Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52023AB0031

Advies van de Europese Centrale Bank van 13 oktober 2023 inzake een voorstel voor een verordening inzake eurobankbiljetten en -munten als wettig betaalmiddel (CON/2023/31)

CON/2023/31

PB C, C/2023/1355, 1.12.2023, ELI: http://data.europa.eu/eli/C/2023/1355/oj (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

ELI: http://data.europa.eu/eli/C/2023/1355/oj

European flag

Publicatieblad
van de Europese Unie

NL

Serie C


C/2023/1355

1.12.2023

ADVIES VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 13 oktober 2023

inzake een voorstel voor een verordening inzake eurobankbiljetten en -munten als wettig betaalmiddel

(CON/2023/31)

(C/2023/1355)

Inleiding en rechtsgrondslag

Op 27 juli 2023 en 11 september 2023 ontving de Europese Centrale Bank (ECB) verzoeken van respectievelijk het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie om een advies betreffende een voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake eurobankbiljetten en-munten als wettig betaalmiddel (1) (hierna de “ontwerpverordening” genoemd).

De adviesbevoegdheid van de ECB is gebaseerd op artikel 133 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, waarin wordt bepaald dat, onverminderd de bevoegdheden van de ECB, het Europees Parlement en de Raad, na overleg met de ECB, de maatregelen vaststellen die nodig zijn voor het gebruik van de euro als enige munteenheid. Deze maatregelen worden vastgesteld na raadpleging van de Europese Centrale Bank. Overeenkomstig artikel 17.5, eerste zin, van het reglement van orde van de Europese Centrale Bank heeft de Raad van bestuur dit advies goedgekeurd.

1.   Algemene opmerkingen

1.1.

De ECB is ingenomen met de ontwerpverordening, die van toepassing zal zijn in de lidstaten die de euro als munt hebben. De ECB is een groot voorstander van de vaststelling van regels inzake de status van wettig betaalmiddel van eurobankbiljetten en -munten in de gehele eurogebied in het secundaire Unierecht. Dergelijke regels zullen de nodige rechtszekerheid bevorderen met betrekking tot het begrip “wettig betaalmiddel” in het Unierecht, dat de status is die in het primaire recht van de Unie wordt toegekend aan eurobankbiljetten en euromunten in het secundaire Unierecht (2). De in de ontwerpverordening neergelegde regels zullen, rekening houdend met de verschillen, ook zorgen voor samenhang met het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de vaststelling van de digitale euro (3) (hierna “de ontwerpverordening betreffende de digitale euro” genoemd), dat regels bevat inzake de status van wettig betaalmiddel van de digitale euro. De ontwerpverordening zal ertoe bijdragen dat de digitale euro, indien deze wordt uitgegeven, een aanvulling vormt op eurobankbiljetten en -munten, maar deze niet vervangt.

1.2.

De ECB is met name ingenomen met de in de ontwerpverordening opgenomen maatregelen met betrekking tot de noodzaak voor de lidstaten die de euro als munt hebben om voldoende en daadwerkelijke toegang tot contanten te verzekeren. De ECB heeft consequent ontwerpen van nationale wetgeving ter bescherming van de beschikbaarheid van contant geld verwelkomd (4). De ECB is het er volledig mee eens dat toegang tot contanten noodzakelijk is om de doeltreffendheid van haar status als wettig betaalmiddel te waarborgen. Als burgers niet gemakkelijk toegang hebben tot contanten, kunnen zij het niet als betaalmiddel en waardeopslag gebruiken (5).

1.3.

Op basis van het Verdrag heef de Europese Centrale Bank (ECB) het alleenrecht machtiging te geven tot de uitgifte van eurobankbiljetten binnen de Unie (6). Door de ECB en de nationale centrale banken van de eurogebiedlidstaten uitgegeven eurobankbiljetten zijn de enige bankbiljetten met de status van wettig betaalmiddel in het eurogebied (7). De hoedanigheid van wettig betaalmiddel van euromunten is vastgelegd in het secundaire Unierecht (8). Er bestaat echter geen juridisch bindende definitie van het begrip “wettig betaalmiddel” in het secundaire Unierecht.

1.4.

Het Hof van Justitie heeft het begrip “wettig betaalmiddel” in een arrest behandeld onder verwijzing naar Aanbeveling 2010/191/EU van de Commissie (9), waarin is bepaald dat, wanneer er een betalingsverplichting bestaat, de hoedanigheid van wettig betaalmiddel van eurobankbiljetten en -munten moet inhouden: a) de verplichte aanvaarding van die bankbiljetten en munten (10);b) de aanvaarding tegen volledige nominale waarde, en c) de mogelijkheid tot kwijting van betalingsverplichtingen.

1.5.

Het Hof heeft verduidelijkt dat het begrip “wettig betaalmiddel” een Unierechtelijk begrip is dat in de gehele Unie autonoom en uniform moet worden uitgelegd (11). Artikel 133 van het Verdrag verleent de wetgever van de Unie als enige de bevoegdheid om de maatregelen vast te stellen betreffende de hoedanigheid van wettig betaalmiddel die wordt toegekend aan in euro luidende bankbiljetten en muntstukken, voor zover dat noodzakelijk is voor het gebruik van de euro als enige munteenheid. Een dergelijke exclusieve bevoegdheid sluit elke bevoegdheid van de lidstaten ter zake uit, behalve wanneer zij handelen op grond van een door de Unie verleende machtiging om dergelijke maatregelen vast te stellen of ter uitvoering van handelingen van de Unie (12).

1.6.

Zoals vermeld in de toelichting bij de ontwerpverordening (13), bevestigden de besprekingen binnen de Euro Legal Tender Expert Group (ELTEG) het bestaan van rechtsonzekerheid met betrekking tot de status van wettig betaalmiddel van eurocontanten en de uiteenlopende toepassing van de beginselen ervan in het eurogebied. Zij onthulden ook bezorgdheid over de gevolgen van de vermindering van de geografische dekking van geldautomaten en de vermindering van de cashdiensten bij bankfilialen voor de toegang tot contanten (14).

1.7.

De ontwerpverordening zal ertoe bijdragen dat eurocontanten beschikbaar blijven, waaronder in perifere regio’s, en worden aanvaard voor betalingen in het hele eurogebied, waardoor de contantgeldstrategie van het Eurosysteem wordt versterkt (15). Ondanks de digitalisering van de economie van de Unie en het toenemende gebruik van elektronische betaalmiddelen blijven contanten een belangrijke rol spelen in de samenleving (16). Het vermogen om contant te betalen blijft bijzonder belangrijk voor degenen die om diverse legitieme gronden de voorkeur geven aan contanten in plaats van andere betaalinstrumenten of die geen toegang hebben tot het banksysteem en elektronische betaalmiddelen. Tot deze groepen behoren burgers met een handicap, immigranten, sociaal kwetsbare burgers, ouderen, minderjarigen en anderen met beperkte of geen toegang tot digitale betalingsdiensten (17).

1.8.

Daarnaast zijn contanten eveneens nuttig als betalingsinstrument ,omdat het breed geaccepteerd, snel en veilig is en het de controle over de uitgaven van de betaler vergemakkelijkt. Het is momenteel het enige betaalinstrument dat burgers in staat stelt een transactie onmiddellijk in centralebankgeld af te wikkelen, en tegelijkertijd de privacy te waarborgen (18). Als centralebankgeld zorgen eurocontanten voor de convertibiliteit van commercieel bankgeld, waardoor burgers gerust zijn over de bruikbaarheid van commercieel bankgeld als betaalmiddel en over de functie ervan als waardeopslag. Eurocontanten spelen derhalve een rol bij het handhaven van de financiële stabiliteit en de transmissie van het monetaire beleid.

2.   Duidelijk verbod op eenzijdige uitsluiting vooraf van contanten

2.1.

De ECB deelt de in de ontwerpverordening geformuleerde bezwaren met betrekking tot “eenzijdige uitsluiting vooraf van contanten” door detailhandelaren of dienstverleners. De verspreiding van dergelijke situaties zou de status van wettig betaalmiddel van eurobankbiljetten en -munten ernstig ondermijnen (19). In de ontwerpverordening zou een nieuwe bepaling moeten worden opgenomen om duidelijk aan te geven dat een eenzijdige uitsluiting vooraf van contanten verboden is.

2.2.

De ECB stelt ook voor om de definitie van eenzijdige uitsluitingen vooraf van contanten in de ontwerpverordening (20) te wijzigen om te verduidelijken dat zij “geen contanten”-praktijken omvat (bv. door middel van een bordje met “geen contanten” bij de ingang van winkels of verkooppunten), alsook contractuele voorwaarden waarover niet afzonderlijk is onderhandeld (bv. vooraf opgestelde standaardmodelovereenkomsten). Voorts moet in de bepaling van de ontwerpverordening over de uitzonderingen op het beginsel van verplichte aanvaarding van eurobankbiljetten en -munten (21) worden gespecificeerd dat de bewijslast om vast te stellen dat er tussen de betaler en de begunstigde een voorafgaande overeenkomst bestond over een ander betaalmiddel dan contanten, bij de begunstigde ligt.

2.3.

In de ontwerpverordening wordt bepaald dat eenzijdige uitsluitingen vooraf van contanten binnen het toepassingsgebied ervan vallen (22). In de ontwerpverordening wordt een “eenzijdige uitsluiting vooraf van contanten” gedefinieerd als situaties waarin detailhandelaren en dienstverleners contant geld eenzijdig uitsluiten als betaalmethode en de betaler en de begunstigde niet vrijelijk instemmen met een betaalmiddel voor een aankoop (23). Eenzijdige uitsluitingen vooraf van contanten zijn dus geen gevallen waarin er sprake is van een voorafgaande, individueel overeengekomen overeenkomst tussen de betaler en de begunstigde over een ander betaalmiddel dan contanten, hetgeen een geldige uitzondering op het beginsel van verplichte aanvaarding zou vormen (24). Hoewel vooraf overeengekomen uitsluitingen van contanten echte onderhandelingen vereisen, houden eenzijdige uitsluitingen van contanten vooraf een niet-onderhandelbare voorwaarde in voor de betaler om een geldschuld met de begunstigde af te wikkelen.

2.4.

In de ontwerpverordening wordt echter ook bepaald dat de lidstaten moeten toezien op het niveau van de eenzijdige uitsluitingen vooraf van betalingen in contanten op hun gehele grondgebied (25). In de overwegingen van de ontwerpverordening is opgenomen dat indien een lidstaat concludeert dat eenzijdige uitsluiting vooraf van contanten het beginsel van verplichte aanvaarding van eurobankbiljetten en -munten ondermijnt, de desbetreffende lidstaat maatregelen zou moeten nemen om de situatie te verhelpen. Dergelijke maatregelen kunnen een verbod op eenzijdige uitsluiting vooraf van contanten op zijn gehele grondgebied of delen daarvan omvatten (26).

2.5.

Sommige bepalingen van de ontwerpverordening lijken er dus op te wijzen dat een eenzijdige uitsluiting vooraf van contanten geen voorafgaande overeenkomst tussen een betaler en een begunstigde vormt om gebruik te maken van een ander betaalmiddel dan contanten, zodat het beginsel van verplichte aanvaarding van toepassing zou zijn (27). In een van die bepalingen (28) wordt duidelijk vastgelegd dat wanneer een detailhandelaar of dienstverlener contanten bijvoorbeeld door de invoering van een bordje met “geen contanten” de betaler en de begunstigde niet vrijelijk instemmen met een betaalmiddel. Dit wijst erop dat eenzijdige uitsluiting vooraf van contanten niet zou worden vrijgesteld van het beginsel van verplichte aanvaarding van eurobankbiljetten en -munten. Zij vormen derhalve een inbreuk op de ontwerpverordening.

2.6.

Deze uitlegging is echter moeilijk te verenigen met de verplichting voor de lidstaten toezicht te houden op het niveau van de eenzijdige uitsluitingen vooraf van contanten op hun gehele grondgebied of delen daarvan en deze op hun gehele grondgebied of delen daarvan te verbieden, indien het acceptatieniveau van contante betalingen op hun grondgebied of delen daarvan het beginsel van verplichte aanvaarding van eurocontanten ondermijnt. Indien eenzijdige uitsluitingen vooraf van contanten een inbreuk vormen op de ontwerpverordening, moeten de lidstaten de naleving van de ontwerpverordening afdwingen, onder meer door sanctievoorschriften vast te stellen en sancties op te leggen tegen deze uitsluitingen van eurocontanten (29), in plaats van toezicht te houden op de omvang van deze onwettige situaties op hun grondgebied.

2.7.

Het duidelijke verbod op eenzijdige uitsluiting vooraf van contanten zou dan in de plaats komen van de verplichting voor de lidstaten om toe te zien op het niveau van eenzijdige uitsluitingen vooraf van betalingen in contanten op hun grondgebied en zou een duidelijke definitie geven van de reikwijdte en de gevolgen van de status van wettig betaalmiddel van eurocontanten (30).

3.   Eenzijdige uitsluiting vooraf van contanten door publiekrechtelijke lichamen

3.1.

De ontwerpverordening sluit specifieke categorieën betalers of begunstigden niet uit van het toepassingsgebied (31). Tegelijkertijd wordt in de overwegingen erkend dat de lidstaten in beginsel de verplichte aanvaarding van contanten kunnen beperken overeenkomstig hun bevoegdheden en indien aan bepaalde voorwaarden (bv. redenen van algemeen belang, evenredigheid) is voldaan (32), zoals het Hof van Justitie heeft verklaard (33). In dit verband begrijpt de ECB dat de “geen contanten”-praktijken van publiekrechtelijke lichamen (bv. openbare ziekenhuizen en openbare musea) als zodanig geen geldige uitzonderingen zijn op de verplichte aanvaarding van eurobankbiljetten en -munten die door de lidstaten binnen hun bevoegdheidsgebied zijn ingevoerd. Voor zover deze praktijken geen gereguleerde procedures voor de afwikkeling van geldelijke verplichtingen zijn waarin de wetgeving van een lidstaat (34) voorziet, maar veeleer unilaterale praktijken, vormen “geen contanten”-praktijken die door publiekrechtelijke lichamen worden gevolgd, eenzijdige uitsluitingen vooraf van contanten zoals gedefinieerd in de ontwerpverordening (35). Daarom moeten de overwegingen van de ontwerpverordening (36) worden aangepast om te verduidelijken dat “geen contanten-praktijken” van publiekrechtelijke lichamen ook binnen het toepassingsgebied van de ontwerpverordening vallen en derhalve verboden zijn.

4.   Overige opmerkingen

4.1.

De ontwerpverordening is van toepassing op “de afwikkeling van geldschulden, voor zover deze geheel of gedeeltelijk in contanten moeten worden afgewikkeld wanneer er een betalingsverplichting bestaat” (37). De ECB begrijpt dat de zinsnede “voor zover zij in contanten moeten worden afgewikkeld” verwijst naar het recht van de betaler om ervoor te kiezen contant te betalen wanneer andere betaalmiddelen beschikbaar zijn. Deze zinsnede zou echter ook kunnen worden gelezen als een onbepaalde beperking van het beginsel van verplichte aanvaarding (38). Dit zou kunnen betekenen dat alleen bepaalde geldschulden in contanten kunnen worden afgewikkeld. Omwille van de juridische duidelijkheid stelt de ECB daarom voor de ontwerpverordening in dit opzicht te wijzigen.

4.2.

Wat de uitzonderingen op het beginsel van verplichte aanvaarding van eurobankbiljetten en -munten betreft, bepaalt de ontwerpverordening bovendien dat een begunstigde het recht heeft eurocontanten te weigeren “weigering te goeder trouw gebeurt en gebaseerd is op legitieme en tijdelijke gronden in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel, gelet op de concrete omstandigheden waarop de begunstigde geen invloed heeft” (39). De ECB begrijpt dat er verschillende cumulatieve voorwaarden zijn gesteld aan de toepassing van de uitzondering van “goede trouw” om de lat hoog te leggen voor een begunstigde die zich op deze uitzondering beroept ter rechtvaardiging van een weigering om contanten te aanvaarden. De ECB verwelkomt deze benadering.

4.3.

De ECB begrijpt dat het feit dat niet over wisselgeld beschikken (40), een zeer specifieke “legitieme grond” is om eurobankbiljetten en -munten te weigeren die het algemene begrip van de uitzondering te goeder trouw niet ten goede komt. Deze specifieke grond kan echter niet worden gebruikt om te bepalen wat in andere situaties “concrete omstandigheden, waarop de begunstigde geen invloed heeft,” zijn. Het is immers de vraag of een de begunstigde geen invloed heeft op een dergelijke concrete omstandigheid, en het zou ingaan tegen algemene intentie van de wetgever om de lat hoog leggen om haar als indicatief voorbeeld te gebruiken om terug te vallen op de uitzondering te goeder trouw van het in de ontwerpverordening vervatte beginsel van verplichte aanvaarding,

4.4.

Voorts verleent de ontwerpverordening de Commissie de bevoegdheid om uitvoeringshandelingen van algemene strekking vast te stellen inzake een reeks gemeenschappelijke indicatoren die de lidstaten moeten gebruiken om de aanvaarding van betalingen in contanten en de toegang tot contanten op hun gehele grondgebied te monitoren (41). In de ontwerpverordening staat uitdrukkelijk dat de Commissie de ECB zal raadplegen bij de voorbereiding van de desbetreffende uitvoeringshandelingen. Voor zover mogelijk dienen de bestaande werkzaamheden van het Eurosysteem op dit gebied als referentie te dienen bij de vaststelling van gemeenschappelijke indicatoren. De ontwerpverordening verleent de Commissie ook de bevoegdheid om uitvoeringshandelingen vast te stellen die gericht zijn tot een lidstaat indien zij van oordeel is dat de door de lidstaat voorgestelde corrigerende maatregelen onvoldoende lijken of dat de aanvaarding van contante betalingen of de toegang tot contanten niet naar behoren is gewaarborgd (42). In dit laatste geval ontbreekt echter een soortgelijke verwijzing naar de raadpleging van de ECB. De verplichting om de ECB te raadplegen vloeit voort uit het feit dat de relevante handelingen, voor zover zij de uitvoering geven aan de ontwerpverordening, gebaseerd zouden zijn op artikel 133 van het Verdrag, waarin specifiek wordt verwezen naar de noodzaak om de ECB te raadplegen. Met het oog op de rechtszekerheid moet in de ontwerpverordening uitdrukkelijk worden verwezen naar de verplichting tot raadpleging van de ECB voordat de Commissie uitvoeringshandelingen vaststelt die tot een specifieke lidstaat zijn gericht.

4.5.

Tot slot is de ECB ingenomen met de verwijzing in de ontwerpverordening naar de convertibiliteit van eurobankbiljetten en -munten en de digitale euro (43). Een dergelijke convertibiliteit is een natuurlijk gevolg van de status van wettig betaalmiddel van eurocontanten en de digitale euro. De ECB stelt echter voor om de term “fungibiliteit” te gebruiken in plaats van “convertibiliteit”, aangezien dit beter het idee weerspiegelt dat eurocontanten en de digitale euro dezelfde valuta (d.w.z. de euro) zijn, zij het in twee verschillende vormen. De ECB neemt er nota van dat het desbetreffende artikel in de ontwerpverordening inzake de digitale euro op dit punt een afspiegeling is van het overeenkomstige artikel in de ontwerpverordening (44), en vestigt de aandacht van de medewetgevers op de noodzaak om deze twee bepalingen gedurende het gehele wetgevingsproces op elkaar af te stemmen.

Voor zover de ECB wijzigingen van de ontwerpverordening aanbeveelt, worden daartoe in een apart technisch werkdocument specifiek onderbouwde formuleringsvoorstellen opgenomen. Het technische werkdocument is beschikbaar in het Engels op EUR-Lex.

Gedaan te Frankfurt am Main, 13 oktober 2023.

De president van de ECB

Christine LAGARDE


(1)  COM (2023) 364 final.

(2)  Artikel 128, lid 1, derde zin, van het Verdrag en artikel 16, derde zin, van de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank (hierna de “ESCB-statuten” genoemd); artikel 11 van Verordening (EG) nr. 974/98 van de Raad van 3 mei 1998 over de invoering van de euro (PB L 139 van 11.5.1998, blz. 1).

(3)  COM (2023) 369 final.

(4)  Zie bijvoorbeeld punt 3.3 van Advies CON/2017/40, punt 7.2 van Advies CON/2017/9, punt 2.4 van Advies CON/2017/21 en punt 9.2 van Advies CON/2020/13. Alle ECB-adviezen worden gepubliceerd op EUR-Lex.

(5)  Zie punt 1, blz. 1, en punt 3, blz. 5, van de toelichting bij de ontwerpverordening, en beginsel 6 van ELTEG III in het eindverslag van de Euro Legal Tender Expert Group (Final report of the Euro Legal Tender Expert Group (ELTEG)) van 6 juli 2022, beschikbaar op de website van de Commissie onder: www.ec.europa.eu

(6)  Artikel 128, lid 1, eerste zin, van het Verdrag en artikel 16, eerste zin, van de ESCB-statuten.

(7)  Artikel 128, lid 1, derde zin, van het Verdrag en artikel 16, derde zin, van de ESCB-statuten.

(8)  Artikel 11 van Verordening (EG) nr. 974/98.

(9)  Aanbeveling van de Commissie 2010/191/EU van 22 maart 2010 betreffende de draagwijdte en de gevolgen van de hoedanigheid van wettig betaalmiddel van eurobankbiljetten en -munten (PB L 83 van 30 maart 2010, blz. 70).

(10)  Het Hof heeft voorts verder verduidelijkt dat de status van wettig betaalmiddel alleen een principiële aanvaarding van eurobankbiljetten als betaalmiddel vereist. De lidstaten kunnen beperkingen invoeren op de verplichting eurobankbiljetten en -munten te aanvaarden indien zij handelen binnen hun bevoegdheden en onder bepaalde voorwaarden. Zie het arrest van het Hof van Justitie van 26 januari 2021, Hessischer Rundfunk, C-422/19 en C-423/19, ECLI:EU:C:2021:63, punten 55 en 56, en 67 tot en met 70. Tegen deze achtergrond volgt de ECB nauwlettend alle ontwikkelingen in de nationale wetgeving die erop gericht zijn de betalingsmogelijkheden in contanten te beperken en aldus in te grijpen in het recht van burgers om contant te betalen. Zie bijvoorbeeld de Adviezen CON/2022/43, CON/2020/33 en CON/2019/39.

(11)  Zie arrest van het Hof van Justitie van 26 januari 2021, Hessischer Rundfunk, C-422/19 en C-423/19, ECLI:EU:C:2021:63 (hierna: het “arrest in de gevoegde zaken C-422/19 en C-423/19” genoemd), punt 45.

(12)  Zie het arrest in de gevoegde zaken C-422/19 en C-423/19, punten 50 tot en met 52.

(13)  Zie afdeling 3, blz. 4 van de toelichting bij de ontwerpverordening en het eindverslag van de Euro Legal Tender Expert Group (ELTEG) Final report of the Euro Legal Tender Expert Group (ELTEG)) van 6 juli 2022, beschikbaar op de website van de Commissie onder: www.ec.europa.eu.

(14)  Zie beginsel 6 van ELTEG III in het eindverslag van de Euro Legal Tender Expert Group (ELTEG) (Final report of the Euro Legal Tender Expert Group (ELTEG)) van 6 juli 2022, beschikbaar op de website van de Commissie onder: www.ec.europa.eu

(15)  Zie de “contantgeldstrategie van het Eurosysteem”, beschikbaar op de website van de ECB onder: www.ecb.europa.eu

(16)  Zie bijvoorbeeld punten 2.4 en 2.7 van Advies CON/2019/46, punten 2.1 en 2.2 van Advies CON/2021/18 en punt 4.7 van Advies de Europese Centrale Bank van 16 februari 2022 inzake een voorstel voor een richtlijn en een verordening tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor witwassen of terrorismefinanciering (CON/2022/5) (PB C 210 van 25.5.2022, blz. 15). De ECB heeft zich neutraal opgesteld ten aanzien van de verschillende betaalmiddelen, wat betekent dat zij het ene instrument niet bevoordeelt ten opzichte van het andere. Zie punt 2.1 van Advies CON/2015/55.

(17)  Zie bijvoorbeeld punt 2.10 van Advies CON/2022/9.

(18)  Zie punt 2.4 van Advies CON/2017/8, punt 2.1 van Advies CON/2019/41, punt 9.2.1 van Advies CON/2020/13, punt 2.3 van Advies CON/2020/21, punt 7.2.1 van Advies CON/2019/1 en punt 2.1 van Advies CON/2021/18.

(19)  Zie de brief van de president van de ECB aan de heer Chris MacManus, lid van het Europees Parlement, over de wettigheid van de eenzijdige weigering van handelaren om contante betalingen te aanvaarden in een business-to-customer context (L/CL/23/130), 23 juni 2023, beschikbaar in het Engels op de website van de ECB onder www.ecb.europa.eu

(20)  Zie artikel 3, punt 4, van de ontwerpverordening.

(21)  Zie artikel 5, lid 1, van de ontwerpverordening.

(22)  Zie artikel 2, lid 1, van de ontwerpverordening.

(23)  Zie artikel 3, punt 4, van de ontwerpverordening.

(24)  Zie artikel 5, lid 1, punt b), van de ontwerpverordening.

(25)  Zie artikel 7 van de ontwerpverordening.

(26)  Zie overweging 6 van de ontwerpverordening.

(27)  Zie artikel 3, punt 4 en artikel 5, lid 1, punt b), van de ontwerpverordening.

(28)  Zie artikel 3, punt 4, van de ontwerpverordening.

(29)  Zie artikel 12 en artikel 13, lid 1, punt b), van de ontwerpverordening.

(30)  Zie de artikelen 7 en 9 van de ontwerpverordening.

(31)  Zie artikel 2 van de ontwerpverordening.

(32)  Zie de overwegingen 4 en 11 van de ontwerpverordening.

(33)  Zie het arrest in de gevoegde zaken C-422/19 en C-423/19, punten 55 en 56 en 67 tot en met 70.

(34)  Zie het arrest in de gevoegde zaken C-422/19 en C-423/19, punten 56 tot en met 58.

(35)  Zie artikel 3, punt 4, van de ontwerpverordening.

(36)  Zie met name overweging 11 van de ontwerpverordening.

(37)  Zie artikel 2, lid 1, van de ontwerpverordening.

(38)  Zie Artikel 4 van de ontwerpverordening.

(39)  Zie artikel 5, lid 1, punt a), van de ontwerpverordening.

(40)  Zie artikel 5, lid 2, punt b), van de ontwerpverordening.

(41)  Zie artikel 9, lid 2, van de ontwerpverordening.

(42)  Zie artikel 9, lid 5, van de ontwerpverordening.

(43)  Zie Artikel 15 van de ontwerpverordening.

(44)  Zie artikel 12 van de ontwerpverordening betreffende de digitale euro en artikel 15 van de ontwerpverordening.


ELI: http://data.europa.eu/eli/C/2023/1355/oj

ISSN 1977-0995 (electronic edition)


Top