Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 6abd2cb5-2d79-11ef-a61b-01aa75ed71a1

Consolidated text: Verordening (EU) 2019/287 van het Europees Parlement en de Raad van 13 februari 2019 tot uitvoering van de bilaterale vrijwaringsclausules en andere mechanismen die de tijdelijke intrekking mogelijk maken van preferenties in bepaalde handelsovereenkomsten tussen de Europese Unie en derde landen

02019R0287 — NL — 01.06.2024 — 001.001


Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document

►B

VERORDENING (EU) 2019/287 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 13 februari 2019

tot uitvoering van de bilaterale vrijwaringsclausules en andere mechanismen die de tijdelijke intrekking mogelijk maken van preferenties in bepaalde handelsovereenkomsten tussen de Europese Unie en derde landen

(PB L 053 van 22.2.2019, blz. 1)

Gewijzigd bij:

 

 

Publicatieblad

  nr.

blz.

datum

►M1

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2024/1362 VAN DE COMMISSIE  van 13 maart 2024

  L 1362

1

17.5.2024




▼B

VERORDENING (EU) 2019/287 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 13 februari 2019

tot uitvoering van de bilaterale vrijwaringsclausules en andere mechanismen die de tijdelijke intrekking mogelijk maken van preferenties in bepaalde handelsovereenkomsten tussen de Europese Unie en derde landen



Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

1.  
In deze verordening worden bepalingen vastgesteld voor de uitvoering van bilaterale vrijwaringsclausules en andere mechanismen voor de tijdelijke intrekking van tariefpreferenties of andere vormen van preferentiële behandeling, die zijn opgenomen in de in de bijlage bij deze verordening vermelde handelsovereenkomsten tussen de Unie en een of meer derde landen.

Deze bepalingen zijn van toepassing onverminderd in de handelsovereenkomsten en in de bijlage opgenomen specifieke bepalingen met betrekking tot vrijwaringsclausules of andere mechanismen voor de tijdelijke intrekking van tariefpreferenties of andere preferentiële behandelingen, wanneer dergelijke bepalingen niet in overeenstemming zijn met deze verordening.

Deze verordening belet de Commissie derhalve niet om in toekomstige handelsovereenkomsten over dergelijke specifieke bepalingen te onderhandelen.

2.  
Artikel 194 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad ( 1 ) blijft van toepassing voor de toepassing van vrijwaringsmaatregelen voor de tijdelijke intrekking van tariefpreferenties of andere preferentiële behandelingen die zijn opgenomen in handelsovereenkomsten tussen de Unie en derde landen, die niet in de bijlage bij deze verordening worden vermeld.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1)

„overeenkomst” : een handelsovereenkomst die in de bijlage bij deze verordening wordt vermeld;

2)

„bilaterale vrijwaringsclausule” : een bepaling die is vermeld in een overeenkomst inzake de tijdelijke opschorting van tariefpreferenties;

3)

„belanghebbenden” : partijen die gevolgen ondervinden van de invoer van het product;

4)

„bedrijfstak van de Unie” : het geheel van producenten in de Unie van het soortgelijke of rechtstreeks concurrerende product die op het grondgebied van de Unie hun bedrijf uitoefenen, of producenten in de Unie waarvan de gezamenlijke productie van soortgelijke of rechtstreeks concurrerende producten een groot deel van de totale productie in de Unie van dat product uitmaakt; indien het soortgelijke of rechtstreeks concurrerende product slechts een van diverse producten is die worden vervaardigd door de producenten in de Unie, geldt deze definitie uitsluitend met betrekking tot de specifieke werkzaamheden die voor de productie van het soortgelijke of rechtstreeks concurrerende product nodig zijn;

5)

„ernstige schade” : een aanmerkelijke algemene achteruitgang van de situatie van de bedrijfstak van de Unie;

6)

„dreiging van ernstige schade” : een duidelijk risico op ernstige schade in de nabije toekomst, waarbij het bestaan van de dreiging van ernstige schade wordt bepaald op grond van verifieerbare informatie;

7)

„gevoelig product” : een product dat in een specifieke overeenkomst is aangemerkt als relatief meer kwetsbaar voor een toename van de invoer dan andere producten;

8)

„overgangsperiode” : een periode van tien jaar te rekenen vanaf de inwerkingtreding van een overeenkomst, tenzij anders bepaald in de desbetreffende overeenkomst;

9)

„betrokken land” : een derde land dat partij is bij een overeenkomst.

Artikel 3

Beginselen

1.  

Een vrijwaringsmaatregel kan in overeenstemming met deze verordening worden ingesteld wanneer een product van oorsprong uit een betrokken land in de Unie wordt ingevoerd:

a) 

in zodanig toegenomen hoeveelheden, in absolute zin of in verhouding tot de productie in de Unie, en

b) 

onder zodanige voorwaarden dat ernstige schade wordt of dreigt te worden veroorzaakt voor de bedrijfstak van de Unie, en

c) 

dat de toename van de invoer voortkomt uit de gevolgen van verplichtingen uit hoofde van de desbetreffende overeenkomst, met inbegrip van de verlaging of de afschaffing van de douanerechten op dat product.

2.  

Een vrijwaringsmaatregel kan bestaan in:

a) 

een opschorting van de verdere verlaging van het douanerecht op het betrokken product zoals voorzien in de lijst inzake tariefafschaffing van de overeenkomst met het betrokken land, of

b) 

een verhoging van het douanerecht op het betrokken product tot maximaal het laagste van de volgende rechten:

i) 

het op het betrokken product toegepaste meestbegunstigingsrecht dat geldt op het tijdstip waarop de vrijwaringsmaatregel wordt genomen, of

ii) 

het basisdouanerecht zoals vermeld in de lijst inzake tariefafschaffing van de overeenkomst met het betrokken land.

Artikel 4

Toezicht

1.  
De Commissie houdt geregeld toezicht op de ontwikkeling van de invoerstatistieken van gevoelige producten die zijn vermeld in de bijlage bij deze verordening, bij elke overeenkomst. Daartoe werkt de Commissie samen met de lidstaten en de bedrijfstak van de Unie en wisselt zij op gezette tijden informatie met hen uit.
2.  
Op een naar behoren gemotiveerd verzoek van de betrokken bedrijfstak van de Unie kan de Commissie het toezicht als bedoeld in lid 1 uitbreiden naar andere producten of sectoren dan die welke in de bijlage zijn vermeld.
3.  
De Commissie dient jaarlijks een toezichtsverslag bij het Europees Parlement en de Raad in met statistieken over de invoer van gevoelige producten en de producten of sectoren waarnaar het toezicht is uitgebreid.

Artikel 5

Opening van een onderzoek

1.  
Op verzoek van een lidstaat, van een natuurlijke persoon of een rechtspersoon die optreedt namens de bedrijfstak van de Unie, of van een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid die optreedt namens de bedrijfstak van de Unie, of op eigen initiatief van de Commissie, wordt door de Commissie een onderzoek geopend wanneer er voldoende voorlopig bewijsmateriaal is van ernstige schade of dreigende ernstige schade voor de bedrijfstak van de Unie, zoals vastgesteld op basis van de in artikel 6, lid 5, vermelde factoren.
2.  
Verzoeken tot opening van een onderzoek kunnen ook worden ingediend door de bedrijfstak van de Unie, of door een natuurlijke persoon of rechtspersoon die optreedt namens de bedrijfstak van de Unie of door een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid, gezamenlijk met de vakbonden. Bovendien mogen verzoeken tot opening van een onderzoek door de vakbonden worden ondersteund. Dit doet geen afbreuk aan het recht van de bedrijfstak van de Unie op intrekking van het verzoek.
3.  

Verzoeken tot opening van een onderzoek bevatten de volgende informatie:

a) 

de mate en de omvang van de toename van de invoer van het betrokken product in absolute en relatieve cijfers;

b) 

het door de toegenomen invoer veroverde deel van de binnenlandse markt en de wijzigingen met betrekking tot de bedrijfstak van de Unie in verband met de omvang van de verkoop, productie, productiviteit, bezettingsgraad, winst- en verliescijfers en werkgelegenheid.

4.  
De aan een onderzoek onderworpen productomschrijving kan, afhankelijk van de specifieke marktomstandigheden, een of meer tariefposten of een of meer onderverdelingen van een of meer tariefposten daarvan omvatten, of kan een productsegmentatie volgen die in de bedrijfstak van de Unie algemeen wordt toegepast.
5.  
Een onderzoek kan ook worden geopend wanneer de toename van de invoer geconcentreerd is in een of meer lidstaten, op voorwaarde dat er voldoende voorlopig bewijsmateriaal is van ernstige schade of dreigende ernstige schade voor de bedrijfstak van de Unie, zoals vastgesteld op basis van de in artikel 6, lid 5, vermelde factoren.
6.  
Voordat zij een onderzoek opent, verstrekt de Commissie de lidstaten het afschrift van het verzoek tot opening van het onderzoek. Wanneer de Commissie op grond van lid 1 voornemens is op eigen initiatief een onderzoek te openen, verstrekt zij de lidstaten informatie zodra zij heeft besloten dat het nodig is dat onderzoek te openen.
7.  
Wanneer het de Commissie duidelijk is dat er voldoende voorlopig bewijsmateriaal is om het openen van een onderzoek te rechtvaardigen, opent de Commissie het onderzoek en maakt zij daartoe een bericht van opening van het onderzoek („het bericht van opening”) bekend in het Publicatieblad van de Europese Unie. Het onderzoek wordt geopend binnen een maand nadat de Commissie het verzoek op grond van lid 1 heeft ontvangen.
8.  

Het bericht van opening bevat de volgende elementen:

a) 

een samenvatting van de door de Commissie ontvangen informatie en een verzoek de Commissie alle nuttige informatie toe te zenden;

b) 

de termijn waarbinnen belanghebbenden hun standpunten schriftelijk kenbaar kunnen maken en informatie kunnen verstrekken aan de Commissie als die standpunten en die informatie bij het onderzoek in aanmerking moeten worden genomen;

c) 

de termijn waarbinnen belanghebbenden een aanvraag kunnen indienen om overeenkomstig artikel 6, lid 9, door de Commissie te worden gehoord.

Artikel 6

Uitvoering van het onderzoek

1.  
Na de bekendmaking van het bericht van opening overeenkomstig artikel 5, leden 7 en 8, opent de Commissie een onderzoek.
2.  
De Commissie kan de lidstaten verzoeken informatie te verstrekken en de lidstaten nemen alle nodige maatregelen om aan dergelijk verzoeken te voldoen. Als de gevraagde informatie van algemeen belang is en als zij niet vertrouwelijk is in de zin van artikel 12, wordt zij toegevoegd aan het niet-vertrouwelijke dossier als bedoeld in lid 8 van dit artikel.
3.  
Het onderzoek wordt zo mogelijk afgesloten binnen zes maanden na de dag waarop het bericht van opening in het Publicatieblad van de Europese Unie wordt bekendgemaakt. In uitzonderlijke omstandigheden, bijvoorbeeld bij de betrokkenheid van een ongewoon hoog aantal belanghebbenden of complexe marktsituaties, kan deze termijn met drie maanden worden verlengd. In dat geval informeert de Commissie alle belanghebbenden over de verlenging en zet zij de redenen daarvoor uiteen.
4.  
De Commissie wint alle informatie in die zij nodig acht om te bepalen of de in artikel 3, lid 1, bedoelde omstandigheden zich voordoen en controleert deze informatie indien nodig.
5.  
De Commissie evalueert alle ter zake doende factoren van objectieve en kwantificeerbare aard die van invloed zijn op de situatie van de bedrijfstak van de Unie, met name de snelheid en de omvang van de toename van de invoer van het betrokken product in absolute en relatieve cijfers, het door de toegenomen invoer veroverde deel van de binnenlandse markt en de wijzigingen met betrekking tot de bedrijfstak van de Unie in verband met de omvang van de verkoop, productie, productiviteit, bezettingsgraad, winst- en verliescijfers en werkgelegenheid. Deze lijst is niet uitputtend en de Commissie kan bij haar beoordeling van het bestaan van ernstige schade of een dreiging van ernstige schade ook rekening houden met andere relevante factoren zoals voorraden, prijzen, rendement van geïnvesteerd vermogen, kasstromen, het marktaandeel en andere factoren die de bedrijfstak van de Unie ernstige schade toebrengen, kunnen hebben toegebracht of dreigen toe te brengen.
6.  
Belanghebbenden die overeenkomstig artikel 5, lid 8, onder b), van deze verordening informatie hebben ingediend, en vertegenwoordigers van het betrokken land kunnen op schriftelijk verzoek inzage krijgen in alle informatie die de Commissie in het kader van het onderzoek heeft verkregen, met uitzondering van door de autoriteiten van de Unie of de autoriteiten van de lidstaten opgestelde interne documenten, voor zover deze informatie relevant is voor de presentatie van hun dossier, niet vertrouwelijk is in de zin van artikel 12 en door de Commissie bij het onderzoek wordt gebruikt. Belanghebbenden kunnen eveneens hun standpunt over deze informatie kenbaar maken. Als deze standpunten met voldoende voorlopig bewijsmateriaal worden onderbouwd, neemt de Commissie deze in aanmerking.
7.  
De Commissie draagt er zorg voor dat alle gegevens en statistieken die voor het onderzoek worden gebruikt, representatief, beschikbaar, begrijpelijk, transparant en verifieerbaar zijn.
8.  
Zodra het noodzakelijke technische kader voorhanden is, zorgt de Commissie voor een met een wachtwoord beveiligde onlinetoegang tot het niet-vertrouwelijke dossier (het „onlineplatform”), dat zij beheert en met behulp waarvan alle relevante niet-vertrouwelijke informatie in de zin van artikel 12 wordt verspreid. Aan belanghebbenden, lidstaten en het Europees Parlement wordt toegang tot het onlineplatform verleend.
9.  
De Commissie hoort belanghebbenden, met name indien zij binnen de in het bericht van opening dat is bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie, genoemde termijn hierom schriftelijk hebben verzocht en daarbij hebben aangetoond dat het resultaat van het onderzoek waarschijnlijk gevolgen voor hen zal hebben en dat er bijzondere redenen zijn om hen te horen. De Commissie hoort belanghebbenden bij andere gelegenheden als daarvoor bijzondere redenen zijn.
10.  
De Commissie bevordert de toegang tot het onderzoek voor diverse en gefragmenteerde bedrijfstakken, die merendeels bestaan uit kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's), via een specifieke helpdesk voor kmo's, bijvoorbeeld door bewustmaking, door algemene informatie te verstrekken, uitleg over procedures te geven en aan te geven hoe verzoeken kunnen worden ingediend, door standaardvragenlijsten in alle officiële talen van de Unie beschikbaar te stellen en door algemene, niet-zaakgebonden vragen te beantwoorden. De helpdesk voor kmo's stelt standaardformulieren beschikbaar voor met het oog op de beoordeling van de representativiteit in te dienen statistieken en voor de vragenlijsten.
11.  
Als de informatie niet binnen de door de Commissie gestelde termijn wordt verstrekt, of als het onderzoek ernstig wordt belemmerd, kan de Commissie tot een besluit komen aan de hand van de beschikbare gegevens. Als de Commissie constateert dat een belanghebbende of een derde haar onjuiste of misleidende informatie heeft verstrekt, laat zij deze informatie buiten beschouwing en kan zij gebruikmaken van de beschikbare gegevens.
12.  
De Commissie stelt het ambt in van raadadviseur-auditeur, wiens bevoegdheden en verantwoordelijkheden worden omschreven in een door de Commissie vastgesteld mandaat en die erop toeziet dat de procedurele rechten van de belanghebbenden daadwerkelijk worden gewaarborgd.
13.  
De Commissie stelt het betrokken land of de betrokken landen schriftelijk in kennis van de opening van een onderzoek.

Artikel 7

Voorafgaande toezichtmaatregelen

1.  
De Commissie kan voorafgaande toezichtmaatregelen met betrekking tot de invoer van een product uit een betrokken land vaststellen als de invoer van dat product zich dusdanig ontwikkelt dat een van de situaties als bedoeld in de artikelen 3 en 5 zou kunnen ontstaan. Die voorafgaande toezichtmaatregelen worden vastgesteld door middel van uitvoeringshandelingen volgens de in artikel 17, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure.
2.  
Voorafgaande toezichtmaatregelen gelden gedurende beperkte tijd. Behoudens andersluidende bepalingen vervallen deze maatregelen aan het einde van het tweede halfjaar volgende op het halfjaar waarin zij werden ingesteld.

Artikel 8

Instelling van voorlopige vrijwaringsmaatregelen

1.  

In kritieke omstandigheden waarin bij vertraging waarschijnlijk moeilijk te herstellen schade zou ontstaan en onmiddellijke maatregelen noodzakelijk zijn, stelt de Commissie voorlopige vrijwaringsmaatregelen vast op grond van een door haar gedane voorlopige vaststelling op basis van de in artikel 6, lid 5, vermelde factoren dat er voldoende voorlopig bewijsmateriaal voorhanden is waaruit blijkt dat een product van oorsprong uit het betrokken land wordt ingevoerd:

a) 

in zodanig toegenomen hoeveelheden, in absolute zin of in verhouding tot de productie in de Unie, en

b) 

onder zodanige voorwaarden dat ernstige schade wordt of dreigt te worden veroorzaakt voor de bedrijfstak van de Unie, en

c) 

dat de toename van de invoer het gevolg is van de verlaging of de afschaffing van de douanerechten op dat product.

Die voorlopige vrijwaringsmaatregelen worden vastgesteld door middel van uitvoeringshandelingen volgens de in artikel 17, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure.

2.  
Wegens naar behoren gemotiveerde dwingende urgentie stelt de Commissie, als een lidstaat om een onmiddellijk optreden van de Commissie verzoekt en aan de voorwaarden van lid 1 van dit artikel is voldaan, overeenkomstig de in artikel 17, lid 4, bedoelde procedure onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen vast. Binnen vijf werkdagen na ontvangst van het verzoek neemt de Commissie een besluit.
3.  
Voorlopige vrijwaringsmaatregelen zijn niet langer dan 200 kalenderdagen van toepassing.
4.  
Wanneer de voorlopige vrijwaringsmaatregelen worden ingetrokken omdat uit het onderzoek blijkt dat niet aan de voorwaarden van artikel 3, lid 1, is voldaan, worden de douanerechten die uit hoofde van die voorlopige vrijwaringsmaatregelen zijn geïnd, automatisch terugbetaald.
5.  
Voorlopige vrijwaringsmaatregelen zijn van toepassing op elk product dat na de datum van inwerkingtreding van die maatregelen in het vrije verkeer wordt gebracht. Deze maatregelen vormen evenwel geen belemmering voor het in het vrije verkeer brengen van producten die reeds op weg zijn naar de Unie en waarvan de bestemming niet kan worden gewijzigd.

Artikel 9

Beëindiging van onderzoeken en procedures zonder maatregelen

1.  
Als uit een onderzoek blijkt dat niet aan de voorwaarden van artikel 3, lid 1, is voldaan, maakt de Commissie overeenkomstig de in artikel 17, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure een besluit bekend waarmee het onderzoek en de procedure worden beëindigd.
2.  
De Commissie publiceert een verslag met haar bevindingen en gemotiveerde conclusies over alle relevante feitelijke en juridische kwesties, waarbij zij terdege rekening houdt met de bescherming van vertrouwelijke informatie in de zin van artikel 12.

Artikel 10

Instelling van definitieve vrijwaringsmaatregelen

1.  
Als uit een onderzoek blijkt dat aan de voorwaarden van artikel 3, lid 1, is voldaan, kan de Commissie overeenkomstig de onderzoeksprocedure bedoeld in artikel 17, lid 3, definitieve vrijwaringsmaatregelen vaststellen.
2.  
De Commissie publiceert een verslag met een samenvatting van de voor de vaststelling relevante concrete feiten en overwegingen, waarbij zij terdege rekening houdt met de bescherming van vertrouwelijke informatie in de zin van artikel 12.

Artikel 11

Duur en evaluatie van vrijwaringsmaatregelen

1.  
Een vrijwaringsmaatregel blijft niet langer van kracht dan nodig is om ernstige schade aan de bedrijfstak van de Unie te voorkomen of te verhelpen en de bedrijfstak van de Unie te helpen zich aan te passen. De maatregel mag niet langer dan twee jaar van kracht zijn, tenzij deze termijn overeenkomstig lid 2 wordt verlengd.
2.  
De in lid 1 vermelde oorspronkelijke duur van een vrijwaringsmaatregel kan met maximaal twee jaar worden verlengd, mits de maatregel nodig blijft om ernstige schade aan de bedrijfstak van de Unie te voorkomen of te verhelpen en er bewijzen zijn dat de bedrijfstak van de Unie zich aanpast.
3.  
Een lidstaat, een natuurlijke persoon of een rechtspersoon die optreedt namens de bedrijfstak van de Unie, of een vereniging die zelf geen rechtspersoonlijkheid heeft en die optreedt namens de bedrijfstak van de Unie, kan om een verlenging als bedoeld in lid 2 van dit artikel verzoeken. In dat geval doet de Commissie voor zij een besluit neemt over de verlenging, een evaluatie om te onderzoeken of aan de in lid 2 van dit artikel neergelegde voorwaarden is voldaan, gezien de in artikel 6, lid 5, bedoelde factoren. De Commissie kan op eigen initiatief een dergelijke evaluatie doen op voorwaarde dat er voldoende voorlopig bewijsmateriaal is dat aan de in lid 2 van dit artikel neergelegde voorwaarden is voldaan. De vrijwaringsmaatregel blijft van kracht in afwachting van de resultaten van die evaluatie.
4.  
Het bericht van opening van de evaluatie bedoeld in lid 3 van dit artikel wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikel 5, leden 7 en 8. De evaluatie wordt uitgevoerd overeenkomstig artikel 6.
5.  
Op een besluit over verlenging op grond van lid 2 van dit artikel zijn de artikelen 9 en 10 van toepassing.
6.  
De totale duur van een vrijwaringsmaatregel bedraagt maximaal vier jaar, met inbegrip van de periode waarin een eventuele voorlopige vrijwaringsmaatregel van toepassing is, de oorspronkelijke toepassingsduur en de eventuele verlenging daarvan.

Artikel 12

Vertrouwelijkheid

1.  
De op grond van deze verordening verkregen informatie wordt uitsluitend gebruikt voor het doel waarvoor zij werd gevraagd.
2.  
Informatie van vertrouwelijke aard en op vertrouwelijke basis verstrekte informatie die op grond van deze verordening is ontvangen, worden niet bekendgemaakt zonder de uitdrukkelijke toestemming van degene die de informatie heeft verstrekt.
3.  
Bij elk verzoek om vertrouwelijke behandeling wordt aangegeven waarom de informatie vertrouwelijk zou moeten zijn. Belanghebbenden die vertrouwelijke informatie verstrekken, dienen daarvan een niet-vertrouwelijke samenvatting in. Deze samenvatting moet voldoende gedetailleerd zijn om een redelijk inzicht te verschaffen in de wezenlijke inhoud van de vertrouwelijke informatie. In buitengewone omstandigheden kunnen belanghebbenden aangeven dat deze informatie niet kan worden samengevat. In dergelijke gevallen moet de belanghebbende aangeven waarom het niet mogelijk is de informatie samen te vatten. Wanneer blijkt dat een verzoek om vertrouwelijke behandeling niet gerechtvaardigd is en wanneer diegene die de informatie heeft verstrekt, deze noch openbaar wil maken noch toestemming wil geven tot bekendmaking ervan in algemene termen of in samengevatte vorm, kan deze informatie buiten beschouwing worden gelaten.
4.  
Informatie wordt in elk geval als vertrouwelijk beschouwd wanneer de bekendmaking daarvan ernstige nadelige gevolgen kan hebben voor degene die de informatie heeft verstrekt of van wie de informatie afkomstig is.
5.  
De leden 1 tot en met 4 laten het recht van de autoriteiten van de Unie om algemene informatie te vermelden, en in het bijzonder te verwijzen naar de motivering van de op grond van deze verordening genomen besluiten, onverlet. De autoriteiten van de Unie houden echter rekening met het rechtmatige belang dat de betrokken natuurlijke en rechtspersonen erbij hebben dat hun zakengeheimen niet worden bekendgemaakt.

Artikel 13

Verslag

1.  
De Commissie dient bij het Europees Parlement en de Raad jaarlijks een verslag in over de toepassing, uitvoering en naleving van de verplichtingen opgenomen in elke overeenkomst, onder meer met betrekking tot het hoofdstuk inzake handel en duurzame ontwikkeling, indien de overeenkomst een dergelijk hoofdstuk bevat, en in deze verordening.
2.  
Het verslag omvat informatie over de toepassing van voorlopige en definitieve vrijwaringsmaatregelen, voorafgaande toezichtmaatregelen, regionale toezichtmaatregelen en vrijwaringsmaatregelen, de beëindiging van onderzoeken en procedures zonder maatregelen en informatie over de activiteiten van de diverse instanties die bevoegd zijn voor de uitvoering van de overeenkomst, en over de activiteiten van de interne adviesgroepen.
3.  
Het verslag bevat een samenvatting van de statistieken en beschrijft de ontwikkeling van de handel met elk betrokken land.
4.  
Het Europees Parlement kan de Commissie binnen twee maanden nadat deze haar verslag heeft ingediend, op een vergadering van zijn bevoegde commissie uitnodigen om alle aspecten met betrekking tot de uitvoering van deze verordening uiteen te zetten en toe te lichten.
5.  
Uiterlijk drie maanden na de indiening van haar verslag bij het Europees Parlement en de Raad maakt de Commissie het verslag openbaar.

Artikel 14

Andere mechanismen en criteria voor de tijdelijke intrekking van tariefpreferenties of andere vormen van preferentiële behandeling

1.  

Wanneer een overeenkomst voorziet in andere mechanismen of criteria die het mogelijk maken de tariefpreferenties of andere preferentiële behandelingen ten aanzien van bepaalde producten tijdelijk in te trekken, zoals stabilisatiemechanismen voor de ultraperifere gebieden van de Unie, stelt de Commissie, indien aan de voorwaarden van de desbetreffende overeenkomst is voldaan, uitvoeringshandelingen vast:

a) 

waarmee de tariefpreferenties of andere preferentiële behandelingen voor het betrokken product worden opgeschort of de niet-opschorting ervan wordt bevestigd;

b) 

waarmee de tariefpreferenties of andere preferentiële behandelingen opnieuw worden ingesteld wanneer aan de voorwaarden van de desbetreffende overeenkomst is voldaan;

c) 

waarmee de opschorting wordt aangepast om aan de voorwaarden van de desbetreffende overeenkomst te voldoen, of

d) 

waarmee elke andere maatregel wordt genomen die in de overeenkomst is vastgelegd.

Die handelingen worden volgens de in artikel 17, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

2.  
Als vertraging bij het treffen van in lid 1 van dit artikel genoemde maatregelen moeilijk te herstellen schade zou veroorzaken, of om negatieve gevolgen voor de markt van de Unie te voorkomen, in het bijzonder wegens een toename van de invoer, of zoals anders bepaald in de desbetreffende overeenkomst, stelt de Commissie, om naar behoren gemotiveerde dwingende redenen van urgentie, volgens de in artikel 17, lid 4, bedoelde procedure onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen vast.

Artikel 15

Gedelegeerde handelingen

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 16 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de bijlage te wijzigen door toevoeging of schrapping van vermeldingen betreffende:

a) 

een overeenkomst;

b) 

specifieke bepalingen als bedoeld in artikel 1, lid 1, tweede alinea;

c) 

gevoelige producten;

d) 

bepalingen tot vaststelling van specifieke regels voor in artikel 14 bedoelde andere mechanismen, onder meer met betrekking tot, in voorkomend geval, toezicht, monitoring, termijnen voor onderzoeken, en verslaglegging.

Artikel 16

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.  
De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.
2.  
De in artikel 15 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vijf jaar met ingang van 14 maart 2019. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden vóór het einde van de termijn van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met dezelfde termijnen verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden vóór het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.
3.  
Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 15 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Een besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.
4.  
Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.
5.  
Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.
6.  
Een overeenkomstig artikel 15 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van die handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of als zowel het Europees Parlement als de Raad vóór het verstrijken van de termijn van twee maanden de Commissie heeft meegedeeld daartegen geen bezwaar te zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 17

Comitéprocedure

1.  
De Commissie wordt bijgestaan door het overeenkomstig artikel 3, lid 1, van Verordening (EU) 2015/478 van het Europees Parlement en de Raad ( 2 ) ingestelde comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.
2.  
Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.
3.  
Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.
4.  
Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 8 van Verordening (EU) nr. 182/2011, in samenhang met artikel 4 daarvan, van toepassing.

Artikel 18

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

▼M1




BIJLAGE

SPECIFIEKE BEPALINGEN DIE IN DE OVEREENKOMSTEN ZIJN OPGENOMEN EN DIE DOOR DEZE VERORDENING WORDEN UITGEVOERD

Vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Singapore



Toepassingsdatum

21.11.2019

Bilaterale vrijwaringsclausules of andere mechanismen

Hoofdstuk Drie Handelsmaatregelen, afdeling C Bilaterale vrijwaringsclausule

In de overeenkomst opgenomen bepalingen

Artikel 3.11 lid 3

„3.  De in artikel 3.10 (Toepassing van bilaterale vrijwaringsmaatregelen) bedoelde vaststelling wordt slechts gedaan indien uit het onderzoek op basis van objectief bewijsmateriaal blijkt dat een oorzakelijk verband bestaat tussen de toename van de invoer uit de andere partij en de ernstige schade of dreiging daarvan. In dit verband wordt naar behoren rekening gehouden met andere factoren, met inbegrip van de invoer van het zelfde product uit andere landen.”.

Artikel 3.11 lid 4

„4.  Elk van beide partijen waarborgt dat haar bevoegde autoriteiten dit onderzoek afsluiten binnen een jaar na de datum waarop het is geopend.”.

Artikel 3.11, lid 5, punt c)

„5.  De partijen mogen een bilaterale vrijwaringsmaatregel als bedoeld in artikel 3.10 (Toepassing van bilaterale vrijwaringsmaatregelen), lid 1, slechts toepassen met inachtneming van de volgende beperkingen:

[…]

c)  na afloop van de overgangsperiode mag de maatregel enkel met toestemming van de andere partij worden toegepast.”.

Artikel 3.11 lid 6

„6.  Een maatregel wordt tijdens de overgangsperiode niet opnieuw toegepast op de invoer van hetzelfde goed, tenzij na verloop van een periode die gelijk is aan de helft van de periode waarin de vrijwaringsmaatregel eerder werd toegepast. In dat geval is artikel 3.13 (Compensatie), lid 3, niet van toepassing.”.

Artikel 3.11 lid 7

„7.  Wanneer een partij een bilaterale vrijwaringsmaatregel niet langer toepast, is het douanerecht het recht dat overeenkomstig de lijst van die partij in bijlage 2-A bij ontbreken van de maatregel van kracht zou zijn geweest.”.

Vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Socialistische Republiek Vietnam



Toepassingsdatum

1.8.2020

Bilaterale vrijwaringsclausules of andere mechanismen

Hoofdstuk 3 Handelsmaatregelen, afdeling C Bilaterale vrijwaringsclausule

In de overeenkomst opgenomen bepalingen

Artikel 3.11 lid 4

„4.  Uit het onderzoek moet op basis van objectief bewijsmateriaal tevens blijken dat er een oorzakelijk verband bestaat tussen de toename van de invoer en de ernstige schade of de dreiging daarvan. Bij het onderzoek wordt behalve met de toename van de invoer ook rekening gehouden met andere factoren die eveneens tegelijkertijd schade kunnen veroorzaken.”.

Artikel 3.11 lid 5

„5.  Elke partij waarborgt dat haar bevoegde autoriteiten het in lid 1 bedoelde onderzoek afsluiten binnen een jaar na de datum waarop het is geopend.”.

Artikel 3.11, lid 6, punt c)

„6.  Voor de toepassing van een bilaterale vrijwaringsmaatregel door een partij gelden de volgende beperkingen:

[…]

c)  de maatregel mag na afloop van de overgangsperiode enkel met toestemming van de andere partij worden toegepast.”.

Artikel 3.11 lid 7

„7.  Om de aanpassing te vergemakkelijken wanneer de verwachte duur van een bilaterale vrijwaringsmaatregel meer dan twee jaar bedraagt, liberaliseert de partij die de maatregel toepast die geleidelijk op gezette tijden tijdens de toepassingsduur ervan.”.

Artikel 3.11 lid 8

„8.  Wanneer een partij een bilaterale vrijwaringsmaatregel niet langer toepast, is het douanerecht het recht dat overeenkomstig de lijst van die partij in bijlage 2-A (Verlaging of afschaffing van douanerechten) bij ontbreken van de maatregel van kracht zou zijn geweest.”.

Artikel 3.14

„14.  Met het oog op een zo efficiënt mogelijke toepassing van de regels inzake handelsmaatregelen als bedoeld in dit hoofdstuk maken de onderzoekende autoriteiten van de partijen voor het uitwisselen van mededelingen en documenten tussen de partijen in het kader van onderzoeken naar handelsmaatregelen gebruik van het Engels.”.

Overeenkomst tussen de Europese Unie en Japan betreffende een economisch partnerschap



Toepassingsdatum

1.2.2019

Bilaterale vrijwaringsclausules of andere mechanismen

Hoofdstuk 5 Handelsbeschermende maatregelen, afdeling A Algemene bepalingen en afdeling B Bilaterale vrijwaringsmaatregelen, en artikel 18 Vrijwaring van bijlage 2-C Motorvoertuigen en onderdelen

In de overeenkomst opgenomen bepalingen

Artikel 5.1, punt d)

„d)  „overgangsperiode”: wat een bepaald goed van oorsprong betreft, de periode vanaf de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst tot tien jaar na de datum waarop de tariefverlaging of -afschaffing voor dat goed is voltooid overeenkomstig bijlage 2-A.”.

Artikel 5.2, lid 2, punt b), ii)

„ii)  het meestbegunstigingsrecht dat geldt op de dag onmiddellijk voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst.”.

Artikel 5.3, lid 2

„2.  Bilaterale vrijwaringsmaatregelen mogen uitsluitend tijdens de overgangsperiode worden toegepast.”.

Artikel 5.3, lid 3

„3.  Om de aanpassing te vergemakkelijken wanneer de verwachte duur van een bilaterale vrijwaringsmaatregel meer dan één jaar bedraagt, wordt de bilaterale vrijwaringsmaatregel door de partij die de maatregel handhaaft op gezette tijden tijdens de uitvoeringsperiode geleidelijk geliberaliseerd.”

Artikel 5.3, lid 4

„4.  Op de invoer van een bepaald goed van oorsprong dat reeds voorwerp van een bilaterale vrijwaringsmaatregel was wordt gedurende een periode die gelijk is aan de looptijd van de vorige bilaterale vrijwaringsmaatregel of gedurende één jaar, indien dit langer is, geen bilaterale vrijwaringsmaatregel toegepast.”.

Artikel 5.3, lid 5

„5.  Bij de beëindiging van een bilaterale vrijwaringsmaatregel is het douanerecht voor het goed van oorsprong waarvoor de maatregel geldt, het recht dat zonder de bilaterale vrijwaringsmaatregel van toepassing zou zijn geweest.”.

Artikel 5.4, lid 2

„2.  Het onderzoek wordt in alle gevallen voltooid binnen één jaar na de datum van opening ervan.”.

Artikel 5.4, lid 4

„4.  Er wordt pas vastgesteld dat de toename van de invoer van een goed van oorsprong ernstige schade heeft veroorzaakt of dreigt te veroorzaken voor een interne bedrijfstak, als uit het onderzoek op basis van objectief bewijsmateriaal blijkt dat een oorzakelijk verband bestaat tussen de toename van de invoer van het goed van oorsprong en de ernstige schade of dreiging van ernstige schade voor de interne bedrijfstak. Bij deze vaststelling worden andere factoren dan de toename van de invoer van het goed van oorsprong die op hetzelfde ogenblik ook schade veroorzaken voor de interne bedrijfstak, in aanmerking worden genomen.”.

Artikel 5.8

„8.  De kennisgevingen als bedoeld in artikel 5.5, lid 1, en artikel 5.7, lid 2, alsmede alle overige mededelingen tussen de partijen in het kader van deze afdeling worden opgesteld in het Engels.”

Artikel 18 (Vrijwaring) van bijlage 2-C Motorvoertuigen en onderdelen

„1.  Elke partij behoudt zich het recht voor om binnen tien jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst gelijkwaardige concessies of andere gelijkwaardige verplichtingen te schorsen wanneer de andere partij (*): a) een in aanhangsel 2-C-1 vermeld VN-reglement niet toepast of de toepassing daarvan beëindigt; of b) andere regelgeving invoert of wijzigt waardoor de voordelen van de toepassing van een in aanhangsel 2-C-1 vermeld VN-reglement ongedaan gemaakt of beperkt worden.

2.  Schorsingen op grond van lid 1 blijven slechts van kracht totdat een besluit is genomen overeenkomstig de in artikel 19 van deze bijlage beschreven versnelde procedure voor de beslechting van geschillen of totdat een eerdere oplossing is gevonden die voor elke partij aanvaardbaar is, ook als die via het in artikel 19, punt b), van deze bijlage bedoelde overleg wordt gevonden.”.

(*)  Het niveau van de schorsing van concessies of andere verplichtingen mag niet hoger zijn dan het niveau van de waarde van de bilaterale handel tussen de partijen in de producten die onder het in lid 1, punt a) of b), bedoelde VN-reglement vallen.

Vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Unie en Nieuw-Zeeland



Toepassingsdatum

1.6.2024

Bilaterale vrijwaringsclausules of andere mechanismen

Hoofdstuk 5 Handelsbeschermende maatregelen, afdeling D Bilaterale vrijwaringsmaatregelen

In de overeenkomst opgenomen bepalingen

Artikel 5.7, punten c), e) en g)

„c)  „ernstige verslechtering”: grote moeilijkheden in een economische sector die soortgelijke of rechtstreeks concurrerende goederen vervaardigt;

[…]

e)  „dreigende ernstige verslechtering”: een duidelijk risico op ernstige verslechtering in de nabije toekomst, gebaseerd op feiten en niet louter op beweringen, vermoedens of vage mogelijkheden;

[…]

g)  „overgangsperiode”: een periode van zeven jaar te rekenen vanaf de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst.”.

Artikel 5.8, lid 2, punt b), ii)

„ii)  het meestbegunstigingsrecht dat geldt op de dag onmiddellijk voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst.”.

Artikel 5.9, lid 1, punten a) en c)

„1.  Er mag geen bilaterale vrijwaringsmaatregel worden toegepast:

a)  behalve voor zover en zo lang hij noodzakelijk is om ernstige schade of dreigende ernstige schade voor de interne bedrijfstak dan wel een ernstige verslechtering of een dreigende ernstige verslechtering van de economische situatie van het ultraperifere gebied of de ultraperifere gebieden te voorkomen of te verhelpen;

[…]

c)  na afloop van de overgangsperiode.”

Artikel 5.9, lid 2, punt a)

„2.  De in lid 1, punt b), bedoelde periode kan met één jaar worden verlengd op voorwaarde dat:

a)  de bevoegde onderzoekende autoriteiten van de Partij van invoer overeenkomstig de in onderafdeling 1 (Procedurevoorschriften voor bilaterale vrijwaringsmaatregelen) gespecificeerde procedures vaststellen dat de bilaterale vrijwaringsmaatregel noodzakelijk blijft om ernstige schade of dreigende ernstige schade voor de interne bedrijfstak dan wel een ernstige verslechtering of een dreigende ernstige verslechtering van de economische situatie van het ultraperifere gebied of de ultraperifere gebieden te voorkomen of te verhelpen,”.

Artikel 5.9, lid 3

„3.  Wanneer een Partij een bilaterale vrijwaringsmaatregel niet langer toepast, is het douanerecht het recht dat overeenkomstig bijlage 2-A (Lijsten inzake tariefafschaffing) voor het betrokken goed van kracht zou zijn geweest.”.

Artikel 5.9, lid 4

„4.  Op de invoer van een goed van een Partij dat reeds voorwerp van een bilaterale vrijwaringsmaatregel was, wordt gedurende een periode die gelijk is aan de helft van de duur van de vorige bilaterale vrijwaringsmaatregel geen bilaterale vrijwaringsmaatregel toegepast.”.

Artikel 5.9, lid 5

„5.  Een Partij past niet tegelijkertijd op hetzelfde goed:

a)  een voorlopige bilaterale vrijwaringsmaatregel, een bilaterale vrijwaringsmaatregel of een vrijwaringsmaatregel voor ultraperifere gebieden op grond van deze overeenkomst, en

b)  een vrijwaringsmaatregel op grond van artikel XIX van de GATT 1994 en de Overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen toe.”.

Artikel 5.10, lid 1

„1.  In kritieke omstandigheden waarin uitstel moeilijk te herstellen schade zou veroorzaken, mag een Partij een voorlopige bilaterale vrijwaringsmaatregel toepassen nadat voorlopig is vastgesteld dat er duidelijke bewijzen zijn voor een toename van de invoer van een goed van oorsprong uit de andere Partij wegens de verlaging of afschaffing van een douanerecht ingevolge deze overeenkomst, en dat dergelijke invoer ernstige schade veroorzaakt of dreigt te veroorzaken voor de interne bedrijfstak dan wel een ernstige verslechtering van de economische situatie van het ultraperifere gebied of de ultraperifere gebieden meebrengt of dreigt mee te brengen.”.

Artikel 5.10, lid 3

„3.  Het als gevolg van de voorlopige bilaterale vrijwaringsmaatregel ingestelde douanerecht wordt onverwijld terugbetaald indien bij het daaropvolgende onderzoek als bedoeld in onderafdeling 1 (Procedurevoorschriften voor bilaterale vrijwaringsmaatregelen) niet wordt vastgesteld dat de toename van de invoer van het goed dat voorwerp van de voorlopige bilaterale vrijwaringsmaatregel is, ernstige schade veroorzaakt of dreigt te veroorzaken voor de interne bedrijfstak dan wel een ernstige verslechtering van de economische situatie van het ultraperifere gebied of de ultraperifere gebieden meebrengt of dreigt mee te brengent.”.

Artikel 5.11

Ultraperifere gebieden

1.  Wanneer een product van oorsprong uit Nieuw-Zeeland rechtstreeks op het grondgebied van een of meer ultraperifere gebieden van de Unie (*) wordt ingevoerd in dermate toegenomen hoeveelheden en onder zodanige voorwaarden dat hierdoor de economische situatie van het betrokken ultraperifere gebied of de betrokken ultraperifere gebieden ernstig verslechtert of dreigt te verslechteren, kan de Unie, na alternatieve oplossingen te hebben onderzocht, bij wijze van uitzondering bilaterale vrijwaringsmaatregelen toepassen die beperkt zijn tot het grondgebied van het betrokken ultraperifere gebied of de betrokken ultraperifere gebieden.

2.  Voor de toepassing van lid 1 wordt bij de vaststelling of er sprake is van ernstige verslechtering uitgegaan van objectieve factoren, waaronder:

a)  de toename van het volume van de invoer, hetzij absoluut, hetzij ten opzichte van de interne productie en de invoer uit andere bronnen, en

b)  het effect van die invoer op de situatie van de desbetreffende bedrijfstak of de betrokken economische sector, met inbegrip van het effect op de verkoop, de productie, de financiële situatie en de werkgelegenheid.

3.  Onverminderd lid 1 is deze afdeling van overeenkomstige toepassing op alle uit hoofde van dit artikel vastgestelde vrijwaringsmaatregelen.”.

(*)  Op de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst zijn de ultraperifere gebieden van de Unie Guadeloupe, Frans-Guyana, Martinique, Réunion, Mayotte, Saint-Martin, de Azoren, Madeira en de Canarische Eilanden. Dit artikel is eveneens van toepassing op een land of een overzees gebied waarvan de status overeenkomstig de procedure van artikel 355, lid 6, VWEU bij besluit van de Europese Raad vanaf de datum van vaststelling van dat besluit wordt gewijzigd in die van ultraperifeer gebied. Indien de status van een ultraperifeer gebied van de Unie als zodanig overeenkomstig dezelfde procedure wordt gewijzigd, is artikel 5.11 (ultraperifere gebieden) vanaf de datum van inwerkintreding van het desbetreffende besluit van de Europese Raad niet langer van toepassing. De Unie stelt Nieuw-Zeeland in kennis van elke wijziging betreffende de status van de gebieden die als ultraperifere gebieden van de Unie worden beschouwd.

Artikel 5.14, lid 3

„2.  Om een bilaterale vrijwaringsmaatregel te kunnen toepassen, moet de bevoegde onderzoekende autoriteit middels objectief bewijs aantonen dat er een oorzakelijk verband bestaat tussen de toename van de invoer van het betrokken product en de ernstige schade of de dreigende ernstige schade of dat er een oorzakelijk verband bestaat tussen de toename van de invoer van het betrokken product en de ernstige verslechtering of de dreigende ernstige verslechtering. De bevoegde onderzoekende autoriteit onderzoekt ook andere bekende factoren dan de toename van de invoer om te voorkomen dat de door dergelijke andere factoren veroorzaakte schade aan de toename van de invoer wordt toegeschreven.”.

Artikel 5.14, lid 3

„3.  Het onderzoek wordt in alle gevallen voltooid binnen één jaar na de datum van opening ervan.”.

▼B




Gezamenlijke verklaring van het Europees Parlement en de Commissie

Het Europees Parlement en de Commissie zijn het eens over het belang van nauwe samenwerking bij de tenuitvoerlegging van de overeenkomsten die worden vermeld in de bijlage bij de Verordening (EU) 2019/287 van het Europees Parlement en de Raad van 13 februari 2019 tot uitvoering van de bilaterale vrijwaringsclausules en andere mechanismen die de tijdelijke intrekking mogelijk maken van preferenties in bepaalde handelsovereenkomsten tussen de Europese Unie en derde landen. Met dat doel besluiten zij dat wanneer het Europees Parlement een aanbeveling aanneemt om een vrijwaringsonderzoek te openen, de Commissie zorgvuldig zal onderzoeken of aan de in de verordening opgenomen voorwaarden voor een opening ambtshalve is voldaan. Wanneer de Commissie van mening is dat dit niet het geval is, dient zij een verslag in bij de bevoegde commissie van het Europees Parlement met een toelichting van alle factoren die voor de opening van een dergelijk onderzoek relevant zijn.



( 1 ) Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671).

( 2 ) Verordening (EU) 2015/478 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2015 betreffende de gemeenschappelijke regeling voor de invoer (PB L 83 van 27.3.2015, blz. 16).

Top