EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52022PC0632

Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD betreffende de toepassing van hogere visumleges ten aanzien van Gambia

COM/2022/632 final

Brussel, 9.11.2022

COM(2022) 632 final

2022/0376(NLE)

Voorstel voor een

UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD

betreffende de toepassing van hogere visumleges ten aanzien van Gambia


TOELICHTING

1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Krachtens artikel 25 bis, lid 2, van de Visumcode 1 dient de Commissie regelmatig, ten minste eens per jaar, de door een derde land verleende medewerking op het gebied van overname te beoordelen en verslag van haar beoordeling te doen aan de Raad.

Op basis van die beoordeling en rekening houdend met de stappen die de Commissie heeft ondernomen om het niveau van medewerking van het betrokken derde land op het gebied van overname te verbeteren, alsook met de algemene betrekkingen van de Unie met het betrokken derde land, concludeerde de Commissie dat Gambia onvoldoende medewerking verleende en dat derhalve maatregelen noodzakelijk waren. Daarom heeft de Commissie op 15 juli 2021 overeenkomstig artikel 25 bis, lid 5, punt a), van de Visumcode een voorstel aangenomen voor een uitvoeringsbesluit van de Raad tot opschorting van de toepassing van een aantal hieronder vermelde bepalingen van de Visumcode ten aanzien van onderdanen van Gambia. Op 7 oktober 2021 heeft de Raad Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/1781 vastgesteld 2 .

In de Visumcode is bepaald dat wanneer de overeenkomstig een dergelijk uitvoeringsbesluit toegepaste maatregelen na een beoordeling door de Commissie als ondoeltreffend worden beschouwd, de Commissie overeenkomstig artikel 25 bis, lid 5, punt b), van de Visumcode een voorstel moet indienen voor de geleidelijke toepassing van een van de verhoogde visumleges van 120 EUR of 160 EUR. Deze visumleges zouden van toepassing zijn in plaats van de standaardvisumleges van 80 EUR.

   Gambia

Na de vaststelling van Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/1781 van de Raad hebben de Commissie en de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid/vicevoorzitter de dialoog met de autoriteiten van Gambia voortgezet en deze verzocht de samenwerking op het gebied van overname onverwijld te verbeteren. De Commissie en de lidstaten hebben overleg gepleegd met vertegenwoordigers van de autoriteiten van Gambia, zowel op technisch als op politiek niveau. De EU heeft herhaaldelijk haar ernstige bezorgdheid geuit over het gebrek aan vooruitgang en de mogelijke gevolgen als er geen verbetering in de situatie wordt gebracht.

Samenwerken Gambia op het gebied van overname blijft lastig. De lidstaten worden in alle fasen van het overname- en terugkeerproces geconfronteerd met onregelmatige samenwerking. In het kader van permanente beoordelingen door de Commissie op basis van betrouwbare gegevens die zijn verstrekt door de lidstaten en door de instellingen, organen en instanties van de Unie dan wel tijdens besprekingen in de relevante werkgroepen van de Raad en vergaderingen van deskundigengroepen, alsook door instellingen, organen en instanties van de Unie, meldden de lidstaten onvoldoende samenwerking bij alle stappen van het overnameproces, ook bij de toepassing van de tussen de EU en Gambia overeengekomen goede praktijken inzake identificatie en terugkeerprocedure.

Voor het grootste deel van 2019 en 2020 en in de periode van maart 2021 tot maart 2022 heeft Gambia eenzijdig de mogelijkheid van de EU-lidstaten om de terugkeer van Gambiaanse irreguliere migranten uit te voeren via chartervluchten, opgeschort.

Er is nog geen substantiële en duurzame vooruitgang geboekt met het proces van overname en terugkeer, hoewel de Gambiaanse autoriteiten in 2022 zijn begonnen te werken aan overname. De samenwerking op het gebied van overname wordt belemmerd door het uitblijven van een reactie van de Gambiaanse autoriteiten op de identificatieverzoeken van de lidstaten, door trage en ondoeltreffende identificatiepraktijken (zoals de afwijzing van overnameverzoeken of het verzoeken om aanvullende interviews wanneer het bewijs van nationaliteit is overgelegd) en door de weigering om identificatie-interviews te houden. Er doen zich nog steeds problemen voor met betrekking tot de tijdige afgifte van reisdocumenten, zelfs voor bevestigde gevallen, wat weer gevolgen heeft voor de organisatie van terugkeeroperaties.

In maart 2022 heeft Gambia het unilaterale moratorium op chartervluchten opgeheven. De samenwerking op het gebied van terugkeeroperaties verloopt echter nog steeds moeizaam: de Gambiaanse autoriteiten hebben de landingsvergunningen voor de eerste terugkeeroperaties pas afgegeven na de overeengekomen termijn van één week voor de vlucht, wat leidde tot organisatorische problemen en annuleringen. Vervolgens hebben er slechts drie terugkeeroperaties plaatsgevonden, in juni, juli en september 2022. De terugkeeroperaties moeten worden voortgezet en de frequentie van de vluchten moet worden verhoogd.

Ondanks de vaststelling van de beperkende visummaatregelen bij het uitvoeringsbesluit van de Raad en de voortdurende inzet van de Commissie om de samenwerking met Gambia te verbeteren, is er nog geen aanzienlijke en duurzame vooruitgang geboekt met betrekking tot de indicatoren van artikel 25 bis, lid 2, van de Visumcode.

Op basis van het bovenstaande en gezien de algemene betrekkingen en de stappen die de Commissie tot dusver heeft ondernomen om de samenwerking te verbeteren, wordt geoordeeld dat Gambia de EU nog steeds onvoldoende medewerking verleent op het gebied van overname en er bijgevolg nadere maatregelen moeten worden getroffen.

   Het verslag over de vorderingen bij de door Gambia verleende medewerking van op het gebied van overname

In artikel 25 bis, lid 7, van de Visumcode wordt de Commissie opgedragen aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit te brengen over de vorderingen die na de inwerkingtreding van de maatregelen op grond van Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/1781 van de Raad zijn geboekt bij de door Gambia verleende medewerking op het gebied van overname.

Zoals hierboven reeds is opgemerkt, werden de lidstaten geconfronteerd met onregelmatige samenwerking die alle fasen van het overname- en terugkeerproces belemmert. 

Uit de situatie na de inwerkingtreding van de opgeschorte bepalingen van de Visumcode overeenkomstig Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/1781 van de Raad blijkt dat deze bepalingen alleen niet volstonden om Gambia ertoe te bewegen aanzienlijke en duurzame vooruitgang te boeken bij de samenwerking op het gebied van overname. Daarom stelt de Commissie voor om, zonder afbreuk te doen aan de toepassing van de bestaande maatregelen, overeenkomstig artikel 25 bis, lid 5, punt b), van de Visumcode een stap verder te gaan, namelijk door de visumleges te verhogen voor onderdanen van Gambia. Het doel is de Gambiaanse autoriteiten ertoe aan te zetten de nodige maatregelen te nemen om de samenwerking op het gebied van overname te verbeteren.

   De algemene betrekkingen van de EU met Gambia

Sinds de democratische transitie in 2017 heeft de EU steeds politieke en financiële steun verleend aan Gambia.

Gambia heeft de afgelopen jaren duidelijke stappen gezet om zijn democratie geleidelijk te consolideren. Onlangs heeft het land succesvolle presidentsverkiezingen (januari 2022) en parlementsverkiezingen (april 2022) gehouden. Dit was voor de EU aanleiding om grotere politieke betrokkenheid na te streven en haar steun te verlenen aan dit positieve voorbeeld in West-Afrika, met name door middel van meer contacten op hoog niveau.

Het nationale indicatieve meerjarenprogramma voor de periode 2021-2027 3 heeft een budget van 119 miljoen EUR.

Gambia geniet in het kader van de “ alles behalve wapens ”regeling 4 rechten- en quotavrije toegang tot de Europese markt. De zesjarige partnerschapsovereenkomst inzake visserij 5 werd in 2019 ondertekend. Het land is partij bij de Overeenkomst van Cotonou 6 .

   Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/1781 van de Raad

In haar beoordeling van de medewerking in 2019 concludeerde de Commissie dat Gambia onvoldoende medewerking op het gebied van overname verleende. Op basis van een voorstel van de Commissie op grond van artikel 25 bis, lid 5, punt a), van de Visumcode heeft de Raad op 7 oktober 2021 Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/1781 vastgesteld, waarbij de toepassing van een aantal bepalingen van de Visumcode ten aanzien van onderdanen van Gambia tijdelijk wordt opgeschort. De opgeschorte bepalingen betreffen:

de mogelijkheid om in individuele gevallen vrijstelling te verlenen van een aantal eisen inzake de door de visumaanvragers te verstrekken bewijsstukken. Dit betekent dat een aanvrager, ongeacht zijn “visumverleden” en ongeacht het feit dat hij correct gebruik heeft gemaakt van eerder afgegeven visa, bij elke aanvraag een volledige reeks bewijsstukken moet verstrekken waaruit blijkt dat aan de inreisvoorwaarden van de Schengengrenscode is voldaan;

de mogelijkheid van individuele lidstaten om houders van diplomatieke en dienstpaspoorten op grond van artikel 16, lid 5, punt b), van de Visumcode vrij te stellen van de betaling van visumleges. Deze categorie aanvragers moet de standaardvisumleges betalen;

de algemene behandelingstermijn van 15 kalenderdagen bedoeld in artikel 23, lid 1, van de Visumcode. Bijgevolg geldt nu voor alle gevallen die onder het toepassingsgebied van de maatregelen vallen, standaard een behandelingstermijn van 45 kalenderdagen;

de afgifte van meervoudige inreisvisa overeenkomstig artikel 24, lid 2 en lid 2 quater, van de Visumcode. Dit betekent dat aan aanvragers die onder de maatregelen vallen, alleen visa voor één binnenkomst worden afgegeven.

Deze maatregelen worden sinds november 2021 door de lidstaten toegepast en blijven van kracht totdat de Raad een besluit neemt om ze te wijzigen of in te trekken.

   De voorgestelde aanvullende visummaatregelen

Reikwijdte van de maatregelen

De hogere visumleges zouden alleen van toepassing zijn op Gambiaanse onderdanen die visumplichtig zijn. Zij zouden niet van toepassing zijn op kinderen jonger dan 12 jaar, noch op aanvragers die vrijstelling van visumleges genieten. Bovendien zou de verhoging van de visumleges geen afbreuk doen aan de in artikel 16, lid 6, van de Visumcode geboden mogelijkheid visumleges in individuele gevallen kwijt te schelden of te verminderen.

Voorts geldt de verhoging van de visumleges niet voor de familieleden van (mobiele) EU-burgers die onder Richtlijn 2004/38/EG 7 vallen, noch voor de familieleden van onderdanen van derde landen die krachtens een overeenkomst tussen de Unie en haar lidstaten enerzijds en de betrokken derde landen anderzijds een recht van vrij verkeer genieten dat gelijkwaardig is aan het recht van vrij verkeer van burgers van de Unie. De verhoging doet evenmin afbreuk aan de verplichtingen van de lidstaten uit hoofde van het internationaal recht.

Inhoud van de visummaatregelen

Op grond van artikel 16, lid 2 bis, van de Visumcode kunnen visumleges van 120 EUR of 160 EUR worden geheven in plaats van de standaardvisumleges van 80 EUR. Aangezien in artikel 25 bis, lid 5, punt b), van de Visumcode “geleidelijke toepassing” van de hogere visumleges wordt voorgeschreven, acht de Commissie het passend in dit stadium voor te stellen om ten aanzien van Gambiaanse onderdanen die onder het toepassingsgebied van de nieuwe maatregel vallen, visumleges van 120 EUR te heffen.

Toepassingstermijn van de verhoogde visumleges

Artikel 25 bis, lid 5, punt b), van de Visumcode voorziet niet in een specifieke toepassingstermijn van de verhoogde visumleges. Deze verhoging blijft derhalve van kracht totdat de Raad besluit dit uitvoeringsbesluit te wijzigen of in te trekken.

Overeenkomstig artikel 25 bis, lid 6, van de Visumcode moet de Commissie de vorderingen bij de verleende medewerking op het gebied van overname voortdurend beoordelen aan de hand van de in artikel 25 bis, lid 2, opgenomen indicatoren, waaronder de bijstand bij de identificatie van personen die illegaal op het grondgebied van de lidstaten verblijven, de tijdige afgifte van reisdocumenten en de tijdige afgifte van reisdocumenten en de organisatie van terugkeeroperaties. De Commissie dient er verslag over uit te brengen of de door het betrokken derde land verleende medewerking op het gebied van overname aanzienlijk en duurzaam is verbeterd, en kan, mede in het licht van de algemene betrekkingen van de Unie met dat derde land, bij de Raad een voorstel indienen tot intrekking of wijziging van het uitvoeringsbesluit.

Voorts dient de Commissie krachtens artikel 25 bis, lid 7, uiterlijk zes maanden na de inwerkingtreding van het uitvoeringsbesluit verslag uit te brengen aan het Europees Parlement en de Raad over de vorderingen in de door het betrokken derde land verleende medewerking op het gebied van overname.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Het voorgestelde besluit is consistent met de Visumcode, die een reeks geharmoniseerde regels bevat van het gemeenschappelijk visumbeleid inzake de procedures en voorwaarden vastgesteld voor de afgifte van visa voor een voorgenomen verblijf op het grondgebied van de lidstaten van ten hoogste 90 dagen binnen een periode van 180 dagen. Het voorgestelde besluit bouwt voort op de maatregelen die sinds eind 2021 op grond van Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/1781 van de Raad reeds ten aanzien van Gambia worden toegepast, en is daarmee derhalve in overeenstemming.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

De EU streeft naar een brede aanpak van migratie en gedwongen ontheemding, die gebaseerd is op gemeenschappelijke waarden en verantwoordelijkheden. Het nieuwe migratie- en asielpact voorziet in de ontwikkeling en verdieping van brede en evenwichtige partnerschappen die op elke specifieke situatie zijn toegesneden en alle relevante aspecten van samenwerking bevorderen:

   bescherming bieden aan personen die deze nodig hebben en gastlanden en -gemeenschappen ondersteunen;

   economische kansen scheppen en de achterliggende oorzaken van irreguliere migratie en gedwongen ontheemding aanpakken;

   partners ondersteunen met het oog op de versterking van migratiegovernance en -beheer;

   samenwerking stimuleren op het gebied van terugkeer en overname;

   legale mogelijkheden ontwikkelen om naar Europa te komen

De samenwerking tussen de lidstaten en derde landen op het gebied van overname van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen is een belangrijk element van dit beleid. Om dit soort brede partnerschappen te versterken en te waarborgen dat derde landen volledig meewerken, heeft de Europese Raad de EU opgeroepen alle beschikbare instrumenten aan te wenden, waaronder maatregelen op het gebied van ontwikkelingssamenwerking, handel en visumbeleid 8 .

2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Verordening (EG) nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot vaststelling van een gemeenschappelijke visumcode (Visumcode), artikel 25 bis, lid 5, punt b).

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

n.v.t.

Evenredigheid

De voorgestelde maatregelen hebben ten doel Gambia ertoe te bewegen beter mee te werken aan de overname van zijn illegaal verblijvende onderdanen. De maatregelen staan in verhouding tot het beoogde doel. De voorgestelde maatregelen verhogen enkel de leges die aanvragers moeten voldoen, maar doen geen afbreuk aan de mogelijkheid van onderdanen van Gambia om een visum aan te vragen of te krijgen. Voorts zijn bepaalde categorieën personen uitgesloten van het toepassingsgebied van dit besluit.

3.EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

N.v.t.

Raadpleging van belanghebbenden

N.v.t.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

N.v.t.

Effectbeoordeling

N.v.t.

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

N.v.t.

Grondrechten

De voorgestelde maatregelen houden geen beperking in van de mogelijkheid van de aanvrager om een visum aan te vragen of te krijgen en eerbiedigen derhalve diens grondrechten, met name dat van eerbiediging van het familie- en gezinsleven.

4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

N.v.t.

5.OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

N.v.t.

Toelichtende stukken (bij richtlijnen)

N.v.t.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 verduidelijkt het toepassingsgebied van het voorgestelde uitvoeringsbesluit. In de leden 1 en 2 wordt gespecificeerd dat het alleen van toepassing is op onderdanen van Gambia die visumplichtig zijn, en niet op onderdanen die op grond van artikel 4 of artikel 6 van Verordening (EU) 2018/1806 daarvan zijn vrijgesteld.

Lid 3 bepaalt dat het besluit niet van toepassing is op kinderen jonger dan 12 jaar, overeenkomstig artikel 16, lid 2 bis, van de Visumcode.

Lid 4 maakt duidelijk dat het besluit niet van toepassing is op aanvragers die van de visumleges zijn vrijgesteld overeenkomstig artikel 16, lid 4, of artikel 16, lid 5, punt a) of c), van de Visumcode. Houders van een diplomatiek of dienstpaspoort van Gambia kunnen echter niet worden vrijgesteld van visumleges, aangezien de toepassing van artikel 16, lid 5, punt b), van de Visumcode is opgeschort bij Uitvoeringsbesluit 2021/1781 van de Raad. Houders van een dergelijk paspoort die onderdaan zijn van Gambia, zijn derhalve onderworpen aan het voorgestelde uitvoeringsbesluit en de hogere visumleges verschuldigd.

Bovendien bepaalt lid 5 dat het besluit geen afbreuk doet aan de in artikel 16, lid 6, van de Visumcode geboden mogelijkheid visumleges in individuele gevallen kwijt te schelden of te verminderen.

In lid 6 worden visumaanvragers die familielid zijn van een burger van de Unie op wie Richtlijn 2004/38/EG van toepassing is en familieleden van een onderdaan van een derde land die een recht van vrij verkeer geniet dat gelijkwaardig is aan dat van de burgers van de Unie op grond van een overeenkomst tussen de Unie en haar lidstaten, enerzijds, en een derde land, anderzijds, van het toepassingsgebied van het voorgestelde besluit uitgesloten.

In lid 7 wordt gespecificeerd dat het voorgestelde besluit geen afbreuk doet aan de internationale verplichtingen van de lidstaten, terwijl lid 8 eraan herinnert dat het voorgestelde uitvoeringsbesluit geen afbreuk doet aan de toepassing van de visummaatregelen die overeenkomstig Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/1781 van de Raad reeds van kracht zijn ten aanzien van Gambia.

Artikel 2 bepaalt dat onderdanen van Gambia die onder het voorgestelde besluit vallen, visumleges ten bedrage van 120 EUR moeten voldoen.

Artikel 3 bevat de lijst van adressaten van het voorgestelde besluit, d.w.z. de betrokken lidstaten.

2022/0376 (NLE)

Voorstel voor een

UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD

betreffende de toepassing van hogere visumleges ten aanzien van Gambia

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot vaststelling van een gemeenschappelijke visumcode (Visumcode) 9 , en met name artikel 25 bis, lid 5, punt b),

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)De samenwerking met Gambia op het gebied van overname werd overeenkomstig artikel 25 bis, lid 2, van Verordening (EG) nr. 810/2009 beoordeeld en onvoldoende bevonden. Gezien de stappen die zijn ondernomen om de samenwerking en de algemene betrekkingen van de Unie met Gambia te verbeteren, gold de medewerking die Gambia de Unie verleent op het gebied van overname als onvoldoende en moesten er bijgevolg maatregelen door de Unie worden getroffen.

(2)Overeenkomstig artikel 25 bis, lid 5, punt a), van Verordening (EG) nr. 810/2009 is op 7 oktober 2021 Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/1781 van de Raad 10 vastgesteld, waarbij de toepassing van artikel 14, lid 6, artikel 16, lid 5, punt b), artikel 23, lid 1, en artikel 24, lid 2 en lid 2 quater, van Verordening (EG) nr. 810/2009 tijdelijk is opgeschort ten aanzien van bepaalde onderdanen van Gambia.

(3)Overeenkomstig artikel 25 bis, lid 2, van Verordening (EG) nr. 810/2009 heeft de Commissie de door Gambia verleende medewerking op het gebied van overname na de inwerkingtreding van Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/1781 van de Raad voortdurend beoordeeld. Uit de beoordeling blijkt dat er geen significante verbeteringen hebben plaatsgevonden, aangezien de samenwerking op het gebied van identificatie en terugkeer nog steeds problematisch is, de in de EU-overnameovereenkomst vastgestelde termijn niet in acht is genomen en een moratorium op terugkeer met chartervluchten — dat eenzijdig door Gambia is ingevoerd — tot maart 2022 van kracht bleef. Ondanks enkele beperkte ontwikkelingen, met name de afgifte van drie landingsvergunningen voor terugkeeroperaties na de opschorting van het door Gambia ingestelde moratorium, blijft de samenwerking op het gebied van overname ontoereikend en zijn er nog aanzienlijke en blijvende verbeteringen nodig.

(4)De Commissie is van oordeel dat, ondanks de bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/1781 van de Raad vastgestelde maatregelen, Gambia de Unie nog steeds onvoldoende medewerking op het gebied van overname verleent en er bijgevolg nadere maatregelen moeten worden getroffen. Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/1781 van de Raad moet van kracht blijven.

(5)De geleidelijke toepassing van hogere visumleges op onderdanen van Gambia moet een duidelijk signaal afgeven aan de Gambiaanse autoriteiten dat de nodige maatregelen moeten worden genomen om de medewerking op het gebied van overname te verbeteren.

(6)Derhalve moet een bedrag van 120 EUR aan visumleges van toepassing zijn, overeenkomstig artikel 16, lid 2 bis, van Verordening (EG) nr. 810/2009, voor onderdanen van Gambia die krachtens Verordening (EU) 2018/1806 van het Europees Parlement en de Raad 11 visumplichtig zijn. Deze leges zijn niet van toepassing op kinderen jonger dan 12 jaar. Zij mogen evenmin van toepassing zijn op aanvragers die van de visumleges zijn vrijgesteld overeenkomstig artikel 16, lid 4, of artikel 16, lid 5, punt a) of c), van Verordening (EU) nr. 810/2009.

(7) Dit besluit mag geen afbreuk doen aan de toepassing van Richtlijn 2004/38/EG, waarbij het recht van vrij verkeer wordt uitgebreid tot familieleden, ongeacht hun nationaliteit, die de burger van de Unie begeleiden of zich bij hem voegen. Dit besluit mag derhalve niet van toepassing zijn op familieleden van een burger van de Unie op wie Richtlijn 2004/38/EG van toepassing is of van een onderdaan van een derde land die een recht van vrij verkeer geniet dat gelijkwaardig is aan dat van de burgers van de Unie op grond van een overeenkomst tussen de Unie en een derde land.

(8)De in dit besluit vervatte maatregelen mogen geen afbreuk doen aan de verplichtingen van de lidstaten uit hoofde van het internationaal recht, onder meer als gastlanden van internationale intergouvernementele organisaties of van internationale conferenties die door de Verenigde Naties of andere in de lidstaten gevestigde internationale intergouvernementele organisaties bijeen worden geroepen. De lidstaten moeten derhalve de verhoging van de visumleges buiten toepassing laten ten aanzien van onderdanen van Gambia die een visum aanvragen, voor zover zij daarmee aan hun verplichtingen als gastland van dergelijke organisaties of van dergelijke conferenties voldoen.

(9)Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van dit besluit en is dit niet bindend voor, noch van toepassing op Denemarken. Aangezien dit besluit voortbouwt op het Schengenacquis, beslist Denemarken overeenkomstig artikel 4 van het bovengenoemde protocol binnen een termijn van zes maanden nadat de Raad heeft beslist over dit besluit of het dit in zijn interne recht zal omzetten.

(10)Dit besluit vormt een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan Ierland niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2002/192/EG van de Raad 12 . Ierland neemt derhalve niet deel aan de vaststelling van dit besluit en dit is niet bindend voor, noch van toepassing op Ierland.

(11)Wat IJsland en Noorwegen betreft, vormt dit besluit een ontwikkeling van bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Raad van de Europese Unie en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen inzake de wijze waarop IJsland en Noorwegen worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis 13 die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punt B, van Besluit 1999/437/EG van de Raad 14 .

(12)Wat Zwitserland betreft, vormt dit besluit een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis 15 die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punt B, van Besluit 1999/437/EG, in samenhang met artikel 3 van Besluit 2008/146/EG van de Raad 16 .

(13)Wat Liechtenstein betreft, vormt dit besluit een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis 17 die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punt B, van Besluit 1999/437/EG, in samenhang met artikel 3 van Besluit 2011/350/EU van de Raad 18 .

(14)Dit besluit vormt een handeling die op het Schengenacquis voortbouwt of anderszins daaraan is gerelateerd in de zin van respectievelijk artikel 3, lid 2, van de Toetredingsakte van 2003, artikel 4, lid 2, van de Toetredingsakte van 2005 en artikel 4, lid 2, van de Toetredingsakte van 2011.

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Toepassingsgebied

1.Dit besluit is van toepassing op onderdanen van Gambia die op grond van Verordening (EU) 2018/1806 visumplichtig zijn 19 .

2.Dit besluit is niet van toepassing op onderdanen van Gambia die uit hoofde van artikel 4 of artikel 6 van Verordening (EU) 2018/1806 van de visumplicht zijn vrijgesteld.

3.Dit besluit doet geen afbreuk aan de mogelijkheid om het te betalen bedrag aan visumleges in individuele gevallen kwijt te schelden of te verminderen, overeenkomstig artikel 16, lid 6, van Verordening (EG) nr. 810/2009.

4.Dit besluit is niet van toepassing op onderdanen van Gambia die een visum aanvragen en familielid zijn van een burger van de Unie op wie Richtlijn 2004/38/EG van toepassing is, noch op familieleden van een onderdaan van een derde land die een recht van vrij verkeer geniet dat gelijkwaardig is aan dat van de burgers van de Unie op grond van een overeenkomst tussen de Unie en een derde land.

5.Dit besluit laat de gevallen onverlet waarin een lidstaat gebonden is aan een volkenrechtelijke verplichting, en wel:

(a)als gastland van een internationale intergouvernementele organisatie;

(b)als gastland van een internationale conferentie die wordt bijeengeroepen door of plaatsvindt onder auspiciën van de Verenigde Naties of andere internationale intergouvernementele organisaties waarvoor een lidstaat als gastheer optreedt;

(c)krachtens een multilaterale overeenkomst die voorrechten en immuniteiten verleent; of

(d)op grond van het Concordaat (Verdrag van Lateranen) van 1929 dat werd gesloten tussen de Heilige Stoel (Vaticaanstad) en Italië, zoals laatstelijk gewijzigd.

6.Dit besluit doet geen afbreuk aan de maatregelen die zijn vervat in en worden toegepast overeenkomstig Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/1781 van de Raad.

Artikel 2

Voorwerp

Onderdanen van Gambia dienen een bedrag van 120 EUR aan visumleges te voldoen.

Artikel 3

Adressaten

Dit besluit is gericht tot het Koninkrijk België, de Republiek Bulgarije, de Tsjechische Republiek, de Bondsrepubliek Duitsland, de Republiek Estland, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, de Republiek Kroatië, de Italiaanse Republiek, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, het Groothertogdom Luxemburg, Hongarije, de Republiek Malta, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk, de Republiek Polen, de Portugese Republiek, Roemenië, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden.

Gedaan te Brussel,

   Voor de Raad

   De voorzitter

(1)    Verordening (EG) nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot vaststelling van een gemeenschappelijke visumcode (Visumcode) (PB L 243 van 15.9.2009, blz. 1).
(2)    Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/1781 van de Raad van 7 oktober 2021 tot opschorting van een aantal bepalingen van Verordening (EG) nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad ten aanzien van Gambia.
(3)    https://international-partnerships.ec.europa.eu/system/files/2019-09/nip-gambia-edf11-2016_en.pdf
(4)    Geregeld bij Verordening (EU) nr. 978/2012 .
(5)

   PB L 208 van 8.8.2019.

(6)    PB L 317 van 15.12.2000.
(7)    Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1612/68 en tot intrekking van de Richtlijnen 64/221/EEG, 68/360/EEG, 72/194/EEG, 73/148/EEG, 75/34/EEG, 75/35/EEG, 90/364/EEG, 90/365/EEG en 93/96/EEG (PB L 158 van 30.4.2004, blz. 77).
(8)    EUCO 22/21 (17).
(9)    PB L 243 van 15.9.2009, blz. 1.
(10)    Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/1781 van de Raad van 7 oktober 2021 tot opschorting van een aantal bepalingen van Verordening (EG) nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad ten aanzien van Gambia (PB L 360 van 11.10.2021, blz. 124)
(11)    Verordening (EU) 2018/1806 van het Europees Parlement en de Raad van 14 november 2018 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld (codificatie) (PB L 303 van 28.11.2018, blz. 39).
(12)    Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002 betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan bepalingen van het Schengenacquis (PB L 64 van 7.3.2002, blz. 20).
(13)    PB L 176 van 10.7.1999, blz. 36.
(14)    Besluit 1999/437/EG van de Raad van 17 mei 1999 inzake bepaalde toepassingsbepalingen van de door de Raad van de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen gesloten overeenkomst inzake de wijze waarop deze twee staten worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (PB L 176 van 10.7.1999, blz. 31).
(15)    PB L 53 van 27.2.2008, blz. 52.
(16)    Besluit 2008/146/EG van de Raad van 28 januari 2008 betreffende de sluiting namens de Europese Gemeenschap van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (PB L 53 van 27.2.2008, blz. 1).
(17)    PB L 160 van 18.6.2011, blz. 21.
(18)    Besluit 2011/350/EU van de Raad van 7 maart 2011 betreffende de sluiting namens de Europese Unie van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis betreffende de afschaffing van controles aan de binnengrenzen en het verkeer van personen (PB L 160 van 18.6.2011, blz. 19).
(19)    Verordening (EU) 2018/1806 van het Europees Parlement en de Raad van 14 november 2018 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld (codificatie) (PB L 303 van 28.11.2018, blz. 39).
Top