Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62016TA0502

    Zaak T-502/16: Arrest van het Gerecht van 20 november 2019 – Missir Mamachi di Lusignano e.a./Commissie („Openbare dienst – Ambtenaren – Moord op een ambtenaar en zijn echtgenote – Verplichting de veiligheid van het personeel in dienst van de Unie te waarborgen – Aansprakelijkheid van een instelling voor de immateriële schade van de rechtverkrijgenden van een overleden ambtenaar – Moeder, broer en zus van de ambtenaar – Beroep tot schadevergoeding – Ontvankelijkheid – Procesbevoegdheid op grond van artikel 270 VWEU – In het Statuut bedoelde persoon – Redelijke termijn”)

    PB C 19 van 20.1.2020, p. 43–43 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    20.1.2020   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 19/43


    Arrest van het Gerecht van 20 november 2019 – Missir Mamachi di Lusignano e.a./Commissie

    (Zaak T-502/16) (1)

    („Openbare dienst - Ambtenaren - Moord op een ambtenaar en zijn echtgenote - Verplichting de veiligheid van het personeel in dienst van de Unie te waarborgen - Aansprakelijkheid van een instelling voor de immateriële schade van de rechtverkrijgenden van een overleden ambtenaar - Moeder, broer en zus van de ambtenaar - Beroep tot schadevergoeding - Ontvankelijkheid - Procesbevoegdheid op grond van artikel 270 VWEU - In het Statuut bedoelde persoon - Redelijke termijn”)

    (2020/C 19/50)

    Procestaal: Italiaans

    Partijen

    Verzoekende partijen: Stefano Missir Mamachi di Lusignano (Shanghai, China) en de zes andere verzoekende partijen wier namen in bijlage bij het arrest zijn opgenomen (vertegenwoordigers: F. Di Gianni, G. Coppo en A. Scalini, advocaten)

    Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: aanvankelijk B. Eggers, G. Gattinara en D. Martin, vervolgens G. Gattinara en R. Striani, gemachtigden)

    Voorwerp

    Verzoek krachtens artikel 270 VWEU om, kort samengevat, de Commissie te veroordelen tot betaling aan de rechtverkrijgenden van Alessandro Missir Mamachi di Lusignano, de rechtverkrijgenden van Livio Missir Mamachi di Lusignano, Anne Jeanne Cécile Magdalena Maria Sintobin, Stefano Missir Mamachi di Lusignano en Maria Letizia Missir Mamachi di Lusignano van verschillende bedragen ter vergoeding van de immateriële schade als gevolg van de moord op Alessandro Missir Mamachi di Lusignano en zijn echtgenote op 18 september 2006 te Rabat (Marokko), waar Alessandro Missir Mamachi di Lusignano om dienstredenen aanwezig was

    Dictum

    1)

    Er behoeft geen uitspraak meer te worden gedaan over de verzoeken om de Europese Commissie te veroordelen tot betaling, ter vergoeding van immateriële schade, aan elke rechtverkrijgende van Alessandro Missir Mamachi di Lusignano van een bedrag van 463 050 EUR, aan diezelfde rechtverkrijgenden van een bedrag van 574 000 EUR en aan de rechtverkrijgenden van Livio Missir Mamachi di Lusignano van een bedrag van 308 700 EUR.

    2)

    De Commissie wordt veroordeeld tot hoofdelijke betaling van een bedrag van 50 000 EUR aan Anne Jeanne Cécile Magdalena Maria Sintobin ter vergoeding van de door haar geleden immateriële schade.

    3)

    De Commissie wordt veroordeeld tot hoofdelijke betaling van een bedrag van 10 000 EUR aan Maria Letizia Missir Mamachi di Lusignano ter vergoeding van de door haar geleden immateriële schade.

    4)

    De Commissie wordt veroordeeld tot hoofdelijke betaling van een bedrag van 10 000 EUR aan Stefano Missir Mamachi di Lusignano ter vergoeding van de door hem geleden immateriële schade.

    5)

    De in de punten 2 tot en met 4 van dit dictum genoemde schadevergoedingen worden verhoogd met vertragingsrente, berekend vanaf de uitspraak van dit arrest tot de volledige betaling tegen de rentevoet die door de Europese Centrale Bank (ECB) voor haar basisherfinancieringstransacties wordt toegepast, vermeerderd met twee procentpunt.

    6)

    Het beroep wordt verworpen voor het overige.

    7)

    De Commissie wordt verwezen in de kosten.


    (1)  PB C 26 van 26.1.2013 (zaak aanvankelijk ingeschreven bij het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie onder nummer F-132/12, en op 1 september 2016 overgedragen aan het Gerecht van de Europese Unie).


    Top