This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document C2005/045/59
Case T-474/04: Action brought on 10 December 2004 by Pergan GmbH against the Commission of the European Communities
Zaak T-474/04: Beroep, op 10 december 2004 ingesteld door Pergan GmbH tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen
Zaak T-474/04: Beroep, op 10 december 2004 ingesteld door Pergan GmbH tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen
PB C 45 van 19.2.2005, p. 27–27
(ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)
|
19.2.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 45/27 |
Beroep, op 10 december 2004 ingesteld door Pergan GmbH tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen
(Zaak T-474/04)
(2005/C 45/59)
Procestaal: Duits
Bij het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen is op 10 december 2004 beroep ingesteld tegen de Commissie van de Europese Gemeenschappen door Pergan GmbH, gevestigd te Bocholt (Duitsland), vertegenwoordigd door M. Klusmann en F. Wiemer, advocaten.
Verzoekster concludeert dat het het Gerecht behage:
|
1. |
de beschikking van 1 oktober 2004 (SG-Greffe (2004) D/204343) nietig te verklaren in zoverre daarbij is afgewezen de vordering van verzoekster om alle verwijzingen naar verzoekster in de definitief bekendgemaakte versie van de beschikking van verweerster tot het opleggen van een geldboete van 10 december 2003 in zaak COMP/E-2/37.857 – Organische Peroxide – te verwijderen; |
|
2. |
verweerster te verwijzen in de kosten. |
Middelen en voornaamste argumenten
Bij de bestreden beschikking heeft verweerster ten dele afgewezen de vordering van verzoekster van 13 juli 2004 om uit de definitief bekendgemaakte beschikking van verweerster tot het opleggen van een geldboete van 10 december 2003 in zaak COMP/E-2/37.857 – Organische Peroxide – elke verwijzing naar een beweerdelijk met het kartelrecht strijdig gedrag van verzoekster te verwijderen.
Ter motivering van haar vordering voert verzoekster allereerst aan dat overeenkomstig artikel 21 van verordening 17/62 de bekendmaking van een beschikking waarbij een geldboete wordt opgelegd alleen de betrokken ondernemingen mag vermelden. Aangezien de beschikking waarbij een boete werd opgelegd niet tot verzoekster was gericht, is het verweerster niet toegestaan, openbaar te maken hetgeen zij met betrekking tot verzoekster heeft vastgesteld. Voorts had verweerster geen declaratoire beschikking ten bezware van verzoekster mogen vaststellen. Volgens verzoekster heeft verweerster overeenkomstig verordening 17/62 geen bevoegdheid tot het uitvaardigen van een dergelijke beschikking en kan zij geen rechtmatig belang aantonen. Tot slot voert verzoekster schending aan van het in artikel 47, lid 1, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie vervatte beginsel van effectieve rechtsbescherming. Verzoekster beroept zich daarbij erop dat, hoewel verweerster haar beticht van omvangrijke inbreuken op het kartelrecht, zij heeft nagelaten de litigieuze beschikking tot het opleggen van een geldboete aan haar te richten, waardoor zij haar mogelijkheid tot rechtsbescherming heeft beperkt.