EUR-Lex Access to European Union law
This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62016CA0283
Case C-283/16: Judgment of the Court (Sixth Chamber) of 9 February 2017 (request for a preliminary ruling from the High Court of Justice, Family Division (England and Wales) — United Kingdom) — M.S. v P.S. (Reference for a preliminary ruling — Regulation (EC) No 4/2009 — Article 41(1) — Recognition and enforcement of decisions and cooperation in matters relating to maintenance obligations — Enforcement of a decision in a Member State — Application submitted directly to the competent authority of the Member State of enforcement — National legislation requiring recourse to be had to the Central Authority of the Member State of enforcement)
Zaak C-283/16: Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 9 februari 2017 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de High Court of Justice of England and Wales, Family Division — Verenigd Koninkrijk) — M. S./P. S. [Prejudiciële verwijzing — Verordening (EG) nr. 4/2009 — Artikel 41, lid 1 — Erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen en samenwerking op het gebied van onderhoudsverplichtingen — Tenuitvoerlegging van een beslissing in een lidstaat — Rechtstreekse indiening van het verzoek bij de bevoegde autoriteit van de lidstaat van tenuitvoerlegging — Nationale wetgeving die ertoe verplicht een beroep te doen op de bevoegde autoriteit van de lidstaat van tenuitvoerlegging]
Zaak C-283/16: Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 9 februari 2017 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de High Court of Justice of England and Wales, Family Division — Verenigd Koninkrijk) — M. S./P. S. [Prejudiciële verwijzing — Verordening (EG) nr. 4/2009 — Artikel 41, lid 1 — Erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen en samenwerking op het gebied van onderhoudsverplichtingen — Tenuitvoerlegging van een beslissing in een lidstaat — Rechtstreekse indiening van het verzoek bij de bevoegde autoriteit van de lidstaat van tenuitvoerlegging — Nationale wetgeving die ertoe verplicht een beroep te doen op de bevoegde autoriteit van de lidstaat van tenuitvoerlegging]
OJ C 104, 3.4.2017, p. 22–23
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
3.4.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 104/22 |
Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 9 februari 2017 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de High Court of Justice of England and Wales, Family Division — Verenigd Koninkrijk) — M. S./P. S.
(Zaak C-283/16) (1)
([Prejudiciële verwijzing - Verordening (EG) nr. 4/2009 - Artikel 41, lid 1 - Erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen en samenwerking op het gebied van onderhoudsverplichtingen - Tenuitvoerlegging van een beslissing in een lidstaat - Rechtstreekse indiening van het verzoek bij de bevoegde autoriteit van de lidstaat van tenuitvoerlegging - Nationale wetgeving die ertoe verplicht een beroep te doen op de bevoegde autoriteit van de lidstaat van tenuitvoerlegging])
(2017/C 104/32)
Procestaal: Engels
Verwijzende rechter
High Court of Justice of England and Wales, Family Division
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: M. S.
Verwerende partij: P. S.
Dictum
1) |
De bepalingen van hoofdstuk IV van verordening (EG) nr. 4/2009 van de Raad van 18 december 2008 betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen, en de samenwerking op het gebied van onderhoudsverplichtingen, en in het bijzonder artikel 41, lid 1, van deze verordening, moeten aldus worden uitgelegd dat een alimentatiegerechtigde die in een lidstaat een gunstige beslissing heeft verkregen en in een andere lidstaat de tenuitvoerlegging daarvan wenst te verkrijgen, zijn verzoek rechtstreeks bij de bevoegde autoriteit van deze laatste lidstaat kan indienen, zoals een gespecialiseerd gerecht, en niet verplicht kan worden dat verzoek via de centrale autoriteit van de lidstaat van tenuitvoerlegging bij dat gerecht in te dienen. |
2) |
De lidstaten zijn gehouden de volle werking van het in artikel 41, lid 1, van verordening nr. 4/2009 bedoelde recht te verzekeren door in voorkomend geval hun procedureregels te wijzigen. In elk geval moet de nationale rechter de bepalingen van artikel 41, lid 1, toepassen, zo nodig door daarmee in strijd zijnde bepalingen van nationaal recht buiten toepassing te laten, en een alimentatiegerechtigde bijgevolg in staat stellen zijn verzoek rechtstreeks bij de bevoegde autoriteit van de lidstaat van tenuitvoerlegging in te dienen, ook al is dat in het nationale recht niet voorzien. |