Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62018CN0010

Zaak C-10/18 P: Hogere voorziening ingesteld op 5 januari 2018 door Marine Harvest ASA tegen het arrest van het Gerecht (Vijfde kamer) van 26 oktober 2017 in zaak T-704/14, Marine Harvest ASA / Europese Commissie

PB C 142 van 23.4.2018, p. 22–23 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

23.4.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 142/22


Hogere voorziening ingesteld op 5 januari 2018 door Marine Harvest ASA tegen het arrest van het Gerecht (Vijfde kamer) van 26 oktober 2017 in zaak T-704/14, Marine Harvest ASA / Europese Commissie

(Zaak C-10/18 P)

(2018/C 142/30)

Procestaal: Engels

Partijen

Rekwirante: Marine Harvest ASA (vertegenwoordiger: R. Subiotto QC)

Andere partij in de procedure: Europese Commissie

Conclusies

het arrest van het Gerecht volledig of gedeeltelijk vernietigen;

het besluit van de Commissie van 23 juli 2014 nietig verklaren, of subsidiair, de bij dat besluit aan rekwirante opgelegde geldboeten nietig verklaren, of meer subsidiair, de bij dat besluit aan rekwirante opgelegde geldboeten wezenlijk verlagen;

de Commissie verwijzen in rekwirantes gerechts- en andere kosten van zowel de onderhavige procedure als van de procedure voor het Gerecht;

indien nodig de zaak terugverwijzen naar het Gerecht voor een nieuwe beoordeling met inachtneming van het arrest van het Hof;

elke andere maatregel treffen die het Hof passend acht.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter onderbouwing van de hogere voorziening voert rekwirante twee middelen aan.

1.

Met haar eerste middel betoogt rekwirante dat het Gerecht blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door na te laten in de onderhavige zaak artikel 7, lid 2, van verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (hierna: „CoVo”) (1) toe te passen.

a.

Ten eerste gaf het Gerecht blijk van een onjuiste rechtsopvatting in zijn uitlegging van het begrip „één concentratie”, in het bijzonder door overweging 20 van de CoVo af te wijzen als grondslag voor de uitlegging dat het de bedoeling van de Uniewetgever was om alle transacties „die van elkaar afhangen” te beschouwen als „één concentratie”.

b.

Ten tweede gaf het Gerecht blijk van een onjuiste rechtsopvatting in zijn uitleg van de ratio van artikel 7, lid 2, CoVo.

2.

Met haar tweede middel betoogt rekwirante dat het Gerecht blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door voor dezelfde gedraging twee geldboeten op te leggen.

a.

Het arrest heeft het ne bis in idem beginsel geschonden door Marine Harvest tweemaal te beboeten voor de verwerving van de deelneming van Malek van 48,5 %: een keer 10 miljoen EUR op grond van artikel 14, lid 2, onder a), CoVo voor de vermeende totstandbrenging van de concentratie voorafgaand aan de aanmelding ervan (vermeende inbreuk op artikel 4, lid 1, CoVo) en nogmaals 10 miljoen EUR op grond van artikel 14, lid 2 onder b), CoVo voor de vermeende totstandbrenging van de concentratie voorafgaand aan de goedkeuring ervan (vermeende inbreuk op artikel 7, lid 1, CoVo).

b.

Subsidiair is het arrest in strijd met het beginsel van de verrekening van straffen omdat bij het vaststellen van de tweede sanctie geen rekening is gehouden met de eerste sanctie.

c.

Meer subsidiair gaf het arrest blijk van een onjuiste rechtsopvatting door na te laten het beginsel van de samenloop van strafbare feiten toe te passen: de vermeende niet-naleving van de aanmeldingsplicht uit artikel 4, lid 1, was de specifiekere inbreuk en omvat daarom de meer algemene inbreuk van vermeende niet-naleving van de standstill-verplichting uit artikel 7, lid 1, CoVo.


(1)  Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad van 20 januari 2004 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen (de „EG-concentratieverordening”) (PB 2004, L 24, blz. 1).


Top