EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62018CA0769

Zaak C-769/18: Arrest van het Hof (Achtste kamer) van 12 maart 2020 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Cour de cassation — Frankrijk) — Caisse d’assurance retraite et de la santé au travail d’Alsace-Moselle / SJ, Ministre chargé de la Sécurité sociale [Prejudiciële verwijzing – Sociale zekerheid van migrerende werknemers – Verordening (EG) nr. 883/2004 – Artikel 5, onder b) – Verhoging van het percentage van het ouderdomspensioen – Inaanmerkingneming van een uitkering voor de opvoeding van een gehandicapt kind in een andere lidstaat – Beginsel van gelijkstelling van de feiten]

OJ C 215, 29.6.2020, p. 14–14 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

29.6.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 215/14


Arrest van het Hof (Achtste kamer) van 12 maart 2020 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Cour de cassation — Frankrijk) — Caisse d’assurance retraite et de la santé au travail d’Alsace-Moselle / SJ, Ministre chargé de la Sécurité sociale

(Zaak C-769/18) (1)

(Prejudiciële verwijzing - Sociale zekerheid van migrerende werknemers - Verordening (EG) nr. 883/2004 - Artikel 5, onder b) - Verhoging van het percentage van het ouderdomspensioen - Inaanmerkingneming van een uitkering voor de opvoeding van een gehandicapt kind in een andere lidstaat - Beginsel van gelijkstelling van de feiten)

(2020/C 215/16)

Procestaal: Frans

Verwijzende rechter

Cour de cassation

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Caisse d’assurance retraite et de la santé au travail d’Alsace-Moselle

Verwerende partijen: SJ, Ministre chargé de la Sécurité sociale

Dictum

1)

Artikel 3 van verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels, zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 988/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009, moet aldus worden uitgelegd dat de in § 35a van boek VIII van het Sozialgesetzbuch (Duits sociaal wetboek) bedoelde bijstand voor de integratie van kinderen en adolescenten met een geestelijke handicap, geen prestatie in de zin van artikel 3 is, en dus niet binnen de materiële werkingssfeer van deze verordening valt.

2)

Artikel 5 van verordening nr. 883/2004, zoals gewijzigd bij verordening nr. 988/2009, moet aldus worden uitgelegd dat:

de in artikel L. 541-1 van de code de la sécurité sociale (Frans wetboek van sociale zekerheid) bedoelde opvoedingsuitkering voor kinderen met een handicap en de bijstand voor de integratie van kinderen en adolescenten met een geestelijke handicap waarin is voorzien bij § 35a van boek VIII van het Duitse sociaal wetboek niet kunnen worden beschouwd als gelijkgestelde prestaties in de zin van artikel 5, onder a), van deze verordening.

het in artikel 5, onder b), van verordening nr. 883/2004 neergelegde beginsel van gelijkstelling van de feiten van toepassing is in omstandigheden als die van het hoofdgeding. Het staat dus aan de bevoegde Franse autoriteiten om te bepalen of het vereiste feit in de zin van deze bepaling in casu bewezen is. Hierbij moeten deze autoriteiten met soortgelijke feiten die zich in Duitsland hebben voorgedaan rekening houden alsof deze zich op het eigen grondgebied hebben voorgedaan.


(1)  PB C 54 van 11.2.2019.


Top