EUR-Lex Access to European Union law
This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62019CA0791
Case C-791/19: Judgment of the Court (Grand Chamber) of 15 July 2021 — European Commission v Republic of Poland (Failure of a Member State to fulfil obligations — Disciplinary regime applicable to judges — Rule of law — Independence of judges — Effective legal protection in the fields covered by Union law — Second subparagraph of Article 19(1) TEU — Article 47 of the Charter of Fundamental Rights of the European Union — Disciplinary offences resulting from the content of judicial decisions — Independent disciplinary courts or tribunals established by law — Respect for reasonable time and the rights of the defence in disciplinary proceedings — Article 267 TFEU — Restriction of the right of national courts to submit requests for a preliminary ruling to the Court of Justice and of their obligation to do so)
Zaak C-791/19: Arrest van het Hof (Grote kamer) van 15 juli 2021 — Europese Commissie/Republiek Polen (Niet-nakoming – Tuchtregeling voor rechters – Rechtsstaat – Rechterlijke onafhankelijkheid – Daadwerkelijke rechtsbescherming op de onder het recht van de Unie vallende gebieden – Artikel 19, lid 1, tweede alinea, VEU – Artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie – Tuchtrechtelijke sancties wegens de inhoud van rechterlijke beslissingen – Onafhankelijke en bij wet ingestelde tuchtrechtelijke instanties – Inachtneming van de redelijke termijn en de rechten van de verdediging in tuchtrechtelijke procedures – Artikel 267 VWEU – Beperking van het recht en de verplichting van nationale rechterlijke instanties om het Hof te verzoeken om een prejudiciële beslissing)
Zaak C-791/19: Arrest van het Hof (Grote kamer) van 15 juli 2021 — Europese Commissie/Republiek Polen (Niet-nakoming – Tuchtregeling voor rechters – Rechtsstaat – Rechterlijke onafhankelijkheid – Daadwerkelijke rechtsbescherming op de onder het recht van de Unie vallende gebieden – Artikel 19, lid 1, tweede alinea, VEU – Artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie – Tuchtrechtelijke sancties wegens de inhoud van rechterlijke beslissingen – Onafhankelijke en bij wet ingestelde tuchtrechtelijke instanties – Inachtneming van de redelijke termijn en de rechten van de verdediging in tuchtrechtelijke procedures – Artikel 267 VWEU – Beperking van het recht en de verplichting van nationale rechterlijke instanties om het Hof te verzoeken om een prejudiciële beslissing)
OJ C 382, 20.9.2021, p. 2–3
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
20.9.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 382/2 |
Arrest van het Hof (Grote kamer) van 15 juli 2021 — Europese Commissie/Republiek Polen
(Zaak C-791/19) (1)
(Niet-nakoming - Tuchtregeling voor rechters - Rechtsstaat - Rechterlijke onafhankelijkheid - Daadwerkelijke rechtsbescherming op de onder het recht van de Unie vallende gebieden - Artikel 19, lid 1, tweede alinea, VEU - Artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie - Tuchtrechtelijke sancties wegens de inhoud van rechterlijke beslissingen - Onafhankelijke en bij wet ingestelde tuchtrechtelijke instanties - Inachtneming van de redelijke termijn en de rechten van de verdediging in tuchtrechtelijke procedures - Artikel 267 VWEU - Beperking van het recht en de verplichting van nationale rechterlijke instanties om het Hof te verzoeken om een prejudiciële beslissing)
(2021/C 382/02)
Procestaal: Pools
Partijen
Verzoekende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: aanvankelijk K. Banks, S. L. Kalėda en H. Krämer, vervolgens K. Banks, S. L. Kalėda en P. J. O. Van Nuffel, gemachtigden)
Verwerende partij: Republiek Polen (vertegenwoordigers: B. Majczyna, D. Kupczak, S. Żyrek, A. Dalkowska en A. Gołaszewska, gemachtigden)
Interveniënten aan de zijde van verzoekende partij: Koninkrijk België (vertegenwoordigers: C. Pochet, M. Jacobs en L. Van den Broeck, gemachtigden), Koninkrijk Denemarken (vertegenwoordigers: aanvankelijk M. Wolff, M. Jespersen en J. Nymann-Lindegren, vervolgens M. Wolff en J. Nymann-Lindegren, gemachtigden), Koninkrijk der Nederlanden (vertegenwoordigers: M. K. Bulterman en J. Langer, gemachtigden), Republiek Finland (vertegenwoordigers: M. Pere en H. Leppo, gemachtigden), Koninkrijk Zweden (vertegenwoordigers: C. Meyer-Seitz, H. Shev, A. Falk, J. Lundberg en H. Eklinder, gemachtigden)
Dictum
1) |
|
2) |
Door toe te staan dat het recht van rechterlijke instanties om het Hof van Justitie van de Europese Unie te verzoeken om een prejudiciële beslissing wordt beperkt door de mogelijkheid om een tuchtprocedure te starten, is de Republiek Polen de krachtens artikel 267, tweede en derde alinea, VWEU op haar rustende verplichtingen niet nagekomen. |
3) |
De Republiek Polen wordt verwezen in haar eigen kosten en in de kosten van de Europese Commissie, met inbegrip van de kosten van de procedure in kort geding. |
4) |
Het Koninkrijk België, het Koninkrijk Denemarken, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden dragen hun eigen kosten. |