EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62020TN0552

Zaak T-552/20: Beroep ingesteld op 2 september 2020 — MD/Commissie

OJ C 371, 3.11.2020, p. 18–19 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

3.11.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 371/18


Beroep ingesteld op 2 september 2020 — MD/Commissie

(Zaak T-552/20)

(2020/C 371/21)

Procestaal: Italiaans

Partijen

Verzoekende partij: MD (vertegenwoordiger: A. Ricci, advocaat)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:

het bestreden besluit nietig te verklaren;

de Commissie te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Het onderhavige beroep is gericht tegen het besluit om verzoeker in het kader van de bevorderingsronde 2019 niet te bevorderen naar de rang AD 14 (mededeling van de administratie nr. 32-2019 van 14.11.2019).

Ter onderbouwing van zijn beroep voert verzoeker vier middelen aan.

1.

Eerste middel, ontleend aan een ontoereikende motivering van het besluit tot afwijzing van zijn klacht. In dit verband wordt aangevoerd:

Het besluit van het TABG tot afwijzing van de klacht vermeldt geen individuele en relevante reden voor het besluit om hem niet te bevorderen;

Elke motivering met betrekking tot de tweede grief van de klacht (niet-inachtneming van de gelijke behandeling, in casu bij de vergelijking van de verdiensten) ontbreekt;

De derde grief van de klacht (schending van artikel 6, lid 2, van het Statuut) is onvoldoende gemotiveerd.

2.

Tweede middel, ontleend aan schending van artikel 45 van het Statuut, met name omdat er geen daadwerkelijke vergelijking van de verdiensten van de ambtenaren heeft plaatsgevonden. In dit verband wordt aangevoerd:

Het niveau van de verantwoordelijkheden die verzoeker tijdens de referentieperiode heeft gedragen is, in vergelijking met die van de andere bevorderden die in het beroep worden genoemd, verkeerd beoordeeld;

Het criterium van het gebruik, bij de uitoefening van de werkzaamheden, van andere talen dan de moedertaal is, in vergelijking met dat van de andere bevorderden die in het beroep worden genoemd, verkeerd beoordeeld.

3.

Derde middel, ontleend aan discriminatie op grond van leeftijd in verband met het vermeende “nuttig effect” van elke bevordering. In dit verband wordt aangevoerd:

De weigering van bevordering wordt gerechtvaardigd door het ontbreken van een economisch voordeel voor de bevorderde, die wegens zijn leeftijd dicht bij de pensioendatum zou zijn;

Het verbod van discriminatie op grond van leeftijd en de invoering, als een van de subsidiaire criteria voor bevordering, van een onrechtmatig economisch criterium.

4.

Vierde middel, ontleend aan schending van artikel 6, lid 2, van het Statuut. In dit verband wordt aangevoerd:

Niet-eerbiediging van het gemiddelde bevorderingspercentage voor de rang AD 14 over een periode van vijf jaar;

Het ontbreken van mededeling aan het personeel van de Commissie of aan verzoeker in reactie op zijn klacht van gegevens met betrekking tot de naleving van artikel 6, lid 2;

Gezien de specifieke context, een op de verwerende instelling rustende bewijslast.


Top