EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62008TN0540

Zaak T-540/08: Beroep ingesteld op 12 december 2008 — Esso e.a./Commissie

OJ C 44, 21.2.2009, p. 56–57 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

21.2.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 44/56


Beroep ingesteld op 12 december 2008 — Esso e.a./Commissie

(Zaak T-540/08)

(2009/C 44/98)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partijen: Esso Société Anonyme Française (Courbevoie, Frankrijk), Esso Deutschland GmbH (Hamburg, Duitsland), ExxonMobil Petroleum and Chemical BVBA (Antwerpen, België), Exxon Mobil Corp. (Irving, Verenigde Staten) (vertegenwoordigers: R. Snelders, R. Subiotto, L.-P. Rudolf, M. Piergiovanni, advocaten)

Verwerende partij: Commissie van de Europese Gemeenschappen

Conclusies

de beschikking van de Commissie van 1 oktober 2008 inzake een procedure op grond van artikel 81 EG (zaak COMP/39.181 — paraffinewas) gedeeltelijk nietig verklaren;

de verzoeksters bij deze beschikking opgelegde geldboete verlagen, en

de Commissie in de kosten verwijzen

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoeksters eisen gedeeltelijke nietigverklaring van beschikking C (2008) 5476 def van de Commissie van 1 oktober 2008 in zaak COMP/39.181 — paraffinewas (hierna: „bestreden beschikking”) en de verlaging van de aan verzoeksters opgelegde geldboete.

Tot staving van hun beroep voeren verzoeksters de volgende twee hoofdmiddelen aan:

Met hun eerste middel betogen verzoeksters dat de beschikking op een onjuiste uitlegging van het recht berust, omdat de aan Esso Société Anonyme Française (hierna: „Esso”) opgelegde geldboete werd berekend volgens een methode die geen rekening houdt met het onomstreden feit dat vóór de fusie van Exxon en Mobil, Exxons paraffinewasactiviteit niet was betrokken bij de inbreuk. Verzoeksters voeren aan dat Esso bij de bestreden beschikking een geldboete wordt opgelegd alsof Exxon gedurende de zeven jaren die voorafgingen aan de fusie, had deelgenomen aan de inbreuk, ofschoon in de bestreden beschikking wordt erkend dat dit niet het geval is. Derhalve kent de bestreden beschikking een overdreven belang toe aan Esso's rol in de inbreuk, en schendt zij het beginsel van gelijke behandeling en het evenredigheidsbeginsel, alsook artikel 23, lid 3, van verordening (EG) nr. 1/2003 (1) en de richtsnoeren voor de berekening van geldboeten van 2006 (2).

Met hun tweede middel voeren verzoeksters aan dat de bestreden beschikking op een onjuiste uitlegging van het recht berust omdat hierin wordt gesteld dat de deelname van verzoeksters aan het gedeelte van de inbreuk met betrekking tot paraffinewas pas in november 2003 werd stopgezet. Verzoeksters betogen met name dat de bestreden beschikking niet voldoet aan de op de Commissie rustende bewijslast bij de vaststelling van de duur van de deelname van verzoeksters aan het gedeelte van de inbreuk met betrekking tot paraffinewas. Bovendien betogen verzoeksters dat in de bestreden beschikking niet de aangewezen conclusies zijn getrokken uit het onomstreden feit dat verzoeksters niet hebben deelgenomen aan — en evenmin de resultaten hebben vernomen van — enige „technische bijeenkomsten” die na 27/28 februari 2003 werden gehouden.


(1)  Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (PB 2003 L 1, blz. 1).

(2)  Richtsnoeren voor de berekening van geldboeten die uit hoofde van artikel 23, lid 2, sub a, van verordening (EG) nr. 1/2003 worden opgelegd (PB 2006, C 210, blz. 2).


Top