Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document COM:2006:500:FIN

    Verslag van de Commissie aan de Raad betreffende de herziening van de regeling voor energiegewassen (op grond van artikel 92 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers) {SEC(2006) 1167}
    Voorstel voor een verordening van de Raad houdende wijziging en correctie van Verordening (EG) nr. 1782/2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers en houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1698/2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO)

    /* COM/2006/0500 def. */ /* COM/2006/0500 def. - CNS 2006/0172 */

    52006DC0500

    Verslag van de Commissie aan de Raad betreffende de herziening van de regeling voor energiegewassen (op grond van artikel 92 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers) {SEC(2006) 1167} /* COM/2006/0500 def. */


    [pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

    Brussel, 22.9.2006

    COM(2006) 500 definitief

    2006/0172 (CNS)

    VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD

    betreffende de herziening van de regeling voor energiegewassen (op grond van artikel 92 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers) {SEC(2006) 1167}

    Voorstel voor een

    VERORDENING VAN DE RAAD

    houdende wijziging en correctie van Verordening (EG) nr. 1782/2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers en houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1698/2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO)

    (door de Commissie ingediend)

    VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD

    betreffende de herziening van de regeling voor energiegewassen (op grond van artikel 92 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverleningin het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststellingvan bepaalde steunregelingen voor landbouwers)

    INHOUDSOPGAVE

    1. INLEIDING 3

    2. REIKWIJDTE VAN HET VERSLAG 3

    3. BESTAANDE SITUATIE EN RECENTE ONTWIKKELINGEN IN DE EU-15 4

    3.1. Gebruik van de regeling 4

    3.2. Gewassen en gebieden die van de energiegewassenregeling profiteren 5

    3.3. Ontwikkelingsperspectieven voor de korte termijn voor energiegewassen in de EU-15 5

    3.4. Voorlopige conclusies van het evaluatieverslag 5

    4. SITUATIE IN DE NIEUWE LIDSTATEN EN AANPASSING VAN DE REGELING 7

    4.1. Wettelijke status van de steun voor energiegewassen 7

    4.2. Uitvoering van het initiatief inzake biobrandstoffen 7

    4.3. Ontwikkelingsperspectieven voor de korte termijn voor energiegewassen in de nieuwe lidstaten 8

    5. DE TOEKOMST: HOE ZOU DE REGELING KUNNEN WORDEN VERBETERD? 8

    5.1. Uitbreiding van de steun voor energiegewassen tot alle nieuwe lidstaten 8

    5.2. Aanpassing van het gegarandeerde maximumareaal 8

    5.3. Invoering van een nationale steunmaatregel voor de aanplant van meerjarige gewassen 9

    5.4. Mogelijkheden voor de vereenvoudiging van de steunregeling voor energiegewassen 9

    6. CONCLUSIES 10

    1. INLEIDING

    Tijdens de voorbereiding van de hervorming van het GLB 2003 heeft de Commissie voorgesteld de bestaande braakleggingsregeling voor niet-voedingsdoeleinden (hierna: “BLNV-regeling”) te vervangen door een “koolstofbonus”, een niet-gewasgebonden steunregeling voor energiegewassen met het doel de uitstoot van kooldioxide te verminderen, waarbij de braakleggingsregeling zou worden omgezet in een verplichte definitieve braaklegging voor de lange termijn.

    Bij de hervorming van het GLB in 2003 die heeft geresulteerd in Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad, blijft de bestaande braakleggingsregeling (en de BLNV-regeling) gehandhaafd en wordt in titel IV, hoofdstuk 5, van die verordening een nieuwe steunregeling voor de teelt van energiegewassen ingevoerd. Deze steun bedraagt €45 per hectare voor een niet tussen de lidstaten verdeeld gegarandeerd maximumareaal van 1 500 000 hectare.

    De beide regelingen ( braaklegging voor niet-voedingsdoeleinden en energiegewassen ) lopen parallel en dragen beide bij tot de ondersteuning van de ontwikkeling van energiegewassen. Landbouwers kunnen voor de ene of de andere regeling kiezen op basis van hun specifieke situatie. De steun voor energiegewassen kan echter niet worden toegekend voor arealen waarvoor een braakleggingsregeling geldt, maar landbouwers die in het kader van de BLNV-regeling grondstoffen voor energie produceren op braakgelegde grond hebben recht op de braakleggingsbetaling of op de waarde van het braakleggingstoeslagrecht.

    Overeenkomstig artikel 92 van de verordening van de Raad moet de Commissie uiterlijk op 31 december 2006 bij de Raad een verslag indienen over de uitvoering van de regeling, zo nodig vergezeld van voorstellen waarin rekening wordt gehouden met de uitvoering van het EU-initiatief inzake biobrandstoffen.

    2. Reikwijdte van het verslag

    In dit verslag wordt rekening gehouden met de ervaring die is opgedaan gedurende de eerste twee uitvoeringsjaren van de regeling en de meest recente ontwikkelingen van het EU-biobrandstoffeninitiatief, met inbegrip van het Actieplan biomassa[1], de Mededeling van de Commissie inzake biobrandstoffen[2], de conclusies van de 2708e zitting van de Raad van 20 februari 2006, waarin de delegaties “ de Commissie verzoeken om er bij de evaluatie van de regeling voor energiegewassen voor te zorgen dat deze regeling spoort met het algemene biobrandstoffenbeleid van de EU, en dat er passende stimulansen worden gegeven voor de ontwikkeling van energiegewassen in alle lidstaten, en om bij die evaluatie de vereenvoudiging van de regeling voor energiegewassen aan de orde te stellen ” en de conclusies van de Raad “Energie” van 8 juni 2006, waarin de Commissie werd verzocht “de administratieve procedures voor de productie en het gebruik van bio-energie in de context van het GLB te vereenvoudigen en de uitbreiding van de toepassing van de regeling inzake energiegewassen tot alle lidstaten te evalueren”.

    Op basis hiervan wordt in het verslag onderzocht hoe de doeltreffendheid van de regeling na 2007 verder kan worden verbeterd. Daarom, en in verband met de timing, wordt de verhouding tussen de energiegewassenregeling en de lopende herziening van de biobrandstoffenrichtlijn niet in het verslag opgenomen. In dit verslag wordt evenmin rekening gehouden met de conclusies van de Europese Raad van het voorjaar van 2006, toen de Staatshoofden en Regeringsleiders overeen zijn gekomen voor 2015 het streefcijfer voor biobrandstoffen met 8% te verhogen. De mogelijke impact van het resultaat van deze ontwikkelingen op de energiegewassenregeling en andere maatregelen in het kader van het GLB ten aanzien van biobrandstoffen en biomassa moet in een latere fase worden onderzocht.

    Vanwege dit tijdgebrek worden in dit verslag geen onderwerpen aan de orde gesteld waarvoor verdere diepgaande analyse nodig is (bijvoorbeeld het verband tussen de BLNV- en de energiegewassenregeling of de bijdrage van de regeling aan het inkomen van landbouwers). Deze onderwerpen worden behandeld bij gelegenheid van de algemene herziening van het GLB in 2008, waarbij ook rekening wordt gehouden met de uitkomst van de herziening van de biobrandstoffenrichtlijn, bijvoorbeeld in verband met:

    - de noodzaak verdere maatregelen te nemen om het gebruik van biobrandstoffen te bevorderen;

    - de mate waarin naast maatregelen ten aanzien van de aanbodzijde maatregelen ten aanzien van de vraagzijde nodig zijn;

    - en de noodzaak om landbouwers verder te stimuleren om te schakelen op de teelt van meerjarige gewassen.

    3. Bestaande situatie en recente ontwikkelingen in de EU-15

    3.1 . Gebruik van de regeling

    De steun voor energiegewassen is in 2004 voor het eerst toegepast. De oppervlakte waarvoor in de eerste twee jaar waarin de regeling van kracht was, rechtstreekse betalingen voor energiegewassen zijn aangevraagd, bedroeg aanzienlijk minder dan het gegarandeerde maximumareaal van 1,5 miljoen hectare: de totale oppervlakte bedroeg in 2004 300 000 hectare (ongeveer 20%) en in 2005 570 000 (38%). De landen die in 2005 het meest van de regeling gebruik hebben gemaakt zijn Duitsland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk. De voorlopige gegevens voor 2006 laten zien dat de sterke groeitendens doorzet. Nadere gegevens van de lidstaten over 2006 zullen half september 2006 beschikbaar komen.

    Een bepaald gedeelte van de energiegewassen profiteert echter noch van de steun voor braaklegging, noch van de steun voor energiegewassen. Volgens interne ramingen van DG AGRI is in het verkoopseizoen 2004/05 voor 24% en in het verkoopseizoen 2005/06 voor 38% van de oppervlakte kool- en raapzaad voor de productie van biodiesel geen steun aangevraagd.

    De redenen hiervoor kunnen als volgt worden samengevat:

    a. De steun voor energiegewassen en de BLNV-regeling zijn twee regelingen die elkaar aanvullen. Terwijl er in de BLNV-regeling geen sprake is van alternatieve kosten voor de grondstoffen, moeten de grondstoffen in de energiegewassenregeling op de markt concurreren met voedings- en voedergewassen. De energiegewassenregeling vervangt derhalve niet de productie van energiegewassen op braakgelegde grond, maar biedt een extra mogelijkheid voor de landbouwer om specifieke steun te krijgen.

    b. De beheersregels van de regeling kunnen gecompliceerd lijken, wat een belemmering kan vormen voor de ontwikkeling ervan. De mogelijkheid, die met de hervorming van de suikersector wordt ingevoerd, om de inzamelaar te laten deelnemen aan het beheer van de regeling zal sommige van deze moeilijkheden waarschijnlijk verlichten.

    c. De verplichting voor de landbouwers om op de datum waarop zij hun enige aanvraag insturen, een contract te hebben gesloten met een inzamelaar/verwerker betekent dat de landbouwers de flexibiliteit en de vrijheid verliezen zelf te besluiten welke afzet zij voor hun gewassen kiezen (voedings- of niet-voedingsgewassen, afhankelijk van de marktprijs). Het resultaat is waarschijnlijk dat sommige landbouwers energiegewassen verbouwen buiten de energiegewassen- en BLNV-regelingen om, zonder specifieke steun, aangezien zij van mening zijn dat de nadelen van de verplichting een contract af te sluiten niet volledig worden gecompenseerd door de financiële voordelen van de regeling. De verplichting een contract af te sluiten is echter een belangrijk onderdeel van deze beide regelingen, voor zowel de controleerbaarheid als het beheer van de activiteiten van de verwerkers.

    3.2 . Gewassen en gebieden die van de energiegewassenregeling profiteren

    De gebieden waar in 2004 en 2005 energiegewassen zijn verbouwd per lidstaat die de “regeling inzake een enkele areaalbetaling”[3] niet toepassen (EU-15 plus Malta en Slovenië) worden in bijlage I genoemd, en de gewassen die in het kader van de energiegewassenregeling zijn verbouwd, worden naar lidstaat uitgesplitst in bijlage II bij dit verslag genoemd.

    3.3 . Ontwikkelingsperspectieven voor de korte termijn voor energiegewassen in de EU-15

    Uit de gegevens over de ontwikkeling van de productie van bio-ethanol en biodiesel, alsmede over de recentelijk gebouwde capaciteit, blijkt voor de komende paar jaar een dramatische groei van de vraag naar energiegewassen (zie nadere informatie in de bijlagen III en IV bij dit verslag[4]).

    In het geval van bio-ethanol verviervoudigt de productiecapaciteit tussen 2005 en 2008 waarschijnlijk, met een grote toename van de productiecapaciteit in Frankrijk, Duitsland en Spanje. In totaal zullen er in 2008 wellicht ongeveer 42 bio-ethanolfabrieken zijn, terwijl er in 2005 slechts 13 operationeel waren. Ook de biodieselproductiecapaciteit zou tussen 2005 en 2007 bijna kunnen verdubbelen door grote investeringen in Duitsland, Frankrijk en Spanje.

    3.4 . Voorlopige conclusies van het evaluatieverslag

    Momenteel, op het moment dat dit verslag wordt geschreven, wordt een studie gedaan naar de uitvoering van de maatregelen inzake energiegewassen in het kader van het Gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) en naar de markt voor bio-energie; die studie wordt in opdracht van DG AGRI door DEIAgra van de Universiteit van Bologna uitgevoerd. De voorlopige conclusies zijn voornamelijk gebaseerd op studies op regionaal niveau voor een beperkt aantal soorten bio-energieproductie die het meest representatief worden geacht. De geldigheid van de resultaten blijft derhalve beperkt tot de bestudeerde regio’s en soorten bio-energieproductie[5].

    De steun voor energiegewassen zou een belangrijk percentage van de marge[6] kunnen zijn die de landbouwer uit hetzelfde gewas kan halen in omstandigheden waarbij de marge klein of negatief is. Hiervoor bestaan met name aanwijzingen in het geval van: maïs voor biogas in Niedersachsen, zonnebloem voor biodiesel en gerst voor bio-ethanol in Castilla y Leon, en rietgras voor rechtstreekse verbranding in energiecentrales in Oulu (Finland). Wanneer de marge groter is, vertegenwoordigt de steun voor energiegewassen een kleiner percentage van de marge, hoewel die ook dan niet verwaarloosbaar is[7], zoals in de volgende bestudeerde gevallen is gebleken: maïs voor biogas in Kärnten, kool- en raapzaad voor biodiesel in Niedersachsen, tarwe voor bio-ethanol in Champagne-Ardennes, kool- en raapzaad voor biodiesel in Haute-Normandie. Dit betekent dat de steun voor energiegewassen een stimulans is voor landbouwers met een lage marge voor gewassen die geschikt zijn voor de energieproductie om het gewas voor energiedoeleinden te bestemmen in plaats van voor andere doeleinden. De gebieden waarvoor steun voor energiegewassen wordt verstrekt vertonen een gunstige dynamiek: in 2004 en 2005 zijn in alle EU-15 lidstaten groeicijfers met meer dan 100% waargenomen. In de eerste twee jaar waarin de regeling van kracht was, is het gegarandeerde maximumareaal echter nog niet bereikt.

    De BLNV-regeling, op grond waarvan landbouwers niet-voedingsproducten mogen telen op verplicht braakgelegde oppervlaktes is in de praktijk een belangrijke maatregel geweest voor de ontwikkeling van energiegewassen: meer dan 95% van de BLNV-regeling is feitelijk aan energiegewassen besteed.

    Dat er energiegewassen worden geteeld, komt echter niet alleen door specifieke steun, zoals de steun voor energiegewassen en de BLNV-regeling. Met name de steun voor energiegewassen gaat gepaard met nogal wat administratieve rompslomp en is vrij onflexibel ten aanzien van de uiteindelijk gekozen afzetmarkt. Wanneer steun voor energiegewassen wordt aangevraagd, verliezen landbouwers de mogelijkheid om vrij te kiezen uit de verschillende mogelijkheden voor gebruik (voeding, voeder en niet-voedingsdoeleinden waaronder energie) op het moment van de oogst. Aangezien dit mogelijk winstverlies betekent, zou dit er de oorzaak van kunnen zijn dat het gebruik van de steun voor energiegewassen beperkt blijft. Bovendien zijn de laatste jaren aanzienlijke oppervlakten beteeld met energiegewassen zonder de specifieke steun daarvoor, en ook buiten de BLNV-regeling om[8]. De marges voor energiegewassen zijn in sommige gevallen namelijk zeer ruim. Bovendien kwamen de meeste gewassen die voor energiedoeleinden worden geteeld, vóór de invoering van de bedrijfstoeslagregeling in aanmerking voor de steunregeling voor akkerbouwgewassen.

    4. Situatie in de nieuwe lidstaten en aanpassing van de regeling

    4.1. Wettelijke status van de steun voor energiegewassen

    Op grond van de hervorming van het GLB (artikel 143 ter van Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad), kunnen de nieuwe lidstaten ervoor kiezen de regeling inzake een enkele areaalbetaling, die inhoudt dat uniforme bedragen per subsidiabele hectare landbouwgrond worden betaald, te gebruiken tot een nationaal maximum dat is vastgesteld op basis van de som van de rechtstreekse betalingen waarop de betrokken nieuwe lidstaat voor het betrokken jaar recht zou hebben.

    De huidige regels voor de toepassing van de regeling inzake een enkele areaalbetaling sluiten uit dat in de lidstaten die die regeling toepassen, tevens de energiegewassenregeling wordt toegepast. Aangezien die lidstaten geen verplichte braaklegging kennen, hebben ze evenmin de mogelijkheid energiegewassen te telen op braakland.

    Overeenkomstig artikel 143 quater van Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad mag een nieuwe lidstaat die de regeling inzake een enkele areaalbetaling gebruikt, na toestemming hiervoor van de Commissie echter besluiten landbouwers aanvullende nationale rechtstreekse betalingen te verstrekken voor energiegewassen. Bij de vaststelling van het maximumbedrag voor dergelijke nationale aanvullingen moet rekening worden gehouden met het geldende niveau van de geleidelijke invoering overeenkomstig artikel 143 bis van Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad.

    Voor de nieuwe lidstaten die ervoor kiezen de regeling inzake een enkele areaalbetaling niet toe te passen (Slovenië, Malta) gelden dezelfde voorwaarden als voor de EU-15 lidstaten, behalve dat voor hen de overeenkomstig artikel 143 bis van Verordening (EG) nr. 1782/2003 vastgestelde geleidelijke invoering van toepassing is. De energiegewassenregeling en het bijbehorende gegarandeerde maximumareaal en verplichte braaklegging (met inbegrip van de mogelijkheid op die arealen energiegewassen te telen) zijn derhalve van toepassing.

    4.2. Uitvoering van het initiatief inzake biobrandstoffen

    De beschikbare gegevens inzake biobrandstoffen en nationale indicatieve streefcijfers voor de EU-25 laten zien dat veel nieuwe lidstaten bij de uitvoering van het initiatief inzake biobrandstoffen van de EU hun doelstellingen hebben vastgesteld op hetzelfde niveau als de EU-15 lidstaten, of zelfs op een hoger niveau. Alle nieuwe lidstaten hebben ook reeds nationale maatregelen voor de steun voor de productie en het gebruik van biobrandstoffen goedgekeurd (bijvoorbeeld accijnsvrijstellingen).

    Sommige nieuwe lidstaten verstrekken reeds nationale steun in het kader van de aanvullende nationale rechtstreekse betalingen voor de productie van energiegewassen[9]; daaruit blijkt dat in die landen een grote belangstelling bestaat voor die gewassen.

    Uit die gegevens blijkt dat de nieuwe lidstaten zich veel moeite getroosten om aan het initiatief inzake biobrandstoffen te voldoen. Zij hebben dezelfde verplichtingen en zijn dezelfde verbintenissen aangegaan als de andere lidstaten.

    Over het areaal dat in de nieuwe lidstaten wordt gebruikt voor de teelt van gewassen voor de energieproductie zijn maar weinig gegevens. Uit de gegevens over de productiecapaciteit voor biodiesel (zie bijlage III bij dit verslag) blijkt evenwel dat, hoewel het aandeel bouwland in de nieuwe lidstaten ongeveer 30% van het totale areaal bouwland in de EU-25 bedraagt, de biodieselproductiecapaciteit slechts 8–10% van de totale capaciteit van de EU-25 bedraagt. En hoewel de productiecapaciteit van 2005 tot 2006 met bijna 50% is gestegen, bedroeg deze stijging in de nieuwe lidstaten slechts 20%.

    4.3 . Ontwikkelingsperspectieven voor de korte termijn voor energiegewassen in de nieuwe lidstaten

    In bijlage III en IV worden gegevens en analyses verstrekt over de trends op het gebied van de arealen voor energiegewassen, de verwerkingscapaciteit en de productie van biobrandstoffen, alsmede gegevens over de bestaande en toekomstige productiecapaciteit in de nieuwe lidstaten.

    Momenteel wordt in de nieuwe lidstaten nieuwe capaciteit voor de productie van bio-ethanol gebouwd. Terwijl in 2005 alleen Polen en Hongarije (met elk 2 fabrieken) een totale capaciteit van 135 000 ton hadden, zal de capaciteit in 2008 in zes nieuwe lidstaten waarschijnlijk 1 128 000 ton bereiken (in 20 fabrieken). Vooral Hongarije, Polen en Tsjechië zouden kunnen opkomen als nieuwe grote bio-ethanolproducenten. De capaciteit voor de productie van biodiesel zou tussen 2005 en 2007 kunnen verdubbelen, waardoor de nieuwe lidstaten, voornamelijk Polen en Tsjechië, een aandeel van ongeveer 10% in de totale productie krijgen.

    5. De toekomst: hoe zou de regeling kunnen worden verbeterd?

    5.1. Uitbreiding van de steun voor energiegewassen tot alle nieuwe lidstaten

    Op basis van strategische doelstellingen die in de EU-biobrandstoffenstrategie zijn vastgesteld, van twee jaar ervaring met de uitvoering van de regeling en van de ontwikkeling van de energiegewassensector in de hele EU, en in aansluiting op de conclusies van de 2708e zitting van de Raad van 20 februari 2006, stelt de Commissie voor de energiegewassenregeling met ingang van 2007 tot alle lidstaten uit te breiden, met inbegrip van de lidstaten die de regeling inzake een enkele areaalbetaling toepassen. De Commissie is van mening dat de nieuwe lidstaten eenzelfde stimulans moeten krijgen als de lidstaten van de EU-15 om energiegewassen te gaan produceren. Daarom moet de regeling in die landen worden ingevoerd onder dezelfde voorwaarden als momenteel voor de EU-15 gelden, met inbegrip van de volledige betaling van de steun voor energiegewassen.

    5.2 . Aanpassing van het gegarandeerde maximumareaal

    De nieuwe lidstaten hebben samen ongeveer 30 miljoen hectare bouwland, d.w.z. ongeveer 30% van het totale areaal bouwland van de EU-25 (104,3 miljoen hectare). Op basis van de aannames die in dit verslag zijn geponeerd, is er geen reden om te denken dat het potentieel voor de productie in de nieuwe lidstaten geringer is dan in de EU-15. Als we nagaan dat de nieuwe lidstaten die de regeling inzake een enkele areaalbetaling toepassen niet bij de BLNV-regeling betrokken zijn en dat in de door land ingesloten landen[10] (Hongarije, Tsjechië en Slowakije) een hoger percentage van het areaal voor de productie van energiegewassen zou kunnen worden gebruikt, zou dit aandeel aanzienlijk groter kunnen worden als de steunregeling voor energiegewassen zou worden uitgebreid.

    Rekening houdend met de tendensen bij de ontwikkeling van het met energiegewassen beteelde areaal tussen 2004 en 2006 in de EU-15, en met het feit dat de herziening van het GLB voor 2008 is gepland, is het de vraag of het huidige gegarandeerde maximumareaal genoeg is om de vraag in de jaren 2007 en 2008 te dekken zonder dat dit gegarandeerde maximumareaal wordt overschreden, hetgeen zou resulteren in een vermindering van de betaling per hectare voor energiegewassen. Sinds de totstandkoming van de hervorming van de suikersector komen suikerbieten in aanmerking voor steun voor energiegewassen. Dit zou een potentiële toename van het areaal energiegewassen betekenen.

    De Commissie is van mening dat voor de uitbreiding van de energiegewassenregeling met de nieuwe lidstaten met ingang van 2007 een vergroting van het gegarandeerde maximumareaal voor energiegewassen nodig zou zijn, ten minste in verhouding tot hun oppervlakte bouwland.

    5.3. Invoering van een nationale steunmaatregel voor de aanplant van meerjarige gewassen

    In artikel 56, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad is bepaald dat de lidstaten de mogelijkheid krijgen om nationale steun te verlenen tot 50% van de kosten voor de aanplant van meerjarige gewassen voor de productie van biomassa op braakgelegde grond. Door met energiegewassen beteelde arealen ook deze mogelijkheid te bieden zou het steunniveau kunnen worden verhoogd zonder extra uitgaven in het kader van het GLB. Gezien het huidige geringe aandeel van meerjarige gewassen in het met energiegewassen beteelde areaal, zou ook een dergelijke maatregel de huidige situatie, waarin vooral oliehoudende zaden worden geteeld, kunnen verbeteren. Deze steun zou ook een stimulans kunnen zijn voor een alternatief en minder intensief gebruik van bouwland van mindere kwaliteit of voor gebieden met groot erosiegevaar, zodat de toepassing van de regeling ook nog andere milieuvoordelen zou hebben.

    5.4. Mogelijkheden voor de vereenvoudiging van de steunregeling voor energiegewassen

    De regeling voor energiegewassen is bedoeld als stimulans voor de teelt van hoofdzakelijk voor de productie van bepaalde energieproducten geleverde gewassen, namelijk biobrandstoffen of energie geproduceerd met biomassa (zie artikel 88 van Verordening (EG) nr. 1782/2003).

    Gedurende de twee jaar dat de regeling nu wordt uitgevoerd zijn er verscheidene klachten uit de sector gekomen over de ingewikkeldheid van de regeling, hetgeen ook een negatief effect zou kunnen hebben op de deelname van landbouwers en inzamelaars/verwerkers aan de regeling. Daarom zouden de mogelijkheden om de uitvoeringsbepalingen te vereenvoudigen zonder de effectiviteit van de regeling in gevaar te brengen verder moeten worden onderzocht.

    Naar aanleiding van de conclusies van de 2708e zitting van de Raad (zie punt 2), is de Commissie van plan voorstellen te doen aan het Comité van beheer voor rechtstreekse betalingen om de uitvoering van de energiegewassenregeling te vereenvoudigen. De uitvoeringsbepalingen van de energiegewassenregeling zouden op de volgende punten kunnen worden vereenvoudigd:

    - herziening van het zekerheidssysteem op het niveau van de verwerker: In plaats van een systeem waarbij inzamelaars en/of verwerkers verplicht zijn een zekerheid te betalen voor elk contract en elke grondstofsoort, zou kunnen worden gedacht aan een systeem waarbij landbouwers de grondstoffen aan erkende inzamelaars/verwerkers moeten leveren om in aanmerking te komen voor de steun voor energiegewassen;

    - vereenvoudigingen op het niveau van de landbouwer: herziening van de bestaande controlemaatregelen wanneer granen en oliehoudende zaden op het bedrijf zelf worden gebruikt voor energiedoeleinden.

    6. Conclusies

    a. De energiegewassenregeling zou in alle lidstaten beschikbaar moeten worden gesteld – inclusief de nieuwe lidstaten – om hun bijdrage aan het EU-initiatief inzake biobrandstoffen op passende wijze te steunen. Hiertoe moet met name het gegarandeerde maximumareaal worden aangepast De extra kosten voor de begroting van de Gemeenschap bedragen maximaal €4,5 miljoen voor iedere 100 000 hectare toename van het gegarandeerde maximumareaal. De Commissie is van plan het voorstel aan de Raad te zijner tijd goed te keuren. Voor de aanpassing van het gegarandeerde maximumareaal moet rekening worden gehouden met het potentiële gebruik van de regeling in de jaren 2007 en 2008; dat areaal zal worden herzien in het kader van de algemene herziening van het GLB in 2008.

    b. Een aanzienlijke vereenvoudiging van de uitvoeringsbepalingen zou zowel de aantrekkelijkheid van de regeling voor landbouwers en verwerkers als het effect op de verdere ontwikkeling van energiegewassen vergroten. De Commissie zal zorgvuldig onderzoeken hoe de uitvoeringsbepalingen van de regeling kunnen worden vereenvoudigd en het risico van misbruik van de steun tegelijkertijd binnen de perken kan worden gehouden.

    TOELICHTING

    De Raad heeft drie jaar geleden een politiek akkoord bereikt over de GLB-hervorming van 2003, waarmee de weg werd bereid voor een grondige wijziging van de toekenningsvoorwaarden voor de EU-inkomenssteun aan landbouwers, en waarbij een nieuwe vorm van steun voor de teelt van energiegewassen werd ingevoerd met het oog op een duurzamere ontwikkeling van de landbouw en de plattelandsgebieden in de EU.

    Het is nog te vroeg om de impact van de hervorming uitgebreid te evalueren. Uit de ervaring tot dusver blijkt evenwel dat de hervorming in het algemeen met succes ten uitvoer is gelegd, doch op het vlak van efficiëntie en/of vereenvoudiging voor enige verbetering vatbaar is.

    Doel van het onderhavige voorstel is om vanaf 2007 de specifieke noodzakelijk geachte verbeteringen toe te passen, met name wat betreft:

    - de conclusies van het verslag van de Commissie aan de Raad betreffende de tenuitvoerlegging van de regeling voor energiegewassen, d.w.z. ervoor zorgen dat de regeling in de nieuwe lidstaten onder dezelfde voorwaarden van toepassing is als in de overige lidstaten, en dat nationale steun voor de aanplant van meerjarige gewassen voor de productie van biomassa wordt toegestaan;

    - de mogelijkheid voor de nieuwe lidstaten die de regeling inzake een enkele areaalbetaling toepassen, om tot en met eind 2010 verder gebruik te maken van deze eenvoudige vorm van inkomenssteun voor landbouwers; de vrijstelling van de verplichting om uit de regelgeving voortvloeiende beheerseisen op te nemen in de randvoorwaarden, zoals die momenteel geldt voor lidstaten die de regeling inzake een enkele areaalbetaling toepassen, zal evenwel niet worden verlengd na 2008; met het oog op coherentie tussen de vaste praktijk (waarop sancties kunnen staan) voor bij prioritair zwaartepunt 2 horende maatregelen in het kader van plattelandsontwikkeling en deze niet-verlenging, dient artikel 51 van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad dienovereenkomstig te worden gewijzigd;

    - de vereenvoudiging van de subsidiabiliteitsvoorschriften in het kader van de bedrijfstoeslagregeling voor met olijfbomen beplante arealen;

    - de invoering van een aantal noodzakelijke voorschriften inzake rechtstreekse betalingen in de suikersector.

    2006/0172 (CNS)

    Voorstel voor een

    VERORDENING VAN DE RAAD

    houdende wijziging en correctie van Verordening (EG) nr. 1782/2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers en houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1698/2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO)

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 36 en artikel 37, lid 2, derde alinea,

    Gelet op het voorstel van de Commissie,

    Gezien het advies van het Europees Parlement[11],

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1) Bij Verordening (EG) nr. 1782/2003[12] zijn gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en bepaalde steunregelingen voor landbouwers vastgesteld.

    (2) Op grond van artikel 42, lid 8, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 mogen toeslagrechten die zijn verleend met gebruikmaking van de nationale reserve, niet worden overgedragen, behoudens in gevallen van vererving. In gevallen van fusies en splitsingen is het ook dienstig landbouwers toe te staan uit de nationale reserve toegewezen toeslagrechten in de resulterende nieuwe onderneming(en) in te brengen.

    (3) De ervaring toont dat de subsidiabiliteitsvoorschriften voor landbouwarealen bij ontkoppelde inkomenssteun niet ingewikkeld hoeven te zijn. Het is met name dienstig de subsidiabiliteitsvoorschriften in het kader van de bedrijfstoeslagregeling voor met olijfbomen beplante landbouwarealen te vereenvoudigen.

    (4) Momenteel zijn bepaalde lidstaten, waaronder Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Slovenië en Slowakije (“de nieuwe lidstaten”) die de regeling inzake een enkele araalbetaling toepassen, van de communautaire steun voor energiegewassen uitgesloten. Bij de herziening van de regeling voor energiegewassen overeenkomstig artikel 92 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 is gebleken dat de steun voor energiegewassen vanaf 2007 tot alle lidstaten onder dezelfde voorwaarden moet worden uitgebreid. Het is derhalve dienstig het gegarandeerde maximumareaal verhoudingsgewijs te verhogen, de voor de invoering van steunregelingen in de nieuwe lidstaten vastgestelde toenameregeling niet te laten gelden voor de regeling voor energiegewassen, en de voorschriften voor de regeling inzake een enkele areaalbetaling te wijzigen.

    (5) Teneinde het belang van meerjarige energiegewassen te versterken en de toename van de productie ervan te stimuleren, dienen de lidstaten te worden gemachtigd nationale steun toe te kennen tot een maximum van 50% van de aanplantkosten van meerjarige energiegewassen voor arealen waarvoor een steunaanvraag voor energiegewassen is ingediend.

    (6) Telers van suikerbieten en suikerriet in de nieuwe lidstaten ontvangen sinds de toetreding prijssteun in het kader van Verordening (EG) nr. 1260/2001 van de Raad van 19 juni 2001 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker[13]. Het is derhalve dienstig te bepalen dat de in hoofdstuk 10 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 vastgestelde communautaire steun voor telers van suikerbieten en suikerriet met ingang van de dag waarop deze steun van toepassing wordt, niet onder de in artikel 143 bis van die verordening vastgestelde toenameregeling valt.

    (7) De ervaring toont dat de regeling inzake een enkele areaalbetaling een doeltreffend en eenvoudig systeem is voor de toekenning van ontkoppelde inkomenssteun voor landbouwers. Met het oog op vereenvoudiging dienen de lidstaten in de mogelijkheid te worden gesteld dit systeem tot en met eind 2010 te blijven toepassen. Het lijkt evenwel niet aangewezen lidstaten die de regeling inzake een enkele areaalbetaling toepassen, ook nog na 2008 vrij te stellen van de verplichting om de uit de regelgeving voortvloeiende beheerseisen op te nemen in de randvoorwaarden. Teneinde bepaalde plattelandsontwikkelingsmaatregelen met deze niet-verlenging in overeenstemming te brengen, dient hier in artikel 51 van Verordening (EG) nr. 1698/2005[14] rekening mee te worden gehouden.

    (8) In normale omstandigheden kunnen landbouwers zelf de voorwaarden overeenkomen voor de overdracht van het bedrijf (of een deel daarvan) dat de afzonderlijke suikerbetaling heeft ontvangen. In het geval van vererving is het evenwel dienstig te bepalen dat de erfgenaam de afzonderlijke suikerbetaling ontvangt.

    (9) De Verordeningen (EG) nr. 1782/2003 en (EG) nr. 1698/2005 moeten dienovereenkomstig worden gewijzigd.

    (10) Bij Verordening (EG) nr. 247/2006 van de Raad van 30 januari 2006 houdende specifieke maatregelen op landbouwgebied ten behoeve van de ultraperifere gebieden van de Unie[15] is bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 gewijzigd. Als gevolg van een vergissing is in de rijen “olijfolie” en “hop” geen rekening gehouden met de wijzigingen in die bijlage die zijn aangebracht bij Verordening (EG) nr. 2183/2005 van de Commissie van 22 december 2005 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers en houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 795/2004 houdende bepalingen voor de uitvoering van de bedrijfstoeslagregeling waarin is voorzien bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad[16]. Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 moet derhalve dienovereenkomstig worden gecorrigeerd met ingang van de datum van toepassing van Verordening (EG) nr. 2183/2005,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Verordening (EG) nr. 1782/2003 wordt als volgt gewijzigd:

    1) In artikel 42, lid 8, wordt de eerste alinea vervangen door:

    “Behoudens gevallen van overdracht door feitelijke of verwachte vererving en van fusies en splitsingen, en in afwijking van artikel 46, mogen toeslagrechten die zijn verleend met gebruikmaking van de nationale reserve, gedurende een periode van vijf jaar vanaf de toekenning niet worden overgedragen. In geval van fusie of splitsing behoudt/behouden het nieuwe bedrijf/de nieuwe bedrijven de oorspronkelijk uit de nationale reserve toegewezen toeslagrechten tot het einde van de periode van vijf jaar.”

    2) In artikel 44, lid 2, wordt de tweede alinea vervangen door:

    “Onder „subsidiabele hectare” wordt tevens verstaan oppervlakten die met hop zijn beplant of tijdelijk uit productie moeten worden genomen, of oppervlakten waarop olijfbomen staan.”

    3) Artikel 51, onder a), wordt vervangen door:

    “a) blijvende teelten, behalve olijfbomen of hop;”

    4) Artikel 60, lid 1, komt als volgt te luiden:

    “1. Wanneer een lidstaat gebruik maakt van de in artikel 59 geboden mogelijkheid, kunnen de landbouwers, in afwijking van artikel 51, onder b) en c), en overeenkomstig het bepaalde in dit artikel, de percelen die zij overeenkomstig artikel 44, lid 3, hebben aangegeven, ook gebruiken voor de productie van in artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2200/96 en artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2201/96 vermelde producten en van andere aardappelen dan de voor de zetmeelproductie bestemde aardappelen waarvoor op grond van artikel 93 van de onderhavige verordening steun wordt verleend, maar niet voor de in artikel 51, onder a), vermelde teelten.”

    5) Artikel 71 octies , lid 1, wordt vervangen door:

    “1. In afwijking van artikel 51, onder b) en c), en overeenkomstig het bepaalde in dit artikel, de kunnen de landbouwers de percelen die zij overeenkomstig artikel 44, lid 3, hebben aangegeven, ook gebruiken voor de productie van in artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2200/96 of artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2201/96 vermelde producten en van andere aardappelen dan de voor de zetmeelproductie bestemde aardappelen waarvoor op grond van artikel 93 van de onderhavige verordening steun wordt verleend, maar niet voor de in artikel 51, onder a), vermelde teelten.”

    6) Aan artikel 88 wordt het volgende lid toegevoegd:

    “De artikelen 143 bis en 143 quater zijn niet van toepassing op de steun voor energiegewassen.”

    7) Artikel 89, lid 1, wordt vervangen door:

    “1. Er wordt een gegarandeerd maximumareaal van 2 000 000 ha vastgesteld waarvoor de steun kan worden verleend.”

    8) Het volgende artikel 90 bis wordt ingevoegd:

    “Artikel 90 bis Nationale steun

    De lidstaten worden gemachtigd nationale steun te betalen tot een maximum van 50% van de aanplantkosten van meerjarige gewassen voor arealen waarvoor een steunaanvraag voor energiegewassen is ingediend.”

    9) Aan artikel 110 vicies wordt het volgende lid toegevoegd:

    “De artikelen 143 bis en 143 quater zijn niet van toepassing op steun voor telers van suikerbieten en suikerriet.”

    10) Artikel 143 ter wordt als volgt gewijzigd:

    a) lid 1 wordt vervangen door:

    “1. De nieuwe lidstaten kunnen uiterlijk op de datum van toetreding besluiten de rechtstreekse betalingen, met uitzondering van de in hoofdstuk 5 van titel IV vastgestelde steun voor energiegewassen, gedurende de in lid 9 bedoelde toepassingsperiode te vervangen door een enkele areaalbetaling die overeenkomstig lid 2 wordt berekend.”

    b) lid 6, derde alinea, wordt vervangen door:

    “Van 1 januari 2005 tot en met 31 december 2008 is de toepassing van de artikelen 3, 4, 6, 7 en 9 facultatief voor de nieuwe lidstaten voor zover deze bepalingen verband houden met uit de regelgeving voortvloeiende beheerseisen.”

    c) lid 9 wordt vervangen door:

    “9. Onder voorbehoud van het bepaalde in lid 11 mag elke nieuwe lidstaat de regeling inzake een enkele areaalbetaling toepassen tot en met eind 2010. Nieuwe lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op 1 augustus van het laatste toepassingsjaar in kennis van hun voornemen om de toepassing te beëindigen.”

    d) lid 11, derde alinea, wordt vervangen door:

    “Tot het einde van de in lid 9 bedoelde toepassingsperiode van de regeling inzake een enkele areaalbetaling is het in artikel 143 bis vastgestelde percentage van toepassing. Indien de toepassing van de regeling inzake een enkele areaalbetaling bij een overeenkomstig het onderhavige lid, eerste alinea, onder b), genomen besluit tot na 2010 wordt verlengd, geldt het in artikel 143 bis voor het jaar 2010 vastgestelde percentage tot het einde van het laatste toepassingsjaar van de regeling inzake een enkele areaalbetaling.”

    11) Artikel 143 ter bis wordt als volgt gewijzigd:

    a) in de eerste alinea van lid 1 wordt de eerste zin vervangen door:

    “In afwijking van het bepaalde in artikel 143 ter kunnen de nieuwe lidstaten die de regeling inzake een enkele areaalbetaling toepassen, uiterlijk op 30 april 2006 besluiten om voor de jaren 2006 tot en met 2010 een afzonderlijke suikerbetaling toe te kennen aan voor de regeling inzake een enkele areaalbetaling in aanmerking komende landbouwers.

    b) het volgende lid 6 wordt toegevoegd:

    “6. In geval van feitelijke of verwachte vererving wordt de afzonderlijke suikerbetaling toegekend aan de landbouwer die het bedrijf heeft geërfd, mits deze landbouwer in aanmerking komt voor de regeling inzake een enkele areaalbetaling.”

    12) Bijlage I wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

    Artikel 2

    Aan artikel 51, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1698/2005 wordt de volgende alinea toegevoegd:

    “De in de eerste alinea vastgestelde afwijking is van toepassing tot en met 31 december 2008.”

    Artikel 3

    Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie .

    Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2007. Artikel 1, leden 9, 11 en 12, is evenwel van toepassing met ingang van 1 januari 2006.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel,

    Voor de Raad

    De Voorzitter

    BIJLAGE

    Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 wordt als volgt gewijzigd:

    1) De rij “olijfolie” wordt vervangen door:

    Olijfolie | Titel IV, hoofdstuk 10 ter, van deze verordening | Areaalsteun |

    Artikel 48 bis, lid 11, van Verordening (EG) nr. 795/2004 van de Commissie1 | Voor Malta en Slovenië in 2006 |

    1 PB L 141 van 30.4.2004, blz. 1. |

    2) De rij “hop” wordt vervangen door:

    Hop | Titel IV, hoofdstuk 10 quinquies, van deze verordening (***) (*****) | Areaalsteun |

    Artikel 48 bis, lid 12, van Verordening (EG) nr. 795/2004 | Voor Slovenië in 2006 |

    FINANCIEEL MEMORANDUM |

    1. | BEGROTINGSPOST 05 03 02 27 | KREDIETEN (VOB 2007): 34,6 miljoen euro |

    2. | TITEL VAN DE MAATREGEL: Verordening van de Raad houdende wijziging en correctie van Verordening (EG) nr. 1782/2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers en houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1698/2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) |

    3. | RECHTSGRONDSLAG: Artikel 36 en artikel 37, lid 2, derde alinea, van het Verdrag. |

    4. | DOEL VAN DE MAATREGEL: De nieuwe lidstaten die de regeling inzake een enkele areaalbetaling toepassen, laten profiteren van de regeling voor energiegewassen en tevens het gegarandeerde maximumareaal voor de hele Gemeenschap verhogen van 1,5 miljoen ha tot 2 miljoen ha. In de suikersector wordt een bepaling toegevoegd met betrekking tot de vrijstelling van de invoering van de tijdelijke gekoppelde betaling overeenkomstig het in het kader van de suikerhervorming vastgestelde beginsel. De nieuwe lidstaten mogen de regeling inzake een enkele areaalbetaling tot en met eind 2010 toepassen en de bedrijfstoeslagregeling voor olijfolie wordt verduidelijkt. |

    5. | FINANCIËLE GEVOLGEN | PERIODE VAN 12 MAANDEN (miljoen euro) | LOPEND BEGROTINGS-JAAR (miljoen euro) | VOLGEND BEGROTINGS-JAAR 2007 (miljoen euro) |

    5.0 | UITGAVEN – TEN LASTE VAN DE EG-BEGROTING (RESTITUTIES/INTERVENTIES) – NATIONALE BEGROTINGEN – ANDERE | 22,5 | – | – |

    5.1 | ONTVANGSTEN – EIGEN MIDDELEN EG (HEFFINGEN/DOUANERECHTEN) – OP NATIONAAL VLAK | – | – | – |

    2008 | 2009 | 2010 | 2011+ |

    5.0.1 | RAMING VAN DE UITGAVEN | 22,5 | 22,5 | 22,5 | 22,5 |

    5.1.1 | RAMING VAN DE ONTVANGSTEN | – | – | – | – |

    5.2 | BEREKENINGSMETHODE: – |

    6.0 | IS FINANCIERING MOGELIJK UIT KREDIETEN DIE IN HET BETROKKEN HOOFDSTUK VAN DE LOPENDE BEGROTING ZIJN OPGENOMEN? | JA NEEN |

    6.1 | IS FINANCIERING MOGELIJK DOOR OVERSCHRIJVING VAN EEN HOOFDSTUK VAN DE LOPENDE BEGROTING NAAR EEN ANDER? | JA NEEN |

    6.2 | IS EEN AANVULLENDE BEGROTING NODIG? | JA NEEN |

    6.3 | MOETEN IN DE VOLGENDE BEGROTING KREDIETEN WORDEN OPGENOMEN? | JA NEEN |

    OPMERKINGEN: 1) Verwacht wordt dat het gegarandeerde maximumareaal in 2007 en 2008 niet volledig zal worden benut omdat de regeling voor energiegewassen in de oude lidstaten traag op gang komt, wat tot besparingen op de Gemeenschapsbegroting tot 20 miljoen euro in 2008 en 10 miljoen euro in 2009 kan leiden. 2) Het feit dat nieuwe lidstaten de verplichte braakleggingsvoorschriften pas na 2010 zouden toepassen, kan indirecte gevolgen hebben voor de markt voor granen en in 2010 en 2011 tot niet-kwantificeerbare kosten voor de Gemeenschapsbegroting leiden. |

    [1] COM(2005) 628 van 7.12.2005.

    [2] COM(2006) 34 van 8.2.2006.

    [3] Regeling inzake een enkele areaalbetaling: zie voor nadere toelichting punt 4.1.

    [4] Bijvoorbeeld blijkt uit de cijfers van de European Biodiesel Board dat de totale biodieselproductie in de EU-25 tussen 2004 en 2006 met 65% is toegenomen. De ramingen betreffende de biodieselproductiecapaciteit geven voor 2005 en 2006 samen een stijging van 43,5% zien.

    [5] Kärnten (maïs-biogas), Niedersachsen (kool- en raapzaadbiodiesel, maïs-biogas), Castilla y Leon (zonnebloembiodiesel, zonder of met irrigatie, gerstbio-ethanol, zonder of met irrigatie), Oulu (Finland) (rietgras-rechtstreekse verbranding in energiecentrales), Champagne-Ardennes (tarwebio-ethanol), Haute-Normandie (kool- en raapzaadbiodiesel).

    [6] Hier wordt onder "marge" verstaan: de marge die het resultaat is van de optelsom van marktkrachten enerzijds en de natuurlijke variatie van de productiviteit van gewassen in ¬ /ha, anderzijds.

    [7] Niet verwctiviteit van gewassen in €/ha, anderzijds.

    [8] Niet verwaarloosbaar: De steun voor energiegewassen vertegenwoordigt meer dan 10% van de marge voor het betrokken gewas.

    [9] Zie punt 3.1.

    [10] Polen: 7 500 ha voor hakhout met korte omlooptijd; Hongarije: Akkerbouwgewassen: 30 000 ha, energiegras (Miscanthus): 11 000 ha, hakhout met korte omlooptijd: 2 500 ha.

    [11] Lidstaten zonder rechtstreekse toegang tot een zeehaven.

    [12] PB C… van a…, blz. …

    [13] PB L 270 van 21.10.2003, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 953/2006 (PB L 175 van 29.6.2006, blz. 1).

    [14] PB L 178 van 30.6.2001, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 39/2004 (PB L 6 van 10.1.2004, blz. 16).

    [15] PB L 277 van 21.10.2005, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. …/2006 (PB L … van ….2006, blz. …).

    [16] PB L 42 van 14.2.2006, blz. 1.

    [17] PB L 347 van 30.12.2005, blz. 56.

    Top