EUROPESE COMMISSIE
Brussel, 3.2.2022
COM(2022) 55 final
2022/0030(COD)
Voorstel voor een
VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
tot wijziging van Verordening (EU) 2021/954 betreffende een kader voor de afgifte, verificatie en aanvaarding van interoperabele COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten (digitaal EU-COVID-certificaat) ten aanzien van onderdanen van derde landen die legaal op het grondgebied van de lidstaten verblijven of wonen tijdens de COVID-19-pandemie
TOELICHTING
1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL
•Motivering en doel van het voorstel
Krachtens de Schengenuitvoeringsovereenkomst kunnen onderdanen van derde landen die legaal in een lidstaat wonen of verblijven, vrij op het grondgebied van de andere lidstaten reizen, mits zij aan bepaalde voorwaarden voldoen. Het beleid van de Unie dat ervoor zorgt dat personen bij het overschrijden van de binnengrenzen niet worden gecontroleerd, komt daardoor niet alleen burgers van de Unie ten goede, maar ook onderdanen van derde landen die het recht hebben om in de EU te reizen. Sommige van de beperkingen die de lidstaten hebben ingesteld om de verspreiding in te dammen van severe acute respiratory syndrome coronavirus 2 (“SARS-CoV-2”), dat coronavirusziekte 2019 (“COVID‑19”) veroorzaakt, hebben echter gevolgen gehad voor de uitoefening van dat recht. Deze maatregelen hebben vaak de vorm van inreisbeperkingen of andere specifieke voorschriften voor grensoverschrijdende reizigers, zoals een verplichting om in quarantaine of zelfisolatie te gaan of zich te laten testen op SARS-CoV-2-besmetting vóór en/of na aankomst.
Om het vrije verkeer tijdens de COVID-19-pandemie te vergemakkelijken, hebben het Europees Parlement en de Raad op 14 juni 2021, op grond van artikel 21 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), bij Verordening (EU) 2021/953 het kader vastgesteld voor het digitaal EU-COVID-certificaat inzake de afgifte, verificatie en aanvaarding van interoperabele COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten. Verordening (EU) 2021/953 vergemakkelijkt het vrije verkeer, door Unieburgers en hun familieleden, ook indien zij onderdaan van een derde land zijn, te voorzien van interoperabele en wederzijds aanvaarde vaccinatie-, test- en herstelcertificaten in verband met COVID-19 die zij kunnen gebruiken om te reizen. Wanneer de lidstaten vrijstelling van bepaalde beperkingen van het vrije verkeer verlenen aan personen die in het bezit zijn van een vaccinatie-, test- of herstelbewijs, helpt het digitaal EU-COVID-certificaat burgers om van deze vrijstellingen gebruik te maken.
Op grond van artikel 77 VWEU hebben het Europees Parlement en de Raad op diezelfde dag, teneinde het reizen binnen het Schengengebied tijdens de COVID-19-pandemie te vergemakkelijken, Verordening (EU) 2021/954 vastgesteld, waarbij het kader voor het digitaal EU-COVID-certificaat wordt uitgebreid tot onderdanen van derde landen die legaal op het grondgebied van een lidstaat verblijven of wonen en op grond van het Unierecht het recht hebben om naar andere lidstaten te reizen.
Bovendien blijkt het systeem van het digitaal EU-COVID-certificaat het enige functionerende COVID-19-certificaatsysteem te zijn dat op internationaal niveau op grote schaal wordt gebruikt. Daardoor is het digitaal EU-COVID-certificaat wereldwijd steeds belangrijker geworden en heeft het bijgedragen tot de aanpak van de pandemie op internationaal niveau, door veilig internationaal reizen en het internationale herstel te vergemakkelijken. Tegen 31 januari 2022 zijn de drie landen van de Europese Economische Ruimte die geen lid zijn van de EU, Zwitserland en 29 andere derde landen en gebieden aangesloten op het systeem van het digitaal EU-COVID-certificaat. Verwacht wordt dat er nog meer landen zullen volgen. Het systeem van het digitaal EU-COVID-certificaat wordt beschouwd als een van de belangrijkste digitale oplossingen om de internationale mobiliteit te herstellen. De Internationale Luchtvaartorganisatie dringt erop aan om dat certificaat als mondiale norm te gebruiken. De Commissie zal derde landen die interoperabele systemen voor COVID-19-certificaten willen ontwikkelen, ondersteuning blijven verlenen, bijvoorbeeld door aanvullende opensource referentieoplossingen aan te bieden waarmee certificaten van derde landen kunnen worden geconverteerd in een formaat dat interoperabel is met het digitaal EU-COVID-certificaat, aangezien het ook mogelijk is derde landen waarvan de certificaten door middel van conversie interoperabel worden gemaakt, op het systeem aan te sluiten.
Sinds de vaststelling ervan is het digitaal EU-COVID-certificaat in de hele Unie met succes uitgerold; eind 2021 waren er al meer dan een miljard certificaten afgegeven. Het digitaal EU-COVID-certificaat is dus een breed beschikbaar en betrouwbaar instrument om tijdens de COVID-19-pandemie niet alleen het vrije verkeer van burgers van de Unie en hun familieleden, maar ook het reizen van de bovengenoemde categorieën onderdanen van derde landen binnen de EU te vergemakkelijken.
Sinds de vaststelling van de Verordeningen (EU) 2021/953 en (EU) 2021/954 is de epidemiologische situatie met betrekking tot de COVID-19-pandemie sterk geëvolueerd. Enerzijds is de vaccinatiegraad, met inbegrip van boosterdoses, wereldwijd toegenomen.
Anderzijds heeft de verspreiding van de zorgwekkende deltavariant van SARS-CoV-2 in de tweede helft van 2021 geleid tot een aanzienlijke toename van het aantal besmettingen, ziekenhuisopnames en overlijdens, met als gevolg dat de lidstaten strenge volksgezondheidsmaatregelen moesten nemen om de capaciteit van hun gezondheidszorgsysteem te vrijwaren. Begin 2022 joeg de zorgwekkende omikronvariant van SARS-CoV-2 het aantal COVID-19-gevallen de hoogte in. Omikron verdrong de deltavariant in ijltempo en zorgde in de hele Unie en daarbuiten voor een ongekend hoog niveau van besmetting binnen gemeenschappen.
Het is momenteel echter niet te voorspellen wat de gevolgen zullen zijn als de besmettingen in de tweede helft van 2022 stijgen. Een verslechtering van de pandemische situatie als gevolg van de opkomst van nieuwe zorgwekkende SARS-CoV-2-varianten valt evenmin uit te sluiten.
Gezien het bovenstaande kan niet worden uitgesloten dat de lidstaten zullen blijven verlangen dat onderdanen van derde landen die legaal op het grondgebied van een lidstaat verblijven of wonen en overeenkomstig het EU-recht naar andere lidstaten mogen reizen, ook na 30 juni 2022, de datum waarop de Verordeningen (EU) 2021/953 en (EU) 2021/954 momenteel verstrijken, een bewijs van COVID-19-vaccinatie, -test of -herstel overleggen. Het is dan ook belangrijk ervoor te zorgen dat ook na die datum gebruik kan worden gemaakt van de digitale EU-COVID-certificaten.
Aangezien alle beperkingen van het vrije verkeer van personen binnen de Unie die zijn ingesteld om de verspreiding van SARS-CoV-2 in te dijken, met inbegrip van de verplichting om een digitaal EU-COVID-certificaat over te leggen, moeten worden opgeheven zodra de epidemiologische situatie dit toelaat, stelt de Commissie door wijziging van Verordening (EU) 2021/954 voor om de bestaande verwijzingen naar Verordening (EU) 2021/953 te handhaven en een dynamische verwijzing naar die verordening op te nemen wat de toepassingsperiode van Verordening (EU) 2021/954 betreft.
•Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein
Dit voorstel doet geen afbreuk aan de Schengenvoorschriften wat betreft de toegangsvoorwaarden voor onderdanen van derde landen. De voorgestelde verordening mag geenszins worden opgevat als aanmoediging of vergemakkelijking van de herinvoering van binnengrenscontroles, die volgens de voorwaarden van Verordening (EU) 2016/399 (de Schengengrenscode) het uiterste middel moeten blijven.
In haar voorstel voor een aanbeveling van de Raad tot wijziging van Aanbeveling (EU) 2020/912 over de tijdelijke beperking van niet-essentiële reizen naar de EU en de mogelijke opheffing van die beperking heeft de Commissie voorgesteld een duidelijk verband te leggen tussen Aanbeveling (EU) 2020/912 van de Raad en het digitaal EU-COVID-certificaat, zodat het voor de autoriteiten van de lidstaten gemakkelijker is de echtheid, geldigheid en integriteit van de door derde landen afgegeven certificaten te controleren.
•Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie
Dit voorstel maakt deel uit van het pakket van Uniemaatregelen om de COVID-19-pandemie aan te pakken. Het bouwt met name voort op het werk van het Gezondheidsbeveiligingscomité, het e-gezondheidsnetwerk en het Comité voor het digitaal EU-COVID-certificaat.
Dit voorstel vormt een aanvulling op het voorstel COM(2022) 50, dat de verlenging beoogt van de toepassingsperiode van Verordening (EU) 2021/953 betreffende een kader voor de afgifte, verificatie en aanvaarding van interoperabele COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten (digitaal EU-COVID-certificaat) teneinde het vrije verkeer tijdens de COVID-19-pandemie te faciliteren.
Dit voorstel eerbiedigt ook ten volle de bevoegdheden van de lidstaten ten aanzien van de bepaling van hun gezondheidsbeleid (artikel 168 VWEU).
Dit voorstel is verenigbaar met beleid van de Unie inzake de immigratie van onderdanen van derde landen.
2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID
•Rechtsgrondslag
Artikel 77, lid 2, punt c), VWEU bepaalt dat de Unie de voorwaarden vaststelt waaronder onderdanen van derde landen die legaal in een lidstaat verblijven of wonen, gedurende een korte periode vrij in de Unie kunnen reizen. De gewone wetgevingsprocedure is van toepassing.
Het voorstel strekt tot wijziging van Verordening (EU) 2021/954, die eveneens is gebaseerd op artikel 77, lid 2, punt c), VWEU.
•Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)
De doelstellingen van dit voorstel, namelijk verlenging van de toepassing van Verordening (EU) 2021/954, kunnen niet door de lidstaten afzonderlijk worden verwezenlijkt. Optreden op het niveau van de Unie is dan ook noodzakelijk.
Als niet op het niveau van de Unie wordt opgetreden, zou Verordening (EU) 2021/954 niet langer van toepassing blijven en zouden onderdanen van derde landen die legaal op het grondgebied van een EU/EER-lidstaat verblijven of wonen en overeenkomstig het EU-recht naar andere lidstaten mogen reizen, niet langer een interoperabel COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaat kunnen aanvragen en gebruiken.
•Evenredigheid
Het optreden van de Unie kan een aanzienlijke meerwaarde bieden bij het aanpakken van de hierboven beschreven uitdagingen en is de enige manier waarop een gezamenlijk, gestroomlijnd en algemeen aanvaard kader voor COVID-19-certificaten kan worden opgezet en gehandhaafd.
De vaststelling van unilaterale of ongecoördineerde maatregelen met betrekking tot gezondheidscertificaten inzake COVID-19 kan tot gevolg hebben dat onderdanen van derde landen die het recht hebben om binnen de Unie te reizen, worden beperkt in de uitoefening van dat recht.
De voorgestelde wijziging moet van toepassing zijn in overeenstemming met Verordening (EU) 2021/953, overeenkomstig het voorstel in COM(2022) 50 final. Dit betekent dat de periode waarin onderdanen van derde landen die legaal in de Unie verblijven of wonen en binnen de Unie mogen reizen, gebruik kunnen maken van het digitaal-EU-COVID-certificaat, voor beperkte tijd wordt verlengd.
•Keuze van het instrument
Een verordening waarborgt de rechtstreekse, onmiddellijke en gemeenschappelijke tenuitvoerlegging van het EU-recht in alle lidstaten.
3.EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING
•Raadpleging van belanghebbenden
Het voorstel houdt rekening met de besprekingen die regelmatig in verschillende fora met de autoriteiten van de lidstaten worden gevoerd.
•Bijeenbrengen en gebruik van expertise
Het voorstel bouwt voort op de epidemiologische informatie en beoordelingen van het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding (ECDC), de door het Europees Geneesmiddelenbureau (EMA) uitgevoerde beoordeling van de veiligheid, doeltreffendheid en kwaliteit van COVID-19-vaccins en de technische besprekingen in het Gezondheidsbeveiligingscomité, in de technische werkgroep voor diagnostische COVID-19-tests en in het e-gezondheidsnetwerk, alsook op de relevante beschikbare wetenschappelijke gegevens.
•Effectbeoordeling
Gezien het dringende karakter heeft de Commissie geen effectbeoordeling uitgevoerd.
•Grondrechten
Dit voorstel houdt de verwerking in van persoonsgegevens, met inbegrip van gezondheidsgegevens. Er zijn potentiële effecten op de grondrechten van personen, met name artikel 7 (De eerbiediging van het privéleven) en artikel 8 (De bescherming van persoonsgegevens) van het Handvest. De verwerking van persoonsgegevens van natuurlijke personen, met inbegrip van de verzameling van, de toegang tot en het gebruik van die persoonsgegevens, heeft gevolgen voor het recht op privacy en het recht op de bescherming van persoonsgegevens uit hoofde van het Handvest. Aantasting van die grondrechten moet gerechtvaardigd zijn.
Wat betreft het recht op bescherming van persoonsgegevens, met inbegrip van gegevensbeveiliging, blijft Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van toepassing. Er wordt niet voorzien in afwijking van de gegevensbeschermingsregeling van de Unie en de lidstaten moeten duidelijke regels en voorwaarden en robuuste waarborgen toepassen, in overeenstemming met de EU-regels inzake gegevensbescherming.
4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING
De financiering van maatregelen ter ondersteuning van dit initiatief zal worden behandeld in het financieel memorandum bij het voorstel COM(2022) 50 final.
5.OVERIGE ELEMENTEN
•Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage
•Artikelsgewijze toelichting
Artikel 1 van het voorstel wijzigt de toepassingsperiode van Verordening (EU) 2021/954.
Artikel 2 voorziet in versnelde inwerkingtreding van de verordening.
2022/0030 (COD)
Voorstel voor een
VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
tot wijziging van Verordening (EU) 2021/954 betreffende een kader voor de afgifte, verificatie en aanvaarding van interoperabele COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten (digitaal EU-COVID-certificaat) ten aanzien van onderdanen van derde landen die legaal op het grondgebied van de lidstaten verblijven of wonen tijdens de COVID-19-pandemie
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 77, lid 2, punt c),
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,
Overwegende hetgeen volgt:
(1)Krachtens het Schengenacquis mogen onderdanen van derde landen die legaal in de Unie verblijven en onderdanen van derde landen die het grondgebied van een lidstaat legaal zijn binnengekomen, zich gedurende 90 dagen binnen een periode van 180 dagen vrij verplaatsen op het grondgebied van alle andere lidstaten.
(2)Het Europees Parlement en de Raad hebben op 14 juni 2021 Verordening (EU) 2021/953 vastgesteld, waarbij het digitaal EU-COVID-certificaat werd ingesteld. Die verordening stelt een gemeenschappelijk kader vast voor de afgifte, verificatie en aanvaarding van interoperabele COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten teneinde het vrije verkeer van burgers van de Unie en hun familieleden tijdens de COVID-19-pandemie te vergemakkelijken. Verordening (EU) 2021/953 gaat vergezeld van Verordening (EU) 2021/954 van het Europees Parlement en de Raad, waarbij het kader voor het digitaal EU-COVID-certificaat wordt uitgebreid tot onderdanen van derde landen die legaal op het grondgebied van een lidstaat verblijven of wonen en die overeenkomstig het Unierecht naar andere lidstaten mogen reizen.
(3)De Verordeningen (EU) 2021/953 en (EU) 2021/954 verstrijken op 30 juni 2022. De pandemie is echter niet voorbij en de recente uitbraak van de zorgwekkende omikronvariant blijft negatieve gevolgen hebben voor het reizen binnen de Unie. Bijgevolg is het digitaal EU-COVID-certificaat nog steeds relevant en moet het verdere gebruik ervan mogelijk worden gemaakt.
(4)De toepassingsperiode van Verordening (EU) 2021/953 moet met twaalf maanden worden verlengd. Aangezien Verordening (EU) 2021/954 tot doel heeft de toepassing van Verordening (EU) 2021/953 uit te breiden tot bepaalde categorieën onderdanen van derde landen die legaal in de Unie verblijven of wonen, moet de toepassingsperiode ervan rechtstreeks samenhangen met die van Verordening (EU) 2021/953. Verordening (EU) 2021/954 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.
(5)Deze verordening mag niet worden opgevat als vergemakkelijking of aanmoediging van de vaststelling van reisbeperkingen naar aanleiding van de pandemie. Bovendien mag de noodzaak tot verificatie van certificaten uit hoofde van Verordening (EU) 2021/953 niet worden beschouwd als een rechtvaardiging voor tijdelijke herinvoering van controles aan de binnengrenzen. Controles aan de binnengrenzen moeten het uiterste middel blijven, met inachtneming van de specifieke regels van Verordening (EU) 2016/399 van het Europees Parlement en de Raad (Schengengrenscode).
(6)Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het VWEU is gehecht, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van deze verordening, die derhalve niet bindend is voor, noch van toepassing is op deze lidstaat. Aangezien deze verordening voortbouwt op het Schengenacquis, beslist Denemarken overeenkomstig artikel 4 van bovengenoemd protocol binnen zes maanden nadat de Raad heeft beslist over deze verordening of het deze in zijn interne recht zal omzetten.
(7)Deze verordening vormt een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan Ierland niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2002/192/EG van de Raad; Ierland neemt derhalve niet deel aan de vaststelling van deze verordening, die derhalve niet bindend is voor, noch van toepassing is op deze lidstaat. Om de lidstaten in staat te stellen onder de voorwaarden van Verordening (EU) 2021/953 COVID-19-certificaten te aanvaarden die door Ierland zijn afgegeven aan onderdanen van derde landen die legaal op zijn grondgebied verblijven of wonen, met als doel het reizen binnen het grondgebied van de lidstaten te faciliteren, moet Ierland aan die onderdanen van derde landen COVID-19-certificaten afgeven die voldoen aan de vereisten van het vertrouwenskader voor het digitaal EU-COVID-certificaat. Ierland en de andere lidstaten moeten op basis van wederkerigheid de certificaten aanvaarden die zijn afgegeven aan onderdanen van derde landen die onder deze verordening vallen.
(8)Wat Bulgarije, Kroatië, Cyprus en Roemenië betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van het Schengenacquis in de zin van respectievelijk artikel 3, lid 1, van de Toetredingsakte van 2003, artikel 4, lid 1, van de Toetredingsakte van 2005, en artikel 4, lid 1, van de Toetredingsakte van 2011.
(9)Wat IJsland en Noorwegen betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis, in de zin van de Overeenkomst tussen de Raad van de Europese Unie en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen inzake de wijze waarop IJsland en Noorwegen worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis, die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punt C, van Besluit 1999/437/EG van de Raad.
(10)Wat Zwitserland betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis, in de zin van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis, die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punt C, van Besluit 1999/437/EG, in samenhang met artikel 3 van Besluit 2008/146/EG van de Raad.
(11)Wat Liechtenstein betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis, in de zin van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis, die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punt C, van Besluit 1999/437/EG, in samenhang met artikel 3 van Besluit 2011/350/EU van de Raad.
(12)Gezien de urgentie van de situatie met betrekking tot de COVID-19-pandemie moet deze verordening in werking treden op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
(13)De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming en het Europees Comité voor gegevensbescherming zijn geraadpleegd overeenkomstig artikel 42 van Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad, en hebben op […] advies uitgebracht,
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Artikel 3 van Verordening (EU) 2021/954 wordt vervangen door:
“Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 1 juli 2021 tot het verstrijken van de toepassingsperiode van Verordening (EU) 2021/953.”.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig de Verdragen.
Gedaan te Brussel,
Voor het Europees Parlement
Voor de Raad
De voorzitter
De voorzitter