EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62012CN0530

Zaak C-530/12 P: Hogere voorziening ingesteld op 21 november 2012 door het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) tegen het arrest van het Gerecht (Zevende kamer) van 13 september 2012 in zaak T-404/10, National Lottery Commission/Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen)

OJ C 26, 26.1.2013, p. 36–37 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

26.1.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 26/36


Hogere voorziening ingesteld op 21 november 2012 door het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) tegen het arrest van het Gerecht (Zevende kamer) van 13 september 2012 in zaak T-404/10, National Lottery Commission/Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen)

(Zaak C-530/12 P)

2013/C 26/69

Procestaal: Engels

Partijen

Rekwirant: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (vertegenwoordigers: P. Bullock en F. Mattina, gemachtigden)

Andere partij in de procedure: National Lottery Commission

Conclusies

het bestreden arrest vernietigen;

de National Lottery Commission (verzoekster voor het Gerecht) verwijzen in de kosten die het Bureau zijn opgekomen.

Middelen en voornaamste argumenten

Het Bureau voert drie middelen aan, te weten (i) schending van artikel 76, lid 1, van verordening nr. 207/2009 (1), (ii) schending van het recht van het BHIM om te worden gehoord en (iii) kennelijke innerlijke tegenspraak en onjuiste voorstelling van de feiten in het bestreden arrest.

Het eerste middel bevat twee onderdelen. Enerzijds heeft het Gerecht artikel 76, lid 1, van verordening nr. 207/2009, zoals uitgelegd door het Hof van Justitie in samenhang met artikel 53, lid 2, van verordening nr. 207/2009 en regel 37 van verordening nr. 2868/95 (2) in het arrest Elio Fiorucci, geschonden voor zover het Gerecht steunde op bepalingen van nationaal recht, te weten artikel 2704 van het Italiaanse burgerlijk wetboek, dat door partijen niet was aangevoerd en derhalve geen deel uitmaakte van het geschil voor de kamer van beroep. Anderzijds heeft het Gerecht artikel 76, lid 1, van verordening nr. 207/2009 geschonden voor zover het steunde op nationale rechtspraak, te weten arrest nr. 13912 van de Corte Suprema di Cassazione van 14 juni 2007 (waarnaar wordt verwezen in punt 32 van het bestreden arrest), dat door partijen niet was aangevoerd en geen deel uitmaakte van het geschil voor de kamer van beroep.

Het tweede middel betreft schending van het recht van het BHIM om te worden gehoord, voor zover het Bureau niet in de gelegenheid was gesteld om opmerkingen te formuleren over procedurele en inhoudelijke aspecten van het arrest van de Corte Suprema di Cassazione. Het valt niet uit te sluiten dat de redenering en het oordeel van het Gerecht anders zouden zijn geweest indien het Bureau opmerkingen had kunnen formuleren.

Volgens het derde middel geven de redenering en het oordeel van het Gerecht blijk van kennelijke innerlijke tegenspraak en van onjuiste voorstelling van de feiten. Het Bureau is van mening dat het Gerecht de analyse van de kamer van beroep en de eigen argumenten van de National Lottery Commission onjuist heeft opgevat en voorgesteld en dat het ten onrechte niet heeft geoordeeld dat de kamer van beroep aan de juiste rechtsregel naar Italiaans recht had getoetst door te stellen dat de National Lottery Commission niet het bewijs had geleverd dat de datum van de poststempel op de overeenkomst van 1986 niet beslissend was.


(1)  Verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad van 26 februari 2009 inzake het gemeenschapsmerk (PB L 78, blz. 1).

(2)  Verordening (EG) nr. 2868/95 van de Commissie van 13 december 1995 tot uitvoering van verordening (EG) nr. 40/94 van de Raad inzake het gemeenschapsmerk (PB L 303, blz. 1).


Top