This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52023AE3330
Opinion of the European Economic and Social Committee on the proposal for a Regulation of the European Parliament and of the Council on plants obtained by certain new genomic techniques and their food and feed, and amending Regulation (EU) 2017/625 (COM(2023) 411 final — 2023/0226 (COD))
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende met bepaalde nieuwe genomische technieken verkregen planten en de daarvan afgeleide levensmiddelen en diervoeders, en tot wijziging van Verordening (EU) 2017/625 (COM(2023) 411 final — 2023/0226 (COD))
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende met bepaalde nieuwe genomische technieken verkregen planten en de daarvan afgeleide levensmiddelen en diervoeders, en tot wijziging van Verordening (EU) 2017/625 (COM(2023) 411 final — 2023/0226 (COD))
EESC 2023/03330
PB C, C/2024/893, 6.2.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/C/2024/893/oj (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
![]() |
Publicatieblad |
NL Serie C |
C/2024/893 |
6.2.2024 |
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende met bepaalde nieuwe genomische technieken verkregen planten en de daarvan afgeleide levensmiddelen en diervoeders, en tot wijziging van Verordening (EU) 2017/625
(COM(2023) 411 final — 2023/0226 (COD))
(C/2024/893)
Rapporteur: |
Arnaud SCHWARTZ |
Raadpleging |
Europese Commissie, 18.8.2023 Europese Raad, 15.9.2023 Europees Parlement, 19.10.2023 |
Rechtsgrond |
Artikel 43, artikel 114, artikel 168, lid 4, punt b), en artikel 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie |
Bevoegde afdeling |
Afdeling Landbouw, Plattelandsontwikkeling en Milieu |
Goedkeuring door de afdeling |
2.10.2023 |
Goedkeuring door de voltallige vergadering |
26.10.2023 |
Zitting nr. |
582 |
Stemuitslag (voor/tegen/onthoudingen) |
168/48/15 |
1. Conclusies en aanbevelingen
1.1. |
Het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) is voorstander van innovatie, ook inzake plantenrassen, en van maatregelen om het concurrentievermogen van de Europese producenten veilig te stellen, teneinde zowel de veiligheid als de duurzaamheid van het voedsel in de EU te waarborgen. Het EESC is in beginsel dan ook ingenomen met een beoordeling van de milieu- en gezondheidsrisico’s die is afgestemd op het soort modificaties dat wordt toegepast. Het vindt dat de Europese Commissie de transparantie moet garanderen van planten die via bepaalde nieuwe genomische technieken (NGT’s) zijn verkregen. Het EESC pleit er wel voor om het toezicht te versterken door mogelijke systemische effecten op het milieu en de gezondheid te monitoren aan de hand van een methode die in samenwerking met de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA), het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek (JRC) en belanghebbenden uit het maatschappelijk middenveld moet worden ontwikkeld. |
1.2. |
Het is een goede zaak dat de Commissie het pad wil effenen om plantenveredelingsprocessen te versnellen en landbouwers in de EU te voorzien van veelbelovende en veerkrachtige plantenrassen. De uitdagingen op dit gebied, die steeds groter worden en met verschillende factoren te maken hebben, moeten worden aangegaan zodat de sector in staat wordt gesteld zijn bijdrage aan de voedselzekerheid te vergroten, beter aan de verschillende ambitieuze doelstellingen van de Europese Green Deal bij te dragen en de mondiale concurrentie beter het hoofd te bieden. |
1.3. |
Ook verzoekt het EESC de Commissie te waarborgen dat succesvolle modellen zoals de biologische landbouw en de ggo (1)-vrije sector kunnen blijven floreren. Op EU-niveau moet worden gedefinieerd wat er wordt verstaan onder maatregelen voor geharmoniseerde co-existentie, teneinde uiteenlopende regels en concurrentieverstoringen tussen de lidstaten te voorkomen. Wordt er in dergelijke modellen voor gekozen om een verbod te bepleiten, dan zou het passender zijn om dit op te nemen in de verordening inzake de biologische productie dan in de verordening betreffende NGT’s, want deze laatste vormt niet het geschikte rechtskader (zoals in het geval van ggo’s). |
1.4. |
Het EESC wijst op het potentiële risico van een groot aantal octrooien in verband met het gebruik van NGT’s. Dit kan ertoe leiden dat landbouwers en kleine en middelgrote zaadbedrijven afhankelijk worden. In het geplande monitoringproces moet dit probleem adequaat worden aangepakt. Het EESC dringt daarom aan op een verduidelijking van de regels inzake intellectuele eigendom met betrekking tot levende materie voordat de onderhavige wetgeving in werking treedt. |
1.5. |
Daarnaast zou het EESC graag zien dat de Commissie ook ingaat op het vraagstuk van de onomkeerbaarheid en daarmee op de verantwoordelijkheden ter zake. Het EESC stelt met name voor dat er op publieke en decentrale wijze een Europese bank van traditionele zaden wordt opgezet die, via bestaande nationale zaadbanken of soortgelijke initiatieven, zaden van endemische planten verzamelt zodat deze beschermd worden (voorkomen dat ze uitsterven en dat ze gekruist worden met planten die aan de hand van NGT’s zijn verkregen) en ze indien nodig in de toekomst beschikbaar kunnen worden gesteld. Deze bank is belangrijk voor de voedselsoevereiniteit, het erfgoed en de strategische autonomie van de EU. De Europese Commissie zou moeten nagaan hoe er kan worden samengewerkt met de wereldzadenbank in Noorwegen en zou nationale collecties en de Europese verzameling van genetische hulpbronnen als uitgangspunt moeten nemen. |
1.6. |
Verder verzoekt het EESC de Commissie het gebrek aan wetgeving over de technologieën zelf zo spoedig mogelijk te verhelpen. Gezien de potentiële systemische gevolgen ervan vanuit een “één gezondheid”-perspectief is het EESC van mening dat het bijvoorbeeld onmogelijk moet worden gemaakt dat “kits” waarmee levende wezens genetisch gemodificeerd kunnen worden via technieken zoals CRISPR-Cas (2), door andere mensen dan NGT-professionals ongereguleerd op het internet gekocht en vervolgens gebruikt kunnen worden. |
1.7. |
Het EESC kan dan ook met het Commissievoorstel instemmen, op voorwaarde dat de Commissie afdoende op de zorgpunten van het EESC ingaat. Daarom moet de Commissie specifiek overwegen om voor NGT’s van categorie 1 systemisch toezicht achteraf en etikettering voor de consument in te voeren. Deze etikettering zou gebaseerd kunnen worden op administratieve traceerbaarheid en zou informatie kunnen bevatten over de toegevoegde waarde van het ras. |
1.8. |
In afwachting daarvan blijft het EESC bereid om aan de verbetering van het huidige Commissievoorstel voor een verordening inzake NGT’s bij te dragen. |
2. Wetgevingsvoorstel van de Europese Commissie
2.1. |
Op 5 juli 2023 heeft de Commissie een voorstel (3) gepubliceerd betreffende planten die zijn verkregen met behulp van bepaalde NGT op het gebied van gerichte mutagenese en cisgenese. In dit voorstel wordt onderscheid gemaakt tussen twee gebruikscategorieën:
Wat NGT-plantenrassen van categorie 1 betreft, stelt de Commissie voor dat producten traceerbaar moeten zijn tot de landbouwer, dat specifieke etikettering voor consumenten niet nodig is en dat er een standaardbeoordeling moet worden gemaakt als een product wordt opgenomen in de catalogus (zaadverordening). Daarnaast wil de Commissie dat er een openbare databank wordt opgezet waarin alle NGT-planten worden opgenomen. Voor NGT-rassen van categorie 2 wordt verplichte traceerbaarheid, specifieke etikettering tot aan de consument en een beoordeling van het ggo-type voorgesteld. De Commissie stelt voor dat NGT-planten, ook van categorie 1, in de biologische sector worden verboden. |
2.2. |
De Commissie wil de ontwikkeling van NGT-planten van categorie 1 bevorderen en het in de EU in de handel brengen van planten en daarvan afgeleide levensmiddelen en diervoeders faciliteren door middel van een vereenvoudigde vergunningsprocedure. |
3. Algemene opmerkingen
3.1. |
De door de Commissie voorgestelde verordening zou betekenen dat de situatie waarin de EU zich bevindt sinds het arrest van het Hof van Justitie van 2018 verandert. In dat arrest werd Richtlijn 2001/18/EG van het Europees Parlement en de Raad (4) zodanig uitgelegd dat organismen die op basis van moderne gerichtemutagenesetechnieken zijn verkregen, ggo’s zijn die onder de Europese wetgeving vallen (5). Het Commissievoorstel houdt rekening met de laatste technologische ontwikkelingen, met name sinds de ontdekking van CRISPR-Cas bijna tien jaar geleden, die heeft geleid tot medische vooruitgang op het gebied van immunotherapie. |
3.2. |
Ten opzichte van de situatie zoals die nu is (6), zou de vrijheid van bepaalde landbouwers, zaadfabrikanten, ambachtslieden, producenten en consumenten om te leven zonder wat zij “nieuwe ggo’s” noemen, gedeeltelijk worden aangetast, want NTG-planten van categorie 1 en daarvan afgeleide producten zouden worden vrijgesteld van een grondige beoordeling van hun milieu- en gezondheidsrisico’s, traceerbaarheidsmaatregelen en etikettering voor de eindverbruiker. |
3.3. |
Tegelijkertijd willen de meeste landbouwers die zitting hebben in het EESC, alsook bijvoorbeeld zaadfabrikanten, NGT’s kunnen gebruiken als een van de hefbomen om zich aan te passen aan de klimaatverandering en hun gebruik van productiemiddelen te verminderen. Net als de Commissie zijn zij van mening dat NGT-rassen van categorie 1 identiek zijn aan via conventionele veredelingsmethoden verkregen rassen, die in verschillende soorten landbouw worden gebruikt. Voorts willen zij erop wijzen dat conventionele veredelingsmethoden willekeurige mutagenese omvatten, een ggo-techniek die is vrijgesteld van Richtlijn 2001/18/EG, waarvan sommige rassen in de biologische landbouw worden gebruikt. |
3.4. |
Het voorstel van de Commissie is gebaseerd op wetenschappelijke kennis van het JRC en de EFSA. Sommige maatschappelijke organisaties zijn echter van mening dat deze kennis voorbijgaat aan kritische expertise en aan een deel van het voorzorgsbeginsel. |
3.5. |
Er zijn organisaties die instemmen met het Commissievoorstel betreffende NGT-planten van categorie 1, maar er zijn er ook die van mening zijn dat de Commissie voor categorie 1 uitgaat van een fictieve aanname: NGT = conventioneel, want de wijze waarop producten worden verkregen en het resultaat zijn niet dezelfde, wat indruist tegen de onderzoeken van de EFSA en het JRC en tegen een grote meerderheid van wetenschappers die NGT’s gebruiken. |
3.6. |
Het EESC juicht het toe dat het voorstel van de Commissie voorziet in een programma om de impact van deze regelgeving op duurzaamheid, biologische landbouw en consumentendraagvlak voor NGT’s te beoordelen. Het EESC pleit er echter wel voor dat het toezicht ook het monitoren van mogelijke systeemeffecten en een kosten-batenanalyse omvat. |
3.7. |
Systemisch of alomvattend toezicht verschilt van een beoordeling per geval, zoals bij analytische beoordelingen gebeurt. Het vereist dat er in samenwerking met de EFSA, het JRC en belanghebbenden uit het maatschappelijk middenveld indicatoren worden ontwikkeld inzake de dynamiek van de systemen waar we deel van uitmaken (samenlevingen, ecosystemen enz.). Met een dergelijk toezicht wordt beoogd praktijken mogelijk te maken die anders door het voorzorgsbeginsel zouden worden geblokkeerd. |
3.8. |
Het EESC erkent de bestaande wetgeving en merkt op dat in het Commissievoorstel wordt bepleit om de kwesties inzake intellectuele eigendom tegen 2026 te regelen door middel van een effectbeoordeling van octrooien voor plantenveredeling. De octrooikwestie blijft voorlopig dus onopgelost. Het risico dat het recht van landbouwers en zaadfabrikanten (andere dan octrooihouders) om planten te gebruiken voor de productie van hun eigen zaaigoed, wordt beperkt, is moeilijk in te schatten en de gebruikskosten voor landbouwers dreigen hoog op te lopen. |
3.9. |
Het EESC pleit er dan ook voor om na te denken over de vraag hoe octrooikwesties moeten worden aangepakt en om een oplossing te vinden die voldoende rekening houdt met de behoeften van landbouwers, zaadfabrikanten en actoren in de voedselvoorzieningsketen. Het EESC is er voorstander van dat er een octrooiregeling voor NGT’s wordt opgesteld tegen de tijd dat de ad-hocverordening in werking treedt (twee jaar na de ratificatie ervan). |
3.10. |
Het EESC waarschuwt voor de bedreiging van de biologische landbouw en de ggo-vrije sector. Ggo’s zijn daarin verboden en NGT’s zouden dat ook zijn; omdat er geen enkele methode vereist is om producten te detecteren, te identificeren en te traceren, zullen kopers, lidstaten en de Commissie niet in staat zijn de wetgeving naar behoren toe te passen. De inspanningen om het noodzakelijke toezicht te houden op de processen van de biologische landbouw en andere ggo-vrije productiemodellen zouden door de invoering van de voorgestelde wetgeving aanzienlijk kunnen toenemen. Daarom moet worden gegarandeerd dat de kosten eerlijk worden verdeeld en dat de lasten niet alleen op de schouders van de biologische en ggo-vrije sectoren terechtkomen. |
3.11. |
Wat het al dan niet verbieden van NGT’s in de biologische landbouw betreft, beveelt het EESC aan om af te gaan op het advies van de beroepsorganisaties in deze sector. Besluiten zij om te pleiten voor een verbod, dan zou het passender zijn om dit op te nemen in de verordening inzake de biologische productie dan in de verordening betreffende NGT’s, want deze laatste vormt niet het geschikte rechtskader (zoals in het geval van ggo’s). |
3.12. |
Er gaan in de samenleving heel wat stemmen op voor een veiliger kader voor NGT’s (burgerpetitie, ngo’s, bepaalde landbouworganisaties, veel Europese distributeurs en supermarktketens). Het door de Europese Commissie voorgestelde regelgevingskader biedt echter al een aantal veiligheidsgaranties. Als consumenten geen NGT-producten willen consumeren, zou dit tot uiting kunnen komen in hun bereidheid om te betalen voor “NGT-vrije” voedingsproducten, met alle technische problemen van dien om een dergelijke bewering te garanderen. NGT 1-rassen zijn momenteel niet te onderscheiden van door willekeurige mutagenese verkregen rassen, die in de EU al op grote schaal worden verhandeld en geconsumeerd. |
3.13. |
Dat neemt niet weg dat het EESC voorstander is van de ontwikkeling van innovatieve technologieën en zaden (7). Het EESC kan dan ook met het Commissievoorstel instemmen, op voorwaarde dat de Commissie afdoende op de zorgpunten van het EESC ingaat. |
3.14. |
Op dit moment zijn NGT’s lastig op te sporen, dus controles aan de hand van biologische analyses om ervoor te zorgen dat ze voor de consument geëtiketteerd worden, zijn onmogelijk of extreem duur. Aangezien het moeilijk is om deze controles te verrichten, zou etikettering tot aan de consument alleen moeten plaatsvinden door gebruik te maken van administratieve traceerbaarheid, waarin voor zaden al wordt voorzien tot aan het niveau van de landbouwer. Daar NGT’s minder duur zijn dan transgenese, moet de Commissie er na een transparant debat met alle betrokken stakeholders voor zorgen dat de kosten van deze etikettering niet worden gedragen door landbouwers en andere kleinere actoren in de economische agrofoodketen. |
3.15. |
In dezelfde geest zou de Commissie de kansen van NGT’s voor Europese kleine en middelgrote ondernemingen kunnen vergroten door een openbaar programma te ontwikkelen om de systeemrisico’s van wat ze produceren te beoordelen. |
3.16. |
Een groot deel van de landbouw- en zaadorganisaties wacht op de nieuwe Europese regelgeving, met name in een concurrentieklimaat waarin verschillende derde landen het onlangs gemakkelijker hebben gemaakt om producten en zaden die via NGT’s zijn verkregen in de handel te brengen. Zolang deze regelgeving nog niet compleet en doeltreffend is in de zin die door het EESC wordt bepleit, verzoekt het EESC de Commissie uitdrukkelijk jegens derde landen alle nodige maatregelen te nemen om de EU tegen mogelijke concurrentieverstoringen en blootstelling aan risico’s te beschermen. |
3.17. |
Het EESC steunt het evenredigheidsbeginsel (de door de Commissie voorgestelde maatregelen moeten passend en niet onnodig restrictief zijn), het voorzorgsbeginsel (omdat er wetenschappelijke onzekerheid bestaat over de globale effecten van NGT’s) en het omkeerbaarheidsbeginsel (om mogelijke schade om te keren of af te zwakken, mochten de door de Commissie gereguleerde activiteiten negatieve effecten hebben). |
3.18. |
Het EESC is van mening dat de Europese Commissie rekening moet houden met de impact van NGT’s op de verschillende landbouwmodellen. Kleine boeren vrezen dat deze nieuwe zaden de biologische, ecologische, regeneratieve of traditionele landbouwpraktijken die zij reeds toepassen, zullen verontreinigen. Daarom verzoekt het EESC de Commissie een impactstudie te verrichten die rekening houdt met de toekomstige levensvatbaarheid en winstgevendheid van deze vormen van landbouw en met de sociale en culturele aspecten ervan. Daarnaast is het vooral noodzakelijk dat de consument door middel van een correcte etikettering, met vermelding van het type landbouw en zaad, de oorsprong van het product kan vaststellen. |
4. Specifieke opmerkingen
4.1. Het EESC pleit ervoor om tien jaar na de invoering van de nieuwe technieken een risico-batenanalyse te maken
Gezien de noodzaak om ons aan de klimaatverandering aan te passen, de grotere precisie en betrouwbaarheid die NGT’s bieden in vergelijking met de methoden die worden gebruikt bij transgenese, en de kennis van de milieueffecten van ggo’s in de afgelopen dertig jaar, spreekt een risico-batenbenadering voor het voorwaardelijke gebruik van NGT’s, zoals uiteengezet in het Commissievoorstel. De risico-batenbenadering, met name op milieugebied, maakt het mogelijk rekening te houden met de impact van biotechnologie op een ecosysteem.
We leven in complexe natuurlijke systemen (ecosystemen, samenlevingen enz.). Hoe deze systemen zijn georganiseerd, hangt af van de aard van de componenten en van de verbindingen tussen die componenten. Deze systemen zijn op hun beurt van invloed op de componenten en hun verbindingen, zodat alles berust op een permanente wisselwerking. Technologie wordt van oudsher analytisch beoordeeld, waarbij de aandacht vooral uitgaat naar de voorspelbare effecten op een bepaald aantal relevant geachte elementen of verschijnselen. Deze aanzienlijke versnelling in de evolutie van natuurlijke systemen moet worden vergeleken met de impact van de klimaatverandering. Klimaatverandering leidt tot veel meer verstoringen in de natuur dan het gebruik van planten die met biotechnologie zijn verkregen. NGT’s kunnen juist zorgen voor weerbaarheid tegen deze verstoringen.
4.1.1. |
De kunstmatige toename van de evolutiesnelheid van de complexe natuurlijke systemen die ons aangaan, is te wijten aan de exponentiële vermenigvuldiging van technologische producten, maar ook, in het geval van NGT’s, aan de astronomische versnelling van de mogelijkheden om de gewenste genetische modificaties te verkrijgen. Zo heeft Limagrain (8) met behulp van NGT’s meeldauwresistente tarwe verkregen met drie mutaties op specifieke plekken.
Om een dergelijk resultaat te kunnen verkrijgen door het selecteren van natuurlijke mutaties, zou de hele wereldproductie vier miljoen jaar lang geobserveerd moeten worden. Voor een maïsplant met twintig mutaties zouden er in geval van veredeling via natuurlijke mutaties 1,25 × 10163 korrels moeten worden onderzocht! Het aantal atomen in het universum is 1080. Zo’n hoge versnelling komt neer op een drastische breuk met co-evolutie en betekent dat de organisatie van ecosystemen en samenlevingen ernstig wordt verstoord. |
4.2. Het EESC pleit voor een meer ethische kijk op de zaak
4.2.1. |
Mensen hebben altijd samenlevingen moeten vormen om te kunnen overleven. Dit impliceert dat hun gedrag verenigbaar moet zijn met het sociale leven. En hier komt de ethiek om de hoek kijken.
Ethiek was aanvankelijk sociaal; impliciet werd aangenomen dat de natuur een oneindige veerkracht had. Door de technische kracht die we hebben ontwikkeld, worden natuurlijke systemen thans aanzienlijk verstoord en wordt hun stabiliteit in gevaar gebracht. Een en ander resulteert in een noodzakelijke evolutie van de ethiek, die weliswaar sociaal blijft, maar ervoor moet zorgen dat menselijk gedrag consistent is met natuurlijke systemen, wat ook een verandering in de hiërarchie van waarden met zich meebrengt. Immers, de stabiliteit van natuurlijke systemen is voor de rest noodzakelijk om te kunnen bestaan, zodat alles wat nodig is om deze stabiliteit te bewaren voorrang krijgt boven alle andere overwegingen; op dezelfde wijze krijgt alles wat nodig is om samenlevingen in stand te houden voorrang boven individuele belangen. Gezien de tijd en de aanzienlijke extra kosten die ervoor nodig zouden zijn, is het ondoenlijk om bij elke invoering van een nieuw ras een studie van de systemen in hun geheel uit te voeren. De voorgestelde systemische aanpak zou daarom beperkt blijven tot één algemeen toezicht op technieken en niet op elk nieuw ras. |
4.2.2. |
Een ander aspect in verband met ethiek is dat veel Europeanen geïnformeerd willen worden over de aanwezigheid van ggo’s in levensmiddelen. In dat geval moeten persoonlijke overtuigingen worden gerespecteerd. Het EESC verzoekt de Commissie hetzelfde te doen waar het gaat om planten en producten die zijn verkregen met NGT’s. |
4.3. Algemene veiligheid: dit is een complex onderwerp van zeer technische aard
4.3.1. |
Op sommige scholen wordt geleerd hoe NGT’s kunnen worden gebruikt. Het gebeurt wel eens dat studenten mee naar huis nemen wat ze hebben geproduceerd. Kits om bacteriën of planten te modificeren met CRISPR-Cas9 zijn op internet (9) beschikbaar voor 85 USD en amateurbiologieapparatuur is er voor minder dan 3 000 USD te vinden. De verkoop ervan kan momenteel niet worden gereguleerd, want de regelgeving heeft alleen betrekking op de verspreiding van eindproducten en niet op reagentia. Het voorstel van de Commissie is een stap in de goede richting. Het biedt een kader voor het gebruik van NGT’s. Een absoluut verbod zou leiden tot een toename van illegaal gebruik om NGT’s te verkrijgen of de aankoop van toegestane NGT-rassen buiten de EU. Niettemin verzoekt het EESC de Commissie de onlineverkoop van deze kits goed in de gaten te houden. Niet-goedgekeurde producten die uit een dergelijke verkoop voortvloeien, moeten als frauduleus worden beschouwd. |
4.3.2. |
Met de voorgestelde verordening zou bioterrorisme beter in de gaten kunnen worden gehouden. Het EESC is van mening dat de Commissie hier werk van moet maken en beveiligings- en veiligheidsproblemen moet aanpakken. |
4.4. Het EESC waarschuwt voor onrealistische vereenvoudigingen
4.4.1. |
Vergelijkingen die de Commissie heeft gemaakt tussen planten die met behulp van NGT’s zijn verkregen en conventionele planten, wekken de indruk dat alleen het betrokken gen wordt beïnvloed. |
4.4.1.1. |
Bij zowel transgenese als cisgenese en intragenese worden technieken gebruikt waarbij sprake is van in-vitrokweek. Hierdoor worden mutaties en epimutaties geïnduceerd, en bovendien kan vreemd DNA ook onopzettelijk worden ingebracht (Zang 2014). In het voorstel van de Commissie worden deze niet-opzettelijke wijzigingen beoordeeld aan de hand van het vergunningsdossier voor een NGT van categorie 1 of aan de hand van een evaluatie die hoort bij een NGT van categorie 2. Overheden zouden over middelen moeten beschikken om de in dit verband verstrekte informatie te verifiëren, bijvoorbeeld via onafhankelijke organen. |
4.4.1.2. |
Bij cisgenese worden genen van dezelfde soort of van een verwante soort in een bepaald ras ingebracht. |
4.4.1.3. |
De reagentia die bij alle NGT’s worden gebruikt (DNA, RNA, RNP), laten in de gemodificeerde genomen allemaal sporen van vreemd DNA achter (Bertheau 2022; Kawall 2020; Norris 2019 en 2020; Ono et al., 2015; Ono et al., 2019). Er is dus geen gelijkwaardigheid tussen een genetisch gemodificeerde plant en een natuurlijke plant. |
4.4.1.4. |
Puntmutaties van een gen kunnen zeer verschillende effecten hebben, afhankelijk van de genetische basis en de omgeving als er meerdere genen bij betrokken zijn (Siegal 2017), en kunnen tot verschillende functies leiden (Copley 2014; Huberts 2010; Jeffery 2014). Een synonieme mutatie kan de driedimensionale structuur van een eiwit en zijn enzymactiviteit veranderen zonder de sequentie ervan te wijzigen (Chamary en Hurst 2009; Kimchi-Sarfaty 2007). |
4.4.2. |
Onbedoelde off-targetmodificaties worden niet geëlimineerd door terugkruisen (Bertheau 2019, 2022). NGT’s leiden niet alleen tot off-targetmodificaties, maar laten ook versnipperde chromosomen (“chromothripsis”) en een groot aantal epimutaties achter. Off-targetmodificaties, epimutatie en chromothripsis kunnen optreden in de context van reeds toegelaten willekeurige in-vivo- of in-vitromutagenese. Dit doet ook vragen rijzen over de ggo’s die daarvan zijn afgeleid en die momenteel niet onderworpen zijn aan maatregelen betreffende andere ggo’s, of aan vereenvoudigde maatregelen zoals die welke voor NGT-planten van categorie 2 worden voorgesteld. Rassen die door willekeurige mutagenese zijn verkregen, zijn al ruim dertig jaar op de markt zonder gevolgen voor de gezondheid of het milieu, niettegenstaande mogelijke off-targetmodificaties of epimutaties die ondanks terugkruisingen zouden kunnen blijven bestaan. |
Brussel, 26 oktober 2023.
De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité
Oliver RÖPKE
(1) Vrij van genetisch gemodificeerde organismen.
(2) Clustered regularly interspaced short palindromic repeats.
(3) https://food.ec.europa.eu/plants/genetically-modified-organisms/new-techniques-biotechnology_nl?etrans=nl
(4) Richtlijn 2001/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 maart 2001 inzake de doelbewuste introductie van genetisch gemodificeerde organismen in het milieu en tot intrekking van Richtlijn 90/220/EEG van de Raad — Verklaring van de Commissie (PB L 106 van 17.4.2001, blz. 1).
(5) https://curia.europa.eu/jcms/upload/docs/application/pdf/2018-07/cp180111en.pdf
(6) EESC-adviezen die verband houden met dit onderwerp, PB C 349 van 29.9.2023, blz. 80; PB C 293 van 18.8.2023, blz. 1; PB C 184 van 25.5.2023, blz. 109; PB C 194 van 12.5.2022, blz. 72; PB C 364 van 28.10.2020, blz. 49; PB C 13 van 15.1.2016, blz. 203; PB C 68 van 6.3.2012, blz. 56.
(7) Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité “Naar een eerlijke voedselvoorzieningsketen” (verkennend advies) (PB C 517 van 22.12.2021, blz. 38).
(8) Wang, Y., Cheng, X., Shan, Q., Zhang, Y., Liu, J., Gao, C., Qiu, J-L., Simultaneous editing of three homoeoalleles in hexaploid bread wheat confers heritable resistance to powdery mildew, Nat Biotechnol. 2014; 32:947-51.
(9) www.the-odin.com/diy-crispr-kit/
ELI: http://data.europa.eu/eli/C/2024/893/oj
ISSN 1977-0995 (electronic edition)