This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52012DC0095
COMMUNICATION FROM THE COMMISSION TO THE EUROPEAN PARLIAMENT, THE COUNCIL, THE EUROPEAN ECONOMIC AND SOCIAL COMMITTEE AND THE COMMITTEE OF THE REGIONS Improving the delivery of benefits from EU environment measures: building confidence through better knowledge and responsiveness
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S Meer voordelen door EU-milieumaatregelen: vertrouwen kweken door de kennis en de reactiecapaciteit te verbeteren
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S Meer voordelen door EU-milieumaatregelen: vertrouwen kweken door de kennis en de reactiecapaciteit te verbeteren
/* COM/2012/095 final */
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S Meer voordelen door EU-milieumaatregelen: vertrouwen kweken door de kennis en de reactiecapaciteit te verbeteren /* COM/2012/095 final */
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET
EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET
COMITÉ VAN DE REGIO'S Meer voordelen door EU-milieumaatregelen:
vertrouwen kweken door de kennis en de reactiecapaciteit te verbeteren Inleiding Met de in deze mededeling uiteengezette ideeën
wordt tegemoet gekomen aan het verzoek van de Milieuraad van december 2010 aan
de lidstaten en de Commissie om de tenuitvoerlegging en de handhaving van
EU-milieuwetgeving te verbeteren en te versterken teneinde de toestand van het
milieu te verbeteren en een gelijk speelveld te creëren. In de Eurobarometer‑opiniepeilingen van 2008
en 2011 waarin de Europese burgers om hun mening over het milieu werd gevraagd,
werd bevestigd dat de meeste burgers van mening zijn dat een gezond milieu even
belangrijk is voor hun levenskwaliteit als de toestand van de economie en
sociale factoren. In het rapport "European Environment
State and Outlook 2010" van het Europees Milieuagentschap (EEA) inzake de
toestand van het milieu wordt bevestigd dat de EU klem lijkt te zitten in
stagnerende en neerwaartse trends die zich verder van de nagestreefde
duurzaamheid verwijderen in plaats van deze dichterbij te brengen. Hoe kunnen deze trends nu worden omgebogen?
Voor het milieu (met uitzondering van de bodem) bestaat er, in veel gevallen al
jarenlang, een uitgebreide wetgeving in de EU zodat het nu vooral gaat om een
doeltreffende uitvoering daarvan. Twee aspecten springen in het oog: de omvang
van onze kennis over de toestand van het milieu en de manier waarop dit wordt
beschermd en doeltreffende middelen om problemen concreet aan te pakken. Over zaken zoals het niveau van de
luchtverontreiniging in de steden en de kwaliteit van het zwemwater is al veel
bekend. Over andere gebieden zoals biodiversiteit en ruimtelijke ordening is
minder bekend. Willen we exact weten hoe de wetgeving wordt uitgevoerd in een
regio, stad of dorp dan wordt het nog moeilijker om een volledig beeld te
krijgen. Klachten die bij de Commissie binnenkomen en petities die bij het
Europees Parlement worden ingediend zijn weliswaar nuttig, maar vormen vaak een
onvolledige bron van informatie. Uit analyses en overleg in het kader van de
voorbereidingen voor een zevende milieuactieprogramma blijkt duidelijk dat
versterking en verbetering van de tenuitvoerlegging als een prioritaire
doelstelling van het Europees milieubeleid moet worden beschouwd. In deze
mededeling wordt onderzocht welke middelen de lidstaten kunnen inzetten om op
systematische wijze kennis bijeen te brengen en te verspreiden en beter te
kunnen reageren op concrete problemen. Een doelmatige toegang tot de rechter is
noodzakelijk maar is op zich niet voldoende. Daarom wordt voorgesteld ook
aandacht te besteden aan inspecties en toezicht, mechanismen voor de
afhandeling van klachten en het formaliseren van partnerschappen zodat de
wetgeving kan worden uitgevoerd. De ideeën die naar voren worden gebracht
moeten een aanvulling vormen op de inhoud van een mededeling van 2008 over dit
onderwerp[1].
Centraal staat de specifieke aard van de milieuwetgeving zoals werd
onderstreept door het Verdrag van Aarhus[2],
maar ook de Mededeling van 2007, "Een Europa van
resultaten"[3] vormt een bron van inspiratie. Hierin wordt het belang onderstreept
van meer transparantie op EU-niveau en wordt opgemerkt "dat het voor
indieners van klachten soms doeltreffender kan zijn hun rechten rechtstreeks op
nationaal niveau te doen gelden"[4]. Met de reacties op de huidige mededeling zal
rekening worden gehouden bij de voorbereidingen voor het zevende
milieuactieprogramma. Dit kan er ook toe leiden dat de Commissie specifieke
maatregelen voorstelt, zo nodig vergezeld van effectbeoordelingen. Wanneer
wetgeving naast milieudoelstellingen nog andere doelstellingen nastreeft (bijv.
energiewetgeving), moeten de hier geschetste voorstellen eventueel worden
aangevuld door specifieke bepalingen, met name over betrekkingen met bepaalde
belanghebbenden. Waarom een goede tenuitvoerlegging van
belang is Een vertraagde of
ontoereikende tenuitvoerlegging heeft talloze negatieve gevolgen en zal
uiteindelijk schade berokkenen aan het milieu en de volksgezondheid,
onzekerheid over de regelgeving scheppen bij de industrie en het gelijke
speelveld op de interne markt ondermijnen. De herstelkosten op lange termijn,
bijvoorbeeld voor het opruimen van illegale stortplaatsen en het herstel van
beschadigde habitats, zouden wel eens aanzienlijk hoger kunnen zijn dan de
kosten van preventie. De kosten die
verbonden zijn aan het niet-uitvoeren van de huidige regelgeving worden geschat
op ruwweg 50 miljard euro per jaar[5]. Het gaat
hierbij niet alleen om kosten die voortvloeien uit de gevolgen voor het milieu,
maar ook uit die voor de volksgezondheid. 20 % à 50 % van de Europese bevolking
woont bijvoorbeeld in gebieden waar de luchtkwaliteit de Europese grenswaarden
overschrijdt en de kosten wat betreft de uitgaven voor de gezondheid of het
aantal verloren arbeidsdagen worden geraamd op miljarden euro per jaar. Wat de voordelen
betreft, wordt in de Europa 2020-strategie opgemerkt dat de nieuwe bronnen van
groei in belangrijke mate afhangen van investeringen in kennis en innovatie. De
jaaromzet van de milieu-industrie in de EU wordt geraamd op meer dan 300
miljard euro: onzekerheid over de omzettingsmogelijkheden, de koers en de
termijnen gepaard kan dus gepaard gaan met aanzienlijke kosten als de juiste
kansen worden gemist[6]. Concreet zouden met de volledige
tenuitvoerlegging van de EU-regelgeving over afval 400 000 banen kunnen
worden gecreëerd en de nettokosten zouden 72 miljard euro per jaar lager zijn
dan bij het alternatieve scenario van niet-uitvoering[7]. Tegelijkertijd kunnen met innovatieve of
verbeterde methodes voor de tenuitvoerlegging de administratieve lasten worden
verlaagd en een gelijk speelveld worden gecreëerd aangezien de besluitvorming
strikter, voorspelbaarder, coherenter en met meer kennis van zaken plaatsvindt. Waarom de EU meer kennis moet vergaren over
de tenuitvoerlegging Kennis over de tenuitvoerlegging omvat
enerzijds kennis over de toestand van het milieu en anderzijds kennis over alle
administratieve en overige maatregelen die nodig zijn om het milieu te
beschermen en te verbeteren. De EU-milieuwetgeving omvat voorschriften die
informatie genereren, bijvoorbeeld de luchtkwaliteitsbewakingseisen en de voorschriften
die bepalen dat informatie ter beschikking moet worden gesteld van het grote
publiek. De afgelopen tien jaar is meer structuur
aangebracht in kennis en werd deze kennis beter gebruikt, mede dankzij een
herziening van de richtlijn toegang van het publiek tot milieu-informatie[8], de vaststelling van de
richtlijn Inspire[9],
werkzaamheden overeenkomstig de Mededeling van de Commissie van 2008 "Naar
een gemeenschappelijk milieu-informatiesysteem (SEIS)"[10] en een uitgebreider gebruik
van informatie- en communicatietechnologieën (ICT) zowel op EU als op nationaal
niveau. Kennis over de tenuitvoerlegging blijft echter problematisch. Het is bijvoorbeeld niet altijd even makkelijk
snel na te gaan welke bepalingen in een nationale wet overeenkomen met een specifieke
bepaling van een richtlijn. Toezicht geschiedt in Europa niet altijd in
dezelfde mate en de informatie die wordt gegenereerd is vaak onvolledig en in
veel gevallen achterhaald. Milieu-informatie wordt veeleer individueel
opgevraagd dan systematisch bekend gemaakt. Aan de hand van betere informatie op
nationaal, regionaal en plaatselijk niveau kan worden geïdentificeerd welke de
voornaamste problemen zijn en hoe deze het best en doelmatigst kunnen worden
opgelost. Het SEIS-beginsel van eenmalige rapportage, talloze toepassingen zou
bijdragen tot een rationalisering van de vraag naar informatie. Kennis over de tenuitvoerlegging verbeteren De verantwoordelijkheid voor de
tenuitvoerlegging berust in de eerste plaats bij de lidstaten en daar zijn de
vraag naar milieu-informatie en de verwachtingen van burgers, overheden en
bedrijven dan ook het grootst. Om hieraan tegemoet te komen moeten de lidstaten
informatiesystemen opzetten die informatie genereren, beheren en verspreiden
die laat zien hoe de EU-wetgeving wordt uitgevoerd en in de praktijd wordt
nageleefd[11].
Deze informatie moet de fysieke toestand van het milieu en de administratieve
maatregelen bestrijken, zowel stabiele[12]
als dynamische[13]
elementen. De informatie moet nuttig zijn voor diverse eindgebruikers, met name
de bevoegde autoriteiten (bij de uitoefening van hun taken), de
toezichthoudende instanties (bij het toezicht op de naleving) en de burgers
(bij het verwerven van een beter inzicht in hoe zij en hun milieu worden
beschermd). Dit kan alleen werken wanneer er nauw wordt samengewerkt tussen
milieuwetenschappers, statistici, ICT-deskundigen en ICT‑beheerders zodat
informatie wordt verstrekt die enerzijds wetenschappelijk en juridisch is
onderbouwd en anderzijds een boodschap heeft voor het algemene publiek,
deskundigen en beleidsmakers. Tot slot wordt in het Verdrag van Aarhus een
geleidelijke verbetering van online milieu-informatie voorzien. De hieronder beschreven doelstellingen hebben
tot doel de lidstaten actiever te stimuleren tot de invoering van doelmatige
informatiesystemen, de verstrekking van beter geaggregeerde informatie op
EU-niveau te verbeteren, het vertrouwen in de gegenereerde informatie te
verzekeren en de lidstaten te helpen bepaalde leemten in de
gegevensverstrekking op te vullen en doelmatiger toezicht te houden op
veranderingen in het landgebruik. Doelstelling: De lidstaten actiever te
stimuleren tot de invoering van meer doelmatige informatiesystemen met
betrekking tot de tenuitvoerlegging Voor alle belangrijke milieuverplichtingen op
EU-niveau moet een informatiesysteem worden opgezet aan de hand waarvan de
tenuitvoerlegging, overeenkomstig het Verdrag van Aarhus, zo efficiënt en zo
snel mogelijk kan worden gevolgd. Voor de duizenden industriële en andere
installaties in heel Europa die specifieke controles moeten ondergaan zou
online‑informatie over de voornaamste geldende milieubepalingen
bijvoorbeeld nuttig zijn. Alle gebruikerscategorieën zouden zo eenvoudig via
een internetportaal en een interactieve kaart kunnen nagaan of een specifieke
installatie over een vergunning beschikt en of iets wordt gedaan aan problemen
die via bewakingsgegevens of op andere wijze aan het licht zijn gekomen. De richtlijn toegang tot informatie bevat al
een aantal minimumeisen inzake actieve en systematische verspreiding van
informatie en bepaalt in het algemeen dat informatie actueel, nauwkeurig en
vergelijkbaar moet zijn[14].
Deze bepalingen zijn tot op heden echter niet systematisch verbonden met
informatie over de tenuitvoerlegging en de naleving van afzonderlijke
EU-milieuwetten. De Commissie
zal nagaan ·
hoe de doelmatigheid van de richtlijn toegang tot
informatie kan worden verbeterd. Opties zijn onder meer richtsnoeren
ontwikkelen voor beste praktijken en/of voorstellen doen met betrekking tot
versterking van bestaande bepalingen. ·
of de lidstaten met steun van de Commissie
gestructureerde tenuitvoerleggings‑ en informatiekaders (SIIF's –
structured implementation and information networks) kunnen ontwikkelen voor de
voornaamste EU-milieuwetgeving. Deze zouden de voornaamste bepalingen van een
richtlijn moeten verduidelijken en moeten aangeven welke informatiesoorten
nodig zijn om aan te tonen hoe de EU-wetgeving concreet wordt uitgevoerd. Deze
SIIF's zouden betrekking hebben op bestaande wetgeving en fungeren samen met
initiatieven in het kader van SEIS als richtsnoer voor de ontwikkeling van
informatiesystemen door de lidstaten waarmee de concrete tenuitvoerlegging
voortdurend wordt gevolgd. ·
hoe de EU-financiering kan worden gebruikt voor de
ontwikkeling, verbetering en invoering in de lidstaten van relevante
interoperabele informatiesystemen en hiermee verbonden opleiding. Doelstelling: Verbetering van de informatie
op EU-niveau De verbeterde informatiesystemen in de
lidstaten moeten worden aangevuld door betere overzichten van de hele EU die
laten zien dat er inderdaad een gelijk speelveld bestaat. Het EEA heeft in
samenwerking met het Bureau voor de statistiek van de Europese Unie (Eurostat)
en het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek (JRC) een steeds grotere rol
gekregen bij het verwerken van bewakings- en andere gegevens die door de
lidstaten bij de Commissie zijn ingediend. Het met steun van het EEA
voorbereide jaarverslag van de Commissie over de zwemwaterkwaliteit biedt
bijvoorbeeld een uitgebreid overzicht waarbij gebruik wordt gemaakt van
gegevens met een geografisch referentiekader voor meer dan 21.000 zwemwateren in heel Europa. Via een internetsite kan de
gebruiker gegevens downloaden en interactieve kaarten consulteren (van Europees
niveau tot individuele plekken). Momenteel wordt samen met het EEA gewerkt aan
proefprojecten over luchtkwaliteit en afval om de tenuitvoerlegging van de
regelgeving als geheel te verbeteren. De Commissie
zal nagaan ·
op welke wijze het publiek systematische en
verbeterde online-informatie kan worden verstrekt over de tenuitvoerlegging,
onder meer door middel van het gebruik van transparante bewakingsinstrumenten
en benchmarks. ·
op welke wijze met de lidstaten verder kan worden
samengewerkt om de aanpak van de zwemwaterrichtlijn uit te breiden tot alle
relevante EU-milieuwetgeving, eventueel in samenwerking met het EEA. Doelstelling: Meer vertrouwen in de op
nationaal,regionaal en lokaal niveau gegenereerde informatie Voorwaarde voor vertrouwen in de EU-milieuwetgeving
is dat de lidstaten gelijkwaardige inspanningen leveren wat betreft de
reikwijdte en de betrouwbaarheid van de bewaking van de toestand van het milieu
en andere informatie genererende initiatieven. Gezien haar steeds groeiende rol
op het gebied van de verwerking en validering van milieugegevens is hier een
belangrijke rol weggelegd voor het EEA. De Commissie
is van plan met het EEA samen te werken, in overeenstemming met de wettelijke
taakomschrijving van het EEA, zodat het Agentschap ·
de Commissie kan helpen de kwaliteit van de
nationale regelingen voor toezicht op de toestand van het milieu te garanderen,
en bewakingssystemen te onderzoeken om ervoor te zorgen dat zij in grote lijnen
vergelijkbaar zijn, geschikt zijn voor het doel en adequaat zijn afgestemd op
de grootste risico's. ·
andere taken kan uitvoeren die betrekking hebben op
het verstrekken van informatie over de tenuitvoerlegging van EU-maatregelen op
milieugebied. Doelstelling: Belangrijke informatieleemten
opvullen bij het bevorderen van de naleving en de handhaving van de regelgeving
en de bewaking van het landgebruik Er is te weinig bekend over werkzaamheden van
de lidstaten met betrekking tot de naleving en handhaving van de regelgeving
door inspecteurs, openbare aanklagers en rechters. Dit maakt de keuze tussen
verschillende aanpakken voor het toezicht op de naleving, met inbegrip van
potentieel veelbelovende aanvullende aanpakken, die ook stimulerende
maatregelen omvatten, er niet makkelijker op. Toezicht op veranderingen van het landgebruik
en de reactie hierop is van cruciaal belang voor het welslagen van een groot
deel van de EU-wetgeving op milieugebied, zoals de controle op de behandeling
van illegaal afval en het beheer van zeldzame habitats. Technologische
vooruitgang biedt net als bij aardobservatietechnieken nieuwe mogelijkheden,
zoals verlaging van de bewakingskosten, die nog niet systematisch worden benut. De Commissie
acht verbeteringen mogelijk door: ·
samenwerking met de lidstaten en het aangaan van
een dialoog met de voornaamste netwerken van inspecteurs, openbare aanklagers
en rechters om vast te stellen welke informatiecategorieën van cruciaal belang
zijn en welke de beste manier is om gegevens bijeen te brengen en te
combineren. ·
een initiatief om de lidstaten aardobservatietechnieken
te laten inzetten om de bewaking op het terrein te verbeteren. Waarom de EU beter moet reageren op
nationaal, regionaal en lokaal niveau Betere informatie draagt bij tot betere
resultaten maar is op zich niet voldoende. Toezicht op de tenuitvoerlegging is
een fundamentele taak van instanties en personen die de taak, de bevoegdheid of
het recht hebben een onderzoek in te stellen, toezicht te houden, te
controleren, te adviseren of verantwoording verschuldigd zijn met betrekking
tot de naleving. Dit zijn ondermeer nationale inspecteurs, ombudsinstanties,
openbare aanklagers, rechtbanken, accountants en ngo's en burgers die gebruik
maken van hun recht op participatie en representatie. Op EU-niveau is een
belangrijke rol weggelegd voor de Commissie, het Parlement, het Hof van
Justitie, de Europese Ombudsman en het EEA. Als hoedster van de verdragen maakt de
Commissie gebruik van haar handhavingsbevoegdheden wanneer de vereiste
resultaten ontbreken. Afgaande op het hoge aantal inbreuken, klachten en petities
in verband met de EU-milieuwetgeving lijkt versterking van het toezicht op de
wetgeving in de lidstaten in het algemeen echter noodzakelijk. Verbetering van de reactiecapaciteit op
nationaal, regionaal en lokaal niveau De Commissie stelt voor een reeks initiatieven
te onderzoeken die op dit punt voor verbetering kunnen zorgen. Deze
initiatieven staan weliswaar op zichzelf maar vullen elkaar ook aan en zijn
doelmatiger in combinatie met elkaar. Burgers die niet de stap naar de
rechtbank willen zetten, hebben er bijvoorbeeld niet veel aan wanneer de
toegang tot de rechter wel maar de afhandeling van klachten niet wordt
verbeterd. Doelstelling: Inspecties en toezicht het
betrekking tot de EU-wetgeving verbeteren Inspecties en toezicht op nationaal niveau
zijn van belang om het vertrouwen in de eisen van de EU-milieuwetgeving te
garanderen. Voor inspecties van industriële installaties bestaat er nu al een
kader met de in Aanbeveling 2001/331/EC[15]
bepleite minimumcriteria en bindende sectorale bepalingen. Naast de sector
industriële installaties zouden alle activiteiten die potentieel schadelijke
gevolgen kunnen hebben voor het milieu – variërend van het onttrekken van
grondwater tot de handel in beschermde soorten – baat kunnen hebben bij
aanvullende bepalingen inzake inspecties en toezicht, om deze activiteiten
bijvoorbeeld beter op elkaar en beter op de risico's af te stemmen. Gezien de
sectoroverschrijdende aard van de EU‑milieuwetgeving (de wetgeving inzake
water bijvoorbeeld en die inzake de natuur) moet bij een dergelijke aanpak
volledige coherentie en coördinatie tussen de bevoegde nationale autoriteiten
voorop staan. Bij het zoeken naar een regeling voor
inspecties en toezicht op nationaal niveau moet ook worden gezorgd voor een
gelijk speelveld en de vereiste mate van samenwerking en samenhang bij
vraagstukken met een grensoverschrijdend karakter, wil men het wederzijdse
vertrouwen tussen de lidstaten versterken. De Commissie
is van mening dat verbetering in dit verband mogelijk is door ·
het bestaande kader voor inspecties en toezicht te
moderniseren; ·
bij elke nieuwe wetgeving na te gaan of invoeging
van specifieke bepalingen inzake inspectie of toezicht werkelijk zin heeft,
rekening houdend met de ervaringen die zijn opgedaan met bestaande bindende bepalingen; ·
de opties te onderzoeken om de nationale inspectie-
en toezichtsactiviteiten op EU‑niveau doelgericht aan te vullen met
behulp van ·
een inspectie- en toezichtcapaciteit op EU-niveau; ·
een beperkte inspectierol voor de Commissie die de
bestuurlijke autonomie van de lidstaten in acht neemt (naar het voorbeeld van
de ozon-verordening[16]),of
bevoegdheden om de inspecties van de lidstaten te controleren, zoals bepaald in
de richtlijn dierproeven[17]; ·
een meer systematisch gebruik van peer-reviews,
uitgaande van bestaande IMPEL-initiatieven (het netwerk van nationale
inspecteurs); ·
regelingen voor input van onafhankelijke
deskundigen op ad hoc basis voor situaties met specifieke
uitvoeringsproblemen. Doelstelling: Betere afhandeling van
klachten en bemiddeling op nationaal niveau Momenteel is er geen algemeen kader dat
voorschrijft hoe de bevoegde autoriteiten klachten op nationaal niveau moeten
afhandelen. Met een aanpak waarbij zowel rechtstreekse klachten als klachten in
het toetsingsstadium worden afgehandeld, kunnen bezwaren en klachten
waarschijnlijk consequenter en tijdiger worden afgehandeld. Systemen voor de afhandeling van klachten
kunnen de interactie tussen burgers en autoriteiten verbeteren hoewel ook
situaties denkbaar zijn waarin bemiddeling of andere soortgelijke mechanismen
voor geschillenbeslechting nuttiger zijn. Met een betere afhandeling van klachten op
nationaal niveau wordt geenszins getornd aan het recht een klacht in te dienen
bij de Commissie, maar wordt wel een stuk frustratie weggenomen bij de burger
die zich bij gebrek aan nationale rechtsmiddelen tot de EU‑instellingen
wendt. Dergelijke verbeteringen zouden ook op één lijn liggen met een recente
trend in ander EU-beleid, met name op het gebied van consumentwetgeving[18], waarbij op nationaal niveau
specifiek wordt voorzien in procedures voor klachtenafhandeling en
geschillenbeslechting. De Commissie
vindt het nuttig een initiatief te onderzoeken dat de afhandeling van klachten
door de lidstaten moet verbeteren. Dit initiatief zou bijvoorbeeld bindende of
niet-bindende algemene criteria kunnen omvatten, aangevuld door
sectorspecifieke bindende bepalingen, en zou de volgende punten kunnen
bestrijken: Klachten
waarbij de noodzaak voor interventie van de bevoegde autoriteit centraal staat.
De EU-criteria voor de afhandeling van klachten moeten
gericht zijn op een gelijk speelveld wat betreft de reactiecapaciteit van de
bevoegde autoriteiten en moeten algemene waarborgen bieden op het gebied van
vertrouwelijkheid, registratie en tijdige behandeling. Klachten
waarbij claims in verband met nalatigheid of ontoereikend optreden van de
autoriteiten centraal staan. De EU-criteria voor
afhandeling van klachten beogen burgers instrumenten te bieden waarmee zij hun
klacht kunnen laten toetsen door een onafhankelijk nationaal beroepsorgaan,
zoals een ombudsinstantie. Klachten
waarbij bemiddeling of een ander soortgelijk mechanisme voor
geschillenbeslechting aangewezen is. EU-criteria
zouden in een dergelijk mechanisme kunnen voorzien voor situaties waarin beide
partijen menen baat te hebben bij een minnelijke schikking. Doelstelling: De toegang tot de rechter
verbeteren. Specifieke bepalingen die willen zorgen voor
een redelijke toegang tot de rechter zijn momenteel beperkt tot een paar
gebieden van de EU-milieuwetgeving. Bij een voorstel van de Commissie van 2003[19] dat het verbreden van deze
toegang wil vergemakkelijken, is geen voortgang geboekt, maar de bredere
context is wel gewijzigd. Het Hof van Justitie heeft onlangs bevestigd dat de
nationale rechtbanken de regels inzake toegang tot de rechter moeten
interpreteren op een wijze die in overeenstemming is met het Verdrag van Aarhus[20]. Momenteel heerst er nog
onzekerheid over dit aspect bij de nationale rechtbanken en de economische en
milieubelanghebbenden. De Commissie
is van mening dat moet worden nagegaan op welke wijze nationale rechtbanken en
economische en milieubelanghebbenden meer zekerheid kan worden verschaft.
Mogelijkheden zijn onder meer: ·
richtsnoeren formuleren om rekening te houden met
uitgebreide recente rechtspraak teneinde de tenuitvoerlegging van de bestaande
bepalingen inzake toegang tot de rechter te verbeteren[21] en ·
voorwaarden op EU-niveau vaststellen voor een
efficiënte en doelmatige toegang tot de nationale rechters voor alle gebieden
van de EU-milieuwetgeving. Doelstelling: verbetering van de resultaten
voor het milieu door capaciteitsopbouw en voor de lidstaten bindende
tenuitvoerleggingsovereenkomsten Op Europees niveau zijn er netwerken opgericht
door ombudsinstanties, milieuagentschappen, inspecteurs, juristen die met
regeringen samenwerken, rechters en openbare aanklagers. Ondanks een aantal
initiatieven wordt het samenwerkingspotentieel nog niet in alle netwerken
volledig benut. Zo moet er bijvoorbeeld nog voor worden gezorgd dat netwerken
over stabiele secretariaten beschikken zodat zij ook op langere termijn
doelmatig kunnen functioneren en projecten en initiatieven kunnen identificeren
en uitvoeren die de leden van het netwerk kunnen helpen en de tenuitvoerlegging
vergemakkelijken. Netwerken kunnen ook binnen een lidstaat
nuttig zijn, bijvoorbeeld om regionale en lokale overheden meer te betrekken
bij de tenuitvoerlegging. Ook contacten tussen nationale inspecteurs of
openbare aanklagers kunnen een belangrijke bijdrage leveren[22]. Wanneer zich problemen voordoen moeten
lidstaten kordaat optreden en maatregelen nemen met benchmarks en tijdschema's
om de vereiste resultaten te kunnen bereiken. Deze verbintenissen moeten
geformaliseerd worden en openbaar worden gemaakt zodat de lidstaten, het
Europees Parlement, het bedrijfsleven en de burgers erop kunnen vertrouwen dat
hun belangen in een gestructureerd kader worden behartigd. Dit kan gebeuren
door partnerschapsovereenkomsten met betrekking tot de tenuitvoerlegging die
moeten bijdragen tot betere milieuresultaten. De Commissie
is van mening dat verbetering in dit verband mogelijk is met behulp van ·
actieve samenwerking met EU-netwerken, waarbij hun
specifieke rol en sterke punten centraal staan, dubbel werk wordt vermeden en
communicatie tussen netwerken onderling wordt vergemakkelijkt. Bij deze
samenwerking wordt rekening gehouden met de autonome rol van zowel de Commissie
als de netwerken. Hierbij moet worden gedacht aan bijvoorbeeld steun voor de
opleiding van aanklagers en onderzoekers en rechters. Andere resultaten van
dergelijke netwerken zijn bijvoorbeeld: ·
informatie over succesvolle aanvullende aanpakken
op het gebied van naleving en handhaving; ·
advies of andere vormen van bijstand ten behoeve
van nationale ombudsinstanties inzake onderzoek of klachten met betrekking tot
EU-milieuwetgeving; ·
voorstellen voor criteria met betrekking tot het
opleggen van administratieve of strafrechtelijke sancties in het geval van
aanklagers; ·
advies over de manier waarop leemten in de kennis
over maatregelen die op nationaal niveau worden genomen om naleving en
handhaving van de voorschriften te bevorderen, kunnen worden opgevuld; ·
algemeen advies over de uitvoerbaarheid en
afdwingbaarheid van EU‑milieuvoorstellen. ·
gemeenschappelijke organisatie van evenementen en
conferenties over de tenuitvoerlegging met het Comité van de Regio's en
oprichting van een technisch platform voor samenwerking over het milieu in
navolging van het reeds bestaande platform inzake gezondheid; ·
uitvoeringsovereenkomsten die onverminderd de
bepalingen van de Verdragen en de rol van de Commissie als hoedster van de
verdragen de lidstaten verplichten tot maatregelen die preventief de capaciteit
om te kunnen zorgen voor een doelmatige uitvoering versterken of, in voorkomend
geval, maatregelen met een corrigerende werking om doelgericht specifieke
problemen aan te pakken. Partnerschapsovereenkomsten met betrekking tot de
uitvoering kunnen steun van de EU in een vroeg stadium richten op versterkte
uitvoeringsstructuren in de lidstaten en kunnen gekoppeld worden aan andere in
deze mededeling genoemde initiatieven, zoals doelmatige informatiesystemen,
mechanismen voor de afhandeling van klachten en inspecties. Ook zouden zij, per
geval, de plannen van de lidstaten kunnen steunen om specifieke problemen op te
lossen door middel van doelgerichte programma's waarvoor voldoende middelen
zijn uitgetrokken en waarin bepaalde ijkpunten, waarborgen voor transparantie
en andere vrijwaringsbepalingen zijn opgenomen. Conclusie Deze mededeling vormt een aanvulling op de
eerdere mededelingen van 2007 en 2008 en een verdieping van ideeën om de
lidstaten betere instrumenten te verschaffen met het oog op een verbetering van
de concrete tenuitvoerlegging. Kennis en reactiecapaciteit zijn elkaar
aanvullende facetten van de tenuitvoerlegging. Door een betere kennis kunnen
douaneautoriteiten bijvoorbeeld betere strategieën inzetten om controle uit te
oefenen op de illegale handel in afval en bedreigde soorten. Aan uitvoering hangt wel een prijskaartje. De
kosten van niet-uitvoering liggen echter vaak aanzienlijk hoger en de in deze
mededeling voorgestelde stappen zijn dan ook een zekere investering, niet
alleen voor de toekomst maar ook voor het heden. Deze mededeling is gericht tot het Europees
Parlement, de lidstaten, hun burgers en alle actoren op het gebied van
uitvoering en handhaving van de milieuwetgeving. Het Zevende
milieuactieprogramma moet zorgen voor de juiste follow-up en specifieke
maatregelen zullen aan een effectbeoordeling worden onderworpen. [1] COM(2008) 773 definitief. [2] Het Verdrag betreffende toegang tot informatie, inspraak
bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden. [3] COM(2007) 502 definitief. [4] Deze ideeën zullen worden gedeeld met de
uitbreidingslanden zodat zij deze meteen vanaf het begin van de aanpassing aan
het milieuacquis kunnen benutten bij het plannen en verbeteren van de
tenuitvoerlegging. [5] "The costs of not
implementing the environmental acquis", COWI, 2011. [6] Ibid. [7] "Implementing EU Waste Legislation for Green
Growth", Bio Intelligence Service, 2011. [8] Richtlijn 2003/4/EG inzake de toegang van het
publiek tot milieu-informatie en tot intrekking van Richtlijn 90/313/EEG
van de Raad, PB L 41 van 14.2.2003. [9] Richtlijn 2007/2/EG tot oprichting van een infrastructuur
voor ruimtelijke informatie in de Gemeenschap (Inspire), PB L 108 van 25.4.2007. [10] COM(2008) 46 definitief, 1.2.2008. [11] Zie voor de omzetting van de richtlijnen in de nationale
wetgeving de gezamenlijke politieke verklaring van 27 oktober 2011 van het
Europees Parlement, de Raad en de Commissie over toelichtende stukken, PB C 369
van 17.12.2011. [12] Zoals de locatie van de aangewezen gebieden. [13] Zoals de bewakingsgegevens . [14] De artikelen 7 en 8. [15] Aanbeveling 2001/331/EG betreffende minimumcriteria voor
milieu-inspecties in de lidstaten, PB L 118 van 27.4.2001. [16] Verordening (EG) nr. 1005/2009 betreffende de ozonlaag
afbrekende stoffen, PB L 286 van 31.10.2009. [17] Richtlijn 2010/63/EU betreffende de bescherming van dieren
die voor wetenschappelijke doeleinden worden gebruikt, PB L 276 van 20.10.2010. [18] Richtlijn 2009/72/EG van het Europees Parlement en de Raad
van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt
voor elektriciteit en tot intrekking van Richtlijn 2003/54/EG, PB L 211 van 14.8.2009.
[19] COM(2003) 624 definitief. [20] Zaak C-240/09. [21] Richtlijn 2003/35/EG. [22] Ter illustratie dienen voorbeelden uit Ierland en
Vlaanderen.