EUR-Lex Access to European Union law
This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62019CA0463
Case C-463/19: Judgment of the Court (First Chamber) of 18 November 2020 (request for a preliminary ruling from the Conseil de prud’hommes de Metz — France) — Syndicat CFTC du personnel de la Caisse primaire d’assurance maladie de la Moselle v Caisse primaire d’assurance maladie de la Moselle (Reference for a preliminary ruling — Social policy — Directive 2006/54/EC — Equal opportunities and equal treatment of men and women in employment and occupation — Articles 14 and 28 — National collective agreement granting the right to leave following the statutory maternity leave for female workers who bring up their children on their own — Exclusion of male workers from the right to that leave — Protection of female workers as regards both the consequences of pregnancy and the condition of maternity — Conditions under which applicable)
Zaak C-463/19: Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 18 november 2020 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de conseil de prud’hommes de Metz — Frankrijk) — Syndicat CFTC du personnel de la Caisse primaire d’assurance de la Moselle / Caisse primaire d’assurance maladie de Moselle (Prejudiciële verwijzing – Sociaal beleid – Richtlijn 2006/54/EG – Gelijke kansen en gelijke behandeling van mannen en vrouwen in arbeid en beroep – Artikelen 14 en 28 – Nationale collectieve arbeidsovereenkomst op grond waarvan werkneemsters die zelf hun kind opvoeden recht hebben op een verlof in aansluiting op het wettelijke zwangerschapsverlof – Uitsluiting van het recht op dit verlof voor mannelijke werknemers – Bescherming van werkneemsters met betrekking tot de gevolgen van zowel de zwangerschap als hun moederschap – Toepassingsvoorwaarden)
Zaak C-463/19: Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 18 november 2020 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de conseil de prud’hommes de Metz — Frankrijk) — Syndicat CFTC du personnel de la Caisse primaire d’assurance de la Moselle / Caisse primaire d’assurance maladie de Moselle (Prejudiciële verwijzing – Sociaal beleid – Richtlijn 2006/54/EG – Gelijke kansen en gelijke behandeling van mannen en vrouwen in arbeid en beroep – Artikelen 14 en 28 – Nationale collectieve arbeidsovereenkomst op grond waarvan werkneemsters die zelf hun kind opvoeden recht hebben op een verlof in aansluiting op het wettelijke zwangerschapsverlof – Uitsluiting van het recht op dit verlof voor mannelijke werknemers – Bescherming van werkneemsters met betrekking tot de gevolgen van zowel de zwangerschap als hun moederschap – Toepassingsvoorwaarden)
OJ C 28, 25.1.2021, p. 8–8
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
25.1.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 28/8 |
Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 18 november 2020 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de conseil de prud’hommes de Metz — Frankrijk) — Syndicat CFTC du personnel de la Caisse primaire d’assurance de la Moselle / Caisse primaire d’assurance maladie de Moselle
(Zaak C-463/19) (1)
(Prejudiciële verwijzing - Sociaal beleid - Richtlijn 2006/54/EG - Gelijke kansen en gelijke behandeling van mannen en vrouwen in arbeid en beroep - Artikelen 14 en 28 - Nationale collectieve arbeidsovereenkomst op grond waarvan werkneemsters die zelf hun kind opvoeden recht hebben op een verlof in aansluiting op het wettelijke zwangerschapsverlof - Uitsluiting van het recht op dit verlof voor mannelijke werknemers - Bescherming van werkneemsters met betrekking tot de gevolgen van zowel de zwangerschap als hun moederschap - Toepassingsvoorwaarden)
(2021/C 28/10)
Procestaal: Frans
Verwijzende rechter
Conseil de prud’hommes de Metz
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: Syndicat CFTC du personnel de la Caisse primaire d'assurance de la Moselle
Verwerende partij: Caisse primaire d’assurance maladie de Moselle
in tegenwoordigheid van: Mission nationale de contrôle et d’audit des organismes de sécurité sociale
Dictum
De artikelen 14 en 28 van richtlijn 2006/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke kansen en gelijke behandeling van mannen en vrouwen in arbeid en beroep, gelezen in samenhang met richtlijn 92/85/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 inzake de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid op het werk van werkneemsters tijdens de zwangerschap, na de bevalling en tijdens de lactatie (tiende bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van richtlijn 89/391/EEG), moeten aldus worden uitgelegd dat zij niet in de weg staan aan een bepaling van een nationale collectieve arbeidsovereenkomst waarin het recht op verlof na afloop van het wettelijke zwangerschapsverlof wordt voorbehouden aan werkneemsters die zelf hun kind opvoeden, op voorwaarde dat dit aanvullende verlof ertoe strekt werkneemsters te beschermen met betrekking tot de gevolgen van zowel de zwangerschap als hun moederschap, hetgeen de verwijzende rechter moet nagaan, waarbij hij in het bijzonder rekening moet houden met de voorwaarden voor toekenning van dat verlof, de uitvoeringswijze en de duur ervan, alsmede de omvang van de daarbij geboden rechtsbescherming.