This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62021CA0078
Case C-78/21, PrivatBank and Others: Judgment of the Court (First Chamber) of 2 March 2023 (request for a preliminary ruling from the Administratīvā apgabaltiesa — Latvia) — AS ‘PrivatBank’, A, B, Unimain Holdings Limited v Finanšu un kapitāla tirgus komisija (Reference for a preliminary ruling — Articles 56 and 63 TFEU — Freedom to provide services — Free movement of capital — National measure imposing an obligation on a credit institution to terminate business relationships with non-nationals or no longer to enter into such relationships — Restriction — Article 65(1)(b) TFEU — Justification — Directive (EU) 2015/849 — Prevention of the use of the financial system for the purpose of money laundering and terrorist financing — Proportionality)
Zaak C-78/21, PrivatBank e.a.: Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 2 maart 2023 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Administratīvā apgabaltiesa — Letland) — AS “PrivatBank”, A, B, Unimain Holdings Limited/Finanšu un kapitāla tirgus komisija [Prejudiciële verwijzing – Artikelen 56 en 63 VWEU – Vrij verrichten van diensten – Vrij verkeer van kapitaal – Nationale maatregel op grond waarvan een kredietinstelling zakelijke relaties met niet-staatsburgers moet beëindigen of deze niet langer mag aangaan – Beperking – Artikel 65, lid 1, onder b), VWEU – Rechtvaardiging – Richtlijn (EU) 2015/849 – Voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme – Evenredigheid]
Zaak C-78/21, PrivatBank e.a.: Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 2 maart 2023 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Administratīvā apgabaltiesa — Letland) — AS “PrivatBank”, A, B, Unimain Holdings Limited/Finanšu un kapitāla tirgus komisija [Prejudiciële verwijzing – Artikelen 56 en 63 VWEU – Vrij verrichten van diensten – Vrij verkeer van kapitaal – Nationale maatregel op grond waarvan een kredietinstelling zakelijke relaties met niet-staatsburgers moet beëindigen of deze niet langer mag aangaan – Beperking – Artikel 65, lid 1, onder b), VWEU – Rechtvaardiging – Richtlijn (EU) 2015/849 – Voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme – Evenredigheid]
PB C 155 van 2.5.2023, p. 6–7
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
2.5.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 155/6 |
Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 2 maart 2023 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Administratīvā apgabaltiesa — Letland) — AS “PrivatBank”, A, B, Unimain Holdings Limited/Finanšu un kapitāla tirgus komisija
(Zaak C-78/21 (1), PrivatBank e.a.)
(Prejudiciële verwijzing - Artikelen 56 en 63 VWEU - Vrij verrichten van diensten - Vrij verkeer van kapitaal - Nationale maatregel op grond waarvan een kredietinstelling zakelijke relaties met niet-staatsburgers moet beëindigen of deze niet langer mag aangaan - Beperking - Artikel 65, lid 1, onder b), VWEU - Rechtvaardiging - Richtlijn (EU) 2015/849 - Voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme - Evenredigheid)
(2023/C 155/08)
Procestaal: Lets
Verwijzende rechter
Administratīvā apgabaltiesa
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partijen: AS “PrivatBank”, A, B, Unimain Holdings Limited
Verwerende partij: Finanšu un kapitāla tirgus komisija
Dictum
1) |
Financiële leningen en kredieten alsook verrichtingen in rekeningen-courant en depositorekeningen bij financiële instellingen, in het bijzonder kredietinstellingen, vormen kapitaalverkeer in de zin van artikel 63, lid 1, VWEU. |
2) |
Artikel 56, eerste alinea, en artikel 63, lid 1, VWEU moeten aldus worden uitgelegd dat een administratieve maatregel waarbij de bevoegde autoriteit van een lidstaat, ten eerste, een kredietinstelling verbiedt om zakelijke relaties aan te gaan met natuurlijke personen of rechtspersonen die geen banden hebben met de lidstaat waar deze instelling is gevestigd en van wie de maandelijkse creditomzet een bepaald bedrag overschrijdt, en, ten tweede, die kredietinstelling verplicht om een einde te maken aan dergelijke zakelijke relaties wanneer deze na de vaststelling van die maatregel zijn aangegaan, een beperking vormt van het vrij verrichten van diensten in de zin van die eerste bepaling en een beperking van het kapitaalverkeer in de zin van die tweede bepaling. |
3) |
Artikel 56, eerste alinea, en artikel 63, lid 1, VWEU moeten aldus worden uitgelegd dat zij zich niet verzetten tegen een administratieve maatregel waarbij de bevoegde autoriteit van een lidstaat een kredietinstelling verbiedt zakelijke relaties aan te gaan met natuurlijke personen die geen banden hebben met de lidstaat waar deze instelling is gevestigd en wier maandelijkse creditomzet meer dan 15 000 EUR bedraagt, of met rechtspersonen waarvan de economische activiteit geen verband houdt met die lidstaat en waarvan de maandelijkse creditomzet meer dan 50 000 EUR bedraagt, en voorts die instelling verplicht een einde te maken aan dergelijke zakelijke relaties wanneer deze na de vaststelling van die maatregel zijn aangegaan, voor zover deze administratieve maatregel, ten eerste, kan worden gerechtvaardigd door de doelstelling van voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme of door de noodzaak om overtredingen tegen te gaan van de nationale wet- en regelgeving met betrekking tot het bedrijfseconomisch toezicht op financiële instellingen dan wel op grond van de openbare orde in de zin van artikel 65, lid 1, onder b), VWEU; ten tweede, geschikt is om de verwezenlijking van deze doelstellingen te waarborgen; ten derde, niet verder gaat dan noodzakelijk is om deze doelstellingen te verwezenlijken, en, ten vierde, niet buitensporig inbreuk maakt op de overeenkomstig de artikelen 56 en 63 VWEU beschermde rechten en belangen van de betrokken kredietinstelling en haar klanten. |