EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52022XG0826(01)

Conclusies van de Raad over acties op het gebied van civiele bescherming in verband met klimaatverandering 2022/C 322/02

ST/7146/2022/INIT

OJ C 322, 26.8.2022, p. 2–5 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

26.8.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 322/2


Conclusies van de Raad over acties op het gebied van civiele bescherming in verband met klimaatverandering

(2022/C 322/02)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Overwegende hetgeen volgt:

I.   INLEIDING

1.

ERAAN HERINNEREND dat de duurzameontwikkelingsdoelen die zijn opgenomen in de Agenda 2030 van de Verenigde Naties, de Klimaatovereenkomst van Parijs en het kader van Sendai voor rampenrisicovermindering 2015-2030, tot doel hebben de risico’s van klimaatrampen te verminderen;

2.

GEZIEN artikel 196 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), dat samenwerking tussen de lidstaten bij de aanpak van rampen aanmoedigt, en artikel 222 VWEU, op grond waarvan de Unie en haar lidstaten uit solidariteit optreden indien een lidstaat het slachtoffer is van een ramp;

3.

REKENING HOUDEND met de prioriteit die de Unie uitdrukkelijk heeft gegeven aan de groene transitie en de bescherming van de biodiversiteit in het kader van de Green Deal, de doelstelling van klimaatneutraliteit als bedoeld in Verordening (EU) 2021/1119, alsook het door het herstelpakket ondersteunde project van een groener, veerkrachtiger Europa dat beter is toegerust om de huidige en toekomstige uitdagingen het hoofd te bieden, onder meer in het kader van zijn extern optreden;

4.

BENADRUKKEND dat het Uniemechanisme voor civiele bescherming (UCPM), dat in 2001 is ingesteld en met name in 2013, 2019 en 2021 is versterkt, een steeds grotere rol speelt in de respons van Europa op natuurrampen en door de mens veroorzaakte rampen, dat de recente wijziging van het UCPM doelstellingen inzake rampbestendigheid stelt op basis van huidige en toekomstgerichte scenario’s, en dat het UCPM de algemene financieringsdoelstellingen van de Unie voor klimaat en biodiversiteit helpt te verwezenlijken;

5.

HERINNEREND aan de conclusies van de Raad van 4 juni 2009 over bewustmaking op het gebied van civiele bescherming, van 30 november 2009 over een communautair kader voor rampenpreventie in de EU en van 3 oktober 2011 over de rol van vrijwilligerswerk in het sociaal beleid, waarin wordt benadrukt dat vrijwilligerswerk ten goede komt aan vrijwilligers, gemeenschappen en de samenleving als geheel; de oprichting van het Europees Solidariteitskorps in 2018; het belang van het maatschappelijk middenveld en de burgers voor het vergroten van de veiligheid en veerkracht; en de toezeggingen van de Unie voor het Europees Jaar van de Jeugd 2022;

6.

HERINNEREND aan de conclusies van de Raad van 3 juni 2021 over het tot stand brengen van een klimaatveerkrachtig Europa – de nieuwe EU-strategie voor aanpassing aan de klimaatverandering, en de conclusies van 23 november 2021 over het vergroten van de paraatheid, de responscapaciteit en de bestendigheid ten aanzien van toekomstige crises;

7.

ER NOTA VAN NEMEND dat de gevolgen van klimaatverandering duidelijk zijn en dat extreme gebeurtenissen in dat verband steeds frequenter, intenser en langduriger worden, waardoor het risico op menselijk, materieel en natuurverlies toeneemt, en benadrukkend dat de lidstaten op dit gebied actie moeten ondernemen;

8.

ZICH AANSLUITEND BIJ de wetenschappelijke beoordelingen over de klimaatverandering en de gevolgen en potentiële toekomstige risico’s ervan die de Intergouvernementele Werkgroep inzake klimaatverandering van de Verenigde Naties heeft verricht, en bij de aanpassings- en mitigatieopties die zij heeft verstrekt;

9.

ZICH BEWUST VAN de kwetsbaarheid van de Europese bevolking en gebieden in al hun diversiteit, met name wat betreft het Middellandse Zeegebied, berg- en bosgebieden, overstromingsgebieden, zeeën, kusten en eilandgebieden, de Arctische gebieden en de ultraperifere en stedelijke gebieden;

10.

NOTA NEMEND van de belangrijke rol van de macroregionale strategieën van de Unie als een van de instrumenten van het externe beleid om de gevolgen van de klimaatverandering aan te pakken en de veerkracht te versterken;

II.   DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE

1.

BEVESTIGT NOGMAALS het solidariteitsbeginsel bij het aanpakken van de uitdagingen die de klimaatverandering in de Unie en wereldwijd met zich meebrengt;

2.

WIJST op de primaire verantwoordelijkheid van de lidstaten voor de bescherming van hun bevolking, het milieu en eigendommen, en van cultureel erfgoed;

3.

BENADRUKT de rol van publieke en vrijwillige participatie, die, zoals reeds benadrukt in de bovengenoemde conclusies van 3 oktober 2011, bijdraagt aan de ontwikkeling van actief burgerschap, democratie en sociale cohesie en daarmee aan de toepassing van de fundamentele waarden en beginselen van de Unie, alsook aan de veerkracht op het gebied van civiele bescherming;

4.

IS VAN MENING dat de lidstaten en de instellingen van de Unie als gevolg van de klimaatverandering voorbereid moeten zijn grootschalige, multisectorale, grensoverschrijdende rampen met cascade-effecten die gelijktijdig en vaker kunnen optreden, zowel binnen als buiten de Unie, met mogelijk ernstige gevolgen voor het leven en de activiteiten van mensen en voor de biodiversiteit;

5.

MERKT OP dat de Unie een coherentere en proactievere systemische aanpak moet uitwerken om de weerbaarheid tegen de gevolgen van klimaatverandering te vergroten in alle fasen van de rampenbeheersingscyclus, die preventie, paraatheid, respons en herstel omvat;

6.

BENADRUKT het belang van het delen en bundelen van kennis, knowhow en innovatie, alsook van de lessen die zijn getrokken door de lidstaten en de Commissie;

7.

ERKENT dat de maatregelen van de lidstaten en de Europese instellingen in het kader van de aanpassing aan de gevolgen van de klimaatverandering, wat betreft de EU-strategie voor aanpassing aan de klimaatverandering, erop gericht moeten zijn de inspanningen van de Unie op het gebied van rampenrisicobeheer aan te vullen;

8.

BENADRUKT het belang van voldoende internationaal inzetbare capaciteit binnen de lidstaten, een EU-pool voor civiele bescherming (ECPP) en een strategische Europese capaciteitsreserve (rescEU) die klaar is om snel en efficiënt te reageren op rampen in verband met klimaatverandering wanneer de omvang van een noodsituatie de mogelijkheden van een land om alleen te reageren overstijgt;

9.

MERKT OP dat het UCPM een belangrijke rol speelt in rampenbeheersing, de partnerschappen van de Unie versterkt en bijdraagt tot een Europese cultuur van civiele bescherming;

10.

VERZOEKT de lidstaten:

a)

rekening te houden met de risico's van de klimaatverandering in de rampenbeheersingscyclus, bijvoorbeeld door gebruik te maken van de instrumenten die de Commissie en het Europees Milieuagentschap samen hebben opgezet, zoals het Climate-ADAPT-platform;

b)

in te zetten op werkzaamheden en onderzoek naar de wijze waarop de gevolgen van klimaatverandering kunnen worden beoordeeld en in hun rampenrisicobeheerssystemen kunnen worden opgenomen; dergelijke werkzaamheden en onderzoek op te nemen in de nationale risicobeoordeling van de lidstaten, de ontwikkeling van de beoordeling van het risicobeheersingsvermogen en de verbetering van de rampenrisicobeheersplanning als bedoeld in artikel 6 van Besluit nr. 1313/2013/EU betreffende een Uniemechanisme voor civiele bescherming;

c)

onderzoek en innovatie te ondersteunen en te bundelen om de nationale capaciteiten op het gebied van civiele bescherming in de context van klimaatverandering te verbeteren, met name via het kennisnetwerk op het gebied van Europese civiele bescherming (hierna “het kennisnetwerk” genoemd) en, in dat verband, via kenniscentra, universiteiten, onderzoekers en thematische gemeenschappen of expertisecentra;

d)

investeringen in onderzoek en innovatie op het gebied van civiele bescherming in de context van klimaatverandering aan te moedigen en de nodige Europese financiering beschikbaar te stellen;

e)

adequate preventie- en paraatheidsacties uit te werken, waaronder het waarborgen van de beschikbaarheid van voldoende capaciteit, gericht op de risico's als gevolg van klimaatverandering, zoals bosbranden en overstromingen, die beide een toenemend risico vormen voor de burgers van de Unie;

f)

in dit verband voort te gaan met de ontwikkeling van de capaciteiten van de ECPP en rescEU op basis van onder meer de huidige en toekomstgerichte scenario's als bedoeld in artikel 10 van Besluit nr. 1313/2013/EU, rekening houdend met vastgestelde en opkomende risico's en algemene capaciteiten en tekorten op het niveau van de Unie, met name op het gebied van de bestrijding van bosbranden vanuit de lucht, chemische, biologische, radiologische en nucleaire incidenten, medische noodrespons, alsook vervoer, logistiek en onderdak;

g)

civielebeschermingsoperaties in alle fasen van de rampenbeheersingscyclus groener en duurzamer te maken en onderzoek, innovatie en kennisdeling te bevorderen;

h)

bij de bijstand in het kader van het UCPM rekening te houden met de milieu- en klimaatgevolgen, met name door waar nodig middelen te bundelen;

i)

de paraatheid en veerkracht te ondersteunen van de bevolking die is blootgesteld aan de risico's van klimaatverandering via specifieke informatie, voorlichting, opleiding en oefeningen waarbij het nationale en subnationale niveau betrokken kunnen zijn en zelfs grensoverschrijdend kunnen zijn, met bijzondere aandacht voor mensen met specifieke kwetsbaarheid;

j)

vrijwilligersorganisaties te versterken als integraal onderdeel van de civiele bescherming;

k)

in dit verband te overwegen spontane initiatieven in responsoperaties op te nemen, waar passend en in coördinatie met de lokale autoriteiten;

l)

te wijzen op het belang van de bijdrage van de burgers aan hun eigen veiligheid en veerkracht, en elk initiatief aan te moedigen dat gericht is op het waarderen, erkennen en bevorderen, waar nodig via een juridisch kader, van hun actieve betrokkenheid bij vrijwillige acties en regelingen voor rampenrespons;

m)

rekening te houden met de bijzondere rol van jongeren in dit verband;

n)

in te zetten op de burger die actief deelneemt als iemand die zijn eigen veiligheid en veerkracht bewerkstelligt of als lid van nationale of lokale civiele structuren die bijdragen tot civiele bescherming, op de volgende drie manieren:

i)

waarschuwing: verduidelijken van de rol en de verantwoordelijkheden van de verschillende instellingen bij het afgeven van gerichte waarschuwingen aan getroffen personen, ook met gebruikmaking van moderne informatie- en communicatietechnologieën;

ii)

informatieverstrekking: het brede publiek bewuster maken van de risico's, met name op de gebieden die het meest blootstaan aan de gevolgen van klimaatverandering, door informatie voor het publiek te verspreiden en opleidingen te organiseren, ook op vrijwillige basis;

iii)

mobilisering: aanmoedigen van burgernetwerken, verenigingen en vrijwilligers die betrokken zijn bij initiatieven op het gebied van risicopreventie, rampenrespons en eerstehulpopleiding;

o)

rekening te houden met de draagwijdte van noodsituaties op lange termijn en de toenemende risico's die zij kunnen inhouden voor de systemen voor civiele bescherming, zowel op nationaal als op Europees niveau;

p)

in het kader van internationale acties op het gebied van civiele bescherming rekening te houden met de gevolgen van klimaatverandering, door de samenwerking te versterken en rampen en crisisbeheersing te ondersteunen;

11.

VERZOEKT de Commissie:

a)

het “horizontaal overzicht van de risico's op natuurrampen en door de mens veroorzaakte rampen waarmee de Unie geconfronteerd kan worden” regelmatig te actualiseren door rekening te houden met de gevolgen van klimaatverandering, op basis van de nationale risicobeoordelingsverslagen van de lidstaten;

b)

ervoor te zorgen dat gedurende de gehele rampenbeheersingscyclus systematisch rekening wordt gehouden met de gevolgen van de klimaatverandering;

c)

ervoor te zorgen dat het UCPM rekening houdt met de uiteenlopende aard van rampen op een manier die zowel reactief en aanpasbaar als, indien mogelijk, proactief is;

d)

deskundigen op het gebied van milieu en klimaatverandering beter beschikbaar te maken om in het kader van het UCPM te worden ingezet;

e)

de complementariteit van het UCPM met andere crisisbeheersingsmechanismen van de Unie bevorderen;

f)

onderzoek en innovatie op het gebied van civiele bescherming te ondersteunen, met name door het opstellen van een inventaris van de beschikbare kennis en het verrijken van het kennisnetwerk, het kenniscentrum voor rampenrisicobeheer en de kenniscentra die in dat kader kunnen worden opgericht, alsmede de centra die door internationale organisaties worden onderhouden;

g)

de instrumenten en platforms van de Unie voor rampen- en crisisbeheersing en beslissingsondersteuning in het kader van het gemeenschappelijk noodcommunicatie- en informatiesysteem, de Europese waarnemingspost voor droogte, het Europees waarschuwingssysteem voor overstromingen, het Europees bosbrandinformatiesysteem en de programma's Galileo, Copernicus en Europese satellietcommunicatie voor de overheid te versterken en aan te passen;

h)

de anticipatie- en responscapaciteiten van het Coördinatiecentrum voor respons in noodsituaties te verbeteren, met name door te onderzoeken hoe technologische innovaties, waaronder artificiële intelligentie en beschikbare gegevensbronnen, beter kunnen worden gebruikt om extreme klimaatrisico's op te sporen en erop te anticiperen;

i)

in te zetten op groenere en duurzamere Europese civielebeschermingsoperaties door onderzoek en innovatie te ondersteunen, een overzicht van de huidige stand van zaken en gidsen voor goede praktijken op dit gebied op te stellen;

j)

de betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld bij de preventie van en de operationele respons op klimaatverandering verder te bevorderen door de bijdragen van burgers aan hun eigen veiligheid en veerkracht te ondersteunen en door op vrijwilligers gebaseerde initiatieven voor rampenrespons te stimuleren, in overleg met de nationale of subnationale autoriteiten, onder meer door middel van Europese prijzen;

k)

opleidingsprogramma's en oefeningen uit te werken voor de beheersing van milieu- en klimaatgerelateerde rampen, onder meer in het kader van het EU-opleidingsprogramma, en de beschikbaarheid van deskundigheid aan te moedigen om deze te kunnen inzetten in het kader van het UCPM;

l)

de kwestie klimaatverandering in het kader van internationale acties op het gebied van civiele bescherming te onderzoeken, onder meer door de uitwisseling van ervaringen en goede praktijken met partners te bevorderen, bijvoorbeeld in de Westelijke Balkan en in de context van het Europees nabuurschapsbeleid;

12.

VERZOEKT de Commissie aan de Raad verslag uit te brengen over de vorderingen die zijn gemaakt in het kader van haar driejaarlijkse UCPM-verslagen, en verzoekt de lidstaten de Commissie in deze taak bij te staan.

Top