Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62002CJ0335

    Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 22 mei 2003.
    Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen Groot-Hertogdom Luxemburg.
    Nietnakoming - Onvolledige omzetting van richtlijn 89/391/EEG - Veiligheid en gezondheid van werknemers.
    Zaak C-335/02.

    Jurisprudentie 2003 I-05531

    ECLI identifier: ECLI:EU:C:2003:312

    Arrêt de la Cour

    Zaak C-335/02


    Commissie van de Europese Gemeenschappen
    tegen
    Groothertogdom Luxemburg


    «Niet-nakoming – Onvolledige uitvoering van richtlijn 89/391/EEG – Veiligheid en gezondheid van werknemers»

    Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 22 mei 2003
    I - 0000
        

    Samenvatting van het arrest

    Sociale politiek – Bescherming van veiligheid en gezondheid van werknemers – Richtlijn 89/391 betreffende tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van verbetering van veiligheid en gezondheid van werknemers op werk – Organisatie van activiteiten op gebied van bescherming tegen en preventie van beroepsrisico's – Verplichting van lidstaten om te bepalen over welke bekwaamheden hiertoe aangewezen personeel moet beschikken

    (Richtlijn 89/391 van de Raad, art. 7, lid 8)

    Voor de uitvoering van artikel 7, lid 8, van richtlijn 89/391 betreffende de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers op het werk dienen de lidstaten wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen die aan de eisen van deze richtlijn voldoen en op passende wijze ter kennis van de betrokken ondernemingen worden gebracht, zodat deze kunnen weten wat hun verplichtingen op dit gebied zijn en de bevoegde nationale autoriteiten op de naleving van deze bepalingen kunnen toezien.Een lidstaat die niet bepaalt over welke capaciteiten en bekwaamheden degenen moeten beschikken die zijn aangewezen om zich met de activiteiten op het gebied van de bescherming tegen en de preventie van beroepsrisico's bezig te houden, voldoet niet aan de verplichtingen die krachtens bovengenoemde bepaling op hem rusten.cf. punten 4, 7 en dictum




    ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer)
    22 mei 2003 (1)


    „Niet-nakoming – Onvolledige omzetting van richtlijn 89/391/EEG – Veiligheid en gezondheid van werknemers”

    In zaak C-335/02,

    Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door H. Kreppel en D. Martin als gemachtigden, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg,

    verzoekster,

    tegen

    Groothertogdom Luxemburg , vertegenwoordigd door S. Schreiner als gemachtigde,

    verweerder,

    betreffende een verzoek aan het Hof om vast te stellen dat het Groothertogdom Luxemburg, door niet te bepalen over welke capaciteiten en bekwaamheden degenen moeten beschikken die zijn aangewezen om zich met de activiteiten op het gebied van de bescherming tegen en de preventie van beroepsrisico's bezig te houden, niet heeft voldaan aan de verplichtingen die op hem rusten krachtens de artikelen 10 EG en 249 EG alsmede artikel 7, lid 8, van richtlijn 89/391/EEG van de Raad van 12 juni 1989 betreffende de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers op het werk (PB L 183, blz. 1),

    wijst

    HET HOF VAN JUSTITIE (Vierde kamer),,



    samengesteld als volgt: C. W. A. Timmermans, kamerpresident, D. A. O. Edward en S. von Bahr (rapporteur), rechters,

    advocaat-generaal: C. Stix-Hackl,
    griffier: R. Grass,

    gezien het rapport van de rechter-rapporteur,

    gelet op de beslissing, de advocaat-generaal gehoord, om de zaak zonder conclusie te berechten,

    het navolgende



    Arrest



    1
    Bij verzoekschrift, neergelegd ter griffie van het Hof op 20 september 2002, heeft de Commissie van de Europese Gemeenschappen krachtens artikel 226 EG het Hof verzocht vast te stellen dat het Groothertogdom Luxemburg, door niet te bepalen over welke capaciteiten en bekwaamheden degenen moeten beschikken die zijn aangewezen om zich met de activiteiten op het gebied van de bescherming tegen en de preventie van beroepsrisico's bezig te houden, niet heeft voldaan aan de verplichtingen die op hem rusten krachtens de artikelen 10 EG en 249 EG alsmede artikel 7, lid 8, van richtlijn 89/391/EEG van de Raad van 12 juni 1989 betreffende de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers op het werk (PB L 183, blz. 1).

    2
    Artikel 7 van richtlijn 89/391, getiteld Beschermings- en preventiediensten, bepaalt in lid 8 dat de lidstaten bepalen over welke capaciteiten en bekwaamheden de werknemers alsmede de personen en diensten van buitenaf moeten beschikken die zijn aangewezen om zich bezig te houden met activiteiten op het gebied van de bescherming tegen en preventie van beroepsrisico's in het bedrijf en/of de inrichting.

    3
    Van oordeel dat enkele bepalingen van richtlijn 89/391, en met name artikel 7, lid 8, daarvan door het Groothertogdom Luxemburg niet volledig waren omgezet, heeft de Commissie een niet-nakomingsprocedure ingeleid. Na deze lidstaat te hebben aangemaand zijn opmerkingen te maken, heeft de Commissie op 18 oktober 1999 een met redenen omkleed advies uitgebracht, waarin zij laatstgenoemde verzocht, binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving ervan de nodige maatregelen te nemen om aan dit advies te voldoen. Daar zij geen enkele mededeling ontving dat de omzetting van artikel 7, lid 8, van die richtlijn was voltooid, heeft de Commissie het onderhavige beroep ingesteld.

    4
    In dit verband zij eraan herinnerd dat de lidstaten voor de tenuitvoerlegging van artikel 7, lid 8, van richtlijn 89/391 wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen dienen vast te stellen die aan de eisen van deze richtlijn voldoen en die op passende wijze ter kennis van de betrokken ondernemingen moeten worden gebracht, zodat deze kunnen weten wat hun verplichtingen op dit gebied zijn en de bevoegde nationale autoriteiten op de naleving van deze bepalingen kunnen toezien (arrest van 15 november 2001, Commissie/Italië, C-49/00, Jurispr. blz. I-8575, punt 36).

    5
    Het Groothertogdom Luxemburg betwist niet, dat het niet alle nodige bepalingen tot omzetting van artikel 7, lid 8, van richtlijn 89/391 heeft vastgesteld.

    6
    Onder die omstandigheden moet het door de Commissie ingestelde beroep gegrond worden geacht.

    7
    Derhalve moet worden vastgesteld dat het Groothertogdom Luxemburg, door niet te bepalen over welke capaciteiten en bekwaamheden degenen moeten beschikken die zijn aangewezen om zich met de activiteiten op het gebied van de bescherming tegen en de preventie van beroepsrisico's bezig te houden, niet heeft voldaan aan de krachtens artikel 7, lid 8, van richtlijn 89/391 op hem rustende verplichtingen.


    Kosten

    8
    Volgens artikel 69, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering wordt de in het ongelijk gestelde partij in de kosten verwezen, voorzover dit is gevorderd. Aangezien het Groothertogdom Luxemburg in het ongelijk is gesteld, moet het overeenkomstig de vordering van de Commissie in de kosten worden verwezen.

    HET HOF VAN JUSTITIE (Vierde kamer),

    rechtdoende, verstaat:

    1)
    Door niet te bepalen over welke capaciteiten en bekwaamheden degenen moeten beschikken die zijn aangewezen om zich met de activiteiten op het gebied van de bescherming tegen en de preventie van beroepsrisico's bezig te houden, heeft het Groothertogdom Luxemburg niet voldaan aan de verplichtingen die op hem rusten krachtens artikel 7, lid 8, van richtlijn 89/391/EEG van de Raad van 12 juni 1989 betreffende de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers op het werk.

    2)
    Het Groothertogdom Luxemburg wordt verwezen in kosten.

    Timmermans

    Edward

    von Bahr

    Uitgesproken ter openbare terechtzitting te Luxemburg op 22 mei 2003.

    De griffier

    De president van de Vierde kamer

    R. Grass

    C. W. A. Timmermans


    1
    Procestaal: Frans.

    Top