This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62021CB0597
Case C-597/21: Order of the Court (Sixth Chamber) of 15 December 2022 (request for a preliminary ruling from the Consiglio di Stato — Italy) — Centro Petroli Roma Srl v Agenzia delle Dogane e dei Monopoli (Reference for a preliminary ruling — Articles 53 and 99 of the Rules of Procedure of the Court of Justice — Article 267 TFEU — Scope of the obligation on national courts or tribunals of last instance to make a reference for a preliminary ruling — Exceptions to that obligation — Criteria — Situations in which the correct interpretation of EU law is so obvious as to leave no scope for any reasonable doubt — Condition related to the national court or tribunal of last instance being convinced that the matter would be equally obvious to the other courts or tribunals of last instance of the Member States and to the Court of Justice)
Zaak C-597/21: Beschikking van het Hof (Zesde kamer) van 15 december 2022 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Consiglio di Stato — Italië) — Centro Petroli Roma Srl / Agenzia delle Dogane e dei Monopoli (Prejudiciële verwijzing – Artikelen 53 en 99 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof – Artikel 267 VWEU – Omvang van de verwijzingsverplichting van nationale rechterlijke instanties die uitspraak doen in laatste aanleg – Uitzonderingen op deze verplichting – Criteria – Situaties waarin de juiste uitlegging van het Unierecht zo evident is dat redelijkerwijs geen ruimte voor twijfel kan bestaan – Voorwaarde dat de nationale rechterlijke instantie die in laatste aanleg uitspraak doet, ervan overtuigd is dat de gehanteerde oplossing even evident zou zijn voor de rechterlijke instanties van de andere lidstaten die in laatste aanleg uitspraak doen, en voor het Hof)
Zaak C-597/21: Beschikking van het Hof (Zesde kamer) van 15 december 2022 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Consiglio di Stato — Italië) — Centro Petroli Roma Srl / Agenzia delle Dogane e dei Monopoli (Prejudiciële verwijzing – Artikelen 53 en 99 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof – Artikel 267 VWEU – Omvang van de verwijzingsverplichting van nationale rechterlijke instanties die uitspraak doen in laatste aanleg – Uitzonderingen op deze verplichting – Criteria – Situaties waarin de juiste uitlegging van het Unierecht zo evident is dat redelijkerwijs geen ruimte voor twijfel kan bestaan – Voorwaarde dat de nationale rechterlijke instantie die in laatste aanleg uitspraak doet, ervan overtuigd is dat de gehanteerde oplossing even evident zou zijn voor de rechterlijke instanties van de andere lidstaten die in laatste aanleg uitspraak doen, en voor het Hof)
PB C 35 van 30.1.2023, p. 20–20
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
30.1.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 35/20 |
Beschikking van het Hof (Zesde kamer) van 15 december 2022 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Consiglio di Stato — Italië) — Centro Petroli Roma Srl / Agenzia delle Dogane e dei Monopoli
(Zaak C-597/21) (1)
(Prejudiciële verwijzing - Artikelen 53 en 99 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof - Artikel 267 VWEU - Omvang van de verwijzingsverplichting van nationale rechterlijke instanties die uitspraak doen in laatste aanleg - Uitzonderingen op deze verplichting - Criteria - Situaties waarin de juiste uitlegging van het Unierecht zo evident is dat redelijkerwijs geen ruimte voor twijfel kan bestaan - Voorwaarde dat de nationale rechterlijke instantie die in laatste aanleg uitspraak doet, ervan overtuigd is dat de gehanteerde oplossing even evident zou zijn voor de rechterlijke instanties van de andere lidstaten die in laatste aanleg uitspraak doen, en voor het Hof)
(2023/C 35/22)
Procestaal: Italiaans
Verwijzende rechter
Consiglio di Stato
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: Centro Petroli Roma Srl
Verwerende partij: Agenzia delle Dogane e dei Monopoli
Dictum
Artikel 267 VWEU moet aldus worden uitgelegd dat een nationale rechterlijke instantie waarvan de beslissingen volgens het nationale recht niet vatbaar zijn voor hoger beroep ervan kan afzien om het Hof een vraag over de uitlegging van het Unierecht voor te leggen en deze vraag op eigen verantwoordelijkheid kan oplossen wanneer de juiste uitlegging van het Unierecht zo voor de hand ligt dat daarover geen redelijke twijfel kan bestaan. Bij de beoordeling of een dergelijk geval zich voordoet, moet rekening worden gehouden met de specifieke kenmerken van het Unierecht, met de bijzondere moeilijkheden bij de uitlegging ervan en met het gevaar voor uiteenlopende rechtspraak binnen de Unie.
Deze nationale rechterlijke instantie hoeft niet in detail aan te tonen dat de andere rechterlijke instanties van de andere lidstaten die in laatste aanleg uitspraak doen en het Hof dezelfde uitlegging zouden geven, maar moet er na een beoordeling waarbij met deze elementen rekening wordt gehouden, van overtuigd zijn dat de gehanteerde oplossing even evident zou zijn voor die andere nationale rechterlijke instanties en het Hof.
(1) Datum van indiening: 27.9.2021.