This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 6abd2cb5-2d79-11ef-a61b-01aa75ed71a1
Regulation (EU) 2019/287 of the European Parliament and of the Council of 13 February 2019 implementing bilateral safeguard clauses and other mechanisms allowing for the temporary withdrawal of preferences in certain trade agreements concluded between the European Union and third countries
Consolidated text: Verordening (EU) 2019/287 van het Europees Parlement en de Raad van 13 februari 2019 tot uitvoering van de bilaterale vrijwaringsclausules en andere mechanismen die de tijdelijke intrekking mogelijk maken van preferenties in bepaalde handelsovereenkomsten tussen de Europese Unie en derde landen
Verordening (EU) 2019/287 van het Europees Parlement en de Raad van 13 februari 2019 tot uitvoering van de bilaterale vrijwaringsclausules en andere mechanismen die de tijdelijke intrekking mogelijk maken van preferenties in bepaalde handelsovereenkomsten tussen de Europese Unie en derde landen
02019R0287 — NL — 01.06.2024 — 001.001
Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document
|
VERORDENING (EU) 2019/287 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 13 februari 2019 (PB L 053 van 22.2.2019, blz. 1) |
Gewijzigd bij:
|
|
|
Publicatieblad |
||
|
nr. |
blz. |
datum |
||
|
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2024/1362 VAN DE COMMISSIE van 13 maart 2024 |
L 1362 |
1 |
17.5.2024 |
|
VERORDENING (EU) 2019/287 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 13 februari 2019
tot uitvoering van de bilaterale vrijwaringsclausules en andere mechanismen die de tijdelijke intrekking mogelijk maken van preferenties in bepaalde handelsovereenkomsten tussen de Europese Unie en derde landen
Artikel 1
Onderwerp en toepassingsgebied
Deze bepalingen zijn van toepassing onverminderd in de handelsovereenkomsten en in de bijlage opgenomen specifieke bepalingen met betrekking tot vrijwaringsclausules of andere mechanismen voor de tijdelijke intrekking van tariefpreferenties of andere preferentiële behandelingen, wanneer dergelijke bepalingen niet in overeenstemming zijn met deze verordening.
Deze verordening belet de Commissie derhalve niet om in toekomstige handelsovereenkomsten over dergelijke specifieke bepalingen te onderhandelen.
Artikel 2
Definities
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
|
1) |
„overeenkomst” : een handelsovereenkomst die in de bijlage bij deze verordening wordt vermeld; |
|
2) |
„bilaterale vrijwaringsclausule” : een bepaling die is vermeld in een overeenkomst inzake de tijdelijke opschorting van tariefpreferenties; |
|
3) |
„belanghebbenden” : partijen die gevolgen ondervinden van de invoer van het product; |
|
4) |
„bedrijfstak van de Unie” : het geheel van producenten in de Unie van het soortgelijke of rechtstreeks concurrerende product die op het grondgebied van de Unie hun bedrijf uitoefenen, of producenten in de Unie waarvan de gezamenlijke productie van soortgelijke of rechtstreeks concurrerende producten een groot deel van de totale productie in de Unie van dat product uitmaakt; indien het soortgelijke of rechtstreeks concurrerende product slechts een van diverse producten is die worden vervaardigd door de producenten in de Unie, geldt deze definitie uitsluitend met betrekking tot de specifieke werkzaamheden die voor de productie van het soortgelijke of rechtstreeks concurrerende product nodig zijn; |
|
5) |
„ernstige schade” : een aanmerkelijke algemene achteruitgang van de situatie van de bedrijfstak van de Unie; |
|
6) |
„dreiging van ernstige schade” : een duidelijk risico op ernstige schade in de nabije toekomst, waarbij het bestaan van de dreiging van ernstige schade wordt bepaald op grond van verifieerbare informatie; |
|
7) |
„gevoelig product” : een product dat in een specifieke overeenkomst is aangemerkt als relatief meer kwetsbaar voor een toename van de invoer dan andere producten; |
|
8) |
„overgangsperiode” : een periode van tien jaar te rekenen vanaf de inwerkingtreding van een overeenkomst, tenzij anders bepaald in de desbetreffende overeenkomst; |
|
9) |
„betrokken land” : een derde land dat partij is bij een overeenkomst. |
Artikel 3
Beginselen
Een vrijwaringsmaatregel kan in overeenstemming met deze verordening worden ingesteld wanneer een product van oorsprong uit een betrokken land in de Unie wordt ingevoerd:
in zodanig toegenomen hoeveelheden, in absolute zin of in verhouding tot de productie in de Unie, en
onder zodanige voorwaarden dat ernstige schade wordt of dreigt te worden veroorzaakt voor de bedrijfstak van de Unie, en
dat de toename van de invoer voortkomt uit de gevolgen van verplichtingen uit hoofde van de desbetreffende overeenkomst, met inbegrip van de verlaging of de afschaffing van de douanerechten op dat product.
Een vrijwaringsmaatregel kan bestaan in:
een opschorting van de verdere verlaging van het douanerecht op het betrokken product zoals voorzien in de lijst inzake tariefafschaffing van de overeenkomst met het betrokken land, of
een verhoging van het douanerecht op het betrokken product tot maximaal het laagste van de volgende rechten:
het op het betrokken product toegepaste meestbegunstigingsrecht dat geldt op het tijdstip waarop de vrijwaringsmaatregel wordt genomen, of
het basisdouanerecht zoals vermeld in de lijst inzake tariefafschaffing van de overeenkomst met het betrokken land.
Artikel 4
Toezicht
Artikel 5
Opening van een onderzoek
Verzoeken tot opening van een onderzoek bevatten de volgende informatie:
de mate en de omvang van de toename van de invoer van het betrokken product in absolute en relatieve cijfers;
het door de toegenomen invoer veroverde deel van de binnenlandse markt en de wijzigingen met betrekking tot de bedrijfstak van de Unie in verband met de omvang van de verkoop, productie, productiviteit, bezettingsgraad, winst- en verliescijfers en werkgelegenheid.
Het bericht van opening bevat de volgende elementen:
een samenvatting van de door de Commissie ontvangen informatie en een verzoek de Commissie alle nuttige informatie toe te zenden;
de termijn waarbinnen belanghebbenden hun standpunten schriftelijk kenbaar kunnen maken en informatie kunnen verstrekken aan de Commissie als die standpunten en die informatie bij het onderzoek in aanmerking moeten worden genomen;
de termijn waarbinnen belanghebbenden een aanvraag kunnen indienen om overeenkomstig artikel 6, lid 9, door de Commissie te worden gehoord.
Artikel 6
Uitvoering van het onderzoek
Artikel 7
Voorafgaande toezichtmaatregelen
Artikel 8
Instelling van voorlopige vrijwaringsmaatregelen
In kritieke omstandigheden waarin bij vertraging waarschijnlijk moeilijk te herstellen schade zou ontstaan en onmiddellijke maatregelen noodzakelijk zijn, stelt de Commissie voorlopige vrijwaringsmaatregelen vast op grond van een door haar gedane voorlopige vaststelling op basis van de in artikel 6, lid 5, vermelde factoren dat er voldoende voorlopig bewijsmateriaal voorhanden is waaruit blijkt dat een product van oorsprong uit het betrokken land wordt ingevoerd:
in zodanig toegenomen hoeveelheden, in absolute zin of in verhouding tot de productie in de Unie, en
onder zodanige voorwaarden dat ernstige schade wordt of dreigt te worden veroorzaakt voor de bedrijfstak van de Unie, en
dat de toename van de invoer het gevolg is van de verlaging of de afschaffing van de douanerechten op dat product.
Die voorlopige vrijwaringsmaatregelen worden vastgesteld door middel van uitvoeringshandelingen volgens de in artikel 17, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure.
Artikel 9
Beëindiging van onderzoeken en procedures zonder maatregelen
Artikel 10
Instelling van definitieve vrijwaringsmaatregelen
Artikel 11
Duur en evaluatie van vrijwaringsmaatregelen
Artikel 12
Vertrouwelijkheid
Artikel 13
Verslag
Artikel 14
Andere mechanismen en criteria voor de tijdelijke intrekking van tariefpreferenties of andere vormen van preferentiële behandeling
Wanneer een overeenkomst voorziet in andere mechanismen of criteria die het mogelijk maken de tariefpreferenties of andere preferentiële behandelingen ten aanzien van bepaalde producten tijdelijk in te trekken, zoals stabilisatiemechanismen voor de ultraperifere gebieden van de Unie, stelt de Commissie, indien aan de voorwaarden van de desbetreffende overeenkomst is voldaan, uitvoeringshandelingen vast:
waarmee de tariefpreferenties of andere preferentiële behandelingen voor het betrokken product worden opgeschort of de niet-opschorting ervan wordt bevestigd;
waarmee de tariefpreferenties of andere preferentiële behandelingen opnieuw worden ingesteld wanneer aan de voorwaarden van de desbetreffende overeenkomst is voldaan;
waarmee de opschorting wordt aangepast om aan de voorwaarden van de desbetreffende overeenkomst te voldoen, of
waarmee elke andere maatregel wordt genomen die in de overeenkomst is vastgelegd.
Die handelingen worden volgens de in artikel 17, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
Artikel 15
Gedelegeerde handelingen
De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 16 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de bijlage te wijzigen door toevoeging of schrapping van vermeldingen betreffende:
een overeenkomst;
specifieke bepalingen als bedoeld in artikel 1, lid 1, tweede alinea;
gevoelige producten;
bepalingen tot vaststelling van specifieke regels voor in artikel 14 bedoelde andere mechanismen, onder meer met betrekking tot, in voorkomend geval, toezicht, monitoring, termijnen voor onderzoeken, en verslaglegging.
Artikel 16
Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie
Artikel 17
Comitéprocedure
Artikel 18
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
BIJLAGE
SPECIFIEKE BEPALINGEN DIE IN DE OVEREENKOMSTEN ZIJN OPGENOMEN EN DIE DOOR DEZE VERORDENING WORDEN UITGEVOERD
Vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Singapore
|
Toepassingsdatum |
21.11.2019 |
|
Bilaterale vrijwaringsclausules of andere mechanismen |
Hoofdstuk Drie Handelsmaatregelen, afdeling C Bilaterale vrijwaringsclausule |
|
In de overeenkomst opgenomen bepalingen |
Artikel 3.11 lid 3 „3. De in artikel 3.10 (Toepassing van bilaterale vrijwaringsmaatregelen) bedoelde vaststelling wordt slechts gedaan indien uit het onderzoek op basis van objectief bewijsmateriaal blijkt dat een oorzakelijk verband bestaat tussen de toename van de invoer uit de andere partij en de ernstige schade of dreiging daarvan. In dit verband wordt naar behoren rekening gehouden met andere factoren, met inbegrip van de invoer van het zelfde product uit andere landen.”. Artikel 3.11 lid 4 „4. Elk van beide partijen waarborgt dat haar bevoegde autoriteiten dit onderzoek afsluiten binnen een jaar na de datum waarop het is geopend.”. Artikel 3.11, lid 5, punt c) „5. De partijen mogen een bilaterale vrijwaringsmaatregel als bedoeld in artikel 3.10 (Toepassing van bilaterale vrijwaringsmaatregelen), lid 1, slechts toepassen met inachtneming van de volgende beperkingen: […] c) na afloop van de overgangsperiode mag de maatregel enkel met toestemming van de andere partij worden toegepast.”. Artikel 3.11 lid 6 „6. Een maatregel wordt tijdens de overgangsperiode niet opnieuw toegepast op de invoer van hetzelfde goed, tenzij na verloop van een periode die gelijk is aan de helft van de periode waarin de vrijwaringsmaatregel eerder werd toegepast. In dat geval is artikel 3.13 (Compensatie), lid 3, niet van toepassing.”. Artikel 3.11 lid 7 „7. Wanneer een partij een bilaterale vrijwaringsmaatregel niet langer toepast, is het douanerecht het recht dat overeenkomstig de lijst van die partij in bijlage 2-A bij ontbreken van de maatregel van kracht zou zijn geweest.”. |
Vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Socialistische Republiek Vietnam
|
Toepassingsdatum |
1.8.2020 |
|
Bilaterale vrijwaringsclausules of andere mechanismen |
Hoofdstuk 3 Handelsmaatregelen, afdeling C Bilaterale vrijwaringsclausule |
|
In de overeenkomst opgenomen bepalingen |
Artikel 3.11 lid 4 „4. Uit het onderzoek moet op basis van objectief bewijsmateriaal tevens blijken dat er een oorzakelijk verband bestaat tussen de toename van de invoer en de ernstige schade of de dreiging daarvan. Bij het onderzoek wordt behalve met de toename van de invoer ook rekening gehouden met andere factoren die eveneens tegelijkertijd schade kunnen veroorzaken.”. Artikel 3.11 lid 5 „5. Elke partij waarborgt dat haar bevoegde autoriteiten het in lid 1 bedoelde onderzoek afsluiten binnen een jaar na de datum waarop het is geopend.”. Artikel 3.11, lid 6, punt c) „6. Voor de toepassing van een bilaterale vrijwaringsmaatregel door een partij gelden de volgende beperkingen: […] c) de maatregel mag na afloop van de overgangsperiode enkel met toestemming van de andere partij worden toegepast.”. Artikel 3.11 lid 7 „7. Om de aanpassing te vergemakkelijken wanneer de verwachte duur van een bilaterale vrijwaringsmaatregel meer dan twee jaar bedraagt, liberaliseert de partij die de maatregel toepast die geleidelijk op gezette tijden tijdens de toepassingsduur ervan.”. Artikel 3.11 lid 8 „8. Wanneer een partij een bilaterale vrijwaringsmaatregel niet langer toepast, is het douanerecht het recht dat overeenkomstig de lijst van die partij in bijlage 2-A (Verlaging of afschaffing van douanerechten) bij ontbreken van de maatregel van kracht zou zijn geweest.”. Artikel 3.14 „14. Met het oog op een zo efficiënt mogelijke toepassing van de regels inzake handelsmaatregelen als bedoeld in dit hoofdstuk maken de onderzoekende autoriteiten van de partijen voor het uitwisselen van mededelingen en documenten tussen de partijen in het kader van onderzoeken naar handelsmaatregelen gebruik van het Engels.”. |
Overeenkomst tussen de Europese Unie en Japan betreffende een economisch partnerschap
|
Toepassingsdatum |
1.2.2019 |
|
Bilaterale vrijwaringsclausules of andere mechanismen |
Hoofdstuk 5 Handelsbeschermende maatregelen, afdeling A Algemene bepalingen en afdeling B Bilaterale vrijwaringsmaatregelen, en artikel 18 Vrijwaring van bijlage 2-C Motorvoertuigen en onderdelen |
|
In de overeenkomst opgenomen bepalingen |
Artikel 5.1, punt d) „d) „overgangsperiode”: wat een bepaald goed van oorsprong betreft, de periode vanaf de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst tot tien jaar na de datum waarop de tariefverlaging of -afschaffing voor dat goed is voltooid overeenkomstig bijlage 2-A.”. Artikel 5.2, lid 2, punt b), ii) „ii) het meestbegunstigingsrecht dat geldt op de dag onmiddellijk voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst.”. Artikel 5.3, lid 2 „2. Bilaterale vrijwaringsmaatregelen mogen uitsluitend tijdens de overgangsperiode worden toegepast.”. Artikel 5.3, lid 3 „3. Om de aanpassing te vergemakkelijken wanneer de verwachte duur van een bilaterale vrijwaringsmaatregel meer dan één jaar bedraagt, wordt de bilaterale vrijwaringsmaatregel door de partij die de maatregel handhaaft op gezette tijden tijdens de uitvoeringsperiode geleidelijk geliberaliseerd.” Artikel 5.3, lid 4 „4. Op de invoer van een bepaald goed van oorsprong dat reeds voorwerp van een bilaterale vrijwaringsmaatregel was wordt gedurende een periode die gelijk is aan de looptijd van de vorige bilaterale vrijwaringsmaatregel of gedurende één jaar, indien dit langer is, geen bilaterale vrijwaringsmaatregel toegepast.”. Artikel 5.3, lid 5 „5. Bij de beëindiging van een bilaterale vrijwaringsmaatregel is het douanerecht voor het goed van oorsprong waarvoor de maatregel geldt, het recht dat zonder de bilaterale vrijwaringsmaatregel van toepassing zou zijn geweest.”. Artikel 5.4, lid 2 „2. Het onderzoek wordt in alle gevallen voltooid binnen één jaar na de datum van opening ervan.”. Artikel 5.4, lid 4 „4. Er wordt pas vastgesteld dat de toename van de invoer van een goed van oorsprong ernstige schade heeft veroorzaakt of dreigt te veroorzaken voor een interne bedrijfstak, als uit het onderzoek op basis van objectief bewijsmateriaal blijkt dat een oorzakelijk verband bestaat tussen de toename van de invoer van het goed van oorsprong en de ernstige schade of dreiging van ernstige schade voor de interne bedrijfstak. Bij deze vaststelling worden andere factoren dan de toename van de invoer van het goed van oorsprong die op hetzelfde ogenblik ook schade veroorzaken voor de interne bedrijfstak, in aanmerking worden genomen.”. Artikel 5.8 „8. De kennisgevingen als bedoeld in artikel 5.5, lid 1, en artikel 5.7, lid 2, alsmede alle overige mededelingen tussen de partijen in het kader van deze afdeling worden opgesteld in het Engels.” Artikel 18 (Vrijwaring) van bijlage 2-C Motorvoertuigen en onderdelen „1. Elke partij behoudt zich het recht voor om binnen tien jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst gelijkwaardige concessies of andere gelijkwaardige verplichtingen te schorsen wanneer de andere partij (*): a) een in aanhangsel 2-C-1 vermeld VN-reglement niet toepast of de toepassing daarvan beëindigt; of b) andere regelgeving invoert of wijzigt waardoor de voordelen van de toepassing van een in aanhangsel 2-C-1 vermeld VN-reglement ongedaan gemaakt of beperkt worden. 2. Schorsingen op grond van lid 1 blijven slechts van kracht totdat een besluit is genomen overeenkomstig de in artikel 19 van deze bijlage beschreven versnelde procedure voor de beslechting van geschillen of totdat een eerdere oplossing is gevonden die voor elke partij aanvaardbaar is, ook als die via het in artikel 19, punt b), van deze bijlage bedoelde overleg wordt gevonden.”. (*) Het niveau van de schorsing van concessies of andere verplichtingen mag niet hoger zijn dan het niveau van de waarde van de bilaterale handel tussen de partijen in de producten die onder het in lid 1, punt a) of b), bedoelde VN-reglement vallen. |
Vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Unie en Nieuw-Zeeland
|
Toepassingsdatum |
1.6.2024 |
|
Bilaterale vrijwaringsclausules of andere mechanismen |
Hoofdstuk 5 Handelsbeschermende maatregelen, afdeling D Bilaterale vrijwaringsmaatregelen |
|
In de overeenkomst opgenomen bepalingen |
Artikel 5.7, punten c), e) en g) „c) „ernstige verslechtering”: grote moeilijkheden in een economische sector die soortgelijke of rechtstreeks concurrerende goederen vervaardigt; […] e) „dreigende ernstige verslechtering”: een duidelijk risico op ernstige verslechtering in de nabije toekomst, gebaseerd op feiten en niet louter op beweringen, vermoedens of vage mogelijkheden; […] g) „overgangsperiode”: een periode van zeven jaar te rekenen vanaf de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst.”. Artikel 5.8, lid 2, punt b), ii) „ii) het meestbegunstigingsrecht dat geldt op de dag onmiddellijk voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst.”. Artikel 5.9, lid 1, punten a) en c) „1. Er mag geen bilaterale vrijwaringsmaatregel worden toegepast: a) behalve voor zover en zo lang hij noodzakelijk is om ernstige schade of dreigende ernstige schade voor de interne bedrijfstak dan wel een ernstige verslechtering of een dreigende ernstige verslechtering van de economische situatie van het ultraperifere gebied of de ultraperifere gebieden te voorkomen of te verhelpen; […] c) na afloop van de overgangsperiode.” Artikel 5.9, lid 2, punt a) „2. De in lid 1, punt b), bedoelde periode kan met één jaar worden verlengd op voorwaarde dat: a) de bevoegde onderzoekende autoriteiten van de Partij van invoer overeenkomstig de in onderafdeling 1 (Procedurevoorschriften voor bilaterale vrijwaringsmaatregelen) gespecificeerde procedures vaststellen dat de bilaterale vrijwaringsmaatregel noodzakelijk blijft om ernstige schade of dreigende ernstige schade voor de interne bedrijfstak dan wel een ernstige verslechtering of een dreigende ernstige verslechtering van de economische situatie van het ultraperifere gebied of de ultraperifere gebieden te voorkomen of te verhelpen,”. Artikel 5.9, lid 3 „3. Wanneer een Partij een bilaterale vrijwaringsmaatregel niet langer toepast, is het douanerecht het recht dat overeenkomstig bijlage 2-A (Lijsten inzake tariefafschaffing) voor het betrokken goed van kracht zou zijn geweest.”. Artikel 5.9, lid 4 „4. Op de invoer van een goed van een Partij dat reeds voorwerp van een bilaterale vrijwaringsmaatregel was, wordt gedurende een periode die gelijk is aan de helft van de duur van de vorige bilaterale vrijwaringsmaatregel geen bilaterale vrijwaringsmaatregel toegepast.”. Artikel 5.9, lid 5 „5. Een Partij past niet tegelijkertijd op hetzelfde goed: a) een voorlopige bilaterale vrijwaringsmaatregel, een bilaterale vrijwaringsmaatregel of een vrijwaringsmaatregel voor ultraperifere gebieden op grond van deze overeenkomst, en b) een vrijwaringsmaatregel op grond van artikel XIX van de GATT 1994 en de Overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen toe.”. Artikel 5.10, lid 1 „1. In kritieke omstandigheden waarin uitstel moeilijk te herstellen schade zou veroorzaken, mag een Partij een voorlopige bilaterale vrijwaringsmaatregel toepassen nadat voorlopig is vastgesteld dat er duidelijke bewijzen zijn voor een toename van de invoer van een goed van oorsprong uit de andere Partij wegens de verlaging of afschaffing van een douanerecht ingevolge deze overeenkomst, en dat dergelijke invoer ernstige schade veroorzaakt of dreigt te veroorzaken voor de interne bedrijfstak dan wel een ernstige verslechtering van de economische situatie van het ultraperifere gebied of de ultraperifere gebieden meebrengt of dreigt mee te brengen.”. Artikel 5.10, lid 3 „3. Het als gevolg van de voorlopige bilaterale vrijwaringsmaatregel ingestelde douanerecht wordt onverwijld terugbetaald indien bij het daaropvolgende onderzoek als bedoeld in onderafdeling 1 (Procedurevoorschriften voor bilaterale vrijwaringsmaatregelen) niet wordt vastgesteld dat de toename van de invoer van het goed dat voorwerp van de voorlopige bilaterale vrijwaringsmaatregel is, ernstige schade veroorzaakt of dreigt te veroorzaken voor de interne bedrijfstak dan wel een ernstige verslechtering van de economische situatie van het ultraperifere gebied of de ultraperifere gebieden meebrengt of dreigt mee te brengent.”. Artikel 5.11 „Ultraperifere gebieden 1. Wanneer een product van oorsprong uit Nieuw-Zeeland rechtstreeks op het grondgebied van een of meer ultraperifere gebieden van de Unie (*) wordt ingevoerd in dermate toegenomen hoeveelheden en onder zodanige voorwaarden dat hierdoor de economische situatie van het betrokken ultraperifere gebied of de betrokken ultraperifere gebieden ernstig verslechtert of dreigt te verslechteren, kan de Unie, na alternatieve oplossingen te hebben onderzocht, bij wijze van uitzondering bilaterale vrijwaringsmaatregelen toepassen die beperkt zijn tot het grondgebied van het betrokken ultraperifere gebied of de betrokken ultraperifere gebieden. 2. Voor de toepassing van lid 1 wordt bij de vaststelling of er sprake is van ernstige verslechtering uitgegaan van objectieve factoren, waaronder: a) de toename van het volume van de invoer, hetzij absoluut, hetzij ten opzichte van de interne productie en de invoer uit andere bronnen, en b) het effect van die invoer op de situatie van de desbetreffende bedrijfstak of de betrokken economische sector, met inbegrip van het effect op de verkoop, de productie, de financiële situatie en de werkgelegenheid. 3. Onverminderd lid 1 is deze afdeling van overeenkomstige toepassing op alle uit hoofde van dit artikel vastgestelde vrijwaringsmaatregelen.”. (*) Op de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst zijn de ultraperifere gebieden van de Unie Guadeloupe, Frans-Guyana, Martinique, Réunion, Mayotte, Saint-Martin, de Azoren, Madeira en de Canarische Eilanden. Dit artikel is eveneens van toepassing op een land of een overzees gebied waarvan de status overeenkomstig de procedure van artikel 355, lid 6, VWEU bij besluit van de Europese Raad vanaf de datum van vaststelling van dat besluit wordt gewijzigd in die van ultraperifeer gebied. Indien de status van een ultraperifeer gebied van de Unie als zodanig overeenkomstig dezelfde procedure wordt gewijzigd, is artikel 5.11 (ultraperifere gebieden) vanaf de datum van inwerkintreding van het desbetreffende besluit van de Europese Raad niet langer van toepassing. De Unie stelt Nieuw-Zeeland in kennis van elke wijziging betreffende de status van de gebieden die als ultraperifere gebieden van de Unie worden beschouwd. Artikel 5.14, lid 3 „2. Om een bilaterale vrijwaringsmaatregel te kunnen toepassen, moet de bevoegde onderzoekende autoriteit middels objectief bewijs aantonen dat er een oorzakelijk verband bestaat tussen de toename van de invoer van het betrokken product en de ernstige schade of de dreigende ernstige schade of dat er een oorzakelijk verband bestaat tussen de toename van de invoer van het betrokken product en de ernstige verslechtering of de dreigende ernstige verslechtering. De bevoegde onderzoekende autoriteit onderzoekt ook andere bekende factoren dan de toename van de invoer om te voorkomen dat de door dergelijke andere factoren veroorzaakte schade aan de toename van de invoer wordt toegeschreven.”. Artikel 5.14, lid 3 „3. Het onderzoek wordt in alle gevallen voltooid binnen één jaar na de datum van opening ervan.”. |
Gezamenlijke verklaring van het Europees Parlement en de Commissie
Het Europees Parlement en de Commissie zijn het eens over het belang van nauwe samenwerking bij de tenuitvoerlegging van de overeenkomsten die worden vermeld in de bijlage bij de Verordening (EU) 2019/287 van het Europees Parlement en de Raad van 13 februari 2019 tot uitvoering van de bilaterale vrijwaringsclausules en andere mechanismen die de tijdelijke intrekking mogelijk maken van preferenties in bepaalde handelsovereenkomsten tussen de Europese Unie en derde landen. Met dat doel besluiten zij dat wanneer het Europees Parlement een aanbeveling aanneemt om een vrijwaringsonderzoek te openen, de Commissie zorgvuldig zal onderzoeken of aan de in de verordening opgenomen voorwaarden voor een opening ambtshalve is voldaan. Wanneer de Commissie van mening is dat dit niet het geval is, dient zij een verslag in bij de bevoegde commissie van het Europees Parlement met een toelichting van alle factoren die voor de opening van een dergelijk onderzoek relevant zijn.
( 1 ) Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671).
( 2 ) Verordening (EU) 2015/478 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2015 betreffende de gemeenschappelijke regeling voor de invoer (PB L 83 van 27.3.2015, blz. 16).