Ce document est extrait du site web EUR-Lex
Document 52003DC0520
Communication from the Commission to the Council and the European Parliament - Towards an international instrument on cultural diversity
Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement - Naar een internationaal instrument inzake culturele verscheidenheid
Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement - Naar een internationaal instrument inzake culturele verscheidenheid
/* COM/2003/0520 def. */
Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement - Naar een internationaal instrument inzake culturele verscheidenheid /* COM/2003/0520 def. */
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT - Naar een internationaal instrument inzake culturele verscheidenheid 1. Achtergrond Culturele verscheidenheid vormt een van de belangrijkste thema's van het internationale debat tussen internationale en regionale organisaties sinds 1998. Een aantal organisaties heeft het thema al bestudeerd: de G8 (Okinawa, 2000), de Raad van Europa (Declaration on Cultural Diversity, december 2000) en de UNESCO (Universal Declaration and Action Plan on Cultural Diversity, november 2001, waaraan de Europese Gemeenschap en de lidstaten van de Europese Unie hun steun hebben gegeven). Momenteel wordt het thema door de Verenigde Naties en de Internationale Telecommunicatie-unie (International Telecommunication Union, ITU) bestudeerd in het kader van de Wereldtop over de informatiemaatschappij (World Summit on the Information Society, WSIS) in Genève (2003) en Tunesië (2005). Het thema culturele verscheidenheid is voorts ook bij andere internationale en regionale fora (inclusief de civiele samenleving) [1] aan de orde geweest. [1] De Organisation Internationale de la Francophonie (OIF) en het International Network on Cultural Policy (INCP), evenals het International Network for Cultural Diversity (INCD) wat de civiele samenleving betreft. Bij de discussie over culturele verscheidenheid hebben sommige organisaties de aandacht specifiek op een internationaal instrument toegespitst. Het INCP heeft een ontwerp voor een universele conventie opgesteld dat in oktober 2002 door de ministers in Kaapstad is goedgekeurd. Parallel met de bijeenkomsten van het INCP heeft een groep deskundigen die de civiele samenleving vertegenwoordigen en in het kader van een International Network for Cultural Diversity (INCD) samenkomen, een ontwerp voor een internationaal instrument opgesteld. Ook SAGIT (Sectoral Advisory Group on International Trade on cultural industries), een adviesgroep die de Canadese regering over handelskwesties adviseert, heeft een ontwerp-instrument opgesteld. De toenemende internationale aandacht voor culturele verscheidenheid haakt in op de groeiende bezorgdheid van de civiele samenleving en de regeringen over het behoud van de culturele verscheidenheid (als een gemeenschappelijk erfgoed van de mensheid vergelijkbaar met de biodiversiteit) en draagt bij tot de bevordering van levende culturen en creativiteit. In beide dimensies vult culturele verscheidenheid de wereldwijde strategieën ter bevordering van duurzame ontwikkeling gewoonlijk aan. De overheden zijn er zich steeds meer van bewust dat de interculturele dialoog moet worden bevorderd met het oog op vrede, veiligheid en stabiliteit in de wereld. De Europese Gemeenschap en de lidstaten van de Europese Unie hebben zich achter de in november 2001 unaniem door de UNESCO goedgekeurde Universele Verklaring over culturele verscheidenheid en het ondersteunende actieplan geschaard. De lidstaten hebben duidelijk hun steun uitgesproken voor de waarden en beginselen die in deze teksten zijn vastgelegd en die door nagenoeg de hele internationale gemeenschap zijn onderschreven. In het eerste punt van het actieplan wordt vermeld dat het de bedoeling is "(...) vooral na te gaan of een internationaal juridisch instrument inzake culturele verscheidenheid opportuun is." In april 2003 heeft de Uitvoerende Raad van de UNESCO de Algemene Conferentie van de organisatie (die dit jaar van 29 september tot 17 oktober samenkomt) unaniem aanbevolen om "ertoe te beslissen de ontwikkeling van een nieuw normatief instrument inzake culturele verscheidenheid voort te zetten en de aard van dit instrument te bepalen." De aanstaande Algemene Conferentie zal dus een beslissing nemen over een eventueel te ontwikkelen internationaal instrument inzake culturele verscheidenheid en over de aard van dit instrument. 2. De betrokkenheid van de Gemeenschap Het behoud en de bevordering van de culturele verscheidenheid zijn basisbeginselen van het Europese model. Ze zijn vastgelegd in artikel 151 van het Verdrag [2] en in artikel 22 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie [3]. Bovendien zullen ze een vooraanstaande plaats krijgen in de toekomstige grondwet. [2] Met name artikel 151, lid 1 ("De Gemeenschap draagt bij tot de ontplooiing van de culturen van de lidstaten onder eerbiediging van de nationale en regionale verscheidenheid van die culturen, maar tegelijk ook de nadruk leggend op het gemeenschappelijk cultureel erfgoed.") en artikel 151, lid 4 ("De Gemeenschap houdt bij haar optreden uit hoofde van andere bepalingen van dit Verdrag rekening met de culturele aspecten, met name om de culturele verscheidenheid te eerbiedigen en te bevorderen.") [3] Artikel 22: "De Unie eerbiedigt de culturele, godsdienstige en taalkundige verscheidenheid". Dankzij artikel 151 zijn culturele activiteiten op touw gezet (met name via het programma Cultuur 2000). Met betrekking tot het intern beleid bepaalt artikel 151 dat in het kader van andere communautaire beleidsmaatregelen rekening met de culturele dimensie moet worden gehouden. Dat is trouwens gebeurd met betrekking tot het programma MEDIA Plus bij het industriebeleid en met betrekking tot de richtlijn Televisie zonder grenzen bij het vrije verkeer van diensten in de interne markt. Het beginsel geldt ook voor de externe dimensie van het communautaire optreden. Artikel 151 bepaalt dat de EG en de lidstaten van de Europese Unie het Europese model in hun internationale betrekkingen moeten bevorderen als bijdrage aan een op duurzame ontwikkeling, vreedzame coëxistentie en interculturele dialoog gebaseerde wereldorde. Met betrekking tot de internationale samenwerking is artikel 151, lid 3, van cruciaal belang: "De Gemeenschap en de lidstaten bevorderen de samenwerking met derde landen en met de inzake cultuur bevoegde internationale organisaties, met de name met de Raad van Europa." De Gemeenschap is betrokken bij culturele beleidsmaatregelen en acties die haar ertoe nopen deze aspecten binnen haar grenzen en in de betrekkingen met derde landen en internationale organisaties te versterken. De Gemeenschap heeft een ambitieus ontwikkelingsbeleid uitgewerkt dat een culturele component ten aanzien van bepaalde regio's in de wereld omvat, met name Afrika, het Caribisch gebied, de Stille Oceaan (ACS) en het Middellandse-Zeegebied [4]. Het externe optreden van de Gemeenschap op cultureel gebied vindt zijn legitimiteit en meerwaarde in de natuurlijke roeping om een interculturele dialoog te bevorderen en de voorwaarden voor gelijkheid te scheppen. [4] Zie artikel 27 over "Culturele ontwikkeling" van de Overeenkomst van Cotonou en hoofdstuk III over "Sociale, culturele en menselijke partnerschappen: ontwikkeling van het menselijk potentieel, bevordering van wederzijds begrip tussen culturen en uitwisseling tussen civiele samenlevingen" van de Verklaring van Barcelona uit 1995 tot oprichting van het nieuwe Europees-mediterrane partnerschap. Op het gebied van de informatiemaatschappij heeft de Gemeenschap activiteiten en programma's ontwikkeld (bijvoorbeeld het initiatief eEurope) die de culturele verscheidenheid beogen te bevorderen met behulp van informatie- en communicatietechnologieën. Deze activiteiten bieden een kader voor dialoog en samenwerking met derde landen. Het Verdrag en de communautaire instrumenten roepen de Gemeenschap en de lidstaten van de Europese Unie op om een aantal kwesties die voor de discussie over een internationaal instrument relevant zijn, gezamenlijk aan te pakken. De EG en de lidstaten van de Europese Unie moeten borg staan voor de samenhang tussen interne en externe EU-beleidsmaatregelen en multilaterale overeenkomsten, met name onder auspiciën van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) en de Wereldorganisatie voor de intellectuele eigendom (WIPO). Het instrument mag geen obstakel vormen voor de lopende discussies binnen de WIPO (met name binnen het intergouvernementeel WIPO-comité inzake genetische hulpbronnen, traditionele kennis en folklore/traditionele culturele expressievormen). Bij het begin van de multilaterale handelsonderhandelingen in het kader van de WTO heeft de Raad Algemene Zaken van de EU beklemtoond dat het belangrijk is de culturele verscheidenheid te behouden (zie de conclusies van 25 oktober 1999, die voor de lopende onderhandelingen nog steeds geldig zijn) [5]. [5] Conclusies van de Raad van 25 oktober 1999: "Tijdens de komende WTO-onderhandelingen zal de Unie, net als tijdens de Uruguay-ronde, ervoor zorgen dat de Gemeenschap en haar lidstaten de mogelijkheid behouden om hun capaciteit te vrijwaren en te ontwikkelen om hun cultureel en audiovisueel beleid te omschrijven en uit te voeren, zulks met het oog op het behoud van hun culturele diversiteit." Gezien het belang dat bij deze besprekingen aan internationale culturele en audiovisuele samenwerking wordt gehecht, moeten de Gemeenschap en de lidstaten van de Europese Unie met hun belangrijke samenwerkingsinstrumenten aan deze besprekingen deelnemen op een wijze die evenredig is met de bijdrage van de Gemeenschap aan samenwerking en ontwikkeling. Het Europese beleid steunt en implementeert bepaalde specifieke doelstellingen van de Universele Verklaring van de UNESCO, zoals de ontwikkeling van levensvatbare, plaatselijke culturele sectoren en een betere verspreiding van culturele werken op wereldvlak (met name werken uit ontwikkelingslanden). De onderhandelingen die tijdens de aanstaande Algemene Conferentie van de UNESCO zullen worden gevoerd met het oog op een beslissing over de opportuniteit en de aard van een mogelijk toekomstig internationaal instrument inzake culturele verscheidenheid, gaan duidelijk over zaken waarvoor op communautair vlak voorschriften en instrumenten bestaan. Tijdens een bijeenkomst in mei 2003 in Thessaloniki hebben de ministers van Cultuur een mogelijk internationaal instrument inzake culturele verscheidenheid besproken. Ze zijn tot de volgende conclusies gekomen: « 7. Europa als een continent van cultuur kan de bedreiging van culturele homogeniteit of van een botsing van beschavingen niet aanvaarden. Als antwoord op dit alles pleit Europa voor het behoud en de bevordering van de culturele verscheidenheid. 8. Deze fundamentele politieke doelstelling vergt een passende rechtsgrond. Op internationaal vlak kan onder auspiciën van de UNESCO voor een rechtsgrond worden gezorgd in de vorm van een multilaterale conventie inzake de bescherming en de bevordering van de culturele verscheidenheid Daarbij moet rekening worden gehouden met het voorbereidende werk dat de Raad van Europa en het International Network of Cultural Policy reeds hebben geleverd. De WTO kan niet het belangrijkste internationale forum voor het cultuurbeleid zijn. » 3. De meerwaarde van een nieuw instrument Uit de steeds vaker op internationaal vlak gevoerde discussies (zie hierboven) blijkt de grote belangstelling voor culturele verscheidenheid en vooral voor een normatief kader voor het behoud en de bevordering van culturele verscheidenheid. In het voor de Uitvoerende Raad bestemde document "Preliminary study on the technical and legal aspects relating to the desirability of a standard-setting instrument on cultural diversity" (166 EX/28 van 12 maart 2003) somt het secretariaat van de UNESCO de bestaande internationale instrumenten inzake culturele verscheidenheid op die onder de wereldwijde auspiciën van de Verenigde Naties staan. Uit de analyse blijkt dat "reeds voor verschillende aspecten van culturele verscheidenheid al dan niet bindende internationale normen gelden." Nochtans bestaat er volgens het document een lacune in het internationale recht, namelijk wat de culturele verscheidenheid in het kader van de globalisering betreft. Een instrument met de volgende specifieke doelstellingen zou deze lacune kunnen verhelpen: "Een verband leggen tussen het behoud van culturele verscheidenheid en de ontwikkelingsdoelstellingen, met name door de bevordering van creativiteit en culturele goederen en diensten waarin deze creativiteit tot uiting komt. Dit betekent vooral dat de capaciteit van landen om hun cultuurbeleid te bepalen moet worden bevorderd (...)." Op basis hiervan somt het secretariaat vier mogelijke gebieden of opties op die baat zouden hebben van normatieve maatregelen van de UNESCO [6]. Een duidelijke meerderheid van de leden van de Uitvoerende Raad van de UNESCO gaf de voorkeur aan de laatste optie, namelijk "de bescherming van de verscheidenheid van culturele inhouden en artistieke expressievormen die in de culturele sector weerspiegeld worden en door de globalisering bijzonder bedreigd worden". [6] Deze vier gebieden of opties zijn: (a) een nieuw allesomvattend instrument inzake culturele rechten (d.w.z. deelname aan het culturele leven, de vrijheid om creatief te zijn, het recht op onderwijs, enzovoort); (b) een instrument inzake de status van kunstenaars; (c) een protocol bij de Overeenkomst van Florence (over de verspreiding van cultuurgoederen) en (d) de bescherming van de verscheidenheid van culturele inhouden en artistieke expressievormen. Het secretariaat vermeldt in het commentaar bij de eerste drie opties dat deze opties om uiteenlopende redenen minder geschikt en moeilijker haalbaar zijn. Het secretariaat geeft daarom de voorkeur aan optie (d). Het secretariaat beschrijft de doelstellingen die aan normatief werk in het kader van deze optie ten grondslag liggen, als volgt: "(...) de bescherming van de culturele verscheidenheid in een aantal expressievormen van culturele activiteit waarborgen; een dynamische wisselwerking bevorderen tussen de verschillende culturele inhouden en artistieke expressievormen en andere nauw verwante gebieden (het verband tussen meertaligheid en culturele expressie, de ontwikkeling van plaatselijke inhouden, de deelname aan het culturele leven, de mogelijkheden voor toegang tot "multiple source cultures" en via tal van media, inclusief digitale media); respect voor de individuele rechten van scheppers en kunstenaars; en een vlotter verkeer van met culturele activiteiten verbonden personen, goederen, diensten en kennis zonder stabiele gebieden van activiteit en creativiteit in het gedrang te brengen. Het behoud van culturele verscheidenheid wordt zo aan de doelstellingen van duurzame ontwikkeling en interculturele dialoog gekoppeld via de bevordering van creativiteit en artistieke expressie. Bovendien kunnen alle landen dankzij een dergelijk instrument hun cultuurbeleid, hun samenwerkingsovereenkomsten en hun partnerschapsinitiatieven in een globale wereld zelf bepalen (...)." 4. Leidende beginselen voor een toekomstig instrument De vorm en de inhoud van het beoogde instrument zijn tot dusver nog niet aan de orde geweest. Er wordt momenteel over gediscussieerd en verschillende opties kunnen worden overwogen. De Commissie vindt een wettelijk bindend instrument noodzakelijk om de culturele verscheidenheid te beschermen en te bevorderen. Doel is bepaalde culturele rechten [7] te consolideren, partijen tot internationale samenwerking te bewegen, een forum voor discussies over het cultuurbeleid in het leven te roepen en de stand van zaken op het gebied van culturele verscheidenheid wereldwijd te monitoren. Een dergelijke benadering veronderstelt een evenwichtige kijk op de mogelijkheden en de gevaren van de globalisatie en de ontwikkeling van ICT's. [7] In deze context moet het begrip "culturele rechten" worden geïnterpreteerd in de zin van de Universele Verklaring van de rechten van de mens en artikel 5 van de Universele Verklaring over culturele verscheidenheid van de UNESCO: "Culturele rechten vormen een wezenlijk onderdeel van de mensenrechten, die universeel, ondeelbaar en onderling afhankelijk zijn. De ontplooiing van creatieve verscheidenheid vereist de volledige toepassing van de culturele rechten, zoals bepaald in artikel 27 van de Universele Verklaring van de rechten van de mens en in de artikelen 13 en 15 van het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten. Iedereen moet zich daarom kunnen uitdrukken en zijn werk kunnen scheppen en verspreiden in een taal naar keuze, en met name in de moedertaal. Iedereen heeft recht op kwaliteitsonderwijs en opleidingen die zijn culturele identiteit volledig eerbiedigen. Iedereen moet aan het culturele leven van eigen keuze kunnen deelnemen en zijn eigen culturele gebruiken in ere kunnen houden, mits de mensenrechten en de fundamentele vrijheden worden gerespecteerd". De woorden "culturele rechten", zoals gebruikt in dit artikel, moeten worden geïnterpreteerd als zijnde onverminderd de rechten inzake intellectuele eigendom en het gebruik ervan. Volgens de Commissie kan een internationaal instrument inzake culturele verscheidenheid alleen steun van de EG krijgen en de Europese benadering weerspiegelen, als het op de mensenrechten gebaseerd is en de mensenrechten volledig eerbiedigt. Behalve de erkenning van culturele rechten [8] - en met name het recht om vrij aan het culturele leven van de gemeenschap deel te nemen - legt de Universele Verklaring van de rechten van de mens een benadering van cultuur vast die op menselijke waardigheid, gelijkheid en vrijheid gebaseerd is. Deze beginselen worden in de Universele Verklaring over culturele verscheidenheid van de UNESCO uitgewerkt en vormen er zowel de grondslag als de grenzen van [9]. Binnen de EU vormt artikel 151 van het Verdrag de rechtsgrond voor de bevordering van culturele verscheidenheid. De Gemeenschap is met name verplicht bij haar optreden rekening met cultuur te houden (inclusief in het kader van internationale samenwerking). [8] Zie artikel 22 van de Verklaring: "Iedereen (...) heeft er aanspraak op dat (...) de economische, sociale en culturele rechten die onmisbaar zijn voor zijn waardigheid en voor de vrije ontplooiing van zijn persoonlijkheid, verwezenlijkt worden", en artikel 27 van de Verklaring: "1. Een ieder heeft het recht om vrijelijk deel te nemen aan het culturele leven van de gemeenschap, om te genieten van kunst en om deel te hebben aan wetenschappelijke vooruitgang en de vruchten daarvan. 2. Een ieder heeft het recht op de bescherming van de geestelijke en materiële belangen, voortspruitende uit een wetenschappelijk, letterkundig of artistiek werk, dat hij heeft voortgebracht." [9] Zie artikel 4 van de Universele Verklaring over culturele verscheidenheid van de UNESCO: "Niemand mag zich op culturele verscheidenheid beroepen om de door het internationale recht gewaarborgde mensenrechten te schenden of hun werkingssfeer te beperken." Het begrip cultuur dat de grondslag voor het optreden van de Gemeenschap vormt (met name op internationaal vlak), wordt in de antropologische en sociale betekenis van het woord verstaan. Het omvat alles wat met de identiteit en de waardigheid van mensen overeenstemt. Dankzij dit begrip kan culturele verscheidenheid dynamisch worden begrepen in verhouding tot de Ander. Het instrument moet bovendien de volgende doelstellingen nastreven en aan de volgende voorwaarden voldoen: - de culturele verscheidenheid bevorderen; - een bijdrage aan de interculturele dialoog leveren en wederzijds begrip en respect bevorderen; - de internationale culturele samenwerking ontwikkelen met het oog op meer uitwisselingen van culturele goederen en diensten (inclusief goederen en diensten uit ontwikkelingslanden). Het is in dit verband belangrijk op gezette tijden vergaderingen van deskundigen te beleggen zodat op internationaal vlak (regionaal en/of bilateraal) instrumenten en samenwerkingskaders kunnen worden gedefinieerd en ontwikkeld. De culturele dimensie van samenwerkingsactiviteiten zal worden bevorderd (inclusief de noodzaak om via het onderwijs de wederzijdse kennis van culturele identiteiten te bevorderen als voorwaarde voor de interculturele dialoog); - de ontwikkeling bevorderen van het cultuurbeleid en de culturele instrumenten op nationaal, regionaal en internationaal vlak; - een ontmoetingsplaats en een forum voor leden in het leven roepen om het cultuurbeleid te bespreken, kennis op te doen en beste praktijken uit te wisselen; - technische bijstand en knowhow aan de leden verlenen met het oog op de ontwikkeling van cultuurbeleidsmaatregelen die aan elke specifieke situatie zijn aangepast; - een institutioneel kader ontwikkelen om de stand van zaken op het gebied van culturele verscheidenheid in de wereld te monitoren (bijvoorbeeld een internationaal waarnemingscentrum of monitoringmechanisme met betrekking tot culturele verscheidenheid en culturele uitwisselingen) en indicatoren en internationale normen inzake culturele verscheidenheid te ontwikkelen en te definiëren. Deze structuur zou bijvoorbeeld jaarlijks ook een verslag over de stand van zaken op het gebied van culturele verscheidenheid kunnen opstellen op basis van de verslagen van alle betrokken partijen. Bovendien zou het instrument geen negatieve gevolgen hebben voor het internationale rechtskader inzake de uitwisseling van culturele goederen en diensten (en met name wat handelsrechten en rechten op het gebied van de intellectuele eigendom betreft). In het licht van het bovenstaande is het belangrijk en nuttig om een internationaal instrument inzake culturele verscheidenheid te ontwikkelen. Het behoud en de bevordering van de culturele verscheidenheid is een fundamenteel beginsel dat in het internationale recht en beleid weerspiegeld moet worden. Alle betrokken partijen (met inbegrip van beroepsorganisaties op het gebied van cultuur) moeten ten volle bij de ontwikkeling van een wettelijk bindend instrument worden betrokken. 5. Conclusies Een internationaal debat over culturele verscheidenheid vereist in het licht van het bovenstaande en zonder een grondig debat op voorhand uit te sluiten een gemeenschappelijke reactie van de EG en de lidstaten van de Europese Unie. Tijdens een recente bijeenkomst in Thessaloniki hebben de ministers van Cultuur beklemtoond dat de culturele verscheidenheid behouden en bevorderd moet worden. Ze verklaarden in dit verband dat een internationaal instrument in het kader van de UNESCO wellicht de beste juridische benadering op internationaal vlak vormt. De Commissie vindt dat de Europese Gemeenschap en de lidstaten van de Europese Unie op internationaal vlak duidelijk moeten maken dat ze veel belang aan culturele verscheidenheid hechten. Essentieel is dat alle lidstaten dit engagement delen. De Commissie wil daarom dat de EG tijdens de aanstaande Algemene Conferentie van de UNESCO een actieve rol speelt, met name bij de voorbereidende besprekingen over de ontwikkeling van een internationaal normatief instrument inzake culturele verscheidenheid. De Commissie zal naar samenhang tussen Europese interne en internationale activiteiten op het gebied van culturele verscheidenheid streven en zo volledig inhaken op het bestaande communautaire acquis. De Commissie zal met de lidstaten samenwerken en gemeenschappelijke standpunten ontwikkelen, omdat het belangrijk is dat de EG tijdens de Algemene Conferentie met één stem spreekt. In de bijlage worden daarom enkele uitgangspunten voor een verklaring namens de Europese Gemeenschap en de lidstaten van de Europese Unie voorgesteld. Het is immers de bedoeling dat de Commissie tijdens de Algemene Conferentie van de UNESCO een gemeenschappelijk standpunt over een internationaal instrument inzake culturele verscheidenheid inneemt. Als de Algemene Conferentie beslist onderhandelingen over een internationaal instrument inzake culturele verscheidenheid op te starten, zal de Commissie tijdig een aanbeveling bij de Raad indienen voor een besluit dat de Commissie machtigt om binnen de UNESCO namens de EG en de lidstaten van de Europese Unie over een internationaal instrument inzake culturele verscheidenheid te onderhandelen. UITGANGSPUNTEN VOOR EEN VERKLARING NAMENS DE EUROPESE GEMEENSCHAP EN DE LIDSTATEN VAN DE EUROPESE UNIE MET HET OOG OP EEN GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT OVER DE ONTWIKKELING VAN EEN NORMATIEF INSTRUMENT INZAKE CULTURELE VERSCHEIDENHEID (BESTEMD VOOR DE AANSTAANDE ALGEMENE CONFERENTIE VAN DE UNESCO) De Europese Gemeenschap en de lidstaten van de Europese Unie herinneren aan hun tussenkomst over een internationaal instrument inzake culturele verscheidenheid op de 166e vergadering van de Uitvoerende Raad van de UNESCO. De Europese Gemeenschap en de lidstaten van de Europese Unie hebben tijdens deze vergadering de werkzaamheden van de UNESCO met het oog op een conventie inzake culturele verscheidenheid verwelkomd en verklaard dat deze werkzaamheden gebaseerd moeten zijn op en als follow-up moeten worden beschouwd van de Verklaring over culturele verscheidenheid. Na de aanbeveling van de Uitvoerende Raad om "ertoe te beslissen de ontwikkeling van een nieuw normatief instrument inzake culturele verscheidenheid voort te zetten en de aard van dit instrument te bepalen", biedt het debat (tijdens de aanstaande Algemene Conferentie) over een internationaal instrument inzake culturele verscheidenheid de Europese Gemeenschap en de lidstaten van de Europese Unie de mogelijkheid om op internationaal vlak nogmaals duidelijk te maken dat ze veel belang aan culturele verscheidenheid hechten. De Europese Gemeenschap en de lidstaten van de Europese Unie spreken hun steun uit voor een normatief instrument inzake culturele verscheidenheid als follow-up van de Universele Verklaring over culturele verscheidenheid. Voorwaarde is dat het instrument een meerwaarde oplevert. Het instrument - gebaseerd op de mensenrechten en een evenwichtige kijk op de mogelijkheden en de gevaren van de globalisering en de ontwikkeling van ICT's - zou de culturele verscheidenheid beschermen en bevorderen door onder meer: - bepaalde culturele rechten te consolideren; - partijen tot internationale samenwerking te bewegen; - een forum voor discussies over het cultuurbeleid in het leven te roepen; - de stand van zaken op het gebied van culturele verscheidenheid wereldwijd te monitoren. De algemene doelstelling van het instrument moet erin bestaan de culturele verscheidenheid te bevorderen, tot de interculturele dialoog bij te dragen en wederzijds begrip en respect te cultiveren. Bij de onderhandelingen over het instrument zou daartoe met de volgende specifieke doelstellingen rekening kunnen worden gehouden: - de internationale culturele samenwerking ontwikkelen met het oog op meer uitwisselingen van culturele goederen en diensten (inclusief goederen en diensten uit ontwikkelingslanden), vooral door de ontwikkeling van instrumenten en samenwerkingskaders op internationaal vlak (regionaal en/of bilateraal). De culturele dimensie van samenwerkingsactiviteiten zal worden bevorderd, inclusief de noodzaak om via het onderwijs de wederzijdse kennis van culturele identiteiten te bevorderen als voorwaarde voor de interculturele dialoog; - de ontwikkeling van het cultuurbeleid en de culturele instrumenten bevorderen en de interculturele dialoog aanzwengelen op nationaal, regionaal en internationaal vlak. Het is daartoe zaak technische bijstand en knowhow aan de leden te verlenen met het oog op de ontwikkeling van cultuurbeleidsmaatregelen die aan elke specifieke situatie zijn aangepast; - een ontmoetingsplaats en een forum voor leden in het leven roepen om het cultuurbeleid te bespreken, kennis op te doen en beste praktijken uit te wisselen; - een kader ontwikkelen om de stand van zaken op het gebied van culturele verscheidenheid in de wereld te monitoren, indicatoren en internationale normen inzake culturele verscheidenheid te ontwikkelen en te definiëren en bijvoorbeeld jaarlijks een verslag over de stand van zaken op het gebied van culturele verscheidenheid op te stellen. Bovendien zou het instrument geen negatieve gevolgen hebben voor het internationale rechtskader inzake de uitwisseling van culturele goederen en diensten (en met name wat handelsrechten en rechten op het gebied van de intellectuele eigendom betreft). De Europese Gemeenschap en de lidstaten van de Europese Unie vinden dat het behoud en de bevordering van de culturele verscheidenheid een fundamenteel beginsel is dat in het internationale recht en beleid weerspiegeld moet worden. Alle betrokken partijen (met inbegrip van de civiele samenleving) moeten ten volle bij de ontwikkeling van een wettelijk bindend instrument onder auspiciën van de UNESCO worden betrokken.