TOELICHTING
1.ACHTERGROND VAN DE GEDELEGEERDE HANDELING
Na de vaststelling van de nieuwe Verordening (EU) 2018/848 inzake biologische productie, die op 1 januari 2022 in werking treedt, vormt deze gedelegeerde verordening een aanvulling op Verordening (EU) 2018/848 wat betreft de voorschriften voor de productie en het in de handel brengen van plantaardig teeltmateriaal van biologisch heterogeen materiaal van bepaalde genera of soorten. Deze verordening heeft tot doel producenten rechtszekerheid te bieden over de nieuwe voorschriften voor dit soort plantaardig teeltmateriaal.
Deze gedelegeerde handeling bevat onder meer bepalingen over de teelt- en productiemethoden, de beschrijving, de minimale kwaliteitsvereisten en de etikettering en verpakking van biologisch heterogeen materiaal.
2.RAADPLEGING VOORAFGAAND AAN DE AANNEMING VAN DE HANDELING
De handeling is grondig besproken, zowel met de lidstaten – in de deskundigengroep inzake biologische productie – als met de belangrijkste organisaties die de biologische sector en de sectoren plantaardig teeltmateriaal vertegenwoordigen, namelijk IFOAM en de daarbij aangesloten sectorspecifieke groepen, COPA-COGECA en Euroseeds. DG SANTE heeft bij het opstellen van deze regels nauw samengewerkt met andere DG’s op het gebied van hun specifieke deskundigheid, en met name met DG AGRI.
Bij het opstellen van deze gedelegeerde verordening is rekening gehouden met de bij de bovengenoemde raadpleging ontvangen input.
Na de algemene openbare raadpleging is de handeling licht gewijzigd om de overdracht van plantaardig teeltmateriaal van biologisch heterogeen materiaal dat bestemd is voor onderzoek naar en de ontwikkeling van dergelijk materiaal, vrij te stellen.
3.JURIDISCHE ELEMENTEN VAN DE GEDELEGEERDE HANDELING
In de overwegingen 36 en 37 van Verordening (EU) 2018/848 wordt benadrukt dat het gebruik van plantaardig teeltmateriaal dat – wat uniformiteit betreft – niet voldoet aan de definitie van ras, noch een mengsel van rassen is, met name voordelen kan opleveren bij biologische productie, bijvoorbeeld om de verspreiding van ziekten te beperken, de weerbaarheid te verbeteren en de biodiversiteit te vergroten, en dat dergelijk materiaal daarom beschikbaar moet zijn voor gebruik in de biologische productie. Artikel 13, lid 3, van die verordening verleent de Commissie de bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde die verordening aan te vullen en voorschriften vast te stellen voor de productie en het in de handel brengen van plantaardig teeltmateriaal van biologisch heterogeen materiaal.
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) …/... VAN DE COMMISSIE
van 7.5.2021
tot aanvulling van Verordening (EU) 2018/848 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de productie en het in de handel brengen van plantaardig teeltmateriaal van biologisch heterogeen materiaal van bepaalde genera of soorten
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) 2018/848 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad, en met name artikel 13, lid 3, en artikel 38, lid 8, punt a), ii),
Overwegende hetgeen volgt:
(1)Verordening (EU) 2018/848 bepaalt dat exploitanten plantaardig teeltmateriaal van biologisch heterogeen materiaal in de handel moeten kunnen brengen zonder dat wordt voldaan aan de voorschriften voor de registratie en zonder dat wordt voldaan aan de certificeringscategorieën van prebasismateriaal, basismateriaal en gecertificeerd materiaal, of aan de kwaliteits-, gezondheids- en identiteitseisen voor de CAC-, standaard- of handelscategorieën, zoals vervat in de Richtlijnen 66/401/EEG, 66/402/EEG, 68/193/EEG, 98/56/EG, 2002/53/EG, 2002/54/EG, 2002/55/EG, 2002/56/EG, 2002/57/EG, 2008/72/EG en 2008/90/EG of in uit hoofde van die richtlijnen vastgestelde handelingen. Zij bepaalt ook dat bij het in de handel brengen moet worden voldaan aan de door de Commissie vastgestelde geharmoniseerde vereisten.
(2)Om tegemoet te komen aan de behoeften van de exploitanten en de consumenten van plantaardig teeltmateriaal van biologisch heterogeen materiaal met betrekking tot de identiteit, de gezondheid en de kwaliteit van dergelijk materiaal, moeten voorschriften worden vastgesteld inzake de beschrijving, minimale kwaliteitsvereisten voor partijen zaden, waaronder inzake identiteit, mechanische zuiverheid, kiemgetallen en gezondheidskwaliteit, de verpakking en etikettering van plantaardig teeltmateriaal van biologisch heterogeen materiaal en, waar mogelijk, de instandhouding van dergelijk materiaal door exploitanten en de door die exploitanten te bewaren informatie.
(3)Om de aanpassing van biologisch heterogeen materiaal aan uiteenlopende agro-ecologische omstandigheden te bevorderen, moet de overdracht van beperkte hoeveelheden plantaardig teeltmateriaal van biologisch heterogeen materiaal voor onderzoek naar en de ontwikkeling van dergelijk materiaal worden vrijgesteld van de vereisten van deze verordening.
(4)Ook moeten specifieke criteria en voorwaarden voor de uitvoering van officiële controles worden vastgesteld om de traceerbaarheid in alle stadia van de productie, bereiding en distributie en de naleving van Verordening (EU) 2018/848 wat betreft de controles die worden verricht bij exploitanten die plantaardig teeltmateriaal van biologisch heterogeen materiaal in de handel brengen, te waarborgen.
(5)Biologisch heterogeen materiaal wordt gekenmerkt door een hoge fenotypische en genetische diversiteit en een dynamische aard waardoor het zich kan ontwikkelen en aanpassen aan bepaalde teeltomstandigheden. In tegenstelling tot zaadmengsels die jaarlijks opnieuw worden samengesteld op basis van rassen, of rassen die kunstmatig zijn verkregen door kruising van een bepaalde reeks oudermaterialen waarop herhaaldelijk kruisbestuiving wordt toegepast om opnieuw een stabiele populatie te verkrijgen, of instandhoudings- en amateurrassen met inbegrip van landrassen zoals gedefinieerd in Richtlijn 2008/62/EG van de Commissie en Richtlijn 2009/145/EG van de Commissie, is biologisch heterogeen materiaal bedoeld om zich aan te passen aan diverse biotische en abiotische stressfactoren als gevolg van herhaaldelijke natuurlijke en menselijke selectie en zal het daarom naar verwachting mettertijd veranderen.
(6)Er moeten voorschriften worden vastgesteld met betrekking tot de identificatie van partijen zaad van biologisch heterogeen materiaal teneinde rekening te houden met de specifieke kenmerken van dat materiaal. De voorschriften inzake de minimale kwaliteitsvereisten zoals gezondheid, mechanische zuiverheid en kiemkracht moeten instaan voor dezelfde normen als voor de laagste categorie zaden en ander plantaardig teeltmateriaal (CAC-, standaard-, handels- of gecertificeerde categorie) zoals vervat in de Richtlijnen 66/401/EEG, 66/402/EEG, 68/193/EEG, 98/56/EG, 2002/54/EG, 2002/55/EG, 2002/56/EG, 2002/57/EG, 2008/72/EG en 2008/90/EG. Deze voorschriften zijn in het belang van de gebruikers van dat biologisch heterogeen materiaal, te weten landbouwers en tuinders, die verzekerd moeten zijn van de adequate kwaliteit en identiteit ervan. De ervaring laat zien dat plantaardig teeltmateriaal van biologisch heterogeen materiaal aan die normen kan voldoen.
(7)De exploitanten moeten de mogelijkheid hebben zaad van biologisch heterogeen materiaal dat niet aan de voorwaarden met betrekking tot kiemkracht voldoet, in de handel te brengen om meer flexibiliteit te bieden bij het in de handel brengen van dat materiaal. Om gebruikers in staat te stellen weloverwogen keuzes te maken, moet de leverancier echter het kiemgetal van het betrokken zaad op het etiket of rechtstreeks op de verpakking van het plantaardig teeltmateriaal van biologisch heterogeen materiaal vermelden.
(8)Overeenkomstig artikel 37 van Verordening (EU) 2018/848 is de biologische productie onderworpen aan officiële controles en andere officiële activiteiten overeenkomstig Verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad. Daarom moeten de lidstaten bevoegde instanties aanwijzen voor officiële controles bij exploitanten die met biologisch heterogeen materiaal werken, om ervoor te zorgen dat de voorschriften voor biologische productie worden nageleefd. Biologisch heterogeen materiaal moet worden onderworpen aan risicogebaseerde officiële controles om te waarborgen dat aan de vereisten van deze verordening wordt voldaan. De controles van de identiteit, mechanische zuiverheid, kiemkracht en plantgezondheid en hun conformiteit met Verordening (EU) 2016/2031 moeten worden verricht volgens officiële testprotocollen in door de bevoegde autoriteiten aangewezen laboratoria en volgens de relevante internationale normen.
(9)De exploitanten moeten een register bijhouden om de traceerbaarheid, de fytosanitaire controles en een zo goed mogelijk beheer van het biologisch heterogeen materiaal onder hun controle te waarborgen.
(10)Biologisch heterogeen materiaal is niet stabiel en daarom zijn de huidige methoden voor het testen van de uniformiteit en stabiliteit bij rasregistratie niet geschikt. De identificatie en traceerbaarheid van biologisch heterogeen materiaal moet derhalve worden gewaarborgd door middel van een beschrijving van de productiemethoden en de fenotypische en agronomische kenmerken.
(11)Er moeten voorschriften worden vastgesteld voor de instandhouding van biologisch heterogeen materiaal om de identiteit en kwaliteit te waarborgen, indien instandhouding mogelijk is.
(12)Deze verordening moet evenals Verordening (EU) 2018/848 van toepassing zijn met ingang van 1 januari 2022.
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Voorwerp
Deze verordening stelt voorschriften vast voor de productie en het in de handel brengen van plantaardig teeltmateriaal van biologisch heterogeen materiaal in de zin van Verordening (EU) 2018/848, dat zaden van landbouw- en groentegewassen, teeltmateriaal van groentegewassen, met uitzondering van zaden, teeltmateriaal van siergewassen, teeltmateriaal voor wijnstokken en teeltmateriaal van fruitgewassen omvat in de zin van de Richtlijnen 66/401/EEG, 66/402/EEG, 68/193/EG, 98/56/EG, 2002/53/EG, 2002/54/EG, 2002/55/EG, 2002/56/EG, 2002/57/EG, 2008/72/EG en 2008/90/EG.
Deze verordening is niet van toepassing op de overdracht van beperkte hoeveelheden plantaardig teeltmateriaal van biologisch heterogeen materiaal dat bestemd is voor onderzoek naar en de ontwikkeling van biologisch heterogeen materiaal.
Artikel 2
Definities
In deze verordening wordt verstaan onder:
1)“biologisch heterogeen materiaal”: een plantengroep in de zin van artikel 3, punt 18, van Verordening (EU) 2018/848, die wordt geproduceerd overeenkomstig artikel 3, lid 1, van die verordening;
2)“oudermateriaal”: elk plantaardig materiaal waarvan de kruising of vermeerdering heeft geleid tot biologisch heterogeen materiaal;
3)“kleine verpakkingen”: verpakkingen die niet meer dan de in bijlage II vastgestelde maximumhoeveelheden zaad bevatten.
Artikel 3
Productie en in de handel brengen in de Unie van plantaardig teeltmateriaal van biologisch heterogeen materiaal
Plantaardig teeltmateriaal van biologisch heterogeen materiaal wordt alleen in de Unie geproduceerd of in de handel gebracht indien aan alle volgende vereisten wordt voldaan:
1)het voldoet aan de vereisten inzake:
a)identiteit, zoals bedoeld in artikel 5;
b)gezondheidskwaliteit en mechanische zuiverheid en kiemkracht, zoals bedoeld in artikel 6;
c)verpakking en etikettering, zoals bedoeld in artikel 7;
2)de beschrijving ervan omvat de in artikel 4 bedoelde elementen;
3)het is onderworpen aan de officiële controles uit hoofde van artikel 9;
4)het wordt geproduceerd of in de handel gebracht door exploitanten die voldoen aan de vereisten inzake informatie van artikel 8; en
5)het wordt in stand gehouden overeenkomstig artikel 10.
Artikel 4
Beschrijving van organisch heterogeen materiaal
1.De beschrijving van biologisch heterogeen materiaal omvat elk van de volgende elementen:
a)een beschrijving van de kenmerken, met inbegrip van:
i)de fenotypische karakterisering van de belangrijkste gemeenschappelijke kenmerken van het materiaal, samen met de beschrijving van de heterogeniteit van het materiaal door de karakterisering van de fenotypische diversiteit die waarneembaar is tussen individuele teelteenheden;
ii)documentatie van de relevante kenmerken, met inbegrip van agronomische aspecten, zoals opbrengst, opbrengststabiliteit, geschiktheid voor systemen met lage input, prestaties, weerstand tegen abiotische stress, ziektebestendigheid, kwaliteitsparameters, smaak of kleur;
iii)beschikbare testresultaten met betrekking tot de in punt ii) bedoelde kenmerken;
b)een beschrijving van het soort techniek dat wordt gebruikt voor de teelt- of productiemethode van het biologisch heterogeen materiaal;
c)een beschrijving van het oudermateriaal dat wordt gebruikt voor het telen of produceren van het biologisch heterogeen materiaal en het eigen productiecontroleprogramma dat door de betrokken exploitant wordt gebruikt, met een verwijzing naar de praktijken zoals bedoeld in lid 2, punt a), en, indien van toepassing, lid 2, punt c);
d)een beschrijving van de beheers- en selectiepraktijken op het bedrijf met een verwijzing naar lid 2, punt b), en, indien van toepassing, van het oudermateriaal met een verwijzing naar lid 2, punt c);
e)een verwijzing naar het land van teelt of productie, met informatie over het productiejaar en een beschrijving van de bodem- en klimaatomstandigheden;
2.Het in lid 1 bedoelde materiaal mag worden gegenereerd met een van de volgende technieken:
a)het kruisen van verschillende soorten oudermateriaal, waarbij gebruik wordt gemaakt van kruisingsprotocollen om divers biologisch heterogeen materiaal te produceren door de opbrengst samen te voegen, waarbij het plantgoed herhaaldelijk opnieuw wordt ingezaaid en wordt blootgesteld aan natuurlijke en/of menselijke selectie, op voorwaarde dat dit materiaal een hoog niveau van genetische diversiteit vertoont dat in overeenstemming is met artikel 3, punt 18, van Verordening (EG) 2018/848;
b)beheerspraktijken op het bedrijf, met inbegrip van de selectie, ontwikkeling of instandhouding van het materiaal, dat overeenkomstig artikel 3, punt 18, van Verordening (EG) 2018/848 wordt gekenmerkt door een hoog niveau van genetische diversiteit;
c)elke andere techniek die wordt gebruikt voor het kweken of produceren van biologisch heterogeen materiaal, rekening houdend met specifieke kenmerken van de vermeerdering.
Artikel 5
Vereisten inzake de identiteit van partijen zaad van plantaardig teeltmateriaal van biologisch heterogeen materiaal
Plantaardig teeltmateriaal van biologisch heterogeen materiaal is identificeerbaar aan de hand van elk van de volgende elementen:
1)het oudermateriaal en de regeling voor de productie die bij de kruising worden gebruikt voor het creëren van het biologisch heterogeen materiaal, zoals bedoeld in artikel 4, lid 2, punt a), of, indien van toepassing, artikel 4, lid 2, punt c), of de geschiedenis van het materiaal en de beheerspraktijken op het bedrijf, waaronder de vraag of de selectie op natuurlijke wijze en/of via menselijk ingrijpen heeft plaatsgevonden, in de gevallen bedoeld in artikel 4, lid 2, punt b), en artikel 4, lid 2, punt c);
2)het land van teelt of productie;
3)de karakterisering van de belangrijkste gemeenschappelijke kenmerken en van de fenotypische heterogeniteit van het materiaal.
Artikel 6
Vereisten inzake de gezondheidskwaliteit, mechanische zuiverheid en kiemkracht van plantaardig teeltmateriaal van biologisch heterogeen materiaal
1.Plantaardig teeltmateriaal van biologisch heterogeen materiaal voldoet aan de bepalingen van Verordening (EU) 2016/2031, Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2072 van de Commissie en de andere relevante handelingen die op grond van Verordening (EU) 2016/2031 zijn vastgesteld ten aanzien van de aanwezigheid van en maatregelen tegen EU‑quarantaineorganismen, ZP‑quarantaineorganismen en door de EU gereguleerde niet-quarantaineorganismen.
2.Voor de productie en het in de handel brengen van plantaardig teeltmateriaal van biologisch heterogeen materiaal van soorten groenvoedergewassen die zijn opgenomen in artikel 2, lid 1, punt A, van Richtlijn 66/401/EEG, zijn de volgende bepalingen van toepassing:
a)punt 1 en de laatste kolom van de tabel in punt 5 van bijlage I bij Richtlijn 66/401/EEG, en
b)deel I, punten 2 en 3, en deel III van bijlage II bij Richtlijn 66/401/EEG.
3.Voor de productie en het in de handel brengen van plantaardig teeltmateriaal van biologisch heterogeen materiaal van graansoorten die zijn opgenomen in artikel 2, lid 1, punt A, van Richtlijn 66/402/EEG, zijn de volgende bepalingen van toepassing:
a)punt 1 en de laatste kolom van de tabel in punt 6 van bijlage I bij Richtlijn 66/402/EEG;
b)de derde, zesde, tiende, dertiende, zestiende, twintigste en eenentwintigste rij van de tabel in punt 2, A, en punt 2, B van bijlage II bij die richtlijn;
c)de laatste kolom van de tabel in punt 3 van bijlage II bij die richtlijn;
d)de derde en zesde rij van de tabel in punt 4 van bijlage II bij die richtlijn.
4.Voor de productie en het in de handel brengen van plantaardig teeltmateriaal van biologisch heterogeen materiaal voor wijnstokken in de zin van Richtlijn 68/193/EEG zijn de volgende bepalingen van toepassing:
a)de rubrieken 2, 3, 4, 6 en 7 en rubriek 8, punt 6, van bijlage I bij Richtlijn 68/193/EEG;
b)bijlage II bij Richtlijn 68/193/EEG, met uitzondering van onderdeel I, punt 1.
5.Voor de productie en het in de handel brengen van plantaardig teeltmateriaal van biologisch heterogeen materiaal van siergewassen in de zin van Richtlijn 98/56/EG is artikel 3 van Richtlijn 93/49/EEG van toepassing.
6.Voor de productie en het in de handel brengen van plantaardig teeltmateriaal van biologisch heterogeen materiaal van bieten in de zin van Richtlijn 2002/54/EG zijn de punten A, 1, B, 2, en B, 3, van bijlage I bij die richtlijn van toepassing.
7.Voor de productie en het in de handel brengen van plantaardig teeltmateriaal van biologisch heterogeen materiaal van groentegewassen die zijn opgenomen in artikel 2, lid 1, punt b), van Richtlijn 2002/55/EG, zijn de punten 2 en 3 van bijlage II bij die richtlijn van toepassing.
8.Voor de productie en het in de handel brengen van plantaardig teeltmateriaal van biologisch heterogeen materiaal van pootaardappelen in de zin van Richtlijn 2002/56/EG, zijn de bepalingen voor de laagste categorie pootgoed in punt 3 van bijlage I en in bijlage II bij die richtlijn van toepassing.
9.Voor de productie en het in de handel brengen van plantaardig teeltmateriaal van biologisch heterogeen materiaal van oliehoudende planten en vezelgewassen zoals opgenomen in artikel 2, lid 1, punt b), van Richtlijn 2002/57/EG, zijn de volgende bepalingen van toepassing:
a)punt 1 en de laatste kolom van de tabel in punt 4 van bijlage I bij Richtlijn 2002/57/EG;
b)de tabel in deel I, punt 4, A, van bijlage II, met uitzondering van de vereisten voor basiszaad van Brassica ssp. en Sinapis alba, en de laatste kolom van de tabel in deel I, punt 5, van bijlage II bij Richtlijn 2002/57/EG.
10.Voor de productie en het in de handel brengen van biologisch heterogeen teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen, met uitzondering van zaad, in de zin van Richtlijn 2008/72/EG, zijn de artikelen 3 en 5 van Richtlijn 93/61/EEG van de Commissie van toepassing.
11.Voor de productie en het in de handel brengen van plantaardig teeltmateriaal van biologisch heterogeen teeltmateriaal van fruitgewassen en fruitgewassen die voor de fruitteelt worden gebruikt in de zin van Richtlijn 2008/90/EG, zijn de volgende bepalingen van toepassing:
a)artikel 23, met uitzondering van lid 1), punt b), en de artikelen 24, 26, 27 en 27 bis van Uitvoeringsrichtlijn 2014/98/EU van de Commissie;
b)de bijlagen I, II en III en de vereisten betreffende CAC-materiaal in bijlage IV bij Uitvoeringsrichtlijn 2014/98/EU.
12.De leden 2 tot en met 11 zijn alleen van toepassing op de vereisten inzake mechanische zuiverheid en kiemkracht voor zaad en de kwaliteits- en gezondheidsvereisten voor ander teeltmateriaal, maar niet op de rasechtheid en raszuiverheid en de veldkeuringsvereisten voor rasechtheid en raszuiverheid van het plantaardig teeltmateriaal van biologisch heterogeen materiaal.
13.In afwijking van de bepalingen van de leden 1 tot en met 12 mogen exploitanten zaad van biologisch heterogeen materiaal in de handel brengen dat niet aan de voorwaarden voor kiemkracht voldoet, op voorwaarde dat de leverancier het kiemgetal van het betrokken zaad op het etiket of rechtstreeks op de verpakking vermeldt.
Artikel 7
Vereisten inzake de verpakking en etikettering van plantaardig teeltmateriaal van biologisch heterogeen materiaal
1.Plantaardig teeltmateriaal van biologisch heterogeen materiaal dat zich niet in kleine verpakkingen bevindt, bevindt zich in verpakkingen of containers, die zodanig worden gesloten dat zij niet kunnen worden geopend zonder dat de verpakking of de container sporen van manipulatie vertoont.
2.De exploitant brengt op de verpakkingen of containers met zaden of plantaardig teeltmateriaal van biologisch heterogeen materiaal een etiket aan in ten minste een van de officiële talen van de Unie.
Dat etiket:
a)
is leesbaar, op één zijde bedrukt of beschreven, ongebruikt en gemakkelijk zichtbaar;
b)
bevat de in bijlage I bij deze verordening vermelde informatie;
c)
is geel met een groen diagonaal kruis.
3.In plaats van een etiket mag de in bijlage I vermelde informatie rechtstreeks op de verpakking of de container worden gedrukt of geschreven. In dat geval is lid 2, punt c), niet van toepassing.
4.In het geval van kleine, doorzichtige verpakkingen mag het etiket zich in de verpakking bevinden, op voorwaarde dat het duidelijk leesbaar is.
5.In afwijking van de leden 1 tot en met 4 mag zaad van biologisch heterogeen materiaal dat zich in een gesloten en geëtiketteerde verpakking of container bevindt, in een niet-gemarkeerde en niet-verzegelde verpakking tot aan de in bijlage II bepaalde maximumhoeveelheden worden verkocht aan eindgebruikers, op voorwaarde dat de koper bij levering desgevraagd schriftelijk in kennis wordt gesteld van de soort en benaming van het materiaal en het referentienummer van de partij.
Artikel 8
Vereisten inzake de door de exploitanten te bewaren informatie
1.Elke exploitant die plantaardig teeltmateriaal van biologisch heterogeen materiaal produceert of in de handel brengt:
a)bewaart een kopie van de overeenkomstig artikel 13, lid 2, van Verordening (EU) 2018/848 ingediende kennisgeving, een kopie van de overeenkomstig artikel 39, lid 1, punt d), van die verordening ingediende verklaring en, waar van toepassing, een kopie van het overeenkomstig artikel 35 van die verordening ontvangen certificaat;
b)waarborgt de traceerbaarheid van het biologisch heterogeen materiaal in de regeling voor de productie zoals bepaald in artikel 4, lid 2, punt a), of, indien van toepassing, in artikel 4, lid 2, punt c), door informatie te bewaren aan de hand waarvan kan worden vastgesteld welke exploitanten oudermateriaal van biologisch heterogeen materiaal hebben geleverd.
De exploitant bewaart deze documenten gedurende vijf jaar.
2.De exploitant die plantaardig teeltmateriaal van biologisch heterogeen materiaal produceert dat bestemd is om in de handel te worden gebracht, registreert en bewaart ook de volgende informatie:
a)naam van de soort en benaming die wordt gebruikt voor elk biologisch heterogeen materiaal waarvan kennis is gegeven; soort techniek die wordt gebruikt voor de productie van biologisch heterogeen materiaal zoals bedoeld in artikel 4;
b)de karakterisering van het biologisch heterogeen materiaal waarvan kennis is gegeven, zoals bepaald in artikel 4;
c)de teeltlocatie van biologisch heterogeen materiaal en de productielocatie van biologisch plantaardig teeltmateriaal van het biologisch heterogeen materiaal zoals bepaald in artikel 5;
d)de oppervlakte voor de productie van biologisch heterogeen materiaal en de geproduceerde hoeveelheid.
3.De verantwoordelijke officiële instanties overeenkomstig de Richtlijnen 66/401/EEG, 66/402/EEG, 68/193/EEG, 98/56/EG, 2002/53/EG, 2002/54/EG, 2002/55/EG, 2002/56/EG, 2002/57/EG, 2008/72/EG en 2008/90/EG hebben toegang tot de in de leden 1 en 2 van dit artikel bedoelde informatie.
Artikel 9
Officiële controles
De bevoegde autoriteiten van de lidstaten of de gemachtigde instanties, indien de bevoegde autoriteiten overeenkomstig titel II, hoofdstuk III, van Verordening (EU) 2017/625 controletaken hebben gedelegeerd, verrichten risicogebaseerde officiële controles met betrekking tot de productie en het in de handel brengen van plantaardig teeltmateriaal van biologisch heterogeen materiaal, teneinde de naleving van de vereisten van de artikelen 4, 5, 6, 7, 8 en 10 van deze verordening te controleren.
De tests van de kiemkracht en de mechanische zuiverheid worden uitgevoerd overeenkomstig de toepasselijke methoden van de International Seed Testing Association.
Artikel 10
Instandhouding van organisch heterogeen materiaal
Indien instandhouding mogelijk is, behoudt de exploitant die de bevoegde instanties overeenkomstig artikel 13 van Verordening (EU) 2018/848 van het biologisch heterogeen materiaal in kennis heeft gesteld, de belangrijkste kenmerken van het materiaal ten tijde van de kennisgeving door het zolang het in de handel blijft in stand te houden. Die instandhouding vindt plaats volgens erkende praktijken die zijn afgestemd op de instandhouding van dergelijk heterogeen materiaal. De voor de instandhouding verantwoordelijke exploitant houdt een register bij van de duur en de inhoud van de instandhouding.
De bevoegde instanties hebben te allen tijde toegang tot alle registers die door de voor het materiaal verantwoordelijke exploitant worden bijgehouden om de instandhouding ervan te controleren. De exploitant bewaart die gegevens tot vijf jaar na het moment waarop het plantaardig teeltmateriaal van biologisch heterogeen materiaal niet meer in de handel wordt gebracht.
Artikel 11
Inwerkingtreding en toepassing
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2022.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 7.5.2021
Voor de Commissie
De voorzitter
Ursula VON DER LEYEN