EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52011PC0416

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD houdende een gemeenschappelijke marktordening voor visserijproducten en aquacultuurproducten

/* COM/2011/0416 definitief - 2011/0194 (COD) */

52011PC0416

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD houdende een gemeenschappelijke marktordening voor visserijproducten en aquacultuurproducten /* COM/2011/0416 definitief - 2011/0194 (COD) */


TOELICHTING

1.           ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Sinds 1970 is er een gemeenschappelijke marktordening (GMO) voor visserij- en aquacultuurproducten. Het is één van de pijlers van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB). De huidige rechtsgrondslag is de in 1999 goedgekeurde Verordening 104/2000. De hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid is een uitstekende gelegenheid om de doelstellingen en instrumenten van de gemeenschappelijke marktordening voor visserij- en aquacultuurproducten onder de loep te nemen en eventueel te herzien.

Geconstateerde problemen en doelstellingen van de hervorming

Sinds 2008 verricht de Commissie uitgebreide evaluaties en raadplegingen om de doeltreffendheid van het huidige rechtskader te beoordelen, marktontwikkelingen en tendensen in de Unie in de afgelopen tien jaar te inventariseren en te analyseren en de standpunten van de betrokken partijen in te winnen.

Uit de analyses zijn vijf probleemgebieden naar voren gekomen, die als volgt kunnen worden samengevat.

De gemeenschappelijke marktordening van de Unie heeft niet in voldoende mate bijgedragen tot een duurzame productie: hoewel tal van visserijtakken in de Unie niet duurzaam worden geëxploiteerd, waren er tot voor kort slechts weinig marktpremies voor duurzame praktijken en was niet voorzien in marktsancties voor potentiële of daadwerkelijk niet-duurzame praktijken. Het huidige beleid heeft niet in voldoende mate de juiste beleidssignalen gegeven.

De marktpositie van de productie in de Unie is verslechterd. Producenten in de Unie hebben af te rekenen met beperkte of verminderde productiemogelijkheden (visserij en aquacultuur). Bovendien is de productie gefragmenteerd door het aantal soorten en aanvoer- en verkoopplaatsen, terwijl de vraag sterk geconcentreerd is. Voorts heeft de productie in de Unie te kampen met een gebrek aan concurrentievermogen op een steeds sterker geglobaliseerde markt.

We zijn er niet in geslaagd te anticiperen op marktschommelingen, noch deze te beheersen. De visserij wordt, meer dan andere voedselproductiesectoren, gekenmerkt door onzekerheid wat betreft de productievoorwaarden en de toegang tot de bestanden. Enerzijds is de aan vraagzijde verlangde omvang en kwaliteit van het aanbod in de Unie onvoorspelbaar. Anderzijds zijn er slechts weinig producenten in de Unie die bij hun productieplanning anticiperen op de marktvraag, wat tot sterke schommelingen van de prijzen bij eerste verkoop leidt.

Ons marktpotentieel is grotendeels onbenut: de toename van het verbruik in de hele Unie biedt concrete economische mogelijkheden voor de producenten in de Unie. De hele afzetketen heeft echter af te rekenen met hoge informatie- en transactiekosten. Voor de consument is het dan weer moeilijk om met de beperkte informatie een weloverwogen en verantwoorde keuze te maken.

De tenuitvoerlegging van de gemeenschappelijke marktordening wordt bemoeilijkt door een omslachtig en te complex kader.

Daarom staan in het voorstel voor een hervorming van de gemeenschappelijke marktordening de volgende doelstellingen centraal:

Versterking van marktstimulerende maatregelen ter ondersteuning van duurzame productiepraktijken: de producenten in de Unie (visserij en aquacultuur) die lid zijn van een producentenorganisatie spelen een cruciale rol in de productie, het dagelijkse beheer van de bestanden en marktaangelegenheden. Hun rol, verantwoordelijkheid en mandaat moeten worden herzien in het licht van de doelstellingen van de hervorming van het GVB, zodat productieactiviteiten op duurzaamheid worden gericht. Voorts is het dienstig ook rekening te houden met andere marktdeelnemers in de toeleverende sector en zo hun engagement en verantwoordelijkheid ten aanzien van de duurzaamheid van hun bevoorrading te versterken.

Verbetering van de marktpositie van de productie in de Unie: hiertoe dienen de onvolkomenheden van de markt, de hoge informatie- en transactiekosten en de organisatorische problemen te worden aangepakt, met name door zich te concentreren op de productieactiviteiten (bundeling van het aanbod en verbetering van de afzet bij eerste verkoop), de concurrentiepositie van de productie in de Unie te verhogen (kwaliteit, innovatie en meerwaarde), de onderhandelingspositie van de producenten te versterken en te zorgen voor een gelijk speelveld voor alle in de Unie afgezette producten.

Versterking van het verband tussen de productie in de Unie en de structurele veranderingen op de markt van de Unie en meer aandacht voor kortetermijnschommelingen in de strategieën van de producenten. Dit is bevorderlijk voor de ontwikkeling van de marktkennis en -analyses op het vlak van de vraag en het concurrerende aanbod. Dankzij een grotere transparantie in de afzetketen zouden vraag en aanbod beter op elkaar moeten kunnen worden afgestemd en zou de besluitvorming moeten verbeteren. De volatiliteit van de prijzen bij eerste verkoop kan worden beperkt door de voorwaarden voor de afzet van de producten van producentenorganisaties te verbeteren en ervoor te zorgen dat de productie wordt gepland en wordt afgestemd op de vraag wat betreft kwaliteit, hoeveelheid en aanbiedingsvorm.

Versterking van het marktpotentieel van producten in de Unie: met name door een gebrek aan informatie is de werking van de interne markt voor visserij- en aquacultuurproducten niet optimaal. De comparatieve voordelen van de productie in de Unie (versheid, lokale oorsprong, variëteit, enz.) zouden beter kunnen worden benut door meer aandacht te besteden aan differentiatie en merchandising. Bovendien hebben consumenten in de Unie recht op nauwkeuriger en betrouwbaarder informatie, zodat hun vertrouwen in visserij- en aquacultuurproducten wordt versterkt.

Ondersteuning van een beter bestuur, vermindering van de administratieve rompslomp en vereenvoudiging van het rechtskader: de bestaande bepalingen en instrumenten moeten worden herzien, vereenvoudigd en verduidelijkt en de gemeenschappelijke marktordening moet worden ondersteund door een nieuw financieel fonds in het kader van het hervormde GVB.

Interactie met de hervorming van het GVB

Het hoofddoel van de hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid is de bevordering van het duurzame beheer van visbestanden dankzij een economisch rendabele sector, die meer bevoegdheden voor zelfbeheer moet krijgen. Uit de effectbeoordeling van het GVB is gebleken dat, gelet op de nieuwe doelstellingen en instrumenten van het GVB, een verreikende hervorming van de gemeenschappelijke marktordening noodzakelijk is: marktgerichte instrumenten moeten direct of indirect bijdragen tot de verwezenlijking van de belangrijkste GVB-doelstellingen.

Teneinde overbevissing en niet-duurzame praktijken aan te pakken, en af te stappen van uitsluitend op hoeveelheden gebaseerde productiestrategieën, zal de nieuwe gemeenschappelijke marktordening gericht zijn op de ondersteuning van:

versterking van producentenorganisaties en gezamenlijk beheer van toegangsrechten en productie- en afzetactiviteiten;

marktmaatregelen waarmee de onderhandelingspositie van de producenten (in de visserij en de aquacultuur) wordt versterkt, marktcrises beter kunnen worden voorspeld, voorkomen en beheerst en de transparantie en de doeltreffendheid van de markt worden bevorderd;

marktstimulerende maatregelen en marktpremies voor duurzame praktijken; partnerschappen voor een duurzame productie, bevoorrading en consumptie, certificering (ecolabels), afzetbevordering en consumenteninformatie;

aanvullende marktmaatregelen inzake teruggooi.

Bestaande bepalingen van de Unie op het door het voorstel bestreken gebied

Het bestaande regelgevingskader is vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector visserijproducten en producten van de aquacultuur. Het onderhavige voorstel is bedoeld om deze verordening te vervangen.

2.           RESULTATEN VAN DE RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELING

Sinds 2008 wordt op verschillende niveaus overleg gepleegd met de belanghebbenden.

Van 9 april 2009 tot en met 31 december 2009 is in het kader van het groenboek over de hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid (COM(2009)163 definitief) een openbare raadpleging via internet over markt- en handelsaangelegenheden gehouden. Nagenoeg alle 400 ontvangen bijdragen over het groenboek betroffen aspecten van de hervorming van de gemeenschappelijke marktordening. Een samenvatting hiervan is te vinden in een specifiek hoofdstuk (3.4) van het werkdocument van de diensten van de Commissie "Samenvatting van de raadpleging over de hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid", SEC(2010) 428 definitief – april 2010.

Binnen de raadgevende instanties in het kader van het GVB vonden een brede raadpleging van de sector (producenten, importeurs, verwerkers, detailhandelaren) en van niet-gouvernementele actoren (NGO's voor ontwikkeling en milieu, consumentenorganisaties) en thematische seminars plaats. Voorts heeft een uitgebreide dialoog met de lidstaten plaatsgevonden, met name in de vorm van bilaterale bijeenkomsten met nationale vertegenwoordigers van de sector, nationale en regionale overheden en het Comité van beheer. Het Europees Parlement, met name het Comité voor de visserij, werd nauw bij deze raadplegingen en evenementen betrokken.

Effectbeoordelingen

Binnen de Commissie is een interdepartementale stuurgroep opgericht die bijdragen heeft geleverd tijdens het effectbeoordelingsproces. Na een analyse van het huidige beleidskader en van de ontwikkeling van de markt van de Unie voor visserij- en aquacultuurproducten zijn voorlopige doelstellingen voor een hervormde gemeenschappelijke marktordening vastgesteld. In het kader van deze doelstellingen zijn verschillende alternatieven voor de hervorming in overweging genomen:

Voortzetting van de huidige gemeenschappelijke marktordening voor visserij- en aquacultuurproducten; in dit scenario is marktinterventie het belangrijkste instrument om de prijsstabiliteit te ondersteunen.

Herziening van de huidige gemeenschappelijke marktordening voor visserij- en aquacultuurproducten door de interventiemechanismen te beperken tot uitsluitend steun voor de opslag van visserijproducten voor menselijke consumptie, en door andere instrumenten eenvoudiger, adequater en flexibeler te maken (handelsnormen en consumenteninformatie).

Versterking van de gemeenschappelijke marktordening voor visserij- en aquacultuurproducten door extra doelstellingen vast te stellen voor producenten- en brancheorganisaties en financiële steun te verlenen voor de opstelling en uitvoering van duurzame productie- en afzetprogramma's. De inhoud en de reikwijdte van de verplichte consumenteninformatie worden uitgebreid en er wordt nagedacht over de nauwkeurigheid en de controle van vrijwillige etikettering.

Deregulering van de huidige gemeenschappelijke marktordening voor visserij- en aquacultuurproducten. In dit scenario worden alle financiële steunmaatregelen (interventie en steun voor collectieve acties) en alle specifieke juridische instrumenten voor visserij- en aquacultuurproducten afgeschaft.

De status-quo-optie is deels ondoeltreffend bevonden en te complex om de huidige doelstellingen te kunnen verwezenlijken. De huidige GMO blijkt, 12 jaar na de goedkeuring ervan, niet opgewassen tegen de uitdagingen van de markt van de Unie. Aangezien zij nog ondoeltreffender zal worden, zal zij wellicht niet langer consistent zijn met de doelstellingen van het hervormde GVB.

Wegwerken van de belangrijkste tekortkomingen van de bestaande GMO door aanpassingen en vereenvoudigingen voor te stellen om de werking ervan te verbeteren. De relevantie voor de belangrijkste doelstellingen van de hervorming van het GVB blijft evenwel beperkt.

Een volledige afschaffing van de gemeenschappelijke marktordening van de EU zou, zelfs wanneer marktgerichte ontwikkelingen en stimulerende maatregelen voor duurzaamheid een grotere rol spelen, geen oplossing bieden voor de belangrijkste geconstateerde problemen, namelijk de complexe en gefragmenteerde bevoorrading van de Unie en de risico's van misleidende of verwarrende informatie.

De Commissie pleit bijgevolg voor een versterking van de gemeenschappelijke marktordening om de overgang van de visserij- en aquacultuursector naar duurzame productiepraktijken te flankeren. Op het gebied van organisatie en afzet kan nog veel worden gedaan om de voorspelbaarheid van het aanbod te verhogen en de transactiekosten te verminderen. Deze optie benadrukt de rol van alle belangrijke belanghebbenden bij de bevordering van duurzame praktijken. De gemeenschappelijke marktordening moet bijdragen tot een verhoging van de meerwaarde van visserij- en aquacultuurproducten in een context waarin de financiële steun voor de vloot wordt beperkt (met name door sloop en tijdelijke stillegging van de activiteit) ten gunste van slimme, groene, innoverende en marktgerichte oplossingen voor de visserij- en aquacultuursector.

3.           JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL

Rechtsgrondslag

Artikel 43, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

Subsidiariteitsbeginsel

Het voorstel valt onder gedeelde bevoegdheid en het subsidiariteitsbeginsel is derhalve van toepassing.

Evenredigheidsbeginsel

Het voorstel is om de volgende reden in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel:

Het gemeenschappelijk visserijbeleid is een gemeenschappelijk beleid en moet bijgevolg ten uitvoer worden gelegd bij een verordening van het Europees Parlement en de Raad. Met het oog op de verwezenlijking van de basisdoelstelling, namelijk een visserij- en aquacultuursector die duurzame economische, ecologische en sociale omstandigheden op lange termijn biedt en bijdraagt tot de beschikbaarheid van levensmiddelen, is het noodzakelijk en dienstig om voorschriften inzake de instandhouding en de exploitatie van de mariene biologische hulpbronnen vast te stellen. Deze verordening gaat niet verder dan hetgeen nodig is om dit doel te verwezenlijken.

2011/0194 (COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

houdende een gemeenschappelijke marktordening voor visserijproducten en aquacultuurproducten

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 42 en artikel 43, lid 2,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité[1],

Gezien het advies van het Comité van de Regio's[2],

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Het toepassingsgebied van het gemeenschappelijk visserijbeleid omvat marktmaatregelen voor visserijproducten en aquacultuurproducten in de Unie. De gemeenschappelijke marktordening voor visserij- en aquacultuurproducten, hierna "gemeenschappelijke marktordening" genoemd, maakt integrerend deel uit van het gemeenschappelijk visserijbeleid en moet bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen daarvan. Aangezien het gemeenschappelijk visserijbeleid momenteel wordt herzien, moet de gemeenschappelijke marktordening dienovereenkomstig worden aangepast.

(2) Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad van 17 december 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector visserijproducten en producten van de aquacultuur[3] moet worden herzien in verband met de bij de uitvoering van de thans geldende bepalingen vastgestelde tekortkomingen, de recente ontwikkelingen in de Unie en op de wereldmarkten en de ontwikkeling van de visserij- en aquacultuuractiviteiten.

(3) Bij de uitvoering van de bepalingen van de gemeenschappelijke marktordening dient rekening te worden gehouden met de internationale verplichtingen van de Unie, met name ten aanzien van de voorschriften van de Wereldhandelsorganisatie.

(4) De gemeenschappelijke marktordening moet bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid.

(5) Aangezien deze doelstellingen vanwege het gemeenschappelijke karakter van de markt voor visserij- en aquacultuurproducten niet op toereikende wijze door de lidstaten alleen kunnen worden verwezenlijkt en zij derhalve, gezien de noodzaak van verder gezamenlijk optreden, beter op het niveau van de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie maatregelen nemen overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan hetgeen nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(6) Belangrijk is dat het beheer van de gemeenschappelijke marktordening wordt geleid door de beginselen van goed bestuur van het gemeenschappelijk visserijbeleid.

(7) Producentenorganisaties zijn de belangrijkste actoren voor een adequate tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijk visserijbeleid en de gemeenschappelijke marktordening. Hun doelstellingen moeten dan ook worden aangescherpt om ervoor te zorgen dat hun leden hun visserij- en aquacultuuractiviteiten op duurzame wijze uitoefenen, de voorwaarden voor het op de markt brengen van producten verbeteren en economische gegevens over de aquacultuur verzamelen. Bij de verwezenlijking van deze doelstellingen moeten producentenorganisaties rekening houden met de verschillen in de diverse visserij- en aquacultuursectoren in de Unie, en met name met de specifieke kenmerken van de kleinschalige visserij.

(8) Brancheorganisaties die verschillende categorieën van marktdeelnemers bijeenbrengen, kunnen bijdragen tot een betere coördinatie van afzetactiviteiten in de waardeketen en tot de ontwikkeling van maatregelen die van belang zijn voor de hele sector.

(9) Het is dienstig gemeenschappelijke voorwaarden vast te stellen voor de erkenning van producenten- en brancheorganisaties door de lidstaten, de uitbreiding van de door producenten- en brancheorganisaties vastgestelde voorschriften en de verdeling van de uit een dergelijke uitbreiding voortvloeiende kosten. De procedure voor de uitbreiding van de voorschriften moet door de Commissie worden goedgekeurd.

(10) Opdat producentenorganisaties hun leden tot duurzame visserij- en aquacultuuractiviteiten kunnen aanzetten, moeten zij aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaten een productie- en afzetprogramma voorleggen met de maatregelen die nodig zijn om hun doelstellingen te verwezenlijken.

(11) Vanwege de onvoorspelbaarheid van de visserijactiviteiten is het dienstig een mechanisme in te stellen voor de opslag van visserijproducten voor menselijke consumptie, teneinde de marktstabiliteit te bevorderen en de winst op de producten te verhogen door met name een meerwaarde te creëren. Dit mechanisme moet bijdragen tot de stabilisering en de convergentie van de plaatselijke markten in de Unie met het oog op de voltooiing van de eengemaakte markt.

(12) Producentenorganisaties kunnen een collectief fonds oprichten voor de financiering van de productie- en afzetprogramma's en het opslagmechanisme.

(13) Teneinde rekening te houden met de uiteenlopende prijzen in de Unie moet elke producentenorganisatie worden gemachtigd een drempelprijs voor toepassing van het opslagmechanisme voor te stellen. Deze drempelprijs mag niet leiden tot de vaststelling van minimumprijzen die de mededinging kunnen belemmeren.

(14) Aangezien visbestanden gedeelde bestanden zijn, kan de duurzame en efficiënte exploitatie ervan in bepaalde gevallen beter worden bereikt door organisaties met leden uit verschillende lidstaten. Derhalve moet ook worden voorzien in de mogelijkheid om transnationale producentenorganisaties en unies van producentenorganisaties op te richten, die eveneens onder de mededingingsregels van de onderhavige verordening moeten vallen.

(15) De toepassing van gemeenschappelijke handelsnormen moet het mogelijk maken de markt te bevoorraden met duurzame producten, het potentieel van de interne markt voor visserij- en aquacultuurproducten volledig te benutten en het handelsverkeer op basis van eerlijke mededinging te vergemakkelijken, hetgeen tot een verbetering van de rentabiliteit van de productie zal bijdragen.

(16) Door de toenemende variëteit aan visserij- en aquacultuurproducten is het van essentieel belang dat consumenten een minimum aan verplichte informatie over de belangrijkste kenmerken van de producten krijgen. Om productdifferentiatie te bevorderen, dient ook rekening te worden gehouden met aanvullende informatie die op vrijwillige basis kan worden vermeld.

(17) De mededingingsregels betreffende de in artikel 101 van het Verdrag bedoelde overeenkomsten, besluiten en gedragingen mogen slechts op de productie en de afzet van visserij- en aquacultuurproducten worden toegepast voor zover de toepassing ervan geen belemmering vormt voor de werking van de gemeenschappelijke ordening van de markten en evenmin het bereiken van de doeleinden van artikel 39 van het verdrag in gevaar brengt.

(18) Het is dienstig mededingingsregels voor de productie en de afzet van visserij- en aquacultuurproducten vast te stellen, rekening houdend met de specifieke kenmerken van de visserij- en aquacultuursector, inclusief de fragmentering van de sector, het feit dat vis een gedeeld bestand is en de omvang van de invoer. Ter wille van de vereenvoudiging dienen de relevante bepalingen van Verordening (EG) nr. 1184/2006 van 24 juli 2006 inzake de toepassing van bepaalde regels betreffende de mededinging op de voortbrenging van en de handel in landbouwproducten[4] in de onderhavige verordening te worden opgenomen. Derhalve dient te worden bepaald dat Verordening (EG) nr. 1184/2006 niet langer geldt voor visserij- en aquacultuurproducten.

(19) De economische informatie over de markten voor visserij- en aquacultuurproducten in de Unie dient te worden verbeterd.

(20) Om de voorwaarden en eisen voor de erkenning van producentenorganisaties te kunnen aanvullen of wijzigen, de inhoud van het productie- en afzetprogramma te kunnen aanvullen of wijzigen, de gemeenschappelijke handelsnormen te kunnen vaststellen of wijzigen, de verplichte informatie te kunnen aanvullen of wijzigen en de minimumcriteria voor vrijwillige door marktdeelnemers aan consumenten verstrekte informatie te kunnen vaststellen, dient, wat de artikelen 24, 33, 41 en 46 betreft, de bevoegdheid om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie handelingen vast te stellen, aan de Commissie te worden gedelegeerd.

(21) Het is van bijzonder belang dat de Commissie tijdens haar voorbereidende werkzaamheden passend overleg pleegt, ook op deskundigenniveau. Bij het voorbereiden en opstellen van gedelegeerde handelingen dient de Commissie te zorgen voor een gelijktijdige, tijdige en behoorlijke toezending van de terzake relevante documenten aan het Europees Parlement en de Raad.

(22) Teneinde uniforme voorwaarden voor de uitvoering van de artikelen 25, 31, 34 en 37 van de onderhavige verordening te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden verleend. Deze bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren.

(23) Verordening (EG) nr. 104/2000 dient te worden ingetrokken, maar de artikelen 9, 10, 11, 17, 18, 19, 20, 21, 22, 23, 24, 25, 26, 27, 34, 35, 36, 37, 38 en 39 dienen van toepassing te blijven tot de inwerkingtreding van de verordening betreffende het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

Artikel 1 Onderwerp

1. Er wordt een gemeenschappelijke marktordening voor visserijproducten en aquacultuurproducten ingesteld, hierna "gemeenschappelijke marktordening" genoemd.

2. De gemeenschappelijke marktordening omvat de volgende instrumenten:

a)      beroepsorganisaties;

b)      handelsnormen;

c)      consumenteninformatie;

d)      mededingingsregels

e)      marktonderzoek.

Artikel 2 Werkingssfeer

De gemeenschappelijke marktordening geldt voor de in bijlage I bij deze verordening genoemde visserij- en aquacultuurproducten die in de Unie worden afgezet.

Artikel 3 Doelstellingen

De gemeenschappelijke marktordening draagt bij tot de verwezenlijking van de in de artikelen 2 en 3 van de verordening inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid vastgestelde doelstellingen.

Artikel 4 Beginselen

De gemeenschappelijke marktordening wordt aangestuurd door de in artikel 4 van de verordening inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid vastgestelde beginselen van goed bestuur.

Artikel 5 Definities

Voor de toepassing van de onderhavige verordening gelden de definities van artikel 3 van de verordening inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid. Daarnaast gelden de volgende definities:

(a) "visserijproducten": aquatische organismen die het resultaat zijn van een visserijactiviteit, of daarvan afgeleide producten, zoals vermeld in bijlage I;

(b) "aquacultuurproducten": aquatische organismen in alle stadia van hun levenscyclus, die het resultaat zijn van een aquacultuuractiviteit, of daarvan afgeleide producten, zoals vermeld in bijlage I;

(c) "producent": elke natuurlijke of rechtspersoon die op het verkrijgen van visserij- of aquacultuurproducten gerichte productiemiddelen exploiteert met het doel deze producten op de markt te brengen;

(d) “visserij- of aquacultuursector”: de economische sector bestaande uit alle activiteiten voor de productie, verwerking en afzet van visserij- of aquacultuurproducten;

(e) "op de markt aanbieden": het in het kader van een handelsactiviteit, al dan niet tegen betaling, verstrekken van een visserij- of aquacultuurproduct met het oog op distributie, consumptie of gebruik op de markt van de Unie;

(f) "op de markt brengen": het voor het eerst in de Unie op de markt aanbieden van een visserij- of aquacultuurproduct.

Hoofdstuk II Beroepsorganisaties

Afdeling I Oprichting, doelstellingen en maatregelen

Artikel 6 Oprichting van producentenorganisaties voor visserijproducten

Op eigen initiatief van producenten van visserijproducten kunnen producentenorganisaties voor visserijproducten in één of meer lidstaten worden opgericht en overeenkomstig afdeling II worden erkend.

Artikel 7 Doelstellingen van de producentenorganisaties voor visserijproducten

Producentenorganisaties voor visserijproducten streven de volgende doelstellingen na:

(a) de rentabiliteit van de visserijactiviteiten van hun leden verbeteren, in volledige overeenstemming met het in de verordening inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid en de milieuwetgeving vastgestelde instandhoudingsbeleid;

(b) ongewenste vangsten van commerciële bestanden aanpakken;

(c) de voorwaarden voor het op de markt brengen van de visserijproducten van hun leden verbeteren;

(d) de markten stabiliseren;

(e) de rentabiliteit van de producenten verbeteren.

Artikel 8 Maatregelen van producentenorganisaties voor visserijproducten

Producentenorganisaties voor visserijproducten kunnen gebruik maken van de volgende maatregelen om de in artikel 7 genoemde doelstellingen te verwezenlijken:

(a) de visserijactiviteiten van hun leden plannen;

(b) ongewenste vangsten van commerciële bestanden optimaal gebruiken door:

-        aangelande producten die niet de in artikel 39, lid 2, onder a), bedoelde minimummaat voor de afzet hebben, te bestemmen voor andere doeleinden dan menselijke consumptie;

-        aangelande producten die de in artikel 39, lid 2, onder a), bedoelde minimummaat hebben, op de markt te brengen;

-        aangelande producten gratis uit te reiken voor liefdadigheidsdoeleinden;

(c) de productie aanpassen aan de behoeften van de markt;

(d) het aanbod en de afzet van de producten van hun leden kanaliseren;

(e) de tijdelijke opslag van visserijproducten beheren overeenkomstig de artikelen 35 en 36;

(f) nagaan of de activiteiten van hun leden in overeenstemming zijn met de voorschriften van de producentenorganisatie en maatregelen nemen met het oog op de naleving daarvan.

Artikel 9 Oprichting van producentenorganisaties voor aquacultuurproducten

Op eigen initiatief van producenten van aquacultuurproducten kunnen producentenorganisaties voor aquacultuurproducten in één of meer lidstaten worden opgericht en overeenkomstig afdeling II worden erkend:

Artikel 10 Doelstellingen van de producentenorganisaties voor aquacultuurproducten

Producentenorganisaties voor aquacultuurproducten streven de volgende doelstellingen na:

(a) de duurzaamheid van de visserijactiviteiten van hun leden bevorderen door hun ontwikkelingskansen te bieden;

(b) bijdragen tot de voedselvoorziening en de werkgelegenheid in kust- en plattelandsgebieden;

(c) erop toezien dat de activiteiten van hun leden consistent zijn met de in artikel 51 van de verordening inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid bedoelde nationale strategische plannen;

(d) de voorwaarden voor het op de markt brengen van de aquacultuurproducten van hun leden verbeteren;

(e) de rentabiliteit van de producenten verbeteren.

Artikel 11 Maatregelen van producentenorganisaties voor aquacultuurproducten

Producentenorganisaties voor aquacultuurproducten kunnen gebruik maken van de volgende maatregelen om de in artikel 10 genoemde doelstellingen te verwezenlijken:

(a) een verantwoorde en duurzame aquacultuur bevorderen, met name in termen van milieubescherming en gezondheid en welzijn van dieren;

(b) de productie aanpassen aan de behoeften van de markt;

(c) het aanbod en de afzet van de producten van hun leden kanaliseren;

(d) nagaan of de activiteiten van hun leden in overeenstemming zijn met de voorschriften van de producentenorganisatie en maatregelen nemen met het oog op de naleving daarvan;

(e) informatie verzamelen over de op de markt gebrachte producten, inclusief economische informatie over de eerste verkoop en productieprognoses.

Artikel 12 Oprichting van unies van producentenorganisaties

1. Op eigen initiatief van in één of meer lidstaten erkende producentenorganisaties kan een unie van producentenorganisaties voor visserij- of aquacultuurproducten worden opgericht.

2. De voor de producentenorganisaties geldende bepalingen van de onderhavige verordening zijn van toepassing op unies van producentenorganisaties, tenzij anders is aangegeven.

Artikel 13 Doelstellingen van unies van producentenorganisaties

Unies van producentenorganisaties voor visserij- of aquacultuurproducten streven de volgende doelstellingen na:

(a) de in de artikelen 7 en 10 vastgestelde doelstellingen van de aangesloten producentenorganisaties op doeltreffender wijze verwezenlijken;

(b) activiteiten van gemeenschappelijk belang voor de aangesloten producentenorganisaties coördineren en ontwikkelen.

Artikel 14 Oprichting van brancheorganisaties

Op eigen initiatief van producenten van visserij- en aquacultuurproducten kunnen brancheorganisaties in één of meer lidstaten worden opgericht en overeenkomstig afdeling II worden erkend.

Artikel 15 Doelstellingen van de brancheorganisaties

Brancheorganisaties streven de volgende doelstellingen na:

(a) de voorwaarden voor het op de markt aanbieden van visserij- en aquacultuurproducten van de Unie verbeteren;

(b) bijdragen tot een betere coördinatie van het op de markt brengen en aanbieden van visserij- en aquacultuurproducten van de Unie.

Artikel 16 Maatregelen van brancheorganisaties

Brancheorganisaties kunnen gebruik maken van de volgende maatregelen om de in artikel 15 genoemde doelstellingen te verwezenlijken:

(a) standaardcontracten opstellen die verenigbaar zijn met het recht van de Unie;

(b) visserij- en aquacultuurproducten van de Unie op niet-discriminerende wijze promoten door gebruik te maken van de certificeringsmogelijkheden, met name oorsprongsbenamingen, kwaliteitslabels, geografische aanduidingen en duurzaamheidsmerites;

(c) voorschriften inzake de productie en afzet van visserij- en aquacultuurproducten vaststellen die stringenter zijn dan die van de nationale of uniale wetgeving;

(d) kwaliteit, kennis en transparantie van de productie en de markt verbeteren;

(e) onderzoek en marktstudies uitvoeren en technieken ontwikkelen om de marktwerking te optimaliseren, inclusief op het gebied van de informatie- en communicatietechnologie;

(f) informatie verstrekken en onderzoek verrichten met het oog op een duurzaam aanbod dat qua hoeveelheid, kwaliteit en prijs tegemoetkomt aan de behoeften van de markt en de verwachtingen van de consument;

(g) nagaan of de activiteiten van hun leden in overeenstemming zijn met de voorschriften van de brancheorganisaties en maatregelen nemen met het oog op de naleving daarvan.

Afdeling II Erkenning

Artikel 17 Erkenning van producentenorganisaties

De lidstaten kunnen elke groepering van producenten van visserijproducten en van aquacultuurproducten die een verzoek om erkenning indient, als producentenorganisatie voor visserijproducten of voor aquacultuurproducten erkennen, mits deze:

(a) op haar grondgebied of een deel daarvan in voldoende mate economisch actief is, met name wat het aantal leden en de hoeveelheid afzetbare producten betreft;

(b) overeenkomstig de wetgeving van de lidstaat rechtspersoonlijkheid heeft, haar statutaire zetel op het grondgebied van de betrokken lidstaat heeft en daar gevestigd is;

(c) kan bijdragen tot de verwezenlijking van de in de artikelen 7 en 10 genoemde doelstellingen;

(d) de in hoofdstuk VI vastgestelde mededingingsregels in acht neemt;

(e) geen machtspositie op een bepaalde markt inneemt, tenzij dit nodig is voor het bereiken van de doelstellingen van artikel 39 van het Verdrag.

Artikel 18 Erkenning van brancheorganisaties

De lidstaten kunnen elke op hun grondgebied gevestigde groepering die een verzoek om erkenning indient, als brancheorganisatie erkennen rekening houdend met de regels van de Unie en met name met de mededingingsregels, mits deze:

(a) in één of meer gebieden op significante wijze representatief is voor ten minste twee van de volgende activiteiten: productie, afzet en verwerking van visserij- en aquacultuurproducten of verwerkte visserij- en aquacultuurproducten;

(b) zelf geen visserij- en aquacultuurproducten of verwerkte visserij- en aquacultuurproducten produceert, verwerkt of afzet;

(c) overeenkomstig de wetgeving van de lidstaat rechtspersoonlijkheid heeft, haar statutaire zetel op het grondgebied van de betrokken lidstaat hebben en daar gevestigd zijn;

(d) de in artikel 15 vastgestelde doelstellingen kan verwezenlijken;

(e) rekening houdt met de belangen van de consument;

(f) de goede werking van de gemeenschappelijke marktordening niet belemmert.

Artikel 19 Controles en intrekking van de erkenning door de lidstaten

De lidstaten voeren regelmatig controles uit om zich ervan te vergewissen dat de producenten- en brancheorganisaties voldoen aan de in de artikelen 17 en 18 vastgestelde erkenningsvoorwaarden, en trekken in voorkomend geval de erkenning in.

Artikel 20 Transnationale producentenorganisaties, unies van producentenorganisaties en brancheorganisaties

Lidstaten waarvan onderdanen zijn aangesloten bij een producentenorganisatie of een brancheorganisatie die op het grondgebied van een andere lidstaat is gevestigd, en lidstaten waar het officiële hoofdkwartier van een unie van in verschillende lidstaten erkende producentenorganisaties is gevestigd, zetten met de betrokken lidstaten de nodige administratieve samenwerking op om de activiteiten van de betrokken organisatie of vereniging te controleren.

Artikel 21 Toewijzing van vangstmogelijkheden

Producentenorganisaties waarvan de leden onderdanen van verschillende lidstaten zijn, of unies van in verschillende lidstaten erkende producentenorganisaties, voeren hun taken uit onverminderd de bepalingen inzake de toewijzing van de vangstmogelijkheden aan de lidstaten overeenkomstig artikel 16 van de verordening inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid.

Artikel 22 Mededeling aan de Commissie

De lidstaten delen de Commissie langs elektronische weg elk besluit tot verlening of intrekking van de erkenning mee.

Artikel 23 Controles door de Commissie

Om ervoor te zorgen dat wordt voldaan aan de in de artikelen 17 en 18 vastgestelde voorwaarden voor de erkenning van producenten- of brancheorganisaties, kan de Commissie controles verrichten en de lidstaten in voorkomend geval verzoeken de erkenning van producenten- of brancheorganisaties in te trekken.

Artikel 24 Gedelegeerde handelingen

De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig artikel 50 gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde

(a) de in de artikelen 17 en 18 vastgestelde erkenningsvoorwaarden te wijzigen of aan te vullen. Deze voorschriften kunnen betrekking hebben op de interne werking van producenten- of brancheorganisaties, hun statuten, financiële en budgettaire bepalingen, de op hun leden rustende verplichtingen en de maatregelen met het oog op de naleving van de voorschriften, inclusief sancties;

(b) voorschriften inzake frequentie, inhoud en praktische aspecten van de door de lidstaten overeenkomstig de artikelen 20 en 21 te verrichten controles vast te stellen.

Artikel 25 Uitvoeringshandelingen

1. De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast betreffende

(a) de door de lidstaten in acht te nemen termijnen en procedures voor de erkenning van producenten- en brancheorganisaties overeenkomstig de artikelen 17 en 18 of voor de intrekking van de erkenning overeenkomstig artikel 19;

(b) het formaat, de termijnen en de procedures die door de lidstaten in acht moeten worden genomen voor de mededeling aan de Commissie van elk besluit tot verlening of intrekking van de erkenning overeenkomstig artikel 22.

2. De in lid 1 van het onderhavige artikel bedoelde uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 51 bedoelde onderzoeksprocedure.

Afdeling III Uitbreiding van de voorschriften

Artikel 26 Uitbreiding van de voorschriften van producentenorganisaties

1.           De lidstaten kunnen de binnen een producentenorganisatie overeengekomen voorschriften verbindend verklaren voor producenten die niet bij die organisatie zijn aangesloten en die in het gebied waar de producentenorganisatie representatief is, één of meer producten op de markt brengen, mits :

(a) de producentenorganisatie representatief wordt geacht voor de productie en de afzet in een bepaalde lidstaat en daartoe een verzoek richt tot de bevoegde autoriteiten van die lidstaat;

(b) de uit te breiden voorschriften betrekking hebben op één of meer van de in artikel 8, onder a), b), c), d) en e) vastgestelde maatregelen.

2.           Voor de toepassing van lid 1, onder a), wordt een producentenorganisatie voor visserijproducten representatief geacht wanneer zij goed is voor ten minste 65% van de hoeveelheid van het betrokken product die in het voorgaande jaar is afgezet in het gebied waarvoor de uitbreiding van de voorschriften wordt voorgesteld.

3.           Voor de toepassing van lid 1, onder a), wordt een producentenorganisatie voor aquacultuurproducten representatief geacht wanneer zij goed is voor ten minste 40% van de hoeveelheid van het betrokken product die in het voorgaande jaar is afgezet in het gebied waarvoor de uitbreiding van de voorschriften wordt voorgesteld.

4.           De tot niet-leden uit te breiden voorschriften zijn verbindend voor een periode van 90 dagen tot 12 maanden.

Artikel 27 Uitbreiding van de voorschriften van brancheorganisaties

1. Een lidstaat kan bepaalde binnen een brancheorganisatie gesloten overeenkomsten, genomen besluiten of onderling afgestemde feitelijke gedragingen in één of meer gebieden verbindend verklaren voor andere marktdeelnemers die niet bij deze organisatie zijn aangesloten, mits:

(a) ten minste 65% van ten minste twee van de volgende activiteiten via de brancheorganisatie verlopen: productie, afzet of verwerking van het betrokken product in het voorgaande jaar in één of meer gebieden van die lidstaat, en daartoe een verzoek richt tot de bevoegde nationale autoriteiten;

(b) de tot andere marktdeelnemers uit te breiden voorschriften betrekking hebben op één of meer van de in artikel 16, onder a), b), c), d), e) en f) vastgestelde maatregelen voor brancheorganisaties en geen schade toebrengen aan andere marktdeelnemers in de betrokken lidstaat of in de Unie.

2. De uitbreiding van de voorschriften mag voor maximaal drie jaar verbindend worden verklaard.

Artikel 28 Aansprakelijkheid

Wanneer voorschriften overeenkomstig de artikelen 26 en 27 worden uitgebreid tot niet-leden, kan de betrokken lidstaat besluiten dat deze laatsten de producentenorganisatie of de brancheorganisatie een bedrag moeten betalen dat gelijk is aan het geheel of een deel van de uit de uitbreiding van de voorschriften voortvloeiende kosten van de leden.

Artikel 29 Goedkeuring door de Commissie

1. De lidstaten delen de Commissie de voorschriften mee die zij voor alle producenten of marktdeelnemers van één of meer specifieke gebieden overeenkomstig de artikelen 26 en 27 verbindend willen verklaren.

2. De Commissie neemt een besluit tot goedkeuring van de uitbreiding van de door een lidstaat meegedeelde voorschiften op voorwaarde dat:

(a) aan het bepaalde in de artikelen 26 en 27 is voldaan;

(b) aan het bepaalde in hoofdstuk VI inzake mededingingsregels is voldaan;

(c) de uitbreiding het vrije handelsverkeer niet belemmert;

(d) de doelstellingen van artikel 39 van het Verdrag niet in gevaar worden gebracht.

3. Binnen twee maanden na ontvangst van de mededeling neemt de Commissie een besluit tot goedkeuring of weigering van de uitbreiding van de voorschriften en stelt zij de lidstaten hiervan in kennis. Heeft de Commissie binnen deze termijn van twee maanden geen besluit genomen, dan wordt de uitbreiding van de voorschriften geacht te zijn goedgekeurd door de Commissie.

Artikel 30 Intrekking van de goedkeuring

De Commissie kan controles uitvoeren en de goedkeuring van de uitbreiding van de voorschriften intrekken wanneer zij constateert dat niet is voldaan aan één of meer van de voorwaarden voor deze goedkeuring. De Commissie stelt de lidstaten hiervan in kennis.

Artikel 31 Uitvoeringshandelingen

De voorschriften inzake het formaat en de procedure van de in artikel 29, lid 1, bedoelde mededeling worden door de Commissie vastgesteld middels overeenkomstig de in artikel 51 bedoelde onderzoeksprocedure aangenomen uitvoeringshandelingen.

Afdeling IV Planning van productie en afzet

Artikel 32 Productie- en afzetprogramma

1.           Elke producentenorganisatie legt aan de bevoegde autoriteiten van haar lidstaat een productie- en afzetprogramma voor om te voldoen aan de in artikel 3 vastgestelde doelstellingen.

2.           Het programma wordt door de lidstaat goedgekeurd. Zodra het programma is goedgekeurd, wordt het door de producentenorganisatie ten uitvoer gelegd.

3.           Het productie- en afzetprogramma kan door de producentenorganisatie worden herzien; de herziening wordt aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat ter goedkeuring gemeld.

4.           De producentenorganisatie stelt een jaarlijks verslag over haar activiteiten in het kader van het in lid 1 bedoelde productie- en afzetprogramma op en legt dit voor aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat.

5.           De lidstaten voeren controles uit om ervoor te zorgen dat elke producentenorganisatie de in dit artikel vastgestelde verplichtingen nakomt.

Artikel 33 Gedelegeerde handelingen

De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig artikel 50 gedelegeerde handelingen vast te stellen met het oog op de invoering van voorschriften inzake de inhoud van het in artikel 32, lid 1, bedoelde productie- en afzetprogramma.

Artikel 34 Uitvoeringshandelingen

De voorschriften voor de procedure en de termijnen voor de indiening van het in artikel 32 bedoelde productie- en afzetprogramma door de producentenorganisatie en de goedkeuring ervan door de lidstaat worden door de Commissie vastgesteld middels overeenkomstig de in artikel 51 bedoelde onderzoeksprocedure aangenomen uitvoeringshandelingen.

Afdeling V Stabilisering van de markten

Artikel 35 Opslagmechanisme

Producentenorganisaties kunnen de opslag van in bijlage II bij de onderhavige verordening vermelde visserijproducten financieren op voorwaarde dat:

(a) de producten door de producentenorganisaties ten verkoop zijn aangeboden, maar er tegen de in artikel 36 bedoelde drempelprijs geen koper te vinden bleek;

(b) de producten in overeenstemming zijn met de op grond van artikel 39 vastgestelde handelsnormen en een voor menselijke consumptie geschikte kwaliteit hebben;

(c) de producten door invriezen, hetzij aan boord, hetzij in inrichtingen aan land, zouten, drogen, marineren en in voorkomend geval koken en pasteuriseren, zijn verduurzaamd of verwerkt en opgeslagen. De producten kunnen eveneens worden gefileerd of in moten gesneden en in voorkomend geval worden gekopt.

(d) de opgeslagen producten in een later stadium opnieuw op de markt worden gebracht voor menselijke consumptie.

Artikel 36 Drempelprijzen voor toepassing van het opslagmechanisme

1.           Vóór het begin van elk jaar kan elke producentenorganisatie individueel een drempelprijs voor toepassing van het in artikel 35 bedoelde opslagmechanisme voorstellen voor de in bijlage II vermelde visserijproducten.

2.           De drempelprijs mag niet meer bedragen dan 80% van het gewogen gemiddelde van de prijs die voor het betrokken product in het werkgebied van de betrokken producentenorganisatie is genoteerd in de drie jaren die onmiddellijk voorafgaan aan het jaar waarvoor de drempelprijs wordt vastgesteld.

3.           Bij de vaststelling van de drempelprijs wordt rekening gehouden met:

(a) de ontwikkeling van de productie en de vraag;

(b) de stabilisering van de marktprijzen;

(c) de convergentie van de markten;

(d) de inkomens van de producenten;

(e) de belangen van de consument.

4.           Na onderzoek van de voorstellen van de op hun grondgebied erkende producentenorganisaties stellen de lidstaten de door de producentenorganisaties toe te passen drempelprijzen vast. Deze prijzen worden vastgesteld op basis van de in de leden 2 en 3 bedoelde criteria. De prijzen worden bekendgemaakt.

Artikel 37 Uitvoeringshandelingen

De voorschriften inzake het formaat van de in artikel 36, lid 4, bedoelde bekendmaking van de drempelprijzen worden door de Commissie vastgesteld middels overeenkomstig de in artikel 51 bedoelde onderzoeksprocedure aangenomen uitvoeringshandelingen.

Afdeling VI

Collectief fonds

Artikel 38 Collectief fonds

Elke producentenorganisatie kan een collectief fonds oprichten dat uitsluitend voor de financiering van de volgende maatregelen wordt gebruikt:

(a) door de lidstaten overeenkomstig artikel 32 goedgekeurde productie- en afzetprogramma's;

(b) het bij de artikelen 35 en 36 ingestelde opslagmechanisme.

Hoofdstuk III Handelsnormen

Artikel 39 Vaststelling van handelsnormen

1. Voor de in bijlage I vermelde, voor menselijke consumptie bestemde producten kunnen gemeenschappelijke handelsnormen worden vastgesteld.

2. De in lid 1 bedoelde normen kunnen met name betrekking hebben op:

(a) minimummaten voor de afzet, die worden vastgesteld op basis van de beste beschikbare wetenschappelijke adviezen en in overeenstemming met de instandhoudingsreferentiegrootten voor de in artikel 15, lid 3, van de verordening inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid genoemde visserijproducten;

(b) productdossiers voor conserven in overeenstemming met de instandhoudingseisen en de internationale verplichtingen.

3. De leden 1 en 2 zijn van toepassing onverminderd:

a)      Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong[5];

b)      Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad houdende de totstandbrenging van een communautair systeem om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen[6]; en

c)      Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen[7].

Artikel 40 Naleving van de handelsnormen

1.           De producten waarvoor handelsnormen zijn vastgesteld, mogen slechts voor menselijke consumptie in de Unie worden afgezet indien zij in overeenstemming zijn met deze normen.

2.           De lidstaten controleren of de producten waarvoor gemeenschappelijke handelsnormen zijn vastgesteld, in overeenstemming zijn met deze normen. Deze controles kunnen in alle afzetstadia alsmede tijdens het vervoer worden verricht.

3.           Alle aangelande visserijproducten, inclusief die welke niet in overeenstemming zijn met de handelsnormen, mogen, onder de verantwoordelijkheid van de lidstaten, gratis worden uitgereikt aan in de Unie gevestigde liefdadigheidsinstellingen of –stichtingen, of aan personen die volgens de wetgeving van de betrokken lidstaat recht hebben op overheidssteun.

Artikel 41 Gedelegeerde handelingen

De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig artikel 50 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de in artikel 39, lid 1, bedoelde gemeenschappelijke handelsnormen betreffende kwaliteit, grootte of gewicht, verpakking, aanbiedingsvorm en etikettering vast te stellen en, ingeval de bij de toepassing van de normen opgedane ervaring zulks vereist, te wijzigen, waarbij zij erop toeziet dat de normen op eerlijke en transparante wijze worden vastgesteld.

Hoofdstuk IV Consumenteninformatie

Artikel 42 Verplichte informatie

1. De in bijlage I, onder a), b), c) en e), vermelde visserij- en aquacultuurproducten die in de Unie worden afgezet, mogen ongeacht hun oorsprong slechts voor verkoop in het klein aan de eindverbruiker worden aangeboden mits door middel van een adequate affichering of etikettering de volgende gegevens worden verstrekt:

(a) de handelsbenaming van de betrokken soort;

(b) de productiemethode, met name de volgende woorden: "… gevangen…" of "… in zoet water gevangen…" of "… gekweekt…";

(c) het gebied waar het product is gevangen of gekweekt.

(d) voor visserijproducten de datum van de vangst en voor aquacultuurproducten de datum van de oogst;

(e) of het product vers is dan wel ontvroren.

2. De in bijlage I, onder h) en i), vermelde visserij- en aquacultuurproducten die in de Unie worden afgezet, mogen ongeacht hun oorsprong slechts voor verkoop in het klein aan de eindverbruiker worden aangeboden mits door middel van een adequate affichering of etikettering de volgende gegevens worden verstrekt:

(a) de handelsbenaming van de betrokken soort;

(b) de productiemethode, met name de volgende woorden: "… gevangen…" of "… in zoet water gevangen…" of "… gekweekt…";

(c) het gebied waar het product is gevangen of gekweekt.

3. De in de leden 1 en 2 bedoelde informatie wordt duidelijk en goed waarneembaar aangegeven.

4. De leden 1, 2 en 3 zijn van toepassing onverminderd:

(a) Richtlijn 2000/13/EG van 20 maart 2000 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgeving der lidstaten inzake de etikettering en presentatie van levensmiddelen alsmede inzake de daarvoor gemaakte reclame[8],

(b) Verordening (EEG) nr. 2136/89 van de Raad van 21 juni 1989 tot vaststelling van gemeenschappelijke normen voor het in de handel brengen van sardineconserven[9],

(c) Verordening (EEG) nr. 1536/92 van de Raad van 9 juni 1992 tot vaststelling van gemeenschappelijke handelsnormen voor tonijn- en bonietconserven[10].

Artikel 43 Handelsbenaming

Voor de toepassing van artikel 42, lid 1, onder a), en lid 2, onder a), stellen de lidstaten de lijst vast van de handelsbenamingen die op hun grondgebied zijn toegestaan, en maken zij deze bekend. De lijst omvat de volgende gegevens:

(a) de wetenschappelijke benaming voor elke soort volgens het informatiesysteem Fishbase;

(b) de benaming in de officiële taal of de officiële talen van de lidstaat;

(c) in voorkomend geval, de erkende of toegestane lokale of regionale benaming of benamingen.

Artikel 44 Vermelding van het vangst- of productiegebied

1.           De vermelding van het vangst- of productiegebied overeenkomstig artikel 42, lid 1, onder c), en lid 2, onder c), omvat:

(a) voor op zee gevangen visserijproducten de naam van het gebied, het deelgebied of de sector zoals vermeld in de lijst van FAO-visserijzones;

(b) voor in zoet water gevangen visserijproducten de vermelding van de lidstaat of het derde land van herkomst van het product;

(c) voor aquacultuurproducten de vermelding van de lidstaat of het derde land waar de laatste fase, met een duur van ten minste 3 maanden, van de kweek of de teelt heeft plaatsgevonden.

2.           Als aanvulling op de in lid 1 bedoelde gegevens mogen de marktdeelnemers een nauwkeuriger vangst- of productiegebied aangeven.

Artikel 45 Aanvullende facultatieve informatie

1. Als aanvulling op de op grond van artikel 42 vereiste verplichte gegevens mag facultatief eveneens de volgende informatie worden verstrekt:

(a)     milieu-informatie;

(b)     ethische of sociale informatie;

(c)     informatie over productietechnieken;

(d)     informatie over productiepraktijken;

(e)     informatie over de voedingswaarde van het product.

2. De vermelding van de facultatieve informatie mag niet ten koste gaan van de voor de verplichte affichering of etikettering beschikbare ruimte.

3. Lid 1 is van toepassing onverminderd:

(a)     Richtlijn 2000/13/EG;

(b)     Richtlijn 90/496/EEG van 24 september 1990 inzake de voedingswaarde-etikettering van levensmiddelen[11];

(c)     Verordening (EG) nr. 1924/2006 van 20 december 2006 inzake voedings- en gezondheidsclaims voor levensmiddelen[12];

(d)     Verordening (EG) nr. 510/2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen[13];

(e)     Verordening (EG) nr. 509/2006 inzake gegarandeerde traditionele specialiteiten voor landbouwproducten en levensmiddelen[14] en

(f)      Verordening (EG) nr. 834/2007 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten.

Artikel 46 Gedelegeerde handelingen

De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig artikel 50 gedelegeerde handelingen vast te stellen, teneinde

(a) de in artikel 42, leden 1 en 2, en de artikelen 43 en 44 genoemde voorschriften inzake verplichte informatie aan te vullen of te wijzigen, waarbij zij erop toeziet dat de verplichte informatie op nauwkeurige en transparante wijze wordt aangegeven;

(b) minimumcriteria voor de in artikel 45, lid 1, bedoelde facultatieve informatie van marktdeelnemers vast te stellen, waarbij zij erop toeziet dat de voorwaarden voor de vermelding van facultatieve informatie nauwkeurig, transparant en niet-discriminerend zijn.

Hoofdstuk V Mededingingsregels

Artikel 47 Toepassing van de mededingingsregels

De artikelen 101 tot en met 106 van het Verdrag en de uitvoeringsbepalingen daarvan zijn van toepassing op de in artikel 101, lid 1, en artikel 102 van het Verdrag bedoelde overeenkomsten, besluiten en gedragingen die betrekking hebben op de voortbrenging van of de handel in visserij- en aquacultuurproducten.

Artikel 48 Uitzonderingen op de toepassing van de mededingingsregels

1.           Onverminderd het bepaalde in artikel 47 van de onderhavige verordening is artikel 101, lid 1, van het Verdrag niet van toepassing op overeenkomsten, besluiten en gedragingen van producentenorganisaties, voor zover deze betrekking hebben op de voortbrenging of de verkoop van visserij- en aquacultuurproducten of op het gebruik van gezamenlijke voorzieningen voor de opslag, de behandeling of de verwerking van visserij- en aquacultuurproducten, en die

(a) noodzakelijk zijn voor de verwezenlijking van de doelstellingen van artikel 39 van het Verdrag,

(b) geen verplichting inhouden een bepaalde prijs toe te passen;

(c) niet leiden tot compartimentering van de markten binnen de Unie;

(d) de mededinging niet uitsluiten;

(e) de verwezenlijking van de doelstellingen van artikel 39 van het Verdrag niet in gevaar brengen.

2.           Onverminderd het bepaalde in artikel 47 van de onderhavige verordening is artikel 101, lid 1, van het Verdrag niet van toepassing op overeenkomsten, besluiten en gedragingen van brancheorganisaties die

(a) noodzakelijk zijn voor de verwezenlijking van de doelstellingen van artikel 39 van het Verdrag;

(b) geen verplichting inhouden om een vastgestelde prijs toe te passen;

(c) niet leiden tot compartimentering van de markten binnen de Unie;

(d) geen ongelijke voorwaarden toepassen voor equivalente transacties met andere handelspartners, die voor hen uit concurrentieoogpunt nadelig zijn;

(e) de mededinging niet uitschakelen voor een aanzienlijk deel van de betrokken producten;

(f) geen andere concurrentiedistorsies teweegbrengen die niet van essentieel belang zijn voor de verwezenlijking van de doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid.

Hoofdstuk VI Marktonderzoek

Artikel 49 Marktonderzoek

1. De Commissie:

(a) verzamelt, analyseert en verspreidt economische kennis over de markt van de Unie voor visserij- en aquacultuurproducten in de hele bevoorradingsketen, rekening houdend met de internationale context;

(b) doet regelmatig onderzoek naar de prijzen in de hele bevoorradingsketen van de Unie voor visserij- en aquacultuurproducten en verricht analyses over marktontwikkelingen;

(c) voorziet in ad-hocmarktstudies en een methodologie voor onderzoeken inzake prijsvorming.

2. Om de in lid 1 genoemde doelstellingen te verwezenlijken, neemt de Commissie de volgende maatregelen:

(a) de toegang tot overeenkomstig de wetgeving van de Unie verzamelde beschikbare gegevens over visserij- en aquacultuurproducten vergemakkelijken;

(b) marktinformatie op het passende niveau beschikbaar maken voor belanghebbenden.

3. De lidstaten dragen bij tot de verwezenlijking van de in lid 1 genoemde doelstellingen.

Hoofdstuk VII Procedurevoorschriften

Artikel 50 Uitoefening van de delegatie

1. De bevoegdheid tot vaststelling van gedelegeerde handelingen wordt aan de Commissie verleend onder de in het onderhavige artikel vastgestelde voorwaarden.

2. De in de artikelen 24, 33, 41 en 46 bedoelde bevoegdheidsdelegatie wordt met ingang van […] verleend voor onbepaalde tijd.

3. De in de artikelen 24, 33, 41 en 46 bedoelde bevoegdheidsdelegatie kan te allen tijde worden ingetrokken door het Europees Parlement of de Raad. Het besluit tot intrekking maakt een einde aan de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheden. Het besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een latere datum die in het besluit wordt vermeld. Het besluit laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling vaststelt, stelt zij het Europees Parlement en de Raad daarvan gelijktijdig in kennis.

5. Een krachtens de artikelen 24, 33, 41 en 46 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt pas in werking als noch het Europees Parlement noch de Raad binnen een termijn van twee maanden na de datum van kennisgeving bezwaar heeft gemaakt tegen de gedelegeerde handeling, of als zowel het Europees Parlement als de Raad de Commissie voor het verstrijken van deze termijn heeft meegedeeld niet voornemens te zijn bezwaar te maken. Op initiatief van het Europees Parlement of de Raad kan deze termijn met twee maanden worden verlengd.

Artikel 51 Tenuitvoerlegging

1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dit comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Hoofdstuk VIII Slotbepalingen

Artikel 52 Wijziging van Verordening (EG) nr. 1184/2006

Aan artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1184/2006 wordt het volgende toegevoegd:

"en Verordening (EU) nr. … van het Europees Parlement en de Raad van … houdende een gemeenschappelijke marktordening voor visserijproducten en aquacultuurproducten (*)

(*) PB …"

Artikel 53 Intrekking

Verordening (EG) nr. 104/2000 wordt ingetrokken. De artikelen 9, 10, 11, 17, 18, 19, 20, 21, 22, 23, 24, 25, 26, 27, 34, 35, 36, 37, 38 en 39 zijn evenwel van toepassing tot en met 31 december 2013.

Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage III.

Artikel 54 Evaluatie

De Commissie brengt bij het Europees Parlement en de Raad vóór eind 2022 verslag uit over de resultaten van de toepassing van de onderhavige verordening.

Artikel 55 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is van toepassing met ingang van 1 januari 2013, met uitzondering van de artikelen 32, 35 en 36, die van toepassing zijn met ingang van 1 januari 2014.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig de Verdragen.

Gedaan te , […]

Voor het Europees Parlement                       Voor de Raad

De voorzitter […]                                          De voorzitter […]

BIJLAGE I

GN-code || Omschrijving

a)             0301                 0302                 0303                 0304 || Levende vis Vis, vers of gekoeld, andere dan visfilets en ander visvlees bedoeld bij post 0304 Bevroren vis, andere dan visfilets en ander visvlees bedoeld bij post 0304 Visfilets en ander visvlees (ook indien fijngemaakt), vers, gekoeld of bevroren

b)            0305 || Vis, gedroogd, gezouten of gepekeld; gerookte vis, ook indien voor of tijdens het roken gekookt; meel, poeder en pellets, van vis, geschikt voor menselijke consumptie

c)             0306                 0307 || Schaaldieren, ook indien ontdaan van de schaal, levend, vers, gekoeld, bevroren, gedroogd, gezouten of gepekeld; schaaldieren in de schaal, gestoomd of in water gekookt, ook indien gekoeld, bevroren, gedroogd, gezouten of gepekeld; meel, poeder en pellets, van schaaldieren, geschikt voor menselijke consumptie weekdieren, ook indien ontdaan van de schelp, levend, vers, gekoeld, bevroren, gedroogd, gezouten of gepekeld; ongewervelde waterdieren, andere dan schaal- en weekdieren, levend, vers, gekoeld, bevroren, gedroogd, gezouten of gepekeld; meel, poeder en pellets, van ongewervelde waterdieren andere dan schaaldieren, geschikt voor menselijke consumptie

d)       0511 91 10       0511 91 90 || Producten van dierlijke oorsprong, niet elders genoemd noch elders onder begrepen; dode dieren van de soorten bedoeld bij hoofdstuk 1 of 3, niet geschikt voor menselijke consumptie: - Andere - - Producten van vis, van schaaldieren, van weekdieren of van andere ongewervelde waterdieren; dode dieren van de soorten bedoeld bij hoofdstuk 3: --- Visafvallen ---Andere

e)   1212 20 00 || - Zeewier en andere algen

f)                   1504 10       1504 20 || Vetten en oliën, van vis, alsmede fracties daarvan, ook indien geraffineerd, doch niet chemisch gewijzigd: - Oliën uit vislevers en fracties daarvan - Vetten en oliën van vis, alsmede fracties daarvan, andere dan oliën uit vislevers

g)      1603 00 || Extracten en sappen van vlees, van vis, van schaaldieren, van weekdieren of van andere ongewervelde waterdieren

h)            1604 || Bereidingen en conserven van vis; kaviaar en kaviaarsurrogaten bereid uit kuit

i)              1605 || Bereidingen en conserven van schaaldieren, van weekdieren of van andere ongewervelde waterdieren

j)       1902 20       1902 20 10 || Deegwaren, ook indien gekookt of gevuld (met vlees of andere zelfstandigheden), dan wel op andere wijze bereid, zoals spaghetti, macaroni, noedels, lasagne, gnocchi, ravioli en cannelloni; couscous, ook indien bereid - Gevulde deegwaren (ook indien gekookt of op andere wijze bereid): - - Bevattende meer dan 20 gewichtspercenten vis, schaal- of weekdieren of andere ongewervelde waterdieren

k)       2301 20 00 || Meel, poeder en pellets van vlees, van slachtafvallen, van vis, van schaaldieren, van weekdieren of van andere ongewervelde waterdieren, ongeschikt voor menselijke consumptie; kanen: - Meel, poeder en pellets, van vis, van schaaldieren, van weekdieren of van andere ongewervelde waterdieren

l)                    2309 90       ex 2309 90 10 || Bereidingen van de soort gebruikt voor het voederen van dieren - Andere: - - Visperssap

BIJLAGE II

GN-code || Omschrijving

0302 22 00 || Schol (Pleuronectes platessa)

ex 0302 29 90 || Schar (Limanda limanda)

0302 29 10 || Schartong (Lepidorhombus spp.)

ex 0302 29 90 || Bot (Platichthys flesus)

0302 31 10 en 0302 31 90 || Witte tonijn (Thunnus alalunga)

ex 0302 40 || Haring van de soort Clupea harengus

0302 50 10 || Kabeljauw van de soort Gadus morhua

0302 61 10 || Sardines van de soort Sardina pilchardus

0302 62 00 || Schelvis (Melanogrammus aeglefinus)

0302 63 00 || Koolvis (Pollachius virens)

ex 0302 64 || Makreel van de soorten Scomber scombrus en Scomber japonicus

0302 65 20 en 0302 65 50 || Doornhaai en hondshaai (Squalus acanthias en Scyliorhinus spp.)

0302 69 31 en 0302 69 33 || Roodbaars (Sebastes spp.)

0302 69 41 || Wijting (Merlangius merlangus)

0302 69 45 || Leng (Molva spp.)

0302 69 55 || Ansjovis (Engraulis spp.)

ex 0302 69 68 || Heek van de soort Merluccius merluccius

0302 69 81 || Zeeduivel (Lophius spp.)

ex 0307 41 10 || Inktvis (Sepia officinalis en Rossia macrosoma)

ex 0306 23 10 ex 0306 23 31 ex 0306 23 39 || Garnalen van de soort Crangon crangon en Noorse garnaal (Pandalus borealis)

0302 23 00 || Tong (Solea spp.)

0306 24 30 || Noordzeekrabben (Cancer pagurus)

0306 29 30 || Langoestine (Nephrops norvegicus)

0303 31 10 || Zwarte heilbot (Reinhardtius hippoglossoides)

0303 78 11 0303 78 12 0303 78 13 0303 78 19 en 0303 29 55 0304 29 56 0304 29 58 || Heek van het geslacht Merluccius

0303 79 71 || Zeebrasem (Dentex dentex en Pagellus spp.)

0303 61 00 0304 21 00 0304 91 00 || Zwaardvis (Xiphias gladius)

0306 13 40 0306 13 50 ex 0306 13 80 || Garnalen van de Penaeidae-familie

0307 49 18 0307 49 01 || Inktvissen (Sepia officinalis, Rossia macrosoma, Sepiola rondeletti)

0307 49 31 0307 49 33 0307 49 35 en 0307 49 38 || Pijlinktvis (Loligo spp.)

0307 49 51 || Pijlinktvis (Ommastrephes sagittatus)

0307 59 10 || Achtarmige inktvissen (Octopus spp.)

0307 99 11 || Illex spp.

0303 41 10 || Witte tonijn (Thunnus alalunga)

0302 32 10 0303 42 12 0303 42 18 0303 42 42 0303 42 48 || Geelvintonijn (Thunnus albacares)

0302 33 10 0303 43 10 || Gestreepte tonijn (Katsuwonus pelamis)

0303 45 10 || Blauwvintonijn (Thunnus thynnus)

0302 39 10 0302 69 21 0303 49 30 0303 79 20 || Andere soorten van de geslachten Thunnus en Euthynnus

ex 0302 29 90 || Tongschar (Microstomus kitt)

0302 35 10 en 0302 35 90 || Blauwvin tonijn (Thunnus thynnus)

ex 0302 69 51 || Pollak (Pollachius pollachius)

0302 69 75 || Braam (Brama spp.)

ex 0302 69 82 || Blauwe wijting (Micromesistius poutassou of Gadus poutassou)

ex 0302 69 99 || Steenbolk (Trisopterus luscus) en dwergbolk (Trisopterus minutus)

ex 0302 69 99 || Bokvis (Boops boops)

ex 0302 69 99 || Pikarel (Spicara smaris)

ex 0302 69 99 || Congeraal (Conger conger)

ex 0302 69 99 || Poon (Trigla spp.)

ex 0302 69 91 ex 0302 69 99 || Horsmakreel (Trachurus spp.)

ex 0302 69 99 || Harders (Mugil Spp)

ex 0302 69 99 en ex 0304 19 99 || Rog (Raja spp.)

ex 0302 69 99 || Haarstaart (Lepidopus caudatus en Aphanopus carbo)

ex 0307 21 00 || Sint-Jakobsschelp (Pecten maximus)

ex 0307 91 00 || Wulk

ex 0302 69 99 || Gestreepte zeebarbeel of mul (Mullus surmuletus, Mullus barbatus)

ex 0302 69 99 || Zeekarper (Spondyliosoma cantharus)

BIJLAGE III

CONCORDANTIETABEL

Verordening (EG) nr. 104/2000 || Deze verordening

Artikel 1 || Artikelen 1, 2, 3, 4, 5

Artikelen 2 en 3 || Artikelen 39, 40 en 41

Artikel 4 || Artikelen 42, 43, 44, 45 en 46

Artikel 5, lid 1 || Artikelen 6, 7, 9, 10, 11, 12 en 13

Artikel 5, leden 2, 3 en 4, en artikel 6 || Artikelen 17, 19, 20, 21, 22, 23, 24 en 25

Artikel 7 || Artikelen 26, 28, 29, 30 en 31

Artikel 8 || -

Artikelen 9, 10, 11 en 12 || Artikelen 32, 33, 34 en 38

Artikel 13 || Artikelen 14, 15, 16, 18, 19, 20, 22, 23, 24 en 25

Artikel 14 || Artikel 48, lid 2

Artikel 15 || Artikel 27

Artikel 16 || Artikelen 28, 29, 30 en 31

Artikelen 17, 18, 19, 20, 21, 22, 23, 24, 25, 26 en 27 || Artikelen 35, 36, 37 en 38

Artikelen 28, 29, 30, 31, 32 en 33 || -

Artikel 34 || Artikelen 22, 25 en 37

Artikel 35 || -

Artikel 36 || -

Artikel 37 || Artikelen 50 en 51

Artikelen 38 en 39 || Artikel 51

Artikel 40 || -

Artikel 41 || Artikel 54

Artikel 42 || Artikelen 52 en 53

Artikel 43 || Artikel 55

- || Artikel 47

- || Artikel 48, lid 1

- || Artikel 49

[1]               PB C van , blz. .

[2]               PB C van , blz. .

[3]               PB L 17 van 21.1.2000, blz. 22.

[4]               PB L 214 van 4.8.2006, blz. 7.

[5]               PB L 139 van 30.4. 2004, blz. 55.

[6]               PB L 286 van 29.10.2008, blz. 1.

[7]               PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.

[8]               PB L 109 van 6.5.2000, blz. 29.

[9]               PB L 212 van 22.7.1989, blz. 79.

[10]             PB L 163 van 17.6.1992, blz. 1.

[11]             PB L 276 van 6.10.1990, blz. 40.

[12]             PB L 404 van 30.12.2006, blz. 9.

[13]             PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12.

[14]             PB L 93 van 31.3.2006, blz. 1.

Top