ECO/659
Administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen (DAC9)
ADVIES
Afdeling Economische en Monetaire Unie, Economische en Sociale Samenhang
Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen
[COM(2024) 497 final – 2024/0276 (CNS)]
Rapporteur: Krister ANDERSSON
Adviseur
|
Samuel CORNELLA (van de rapporteur)
|
|
|
Raadpleging
|
Raad van de Europese Unie, 7/11/2024
|
Rechtsgrond
|
Artikelen 113, 115, en 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie
|
Bevoegde afdeling
|
Economische en Monetaire Unie, Economische en Sociale Samenhang
|
Goedkeuring door de afdeling
|
6/2/2025
|
Stemuitslag
(voor/tegen/onthoudingen)
|
51/0/0
|
Goedkeuring door de voltallige vergadering
|
D/M/YYYY
|
Zitting nr.
|
…
|
Stemuitslag
(voor/tegen/onthoudingen)
|
…/…/…
|
1.Conclusies en aanbevelingen
1.1Het EESC is ingenomen met het voorstel voor een Richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van belastingen (“DAC9”).
1.2Het EESC merkt op dat het hierbij gaat om een omzetting van het inclusief kader van de OESO/G20, waarover reeds overeenstemming is bereikt.
1.3Het EESC wijst erop dat rechtszekerheid en duidelijkheid voor multinationale ondernemingen en belastingdiensten alleen gewaarborgd kunnen worden door het vaststellen van één reeks uniforme regels die van toepassing zijn op alle lidstaten.
1.4Het EESC acht het van cruciaal belang dat de in het kader van DAC9 verzamelde informatie enkel en alleen wordt gebruikt zoals bedoeld in het voorstel van de Commissie en niet voor andere doeleinden waardoor bedrijven in derde landen toegang zouden kunnen krijgen tot gevoelige informatie, hetgeen de concurrentiepositie van Europese bedrijven zou kunnen schaden.
1.5Het EESC betreurt dat er bij het onderhavige voorstel geen effectbeoordeling of concurrentievermogenstoets is uitgevoerd. Het zou interessant zijn na te kunnen gaan of de algemene doelstelling van de Commissie om de administratieve lasten met 25 % te verminderen met dit voorstel dichterbij wordt gebracht.
1.6Het is noodzakelijk ervoor te zorgen dat de regels volledig blijven aansluiten op de lopende werkzaamheden van de OESO.
2.Commissievoorstel en context
2.1Het voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen (DAC9) houdt verband met Richtlijn (EU) 2022/2523 van de Raad van 14 december 2022 tot waarborging van een mondiaal minimumniveau van belastingheffing voor groepen van multinationale ondernemingen en omvangrijke binnenlandse groepen in de Unie (pijler 2-richtlijn).
2.2Het DAC9-voorstel vereenvoudigt het indienings- en rapportageproces in het kader van pijler 2, met als doel de administratieve lasten voor ondernemingen die onder Richtlijn 2022/2523 vallen, te verminderen.
2.3Het DAC9-voorstel voorziet in een systeem voor de uitwisseling van informatie tussen autoriteiten door de invoering van een standaardformulier dat sterk is gebaseerd op het reeds door het inclusief kader van de OESO/G20 ontwikkelde standaardformulier. Het nieuwe standaardformulier moet door grote multinationale ondernemingengroepen (MNO-groepen) en omvangrijke binnenlandse groepen (OBG’s) worden gebruikt om relevante belastinggerelateerde informatie op te geven.
2.4Concreet houdt het DAG9-voorstel in dat het standaardmodel van de OESO wordt omgezet in EU-recht door er de in artikel 44 van de pijler 2-richtlijn bedoelde aangifte met informatie betreffende de bijheffing van te maken. In het nieuwe, gewijzigde artikel 44 van de pijler 2-richtlijn worden vereenvoudigde regels voor rapportageverplichtingen vastgesteld, waardoor een aangewezen entiteit namens de hele groep één centrale aangifte kan indienen in plaats van dat elke groepsentiteit dat afzonderlijk moet doen.
2.5Zonder het DAC9-voorstel zou iedere onderneming die onder het pijler 2-kader valt dus een aangifte met informatie over de bijheffing moeten indienen in het land waar zij is gevestigd, wat onnodige complicaties en bureaucratische rompslomp zou kunnen opleveren.
2.6Volgens de Commissie zal het voorstel naar verwachting de administratieve lasten aanzienlijk verminderen en zo de tijdige uitvoering van de regels van pijler 2 ondersteunen. De lidstaten dienen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen goed te keuren en bekend te maken teneinde uiterlijk op 31 december 2025 aan de DAC9-richtlijn te voldoen.
3.Algemene en specifieke opmerkingen
3.1Het EESC is ingenomen met het DAC9-voorstel van de Commissie en merkt op dat het volledig gebaseerd is op het inclusief kader van de OESO/G20, waarover reeds overeenstemming is bereikt.
3.2Het EESC is het met de Commissie eens dat rechtszekerheid en duidelijkheid voor MNO-groepen, OBG’s en belastingdiensten alleen kunnen worden gewaarborgd door één enkele reeks uniforme regels vast te stellen die voor alle lidstaten gelden, in tegenstelling tot een systeem waarbij de lidstaten op nationaal niveau verschillende rapportagevereisten toepassen.
3.3Het EESC merkt op dat de Commissie economische en monetaire zaken van het Europees Parlement het voorstel van de Commissie op 12 december 2024 zonder amendementen heeft goedgekeurd overeenkomstig een vereenvoudigde procedure “gezien de technische aard [...] en de noodzaak om het zo snel mogelijk goed te keuren”.
3.4Het EESC acht het van cruciaal belang dat de in het kader van DAC9 verzamelde informatie enkel en alleen wordt gebruikt zoals bedoeld in het voorstel van de Commissie en niet voor andere doeleinden waardoor bedrijven in derde landen toegang zouden kunnen krijgen tot gevoelige informatie, hetgeen de concurrentiepositie van Europese bedrijven zou kunnen schaden.
3.5Een effectbeoordeling en concurrentievermogenstoets zijn strikt genomen niet verplicht bij het onderhavige voorstel, maar waren wel nuttig geweest. Toegegeven, “met het voorstel wordt artikel 44 van de pijler 2-richtlijn toegepast op een wijze die volledig in overeenstemming is met en nauw aansluit bij wat er op mondiaal niveau is ontwikkeld. Er zijn geen andere beleidsopties om uit te kiezen”. Een helderder beeld van het feitelijke effect van het voorstel en een concurrentievermogenstoets zouden echter waardevol zijn geweest. Het zou in dit opzicht bijvoorbeeld interessant zijn na te kunnen gaan of de algemene doelstelling van de Commissie om de administratieve lasten met 25 % te verminderen met dit voorstel dichterbij wordt gebracht.
3.6Tot slot wijst het EESC erop dat de werkzaamheden van de OESO nog niet zijn afgerond en het dus van strategisch belang blijft om eventuele veranderingen tijdens de onderhandelingen nauwlettend in het oog te houden, om het relevante EU-kader in dat geval dusdanig aan te passen dat het blijft aansluiten bij de lopende werkzaamheden van de OESO.
Brussel, 6 februari 2025.
De voorzitter van de afdeling Economische en Monetaire Unie, Economische en Sociale Samenhang
Ioannis Vardakastanis
_____________