EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 61990CJ0261

Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 26 maart 1992.
Mario Reichert, Hans-Heinz Reichert en Ingeborg Kockler tegen Dresdner Bank AG.
Verzoek om een prejudiciële beslissing: Cour d'appel d'Aix-en-Provence - Frankrijk.
EEG-Executieverdrag - Actio Pauliana - Artikelen 5, sub 3, 16, sub 5, en 24.
Zaak C-261/90.

European Court Reports 1992 I-02149

ECLI identifier: ECLI:EU:C:1992:149

61990J0261

ARREST VAN HET HOF (VIJFDE KAMER) VAN 26 MAART 1992. - MARIO REICHERT, HANS-HEINZ REICHERT EN INGEBORG KOCKLER TEGEN DRESDNER BANK AG. - VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING: COUR D'APPEL D'AIX-EN-PROVENCE - FRANKRIJK. - EEG-EXECUTIEVERDRAG - ACTIO PAULIANA - ARTIKELEN 5, SUB 3, 16, SUB 5, EN 24 VAN HET VERDRAG. - ZAAK C-261/90.

Jurisprudentie 1992 bladzijde I-02149


Samenvatting
Partijen
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum

Trefwoorden


++++

1. Verdrag betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen - Bijzondere bevoegdheden - Bevoegdheid "ten aanzien van verbintenissen uit onrechtmatige daad" - Begrip - Actio Pauliana - Daarvan uitgesloten

(EEG-Executieverdrag, art. 5, sub 3)

2. Verdrag betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen - Exclusieve bevoegdheden - Geschillen "met betrekking tot de tenuitvoerlegging van vonnissen" - Begrip - Geschillen met betrekking tot optreden van met gedwongen executie belaste instanties - Actio Pauliana - Daarvan uitgesloten

(EEG-Executieverdrag, art. 16, sub 5)

3. Verdrag betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen - Bevoegdheid inzake voorlopige of bewarende maatregelen - Begrip voorlopige of bewarende maatregelen - Handhaving van feitelijke of juridische situatie in afwachting van beslissing in bodemgeschil - Actio Pauliana - Daarvan uitgesloten

(EEG-Executieverdrag, art. 24)

Samenvatting


1. Een in het nationale recht opgenomen rechtsvordering als de actio Pauliana naar Frans recht, die niet strekt tot veroordeling van de schuldenaar tot vergoeding van de schade die hij door zijn bedrieglijke handeling aan zijn schuldeiser heeft toegebracht, maar tot ongedaanmaking, ten opzichte van de schuldeiser, van de gevolgen van de door de schuldenaar verrichte beschikkingshandeling, kan niet worden beschouwd als een rechtsvordering die beoogt de aansprakelijkheid van een verweerder in het geding te brengen in de zin bedoeld in artikel 5, sub 3, van het Verdrag van 27 september 1968 betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken. Derhalve valt deze rechtsvordering niet binnen het toepassingsgebied van dit artikel.

2. Artikel 16, sub 5, van het Verdrag verleent de gerechten van de Lid-Staat op wiens grondgebied de tenuitvoerlegging van een rechterlijke beslissing wordt gevorderd, een exclusieve bevoegdheid om kennis te nemen van geschillen die kunnen ontstaan door het gebruikmaken van de sterke arm, van dwangmaatregelen of van bezitsontneming van roerende en onroerende goederen (beslag) ten einde de materiële tenuitvoerlegging van beslissingen en akten te verzekeren.

Een rechtsvordering als de actio Pauliana naar Frans recht, waarmee de schuldeiser wil bewerkstelligen dat een door de schuldenaar met bedrieglijke benadeling van zijn rechten verrichte beschikkingshandeling te zijnen aanzien nietig wordt verklaard, en die aldus het verhaalsrecht van de schuldeiser veilig dient te stellen met het oog op een latere gedwongen executie van de verbintenis van de schuldenaar, heeft niet de beslechting van een dergelijk geschil tot doel en valt dus niet binnen het toepassingsgebied van bedoelde bepaling.

3. Voorlopige of bewarende maatregelen in de zin van artikel 24 zijn maatregelen die ter zake van onderwerpen die binnen het toepassingsgebied van het Verdrag vallen, een feitelijke of juridische situatie beogen te handhaven ter bewaring van rechten waarvan de erkenning langs andere weg wordt gevraagd voor de rechter die van het bodemgeschil kennis neemt.

Als zodanig kan niet worden aangemerkt een rechtsvordering als de actio Pauliana naar Frans recht, die het weliswaar mogelijk maakt het verhaalsrecht van de schuldeiser te beschermen door een opzettelijke vermindering van het vermogen van zijn schuldenaar te voorkomen, maar erop is gericht, dat de rechter de rechtstoestand wijzigt van het vermogen van de schuldenaar en van het vermogen van degene die door de beschikkingshandeling van de schuldenaar is begunstigd.

Partijen


In zaak C-261/90,

betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van de Cour d' appel d' Aix-en-Provence, in het aldaar aanhangig geding tussen

M. Reichert, H.-H. Reichert en I. Kockler

en

Dresdner Bank AG,

om een prejudiciële beslissing over de uitlegging van de artikelen 5, sub 3, 16, sub 5, en 24 van het Executieverdrag,

wijst

HET HOF VAN JUSTITIE (Vijfde kamer),

samengesteld als volgt: R. Joliet, kamerpresident, F. Grévisse, J. C. Moitinho de Almeida, G. C. Rodríguez Iglesias en M. Zuleeg, rechters,

advocaat-generaal: C. Gulmann

griffier: J. A. Pompe, adjunct-griffier

gelet op de schriftelijke opmerkingen ingediend door:

- de Dresdner Bank AG, vertegenwoordigd door E. Jestaedt en O. Steinmann, advocaten te Saarbruecken;

- de Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door haar juridisch adviseur E. Lasnet als gemachtigde, bijgestaan door H. Lehman, advocaat te Parijs;

gezien het rapport ter terechtzitting,

gehoord de mondelinge opmerkingen van de Dresdner Bank AG en de Commissie ter terechtzitting van 6 december 1991,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 20 februari 1992,

het navolgende

Arrest

Overwegingen van het arrest


1 Bij arrest van 7 mei 1990, ingeschreven ter griffie van het Hof op 28 augustus daaraanvolgend, heeft de Cour d' appel d' Aix-en-Provence krachtens het Protocol van 3 juni 1971 betreffende de uitlegging door het Hof van Justitie van het Verdrag van 27 september 1968 betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (hierna: "Executieverdrag") een prejudiciële vraag gesteld over de uitlegging van de artikelen 5, sub 3, 16, sub 5, en 24 van het Executieverdrag.

2 Deze vraag is gerezen in een geschil tussen de echtelieden Reichert en hun zoon M. P. A. Reichert enerzijds en de vennootschap Dresdner Bank anderzijds.

3 Reichert en zijn echtgenote, woonachtig in Duitsland, zijn eigenaar van onroerend goed, gelegen in de gemeente Antibes (Frankrijk, departement Alpes-Maritimes), waarvan zij bij notariële akte welke te Creutzwald (Frankrijk, departement Moselle) werd verleden, de blote eigendom hebben overgedragen aan hun zoon M. Reichert. Een schuldeiser van het echtpaar Reichert, de Dresdner Bank, vocht voor het Tribunal de grande instance te Grasse, in het ressort waarvan het betrokken onroerend goed is gelegen, de rechtsgeldigheid van deze schenking aan op grond van artikel 1167 van de Franse Code civil, volgens welke bepaling de schuldeiser "op eigen naam kan opkomen tegen handelingen die zijn schuldenaar met bedrieglijke benadeling van de rechten van de schuldeiser heeft verricht", en waarbij dus de zogenoemde "actio Pauliana" is ingevoerd.

4 Hoewel partijen Reichert de bevoegdheid van het Tribunal de grande instance te Grasse hadden betwist, verklaarde dit zich bij vonnis van 20 februari 1987 bevoegd op grond van artikel 16, sub 1, van het Executieverdrag, volgens hetwelk ongeacht de woonplaats bij uitsluiting bevoegd zijn: "ten aanzien van zakelijke rechten op (...) onroerende goederen: de gerechten van de verdragsluitende Staat waar het onroerend goed gelegen is".

5 Reichert c.s. stelden tegen deze beslissing hoger beroep in bij de Cour d' appel d' Aix-en-Provence, die bij arrest van 18 november 1987 de behandeling van de zaak heeft geschorst en het Hof een eerste prejudiciële vraag heeft gesteld, zakelijk weergegeven inhoudende, of het geval waarin een schuldeiser door middel van een in het nationale recht voorziene rechtsvordering, in casu de actio Pauliana naar Frans recht, opkomt tegen een schenking van onroerend goed die zijn schuldenaar zijns inziens met bedrieglijke benadeling van zijn rechten heeft verricht, onder het toepassingsgebied van artikel 16, sub 1, van het Executieverdrag valt.

6 Bij arrest van 10 januari 1990 (zaak C-115/88, Reichert, Jurispr. 1990, blz. I-27) verklaarde het Hof voor recht:

"De door een schuldeiser ingestelde rechtsvordering, die ertoe strekt dat te zijnen aanzien geen beroep kan worden gedaan op een beschikkingshandeling betreffende een zakelijk recht op onroerend goed, waarvan hij stelt dat zij door zijn schuldenaar met bedrieglijke benadeling van zijn rechten is verricht, valt niet onder het toepassingsgebied van artikel 16, sub 1, van het Executieverdrag."

7 Op verzoek van de Dresdner Bank, die haar verweer in het incidenteel beroep op nog andere artikelen van het Executieverdrag dan het in de prejudiciële vraag bedoelde artikel 16, sub 1, wilde baseren, heeft de Cour d' appel d' Aix-en-Provence bij voornoemd arrest van 7 mei 1990 de volgende aanvullende prejudiciële vraag gesteld:

"Indien artikel 16, sub 1, van het Executieverdrag niet kan worden toegepast, valt dan een op artikel 1167 van de Franse Code civil gebaseerde rechtsvordering waarmee een schuldeiser de nietigheid te zijnen aanzien inroept van een handeling tot overdracht van zakelijke rechten op onroerende goederen, die zijn schuldenaar volgens hem met bedrieglijke benadeling van zijn rechten heeft verricht, onder de bevoegdheidsregels neergelegd in de artikelen 5, sub 3, 24 of 16, sub 5, van het Executieverdrag, gelet op de onrechtmatigheid van de gestelde bedrieglijke benadeling of op het bestaan van bewarende maatregelen waarvan de beslissing ten gronde de omzetting mogelijk moet maken in middelen van tenuitvoerlegging op het onroerende goed waarop de door de schuldenaar overgedragen zakelijke rechten betrekking hebben?"

8 Voor een nadere uiteenzetting van de feiten van het hoofdgeding, het procesverloop en de bij het Hof ingediende opmerkingen wordt verwezen naar het rapport ter terechtzitting. Deze elementen van het dossier worden hierna slechts weergegeven voor zover dat noodzakelijk is voor de redenering van het Hof.

9 Nadat het Hof bij voornoemd arrest Reichert van 10 januari 1990 heeft geantwoord dat een rechtsvordering als de actio Pauliana naar Frans recht niet binnen het toepassingsgebied van artikel 16, sub 1, van het Executieverdrag valt, moet thans de aanvullende vraag van de verwijzende rechter worden beantwoord.

10 Ingevolge artikel 2 van het Executieverdrag worden, onverminderd bijzondere bepalingen, zij die woonplaats hebben op het grondgebied van een verdragsluitende staat, ongeacht hun nationaliteit, opgeroepen voor de gerechten van die staat. Het Executieverdrag laat uitzonderingen op deze algemene regel toe door de aanlegger in bepaalde gevallen de mogelijkheid te bieden de verweerder voor het gerecht van de staat waar deze woonplaats heeft of voor het gerecht van een andere staat op te roepen (artikelen 5 en 24 van het Executieverdrag). Het Executieverdrag voorziet ook exclusieve bevoegdheden, waarbij niet op de woonplaats wordt gelet (artikel 16).

11 Om de gestelde vraag te beantwoorden moet dus achtereenvolgens worden onderzocht of een rechtsvordering als de actio Pauliana naar Frans recht onder het toepassingsgebied van een van de in het Executieverdrag voorziene en door de verwijzende rechter bedoelde uitzonderingen valt.

De uitlegging van artikel 5, sub 3, van het Executieverdrag

12 Artikel 5, sub 3, van het Executieverdrag luidt als volgt:

"De verweerder die woonplaats heeft op het grondgebied van een verdragsluitende Staat, kan in een andere verdragsluitende Staat voor de navolgende gerechten worden opgeroepen:

(...)

3) ten aanzien van verbintenissen uit onrechtmatige daad: voor het gerecht van de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan."

13 De Dresdner Bank, verweerster in het hoofdgeding, betoogt dat de actio Pauliana onder artikel 5, sub 3, van het Executieverdrag valt, voor zover zij een rechtsvordering is die als zodanig strekt tot ongedaanmaking van een schuldig of opzettelijk handelen of nalaten, in strijd met de wet of ongeschreven zorgvuldigheidsnormen, dat een derde schade toebrengt, dat wil zeggen een onrechtmatig handelen.

14 De Commissie is daarentegen van mening dat de actio Pauliana, die werking kan hebben jegens een derde te goeder trouw, die niet onrechtmatig heeft gehandeld of nagelaten, en die in voorkomend geval niet enkel tot een vergoedingsplicht voor de derde-verkrijger leidt, maar indirect ook een vermogensvermindering voor deze laatste tot gevolg kan hebben, niet als een rechtsvordering wegens aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad kan worden beschouwd. Dientengevolge valt zij niet binnen het toepassingsgebied van artikel 5, sub 3, van het Executieverdrag.

15 Zoals het Hof oordeelde in het arrest van 27 september 1988 (zaak 189/87, Kalfelis, Jurispr. 1988, blz. 5565, r.o. 15 en 16) dient het begrip "verbintenissen uit onrechtmatige daad" als criterium ter afbakening van het toepassingsgebied van een van de bijzondere bevoegdheidsregels waarvan de verzoeker gebruik kan maken. Gelet op de doelstellingen en de algemene structuur van het Executieverdrag en om de gelijkheid en de eenvormigheid van de rechten en verplichtingen die voor de verdragsluitende staten en de belanghebbende personen uit het Executieverdrag voortvloeien, zoveel mogelijk te verzekeren, is het van belang dat dit begrip niet wordt gezien als een simpele verwijzing naar het interne recht van een der betrokken staten. Derhalve moet aan het begrip "onrechtmatige daad" een autonome inhoud worden gegeven en moet bij de uitlegging ervan met het oog op de toepassing van het Executieverdrag in de eerste plaats aansluiting worden gezocht bij het stelsel en de doelstellingen van dit verdrag, ten einde de volle werking hiervan te verzekeren.

16 In rechtsoverweging 17 van dat arrest overwoog het Hof voorts, dat om een eenvormige oplossing in alle Lid-Staten te verzekeren, het begrip "verbintenissen uit onrechtmatige daad" aldus moet worden begrepen, dat daaronder elke rechtsvordering valt die beoogt de aansprakelijkheid van een verweerder in het geding te brengen en die geen verband houdt met een "verbintenis uit overeenkomst" in de zin van artikel 5, sub 1.

17 In rechtsoverweging 12 van het reeds aangehaalde arrest Reichert van 10 januari 1990 overwoog het Hof dat de zogenoemde "actio Pauliana" naar Frans recht haar grondslag vindt in de schuldvordering, een persoonlijk recht van de schuldeiser jegens zijn schuldenaar waarmee de schuldeiser het hem eventueel toekomende verhaalrecht op het vermogen van de schuldenaar kan veiligstellen. Wordt de vordering toegewezen, dan heeft zij tot gevolg dat alleen tegenover de schuldeiser geen beroep kan worden gedaan op de beschikkingshandeling die zijn schuldenaar met bedrieglijke benadeling van zijn rechten heeft verricht.

18 Bovendien blijkt uit de op dat punt onweersproken gebleven opmerkingen van de Commissie, dat in het Franse recht de actio Pauliana kan worden ingesteld tegen hetzij de door de schuldenaar onder bezwarende titel verrichte beschikkingshandelingen indien de begunstigde te kwader trouw is, hetzij de door de schuldenaar om niet verrichte handelingen, ook al is de begunstigde te goeder trouw.

19 De strekking van deze rechtsvordering is niet, dat de schuldenaar wordt veroordeeld tot vergoeding van de schade die hij door zijn bedrieglijke handeling aan zijn schuldeiser heeft toegebracht, maar dat de gevolgen van de door de schuldenaar verrichte beschikkingshandeling ten opzichte van de schuldeiser ongedaan worden gemaakt. Zij is niet enkel tegen de schuldenaar gericht, maar ook tegen de begunstigde van de handeling, een derde ten opzichte van de verbintenis die de schuldeiser en schuldenaar onderling bindt, en zulks ook wanneer de begunstigde, indien de handeling om niet is verricht, onrechtmatig heeft gehandeld.

20 Zo gezien kan een rechtsvordering als de actio Pauliana naar Frans recht niet worden beschouwd als een rechtsvordering die beoogt de aansprakelijkheid van een verweerder in het geding te brengen in de zin, bedoeld in artikel 5, sub 3, van het Executieverdrag, en valt zij dus niet binnen het toepassingsgebied van dit artikel.

Artikel 16, sub 5, van het Executieverdrag

21 Artikel 16, sub 5, van het Executieverdrag bepaalt:

"Ongeacht de woonplaats zijn bij uitsluiting bevoegd:

(...)

5) ten aanzien van de tenuitvoerlegging van beslissingen: de gerechten van de verdragsluitende staat van de plaats van tenuitvoerlegging."

22 De Dresdner Bank betoogt dat de actio Pauliana, waar zij de gedwongen executie van een beslissing voorbereidt, tot de in artikel 16, sub 5, van het Executieverdrag bedoelde uitzonderingen behoort.

23 De Commissie stelt daarentegen, dat de werking van de actio Pauliana niet is, dat de rechter een probleem bij de tenuitvoerlegging van een vonnis beslecht, maar dat hij een uitspraak doet waarmee een wijziging wordt gebracht in de rechtstoestand van het vermogen van de schuldenaar, zodat zij niet binnen het toepassingsgebied van dat artikel valt.

24 In de eerste plaats zij opgemerkt, dat zoals het Hof in het arrest van 4 juli 1985 (zaak 220/84, Malhé, Jurispr. 1985, blz. 2267, r.o. 16) heeft verklaard, artikel 16 van het Executieverdrag in een aantal uitzonderingen op de algemene regel van artikel 2 van dit verdrag voorziet, in de vorm van exclusieve bevoegdheden voor een aantal geschillen die een bijzondere band hebben met het grondgebied van een andere dan de door artikel 2 aangewezen verdragsluitende staat, wegens de ligging van een onroerend goed, de plaats van vestiging van een vennootschap, de inschrijving in een openbaar register of de - sub 5 geregelde - plaats van de gerechtelijke tenuitvoerlegging.

25 In de tweede plaats zij vermeld, dat artikel 16 niet in een ruimere zin mag worden uitgelegd dan het oogmerk ervan verlangt, aangezien deze bepaling tot gevolg heeft dat partijen worden beroofd van de forumkeuze die hun anders zou toekomen, en dat zij in bepaalde gevallen worden gedaagd voor een rechter die ten aanzien van geen hunner de eigen rechter van de woonplaats is (arresten van 14 december 1977, zaak 73/77, Sanders, Jurispr. 1977, blz. 2383, r.o. 17 en 18, en 10 januari 1990, Reichert, reeds aangehaald, r.o. 9).

26 Vanuit deze gezichtshoek moet mede in aanmerking worden genomen, dat de belangrijkste reden voor de exclusieve bevoegdheid van de gerechten van de plaats van tenuitvoerlegging van een vonnis is gelegen in het feit, dat alleen de gerechten van de Lid-Staat op wiens grondgebied de gedwongen executie wordt gevorderd, de voorschriften inzake het optreden binnen dat grondgebied van de met de gedwongen executie belaste instanties kunnen toepassen.

27 In de derde plaats is van belang, dat uit het rapport van het comité van deskundigen dat de tekst van het verdrag heeft ontworpen (PB 1979, C 59, blz. 1), blijkt dat onder geschillen met betrekking tot de tenuitvoerlegging van vonnissen moeten worden verstaan de geschillen die kunnen ontstaan door "het gebruikmaken van de sterke arm, van dwangmaatregelen of van bezitsontneming van roerende en onroerende goederen (beslag) ten einde de materiële tenuitvoerlegging van beslissingen en akten te verzekeren", en dat "moeilijkheden welke naar aanleiding van deze procedures ontstaan (...) tot de exclusieve bevoegdheid (behoren) van het gerecht van de plaats van tenuitvoerlegging".

28 Zoals reeds gezegd in rechtsoverweging 17 beoogt een rechtsvordering als de actio Pauliana naar Frans recht het verhaalrecht van de schuldeiser veilig te stellen, waar de bevoegde rechter wordt verzocht, de door de schuldenaar met bedrieglijke benadeling van de rechten van de schuldeiser verrichte beschikkingshandeling ten aanzien van deze laatste nietig te verklaren. Ofschoon door deze rechtsvordering aldus wel de belangen van de schuldeiser worden bewaard, met het oog op in het bijzonder een latere gedwongen executie van de verbintenis, is het doel van deze rechtsvordering niet de beslechting van een geschil met betrekking tot "het gebruikmaken van de sterke arm, van dwangmaatregelen of van bezitsontneming van roerende en onroerende goederen (beslag) ten einde de materiële tenuitvoerlegging van beslissingen en akten te verzekeren", zodat zij niet binnen het toepassingsgebied van artikel 16, sub 5, van het Executieverdrag valt.

Artikel 24 van het Executieverdrag

29 Artikel 24 van het Executieverdrag luidt als volgt:

"In de wetgeving van een verdragsluitende Staat voorziene voorlopige of bewarende maatregelen kunnen bij de rechterlijke autoriteiten van die Staat worden aangevraagd, zelfs indien een gerecht van een andere verdragsluitende Staat krachtens dit Verdrag bevoegd is van het bodemgeschil kennis te nemen."

30 De Dresdner Bank stelt dat de actio Pauliana tot doel heeft de schuldeiser een voorlopige waarborg te verschaffen en ook een bewarende maatregel is in de zin van artikel 24 van het Executieverdrag.

31 De Commissie meent daarentegen dat de actio Pauliana niet de handhaving van een bepaalde juridische of feitelijke situatie beoogt ter bewaring van rechten waarvan de erkenning langs andere weg wordt gevraagd voor de rechter die van het bodemgeschil kennis neemt, maar dat zij ertoe strekt de rechtstoestand van een goed te wijzigen. Zij is dus noch een voorlopige noch een bewarende maatregel in de zin van artikel 24 van het Executieverdrag.

32 Naar het Hof reeds heeft verklaard in het arrest van 27 maart 1979 (zaak 143/78, De Cavel, Jurispr. 1979, blz. 1055, r.o. 8), kunnen voorlopige en bewarende maatregelen dienen tot bewaring van rechten van zeer onderscheiden aard, zodat de vraag, of het verdrag erop kan worden toegepast, niet door de aard dier maatregelen wordt bepaald, doch door de aard der rechten welke erdoor worden bewaard. In rechtsoverweging 9 van dat arrest voegde het Hof daaraan toe, dat artikel 24 van het Executieverdrag niet kan worden ingeroepen om het Executieverdrag van toepassing te doen zijn op voorlopige of bewarende maatregelen ter zake van onderwerpen die van het verdrag zijn uitgesloten.

33 In het arrest van 21 mei 1980 (zaak 125/79, Denilauler, Jurispr. 1980, blz. 1553, r.o. 15 en 16) heeft het Hof ook nog verklaard, dat een analyse van de in het gehele systeem aan artikel 24 toegedachte functie tot de conclusie leidt dat voor dergelijke maatregelen in een bijzondere regeling is voorzien met het oog op de bijzondere behoedzaamheid en de grondige kennis van de concrete omstandigheden die het toestaan van dergelijke maatregelen vereist, alsmede met het oog op de vaststelling van de voorwaarden die het voorlopige of bewarende karakter van die maatregelen moeten garanderen.

34 Onder "voorlopige of bewarende maatregelen" in de zin van artikel 24 moeten dus worden verstaan de maatregelen die ter zake van onderwerpen die binnen het toepassingsgebied van het Executieverdrag vallen, bedoeld zijn een feitelijke of juridische situatie te handhaven ter bewaring van rechten waarvan de erkenning langs andere weg wordt gevraagd voor de rechter die van het bodemgeschil kennis neemt.

35 Een rechtsvordering als de actio Pauliana naar Frans recht maakt het weliswaar mogelijk, het verhaalrecht van de schuldeiser te beschermen door een opzettelijke vermindering van het vermogen van zijn schuldenaar te voorkomen, maar zij heeft niet tot doel een feitelijke situatie of een rechtstoestand te handhaven in afwachting van een beslissing van de rechter in het bodemgeschil. Zij is erop gericht, dat de rechter de rechtstoestand van het vermogen van de schuldenaar en van het vermogen van de begunstigde wijzigt, door de door de schuldenaar met bedrieglijke benadeling van de rechten van de schuldeiser verrichte beschikkingshandeling ten aanzien van de schuldeiser nietig te verklaren. Zij kan derhalve niet als een voorlopige of bewarende maatregel in de zin van artikel 24 van het Executieverdrag worden gekwalificeerd.

36 Uit het voorgaande volgt, dat op de vraag van de verwijzende rechter moet worden geantwoord, dat een in het nationale recht voorziene rechtsvordering als de actio Pauliana naar Frans recht, waarmee een schuldeiser de nietigheid te zijnen aanzien inroept van een handeling tot overdracht van zakelijke rechten op onroerende goederen, die zijn schuldenaar volgens hem met bedrieglijke benadeling van zijn rechten heeft verricht, niet valt onder het toepassingsgebied van de artikelen 5, sub 3, 16, sub 5, en 24 van het Verdrag van 27 september 1968 betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken.

Beslissing inzake de kosten


Kosten

37 De kosten door de Commissie van de Europese Gemeenschappen wegens indiening van haar opmerkingen bij het Hof gemaakt, kunnen niet voor vergoeding in aanmerking komen. Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen.

Dictum


HET HOF VAN JUSTITIE (Vijfde kamer),

uitspraak doende op de door de Cour d' appel d' Aix-en-Provence bij arrest van 7 mei 1990 gestelde vraag, verklaart voor recht:

Een in het nationale recht voorziene rechtsvordering als de actio Pauliana naar Frans recht, waarmee een schuldeiser de nietigheid te zijnen aanzien inroept van een handeling tot overdracht van zakelijke rechten op onroerende goederen, die zijn schuldenaar volgens hem met bedrieglijke benadeling van zijn rechten heeft verricht, valt niet onder het toepassingsgebied van de artikelen 5, sub 3, 16, sub 5, en 24 van het Verdrag van 27 september 1968 betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken.

Top