Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52023PC0273

Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot wijziging van Richtlijn 2005/35/EG inzake verontreiniging vanaf schepen en de invoering van sancties, met inbegrip van strafrechtelijke sancties, voor verontreinigingsdelicten

COM/2023/273 final

Brussel, 1.6.2023

COM(2023) 273 final

2023/0171(COD)

Voorstel voor een

RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot wijziging van Richtlijn 2005/35/EG inzake verontreiniging vanaf schepen en de invoering van sancties, met inbegrip van strafrechtelijke sancties, voor verontreinigingsdelicten

(Voor de EER relevante tekst)

{SEC(2023) 209 final} - {SWD(2023) 159 final} - {SWD(2023) 164 final}


TOELICHTING

1.    ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

   Motivering en doel van het voorstel

Dit voorstel betreft een wijziging van Richtlijn 2005/35/EG 1 inzake verontreiniging vanaf schepen en de invoering van sancties voor verontreinigingsdelicten, zoals gewijzigd bij Richtlijn 2009/123/EG 2 .

Het beleid ter voorkoming van verontreiniging door schepen is tussen 2000 en 2009 ontwikkeld naar aanleiding van twee zware ongevallen op zee met de schepen Erika en Prestige, waarbij heel wat olie is gelekt 3 . Richtlijn 2005/35/EG (hierna de “richtlijn verontreiniging” of “richtlijn”) regelt sancties voor illegale lozingen van olie en schadelijke vloeistoffen vanaf schepen in zee. Niet alle scheepsafval hoeft in havens te worden afgeleverd. Soms mag het in zee worden geloosd. Een illegale lozing is een lozing vanaf een schip die niet voldoet aan de desbetreffende regels van de Internationale Maritieme Organisatie (IMO), d.w.z. de normen van het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen (Marpol 73/78).

De hoofddoelstelling van deze richtlijn is die internationale normen op te nemen in het EU-recht en te waarborgen dat degenen die verantwoordelijk zijn voor illegale lozingen van verontreinigende stoffen op afschrikkende, doeltreffende en evenredige wijze worden gestraft om de veiligheid van de zeevaart te verbeteren en het mariene milieu beter te beschermen tegen verontreiniging door schepen.

De richtlijn voorziet in een handhavingssysteem waarbij de lidstaten toezicht en verificatie uitoefenen zodat degenen die inbreuken begaan worden gestraft. Het proces is drieledig: ten eerste detecteren bewakingsinstrumenten een mogelijke lozing van een schip; ten tweede beslist de bevoegde autoriteit of er een boot of vliegtuig wordt ingezet om ter plaatse te controleren of de verontreiniging kan worden bevestigd; ten derde wordt bewijsmateriaal verzameld en, als de dader wordt geïdentificeerd, worden sancties opgelegd. De sancties voor verontreinigingsdelicten door schepen komen voort uit het internationaal recht. In het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee (Unclos) is onder meer bepaald dat een staat sancties kan opleggen voor verontreiniging door een buitenlands schip in geval van grote schade voor de kuststaat of als de betrokken vlaggenstaat herhaaldelijk zijn handhavingsverplichtingen niet is nagekomen. De vlaggenstaten van de EU moeten overeenkomstig het Unclos ook sancties opleggen aan hun schepen als die binnen of buiten de EU op illegale wijze verontreinigende stoffen in zee lozen.

De Europese Green Deal bevestigt de ambitie van de Commissie om haar bevolking te beschermen tegen milieugerelateerde risico’s en effecten en zo het pad te effenen naar een gezonde planeet voor iedereen. Dit voorstel is een van de initiatieven van de EU om de verontreiniging van de zee door het maritiem vervoer te beperken en is in overeenstemming met de strategie voor slimme en duurzame mobiliteit 4 en het actieplan om alle verontreiniging tot nul terug te dringen 5 .

De Commissie heeft in 2022 een eerste ex-postevaluatie van de richtlijn uitgevoerd en vastgesteld dat die met succes heeft bijgedragen tot de opname van internationale regels voor verontreiniging vanaf schepen in de wetgeving van de lidstaten en dat ze de opsporing van verontreiniging door schepen heeft verbeterd. De richtlijn heeft meer bepaald de aanzet gegeven tot de oprichting van CleanSeaNet, een dienst van de EU voor de monitoring van olielekkages en de opsporing van schepen met satellieten, die wordt beheerd door het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid (EMSA).

In de evaluatie werden echter ook een aantal tekortkomingen gesignaleerd: 1) het huidige toepassingsgebied van de richtlijn dekt niet alle verontreinigende stoffen van de internationale regeling, zoals het lozen van vuilnis of afvalwater in zee; 2) de uitwisseling van informatie en/of deskundigheid tussen de EU-lidstaten om verontreiniging door schepen doeltreffend op te sporen, te verifiëren en te bestraffen, verloopt onregelmatig en is over het algemeen ontoereikend; 3) het afschrikkend effect van de sancties die momenteel in de EU worden toegepast voor verontreiniging vanaf schepen, is onevenwichtig; 4) de huidige rapportage door de lidstaten is onvolledig en leidt tot een gebrek aan gedetailleerde informatie over verontreiniging vanaf schepen en de sancties die in de loop van de tijd in de EU zijn opgelegd.

Overtreders die illegaal verontreinigende stoffen lozen, worden niet altijd geïdentificeerd en zelden bestraft. Daarom is een voorstel tot wijziging van Richtlijn 2005/35/EG opgesteld. De specifieke doelstellingen van de herziening zijn: 1) internationale normen in het EU-recht opnemen door de richtlijn in overeenstemming te brengen met de Marpol-bijlagen inzake lozingen in zee; 2) de lidstaten ondersteunen door hun capaciteit op te bouwen om verontreinigingsincidenten tijdig en op geharmoniseerde wijze op te sporen en te verifiëren, bewijsmateriaal te verzamelen en overtreders doeltreffend te bestraffen; 3) waarborgen dat natuurlijke personen en rechtspersonen die verantwoordelijk zijn voor illegale lozingen vanaf schepen op doeltreffende, evenredige en afschrikkende wijze worden bestraft; 4) zorgen voor een vereenvoudigde en doeltreffende rapportage van verontreiniging vanaf schepen en voor follow-up.

   Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Er is een nauw verband met Richtlijn (EU) 2019/883 6 inzake havenontvangstvoorzieningen voor de afvalafgifte van schepen. Die introduceerde strengere regels voor en betere monitoring van de afvalafgifte van schepen in havens. Dat leidde tot een betere capaciteit om afval van schepen te ontvangen in havens, waardoor minder afval op zee wordt geloosd. Sommige schepen besluiten echter nog altijd om afval illegaal in zee te lozen om niet voor havenontvangstvoorzieningen te hoeven betalen, vooral omdat Richtlijn 2005/35/EG inzake illegale lozingen niet dezelfde stoffen dekt en ze dus op grond van die richtlijn niet kunnen worden bestraft. De medewetgevers hebben bij de vaststelling van Richtlijn (EU) 2019/883 opgeroepen tot een herziening van Richtlijn 2005/35/EG om het toepassingsgebied daarvan af te stemmen op Richtlijn (EU) 2019/883 en de sancties evenredig te maken. Schepen moeten met name worden ontmoedigd om de EU-wetgeving te overtreden door een sterk systeem van evenredige en doeltreffende sancties, in combinatie met oplossingen om afval in te zamelen in de havens van de EU. De twee richtlijnen zorgen er gezamenlijk voor dat de EU en haar lidstaten voldoen aan hun verplichtingen met betrekking tot verontreiniging vanaf schepen uit hoofde van Marpol 73/78.

Er wordt voorgesteld het toepassingsgebied van Richtlijn 2005/35/EG af te stemmen op die van Richtlijn 2019/883/EG 7 om de preventie van verontreiniging van het mariene milieu in Europa te verbeteren.

Het voorstel is in overeenstemming met Richtlijn 2009/16/EG 8 betreffende havenstaatcontrole, Richtlijn 2009/18/EG 9 betreffende het onderzoek van ongevallen op zee en Richtlijn 2009/21/EG 10 betreffende vlaggenstaatverplichtingen. De drie EU-richtlijnen inzake maritieme veiligheid zijn gebaseerd op de regels en normen die de IMO op internationaal niveau heeft vastgesteld en vullen elkaar en deze richtlijn aan. De vlaggenstaatrichtlijn bevat regels voor scheepsinspecties en vloottoezicht voor de instanties van EU-vlaggenstaten die relevant zijn voor het voorkomen van verontreiniging van het mariene milieu binnen en buiten de EU. Als in het kader van de internationale verdragen strengere milieuregels van kracht worden, wordt de verantwoordelijkheid van de vlaggenstaat om die regels te handhaven automatisch uitgebreid. Ook de richtlijn havenstaatcontrole is hier relevant, aangezien die door middel van de vereiste inspecties de opsporing en bestraffing ondersteunt van niet-naleving van de regels en normen inzake veiligheid en de preventie van verontreiniging. Ongevallen op zee hebben niet alleen slachtoffers en economische verliezen tot gevolg, maar kunnen ook rechtstreekse gevolgen hebben voor het milieu, zoals olieverontreiniging. Vandaar het verband met de richtlijn verontreiniging.

   Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

De herziene richtlijn vormt een aanvulling op Richtlijn (EU) 2023/xxxx 11 betreffende milieucriminaliteit. Bij Richtlijn (EU) 2023/xxxx worden strafrechtelijke sancties ingevoerd voor ernstige milieudelicten, waaronder illegale lozingen vanaf schepen. Omdat Richtlijn (EU) 2023/xxxx voorziet in strafrechtelijke sancties voor verontreinigingsdelicten vanaf schepen, zijn de strafrechtelijke bepalingen van Richtlijn 2005/35/EG niet langer nodig. Bijgevolg worden in dit voorstel de strafrechtelijke bepalingen van de artikelen 5 en 8 van Richtlijn 2005/35/EG geschrapt. Richtlijn 2005/35/EG bevat nog altijd sectorale bepalingen inzake de desbetreffende verplichtingen en verbodsbepalingen (bv. de definitie van illegale lozingen) en voorziet in administratieve sancties voor verontreiniging vanaf schepen als de daad niet in aanmerking komt voor strafrechtelijke procedures. Om de doeltreffendheid van de nationale handhaving te waarborgen, moeten de administratieve en strafrechtelijke handhavingsregelingen worden beschouwd als onderling verbonden onderdelen van één systeem en moeten ze naast elkaar bestaan.

Richtlijn 2008/56/EG 12 betreffende het kader voor de mariene strategie is het belangrijkste rechtsinstrument van de EU voor de bescherming en instandhouding van het mariene milieu, de soorten en de habitats. Ze legt de ecosysteemgerichte benadering vast voor het beheer van menselijke activiteiten (waaronder visserij, toerisme en recreatie) die gevolgen hebben voor het mariene milieu. Richtlijn 2005/35/EG draagt bij tot de verwezenlijking van de doelstellingen van Richtlijn 2008/56/EG door de invoering van afschrikkende sancties voor illegale lozingen van verontreinigende stoffen door schepen in heel Europa.

Het voorstel ondersteunt ook de definitieve voorstellen van de Conferentie over de toekomst van Europa, met name de voorstellen voor de bestrijding van verontreiniging, meer bepaald voorstel 2.7 om “verontreiniging van de oceanen te bestrijden, onder meer door [...] milieuvriendelijke scheepvaart te bevorderen met gebruikmaking van de beste beschikbare technologieën [...]”. De EU zet zich ook in voor de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling en de bijbehorende duurzameontwikkelingsdoelstellingen, waarvan doelstelling 14 (“Behoud en maak duurzaam gebruik van oceanen, zeeën en maritieme hulpbronnen”) het meest relevant is voor dit voorstel.

2.    RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

   Rechtsgrondslag

In titel VI (artikelen 90-100) van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) is het prerogatief van de EU vastgelegd om bepalingen vast te stellen voor het gemeenschappelijk vervoersbeleid, wat de EU het recht geeft op te treden tegen verontreiniging vanaf schepen. Overeenkomstig artikel 100, lid 2, VWEU kan de EU-wetgever passende bepalingen voor het zeevervoer vaststellen. Artikel 91, lid 1, punt a), VWEU bepaalt dat de EU op het gebied van vervoer bevoegd is om gemeenschappelijke regels vast te stellen die van toepassing zijn op internationaal vervoer. In het licht daarvan zou de herziene richtlijn gebaseerd zijn op artikel 100, lid 2, VWEU.

   Subsidiariteit

Verontreiniging vanaf schepen veroorzaakt doorgaans schade met grensoverschrijdende gevolgen. Gezien de frequente grensoverschrijdende gevolgen van mariene verontreiniging en het feit dat daders over de grenzen heen handelen, zouden individuele maatregelen van de lidstaten niet volstaan om het probleem aan te pakken. De verschillende nationale benaderingen belemmeren een efficiënte samenwerking tussen de lidstaten, waardoor overtreders hun straf kunnen ontlopen.

Omdat alle lidstaten Marpol 73/78 hebben geratificeerd, hadden ze op eigen houtje internationale normen voor de preventie van verontreiniging door schepen kunnen opnemen. De richtlijn zet de internationale regels echter om en vult die aan door 1) de lidstaten te helpen bij het identificeren van overtreders door het verstrekken van satellietbewakingsinformatie over mogelijke olielekkages en 2) te voorzien in een aansprakelijkheidsregeling die de bestraffing van vervuilers vergemakkelijkt. Dit voorstel heeft als toegevoegde waarde dat het internationale kader wordt aangevuld met de aansprakelijkheidsregeling (door de bestaande regeling te verduidelijken) en met betere informatie voor de lidstaten (dankzij een beter toezicht op meer soorten verontreinigende stoffen en informatie-uitwisseling op basis van digitale EU-instrumenten). De herziening heeft ook tot doel nieuwe sanctiebepalingen in te voeren zonder afbreuk te doen aan Richtlijn (EU) 2023/XXX. Die doelstellingen kunnen niet door de lidstaten afzonderlijk worden verwezenlijkt. Er is behoefte aan een geharmoniseerd rechtskader en aan gemeenschappelijke digitale instrumenten. Zo biedt de satellietbewaking van CleanSeaNet een goede waarde vanwege de schaalvoordelen. Maatregelen op EU-niveau zouden doeltreffender zijn dan maatregelen op nationaal niveau omdat ze een sterker afschrikkend effect hebben op daders die grensoverschrijdend werken.

   Evenredigheid

Het voorstel is opgesteld in het licht van de recentste ontwikkelingen op internationaal niveau en de resultaten van de ex-postevaluatie. De Commissie heeft ook een effectbeoordeling uitgevoerd om alternatieve maatregelen voor het bereiken van dezelfde doelstellingen vast te stellen en te beoordelen.

De voorgestelde uitbreiding van het toepassingsgebied van de richtlijn tot alle bijlagen van Marpol 73/78 (d.w.z. alle stoffen die onder Marpol 73/78 vallen en illegaal door schepen in zee worden geloosd) heeft tot doel verontreiniging van het mariene milieu beter te voorkomen en de richtlijn in overeenstemming te brengen met het toepassingsgebied van Richtlijn (EU) 2019/883. De handhaving van Richtlijn (EU) 2019/883 is, samen met Richtlijn 2005/35/EG, een essentieel onderdeel van de maatregelen om verontreiniging vanaf schepen te voorkomen. Daarnaast richt het voorstel zich op technische ondersteuning van de lidstaten door middel van opleidingsplatforms, richtsnoeren, uitwisseling van beste praktijken en bevordering van het gebruik van digitale EU-instrumenten voor het verzamelen en uitwisselen van informatie. Het voorstel bevat geen strikte regelgeving voor de hoogte van de sancties of een dwingende verificatiedoelstelling voor de lidstaten. Het probleem wordt op evenredige wijze aangepakt door een centrale, kosteneffectieve dienst betere informatie over mogelijke lozingen te laten verstrekken en door informatie uit te wisselen om de verificatie doelgerichter te maken, teneinde niet verder te gaan dan wat nodig is om de specifieke doelstellingen te verwezenlijken. Het voorstel is ook gebaseerd op de verduidelijking van de bestaande aansprakelijkheidsregeling en op gedetailleerdere bepalingen over de vaststelling van de hoogte en de aard van de sancties om vervuilers naar behoren te kunnen straffen voor het lozen van meer soorten verontreinigende stoffen. Er worden geen gedetailleerde bepalingen voorgesteld als de doelstellingen beter kunnen worden bereikt door maatregelen op andere beleidsterreinen.

   Keuze van het instrument

Aangezien de wijzigingen alleen betrekking hebben op Richtlijn 2005/35/EG, is een wijzigingsrichtlijn het geschiktste rechtsinstrument.

3.    EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

   Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

De richtlijn werd onderworpen aan een “back-to-back” ex-postevaluatie, d.w.z. dat tegelijk met de evaluatie en de effectbeoordeling werd begonnen. De voor de evaluatie beschikbare gegevens waren niet robuust genoeg om voor alle lidstaten een volledige ex-postevaluatie uit te voeren. Er waren geen representatieve gegevens beschikbaar om de relevante indicatoren te meten, bv. het percentage vastgestelde verontreinigingsincidenten met stoffen uit bijlage I en II van Marpol 73/78 waarvoor sancties gelden. Ondanks die beperkingen zorgt de evaluatie voor een momentopname van de bestaande informatie over de uitvoering van de richtlijn.

In de evaluatie werd geconcludeerd dat de doelstellingen van de richtlijn niet volledig zijn verwezenlijkt en dat het toepassingsgebied op het vlak van verontreinigende stoffen te beperkt is. De richtlijn voorziet in een gemeenschappelijk rechtskader tegen verontreiniging vanaf schepen in de EU, maar de doeltreffendheid was beperkt. De regels van Marpol 73/78 werden geïntegreerd in het EU-recht en de wetgeving van de lidstaten werd op elkaar afgestemd, maar er ontbreken gegevens over de rol die de richtlijn in de praktijk heeft gespeeld. De richtlijn heeft geleid tot een succesvol satellietbewakingsinstrument voor de monitoring van olieverontreiniging: CleanSeaNet. Dat lost het probleem van de identificatie van vervuilers echter niet helemaal op, omdat de nauwkeurigheid van het satelliettoezicht tot dusver beperkt is. Sommige verificatieaspecten hadden doeltreffender kunnen worden beheerd. Zo werden veel lekkages niet ter plaatse gecontroleerd en hadden de lidstaten meer gegevens in CleanSeaNet kunnen invoeren. Wat de vervolging van daders betreft, heeft de richtlijn de verwachtingen niet volledig ingelost. In de evaluatie werd ook geconcludeerd dat er behoefte is aan meer duidelijkheid over de aansprakelijkheidsregeling en meer details over de hoogte en de aard van de sancties. De belangrijkste conclusie van de evaluatie was echter dat het toepassingsgebied van de richtlijn moet worden uitgebreid tot lozingen in zee van alle verontreinigende stoffen die onder Marpol 73/78 vallen.

   Raadplegingen van belanghebbenden

De belangrijkste activiteiten voor de ex-postevaluatie en de effectbeoordeling waren:

-    een door de Commissie georganiseerde openbare raadpleging van 9 december 2021 tot 3 maart 2022. Daarin werden vragen gesteld over zowel de effectbeoordeling als de evaluatie. Slechts 30 belanghebbenden hebben daarop geantwoord;

-    twee gerichte enquêtes onder belanghebbenden, georganiseerd door de consultant die belast was met de externe ondersteunende studie, om specifieke informatie te verzamelen, één voor de evaluatie en één voor de effectbeoordeling, respectievelijk van december 2021 tot februari 2022 en van juni tot juli 2022;

-    drie gespreksronden met vertegenwoordigers op EU-niveau van de voornaamste belanghebbenden, met tussenpozen georganiseerd van november 2021 tot september 2022 door de consultant die verantwoordelijk was voor de externe ondersteunende studie, met specifieke informatieverzoeken ter ondersteuning van de evaluatie en om de algemene probleemomschrijving en mogelijke beleidsopties te verfijnen;

-    door de Commissie georganiseerde aanvullende gerichte raadplegingen van de lidstaten en de voornaamste belanghebbenden over mogelijke beleidsmaatregelen en de resultaten van de effectbeoordeling. Die vonden plaats tijdens een vergadering van het Comité voor maritieme veiligheid en voorkoming van verontreiniging door schepen van de EU (2 juni 2022), vergaderingen van het Europees Forum voor duurzame scheepvaart (18 mei 2022 en 18 januari 2023) en de subgroep scheepsafval (22 maart 2022, 4 juni 2022 en 14 februari 2023), de directeuren voor het zeevervoer van de EU en de EER (3 oktober 2022) en het Noordzeenetwerk van opsporings- en vervolgingsambtenaren (25 april 2022). Op 22 september 2022 werd een laatste workshop voor de lidstaten, ngo’s en vertegenwoordigers van het bedrijfsleven georganiseerd om de conclusies van de ondersteunende studie te valideren.

De bij belanghebbenden verzamelde informatie was voor de Commissie cruciaal om de beleidsopties te verfijnen en de economische, sociale en milieueffecten te beoordelen, de opties te vergelijken en de voorkeursoptie te selecteren. De resultaten van die processen vormden een aanvulling op de deskresearch in het kader van de externe ondersteunende studie.

   Bijeenbrengen en gebruik van expertise

Deze evaluatie is in de eerste plaats gebaseerd op de gegevens die tijdens de ex-postevaluatie zijn verzameld. De Commissie heeft uitgebreid technisch advies verzameld in verschillende studies van deskundigen, waaronder een uitgebreide voorbereidende studie voor de herziening van de richtlijn. De autoriteiten van de lidstaten en betrokkenen uit de sector en het maatschappelijk middenveld werd verzocht input te leveren voor de voorbereiding van de studie.

Voor dit voorstel was ook input nodig van deskundigen van de Commissie en het EMSA over de concrete formulering van technische definities en juridische formuleringen.

   Effectbeoordeling

Het wetgevingsvoorstel is gebaseerd op een effectbeoordeling. Drie beleidsopties, met verschillende beleidsmaatregelen, werden onderzocht op hun doeltreffendheid voor het bereiken van de doelstellingen en op hun ecologische, economische en sociale gevolgen. Voor elke specifieke doelstelling werd een reeks maatregelen vastgesteld. De maatregelen, die elkaar aanvullen en niet uitsluiten, werden in drie beleidsopties gegroepeerd. In alle drie de opties werd het toepassingsgebied van Richtlijn 2005/35/EG afgestemd op de bijlagen van Marpol 73/78.

-    Optie A laat de lidstaten de meeste vrijheid bij de uitvoering van Marpol 73/78, maar de ondersteuning door de EU blijft voldoende hoog (opleiding, begeleiding, digitale instrumenten en toegang tot informatie over mogelijke lekkages). De lidstaten zijn verantwoordelijk voor publieksvoorlichting via nationale websites. Deze optie is gebaseerd op een nationale aanpak voor het bepalen van het soort sanctie, maar regelt de hoogte van de sanctie niet. Kortom, de lidstaten kunnen meer aanpassingen doen en de tussenkomst van de EU is minimaal.

-    Optie B (de voorkeursoptie) is gericht op meer samenwerking tussen de lidstaten, voornamelijk door de EU-steun te versterken (opleiding, begeleiding, digitale instrumenten en toegang tot informatie over mogelijke lekkages). Er zijn criteria opgenomen voor het bepalen van de hoogte van de sancties. Naar verwachting zal worden voorzien in een structuur voor samenwerking tussen de lidstaten. De handhaving door de lidstaten zal worden versterkt door technische ondersteuning van het EMSA, zonder ingrijpende nieuwe regelgevende maatregelen en kosten voor de lidstaten.

-    Optie C is gericht op sterkere regelgeving van de EU om de samenwerking tussen de lidstaten te completeren. De lidstaten moeten ten minste 60 % van hun CleanSeaNet-waarschuwingen verifiëren, wat waarschijnlijk hogere handhavingskosten met zich mee zal brengen. Wat straffen betreft, wordt de harmonisatie in de hele EU versterkt door de hoogte van de sancties vast te stellen. Anderzijds biedt deze optie dezelfde structuur voor samenwerking tussen de lidstaten als de twee andere (opleiding, begeleiding, digitale instrumenten en toegang tot informatie over mogelijke lekkages).

In dit voorstel wordt voor beleidsoptie B gekozen, omdat ze als meest efficiënt en evenredig werd beoordeeld. Er zijn echter ernstige lacunes in de gegevens, en er is weinig input van belanghebbenden en grote onzekerheid over de gevolgen, met name de geraamde milieuvoordelen van de drie opties. Opties B en C zijn efficiënter dan optie A, met name dankzij de voordelen van geharmoniseerde EU-oplossingen ten opzichte van uiteenlopende nationale benaderingen.

Op 27 maart 2023 heeft de Raad voor regelgevingstoetsing ten aanzien van het effectbeoordelingsverslag een positief advies met voorbehoud uitgebracht. In bijlage I bij de effectbeoordeling wordt uitgelegd hoe de opmerkingen van de raad in het verslag aan bod zijn gekomen.

In de effectbeoordeling werd gewezen op de beperkingen van de beoordeling, die het gevolg waren van de schaarse gegevens. De Commissie achtte het daarom passend een extra maatregel voor te stellen die een homogenere verzameling van gegevens zou vergemakkelijken en meer zichtbaarheid zou geven aan de doeltreffende monitoring door de lidstaten en het daarmee samenhangende percentage van feitelijke verontreinigingsincidenten. De voorgestelde maatregel zal een aanvulling vormen op de maatregelen in voorkeursoptie B en een betere monitoring bevorderen door elke lidstaat te verplichten jaarlijks ten minste 10 % van de door CleanSeaNet verzonden waarschuwingen te controleren. Dat heeft maar een klein effect op de kosten (0,5 tot 0,8 miljoen EUR per jaar) omdat de meeste lidstaten die drempel reeds hebben gehaald, terwijl de Commissie van mening is dat het een doeltreffender toezicht op de richtlijn zal stimuleren en zal bijdragen tot de uitvoering door alle lidstaten. Door de extra maatregel worden de rangschikking van de beleidsopties en de keuze van de voorkeursoptie niet ingrijpend gewijzigd.

   Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

Het voorstel heeft vooral tot doel de efficiëntie van de bestaande maatregelen te verhogen. Het betreft een richtlijn uit 2005 die voortdurend evolueert en in 2009 is gewijzigd naar aanleiding van nieuwe ontwikkelingen, waaronder rechterlijke uitspraken, internationale verplichtingen in het kader van Marpol 73/78 en technologische veranderingen. In de herziene richtlijn zullen enkele verduidelijkingen en vereenvoudigingen worden opgenomen. Het gaat om de verduidelijking van de bestaande aansprakelijkheidsregeling en de vereenvoudiging van de rapportageverplichtingen, met aandacht voor digitale oplossingen.

Het voorstel zal waarschijnlijk niet leiden tot extra administratieve of aanpassingskosten voor de particuliere sector of de overheid. Er kunnen meer sancties worden verwacht voor schepen die niet aan de eisen van Marpol 73/78 voldoen. Positief is dat het gelijke speelveld scheepsexploitanten die de voorschriften naleven, ten goede moet komen. Bovendien zullen bedrijven maar ook het grote publiek baat hebben bij minder verontreiniging vanaf schepen.

Het voorstel bevat geen voorschriften voor scheepsexploitanten en zal waarschijnlijk geen gevolgen hebben voor kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s). Het schept geen nieuwe verplichtingen voor bedrijven en heeft geen gevolgen voor hun kosten. De uitbreiding van het toepassingsgebied van de richtlijn tot de stoffen in Marpol 73/78 kan van belang zijn voor plezier- en vissersvaartuigen, segmenten waarin veel kmo’s aan het werk zijn. Het feit dat deze uitbreiding gericht is op de handhaving van internationale normen betekent echter dat de scheepvaartsector hoe dan ook aan die normen moet voldoen en dat geen extra kosten worden verwacht voor kmo’s die de voorschriften naleven. Het initiatief wordt daarom niet relevant voor kmo’s geacht.

   Grondrechten

In het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, een instrument van het primaire EU-recht, zijn de grondrechten van alle mensen in de hele EU vastgelegd. Naar verwachting zal het voorstel in het algemeen de grondrechten en individuele vrijheden beter beschermen, met name wat betreft justitie, eerlijke processen, non-discriminatie, gelijke behandeling van daders, het legaliteitsbeginsel en het recht op evenredige en doeltreffende sancties. De uitzondering op de aansprakelijkheid van bemanningsleden, kapiteins en eigenaars wordt in het voorstel verder verduidelijkt. Hun bescherming wordt versterkt door een meer geïntegreerde harmonisatie van de internationale regels met de nationale wetgeving en een betere naleving van de beginselen van de rechtsstaat en het recht op een eerlijk proces. Het voorstel waarborgt voorts het gelijkheidsbeginsel en draagt bij tot non-discriminatie en gelijke behandeling van zeevarenden. De maatregelen voor een duidelijkere afbakening van inbreuken die onder de strafrechtelijke of de administratieve procedure vallen, zullen ook de gelijke behandeling van daders in de hele EU bevorderen. Het initiatief zal tot een betere eerbiediging van het recht op toegang tot de rechter leiden door een betere definitie van inbreuken waarop een administratieve of strafrechtelijke procedure van toepassing is. Het voorstel waarborgt ook de bescherming van persoonsgegevens.

4.    GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

De lopende nettokosten van het voorstel bedragen 125,8 à 134,7 miljoen EUR voor de periode 2025-2050. De gevolgen van het voorstel voor de begroting worden nader beschreven in het financieel memorandum dat als bijlage bij dit voorstel is gevoegd. De gevolgen van het voorstel voor de begroting zijn reeds opgenomen in het voorstel van de Commissie voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1406/2002.

Het overzicht van de budgettaire gevolgen na het huidig MFK is indicatief en heeft geen invloed op het toekomstig akkoord over het MFK.

5.    OVERIGE ELEMENTEN

   Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

Het welslagen van de richtlijn zou betekenen dat de rechtspersoon of natuurlijke persoon die de verontreiniging van de zee veroorzaakt, voldoende wordt gestraft om een afschrikkend effect te sorteren en verontreiniging in de toekomst te voorkomen. Sancties voor verontreiniging vanaf schepen kunnen worden gezien als de laatste verdedigingslinie in de preventie van verontreiniging en de bescherming van het mariene milieu en de gezondheid van de mens. De eerste verdedigingslinie voor maritieme veiligheid en verontreinigingspreventie bestaat uit de vlaggenstaatcontrole en de tweede uit de wetgeving betreffende havenstaatcontrole. De zee kan echter nog altijd verontreinigd worden door scheepsongevallen en (opzettelijke) operationele lozingen.

De Commissie zal toezicht houden op de uitvoering en de doeltreffendheid van dit initiatief aan de hand van een aantal acties en een reeks kernindicatoren die de vooruitgang bij de verwezenlijking van de specifieke doelstellingen meten. In de effectbeoordeling zijn adequate regelingen voor monitoring en rapportage vastgesteld. Het EMSA zal daarin een belangrijke rol spelen, omdat het Agentschap belast is met bezoeken aan de lidstaten en de ontwikkeling en exploitatie van digitale instrumenten voor het zeevervoer, zoals de geïntegreerde maritieme diensten en CleanSeaNet.

De uitvoering kan worden gecontroleerd door te monitoren of de lidstaten tijdig en doeltreffend feedback geven over de controle van CleanSeaNet-waarschuwingen en of informatie over het verzamelen van bewijsmateriaal en administratieve procedures regelmatig in het rapportage-instrument wordt ingevoerd. De Commissie zal met de steun van het EMSA een publieke website ontwikkelen met kernindicatoren voor het uitvoeringspercentage en de belangrijkste niet-vertrouwelijke informatie over illegale lozingen. De website zal regelmatig worden bijgewerkt met gegevens uit het rapportage-instrument om het publiek op de hoogte te houden van de uitvoering en de opgelegde sancties. In het kader van zijn ondersteunende rol aan de Commissie zal het EMSA cyclische bezoeken aan de lidstaten brengen om de activiteiten ter plaatse te controleren 13 . Daarnaast zal het EMSA op verzoek horizontale analyses maken en technische bijstand verlenen, en verslag uitbrengen aan de Commissie en de lidstaten.

De effecten van de richtlijn moeten uiterlijk vijf jaar na de omzettingsdatum van de wetgeving worden geëvalueerd. Verwacht wordt dat er robuustere en representatievere gegevens beschikbaar zullen zijn om een volledige evaluatie voor alle lidstaten voor te bereiden. In dat verband zou een deskundigenonderzoek nodig zijn om de vooruitgang op het gebied van strafniveaus te ramen. Bij de evaluatie moet ook worden gekeken naar de beschikbare gegevens over milieuvoordelen en de mogelijkheid om het toepassingsgebied uit te breiden tot nieuwe ontwikkelingen in Marpol 73/78 en tot luchtverontreiniging. Daarna zal de Commissie de uitvoering van de richtlijn regelmatig analyseren overeenkomstig de vijfjarige cyclus van EMSA-bezoeken aan de lidstaten.

   Toelichtende stukken (bij richtlijnen)

Er zijn geen toelichtende stukken nodig omdat het voorstel tot doel heeft de bestaande regeling te vereenvoudigen en te verduidelijken.

Artikelsgewijze toelichting

Titel van de richtlijn

In de titel wordt het onderwerp van de richtlijn nauwkeuriger omschreven door het element “handhaving van internationale normen” toe te voegen. Die wijziging is bedoeld om te verduidelijken dat het onderwerp van de richtlijn niet de invoering van nieuwe materiële normen voor verontreiniging vanaf schepen is, maar de omzetting en de handhaving van reeds vastgestelde internationale normen. Het element “strafrechtelijke sancties” in de huidige titel wordt geschrapt omwille van de juridische samenhang met Richtlijn (EU) 2023/xxxx betreffende milieucriminaliteit.

Artikel 1 - Doelstelling

De algemene doelstelling van de richtlijn wordt gewijzigd om te specificeren dat met “adequate sancties” in deze richtlijn afschrikkende, doeltreffende en evenredige sancties bedoeld worden. Het gaat om administratieve sancties. Het element “strafrechtelijke sancties” in de huidige richtlijn wordt geschrapt omwille van de juridische samenhang met Richtlijn (EU) 2023/xxxx betreffende milieucriminaliteit.

Artikel 2 - Definities

In artikel 2, lid 2, worden definities bijgewerkt die problematisch zijn of verwijzen naar het achterhaalde toepassingsgebied van de richtlijn, en wordt één nieuwe definitie ingevoegd. Ten eerste is de definitie van “verontreinigende stoffen” in lid 2 aangepast aan het uitgebreide toepassingsgebied van de richtlijn, dat de bijlagen I tot en met VI van Marpol 73/78 omvat. In punt 2 bis wordt de nieuwe definitie “residu van het systeem voor de reiniging van uitlaatgassen” ingevoegd, d.w.z. lozingen van gaswassers in zee, als stof die onder het uitgebreide toepassingsgebied van de richtlijn valt met betrekking tot bijlage VI bij Marpol 73/78, rekening houdend met de door de IMO opgestelde richtsnoeren. In punt 5 bis wordt de internationaal overeengekomen definitie van “maatschappij” in de richtlijn opgenomen, overeenkomstig de Internationale Veiligheidsmanagementcode voor het veilige gebruik van schepen en voor verontreinigingspreventie (ISM-code) 14 , die in Unierecht is omgezet bij Verordening (EG) nr. 336/2006 15 .

Artikel 4 - Verbod op lozingen

Artikel 4 bevat de algemene verbodsbepalingen die onder deze richtlijn vallen. Een illegale lozing kan aan een natuurlijke persoon of rechtspersoon worden toegeschreven en de nationale uitvoeringsbepalingen van deze richtlijn moeten voorzien in het ter verantwoording roepen van die personen. Sommige van de verbodsbepalingen van de huidige richtlijn (de stoffen in de bijlagen I en II bij Marpol 73/78) zijn geactualiseerde versies van de bestaande, maar sommige zijn nieuw (stoffen in de bijlagen III tot en met VI bij Marpol 73/78). Het begrip “minder ernstige gevallen” wordt geschrapt omdat uit de ex-postevaluatie is gebleken dat die term problematisch is en door de lidstaten op verschillende wijze wordt geïnterpreteerd. Bovendien was de term alleen relevant voor de toepassing van strafrechtelijke sancties, die nu buiten de werkingssfeer van de richtlijn vallen.

Artikel 5 - Uitzonderingen

Artikel 5 van het voorstel bevat uitzonderingen op de verbodsbepalingen van artikel 4 voor het geval in zee wordt geloosd nadat een schip of zijn uitrusting beschadigd is. Het artikel geldt alleen als aan de voorwaarde is voldaan dat het schip/de uitrusting beschadigd is. De bepaling is gewijzigd om de bestaande aansprakelijkheidsregeling in het kader van Marpol 73/78 te verduidelijken door de verklaring van de toepasselijke regels, zonder die te wijzigen ten opzichte van Richtlijn 2005/35/EG. Het in Marpol 73/78 gebruikte begrip “eigenaar” wordt verduidelijkt door in plaats daarvan het begrip “maatschappij” te gebruiken, omdat het voor de verschillende entiteiten kan staan die een schip beheren. Deze uitzondering is derhalve van toepassing op elke maatschappij die de exploitatie van het schip op zich heeft genomen, in overeenstemming met de ISM-code. De bepaling is van toepassing op de uitgebreide werkingssfeer van de richtlijn. Uitzonderingen voor misdrijven (artikel 5 bis) en de nadere bijzonderheden daarvan (artikel 5 ter) zijn geschrapt omwille van de juridische samenhang met Richtlijn (EU) 2023/xxxx betreffende milieucriminaliteit. De drempels voor strafrechtelijke aansprakelijkheid voor verontreinigingsmisdrijven vanaf schepen die bij Richtlijn 2009/123/EG zijn ingevoerd, worden geschrapt omdat die drempels nu aan de orde komen in Richtlijn (EU) 2023/xxxx.

Artikel 6 - Handhaving ten aanzien van schepen in een haven van een lidstaat

De bepaling verandert niet ten opzichte van de huidige. Om de lidstaten te helpen hun verplichtingen uit hoofde van artikel 6 na te komen, wordt een nieuwe bijlage bij de richtlijn gevoegd waarin wordt verwezen naar een indicatieve lijst van onregelmatigheden of gegevens die aanleiding kunnen geven tot het vermoeden dat een illegale lozing heeft plaatsgevonden, wat op zijn beurt de havenstaat verplicht om het incident te controleren.

Artikel 8 - Sancties

Het artikel wordt gewijzigd vanwege de implicaties van Richtlijn (EU) 2023/xxxx betreffende milieucriminaliteit. De herziening van Richtlijn 2005/35/EG heeft alleen betrekking op administratieve sancties, terwijl Richtlijn (EU) 2023/xxxx betrekking heeft op strafrechtelijke sancties voor verontreiniging vanaf schepen. Het artikel specificeert de beginselen die van toepassing moeten zijn op de invoering van sancties in de nationale wettelijke bepalingen tot omzetting van de richtlijn, namelijk dat ze doeltreffend, evenredig en afschrikkend moeten zijn. Het in de nationale rechtsorde ingevoerde stelsel van administratieve sancties mag geen afbreuk doen aan Richtlijn (EU) 2023/xxxx en de daarin vastgestelde sancties 16 . Artikel 8 krijgt een nieuw lid waarin het soort sancties wordt gespecificeerd dat ten minste in de nationale rechtsorde moet worden opgenomen, waaronder boetes die worden opgelegd aan de maatschappij van het schip, waarbij de voor de scheepvaart geldende internationale regel wordt erkend dat het operationele en/of technische beheer van het schip door de geregistreerde eigenaar kan worden gedelegeerd aan een andere maatschappij. In dergelijke gevallen zou de maatschappij verantwoordelijk worden gesteld voor het illegaal lozen van verontreinigende stoffen in zee in plaats van ze af te leveren in havenontvangstvoorzieningen, tenzij ze aantoont dat een andere persoon, namelijk de kapitein of een bemanningslid dat niet onder de verantwoordelijkheid van de kapitein handelde, verantwoordelijk was voor de lozing. In een nieuw lid van artikel 8 wordt verduidelijkt dat indien wordt aangetoond dat een andere persoon dan de maatschappij verantwoordelijk was voor de inbreuk, sancties moeten worden opgelegd overeenkomstig Richtlijn 2005/35/EG. Strafrechtelijke sancties tegen natuurlijke personen (artikel 8 bis), aansprakelijkheid voor strafbare feiten (artikel 8 ter) en strafrechtelijke sancties tegen rechtspersonen (artikel 8 quater) zijn geschrapt om redenen van juridische samenhang met Richtlijn (EU) 2023/xxxx betreffende milieucriminaliteit.

Artikel 8 quinquies - Effectieve toepassing van sancties (nieuw)

Dit is een nieuw artikel dat tot doel heeft het sanctiesysteem van de richtlijn in de hele Unie consequent toe te passen en de opgelegde sancties op elkaar af te stemmen. De nationale rechterlijke en administratieve autoriteiten moeten bij het bepalen van de hoogte van de aan de vervuiler op te leggen sancties rekening houden met alle relevante omstandigheden. Rekening houdend met de diversiteit van de onder deze richtlijn vallende verontreinigende stoffen en, gezien de grensoverschrijdende aard van verontreiniging vanaf schepen, met het belang van een consistente toepassing van sancties in de hele Unie, zal de verdere doeltreffendheid van de sanctieniveaus worden bepaald in een uitvoeringshandeling door de vaststelling van concrete criteria voor sancties voor de lozing van verschillende verontreinigende stoffen in zee. Een dergelijk aanvullend criterium kan bijvoorbeeld het geografisch gebied zijn waar een specifieke verontreinigende stof is geloosd, afhankelijk van de gevoeligheid van het gebied voor de chemische bestanddelen in de verontreinigende stof, bijvoorbeeld illegale lozingen van bak- en braadolie in de Oostzee.

Artikel 10 - Uitwisseling van informatie en ervaringen

Het onderliggende beginsel van de bepaling – de Commissie helpt de lidstaten bij hun handhavingsactiviteiten, met steun van het EMSA – is niet gewijzigd. De titel van het artikel is gewijzigd om aan te geven dat de in dit artikel beschreven maatregelen betrekking hebben op de uitwisseling van de nodige informatie en ervaringen voor de doeltreffende uitvoering van de richtlijn en de samenwerking tussen de betrokken partijen.

Om de informatie-uitwisseling tussen de lidstaten te verbeteren, zijn bepalingen toegevoegd over het versterken van de bestaande digitale instrumenten die ter beschikking van de lidstaten staan, met name CleanSeaNet, en over het verbeteren van de automatische koppelingen tussen de bestaande databanken en systemen voor informatie-uitwisseling over maritieme veiligheid, waaronder THETIS, THETIS-EU en SafeSeaNet, teneinde nauwkeurige informatie tijdig in een gebruiksvriendelijk formaat in de geïntegreerde maritieme diensten in te voeren en een doelgerichtere aanpak door de lidstaten mogelijk te maken. Om een doeltreffend toezicht op de uitvoering van de richtlijn door alle lidstaten te waarborgen, moet elke lidstaat jaarlijks ook 10 % van de door CleanSeaNet verzonden waarschuwingen controleren. Om de administratieve lasten van handhavingsactiviteiten tot een minimum te beperken, moeten de nationale autoriteiten in de hele handhavingsketen gemakkelijker toegang tot dergelijke informatie krijgen, evenals autoriteiten van andere lidstaten die belang hebben bij dergelijke informatie. De Commissie zal zorgen voor fora voor de uitwisseling van ervaringen tussen de autoriteiten van de lidstaten en deskundigen. Daartoe worden vergaderingen voorgesteld van deskundigen die gemeenschappelijke praktijken en richtsnoeren vaststellen, bijvoorbeeld door de oprichting van een speciale deskundigengroep. De bepalingen over de taken van het EMSA zijn uit het artikel geschrapt, omdat die taken in een afzonderlijk rechtsinstrument zijn vastgelegd.

Artikel 10 bis – Rapportage (nieuw)

De rapportageverplichtingen van de lidstaten zijn vervangen door een gedetailleerder systeem van rapportage over de uitvoering van de richtlijn aan de Commissie. Er moet nu worden gerapporteerd zodra de desbetreffende activiteiten zijn afgerond, via een specifiek elektronisch rapportage-instrument dat door het EMSA wordt ontwikkeld en onderhouden. Deze regeling zorgt voor een concreet en doeltreffender rapportagesysteem door te vermijden dat er een tijdsverschil ontstaat tussen de datum van de verontreiniging of de administratieve procedure en de feitelijke datum van de melding. Het artikel verplicht de lidstaten gegevens te rapporteren over i) inspecties, ii) controleactiviteiten en iii) opgelegde sancties. De lidstaten zijn ook verplicht om in CleanSeaNet de controleactiviteit te registreren die wordt uitgevoerd nadat een waarschuwing van CleanSeaNet naar de lidstaat is verzonden, of de redenen te vermelden waarom aan een dergelijke waarschuwing geen gevolg werd gegeven. In een uitvoeringshandeling moeten nadere regels voor de rapportageprocedure worden vastgesteld, waaronder de specificatie van het soort informatie dat moet worden gerapporteerd. Via die acties zal de Commissie met de steun van het EMSA toezicht houden op de uitvoering en de doeltreffendheid van de richtlijn en zal zij de indicatoren kunnen beoordelen waarmee de vooruitgang van de verwezenlijking van de doelstellingen van de richtlijn wordt gemeten.

Artikel 10 ter – Opleiding (nieuw)

Deze bepaling heeft tot doel de lidstaten bij te staan bij de opleiding van de betrokken autoriteiten in de hele handhavingsketen, zodat alle partijen over de nodige gespecialiseerde vaardigheden en capaciteiten beschikken om hun rol doeltreffend te vervullen. De bepaling dat de Commissie met de technische steun van het EMSA opleiding zal verstrekken aan de EU-lidstaten zodat die hun verantwoordelijkheden uit hoofde van de richtlijn beter kunnen vervullen, zijn gezien het verruimde toepassingsgebied en de nieuwe ontwikkelingen op het gebied van regelgeving binnen de IMO relevant voor de uitvoering van deze richtlijn. Het EMSA zal regelmatig workshops geven over i) nieuwe technologische ontwikkelingen, waaronder nieuwe digitale instrumenten, met betrekking tot de uitvoering van de richtlijn, en ii) beste praktijken van de lidstaten en hun methoden voor het verzamelen en controleren van bewijsmateriaal over illegale lozingen.

Artikel 10 quater – Bekendmaking van informatie (nieuw)

Dit is een nieuw artikel. De Commissie zal ervoor zorgen dat belangrijke, niet-vertrouwelijke en actuele informatie over verontreiniging vanaf schepen online beschikbaar is. Het EMSA zal een online overzicht publiceren en regelmatig bijwerken. Zo zal algemene informatie over elk geval van verontreiniging vanaf schepen in de EU toegankelijk zijn voor het publiek. Het gaat om informatie zoals de details van een waarschuwing van CleanSeaNet, de follow-up door de betrokken lidstaat, de controle ter plaatse of de inspectie van schepen en het eindresultaat van de procedure, bijvoorbeeld de opgelegde administratieve boete, met inbegrip van de hoogte van de sanctie, de naam, de vlag en het IMO-nummer van het schip waaraan de sanctie is opgelegd en de belangrijkste feiten van de zaak. Het EMSA zal per lidstaat ook een overzicht van de uitvoering en handhaving van deze richtlijn openbaar maken door landenprofielen te verstrekken met informatie over de vooruitgang bij de verwezenlijking van de specifieke doelstellingen, zoals het aantal vastgestelde verontreinigingsincidenten of het aantal administratieve procedures per land, alsmede een aantal kernindicatoren voor de verhoudingen. Er wordt een nieuwe bijlage bij de richtlijn gevoegd waarin wordt gewezen op het soort informatie dat beschikbaar is voor het publiek.

Artikel 10 quinquies – Bescherming van personen die mogelijke illegale lozingen melden (nieuw)

De nieuwe opzet van de digitale instrumenten van het EMSA zal een gateway bieden om de lidstaat te waarschuwen dat een schip een illegale lozing op zee heeft uitgevoerd. Klokkenluiders (d.w.z. natuurlijke personen die informatie over inbreuken melden die ze in het kader van hun professionele activiteiten hebben verkregen) zullen over een speciaal kanaal beschikken om mogelijke strafbare feiten te melden. Dit artikel wordt gelinkt aan de bescherming van klokkenluiders via Richtlijn (EU) 2019/1937 tot vaststelling van minimumnormen voor de bescherming van personen die inbreuken op het Unierecht melden.

Artikel 12 bis – Evaluatie en herziening (nieuw)

Dit is een nieuw artikel. Hierin wordt bepaald dat de Commissie de uitvoering van de richtlijn zal evalueren vijf jaar na de omzetting ervan. Er is ook een clausule toegevoegd waarin staat dat toekomstige wijzigingen van de internationale normen ter voorkoming van verontreiniging door schepen die krachtens Marpol 73/78 moet worden gecontroleerd, bij de herziening in aanmerking moeten worden genomen.

Artikel 13 – Comitéprocedure

Dit is een nieuw standaardartikel voor de vaststelling van uitvoeringshandelingen.

De oude artikelen 5 bis en 5 ter, 8 bis, 8 ter en 8 quater, 11, 14 en 15 en de enige bijlage worden geschrapt.

Bovengenoemde artikelen zijn in beginsel geschrapt vanwege de implicaties van Richtlijn (EU) 2023/xxxx betreffende milieucriminaliteit en in gevallen waarin ze niet langer relevant zijn. De enige bijlage bij Richtlijn 2005/35/EG wordt geschrapt omdat ze achterhaald is.

Bijlage I (nieuw)

Dit is een nieuwe bijlage met voorbeelden van situaties waarin de handhaving moet worden geactiveerd omdat er een vermoeden bestaat dat een schip op illegale wijze verontreinigende stoffen heeft geloosd. In dat geval moet de lidstaat een inspectie in de haven uitvoeren om de omstandigheden van de illegale lozing te controleren en bewijsmateriaal te verzamelen. De bijlage bevat een indicatieve lijst van voorbeelden van onregelmatigheden en gegevens die aanleiding kunnen geven tot de verplichte controle van bijvoorbeeld de resultaten van eerdere inspecties in het kader van de havencontrole, inspecties door de politie of milieu- of andere autoriteiten en inspecties van de afvalafgifte van schepen in havenontvangstvoorzieningen, of van informatie die via de geïntegreerde maritieme diensten is uitgewisseld of ontvangen. Als uit de controle blijkt dat er sprake is van een illegale lozing, moet een passende procedure worden ingeleid.

Bijlage II (nieuw)

Dit is een nieuwe bijlage met een niet-limitatieve lijst van informatie die openbaar moet worden gemaakt over elk verontreinigingsincident en over de uitvoering van de richtlijn door elke lidstaat. Die informatie zal in een gebruiksvriendelijk formaat worden verstrekt, bijvoorbeeld in de vorm van een kaart waarop de gebruiker kan inzoomen op een bepaald geografisch gebied en kan zien hoe verontreinigingsincidenten in een bepaald jaar zijn aangepakt. De beschikbare gegevens moeten in eenvoudige taal worden verstrekt om het publiek te informeren over de follow-up van verontreinigingsincidenten door de lidstaten en over de schepen waaraan een boete is opgelegd.    

2023/0171 (COD)

Voorstel voor een

RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot wijziging van Richtlijn 2005/35/EG inzake verontreiniging vanaf schepen en de invoering van sancties, met inbegrip van strafrechtelijke sancties, voor verontreinigingsdelicten

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 100, lid 2,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité 17 ,

Gezien het advies van het Comité van de Regio’s 18 ,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)Het maritieme beleid van de Unie beoogt een hoog niveau van veiligheid en milieubescherming. Dat kan worden bereikt door de naleving van internationale verdragen, codes en resoluties, met behoud van de vrijheid van scheepvaart, zoals vastgelegd in het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee.

(2)Het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen (“Marpol 73/78”) bevat een algemeen verbod op lozingen vanaf schepen op zee, maar bevat ook voorwaarden waaronder bepaalde stoffen in het mariene milieu mogen worden geloosd.

(3)Sinds de vaststelling van Richtlijn 2005/35/EG van het Europees Parlement en de Raad  19 zijn Marpol 73/78 en de bijlagen daarbij ingrijpend gewijzigd, waarbij strengere normen en verbodsbepalingen voor het lozen van stoffen vanaf schepen in zee zijn ingevoerd. Er moet rekening worden gehouden met die wijzigingen en met de lessen die zijn getrokken uit de uitvoering van Richtlijn 2005/35/EG.

(4)Richtlijn (EU) 2019/883 van het Europees Parlement en de Raad 20 garandeert dat afval wordt afgegeven in havens in de Unie, waar het wordt ingezameld door geschikte havenontvangstvoorzieningen. De handhaving van Richtlijn (EU) 2019/883 is, samen met Richtlijn 2005/35/EG, een essentieel instrument om verontreiniging vanaf schepen te voorkomen. Om te zorgen voor een doeltreffend, geïntegreerd en samenhangend handhavingssysteem ten aanzien van de bepalingen van Richtlijn (EU) 2019/883 betreffende de afgifte van afvalstoffen aan havenontvangstvoorzieningen, moet Richtlijn 2005/35/EG worden gewijzigd teneinde het toepassingsgebied ervan uit te breiden tot de bijlagen IV tot en met VI bij Marpol 73/78 en schepen ervan te weerhouden verontreinigende stoffen illegaal in zee te lozen in plaats van die conform de bepalingen van Richtlijn (EU) 2019/883 af te leveren in havenontvangstvoorzieningen.

(5)Bijlage III bij Marpol 73/78 valt niet onder het toepassingsgebied van Richtlijn (EU) 2019/883, omdat verpakte goederen niet als afval worden beschouwd en doorgaans niet in havenontvangstvoorzieningen worden afgegeven. Het valt echter niet uit te sluiten dat in verpakte vorm vervoerde schadelijke stoffen illegaal in zee worden gedumpt. Daarom moet het toepassingsgebied van Richtlijn 2005/35/EG worden uitgebreid tot bijlage III bij Marpol 73/78. Bijgevolg moet het overboord gooien van schadelijke stoffen worden verboden op grond van Richtlijn 2005/35/EG, tenzij de bevoegde autoriteiten constateren dat dit noodzakelijk was om de veiligheid van het schip te waarborgen of mensenlevens op zee te redden.

(6)In artikel 2 van Marpol 73/78 zijn emissies van schepen opgenomen in de definitie van lozingen. Bijlage VI bij Marpol 73/78 heeft betrekking op het voorkomen van luchtverontreiniging door schepen. Volgens bijlage VI en de bijbehorende IMO-richtsnoeren betreffende systemen voor de reiniging van uitlaatgassen (gaswassers) (Resolutie MEPC.340(77)) is het toegestaan dat schepen gaswassers gebruiken als alternatieve nalevingsmethode om de uitstoot van zwaveloxide (SOx) te verminderen. Bijlage VI reglementeert residuen en lozingswater van gaswassers, hetzij door lozing op zee te verbieden en te eisen dat ze bij geschikte havenontvangstvoorzieningen worden afgeleverd (als het gaat om residuen uit systemen met een gesloten kringloop), hetzij door lozingsvoorwaarden te bepalen (als het gaat om lozingswater uit systemen met open kringloop). Bij Richtlijn (EU) 2016/802 van het Europees Parlement en de Raad 21 zijn de internationale SOx-normen omgezet in Unierecht, terwijl Richtlijn (EU) 2019/883 bepaalt dat residuen van gaswassers moeten worden afgeleverd in havenontvangstvoorzieningen. Aangezien residuen en lozingswater van gaswassers het mariene milieu kunnen verontreinigen, moeten de sancties van Richtlijn 2005/35/EG van toepassing zijn op illegale lozingen. Daarom moet het toepassingsgebied van Richtlijn 2005/35/EG worden uitgebreid tot residuen en lozingswater van gaswassers, rekening houdend met de door de IMO opgestelde richtsnoeren en onverminderd de bepalingen van Richtlijn (EU) 2016/802 waarin strengere lozingsnormen en sancties zijn vastgesteld.

(7)Richtlijn (EU) 2023/xxxx  22 bevat gemeenschappelijke definities van milieumisdrijven en afschrikkende, doeltreffende en evenredige strafrechtelijke sancties voor ernstige milieudelicten. Richtlijn 2005/35/EG is gewijzigd bij Richtlijn 2009/123/EG van het Europees Parlement en de Raad 23 , waarbij strafrechtelijke sancties zijn ingevoerd voor bepaalde inbreuken op Richtlijn 2005/35/EG die nu onder het toepassingsgebied van Richtlijn (EU) 2023/xxxx vallen. Bijgevolg moeten de bepalingen van Richtlijn 2005/35/EG die zijn toegevoegd of vervangen door Richtlijn 2009/123/EG, uit Richtlijn 2005/35/EG worden geschrapt.

(8)De bij de omzetting van Richtlijn 2005/35/EG ingevoerde administratieve sancties mogen geen afbreuk doen aan de bepalingen van Richtlijn (EU) 2023/xxxx. De lidstaten moeten het toepassingsgebied van de administratieve en strafrechtelijke handhaving met betrekking tot verontreinigingsdelicten vanaf schepen bepalen overeenkomstig hun nationale wetgeving. Bij de toepassing van het nationale recht tot omzetting van Richtlijn 2005/35/EG moeten de lidstaten garanderen dat het opleggen van strafrechtelijke en administratieve sancties in overeenstemming is met de beginselen van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, met inbegrip van het ne bis in idem-beginsel.

(9)De in Richtlijn 2005/35/EG opgenomen sancties moeten worden versterkt door een consistente toepassing van administratieve sancties in de hele Unie. Om de afschrikkende werking van sancties voor inbreuken op verontreiniging vanaf schepen te versterken, moeten die sancties ten minste de vorm aannemen van boetes die aan de maatschappij van het schip worden opgelegd, tenzij de maatschappij kan aantonen dat de kapitein van het schip of een bemanningslid dat niet onder de verantwoordelijkheid van de kapitein handelde, verantwoordelijk was voor de lozing. In dat verband wordt onder “maatschappij van een schip” verstaan de reder of een andere organisatie of persoon, zoals de beheerder of de rompbevrachter, die de verantwoordelijkheid voor de exploitatie van het schip van de reder heeft overgenomen, in overeenstemming met de Internationale Veiligheidsmanagementcode voor de veilige exploitatie van schepen en voor verontreinigingspreventie (“ISM-code”) 24 , die in het recht van de Unie is omgezet bij Verordening (EG) nr. 336/2006 van het Europees Parlement en de Raad 25 . In Richtlijn 2005/35/EG moet worden erkend dat het beheer van een schip door de geregistreerde eigenaar kan worden gedelegeerd aan een andere entiteit, die vervolgens in de eerste plaats verantwoordelijk moet worden gehouden voor het niet nakomen van zijn verplichtingen uit hoofde van de ISM-code om milieuschade te voorkomen of activiteiten aan boord van het schip toe te wijzen aan gekwalificeerd personeel.

(10)De nationale rechterlijke en administratieve autoriteiten moeten bij het bepalen van de hoogte van de aan de vervuiler op te leggen sancties rekening houden met alle relevante omstandigheden. Rekening houdend met de diversiteit van de onder Richtlijn 2005/35/EG vallende verontreinigende stoffen en met het belang van een consistente toepassing van sancties in de hele Unie gezien de grensoverschrijdende aard van de gedragsregels, moet de verdere benadering en doeltreffendheid van de sanctieniveaus worden bepaald door de vaststelling van concrete criteria voor sancties voor lozingen van verschillende verontreinigende stoffen. Om uniforme voorwaarden voor de toepassing van de sancties te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad 26 . Die uitvoeringshandelingen worden volgens de onderzoeksprocedure vastgesteld.

(11)Als een lidstaat vermoedt dat een schip dat zich vrijwillig in zijn haven of in een offshore-terminal bevindt, op illegale wijze heeft geloosd, moet een passende inspectie worden uitgevoerd om de omstandigheden vast te stellen. Om de lidstaten te helpen bij het nakomen van hun verplichtingen uit hoofde van Richtlijn 2005/35/EG om dergelijke schepen te inspecteren, bevat bijlage I bij Richtlijn 2005/35/EG een indicatieve lijst van onregelmatigheden of gegevens waarmee de bevoegde autoriteiten per geval rekening moeten houden bij het bepalen of een schip als verdacht moet worden beschouwd.

(12)De begeleidende maatregelen voor samenwerking en de rapportageverplichtingen van de lidstaten volstonden tot nu toe niet voor een volledige analyse van de vraag of vervuilers worden geconfronteerd met doeltreffende, afschrikkende en evenredige sancties en om de Commissie adequate gegevens te bezorgen voor het toezicht op de uitvoering van Richtlijn 2005/35/EG. Om een doeltreffende en consistente handhaving van Richtlijn 2005/35/EG te waarborgen, moet de uitwisseling van informatie en ervaringen worden bevorderd door middel van nauwere samenwerking, waarbij tegelijk moet worden gewaarborgd dat de Commissie adequate gegevens krijgt om een passend toezicht op de uitvoering van Richtlijn 2005/35/EG mogelijk te maken.

(13)De CleanSeaNet-satellietdienst, die de autoriteiten van de lidstaten in kennis stelt van mogelijke illegale lozingen, moet verder worden uitgebreid met informatie over de extra verontreinigende stoffen die onder het toepassingsgebied van Richtlijn 2005/35/EG vallen. Informatie over potentiële of feitelijke lozingen die door de lidstaten is gerapporteerd overeenkomstig Richtlijn 2005/35/EG en is ingevoerd in andere databanken van de Unie voor maritieme veiligheid, zoals het bij Richtlijn 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad 27 ingestelde systeem voor de uitwisseling van maritieme informatie van de Unie (SafeSeaNet) en de bij Richtlijn 2009/16/EG van het Europees Parlement en de Raad 28 opgezette inspectiedatabank (THETIS), moet in een gebruikersvriendelijk elektronisch formaat worden geïntegreerd en verspreid onder de nationale autoriteiten die betrokken zijn bij de handhavingsketen, zodat zij tijdig kunnen reageren. Als dergelijke informatie betrekking heeft op een feitelijke of potentiële lozing van residuen van systemen voor de reiniging van uitlaatgassen, moet ze automatisch worden doorgestuurd naar de specifieke THETIS-module die is opgezet bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/253 van de Commissie (THETIS-EU), om de lidstaten te helpen met het nemen van handhavingsmaatregelen overeenkomstig de bepalingen van Richtlijn (EU) 2016/802. Om een doeltreffend toezicht op de uitvoering van de richtlijn door alle lidstaten te waarborgen, moet elke lidstaat in de eerste drie jaar na de omzetting van deze richtlijn jaarlijks ook 10 % van de door CleanSeaNet verzonden waarschuwingen controleren. Toegang tot die informatie moet worden verleend aan de autoriteiten van andere lidstaten die daar belang bij hebben in het kader van hun rol als havenstaat van de volgende aanloophaven, aan kuststaten die door de mogelijke lozing getroffen worden of aan de vlaggenstaat van het schip, teneinde een doeltreffende en tijdige grensoverschrijdende samenwerking te bevorderen, de administratieve lasten van de handhavingsactiviteiten tot een minimum te beperken en overtreders effectief te bestraffen voor inbreuken op Richtlijn 2005/35/EG.

(14)De subgroep inzake afval van schepen, die werd opgericht in het kader van het Europees forum voor duurzame scheepvaart en waarin heel wat verschillende deskundigen op het gebied van verontreiniging door schepen en afvalbeheer van schepen waren opgenomen, ging in december 2017 uiteen met het oog op het begin van de interinstitutionele onderhandelingen over Richtlijn (EU) 2019/883. Omdat die tijdelijke subgroep de Commissie waardevolle richtsnoeren en expertise heeft verstrekt, moet een soortgelijke deskundigengroep worden opgericht met de opdracht om ervaringen uit te wisselen over de toepassing van deze richtlijn, teneinde de lidstaten te helpen bij het opbouwen van capaciteit om verontreinigingsincidenten op te sporen en te controleren en de doeltreffende handhaving van Richtlijn 2005/35/EG te waarborgen.

(15)Het bij Verordening (EU) xxxx/xxxx 29 opgerichte Europees Agentschap voor maritieme veiligheid (EMSA) moet de Commissie de nodige steun verlenen om de uitvoering van deze richtlijn te waarborgen.

(16)De lidstaten moeten de benodigde informatie voor een adequaat toezicht op de uitvoering van Richtlijn 2005/35/EG rapporteren aan de Commissie. Om de administratieve lasten te beperken en de Commissie te helpen bij het analyseren van de door de lidstaten verstrekte gegevens, moeten de lidstaten die informatie rapporteren via een specifiek elektronisch rapportage-instrument. Voor zover die informatie betrekking heeft op sancties die zijn opgelegd aan natuurlijke personen of waarbij natuurlijke personen betrokken zijn, wordt ze geanonimiseerd. Om te waarborgen dat de overeenkomstig Richtlijn 2005/35/EG gerapporteerde informatie van lidstaat tot lidstaat naar type vergelijkbaar is en wordt verzameld op basis van een geharmoniseerd elektronisch formaat en een geharmoniseerde elektronische rapportageprocedure, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend conform Verordening (EU) nr. 182/2011.

(17)Om de lidstaten te helpen bij de opbouw van capaciteit voor een doeltreffende handhaving van Richtlijn 2005/35/EG door de nationale administratieve en gerechtelijke autoriteiten, moet de Commissie de lidstaten richtsnoeren en opleiding verstrekken over onder meer de beste methoden en praktijken voor opsporing en controle en voor het verzamelen van bewijsmateriaal, alsook richtsnoeren over de relevante ontwikkeling op regelgevingsgebied van Marpol 73/78 en over de beschikbare technologische ontwikkelingen, met inbegrip van nieuwe digitale instrumenten, teneinde een doeltreffende, kostenefficiënte en gerichte handhaving te bevorderen.

(18)Om het publiek bewuster te maken van verontreinigende lozingen vanaf schepen en om het milieu beter te beschermen, moet de door de lidstaten verstrekte informatie over de toepassing van Richtlijn 2005/35/EG openbaar worden gemaakt via een overzicht voor de hele Unie en moet ze de in bijlage II bij Richtlijn 2005/35/EG vermelde gegevens bevatten. Richtlijn 2003/4/EG van het Europees Parlement en de Raad 30 heeft tot doel het recht van toegang tot milieu-informatie in de lidstaten te waarborgen, overeenkomstig het Verdrag betreffende toegang tot informatie, inspraak bij de besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden (Verdrag van Aarhus), waarbij de Unie partij is. De Commissie moet de vertrouwelijkheid van de door de lidstaten ontvangen informatie beschermen, onverminderd de bepalingen van Richtlijn 2003/4/EG.

(19)In Richtlijn (EU) 2019/1937 van het Europees Parlement en de Raad 31 zijn minimumnormen vastgesteld voor het melden van inbreuken op het Unierecht, met inbegrip van Richtlijn 2005/35/EG, en voor de bescherming van personen die dergelijke inbreuken melden. De lidstaten moeten met name waarborgen dat bemanningsleden die onder het toepassingsgebied van Richtlijn (EU) 2019/1937 vallen en feitelijke of potentiële illegale lozingen melden, worden beschermd. Naast de op nationaal niveau beschikbare meldkanalen, zoals geregeld bij Richtlijn (EU) 2019/1937, moet de Commissie een gecentraliseerd extern onlinekanaal ter beschikking stellen voor het melden van feitelijke of potentiële illegale lozingen en dergelijke meldingen doorgeven aan de betrokken lidstaat of lidstaten, die deze meldingen vervolgens moeten behandelen overeenkomstig Richtlijn (EU) 2019/1937, onder meer wat betreft ontvangstbevestiging, adequate feedback en follow-up. Overeenkomstig artikel 25, lid 1, punten c) en h), en artikel 25, lid 2, van Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad 32 moet de Commissie de vertrouwelijkheid van de identiteit van melders beschermen, onder meer door de uitoefening van bepaalde rechten op gegevensbescherming door betrokken personen, zoals personen die in de melding zijn genoemd als deelnemers aan de mogelijke illegale lozing, te beperken voor zover en zolang dat noodzakelijk is om te vermijden dat pogingen worden ondernomen om meldingen te verhinderen of om follow-up, met name onderzoeken, te belemmeren, te dwarsbomen of te vertragen, of pogingen om de identiteit van de melders te achterhalen.

(20)Overeenkomstig artikel 42, lid 1, van Verordening (EU) 2018/1725 werd de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming geraadpleegd, en op [xx xx 2023] heeft hij een advies uitgebracht 33 .

(21)De IMO voert besprekingen over nieuwe milieukwesties in verband met de internationale scheepvaart die zowel water- als luchtverontreiniging tot gevolg hebben. Het gaat om de waterverontreinigende stoffen van plastic zwerfvuil op zee, zoals verloren gegane containers en kunststofkorrels, en onderwaterlawaai en luchtverontreinigende stoffen zoals zwarte koolstof. Die besprekingen kunnen leiden tot nieuwe regelgeving in het kader van Marpol 73/78. Bovendien moeten de lidstaten krachtens Richtlijn 2008/56/EG van het Europees Parlement en de Raad 34 een goede milieutoestand van de mariene omgeving bereiken, waarbij onder meer plastic zwerfvuil op zee en onderwatergeluid van schepen als kwalitatieve descriptoren worden gebruikt. In verband daarmee worden in Richtlijn (EU) 2023/xxxx 35 grenswaarden vastgesteld voor stikstofdioxide (NO2) die te wijten is aan de uitstoot van stikstofoxide (NOx). Scheepvaartactiviteiten zorgen voor hogere NO2-niveaus in kust- en havengebieden. Daarom moet bij een toekomstige herziening van Richtlijn 2005/35/EG rekening worden gehouden met nieuwe ontwikkelingen en moet de Commissie de mogelijkheid onderzoeken om het toepassingsgebied van de richtlijn zo nodig te wijzigen in het licht van eventuele nieuwe internationale normen in het kader van Marpol 73/78. Bij een toekomstige evaluatie moet worden nagegaan of het toepassingsgebied van Richtlijn 2005/35/EG in voorkomend geval kan worden gewijzigd om de uitstoot van SOx en NOx, zoals geregeld in bijlage VI bij het Marpol-verdrag, erin op te nemen, op basis van de ervaring met de uitvoering van Richtlijn (EU) 2016/802 en op de ontwikkeling en maturiteit van de monitoring en detectie van SOx- en NOx-emissies door schepen, teneinde een samenhangend, efficiënt en doeltreffend handhavingsstelsel te waarborgen en afschrikkende sancties op te leggen, in overeenstemming met het actieplan om de verontreiniging tot nul terug te brengen, en met name vlaggenschipinitiatief 5: “Samen een samenleving zonder verontreiniging handhaven”.

(22)Omdat de doelstellingen van deze richtlijn niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt vanwege de grensoverschrijdende schade die kan worden veroorzaakt door onder deze richtlijn vallende illegale lozingen en de beschikbaarheid van doeltreffende, afschrikkende en evenredige sancties voor dergelijke lozingen in de hele Unie, maar vanwege de omvang en de gevolgen van het overwogen optreden beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in dat artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(23)Deze richtlijn eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die met name zijn erkend in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, waaronder de bescherming van persoonsgegevens, het recht op een doeltreffende voorziening in rechte en op een onpartijdig gerecht, het vermoeden van onschuld en de rechten van de verdediging, het legaliteitsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel inzake strafbare feiten en straffen, en het recht om in een strafrechtelijke procedure niet tweemaal voor hetzelfde strafbare feit te worden berecht of gestraft. Deze richtlijn beoogt de volledige eerbiediging van die rechten en beginselen te waarborgen en ze moet dienovereenkomstig worden toegepast.

(24)Richtlijn 2005/35/EG moet derhalve worden gewijzigd,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijzigingen van Richtlijn 2005/35/EG

Richtlijn 2005/35/EG wordt als volgt gewijzigd:

(1)De titel wordt vervangen door:

“Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake de handhaving van internationale normen betreffende verontreiniging vanaf schepen en de invoering van sancties voor verontreinigingsdelicten”;

(2)Artikel 1 wordt vervangen door:

“Artikel 1

Doel

1.De doelstelling van deze richtlijn is de internationale normen betreffende verontreiniging vanaf schepen op te nemen in het Unierecht en te waarborgen dat personen die verantwoordelijk zijn voor de illegale lozing van verontreinigende stoffen, afschrikkende, doeltreffende en evenredige administratieve sancties kunnen worden opgelegd, teneinde de maritieme veiligheid te verbeteren en het mariene milieu beter te beschermen tegen verontreiniging door schepen.

2.Deze richtlijn belet de lidstaten niet om in overeenstemming met het internationaal recht strengere maatregelen te nemen door te voorzien in administratieve of strafrechtelijke sancties overeenkomstig hun nationale recht.”;

(3)Artikel 2 wordt vervangen door:

“Artikel 2

Definities

In deze richtlijn wordt verstaan onder:

1.“Marpol 73/78”: het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, 1973 en het daarbij behorende Protocol van 1978, in de versie die van kracht is.

2.“Verontreinigende stoffen”: stoffen die vallen onder de bijlagen I (olie), II (schadelijke vloeistoffen in bulk), III (schadelijke stoffen die in verpakte vorm over zee worden vervoerd), IV (sanitair afval van schepen) en V (vuilnis van schepen) van Marpol 73/78, en residuen van systemen voor de reiniging van uitlaatgassen.

3.“Residu van een systeem voor de reiniging van uitlaatgassen”: elke stof die door een behandelingssysteem wordt verwijderd uit het afvalwater of het aftapwater, of afvalwater dat niet aan het lozingscriterium voldoet, of elk ander residu dat uit het systeem voor de reiniging van uitlaatgassen is verwijderd en overboord wordt geloosd als gevolg van het gebruik van een nalevingsmethode voor emissiebeperking, zoals gedefinieerd in voorschrift 4 van bijlage VI bij Marpol 73/78, die in termen van emissiebeperking wordt gebruikt als alternatief voor de normen van voorschrift 14 van bijlage VI bij Marpol 73/78, rekening houdend met de door de IMO ontwikkelde richtsnoeren;

(a)“Lozen”: elk vrijkomen van stoffen van een schip, hoe ook veroorzaakt, zoals bedoeld in artikel 2 van Marpol 73/78.

4.“Schip”: een zeegaand vaartuig dat wordt gebruikt in het mariene milieu, ongeacht de vlag waaronder het vaart, van welk type ook, waaronder begrepen draagvleugelboten, luchtkussenvoertuigen, afzinkbare vaartuigen en drijvend materieel.

5.“Rechtspersoon”: elke juridische entiteit die deze hoedanigheid krachtens het toepasselijke nationale recht bezit, met uitzondering van staten zelf of publiekrechtelijke lichamen bij de uitoefening van hun overheidsgezag, dan wel publiekrechtelijke internationale organisaties.

6.“Maatschappij”: de scheepseigenaar of een andere organisatie of persoon, zoals de beheerder of de rompbevrachter, die de verantwoordelijkheid voor de exploitatie van het schip heeft overgenomen van de scheepseigenaar.”;

(4)Artikel 4 wordt vervangen door:

“Artikel 4

Inbreuken

1.De lidstaten zien erop toe dat lozingen van verontreinigende stoffen in een van de in artikel 3, lid 1, genoemde gebieden als inbreuken worden beschouwd, tenzij:

(a)voor verontreinigende stoffen die vallen onder de voorschriften van bijlage I bij Marpol 73/78, voldaan wordt aan de voorwaarden van voorschrift 15, 34, 4.1 of 4.3 van bijlage I bij Marpol 73/78;

(b)voor verontreinigende stoffen die vallen onder de voorschriften van bijlage II bij Marpol 73/78, voldaan wordt aan de voorwaarden van voorschrift 13, 3.1.1 of 3.1.3 van bijlage II bij Marpol 73/78;

(c)voor verontreinigende stoffen die vallen onder de voorschriften van bijlage III bij Marpol 73/78, voldaan wordt aan de voorwaarden van voorschrift 8.1 van bijlage III bij Marpol 73/78;

(d)voor verontreinigende stoffen die vallen onder de voorschriften van bijlage IV bij Marpol 73/78, voldaan wordt aan de voorwaarden van voorschrift 3, 11.1 en 11.3 van bijlage IV bij Marpol 73/78;

(e)voor verontreinigende stoffen die vallen onder de voorschriften van bijlage V bij Marpol 73/78, voldaan wordt aan de voorwaarden van voorschrift 4.1, 4.2, 5, 6.1, 6.2 en 7 van bijlage V bij Marpol 73/78 en deel II-A, punt 5.2, van de Internationale Code voor schepen die in polaire wateren varen (Polar Code); en

(f)voor residuen van systemen voor de reiniging van uitlaatgassen, voldaan wordt aan de voorwaarden van voorschrift 14.1, 14.4, 14.6 en 3.1.1 van bijlage VI bij Marpol 73/78.

2.Elke lidstaat neemt de nodige maatregelen om te waarborgen dat elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die een inbreuk heeft gepleegd in de zin van lid 1, daarvoor aansprakelijk wordt gesteld.”;

(5)Artikel 5 wordt vervangen door:

“Artikel 5

Uitzonderingen

1.Een lozing van verontreinigende stoffen die onderworpen zijn aan de voorschriften van de bijlagen I, II en VI bij Marpol 73/78, in de gebieden bedoeld in artikel 3, lid 1, punten c), d) en e), wordt ten aanzien van de maatschappij, de kapitein of de bemanning niet als een inbreuk beschouwd als aan beide volgende voorwaarden is voldaan:

(a)de lozing is het gevolg van schade aan een schip of zijn uitrusting;

(b)na het optreden van de beschadiging of het ontdekken van de lozing zijn alle redelijke voorzorgen getroffen om de lozing te voorkomen of tot een minimum te beperken.

2.Lid 1 is niet van toepassing als de voor de schade verantwoordelijke maatschappij, kapitein of bemanning roekeloos of met de bedoeling schade te veroorzaken heeft gehandeld en in de wetenschap dat waarschijnlijk schade zou ontstaan.”;

(6)Artikel 5 bis wordt geschrapt;

(7)Artikel 5 ter wordt geschrapt;

(8)Aan artikel 6 wordt het volgende lid 3 toegevoegd:

“3.Bijlage I bij deze richtlijn bevat een indicatieve lijst van onregelmatigheden of informatie in de zin van lid 1.”;

(9)Artikel 8 wordt vervangen door:

“Artikel 8

Sancties

1.Onverminderd de verplichtingen van de lidstaten uit hoofde van Richtlijn (EU) 2023/xxxx 36 stellen de lidstaten een systeem van administratieve sancties vast voor inbreuken op de nationale bepalingen ter uitvoering van artikel 4 en artikel 5, lid 2, van deze richtlijn en garanderen ze dat die sancties worden toegepast. De administratieve sancties moeten afschrikkend, doeltreffend en evenredig zijn.

2.De lidstaten zorgen ervoor dat de ter omzetting van deze richtlijn ingevoerde sancties boetes omvatten die op het moment van de inbreuk aan de maatschappij worden opgelegd, tenzij de maatschappij kan bewijzen dat de kapitein of de bemanning, als die niet onder de verantwoordelijkheid van de kapitein handelde, verantwoordelijk was voor de inbreuk.

3. Als is bewezen dat de kapitein of de bemanning, als die niet onder de verantwoordelijkheid van de kapitein handelde, verantwoordelijk was voor het plegen van de desbetreffende inbreuk, zorgen de lidstaten ervoor dat aan die personen sancties worden opgelegd overeenkomstig de bepalingen van deze richtlijn.”;

(10)Artikel 8 bis wordt geschrapt;

(11)Artikel 8 ter wordt geschrapt;

(12)Artikel 8 quater wordt geschrapt;

(13)Het volgende artikel 8 quinquies wordt ingevoegd:

“Artikel 8 quinquies

Effectieve toepassing van sancties

1.De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten bij het bepalen van het soort en de hoogte van de administratieve sanctie en het opleggen van die sanctie aan een natuurlijke persoon of rechtspersoon die door de bevoegde autoriteiten verantwoordelijk is bevonden voor een inbreuk in de zin van artikel 4 en artikel 5, lid 2, rekening houden met alle relevante omstandigheden van de inbreuk, met inbegrip van:

(a)de aard, de ernst en de duur van de lozing;

(b)de mate van aansprakelijkheid van de verantwoordelijke persoon;

(c)de door de lozing veroorzaakte schade voor het milieu of de gezondheid van de mens;

(d)de financiële draagkracht van de verantwoordelijke persoon, in voorkomend geval rekening houdend met de jaarlijkse wereldwijde omzet van de verantwoordelijke rechtspersoon;

(e)de economische voordelen die de inbreuk de verantwoordelijke persoon heeft opgeleverd of naar verwachting zal opleveren;

(f)de maatregelen die de verantwoordelijke persoon heeft genomen om de lozing te voorkomen of de gevolgen ervan te beperken;

(g)de mate waarin de verantwoordelijke persoon met de bevoegde autoriteit samenwerkt, met inbegrip van handelingen om een passende inspectie of ander onderzoek door een bevoegde autoriteit te omzeilen of te belemmeren; en

(h)alle eerdere inbreuken door de verantwoordelijke persoon.

2.Om de uniforme toepassing van dit artikel te waarborgen, kan de Commissie door middel van uitvoeringshandelingen nadere regels vaststellen betreffende de criteria die de lidstaten in aanmerking moeten nemen bij het opleggen van sancties ten aanzien van elk type verontreinigende stof uit hoofde van deze richtlijn. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 13 bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.”;

(14)Artikel 10 wordt vervangen door:

“Artikel 10

Uitwisseling van gegevens en ervaringen

1.Voor de toepassing van deze richtlijn werken de lidstaten en de Commissie samen bij de uitwisseling van informatie, voortbouwend op het in artikel 22 bis, lid 3, van en bijlage III bij Richtlijn 2002/59/EG 37 bedoelde systeem voor de uitwisseling van maritieme informatie van de Unie (SafeSeaNet), teneinde de volgende doelstellingen te verwezenlijken:

(a)de informatie verbeteren die nodig is voor de doeltreffende uitvoering van deze richtlijn, met name zoals die wordt verstrekt door de bij deze richtlijn opgerichte Europese dienst voor de opsporing van verontreiniging per satelliet (CleanSeaNet), met het oog op de ontwikkeling van betrouwbare methoden voor het traceren van verontreinigende stoffen in zee;

(b)een passend controle- en monitoringsysteem ontwikkelen en toepassen, waarbij de in punt a) bedoelde informatie wordt geïntegreerd met informatie die beschikbaar wordt gesteld in SafeSeaNet en andere informatiedatabanken en -instrumenten van de Unie, met inbegrip van de verspreiding van informatie over feitelijke of potentiële lozingen van residuen van systemen voor de reiniging van uitlaatgassen in de specifieke module van THETIS die is opgezet bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/253 van de Commissie 38 (THETIS-EU), teneinde de vroegtijdige identificatie en monitoring van schepen die verontreinigende stoffen lozen te vergemakkelijken en de handhavingsmaatregelen van de nationale autoriteiten te optimaliseren;

(c)optimaal gebruikmaken van de overeenkomstig de punten a) en b) verstrekte en door de lidstaten uit hoofde van artikel 10 bis gerapporteerde informatie, teneinde de toegang tot en de uitwisseling van dergelijke informatie tussen de bevoegde autoriteiten onderling en met de autoriteiten van andere lidstaten en de Commissie te vergemakkelijken; en

(d)binnen drie jaar na de datum van omzetting van deze richtlijn garanderen dat de bevoegde autoriteiten ten minste 10 % van de waarschuwingen die CleanSeaNet elk jaar verzendt, controleren.

2.De Commissie zorgt ervoor dat de nationale autoriteiten en deskundigen van de lidstaten, met inbegrip van deskundigen uit de privésector, het maatschappelijk middenveld en de vakbonden, ervaringen kunnen uitwisselen over de toepassing van deze richtlijn in de Unie, teneinde gemeenschappelijke praktijken en richtsnoeren voor de handhaving van deze richtlijn op te stellen.”;

(15)De volgende artikelen 10 bis, 10 ter, 10 quater en 10 quinquies worden ingevoegd:

“Artikel 10 bis

Rapportage

1.De Commissie zet een elektronisch rapportage-instrument op voor de verzameling en uitwisseling van informatie tussen de lidstaten en de Commissie over de uitvoering van het bij deze richtlijn ingestelde handhavingssysteem.

2.De lidstaten waarborgen dat de volgende informatie over de door hun bevoegde autoriteiten ondernomen acties wordt gerapporteerd via het in lid 1 bedoelde elektronische rapportage-instrument:

(a)informatie over de follow-up die de bevoegde autoriteiten geven aan een door CleanSeaNet verzonden waarschuwing of de redenen om een dergelijke waarschuwing niet op te volgen, zodra de follow-upactiviteiten zijn voltooid;

(b)informatie over de overeenkomstig artikel 6 verrichte inspecties, zodra de inspectie is voltooid;

(c)informatie over de overeenkomstig artikel 7 ondernomen acties, zodra de acties zijn voltooid;

(d)informatie over overeenkomstig deze richtlijn opgelegde sancties, zonder onnodige vertraging en in ieder geval tegen 30 juni van elk jaar voor sancties die in het voorgaande kalenderjaar zijn opgelegd. Als die informatie over sancties persoonsgegevens bevat, wordt ze geanonimiseerd.

3.Met het oog op de eenvormige toepassing van dit artikel kan de Commissie door middel van uitvoeringshandelingen nadere regels vaststellen voor de procedure voor rapportage van de in lid 2 bedoelde informatie, met inbegrip van het soort informatie dat moet worden gerapporteerd, overeenkomstig de onderzoeksprocedure van artikel 13.

4.De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de bevoegde autoriteiten die toegang hebben tot het in lid 1 bedoelde rapportage-instrument.

Artikel 10 ter

Opleiding

De Commissie bevordert de capaciteitsopbouw van de lidstaten door, in voorkomend geval, opleiding te verstrekken aan de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de opsporing, controle en handhaving van inbreuken die onder het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen.

Artikel 10 quater

Publicatie van informatie

1.Op basis van de door de lidstaten overeenkomstig artikel 10 bis gerapporteerde informatie maakt de Commissie een regelmatig bijgewerkt overzicht voor de hele Unie openbaar van de uitvoering en de handhaving van deze richtlijn. Het overzicht bevat de in bijlage II bij deze richtlijn vermelde informatie.

2.Onverminderd Richtlijn 2003/4/EG 39 neemt de Commissie passende maatregelen om de vertrouwelijkheid van de bij de toepassing van deze richtlijn verkregen informatie te beschermen.

Artikel 10 quinquies

Bescherming van personen die mogelijke inbreuken melden

1.De Commissie ontwikkelt en onderhoudt een vertrouwelijk extern onlinemeldkanaal voor het ontvangen van meldingen in de zin van Richtlijn (EU) 2019/1937 40 over mogelijke inbreuken op deze richtlijn, en zendt dergelijke meldingen door aan de betrokken lidstaat of lidstaten.

2.De lidstaten waarborgen dat de nationale bevoegde autoriteiten die via het in lid 1 genoemde kanaal meldingen van inbreuken op deze richtlijn ontvangen, feedback geven over en follow-up geven aan die meldingen overeenkomstig Richtlijn (EU) 2019/1937.

3. De Commissie kan de toepassing van de artikelen 14 tot en met 22, 35 en 36, alsmede van artikel 4 van Verordening (EU) 2018/1725 41 beperken voor de betrokkenen die deel uitmaken van of worden vermeld in de melding die via het in lid 1 genoemde kanaal wordt ingediend en die niet de betrokkenen zijn die deze melding indienen. Die beperking mag slechts gelden voor de duur die de bevoegde autoriteiten van de lidstaat nodig hebben om de in lid 2 genoemde melding te onderzoeken.”;

(16)Artikel 11 wordt geschrapt;

(17)Artikel 12 wordt geschrapt;

(18)Het volgende artikel 12 bis wordt ingevoegd:

“Artikel 12 bis

Evaluatie en herziening

1.Uiterlijk [PB: gelieve de datum in te voegen: vijf jaar na de datum van omzetting van deze wijzigingsrichtlijn] voert de Commissie een evaluatie van deze richtlijn uit. De evaluatie wordt ten minste op het volgende gebaseerd:

(a)de ervaring die is opgedaan bij de uitvoering van deze richtlijn; en

(b)de door de lidstaten overeenkomstig artikel 10 bis gerapporteerde informatie en het overeenkomstig artikel 10 quater verstrekte overzicht voor de hele Unie.

2.In het kader van de evaluatie beoordeelt de Commissie de mogelijkheid om het toepassingsgebied van deze richtlijn zo nodig te wijzigen in het licht van onder meer de internationale normen ter voorkoming van luchtverontreiniging door schepen die onder Marpol 73/78 valt, met name zwaveloxide- en stikstofoxide-emissies van schepen, en andere normen voor lozingen vanaf schepen die onder Marpol 73/78 vallen, zoals zwarte koolstof, plastic zwerfvuil op zee, verloren gegane containers en kunststofkorrels en onderwatergeluid.”;

(19)Artikel 13 wordt vervangen door:

“Artikel 13

Comitéprocedure

1.De Commissie wordt bijgestaan door het Comité voor maritieme veiligheid en voorkoming van verontreiniging door schepen (COSS) dat is opgericht bij artikel 3 van Verordening (EG) nr. 2099/2002 42 . Het COSS is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011 43 .

2.Wanneer naar dit artikel wordt verwezen, zijn artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 en artikel 5 van Verordening (EG) nr. 2099/2002 van toepassing.”;

(20)Artikel 14 wordt geschrapt;

(21)Artikel 15 wordt geschrapt;

(22)De enige bijlage wordt geschrapt;

(23)De in bijlage I bij deze richtlijn uiteengezette tekst wordt toegevoegd als bijlage I;

(24)De in bijlage II bij deze richtlijn uiteengezette tekst wordt toegevoegd als bijlage II.

Artikel 2

Omzetting

1.De lidstaten moeten uiterlijk [PB: gelieve de datum in te voegen: een jaar na de datum van inwerkingtreding van deze wijzigingsrichtlijn] de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vaststellen en bekendmaken om aan deze richtlijn te voldoen.

Wanneer de lidstaten die bepalingen vaststellen, wordt in de bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor de verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.De lidstaten delen de Commissie de tekst van de bepalingen van intern recht die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen, en van elke latere wijziging van die bepalingen mee.

Artikel 3

Toepassing van Richtlijn 2009/123/EG

44 Ten aanzien van inbreuken die overeenkomstig Richtlijn 2005/35/EG, als gewijzigd bij Richtlijn 2009/123/EG, als strafbare feiten moeten worden beschouwd en de overeenkomstige sancties, blijven de lidstaten die niet gebonden zijn door Richtlijn (EU) 2023/xxx, gebonden door Richtlijn 2005/35/EG, zoals gewijzigd bij Richtlijn 2009/123/EG.

Artikel 4

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 5

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement    Voor de Raad

De voorzitter    De voorzitter



FINANCIEEL MEMORANDUM “AGENTSCHAPPEN”

1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

1.1.Benaming van het voorstel/initiatief

Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2005/35/EG inzake verontreiniging vanaf schepen en de invoering van sancties, met inbegrip van strafrechtelijke sancties, voor verontreinigingsdelicten

1.2.Betrokken beleidsterrein(en)

Mobiliteit en vervoer – Maritieme veiligheid

1.3.Het voorstel betreft:

 een nieuwe actie

 een nieuwe actie na een proefproject/voorbereidende actie 45

 de verlenging van een bestaande actie

 de samenvoeging van een of meer acties tot een andere/een nieuwe actie

1.4.Doelstelling(en)

1.4.1.Algemene doelstelling(en)

De algemene doelstelling van de wijziging van Richtlijn 2005/35/EG is te waarborgen dat personen die verantwoordelijk zijn voor lozingen van verontreinigende stoffen in zee op afschrikkende, doeltreffende en evenredige wijze worden gestraft om de maritieme veiligheid te verbeteren en het mariene milieu beter te beschermen tegen verontreiniging door schepen. De herziening draagt bij tot duurzameontwikkelingsdoelstellingen 14 (“Behoud en maak duurzaam gebruik van oceanen, zeeën en maritieme hulpbronnen ”) en 3 (“Verzeker een goede gezondheid en promoot welzijn voor alle leeftijden ”), en door de bepalingen inzake vervolging met betrekking tot duurzameontwikkelingsdoelstelling 16 (“Vrede, justitie en sterke publieke diensten”).

1.4.2.Specifieke doelstelling(en)

De specifieke doelstellingen van de herziening zijn:

Internationale normen in het EU-recht opnemen door de richtlijn in overeenstemming te brengen met de bijlagen betreffende lozingen in zee bij het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen (Marpol).

De lidstaten ondersteunen door capaciteitsopbouw om verontreinigingsincidenten tijdig en op geharmoniseerde wijze op te sporen en te controleren, bewijsmateriaal te verzamelen en overtreders doeltreffend te bestraffen.

Waarborgen dat natuurlijke personen en rechtspersonen die verantwoordelijk zijn voor illegale lozingen vanaf schepen op doeltreffende, evenredige en afschrikkende wijze worden bestraft.

Zorgen voor een vereenvoudigde en doeltreffende rapportage van verontreiniging vanaf schepen en voor follow-up.

1.4.3.Verwachte resulta(a)t(en) en gevolg(en)

Vermeld de gevolgen die het voorstel/initiatief zou moeten hebben op de begunstigden/doelgroepen.

Dit voorstel zal naar verwachting de doeltreffendheid van de sancties verbeteren en tot een gelijk speelveld leiden door te zorgen voor geharmoniseerde en evenredige sancties en strafniveaus die hoog genoeg zijn om illegaal lozen te ontmoedigen.

Dit voorstel zal naar verwachting leiden tot een algehele verbetering van de doeltreffendheid van de overheidscontrole door de lidstaten en aldus tot een toename van het aantal geïdentificeerde overtreders, en tot een vereenvoudigde en verbeterde rapportage over de uitvoering van de richtlijn.

1.4.4.Prestatie-indicatoren

Vermeld de indicatoren voor de monitoring van de voortgang en de beoordeling van de resultaten

De doeltreffendheid van de voorgestelde richtlijn met betrekking tot specifieke doelstelling nr. 1 zal worden bepaald op basis van het aantal inbreuken en de ontdekte hoeveelheden olie, schadelijke vloeistoffen, verpakte goederen, afvalwater, vuilnis en gaswasserresiduen die door schepen worden geloosd.

De doeltreffendheid van de voorgestelde richtlijn met betrekking tot specifieke doelstelling nr. 2 zal worden bepaald op basis van het aantal controles per lidstaat (controleniveau), het aantal geïdentificeerde overtreders als gevolg van controle (geïdentificeerde vervuilers), het aantal meldingen van klokkenluiders en het aantal opleidingen en workshops van het EMSA.

De doeltreffendheid van de voorgestelde richtlijn met betrekking tot specifieke doelstelling nr. 3 zal worden bepaald op basis van de opgelegde geldboetes en het soort opgelegde straffen.

De doeltreffendheid van de voorgestelde richtlijn met betrekking tot specifieke doelstelling nr. 4 zal worden bepaald op basis van het aantal updates per lidstaat in het rapportage-instrument, het aantal in het rapportage-instrument geregistreerde scheepslozingen per lidstaat en het aantal keren dat de openbare website wordt bekeken en bezocht.

1.5.Motivering van het voorstel/initiatief

1.5.1.Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien, met een gedetailleerd tijdschema voor de uitrol van het initiatief

Het EMSA zal extra satellietmonitoringdiensten voor de autoriteiten van de lidstaten moeten opzetten vanwege de uitbreiding van het toepassingsgebied van de richtlijn, en zal CleanSeaNet moeten upgraden om verontreinigende stoffen beter te monitoren en op te sporen. Het EMSA moet opleidingen en richtsnoeren ontwikkelen en die regelmatig bijwerken. Het Agentschap zal ook een extern meldkanaal voor klokkenluiders ontwikkelen voor het verstrekken van informatie over mogelijke illegale lozingen, en de geïntegreerde maritieme diensten verbeteren. Het EMSA moet ook een nieuw rapportage-instrument ontwikkelen en onderhouden, zodat de lidstaten elk geval van verontreiniging vanaf schepen kunnen melden, en een website ontwikkelen om het publiek op de hoogte te houden van verontreiniging door schepen.

In totaal zullen 9 vte’s nodig zijn voor de verlening van extra satellietmonitoringdiensten en 3 extra vte’s voor de ontwikkeling van de geïntegreerde maritieme diensten. Voor het volgende MFK is daarvan 1 vte nodig.

1.5.2.Toegevoegde waarde van de deelname van de Unie (deze kan het resultaat zijn van verschillende factoren, bijvoorbeeld coördinatiewinst, rechtszekerheid, grotere doeltreffendheid of complementariteit). Voor de toepassing van dit punt wordt onder “toegevoegde waarde van de deelname van de Unie” verstaan de waarde die een optreden van de Unie oplevert bovenop de waarde die door een optreden van alleen de lidstaat zou zijn gecreëerd.

Redenen voor maatregelen op EU-niveau (ex ante)

De verschillende nationale benaderingen kunnen een efficiënte samenwerking tussen de lidstaten belemmeren, waardoor overtreders hun straf kunnen ontlopen. Door de grotere kwetsbaarheid van sommige regio’s en de uiteenlopende capaciteit van de lidstaten om gevallen van verontreiniging vanaf schepen te controleren en te vervolgen, is optreden van de EU noodzakelijk, met name in de vorm van ondersteuning door de gemeenschappelijke digitale instrumenten van het EMSA. Gezien het internationale karakter van het zeevervoer is er duidelijk behoefte aan een grensoverschrijdend kader dat een gelijke behandeling van scheepsexploitanten waarborgt, ongeacht waar de verontreiniging zich heeft voorgedaan.

Verwachte gegenereerde toegevoegde waarde van de Unie (ex post)

Het optreden van de EU zorgt voor een gelijk speelveld en vergemakkelijkt zowel nationale controle en vervolging als grensoverschrijdende handhaving, wat tot meer afschrikkende straffen leidt. Ten opzichte van individuele acties van de lidstaten zal het optreden van de EU een duidelijke meerwaarde bieden voor de bestrijding van verontreiniging vanaf schepen, die doorgaans een transnationale dimensie heeft. Een verdere verduidelijking van de aansprakelijkheidsregeling van de EU en een verbeterd satelliettoezicht dat meer soorten verontreinigende stoffen bestrijkt dankzij de uitbreiding van het toepassingsgebied van de richtlijn conform het Marpol-verdrag, zorgen ervoor dat de lidstaten hun verplichtingen op efficiëntere en effectievere wijze nakomen.

1.5.3.Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan

De EMSA-instrumenten bleken voor de lidstaten efficiënt en nuttig om de doelstellingen van de richtlijn te verwezenlijken. Het versterkte satelliettoezicht heeft bijgedragen tot een betere opsporing van illegale lozingen en indirect tot de preventie van verontreiniging van het mariene milieu vanaf schepen. Uit een evaluatie van de richtlijn is echter gebleken dat de doelstellingen niet volledig verwezenlijkt zijn en dat het toepassingsgebied beperkt is.

De invoering van CleanSeaNet, een instrument voor satellietbewaking, is een succes gebleken, maar het moet verder worden ontwikkeld om het uitgebreide toepassingsgebied van de richtlijn te bestrijken.

De resultaten van de ex-postevaluatie zijn opgenomen in de effectbeoordeling bij dit initiatief (samengevat in tabel 2).

1.5.4.Verenigbaarheid met het meerjarig financieel kader en eventuele synergie met andere passende instrumenten

De voorgestelde herziening is een belangrijk resultaat van de mededeling van de Commissie over een strategie voor duurzame en slimme mobiliteit, waarin de visie van de EU op een duurzamer vervoerssysteem van de toekomst is uiteengezet. In de strategie werd aangekondigd dat de Commissie van plan is de bestaande wetgeving grondig te herzien, met inbegrip van de verontreiniging vanaf schepen in 2022 (in het kader van vlaggenschipinitiatief 2 – Emissievrije luchthavens en havens). Daardoor zal de luchtkwaliteit op lokaal niveau verbeteren en de gezondheid van de omwonenden verbeteren.

De voorgestelde herziening zal synergieën tot stand brengen met andere onderdelen van het regelgevingskader van de EU, met name Richtlijn (EU) 2019/883 inzake havenontvangstvoorzieningen, de richtlijn inzake de bescherming van het milieu door middel van strafrecht, Richtlijn 2009/21/EG betreffende de naleving van vlaggenstaatverplichtingen, Richtlijn 2009/16/EG betreffende havenstaatcontrole en Richtlijn 2009/18/EG betreffende het onderzoek van ongevallen.

Het voorstel is verenigbaar met het huidig meerjarig financieel kader, maar vereist herprogrammering binnen rubriek 1 voor de jaarlijkse bijdrage aan het EMSA (begrotingscompensatie door een compenserende verlaging van de geprogrammeerde uitgaven in het kader van de CEF Vervoer (02 03 01)). De gevolgen van het voorstel voor de begroting zijn reeds opgenomen in de begroting voor het voorstel van de Commissie voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1406/2002.

Het overzicht van de budgettaire gevolgen na het huidig MFK is indicatief en heeft geen invloed op het toekomstige akkoord over het MFK.

1.5.5.Beoordeling van de verschillende beschikbare financieringsopties, waaronder mogelijkheden voor herschikking

De budgettaire gevolgen van dit initiatief hebben betrekking op de extra middelen die nodig zijn voor de uitbreiding van satellietmonitoringdiensten voor de autoriteiten van de lidstaten door een upgrade van CleanSeaNet, het verstrekken van opleiding en begeleiding, de ontwikkeling en het onderhoud van een nieuw rapportage-instrument, verdere ontwikkeling van de geïntegreerde maritieme diensten en een nieuwe website om het publiek op de hoogte te houden van verontreiniging vanaf schepen, en de daarmee verband houdende taken op het gebied van gegevensverzameling, monitoring en rapportage in het kader van de voorgestelde richtlijn. Het gaat om nieuwe taken voor het EMSA die een permanent karakter zullen krijgen, terwijl de huidige taken niet zullen verminderen of worden afgebouwd.

Aan de extra behoefte aan personele middelen kan niet worden voldaan door herschikking, terwijl de extra budgettaire behoeften kunnen worden ingevuld door een compensatie via bestaande programma’s die in het kader van het huidig meerjarig financieel kader door DG MOVE worden beheerd.

De verhoging van de kredieten voor het EMSA zal worden gecompenseerd door een compenserende verlaging van de geprogrammeerde uitgaven in het kader van de CEF Vervoer (02 03 01). De gevolgen van het voorstel voor de begroting zijn reeds opgenomen in de begroting voor het voorstel van de Commissie voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1406/2002.

Het overzicht van de budgettaire gevolgen na het huidig MFK is indicatief en heeft geen invloed op het toekomstige akkoord over het MFK.

1.6.Duur en financiële gevolgen van het voorstel/initiatief

 beperkte geldigheidsduur

   Voorstel/initiatief is van kracht vanaf [DD/MM]JJJJ tot en met [DD/MM]JJJJ

   Financiële gevolgen vanaf JJJJ tot en met JJJJ

 onbeperkte geldigheidsduur

Uitvoering met een opstartperiode vanaf 2025,

gevolgd door een volledige uitvoering.

1.7.Wijze(n) van uitvoering van de begroting 46

 Direct beheer door de Commissie via

   uitvoerende agentschappen

 Gedeeld beheer met de lidstaten

 Indirect beheer door begrotingsuitvoeringstaken te delegeren aan:

◻ internationale organisaties en hun agentschappen (geef aan welke);

◻ de EIB en het Europees Investeringsfonds;

☑ de in de artikelen 70 en 71 bedoelde organen;

◻ publiekrechtelijke organen;

◻ privaatrechtelijke organen met een openbare dienstverleningstaak, voor zover zij zijn voorzien van voldoende financiële garanties;

◻ privaatrechtelijke organen van een lidstaat, waaraan de uitvoering van een publiek-privaat partnerschap is toevertrouwd en die voldoende financiële garanties bieden;

◻ personen aan wie de uitvoering van specifieke maatregelen op het gebied van het GBVB in het kader van titel V van het VEU is toevertrouwd en die worden genoemd in de betrokken basishandeling.

Opmerkingen

Het beheer van de voorgestelde richtlijn zal in het algemeen worden uitgevoerd door de diensten van de Commissie, waar nodig bijgestaan door het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid.

De lidstaten zullen verplicht zijn de bepalingen van de richtlijn binnen de respectieve termijn om te zetten.

 

2.BEHEERSMAATREGELEN

2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen

Vermeld frequentie en voorwaarden.

De Commissie en/of het EMSA zullen controleren of de lidstaten tijdig en doeltreffend feedback geven over CleanSeaNet-waarschuwingen en of de informatie over het verzamelen van bewijsmateriaal en sancties regelmatig in het rapportage-instrument wordt ingevoerd. Er zal ook een EU-website worden ontwikkeld met kernindicatoren over het uitvoeringspercentage en de belangrijkste niet-vertrouwelijke informatie die regelmatig wordt bijgewerkt met gegevens uit het rapportage-instrument, om het publiek op de hoogte te houden van de uitvoering van de richtlijn en van verontreinigingsincidenten.

Het EMSA brengt namens de Commissie bezoeken aan de lidstaten om de activiteiten ter plaatse te controleren. In de verslagen van de bezoeken zullen eventuele tekortkomingen en verbeterpunten worden vastgesteld. Het EMSA zal ook een horizontale analyse uitvoeren en technische bijstand verlenen, een indicatie geven van de werking van de wetgeving, lacunes in kaart brengen en nagaan wat er kan worden gedaan om die op te vullen, en verslag uitbrengen aan de Commissie en de lidstaten.

De Commissie zal in een deskundigengroep uitvoeringshandelingen en interpretatieve richtsnoeren ontwikkelen om een geharmoniseerde uitvoering door de lidstaten te waarborgen.

2.2.Beheers- en controlesyste(e)m(en)

2.2.1.Rechtvaardiging van de voorgestelde beheersvorm(en), uitvoeringsmechanisme(n) voor financiering, betalingsvoorwaarden en controlestrategie

De Commissie zal in het algemeen verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de voorgestelde richtlijn en voor de evaluatie van de efficiëntie ervan, en waar nodig herzieningen voorstellen. De Commissie zal indien nodig worden bijgestaan door het EMSA voor het verlenen van IT-diensten en het ontwikkelen van de nodige IT-instrumenten voor rapportage, monitoring en verificatie, alsook voor het organiseren van opleidingen. De lidstaten moeten de richtlijn binnen de in de richtlijn vermelde termijn in nationaal recht omzetten. De lidstaten zullen ook voor handhaving moeten zorgen, met name door administratieve straffen op te leggen in geval van niet-naleving. Handhavingsactiviteiten kunnen worden uitgevoerd als onderdeel van bestaande inspecties, met name tijdens havenstaatcontrole.

2.2.2.Informatie over de geïdentificeerde risico’s en het (de) systeem (systemen) voor interne controle dat is (die zijn) opgezet om die risico’s te beperken

Hoewel de Commissie in het algemeen verantwoordelijk zal zijn voor de uitvoering van de voorgestelde richtlijn en voor de evaluatie van de toepassing en de naleving, zal het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de werking en de toepassing van het internecontrolekader. Het Agentschap moet IT-instrumenten en -modules ontwikkelen en opleidingen aanbieden aan de autoriteiten van de lidstaten, en de lidstaten moeten toezien op de handhaving.

Het EMSA is het best geplaatst voor rapportage over en beoordeling van de naleving, aangezien dat technische werkzaamheden zijn waarvoor een grote deskundigheid op het gebied van gegevensbeheer vereist is, alsook een diepgaand inzicht in complexe technische kwesties in verband met illegale lozingen en verontreiniging door schepen.

De lidstaten zijn het best geplaatst om de voorgestelde richtlijn te handhaven, met name op geharmoniseerde wijze door informatie en ervaringen uit te wisselen en door hun verantwoordelijkheden als partijen bij het Marpol na te komen.

DG MOVE zal de nodige controles uitvoeren conform de in 2017 vastgestelde toezichtstrategie voor de betrekkingen van het DG met gedecentraliseerde agentschappen en gemeenschappelijke ondernemingen. In het kader van de strategie monitort DG MOVE prestatie-indicatoren voor de uitvoering van de begroting, de auditaanbevelingen en administratieve zaken. Het Agentschap dient om de twee jaar een verslag in. De controles op het toezicht van het Agentschap en op het daarmee verband houdende financieel en begrotingsbeheer gebeuren overeenkomstig de controlestrategie van DG MOVE, die in 2022 is bijgewerkt.

De aanvullende middelen die aan het EMSA ter beschikking worden gesteld, vallen onder het systeem voor interne controle en risicobeheer van het EMSA, dat in overeenstemming is met de desbetreffende internationale normen en specifieke controles omvat om belangenconflicten te voorkomen en de bescherming van klokkenluiders te waarborgen.

2.2.3.Raming en motivering van de kosteneffectiviteit van de controles (verhouding van de controlekosten tot de waarde van de desbetreffende financiële middelen) en evaluatie van het verwachte foutenrisico (bij betaling en bij afsluiting).

In het kader van de voorgestelde richtlijn zal extra financiering worden verstrekt aan het EMSA, dat IT-instrumenten en -modules zal ontwikkelen en opleidingen zal verstrekken aan de autoriteiten van de lidstaten.

Het EMSA is volledig verantwoordelijk voor de uitvoering van zijn begroting, terwijl DG MOVE verantwoordelijk is voor de regelmatige betaling van de door de begrotingsautoriteit vastgestelde bijdragen. Het verwachte foutenrisico bij betaling en afsluiting is vergelijkbaar met dat van de aan het Agentschap verstrekte begrotingssubsidies.

De extra taken die uit de voorgestelde herziening voortvloeien, zullen waarschijnlijk niet leiden tot specifieke aanvullende controles. Daarom zullen de controlekosten voor DG MOVE (gemeten aan de hand van de waarde van de beheerde middelen) waarschijnlijk stabiel blijven.



2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden

Vermeld de bestaande en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen, bijvoorbeeld in het kader van de fraudebestrijdingsstrategie.

De voorgestelde richtlijn regelt de preventie van verontreiniging en derhalve zijn er geen specifieke fraudebestrijdingsmaatregelen opgenomen.

Het EMSA past de fraudebestrijdingsbeginselen van gedecentraliseerde EU-agentschappen toe, conform de benadering van de Commissie. In maart 2021 heeft het Agentschap een geactualiseerde fraudebestrijdingsstrategie vastgesteld, gebaseerd op de door OLAF gepresenteerde methodologie en richtsnoeren voor een fraudebestrijdingsstrategie en op de fraudebestrijdingsstrategie van DG MOVE. De strategie biedt een kader voor de preventie en de opsporing van fraude en de voorwaarden voor fraudeonderzoeken op het niveau van het Agentschap. Het EMSA adapteert en verbetert zijn beleid en acties voortdurend om het hoogste niveau van integriteit voor het EMSA-personeel te bereiken, een doeltreffende preventie en opsporing van frauderisico’s te ondersteunen en passende procedures vast te stellen voor het melden en behandelen van potentiële fraudegevallen en de gevolgen daarvan. Voorts heeft het EMSA in 2015 zijn beleid inzake belangenconflicten voor de raad van beheer vastgesteld.

Het EMSA werkt samen met de diensten van de Commissie op gebieden met betrekking tot het voorkomen van fraude en onregelmatigheden. De Commissie zorgt ervoor dat die samenwerking wordt voortgezet en versterkt.

Om te garanderen dat marktdeelnemers hun verplichtingen niet omzeilen, bevat de voorgestelde richtlijn duidelijke en gedetailleerde regels voor de handhaving van de wetgeving. De Commissie zal ervoor zorgen dat passende maatregelen worden getroffen om de financiële belangen van de Unie te beschermen door middel van doeltreffende controles en, in het geval dat onregelmatigheden, fraude of inbreuken op verplichtingen worden ontdekt, door kennisgeving daarvan.

De Commissie zal ook passende maatregelen treffen om de vertrouwelijkheid van de bij de uitvoering van deze richtlijn verkregen en gepubliceerde informatie te beschermen.

3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

3.1.Rubriek(en) van het meerjarig financieel kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven

·Bestaande begrotingsonderdelen

In volgorde van de rubrieken van het meerjarig financieel kader en de begrotingsonderdelen.

Rubriek van het meerjarig financieel kader

Begrotingsonderdeel

Soort 
uitgaven

Bijdrage

Nummer

GK/NGK 47

Van EVA-landen 48

Van kandidaat-lidstaten en aspirant-kandidaten 49

Uit andere derde landen

Andere bestemmingsontvangsten

1

02 10 02

NGK

JA

NEE

NEE

NEE

·Te creëren nieuwe begrotingsonderdelen

In volgorde van de rubrieken van het meerjarig financieel kader en de begrotingsonderdelen.

Rubriek van het meerjarig financieel kader

Begrotingsonderdeel

Soort 
uitgave

Bijdrage

Nummer

GK/NGK

Van EVA-landen

Van kandidaat-lidstaten en aspirant-kandidaten

Van andere derde landen

Andere bestemmingsontvangsten

[XX.YY.YY.YY]

JA/NEE

JA/NEE

JA/NEE

JA/NEE

3.2.Geraamde gevolgen voor de uitgaven

3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven

In miljoenen EUR (tot op drie decimalen)

Rubriek van het meerjarig financieel kader

1

Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid

Europees Agentschap voor maritieme veiligheid (EMSA)

Jaar 
2025

Jaar 
2026

Jaar 
2027

Jaar 
2028-2034

TOTAAL

Titel 1:

Vastleggingen

(1)

0,513

1,881

1,881

14,364

18,639

Betalingen

(2)

0,513

1,881

1,881

14,364

18,639

Titel 2:

Vastleggingen

(1a)

Betalingen

(2a)

Titel 3:

Vastleggingen

(3a)

6,450

7,050

7,250

46,650

67,400

Betalingen

(3b)

6,450

7,050

7,250

46,650

67,400

TOTAAL kredieten 
voor EMSA

Vastleggingen

=1+1a +3a

6,963

8,931

9,131

61,014

86,039

Betalingen

=2+2a

+3b

6,963

8,931

9,131

61,014

86,039

Het overzicht van de budgettaire gevolgen na het huidig MFK is indicatief en heeft geen invloed op het toekomstige akkoord over het MFK.








Rubriek van het meerjarig financieel kader

7

“Administratieve uitgaven”

In miljoenen EUR (tot op drie decimalen)

Jaar 
N

Jaar 
N+1

Jaar 
N+2

Jaar 
N+3

Invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

TOTAAL

DG: <…….>

• Personele middelen

• Andere administratieve uitgaven

TOTAAL DG <…….>

Kredieten

TOTAAL kredieten 
onder RUBRIEK 7 
van het meerjarig financieel kader

(Totaal vastleggingen = totaal betalingen)

In miljoenen EUR (tot op drie decimalen)

Jaar 
2025

Jaar 
2026

Jaar 
2027

Jaar 
2028-2034

TOTAAL

TOTAAL kredieten onder de RUBRIEKEN 1 tot en met 7 
van het meerjarig financieel kader

Vastleggingen

6,963

8,931

9,131

61,014

86,039

Betalingen

6,963

8,931

9,131

61,014

86,039

Het overzicht van de budgettaire gevolgen na het huidig MFK is indicatief en heeft geen invloed op het toekomstige akkoord over het MFK.

3.2.2.Geraamde gevolgen voor de kredieten van EMSA

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen beleidskredieten nodig

   Voor het voorstel/initiatief zijn beleidskredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

Bedragen in miljoenen EUR (tot op drie decimalen)

Vermeld doelstellingen en outputs

Jaar 
N

Jaar 
N+1

Jaar 
N+2

Jaar 
N+3

Invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

TOTAAL

OUTPUTS

Soort 50

Gem. kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Totaal aantal

Totale kosten

SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 1 51

- Output

- Output

- Output

Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 1

SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 2…

- Output

Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 2

TOTALE KOSTEN

In voorkomend geval weerspiegelen de bedragen de som van de bijdrage van de Unie aan het agentschap en andere ontvangsten van het agentschap (vergoedingen en heffingen).

3.2.3.Geraamde gevolgen voor het personeel van EMSA

3.2.3.1.Samenvatting

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig

   Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

In miljoenen EUR (tot op drie decimalen). In voorkomend geval weerspiegelen de bedragen de som van de bijdrage van de Unie aan het agentschap en andere ontvangsten van het agentschap (vergoedingen en heffingen).

Jaar 
2025

Jaar 
2026

Jaar 
2027

Jaar 
2028-2034

TOTAAL

Tijdelijke functionarissen (AD-rangen)

0,428

1,539

1,539

11,97

15,476

Tijdelijke functionarissen (AST-rangen)

0,086

0,342

0,342

2,394

3,164

Arbeidscontractanten

Gedetacheerde nationale deskundigen

TOTAAL

0,514

1,881

1,881

14,364

18,64

Het overzicht van de budgettaire gevolgen na het huidig MFK is indicatief en heeft geen invloed op het toekomstige akkoord over het MFK. Personeelsbehoeften (vte):

Jaar 
2025

Jaar 
2026

Jaar 
2027

Jaar 
2028-2034

TOTAAL

Tijdelijke functionarissen (AD-rangen)

5

9

9

10

10

Tijdelijke functionarissen (AST-rangen)

1

2

2

2

2

Arbeidscontractanten

Gedetacheerde nationale deskundigen

TOTAAL

6

11

11

12

12

Het overzicht van de budgettaire gevolgen na het huidig MFK is indicatief en heeft geen invloed op het toekomstige akkoord over het MFK.

Het EMSA zal met de voorbereiding van de aanwerving beginnen zodra het voorstel is aangenomen. De kosten worden geraamd op basis van de veronderstelling dat de 6 vte’s op 1 juli 2025 worden aangeworven. Voor het eerste jaar is dus slechts 50 % van de HR-kosten nodig.

3.2.3.2.Geraamde personeelsbehoeften voor het verantwoordelijke DG

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig.

   Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

Raming in een geheel getal (of met hoogstens één decimaal)

Jaar 
N

Jaar 
N+1

Jaar N+2

Jaar N+3

Invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

·Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen)

20 01 02 01 en 20 01 02 02 (centrale diensten en vertegenwoordigingen van de Commissie)

20 01 02 03 (delegaties)

01 01 01 01 (onderzoek onder contract)

10 01 05 01 (eigen onderzoek)

Extern personeel (in voltijdequivalenten: vte) 52

20 02 01 (AC, END, SNE van de “totale financiële middelen”)

20 02 03 (AC, AL, END, INT en JPD in de delegaties)

Begrotingsonderde(e)l(en) (vermeld welke)  53

- Zetel 54  

- Delegaties

01 01 01 02 (AC, END, INT – onderzoek onder contract)

10 01 05 02 (AC, END, INT – eigen onderzoek)

Ander begrotingsonderdeel (te vermelden)

TOTAAL

Voor de benodigde personele middelen zal een beroep worden gedaan op het personeel van het DG dat reeds voor het beheer van deze actie is toegewezen en/of binnen het DG is herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

Beschrijving van de uit te voeren taken:

Ambtenaren en tijdelijk personeel

Extern personeel

De beschrijving van de kostenberekening per voltijdequivalent moet in het derde onderdeel van bijlage V worden opgenomen.

3.2.4.Verenigbaarheid met het huidig meerjarig financieel kader

   Het voorstel/initiatief is verenigbaar met het huidig meerjarig financieel kader.

   Het voorstel/initiatief vergt herprogrammering van de betrokken rubriek van het meerjarig financieel kader.

De aan het EMSA toegewezen taken vereisen een herprogrammering van het begrotingsonderdeel voor de jaarlijkse bijdrage aan het Agentschap (02 10 02) in het kader van het huidig meerjarig financieel kader. De verhoging van de kredieten voor het EMSA zal worden gecompenseerd door een compenserende verlaging van de geprogrammeerde uitgaven in het kader van de CEF Vervoer (02 03 01) in het huidig meerjarig financieel kader. Het overzicht van de budgettaire gevolgen na het huidig MFK is indicatief en heeft geen invloed op het toekomstige akkoord over het MFK.

   Het voorstel/initiatief vergt toepassing van het flexibiliteitsinstrument of herziening van het meerjarig financieel kader. 55

Zet uiteen wat nodig is, onder vermelding van de betrokken rubrieken en begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen.

3.2.5.Bijdragen van derden

Het voorstel/initiatief voorziet niet in medefinanciering door derden.

Het voorstel/initiatief voorziet in medefinanciering, zoals hieronder wordt geraamd:

In miljoenen EUR (tot op drie decimalen)

Jaar 
N

Jaar 
N+1

Jaar 
N+2

Jaar 
N+3

Invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

Totaal

Medefinancieringsbron

TOTAAL medegefinancierde kredieten



3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten

   Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten

   Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële gevolgen:

voor de eigen middelen

voor overige ontvangsten

Geef aan of de ontvangsten worden toegewezen aan de begrotingsonderdelen voor uitgaven

In miljoenen EUR (tot op drie decimalen)

Begrotingsonderdeel voor ontvangsten:

Voor het lopende begrotingsjaar beschikbare kredieten

Gevolgen van het voorstel/initiatief 56

Jaar 
N

Jaar 
N+1

Jaar 
N+2

Jaar 
N+3

Invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

Artikel ………….

Vermeld voor de diverse toegewezen ontvangsten het (de) betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven.

Vermeld de wijze van berekening van de gevolgen voor de ontvangsten.

(1)    PB L 255 van 30.9.2005, blz. 11.
(2)    PB L 280 van 27.10.2009, blz. 52.
(3)    Ongeval met de Erika in 1999, Frankrijk (20 000 ton olie gelekt), ongeval met de Prestige in 2002, Spanje (63 000 ton olie gelekt).
(4)    COM(2020) 789 final.
(5)    COM(2021) 400 final.
(6)    PB L xxxx.
(7)    Bijlage III valt niet onder Richtlijn (EU) 2019/883 omdat verpakte goederen geen afval zijn. Niettemin wordt voorgesteld bijlage III onder Richtlijn 2005/35/EG te laten vallen, omdat niet kan worden uitgesloten dat verpakte goederen illegaal overboord worden gegooid, in welk geval Richtlijn 2005/35/EG van toepassing moet zijn.
(8)        PB L 131 van 28.5.2009, blz. 57.
(9)    PB L 131 van 28.5.2009, blz. 114.
(10)    PB L 131 van 28.5.2009, blz. 132.
(11)    PB L 328 van 6.12.2008, blz. 28.
(12)    PB L 164 van 25.6.2008, blz. 19.
(13)    Dergelijke bezoeken behoren tot de kerntaken van het EMSA uit hoofde van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1406/2002 tot oprichting van een Europees Agentschap voor maritieme veiligheid. Daarom zullen er waarschijnlijk geen extra kosten gemaakt worden.
(14)    Internationale Veiligheidsmanagementcode voor het veilige gebruik van schepen en voor verontreinigingspreventie, aangenomen door de IMO bij Resolutie A.741(18) van de Algemene Vergadering van 4 november 1993, als gewijzigd.
(15)    Verordening (EG) nr. 336/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 februari 2006 inzake de implementatie van de Internationale Veiligheidsmanagementcode in de Gemeenschap en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 3051/95 van de Raad.
(16)    De artikelen 5 en 7 van Richtlijn (EU) 2023/XXX hebben betrekking op niet-strafrechtelijke sancties; met die vereisten moet rekening worden gehouden bij de toepassing van Richtlijn 2005/35/EG.
(17)    PB C 77 van 31.3.2009, blz. 69.
(18)    PB C 202 van 7.6.2016, blz. 177.
(19)    Richtlijn 2005/35/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 inzake verontreiniging vanaf schepen en de invoering van sancties, met inbegrip van strafrechtelijke sancties, voor verontreinigingsdelicten (PB L 255 van 30.9.2005, blz. 11).
(20)    Richtlijn (EU) 2019/883 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 inzake havenontvangstvoorzieningen voor de afvalafgifte van schepen, tot wijziging van Richtlijn 2010/65/EU en tot intrekking van Richtlijn 2000/59/EG (PB L 151 van 7.6.2019, blz. 116).
(21)    Richtlijn (EU) 2016/802 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende een vermindering van het zwavelgehalte van bepaalde vloeibare brandstoffen (PB L 132 van 21.5.2016, blz. 58).
(22)    PB L xxxx.
(23)    Richtlijn 2009/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot wijziging van Richtlijn 2005/35/EG inzake verontreiniging vanaf schepen en invoering van sancties voor inbreuken (PB L 280 van 27.10.2009, blz. 52).
(24)    Internationale Veiligheidsmanagementcode voor het veilige gebruik van schepen en voor verontreinigingspreventie, aangenomen door de IMO bij Resolutie A.741(18) van de Algemene Vergadering van 4 november 1993, als gewijzigd.
(25)    Verordening (EG) nr. 336/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 februari 2006 inzake de implementatie van de Internationale Veiligheidsmanagementcode in de Gemeenschap en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 3051/95 van de Raad (PB L 64 van 4.3.2006, blz. 1).
(26)    Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
(27)    Richtlijn 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2002 betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart en tot intrekking van Richtlijn 93/75/EEG van de Raad (PB L 208 van 5.8.2002, blz. 10).
(28)    Richtlijn 2009/16/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende havenstaatcontrole (herschikking) (PB L 131 van 28.5.2009, blz. 57).
(29)    PB L xxxx.
(30)    Richtlijn 2003/4/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2003 inzake de toegang van het publiek tot milieu-informatie en tot intrekking van Richtlijn 90/313/EEG van de Raad (PB L 41 van 14.2.2003, blz. 26).
(31)    Richtlijn (EU) 2019/1937 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2019 inzake de bescherming van personen die inbreuken op het Unierecht melden (PB L 305 van 26.11.2019, blz. 17).
(32)

   Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).

(33)    PB L xxxx.
(34)    Richtlijn 2008/56/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het beleid ten aanzien van het mariene milieu (Kaderrichtlijn mariene strategie) (PB L 164 van 25.6.2008, blz. 19).
(35)    PB L xxxx.
(36)    PB L xxxx.
(37)    Richtlijn 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2002 betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart en tot intrekking van Richtlijn 93/75/EEG van de Raad (PB L 208 van 5.8.2002, blz. 10).
(38)    Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/253 van de Commissie van 16 februari 2015 tot vaststelling van de voorschriften inzake de monsterneming en rapportage in het kader van Richtlijn 1999/32/EG van de Raad wat het zwavelgehalte van scheepsbrandstoffen betreft (PB L 41 van 17.2.2015, blz. 55).
(39)    Richtlijn 2003/4/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2003 inzake de toegang van het publiek tot milieu-informatie en tot intrekking van Richtlijn 90/313/EEG van de Raad (PB L 41 van 14.2.2003, blz. 26).
(40)    Richtlijn (EU) 2019/1937 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2019 inzake de bescherming van personen die inbreuken op het Unierecht melden (PB L 305 van 26.11.2019, blz. 17).
(41)    Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).
(42)    Verordening (EG) nr. 2099/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 5 november 2002 betreffende de oprichting van het Comité voor maritieme veiligheid en voorkoming van verontreiniging door schepen (COSS) en houdende wijziging van de verordeningen op het gebied van maritieme veiligheid en voorkoming van verontreiniging door schepen (PB L 324 van 29.11.2002, blz. 1).
(43)    Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
(44)    Richtlijn 2009/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot wijziging van Richtlijn 2005/35/EG inzake verontreiniging vanaf schepen en invoering van sancties voor inbreuken (PB L 280 van 27.10.2009, blz. 52).
(45)    In de zin van artikel 58, lid 2, punt a) of b), van het Financieel Reglement.
(46)    Nadere gegevens over de wijzen van uitvoering van de begroting en verwijzingen naar het Financieel Reglement zijn beschikbaar op BUDGpedia: https://myintracomm.ec.europa.eu/corp/budget/financial-rules/budget-implementation/Pages/implementation-methods.aspx
(47)    GK = gesplitste kredieten / NGK = niet-gesplitste kredieten.
(48)    EVA: Europese Vrijhandelsassociatie.
(49)    Kandidaat-lidstaten en, in voorkomend geval, aspirant-kandidaten van de Westelijke Balkan.
(50)    Outputs zijn de te verstrekken producten en diensten (bv. aantal gefinancierde studentenuitwisselingen, aantal km aangelegde wegen enz.).
(51)    Zoals beschreven in punt 1.4.2. “Specifieke doelstelling(en)...”
(52)    AC = Agent Contractuel (arbeidscontractant); AL= Agent Local (plaatselijk functionaris); END = Expert National Détaché (gedetacheerd nationaal deskundige); INT= Intérimaire (uitzendkracht); JPD = Junior Professionals in Delegations (jonge deskundige in delegaties).
(53)    Subplafond voor extern personeel uit beleidskredieten (vroegere “BA”-onderdelen).
(54)    Voornamelijk voor de fondsen voor het cohesiebeleid van de EU, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) en het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur (EFMZVA).
(55)    Zie de artikelen 12 en 13 van Verordening (EU, Euratom) 2093/2020 van de Raad van 17 december 2020 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2021-2027.
(56)    Voor traditionele eigen middelen (douanerechten en suikerheffingen) moeten nettobedragen worden vermeld, d.w.z. na aftrek van 20 % aan inningskosten.
Top

Brussel, 1.6.2023

COM(2023) 273 final

BIJLAGEN

Voorstel voor een

RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot wijziging van Richtlijn 2005/35/EG inzake verontreiniging vanaf schepen en de invoering van sancties, met inbegrip van strafrechtelijke sancties, voor verontreinigingsdelicten

{SEC(2023) 209 final} - {SWD(2023) 159 final} - {SWD(2023) 164 final}


BIJLAGE [I]

Niet-limitatieve lijst van onregelmatigheden of informatie als bedoeld in artikel 6

(1)Alle onregelmatigheden met betrekking tot oliejournaals en andere relevante journaals of met betrekking tot andere tekortkomingen in verband met mogelijke lozingen, die zijn ontdekt tijdens inspecties uit hoofde van Richtlijn 2009/16/EG 1 , uitgevoerd door de betrokken lidstaat of door een andere lidstaat of een staat die het Memorandum van overeenstemming inzake toezicht op schepen door de havenstaat (Memorandum van Parijs) heeft ondertekend, in de vorige aanloophavens van het schip;

(2)Alle onregelmatigheden met betrekking tot de afgifte van scheepsafval of de kennisgeving daarvan, zoals vereist uit hoofde van Richtlijn (EU) 2019/883 2 , die hebben plaatsgevonden in de betrokken lidstaat of in de lidstaat van de vorige aanloophavens van het schip;

(3)Alle onregelmatigheden met betrekking tot het niet naleven van de criteria voor het gebruik van systemen voor het reinigen van uitlaatgassen als emissiereductiemethoden, zoals vastgesteld in bijlage II bij Richtlijn (EU) 2016/802 van het Europees Parlement en de Raad 3 , waarin wordt verwezen naar de richtsnoeren van 2009 voor systemen voor het reinigen van uitlaatgassen die zijn opgenomen in Resolutie MEPC.184(59), als vervangen door de in resolutie MEPC.340(77) vastgestelde richtsnoeren van 2021 voor systemen voor het reinigen van uitlaatgassen.

(4)Alle informatie die van een andere lidstaat is verkregen met betrekking tot een mogelijke illegale lozing van het schip, verkregen volgens de procedures van Richtlijn 2002/59/EG 4 , met inbegrip van bewijzen of vermoedens van opzettelijke olielozingen of andere inbreuken op Marpol 73/78, die door kuststations van een lidstaat zijn meegedeeld aan de kuststations van de betrokken lidstaat overeenkomstig artikel 16 van die richtlijn, of incidenten of ongevallen die door de kapitein van het schip zijn gemeld aan het kuststation van de betrokken lidstaat overeenkomstig artikel 17 van die richtlijn; of

(5)Alle andere informatie van bij de exploitatie van het schip betrokken personen, met inbegrip van loodsen, die wijst op onregelmatigheden in verband met een mogelijke schending van de verplichtingen uit hoofde van deze richtlijn.

BIJLAGE [II]

Informatie die moet worden opgenomen in het in artikel 10 quater genoemde overzicht voor de hele Unie

(1)Voor elk door een lidstaat geverifieerd en bevestigd verontreinigingsincident bevat de informatie in het overeenkomstig artikel 10 quater gepubliceerde overzicht voor de hele Unie:

a.de datum van het incident;

b.de identificatie van het schip dat bij het incident betrokken is;

c.de plaats (lengte- en breedtegraad) van het verontreinigingsincident;

d.de omvang van het verontreinigingsincident (oppervlakte en lengte), indien van toepassing;

e.de soort verontreinigende stof;

f.de betrokken lidstaten/lidstaten;

g.een beschrijving van de verificatieactiviteiten van het verontreinigingsincident;

h.de datum en het tijdstip van de verificatieactiviteiten en de voor de verificatieactiviteiten gebruikte middelen;

i.nadere gegevens over de opgelegde administratieve sanctie.

(2)Voor elke lidstaat bevat de geaggregeerde informatie in het overeenkomstig artikel 10 quater gepubliceerde overzicht voor de hele Unie:

a.het aantal van CleanSeaNet afkomstige potentiële verontreinigingsincidenten die door de lidstaat zijn waargenomen;

b.het aantal van CleanSeaNet afkomstige potentiële verontreinigingsincidenten die door de lidstaat ter plaatse zijn gecontroleerd;

c.het aantal na controle bevestigde verontreinigingsincidenten (gedetailleerd per gebied: territoriale wateren, EEZ, volle zee);

d.het aantal geïdentificeerde overtreders;

e.het aantal gevallen waarin een sanctie is opgelegd.

(1)    Richtlijn 2009/16/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende havenstaatcontrole (herschikking) (PB L 131 van 28.5.2009, blz. 57).
(2)    Richtlijn (EU) 2019/883 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 inzake havenontvangstvoorzieningen voor de afvalafgifte van schepen, tot wijziging van Richtlijn 2010/65/EU en tot intrekking van Richtlijn 2000/59/EG (PB L 151 van 7.6.2019, blz. 116).
(3)    Richtlijn (EU) 2016/802 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende een vermindering van het zwavelgehalte van bepaalde vloeibare brandstoffen (PB L 132 van 21.5.2016, blz. 58).
(4)    Richtlijn 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2002 betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart en tot intrekking van Richtlijn 93/75/EEG van de Raad (PB L 208 van 5.8.2002, blz. 10).
Top