005-2006 en 2007-2008[10]; –
AUTOFORE (2007); –
"MOT Scheme Evidence-base", ministerie
van Vervoer (VK, 2008); –
het verkeersveiligheidsrapport 2008 van DEKRA over
strategieën voor het voorkomen van ongevallen op de wegen van Europa; –
het verkeersveiligheidsrapport 2009 van DEKRA over
vrachtwagens; –
het verkeersveiligheidsrapport 2010 van DEKRA over
de verkeersveiligheid van motorfietsen; –
de TÜV-rapporten van 2009 en 2010. Wijze waarop het deskundigenadvies
beschikbaar is gemaakt voor het publiek Alle voltooide en goedgekeurde
onderzoeksrapporten zijn beschikbaar of zullen beschikbaar worden gesteld op de
website van het DG Mobiliteit en Vervoer. ·
Effectbeoordeling Voor de belangrijkste aspecten van het
voorstel werden de volgende opties in aanmerking genomen: (a)
De optie "ongewijzigd beleid" is de referentieoptie waarmee de effecten van de andere beleidsopties
worden vergeleken. In deze optie wordt het huidige wettelijk kader van de EU
gehandhaafd. Ook wordt in deze optie de technische bijlage van Richtlijn 2009/40/EG
niet op korte termijn aangepast, aangezien de bijlage recentelijk is gewijzigd
in de comitéprocedure (bij Richtlijn 2010/48/EU)[11]. Het toepassingsgebied en de
frequentie van de technische controles zullen derhalve niet veranderen, en er
worden geen nieuwe maatregelen voor de uitwisseling van informatie aangenomen.
In deze optie zal er dus nog steeds geen wettelijk kader voor de uitwisseling
van gegevens bestaan. (b)
De optie "zachte wetgeving" bestaat in
een betere tenuitvoerlegging alsmede een betere monitoring van de toepassing
van de bestaande wetgeving. In deze optie wordt er geen nieuwe wetgeving
ingevoerd, maar ontplooit de Commissie nieuwe en intensievere activiteiten om
de naleving van de technische normen te verbeteren en de uitwisseling van gegevens
te versterken. (c)
De "wetgevingsoptie" bestaat uit twee
componenten. –
De eerste component van de verwezenlijking van de
specifieke doelstelling om de veiligheid van voertuigen in het verkeer te
verbeteren is de opwaartse herziening van de EU-minimumnormen voor periodieke
technische controles en onaangekondigde technische controles langs de weg en de
vaststelling van verplichte normen. Dit is essentieel om te voorkomen dat
hiaten in het systeem de effectiviteit van de handhaving van technische normen
als geheel verminderen. –
Met het oog op de verwezenlijking van de specifieke
doelstelling om de noodzakelijke gegevens voor en van technische controles
beschikbaar te stellen, omvat een tweede component van de totale regeling dat
in een tweede fase mogelijk een op het niveau van de EU geharmoniseerd systeem
voor de uitwisseling van gegevens wordt opgezet, waarin de bestaande
gegevensbanken aan elkaar worden gekoppeld en wordt gezorgd voor: de toegang van alle centra die
periodieke technische controles uitvoeren tot gegevens op het niveau van de
conformiteitsverklaring en de gegevens over elektronische beveiligingssystemen
(zoals ABS[12],
ESC[13],
airbags enz.); de uitwisseling van
controleresultaten tussen de lidstaten, waarbij de belangrijkste
handhavingsautoriteiten toegang tot het systeem hebben; verslaglegging van de
controleresultaten – en met name de stand van de kilometerteller – door centra
voor periodieke technische controles aan nationale en Europese autoriteiten
voor handhavings- en statistische doeleinden. In verschillende lidstaten voert een groot
aantal erkende particuliere controlecentra de technische controles uit. Om voor
een samenhangende aanpak te zorgen, moeten bepaalde gemeenschappelijke
procedures, zoals minimumtermijnen en de aard van de mee te delen informatie,
in de wetgeving worden gespecificeerd. Uit de
effectbeoordeling is echter gebleken dat een combinatie van zachte wetgeving en
wetgeving voordelen met zich meebrengt. Daarom zijn de
zachte-wetgevingsmaatregelen waarin de effectbeoordeling voorziet geïntegreerd
in de wetteksten. 3. JURIDISCHE ASPECTEN VAN HET
VOORSTEL ·
Samenvatting van de voorgestelde maatregel Controlecentra hebben toegang tot de
technische informatie die nodig is om de controles uit te voeren, waaronder
gegevens van elektronische veiligheidsgerelateerde onderdelen als ABS en ESC.
Fabrikanten bieden toegang tot deze informatie, die reeds beschikbaar is ten
behoeve van de reparatie en het onderhoud van voertuigen. Het toepassingsgebied van de controles wordt
uitgebreid naar gemotoriseerde twee- en driewielers, lichte aanhangwagens tot
3,5 ton en trekkers met een door het ontwerp bepaalde maximumsnelheid van meer
dan 40 km/h. Gelet op de leeftijd van het voertuig en het jaarlijks afgelegde
aantal kilometers wordt de frequentie van de controles van oudere voertuigen
verhoogd en worden voertuigen met een hoge kilometerstand onderworpen aan
jaarlijkse controles, zoals die nu reeds voor taxi's en ambulances gelden. Een
termijn van vier maanden waarbinnen de technische controles moeten worden
uitgevoerd, zal burgers en marktdeelnemers voldoende flexibiliteit bieden. De apparatuur die wordt gebruikt voor het
uitvoeren van de controles dient te voldoen aan een aantal minimumeisen die een
efficiënte uitvoering van de beschreven controlemethoden mogelijk maken.
Ontdekte gebreken zullen aan de hand van geharmoniseerde voorschriften worden
beoordeeld in verband met het risico voor de verkeersveiligheid. Controleurs die technische controles
uitvoeren, moeten een bepaald kennis- en vaardigheidsniveau hebben en voldoende
zijn opgeleid. De controleurs mogen geen belangenconflicten en in het bijzonder
geen economische, persoonlijke of familiebanden met de houder van het
kentekenbewijs hebben. Op de technische-controleactiviteiten door gemachtigde
particuliere lichamen wordt toezicht gehouden. De resultaten van de technische controles,
waaronder de stand van de kilometerteller, worden bewaard in nationale
registers, waardoor fraude met de kilometerstand gemakkelijker kan worden
opgespoord. Fraude met de kilometerstand moet ook systematischer als een
strafbaar feit worden beschouwd. In verschillende lidstaten voert een groot
aantal erkende particuliere controlecentra de technische controles uit. Om voor
een efficiënte uitwisseling van informatie tussen de lidstaten te zorgen,
moeten nationale contactpunten worden aangewezen en bepaalde gemeenschappelijke
procedures, zoals minimumtermijnen en de aard van de mee te delen informatie,
worden vastgesteld. De Commissie wordt gemachtigd om door middel
van gedelegeerde handelingen de verordening te wijzigen teneinde rekening te
houden, indien van toepassing, met de ontwikkeling van de wetgeving inzake de
EU-typegoedkeuring ten aanzien van voertuigcategorieën en om de bijlagen bij te
werken in het licht van de technische vooruitgang, met inbegrip van, onder
meer, alternatieve controleprocedures op basis van moderne
nabehandelingssystemen van uitlaatgassen voor het controleren van de
conformiteit van de emissies bij belaste motor van NOx en zwevende
deeltjes, welke procedures nog in ontwikkeling zijn. ·
Rechtsgrondslag De wettelijke basis voor het
wetgevingsvoorstel is artikel 91 van het Verdrag betreffende de werking van de
Europese Unie. ·
Subsidiariteitsbeginsel Het subsidiariteitsbeginsel is van toepassing
in zoverre dit voorstel niet onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie valt. De doelstellingen van het voorstel kunnen om
de volgende reden niet voldoende door de lidstaten worden verwezenlijkt: de
technische voorschriften voor technische controles zijn op het niveau van de
Unie op minimumniveaus vastgesteld en de tenuitvoerlegging ervan door de
lidstaten heeft geleid tot een grote diversiteit aan voorschriften die in de
Unie worden gehanteerd, met negatieve gevolgen voor zowel de verkeersveiligheid
als de interne markt. Het voorstel is derhalve in overeenstemming
met het subsidiariteitsbeginsel. ·
Evenredigheidsbeginsel Zoals blijkt uit de effectbeoordeling, voldoet
het voorstel aan het evenredigheidsbeginsel omdat het niet verder gaat dan
nodig is voor de verwezenlijking van de doelstellingen betreffende verbetering
van de verkeersveiligheid en de milieubescherming door de kwaliteit van de
technische controles te verbeteren, deze te versterken en het passende kader
voor een doeltreffende informatiestroom op te zetten. Dit omvat onder meer de
vaststelling van minimumnormen voor de kennis en opleiding van controleurs,
aangezien voertuigen vandaag de dag zeer geavanceerde producten vol complexe
technologie zijn. Dit is ook van toepassing op de minimumeisen die worden gesteld
aan de controleapparatuur die tijdens de technische controles wordt gebruikt.
Al deze maatregelen zijn noodzakelijke voorwaarden voor de verbetering van de
kwaliteit van de controles. ·
Keuze van het rechtsinstrument Voorgesteld(e) instrument(en): verordening. De keuze voor een verordening wordt passend
geacht omdat dit instrument de nodige waarborgen biedt voor de naleving van de
voorschriften, maar door de lidstaten niet in nationale wetgeving hoeft te
worden omgezet. 4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING Het voorstel heeft geen gevolgen voor de
begroting van de Unie. 5. OPTIONELE ELEMENTEN [indien
nodig] ·
Intrekking van bestaande wetgeving De vaststelling van het voorstel heeft de
intrekking van bestaande wetgeving tot gevolg. ·
Europese Economische Ruimte De voorgestelde maatregel betreft een
onderwerp dat onder de EER-overeenkomst valt en moet bijgevolg worden
uitgebreid tot de Europese Economische Ruimte. 2012/0184 (COD) Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN
DE RAAD betreffende de periodieke technische controle
van motorvoertuigen en aanhangwagens en tot intrekking van Richtlijn 2009/40/EG (Voor de EER relevante tekst) HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN
DE EUROPESE UNIE, Gezien het Verdrag betreffende de werking van
de Europese Unie, en met name artikel 91, Gezien het voorstel van de Europese Commissie, Na toezending van het ontwerp van
wetgevingshandeling aan de nationale parlementen, Gezien het advies van het Europees Economisch
en Sociaal Comité[14],
Gezien het advies van het Comité van de
Regio's[15], Handelend volgens de gewone
wetgevingsprocedure, Overwegende hetgeen volgt: (1)
In haar witboek van 28 maart 2011 "Stappenplan
voor een interne Europese vervoersruimte – werken aan een concurrerend en
zuinig vervoerssysteem"[16]
heeft de Commissie de doelstelling vastgesteld om het aantal verkeersdoden
tegen 2050 tot nagenoeg nul te herleiden. In het kader van de verwezenlijking
van deze doelstelling zal de voertuigtechnologie naar verwachting een grote
bijdrage leveren tot een betere veiligheid van het wegvervoer. (2)
In haar mededeling "Naar een Europese
verkeersveiligheidsruimte – Strategische beleidsoriëntaties inzake de
verkeersveiligheid voor de periode 2011-2020"[17], heeft de Commissie
voorgesteld om het totale aantal verkeersdoden tegen 2020 te halveren, te
beginnen in 2010. Om dit doel te verwezenlijken heeft de Commissie zeven
strategische doelstellingen vastgesteld, met inbegrip van acties om de
veiligheid van voertuigen te vergroten, een strategie om het aantal
letselgevallen te verminderen en verbetering van de veiligheid van kwetsbare
weggebruikers, met name motorrijders. (3)
Technische controles maken deel uit van een breder
stelsel van regelgeving dat ervoor zorgt dat voertuigen tijdens het gebruik
ervan in een veilige en in milieutechnisch opzicht aanvaardbare toestand worden
gehouden. Deze regelgeving omvat periodieke technische controles voor alle
voertuigen en controles langs de weg van voertuigen die worden gebruikt voor
commerciële vervoersactiviteiten over de weg, alsmede bepalingen inzake een
voertuiginschrijvingsprocedure om ervoor te zorgen dat voertuigen die een
onmiddellijk gevaar voor de verkeersveiligheid vormen niet in het verkeer
worden gebruikt. (4)
In de Unie is een aantal technische normen en eisen
met betrekking tot de veiligheid van voertuigen aangenomen. Er moet echter voor
worden gezorgd, door middel van een regime van periodieke technische controles,
dat voertuigen, nadat zij op de markt zijn gekomen, gedurende hun hele
levensduur aan de veiligheidsnormen blijven voldoen. Dit regime moet van
toepassing zijn op de categorieën van voertuigen als omschreven in Richtlijn
2002/24/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 maart 2002 betreffende
de goedkeuring van twee- of driewielige motorvoertuigen en de intrekking van
Richtlijn 92/61/EEG van de Raad[18],
Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 september 2007
tot vaststelling van een kader voor de goedkeuring van motorvoertuigen en
aanhangwagens daarvan en van systemen, onderdelen en technische eenheden die
voor dergelijke voertuigen zijn bestemd[19]
en Richtlijn 2003/37/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 mei 2003
betreffende de typegoedkeuring van landbouw- of bosbouwtrekkers en
aanhangwagens, verwisselbare getrokken machines, systemen, onderdelen en
technische eenheden daarvan en tot intrekking van Richtlijn 74/150/EEG van
de Raad[20]. (5)
Er bestaat een duidelijke correlatie tussen de
verkeersveiligheid en het aantal technische gebreken van voertuigen. In 2009
zijn op de Europese wegen 35 000 dodelijke verkeersslachtoffers gevallen.
Aangenomen dat technische gebreken in even sterke mate bijdragen tot het aantal
dodelijke verkeersslachtoffers als tot het aantal verkeersongevallen, kunnen
meer dan 2 000 dodelijke verkeersslachtoffers in de Unie in verband worden
gebracht met technische gebreken van voertuigen. Op basis van de beschikbare
studies hadden tussen de 900 en 1 100 hiervan kunnen worden voorkomen
indien het systeem van technische controles op adequate wijze was verbeterd. (6)
Een groot deel van de totale emissies in het
wegvervoer, met name van CO2, is afkomstig van een minderheid van de
voertuigen, namelijk voertuigen met een slecht werkend
emissiebeheersingssysteem. Geschat wordt dat 5 % van alle voertuigen
verantwoordelijk is voor 25 % van alle verontreinigende emissies. Een regime
van periodieke technische controles zal daarom ook bijdragen tot een beter
milieu door het terugdringen van de gemiddelde emissies van voertuigen. (7)
Uit betrouwbare onderzoeksresultaten blijkt dat 8 %
van de ongevallen waarbij motorfietsen zijn betrokken, wordt veroorzaakt door
of verband houdt met technische gebreken. Motorrijders vormen de groep
weggebruikers met het hoogste veiligheidsrisico, waarbij een stijgende trend in
het aantal dodelijke slachtoffers waarneembaar is. Bromfietsbestuurders zijn
oververtegenwoordigd in de statistieken van dodelijke verkeersslachtoffers: in
2008 vonden op de Europese wegen 1 400 bromfietsbestuurders de dood. De
categorie van voertuigen die technische controles moeten ondergaan, wordt
daarom uitgebreid tot de groep weggebruikers met het hoogste risico, de
gemotoriseerde twee- en driewielige voertuigen. (8)
Landbouwvoertuigen met een door het ontwerp
bepaalde maximumsnelheid van meer dan 40 km/h worden in lokale
transportactiviteiten steeds vaker gebruikt ter vervanging van vrachtwagens.
Hun potentiële risico is vergelijkbaar met dat van vrachtwagens, reden waarom
deze categorie voertuigen wat betreft technische controles op dezelfde wijze
moet worden behandeld als vrachtwagens. (9)
Motorvoertuigen van historisch belang worden
verondersteld industrieel erfgoed uit de tijd dat ze zijn gebouwd in stand te
houden en worden geacht nauwelijks op de openbare weg te worden gebruikt, en
het moet aan de lidstaten worden overgelaten om de termijn voor periodieke
technische controles voor dergelijke voertuigen te verlengen. Ook moet het aan
de lidstaten worden overgelaten om de technische controle van andere typen
gespecialiseerde voertuigen te reguleren. (10)
Technische controles zijn een soevereine activiteit
en moeten derhalve worden verricht door de lidstaten of door lichamen onder hun
toezicht waaraan deze taak is toevertrouwd. De lidstaten moeten in alle
gevallen verantwoordelijk blijven voor de technische controles, ook als het
nationale systeem het verlenen van een vergunning aan particuliere lichamen
toestaat, met inbegrip van lichamen die reparaties verrichten. (11)
Voor de controle van voertuigen, en in het
bijzonder van hun elektronische veiligheidsonderdelen, is het van cruciaal
belang om toegang te hebben tot de technische specificaties van elk
afzonderlijk voertuig. Daarom moeten fabrikanten van voertuigen niet alleen
alle gegevens verstrekken die onder de conformiteitsverklaring vallen, maar ook
toegang bieden tot de gegevens die nodig zijn om de functionaliteit van
veiligheids- en milieugerelateerde onderdelen te controleren. De bepalingen
inzake de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie moeten ook voor dit
doel worden toegepast, door controlecentra toegang te geven tot alle
informatie-elementen die nodig zijn voor de technische controles. Dit is van
essentieel belang, met name op het gebied van elektronische systemen, en moet
alle door de fabrikant geïnstalleerde elementen omvatten. (12)
Om een hoog niveau van controle in de hele Unie te
verwezenlijken, moeten de voor de controles te gebruiken controleapparatuur en
het onderhoud en de ijking daarvan op het niveau van de Unie worden
gespecificeerd. (13)
Controleurs moeten onafhankelijk kunnen opereren
bij het verrichten van technische controles en belangenconflicten moeten worden
vermeden. Het resultaat van de technische controles mag derhalve niet worden
gekoppeld aan de beloning van de controleur of enig economisch of persoonlijk
voordeel. (14)
De resultaten van de technische controles mogen
niet worden gewijzigd voor commerciële doeleinden. Alleen indien de bevindingen
van de door een controleur verrichte technische controle duidelijk niet correct
zijn, moet het toezichthoudende orgaan bevoegd zijn om de resultaten van een
technische controle te wijzigen. (15)
Hoge normen voor technische controles vereisen een
hoog niveau aan vaardigheden en competenties bij het controlerende personeel.
Hiertoe moet een opleidingssysteem worden ingevoerd dat een initiële opleiding
en periodieke opfriscursussen omvat. Met het oog op een soepele overgang naar
het regime van periodieke opleidingen voor het bestaande controlepersoneel moet
een overgangsperiode worden vastgesteld. (16)
Om ervoor te zorgen dat de hoge kwaliteit van de
controles in de loop der tijd wordt gehandhaafd, moeten de lidstaten worden
verplicht om een kwaliteitsborgingssysteem op te zetten dat de
vergunningverlening, het toezicht en de intrekking, opschorting of annulering
van de vergunning om technische controles te verrichten bestrijkt. (17)
De frequentie van de controles moet worden
aangepast aan het type voertuig en het aantal afgelegde kilometers. Voertuigen
vertonen eerder technische gebreken wanneer ze een bepaalde leeftijd hebben
bereikt, en vooral wanneer ze bijzonder intensief worden gebruikt nadat ze een
bepaald aantal kilometers hebben afgelegd. Daarom is het passend om de frequentie
van de controles te verhogen voor oudere voertuigen en voertuigen met een hoge
kilometerstand. (18)
Om eigenaars van voertuigen en marktdeelnemers
enige flexibiliteit te bieden, moeten de lidstaten de mogelijkheid hebben om
een termijn van meerdere weken vast te stellen waarin de technische controles
moeten worden verricht. (19)
Technische controles moeten betrekking hebben op
alle punten die relevant zijn voor het specifieke ontwerp, de constructie en de
uitrusting van het gecontroleerde voertuig. Binnen deze punten en gezien de
huidige stand van de voertuigtechnologie moeten moderne elektronische systemen
in de lijst met controlepunten worden opgenomen. Om de technische controles te
harmoniseren, moeten voor elk van de controlepunten controlemethodes worden
ingevoerd. (20)
Om de harmonisatie te vergemakkelijken en
eenvormigheid van normen te bereiken, moet voor alle controlepunten een
niet-limitatieve lijst van de voornaamste redenen voor afkeuring worden
opgesteld. Met het oog op de samenhang van het oordeel over de toestand van het
gecontroleerde voertuig moeten afkeuringen op basis van een gemeenschappelijke
norm worden beoordeeld. (21)
De houder van het kentekenbewijs van een voertuig
dat aan een technische controle wordt onderworpen waarbij gebreken worden
geconstateerd, in het bijzonder gebreken die een risico voor de
verkeersveiligheid vormen, moet deze gebreken onverwijld verhelpen. In geval
van gevaarlijke gebreken moet het kentekenbewijs van het voertuig worden
ingetrokken totdat deze gebreken volledig zijn verholpen. (22)
Na elke controle moet een technisch certificaat
worden afgegeven dat onder meer informatie over de identiteit van het voertuig
en de resultaten van de controle moet bevatten. Met het oog op een behoorlijke
follow-up van technische controles moeten de lidstaten deze informatie in een
gegevensbank verzamelen en bewaren. (23)
Geschat wordt dat bij 5 % tot 12 % van de verkochte
tweedehandsauto's fraude met de kilometerstand wordt gepleegd, wat leidt tot
hoge kosten voor de samenleving, ter waarde van meerdere miljarden euro per
jaar, en een onjuiste beoordeling van de technische toestand van voertuigen. In
het kader van de bestrijding van fraude met de kilometerstand zal het
vastleggen van de kilometerstand in het technisch certificaat, in combinatie
met de verplichting om het certificaat van eerdere controles te tonen, het
gemakkelijker maken om geknoei met of manipulatie van de kilometerteller te
ontdekken. Fraude met de kilometerstand moet ook systematischer als een
strafbaar feit worden beschouwd. (24)
In verschillende lidstaten voert een groot aantal
erkende particuliere controlecentra de technische controles uit. Om voor een
efficiënte uitwisseling van informatie tussen de lidstaten te zorgen, moeten
nationale contactpunten worden aangewezen en bepaalde gemeenschappelijke
procedures, die ten minste betrekking hebben op minimumtermijnen en de aard van
de door te sturen informatie, worden vastgesteld. (25)
Technische controles maken deel uit van een breder
stelsel van regelgeving dat op voertuigen van toepassing is tijdens hun hele
levensduur, vanaf de goedkeuring, via inschrijvingen en controles, tot de
afdanking. De ontwikkeling en onderlinge koppeling van nationale elektronische
gegevensbanken en die van voertuigfabrikanten moet in beginsel bijdragen tot
een grotere efficiëntie van de gehele voertuigadministratieketen en moet de
kosten en de administratieve lasten verminderen. De Commissie zou daarom een
studie moeten uitvoeren naar de haalbaarheid en de kosten en baten van het
opzetten van een Europees elektronisch voertuiginformatieplatform voor dit
doel. (26)
Met het oog op de aanvulling van deze verordening
met nadere technische details moet de bevoegdheid om handelingen vast te
stellen overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van
de Europese Unie aan de Commissie worden gedelegeerd om rekening te houden met
de ontwikkeling van de EU-wetgeving inzake typegoedkeuring van
voertuigcategorieën en de noodzaak om de bijlagen bij te werken in het licht
van de technische vooruitgang. Het is van bijzonder belang dat de Commissie
tijdens de voorbereiding passend overleg pleegt, onder meer met deskundigen.
Bij het voorbereiden en opstellen van gedelegeerde handelingen dient de
Commissie erop toe te zien dat de desbetreffende documenten gelijktijdig,
tijdig en op passende wijze bij het Europees Parlement en de Raad worden
ingediend. (27)
Om eenvormige voorwaarden voor de tenuitvoerlegging
van deze verordening te waarborgen, moeten uitvoeringsbevoegdheden aan de
Commissie worden toegekend. Deze bevoegdheden moeten worden uitgeoefend
overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de
Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en
beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de
uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren[21]. (28)
Controlefaciliteiten en in controlecentra gebruikte
apparatuur moeten voldoen aan de eisen voor het verrichten van technische
controles. Aangezien dit omvangrijke investeringen en aanpassingen met zich
meebrengt die mogelijk niet onmiddellijk kunnen worden uitgevoerd, moet een
termijn van vijf jaar worden toegepast om aan deze eisen te voldoen. Aan de
toezichthoudende organen moet eenzelfde termijn van vijf jaar worden verleend
om aan alle criteria en eisen met betrekking tot het verlenen van vergunningen
en het toezicht op controlecentra te voldoen. (29)
Aangezien de doelstelling van deze verordening,
namelijk de vaststelling van gemeenschappelijke minimumvoorschriften voor de
uitvoering van de technische controles van voertuigen binnen de Unie, niet
voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve beter door de
Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie maatregelen vaststellen
overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie
bedoelde subsidiariteitsbeginsel. Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel als
bedoeld in genoemd artikel gaat deze verordening niet verder dan hetgeen
noodzakelijk is om deze doelstellingen te bereiken. (30)
Deze verordening eerbiedigt de grondrechten en
neemt de beginselen in acht die met name door het Handvest van de grondrechten
van de Europese Unie worden erkend, zoals bedoeld in artikel 6 van het Verdrag
betreffende de Europese Unie. (31)
Deze verordening actualiseert de technische
voorschriften van Richtlijn 2009/40/EG van het Europees Parlement en de Raad
van 6 mei 2009 betreffende de technische controle van motorvoertuigen en
aanhangwagens[22]
en breidt het toepassingsgebied daarvan uit om met name ook het opzetten van
controlecentra en hun toezichthoudende organen te omvatten, evenals de
aanwijzing van controleurs aan wie de uitvoering van de technische controles
wordt toevertrouwd. Deze richtlijn moet derhalve worden ingetrokken. Voorts
integreert deze verordening de voorschriften die zijn vervat in Aanbeveling
2010/378/EU van de Commissie van 5 juli 2010 inzake de beoordeling van gebreken
die worden vastgesteld tijdens technische controles overeenkomstig Richtlijn
2009/40/EG[23]
teneinde de voor de technische controle gebruikte methoden beter te reguleren, HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING
VASTGESTELD: HOOFDSTUK I ONDERWERP,
DEFINITIES EN TOEPASSINGSGEBIED Artikel 1
Onderwerp Deze verordening stelt een regime van
periodieke technische controles van voertuigen vast. Artikel 2
Toepassingsgebied 1. Deze verordening is van
toepassing op voertuigen met een door het ontwerp bepaalde maximumsnelheid van
meer dan 25 km/h in de volgende categorieën, als bedoeld in Richtlijn
2002/24/EG, Richtlijn 2007/46/EG en Richtlijn 2003/37/EG: –
motorvoertuigen op ten minste vier wielen die
dienen voor personenvervoer waarvan het aantal zitplaatsen – die van de
bestuurder niet meegerekend – niet meer dan acht bedraagt – voertuigcategorie
M1; –
motorvoertuigen voor personenvervoer waarvan het
aantal zitplaatsen – die van de bestuurder niet meegerekend – meer dan acht
bedraagt – voertuigcategorieën M2 en M3; –
motorvoertuigen op ten minste vier wielen die
normaal dienen voor het vervoer van voorwerpen over de weg en waarvan de
toegestane maximummassa niet meer dan 3 500 kg bedraagt –
voertuigcategorie N1; –
motorvoertuigen voor goederenvervoer met een
toegestane maximummassa van meer dan 3 500 kg – voertuigcategorieën N2 en
N3; –
aanhangwagens en opleggers waarvan de toegestane
maximummassa niet meer dan 3 500 kg bedraagt – voertuigcategorieën O1 en O2; –
aanhangwagens en opleggers met een toegestane
maximummassa van meer dan 3 500 kg – voertuigcategorieën O3 en O4; –
twee- en driewielige motorvoertuigen –
voertuigcategorieën L1e, L2e, L3e, L4e, L5e, L6e en L7e; –
trekkers op wielen met een door het ontwerp
bepaalde maximumsnelheid van meer dan 40 km/h – voertuigcategorie T5. 2. Deze verordening is niet van
toepassing op: –
motorvoertuigen van historisch belang; –
voertuigen van strijdkrachten, brandweerdiensten,
civielebeschermingsdiensten of nood- en reddingsdiensten; –
voertuigen die worden gebruikt door landbouw-,
tuinbouw-, bosbouw-, veeteelt- of visserijbedrijven met een door het ontwerp
bepaalde maximumsnelheid van 40 km/h; –
speciaal voor het vervoer van circus- of
kermismateriaal uitgeruste voertuigen met een door het ontwerp bepaalde
maximumsnelheid van 40 km/h die alleen op het grondgebied van de lidstaat
worden gebruikt. 3. De lidstaten kunnen nationale
voorschriften invoeren met betrekking tot de technische controle van de in lid
2 bedoelde en op hun grondgebied ingeschreven voertuigen. Artikel 3
Definities Voor de toepassing van deze verordening gelden
de volgende definities: (1) "voertuig": elk
motorvoertuig dat niet op rails wordt voortbewogen of een aanhangwagen daarvan;
(2) "motorvoertuig":
een door een motor aangedreven voertuig op wielen dat zich op eigen kracht
voortbeweegt met een door het ontwerp bepaalde maximumsnelheid van meer dan 25
km per uur; (3) "aanhangwagen": een
voertuig zonder aandrijving op wielen dat is ontworpen en gebouwd om getrokken
te worden door een motorvoertuig; (4) "oplegger": een
voertuig dat is bestemd om aan een motorvoertuig te worden gekoppeld op
zodanige wijze dat een deel ervan op het motorvoertuig rust en dat een
aanzienlijk deel van het gewicht van de oplegger en van zijn lading door het
motorvoertuig wordt gedragen; (5) "twee- of driewielig
motorvoertuig": een door een motor aangedreven voertuig op wielen met of
zonder zijspan, drie- en vierwielers; (6) "in een lidstaat
ingeschreven voertuig": een voertuig dat in een lidstaat is ingeschreven
of in gebruik is genomen; (7) "voertuig van historisch
belang": elk voertuig dat aan de volgende voorwaarden voldoet: –
het is ten minste dertig jaar geleden vervaardigd; –
het wordt onderhouden door middel van reserveonderdelen
die het historische onderdeel van het voertuig reproduceren; –
de technische kenmerken van de belangrijkste
onderdelen, zoals de motor, het remsysteem, de stuurinrichting of de ophanging,
hebben geen veranderingen ondergaan; en –
het uiterlijk is niet veranderd; (8) "houder van een
kentekenbewijs": de persoon op wiens naam het voertuig is ingeschreven; (9) "technische
controle": een controle om vast te stellen of de onderdelen van een
voertuig nog voldoen aan de toepasselijke veiligheids- en milieukenmerken die
van kracht waren ten tijde van de goedkeuring, de eerste inschrijving of de
ingebruikneming, evenals ten tijde van de installatie van onderdelen op
bestaande voertuigen; (10) "goedkeuring": elke categorie
goedkeuring als bedoeld in Richtlijn 2007/46/EG; (11) "gebreken":
technische defecten of andere vormen van niet-naleving die tijdens een
technische controle worden vastgesteld; (12) "technisch
certificaat": een door de bevoegde instantie of een controlecentrum
afgegeven certificaat met het resultaat van de controle en de algehele
beoordeling van het voertuig; (13) "controleur": een
persoon die door de lidstaat is gemachtigd om technische controles uit te
voeren in een controlecentrum of namens een bevoegde instantie; (14) "bevoegde instantie":
een instantie die of een openbaar lichaam dat belast is met het beheer van het
nationale systeem van technische controles, met inbegrip van, indien van
toepassing, het verrichten van technische controles; (15) "controlecentrum":
een openbaar of particulier lichaam of een openbare of particuliere instelling,
met inbegrip van lichamen of instellingen die voertuigreparaties uitvoeren, die
van een lidstaat een vergunning heeft verkregen om technische controles te
verrichten; (16) "toezichthoudend
orgaan": een door een lidstaat ingesteld orgaan dat belast is met het
verlenen van vergunningen aan en het toezicht op controlecentra. HOOFDSTUK II ALGEMENE
VERPLICHTINGEN Artikel 4
Verantwoordelijkheden 1. Motorvoertuigen en
aanhangwagens worden periodiek gecontroleerd overeenkomstig deze verordening in
de lidstaat waar ze zijn ingeschreven. 2. Technische controles worden
alleen verricht door de bevoegde instantie van een lidstaat of door een door de
lidstaat gemachtigd controlecentrum. 3. Fabrikanten van voertuigen
bieden de controlecentra, of, indien relevant, de bevoegde instantie, toegang
tot de in bijlage I bedoelde technische informatie die nodig is voor het
verrichten van technische controles. De Commissie stelt nadere regels vast voor
de procedures inzake de toegang tot de in bijlage I bedoelde technische
informatie overeenkomstig de onderzoeksprocedure als bedoeld in artikel 16, lid
2. 4. De houder van het
kentekenbewijs is ervoor verantwoordelijk dat het voertuig te allen tijde in
een veilige en verkeersgeschikte toestand wordt gehouden. HOOFDSTUK III EISEN
INZAKE TECHNISCHE CONTROLES Artikel 5
Data en frequentie van de
controles 1. Voertuigen worden op elke
verjaringsdatum van de datum van de eerste inschrijving onderworpen aan een
technische controle, waarbij ten minste de volgende intervallen worden
toegepast: –
voertuigen van de categorieën L1e, L2e, L3e, L4e,
L5e, L6e en L7e: vier jaar na de datum waarop het voertuig voor het eerst is
ingeschreven, vervolgens na twee jaar en daarna elk jaar; –
voertuigen van de categorieën M1, N1 en O2: vier
jaar na de datum waarop het voertuig voor het eerst is ingeschreven, vervolgens
na twee jaar en daarna elk jaar; –
voertuigen van de categorie M1 die zijn
ingeschreven als taxi of ambulance, voertuigen van de categorieën M2, M3, N2,
N3, T5, O3 en O4: een jaar na de datum waarop het voertuig voor het eerst is
ingeschreven, en daarna jaarlijks. 2. Wanneer een voertuig van de
categorie M1 of N1 een kilometerstand van 160 000 km heeft bereikt bij de
eerste technische controle nadat het voertuig voor het eerst is ingeschreven,
wordt het daarna jaarlijks aan een technische controle onderworpen. 3. De houder van het
kentekenbewijs kan het controlecentrum, of, indien relevant, de bevoegde
instantie, verzoeken de technische controle te verrichten in een periode die
zich uitstrekt van het begin van de maand die voorafgaat aan de maand waarin de
in lid 1 bedoelde verjaringsdatum valt tot het einde van de tweede maand die
volgt op deze datum, zonder dat dit van invloed is op de datum van de volgende
technische controle. 4. In weerwil van de datum van
de laatste technische controle kan de bevoegde instantie in de volgende
gevallen eisen dat een voertuig vóór de in de leden 1 en 2 bedoelde datum aan
een technische controle of een aanvullende controle wordt onderworpen: –
na een ongeval met ernstige schade aan de
voornaamste veiligheidsgerelateerde onderdelen van het voertuig, zoals de
wielen, de ophanging, kreukelzones, de stuurinrichting of het remsysteem; –
wanneer de veiligheids- en milieusystemen en
-onderdelen van het voertuig zijn veranderd of gewijzigd; –
wanneer de houder van het kentekenbewijs van het
voertuig het kentekenbewijs overdoet aan een andere houder. Artikel 6
Inhoud van de controles en
controlemethoden 1. De technische controle
bestrijkt de in bijlage II, punt 2 bedoelde gebieden. 2. Voor elk gebied als bedoeld
in lid 1 verricht de bevoegde instantie van een lidstaat of het controlecentrum
een technische controle die ten minste de in bijlage II, punt 3 bedoelde punten
bestrijkt, waarbij de op de controle van deze punten van toepassing zijnde
methode wordt gebruikt. Artikel 7
Beoordeling van gebreken 1. Voor elk te controleren punt
biedt bijlage III een minimumlijst van mogelijke gebreken en de ernst daarvan. 2. Bij de uitvoering van een
technische controle kent de controleur aan elk ontdekt gebrek een mate van
ernst toe en deelt hij het gebrek in een van de volgende groepen in: –
kleine gebreken die geen belangrijke gevolgen
hebben voor de veiligheid van het voertuig en andere kleine vormen van
niet-naleving; –
grote gebreken die de veiligheid van het voertuig
of van andere weggebruikers in gevaar brengen en andere belangrijke gevallen
van niet-naleving; –
gevaarlijke gebreken die op zodanige wijze een
direct en onmiddellijk gevaar voor de verkeersveiligheid vormen dat het
voertuig in geen geval verder mag worden gebruikt in het verkeer. 3. Een voertuig dat gebreken
vertoont die in een of meer van de in lid 2 bedoelde groepen van gebreken
vallen, wordt ingedeeld in de groep die behoort bij het meest ernstige gebrek.
Een voertuig met verscheidene gebreken uit dezelfde groep kan in een hogere
groep worden ingedeeld als het gecombineerde effect van de gebreken resulteert
in een hoger risico voor de verkeersveiligheid. Artikel 8
Technisch certificaat 1. Het controlecentrum dat, of,
indien relevant, de bevoegde instantie die, een technische controle van een
voertuig heeft verricht, geeft een technisch certificaat voor dat voertuig af
dat ten minste de elementen van bijlage IV omvat. 2. Het controlecentrum of,
indien relevant, de bevoegde instantie verstrekt de persoon die het voertuig
voor een controle heeft gebracht het technisch certificaat of, in geval van een
elektronisch technisch certificaat, een naar behoren gecertificeerde gedrukte versie
van het certificaat. 3. Met ingang van de datum van
inwerkingtreding van deze verordening en uiterlijk drie jaar daarna delen de
controlecentra de in de door hen afgegeven technische certificaten vermelde
informatie langs elektronische weg mee aan de bevoegde instantie van de
lidstaat. Deze mededeling geschiedt binnen een redelijke termijn na de afgifte
van de technische certificaten. Tot deze datum kunnen de controlecentra deze
informatie via andere kanalen aan de bevoegde instantie meedelen. De bevoegde
instantie bewaart deze informatie gedurende 36 maanden vanaf de datum van
ontvangst. 4. Ten behoeve van de controle
van de kilometerstand, en indien deze informatie niet langs elektronische weg
is meegedeeld na de vorige technische controle, vraagt de controleur de persoon
die het voertuig voor de controle brengt het na de vorige technische controle
afgegeven certificaat te tonen. 5. De resultaten van de
technische controle worden meegedeeld aan de inschrijvingsautoriteit van het
voertuig. Deze kennisgeving dient de in het technisch certificaat vermelde
informatie te bevatten. Artikel 9
Follow-up van gebreken 1. Wanneer alleen kleine
gebreken zijn vastgesteld, zorgt de houder van het kentekenbewijs ervoor dat
deze gebreken onverwijld worden verholpen. Het voertuig behoeft wellicht niet
opnieuw te worden gecontroleerd. 2. In geval van grote gebreken
neemt de bevoegde instantie een besluit over de voorwaarden waaronder het
voertuig verder mag worden gebruikt alvorens opnieuw te worden gecontroleerd.
Deze nieuwe controle vindt plaats binnen zes weken na de eerste controle. 3. In geval van gevaarlijke
gebreken mag het voertuig niet worden gebruikt op openbare wegen en wordt de
inschrijving ingetrokken overeenkomstig artikel 3 bis van Richtlijn XXX van het
Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 1999/37/EG inzake
kentekenbewijzen van motorvoertuigen[24]
totdat de gebreken zijn verholpen en een nieuw technisch certificaat is afgeven
ten bewijze van het feit dat het voertuig verkeersgeschikt is. Artikel 10
Bewijs van de controle Het controlecentrum dat, of, indien relevant,
de bevoegde instantie van de lidstaat die, de technische controle van een op
zijn grondgebied ingeschreven voertuig heeft verricht, geeft een bewijs af voor
elk voertuig dat met goed gevolg een dergelijke controle heeft doorstaan. Op
het bewijs wordt de datum van de volgende technische controle vermeld. Elke lidstaat erkent het bewijs dat
overeenkomstig lid 1 is afgegeven. HOOFDSTUK IV Administratieve maatregelen Artikel 11 Controlefaciliteiten
en -apparatuur 1. Voor de technische controles
gebruikte controlefaciliteiten en -apparatuur voldoen aan de in bijlage V
vastgestelde minimale technische voorschriften. 2. Het controlecentrum of,
indien relevant, de bevoegde instantie onderhoudt de controlefaciliteiten en
-apparatuur overeenkomstig de door de fabrikant verstrekte specificaties. 3. Apparatuur die wordt gebruikt
voor metingen wordt periodiek geijkt overeenkomstig de door de fabrikant
verstrekte specificaties. Artikel 12
Controleurs 1. Technische controles worden
uitgevoerd door controleurs die voldoen aan de in bijlage VI neergelegde
minimumvereisten inzake competentie en opleiding. 2. De lidstaten geven een
certificaat af aan de controleurs die voldoen aan de minimumvereisten inzake
competentie en opleiding. Dit certificaat bevat ten minste de in bijlage VI,
punt 3, genoemde informatie. 3. Controleurs die op de datum
waarop deze verordening van toepassing wordt in dienst zijn bij bevoegde
instanties van de lidstaat of een controlecentrum worden vrijgesteld van de in
bijlage VI, punt 1, neergelegde vereisten. De lidstaten geven aan deze
controleurs een gelijkwaardig certificaat af. 4. Bij de uitvoering van
technische controles heeft de controleur geen belangenconflicten en in het
bijzonder geen economische, persoonlijke of familiebanden met de houder van het
kentekenbewijs van het te controleren voertuig. 5. Het controlecentrum stelt de
persoon die het voertuig voor controle brengt in kennis van de noodzakelijk te
verrichten reparaties en verandert de resultaten van de controle niet om
commerciële redenen. 6. De resultaten van de door een
controleur verrichte technische controle kunnen alleen worden veranderd door
het toezichthoudende orgaan indien de bevindingen van de door de controleur
verrichte technische controle duidelijk niet correct zijn. Artikel 13
Vergunningverlening en
toezicht 1. Een toezichthoudend orgaan
vervult ten minste de taken waarin in bijlage VII, punt 1, wordt voorzien en
voldoet aan de in punt 2 en 3 van dezelfde bijlage neergelegde vereisten. De lidstaten maken de voorschriften en procedures
voor de organisatie, taken en op het personeel van toezichthoudende organen van
toepassing zijnde eisen toegankelijk voor het publiek. Toezichthoudende organen zijn onafhankelijk van
controlecentra en voertuigfabrikanten. 2. Controlecentra die
rechtstreeks worden geëxploiteerd door een bevoegde instantie worden
vrijgesteld van de eisen inzake vergunningen en toezicht. HOOFDSTUK V SAMENWERKING EN UITWISSELING VAN INFORMATIE Artikel 14
Administratieve samenwerking
tussen de lidstaten 1. De lidstaten wijzen een
nationaal contactpunt aan dat verantwoordelijk is voor de uitwisseling van
informatie met de andere lidstaten en de Commissie met betrekking tot de
toepassing van deze verordening. 2. De lidstaten delen de
Commissie uiterlijk [een jaar na de inwerkingtreding van deze verordening]
de namen en contactgegevens van hun nationale contactpunt mee en stellen de
Commissie onverwijld in kennis van eventuele wijzigingen daarvan. De Commissie
stelt een lijst op van alle nationale contactpunten en bezorgt deze aan de
lidstaten. Artikel 15
Elektronisch
voertuiginformatieplatform De Commissie onderzoekt de haalbaarheid, de
kosten en de baten van de inrichting van een elektronisch
voertuiginformatieplatform voor de uitwisseling van informatie met betrekking
tot technische controles tussen de bevoegde instanties van lidstaten die
verantwoordelijk zijn voor de controles, de inschrijving en de goedkeuring van
het voertuig, de controlecentra en de voertuigfabrikanten. Op basis van dat onderzoek evalueert en
presenteert de Commissie verschillende beleidsopties, waaronder de mogelijkheid
om de vereiste van artikel 10 om bewijs af te geven te schrappen. Binnen een
termijn van twee jaar na de datum waarop deze verordening van toepassing wordt,
brengt de Commissie aan de Raad en aan het Europees Parlement verslag uit van
het onderzoek en doet zij, indien passend, dit onderzoek vergezeld gaan van een
wetgevingsvoorstel. HOOFDSTUK VI bepalingen inzake tenuitvoerlegging en
gedelegeerde bevoegdheden Artikel 16
Comité voor technische controles 1. De Commissie wordt bijgestaan
door een comité. Dat comité is een comité in de betekenis van
Verordening (EU) nr. 182/2011. 2. Wanneer naar dit lid wordt
verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing. Indien
het advies van het comité wordt verkregen door middel van een schriftelijke
procedure, wordt deze procedure zonder gevolg beëindigd indien, binnen de
termijn voor het uitbrengen van het advies, daartoe door de voorzitter van het
comité wordt besloten of door een gewone meerderheid van de leden van het
comité daarom wordt verzocht. Artikel 17
Gedelegeerde handelingen De Commissie krijgt de bevoegdheid om
gedelegeerde handelingen vast te stellen overeenkomstig artikel 19 van deze
verordening om: –
in voorkomend geval, artikel 2, lid 1, en artikel
5, leden 1 en 2, bij te werken om rekening te houden met wijzigingen van de
voertuigcategorieën die voortvloeien uit de in artikel 3, lid 1, bedoelde
wijzigingen van de wetgeving; –
de bijlagen bij te werken in het licht van de
technische vooruitgang of om rekening te houden met wijzigingen van het
internationaal recht of het recht van de Unie. Artikel 18 Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie 1. De bevoegdheid om
gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt volgens de voorwaarden van dit
artikel aan de Commissie toegekend. 2. De in artikel 17 bedoelde
bevoegdheidsdelegatie wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd met
ingang van [de datum van inwerkingtreding van deze verordening]. 3. Het Europees Parlement of de
Raad kan de in artikel 17 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde
intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat
besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de
bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of een
daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht
zijnde gedelegeerde handelingen onverlet. 4. Zodra de Commissie een
gedelegeerde handeling vaststelt, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving
aan het Europees Parlement en de Raad. 5. Een krachtens artikel 17
vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het
Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden
na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad
bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor
het verstrijken van die termijn de Commissie hebben meegedeeld dat zij
daartegen geen bezwaar zullen maken. Deze termijn wordt op initiatief van het
Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd. Hoofdstuk VII SLOTBEPALINGEN Artikel 19
Sancties 1. De lidstaten stellen de
sancties vast die van toepassing zijn op schendingen van de bepalingen van deze
verordening en treffen alle maatregelen die nodig zijn om de daadwerkelijke
toepassing van die sancties te garanderen. Deze sancties dienen doeltreffend,
evenredig en niet-discriminerend te zijn en een afschrikkende werking te
hebben. 2. Elke lidstaat neemt de nodige
maatregelen om ervoor te zorgen dat manipulatie van of knoeien met de
kilometerteller wordt beschouwd als een strafbaar feit en wordt bestraft met
doeltreffende, evenredige, afschrikkende en niet-discriminerende sancties. 3. De lidstaten stellen de
Commissie uiterlijk [een jaar na de datum waarop deze verordening van
toepassing wordt] in kennis van die bepalingen en delen haar onverwijld
alle latere wijzigingen van die bepalingen mee. Artikel 20
Overgangsbepalingen 1. Controlefaciliteiten en
-apparatuur als bedoeld in artikel 11 die op [de datum waarop deze
verordening van toepassing wordt] niet voldoen aan de in bijlage V
neergelegde minimumeisen mogen niet langer dan gedurende een termijn van vijf
jaar na deze datum worden gebruikt voor het verrichten van technische
controles. 2. De lidstaten passen de in
bijlage VII neergelegde vereisten toe uiterlijk vijf jaar na de datum waarop
deze verordening van toepassing wordt. Artikel 21
Intrekking Richtlijn 2009/40/EG en Aanbeveling
2010/378/EU van de Commissie worden ingetrokken met ingang van [de datum
waarop deze verordening van toepassing wordt]. Artikel 22
Inwerkingtreding en
toepassing Deze verordening treedt in werking op de
twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de
Europese Unie. Zij wordt van toepassing [twaalf maanden na
de datum van haar inwerkingtreding]. Deze verordening is verbindend in al haar
onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat. Gedaan te Brussel, Voor het Europees Parlement Voor
de Raad De voorzitter De
voorzitter [1] COM(2010) 389 definitief. [2] Richtlijn 2009/40/EG van het Europees Parlement en de
Raad van 6 mei 2009 betreffende de technische controle van motorvoertuigen en
aanhangwagens (PB L 141 van 6.6.2009, blz.12). [3] Richtlijn 2000/30/EG van het Europees Parlement en de
Raad van 6 juni 2000 betreffende de technische controle langs de weg van
bedrijfsvoertuigen die in de Gemeenschap deelnemen aan het verkeer, als gewijzigd
(PB L 203 van 10.8.2000, blz. 1). [4] Richtlijn 1999/37/EG van de Raad van 29 april 1999
inzake de kentekenbewijzen van motorvoertuigen (PB L 138 van 1.6.1999, blz.
57). [5] COM(2011) 144 definitief. [6] COM(2010) 186 definitief. [7] COM(2008) 30 definitief. [8] Richtlijn 2008/50/EG van het Europees Parlement en de
Raad van 21 mei 2008 betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor
Europa (PB L 152, van 11.6.2008, blz. 1). [9] http://ec.europa.eu/bepa/pdf/monti_report_final_10_05_2010_nl.pdf [10] COM(2010) 754 definitief. [11] PB L 173 van 8.7.2010, blz. 47. [12] Antiblokkeersysteem. [13] Elektronische stabiliteitscontrole. [14] PB C [...] van [...] , blz. [...]. [15] PB C [...] van [...] , blz. [...]. [16] COM(2011) 144
definitief. [17] COM(2010) 389 definitief. [18] PB L 124 van 9.5.2002, blz. 1. [19] PB L 263 van 9.10.2007, blz. 1. [20] PB L 171 van 9.7.2003, blz. 1. [21] PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13. [22] PB L 141 van 6.6.2009, blz. 12. [23] PB L 173 van 8.7.2010, blz. 74. [24] PB L XXX van XX.XX.XXXX, blz. XX.