EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52021XC0407(02)

Mededeling van de Commissie over de terugbetaling van antidumpingrechten 2021/C 118/06

C/2021/2097

OJ C 118, 7.4.2021, p. 59–71 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

7.4.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 118/59


Mededeling van de Commissie over de terugbetaling van antidumpingrechten

(2021/C 118/06)

Deze mededeling bevat richtsnoeren voor aanvragen tot terugbetaling van antidumpingrechten krachtens artikel 11, lid 8, van Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad (1) (“de basisverordening”). Deze richtsnoeren trekken de in 2014 gepubliceerde richtsnoeren (2) in en komen in de plaats daarvan. Met de richtsnoeren wordt beoogd aan de partijen in een terugbetalingsprocedure uiteen te zetten aan welke voorwaarden een aanvraag moet voldoen en uit welke stappen de terugbetalingsprocedure bestaat.

1.   Doel

De terugbetalingsprocedure heeft tot doel reeds betaalde antidumpingrechten terug te betalen wanneer wordt aangetoond dat de dumpingmarge op grond waarvan de rechten zijn vastgesteld, lager is geworden of niet meer bestaat. In het kader van deze procedure wordt de uitvoer van de producent-exporteur naar de Unie onderzocht en een nieuwe dumpingmarge berekend.

2.   Basisprincipes van de terugbetalingsprocedure

2.1.   Aan welke voorwaarden moet worden voldaan?

Bij terugbetalingsaanvragen krachtens artikel 11, lid 8, van de basisverordening moet worden aangetoond dat de dumpingmarge op grond waarvan de rechten werden vastgesteld lager is geworden of geheel is verdwenen. In andere omstandigheden kunnen de bepalingen van titel III, hoofdstuk 3, afdeling 3, van het douanewetboek van de Unie over de terugbetaling van invoerrechten van toepassing zijn (3).

2.2.   Wie kan een terugbetalingsaanvraag indienen?

a)

Iedere importeur die goederen invoert waarvoor door de douaneautoriteiten antidumpingrechten zijn vastgesteld, kan een terugbetalingsaanvraag indienen.

b)

Wanneer de antidumpingrechten zijn opgelegd na een onderzoek in het kader waarvan de Commissie overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening een steekproef van producenten-exporteurs heeft samengesteld om de dumping te beoordelen, kunnen importeurs ongeacht of hun producenten-exporteurs in de steekproef waren opgenomen een terugbetalingsaanvraag indienen.

2.3.   Wat is de uiterste datum om een terugbetalingsaanvraag in te dienen?

a)

Aanvragen moeten worden ingediend binnen zes maanden na de datum waarop het bedrag van de antidumpingrechten door de bevoegde douaneautoriteiten is vastgesteld, dat wil zeggen de datum waarop de douaneschuld door de douaneautoriteiten is meegedeeld krachtens artikel 102 van het douanewetboek van de Unie. De aanvraag moet worden ingediend bij de bevoegde autoriteit van de lidstaat (4) waar de goederen in de Unie in het verkeer zijn gebracht (zie punten 3.2 en 3.3).

b)

Zelfs indien een importeur de geldigheid van de krachtens de douanewetgeving van de Unie op zijn invoer toegepaste antidumpingrechten betwist, moet de aanvraag, ongeacht of deze betwisting de betaling van de rechten opschort, toch binnen zes maanden na de datum waarop de rechten zijn vastgesteld worden ingediend om ontvankelijk te zijn.

c)

De Commissie kan in overleg met de aanvrager besluiten om het terugbetalingsonderzoek op te schorten totdat definitief is vastgesteld of de antidumpingrechten verschuldigd zijn.

2.4.   Hoe wordt de dumpingmarge herzien?

a)

De Commissie zal voor een representatieve periode een dumpingmarge vaststellen voor de gehele uitvoer van het betrokken product door de producent-exporteur naar al zijn importeurs in de Unie en niet alleen naar de importeur die om terugbetaling verzoekt.

b)

Het terugbetalingsonderzoek zal bijgevolg betrekking hebben op alle productcontrolenummers (5) die onder de productomschrijving vallen die is opgenomen in de verordening waarbij de antidumpingrechten zijn ingesteld en niet alleen op die van de producten die door de aanvrager zijn ingevoerd.

c)

Tenzij de omstandigheden zijn gewijzigd, zal dezelfde werkwijze worden gevolgd als bij het onderzoek dat tot de instelling van het antidumpingrecht heeft geleid.

2.5.   Wie moet medewerking verlenen?

Een terugbetalingsaanvraag heeft alleen kans van slagen als zowel de aanvrager als de producent-exporteur medewerking verleent. De aanvrager moet ervoor zorgen dat de producent-exporteur de nodige informatie aan de Commissie verstrekt. De producent-exporteur moet een vragenlijst invullen die betrekking heeft op een groot aantal commerciële gegevens voor een bepaalde representatieve periode in het verleden, en moet aanvaarden dat die informatie wordt onderzocht, onder andere door middel van een controlebezoek. Een producent-exporteur kan niet “gedeeltelijk medewerking verlenen” door slechts door hem gekozen gegevens te verstrekken. In dergelijke gevallen is de conclusie van de Commissie dat de producent-exporteur geen medewerking heeft verleend, en wordt de aanvraag afgewezen.

2.6.   Hoe wordt vertrouwelijke informatie beschermd?

De regels betreffende de behandeling van vertrouwelijke gegevens die zijn opgenomen in artikel 19 van de basisverordening zijn van toepassing op alle informatie die in verband met aanvragen voor de terugbetaling van antidumpingrechten wordt ontvangen.

2.7.   Hoeveel kan worden terugbetaald?

Indien de aanvraag ontvankelijk en gegrond wordt verklaard, kan het onderzoek ertoe leiden dat:

de betaalde antidumpingrechten niet worden terugbetaald, wanneer wordt vastgesteld dat de dumpingmarge gelijk is aan of hoger is dan het geïnde antidumpingrecht,

of

een deel van de betaalde antidumpingrechten wordt terugbetaald, wanneer de dumpingmarge lager is geworden dan het geïnde antidumpingrecht,

of

het volledige bedrag van het antidumpingrecht wordt terugbetaald, wanneer werd vastgesteld dat er geen dumpingmarge meer is.

2.8.   Wat is de uiterste datum om het terugbetalingsonderzoek af te ronden?

De Commissie neemt normaliter binnen 12 maanden, en in ieder geval binnen 18 maanden, na de datum waarop de terugbetalingsaanvraag naar behoren met bewijsmateriaal is gestaafd, een besluit over de terugbetaling. Volgens artikel 11, lid 8, derde alinea, van de basisverordening is een aanvraag naar behoren met bewijsmateriaal gestaafd indien zij nauwkeurige gegevens bevat met betrekking tot het bedrag van de antidumpingrechten waarvan terugbetaling wordt gevraagd, vergezeld gaat van alle douanedocumenten betreffende de berekening en de betaling van dit bedrag en informatie bevat betreffende de normale waarden (zie punten 3.5, 3.6 en 3.7 en punt 4, onder d)) en de uitvoerprijzen voor de producent-exporteur waarop het recht van toepassing is (zie punt 4).

Wanneer een terugbetaling wordt toegekend, beschikken de autoriteiten van de lidstaten over een termijn van 90 dagen, te rekenen vanaf de datum van kennisgeving van het besluit van de Commissie, om de desbetreffende betaling te verrichten.

3.   Aanvraag

3.1.   Vorm van de aanvraag

De aanvraag moet schriftelijk worden ingediend, in een officiële taal van de Unie, en ondertekend worden door een door de aanvrager gemachtigde persoon. De aanvraag moet worden ingediend door middel van het als bijlage I aan deze mededeling gehechte formulier.

De aanvraag moet het totale bedrag van de antidumpingrechten waarvan terugbetaling wordt gevraagd, duidelijk aangeven, en de specifieke invoertransacties waarop dat totaal is gebaseerd vermelden.

De aanvraag moet gebaseerd zijn op het feit dat de dumpingmarge lager is geworden of niet meer bestaat. Zij moet daarom de verklaring bevatten dat de dumpingmarge van de producent-exporteur van de aanvrager op basis waarvan de rechten zijn vastgesteld, is gedaald onder de hoogte van het recht dat van toepassing is op de invoer in verband waarmee een terugbetaling wordt aangevraagd, of geheel is verdwenen.

3.2.   Indiening van de aanvraag

De aanvraag moet worden ingediend bij de bevoegde autoriteiten van de lidstaat op het grondgebied waarvan het product waarvoor de antidumpingrechten zijn betaald in het vrije verkeer is gebracht (6). De lijst van de bevoegde autoriteiten is gepubliceerd op de website van DG Handel.

De lidstaten moeten de aanvraag en alle relevante documenten onverwijld doorsturen aan de Commissie. Dit doorsturen moet elektronisch gebeuren, maar dit laat eventuele andere wijzen van verzending onverlet.

3.3.   Termijn voor het indienen van de aanvraag

a)

Termijn van zes maanden

Alle terugbetalingsaanvragen moeten binnen de in artikel 11, lid 8, tweede alinea, van de basisverordening bedoelde termijn van zes maanden (7) bij de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaat worden ingediend.

De termijn van zes maanden moet ook in acht worden genomen wanneer de verordening tot instelling van het recht voor de gerechten van de Europese Unie wordt aangevochten of de toepassing van de verordening voor nationale administratieve of gerechtelijke instanties wordt betwist (zie punt 2.3, onder b)).

Al naar gelang van het geval gaat de termijn van zes maanden in:

 

op de datum van inwerkingtreding van een verordening waarbij een definitief recht wordt opgelegd en bedragen die uit hoofde van het voorlopige recht als zekerheid waren gesteld worden geïnd, wanneer de voorlopige rechten definitief worden geïnd,

of

 

op de datum van vaststelling van het definitieve antidumpingrecht, dat wil zeggen de datum waarop de douaneschuld door de douaneautoriteiten is meegedeeld krachtens artikel 102 van het douanewetboek van de Unie,

of

 

wanneer het juiste bedrag aan rechten naar aanleiding van een controle achteraf is vastgesteld, op de laatstgenoemde datum waarop de verschuldigde rechten zijn vastgesteld.

b)

Datum van indiening van de aanvraag

De lidstaat moet, wanneer hij de aanvraag aan de Commissie doorstuurt, de datum vermelden waarop de aanvraag werd ingediend, dat wil zeggen de datum waarop de bevoegde autoriteit van de lidstaat de aanvraag daadwerkelijk heeft ontvangen.

Het is in het belang van de aanvragers dat zij bewijs verkrijgen dat de bevoegde autoriteit van de lidstaat hun aanvraag heeft ontvangen. Bijvoorbeeld:

 

aanvragen per post kunnen per aangetekend schrijven met ontvangstbevestiging worden verzonden;

 

de datum van ontvangst van een fax door de bevoegde autoriteit van een lidstaat kan worden vastgesteld aan de hand van de datum die bij geslaagde verzending op het verzendingsbericht en in het faxjournaal is vermeld;

 

de datum van een formeel ontvangstbewijs wanneer de aanvraag persoonlijk of elektronisch is ingediend.

3.4.   Door de aanvrager te verstrekken bewijsmateriaal

Om de Commissie in staat te stellen de aanvraag te behandelen, moet de aanvrager bij zijn bij de betrokken lidstaat ingediende aanvraag voor zover mogelijk (8) het volgende bewijsmateriaal voegen:

a)

alle facturen en andere documenten waarop de douaneprocedures waren gebaseerd;

b)

alle douanedocumenten waarin de invoertransacties worden vermeld in verband waarmee de terugbetaling wordt aangevraagd en waaruit met name blijkt op welke grondslag het bedrag aan rechten is vastgesteld (soort, hoeveelheid en waarde van de aangegeven goederen en hoogte van het antidumpingrecht) alsmede het nauwkeurige bedrag van het geheven antidumpingrecht;

c)

verklaringen dat:

i)

het geïnde recht niet door de producent-exporteur of een derde is terugbetaald;

ii)

de prijzen waarop de aanvraag is gebaseerd echt zijn;

iii)

er voor, tijdens of na de betrokken verkooptransactie(s) geen compensatieregeling bestond of bestaat;

d)

informatie over normale waarden en uitvoerprijzen waaruit blijkt dat de dumpingmarge van de producent-exporteur lager is geworden dan het geldende antidumpingrecht of geheel is verdwenen. Dit is met name belangrijk wanneer de aanvrager geassocieerd is met de producent-exporteur.

Indien de aanvrager niet geassocieerd is met de producent-exporteur, en indien de relevante informatie niet onmiddellijk beschikbaar is, moet de aanvraag een verklaring van de producent-exporteur bevatten dat de dumpingmarge lager is geworden of niet meer bestaat en dat hij de Commissie alle nodige ondersteunende gegevens zal verstrekken. Dit zijn de gegevens over de normale waarden en uitvoerprijzen voor een representatieve periode waarin zijn goederen naar de Unie werden uitgevoerd. Deze periode wordt later bepaald door de Commissie (zie punt 4.1, onder a)).

Indien de producent-exporteur gevestigd is in bepaalde landen die geen lid zijn van de WTO, zal de normale waarde worden vastgesteld overeenkomstig artikel 2, lid 7, van de basisverordening (zie punt 3.5 voor meer informatie over de procedure met betrekking tot bepaalde landen die geen lid zijn van de WTO).

Indien de producent-exporteur gevestigd is in een land waar is gebleken dat er sprake is van verstoringen van betekenis in de zin van artikel 2, lid 6 bis, onder b), van de basisverordening wat het toepasselijke recht betreft, zal de normale waarde worden vastgesteld overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening (zie punt 3.6 voor meer informatie over de procedure met betrekking tot landen met verstoringen van betekenis).

Voor informatie over de overgangsperiode voor de vaststelling van de normale waarde, zie punt 3.7;

e)

informatie over het bedrijf van de aanvrager;

f)

de volmacht indien de aanvraag door een derde wordt ingediend;

g)

een lijst van de invoertransacties in verband waarmee de terugbetaling wordt aangevraagd (eenvoudigheidshalve is als bijlage II bij deze mededeling een invulformulier met de gevraagde informatie gevoegd);

h)

een bewijs van betaling van de antidumpingrechten waarvan terugbetaling wordt gevraagd.

Bij kopieën van de originele facturen, douaneaangifteformulieren en andere dergelijke documenten moet de aanvrager of de producent-exporteur, al naar gelang van het geval, een verklaring voegen dat deze conform het origineel zijn. Bovendien moeten deze stukken, of vertalingen daarvan, in een van de officiële talen van de Unie zijn opgesteld.

De Commissie zal nagaan of de aanvraag alle informatie bevat die de aanvrager moet verstrekken. De Commissie zal de aanvrager zo nodig laten weten welke gegevens hij nog moet verstrekken en hiervoor een termijn vaststellen waarbinnen het gevraagde bewijsmateriaal moet worden ingediend. De Commissie behoudt zich het recht voor om aanvullend bewijsmateriaal te verlangen dat de aanvraag ondersteunt.

3.5.   Bewijs van de normale waarde in het geval van invoer uit bepaalde landen die geen lid zijn van de WTO

Indien wordt verzocht om terugbetaling van rechten op invoer uit een land dat geen lid is van de WTO en dat is opgenomen in bijlage I bij Verordening (EU) 2015/755 van het Europees Parlement en de Raad (9), wordt de normale waarde vastgesteld overeenkomstig artikel 2, lid 7, van de basisverordening en volgens de werkwijze die is toegepast wat het toepasselijke recht op de betrokken invoer betreft.

In dit geval wordt de normale waarde vastgesteld op basis van de prijs of de door berekening vastgestelde waarde in een geschikt referentieland en moet de aanvrager een producent in een referentieland aangeven en diens medewerking vragen.

Hij moet de medewerking vragen van dezelfde ondernemingen die aan het oorspronkelijke onderzoek hebben meegewerkt, tenzij hij kan aantonen dat het geschikter is om andere producenten in hetzelfde land of de gegevens van een ander referentieland te gebruiken.

Indien de aanvrager geen medewerking kan verkrijgen, kan hij een andere methode voorstellen krachtens artikel 2, lid 7, van de basisverordening en de nodige gegevens verstrekken om de normale waarden op basis van die andere methode te berekenen. De aanvrager moet afdoend bewijs leveren dat hij tevergeefs de medewerking heeft gezocht van alle bekende producenten van het onderzochte product.

Indien de aanvrager niet binnen een redelijke termijn gegevens voor de berekening van de normale waarden krachtens artikel 2, lid 7, van de basisverordening verstrekt, wijst de Commissie de aanvraag wegens gebrek aan bewijsmateriaal af.

3.6.   Bewijs van de normale waarde in het geval van invoer uit een land met verstoringen van betekenis

Indien wordt verzocht om terugbetaling van rechten op invoer uit een land waarvan in het oorspronkelijke onderzoek of na een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen is vastgesteld dat er, wat het toepasselijke recht betreft, sprake is van verstoringen van betekenis in de zin van artikel 2, lid 6 bis, onder b), van de basisverordening, zal de normale waarde gewoonlijk worden vastgesteld overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening.

In dat geval wordt de normale waarde uitsluitend berekend op basis van productie- en verkoopkosten waarin niet-verstoorde prijzen of benchmarks tot uiting komen.

Voor informatie over de overgangsperiode voor de toepassing van deze werkwijze, zie punt 3.7.

3.7.   Overgangsperiode voor de werkwijze voor de vaststelling van de normale waarde

Overeenkomstig artikel 11, lid 4, van de basisverordening zal gedurende een overgangsperiode de tot 19 december 2017 geldende werkwijze voor landen zonder markteconomie worden toegepast om de normale waarde vast te stellen indien:

de terugbetaling wordt gevraagd voor rechten op basis van een normale waarde die is berekend volgens de werkwijze voor landen zonder markteconomie zoals die tot 19 december 2017 van kracht was;

tot de datum waarop het eerste nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van deze maatregelen, na 19 december 2017, wordt geopend (10).

Hiertoe zijn de bepalingen van de basisverordening die tot 19 december 2017 van kracht was (“de basisverordening van 2017”) (11) van toepassing. In dergelijke gevallen zal de normale waarde worden vastgesteld overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening van 2017, tenzij de producent-exporteur een behandeling als marktgerichte onderneming (“BMO”) krijgt op grond van artikel 2, lid 7, onder c), van de basisverordening van 2017.

Indien geen BMO wordt toegepast, zal de normale waarde overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening van 2017 worden vastgesteld aan de hand van de prijs of de berekende waarde in een derde land met een markteconomie (“referentieland”). De indiener van het verzoek moet een producent in een referentieland identificeren en om medewerking verzoeken.

Hij moet de medewerking vragen van dezelfde ondernemingen die aan het oorspronkelijke onderzoek hebben meegewerkt, tenzij hij kan aantonen dat het geschikter is om andere producenten in hetzelfde land of de gegevens van een ander referentieland te gebruiken.

Indien de aanvrager geen medewerking kan verkrijgen, kan hij een andere methode voorstellen krachtens artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening van 2017 en de nodige gegevens verstrekken om de normale waarden op basis van die andere methode te berekenen. De aanvrager moet afdoend bewijs leveren dat hij tevergeefs de medewerking heeft gezocht van alle bekende producenten van het onderzochte product.

Indien de aanvrager niet binnen een redelijke termijn gegevens voor de berekening van de normale waarden krachtens artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening van 2017 verstrekt, wijst de Commissie de aanvraag wegens gebrek aan bewijsmateriaal af.

3.8.   Herhaalde aanvragen

Zodra de aanvrager weet dat hij meer dan één verzoek om terugbetaling van antidumpingrechten op het betrokken product wil indienen, moet hij de Commissie daarvan in kennis stellen. Dit stelt de Commissie in staat het onderzoek zo efficiënt en effectief mogelijk te organiseren.

4.   Beoordeling van de gegrondheid van een aanvraag

De Commissie zal contact opnemen met de producent-exporteur en informatie vragen over zijn normale waarde en uitvoerprijzen voor een bepaalde representatieve periode. De aanvraag wordt uitsluitend geacht naar behoren met bewijsmateriaal te zijn gestaafd (12) indien alle gevraagde informatie en de ingevulde vragenlijsten (met inbegrip van de antwoorden op eventuele vastgestelde wezenlijke tekortkomingen) door de Commissie zijn ontvangen.

a)

Representatieve periode

Voor de herziening van de dumpingmarge zal de Commissie de representatieve periode aangeven, welke periode doorgaans ten minste zes maanden bedraagt en een kort tijdvak omvat voorafgaande aan de datum waarop de producent-exporteur de eerste transactie waarvoor om terugbetaling wordt verzocht, heeft gefactureerd.

b)

Dumpingvragenlijsten

Op grond van artikel 6, lid 2, van de basisverordening zal de Commissie de producent-exporteur die aan de aanvrager leverde en, indien van toepassing, de verbonden importeur(s) verzoeken informatie te verstrekken over hun gehele uitvoer naar de Unie, en niet alleen over hun uitvoer naar de aanvrager, gedurende de representatieve periode.

De informatie wordt gevraagd aan de hand van een vragenlijst die aan de producent-exporteur van de aanvrager (en iedere verbonden importeur in de Unie) wordt gezonden en die binnen 37 dagen ingevuld moet worden teruggezonden.

De producent-exporteur kan vertrouwelijke informatie rechtstreeks, en niet via de aanvrager, aan de Commissie sturen. Er moet een niet-vertrouwelijke versie van het antwoord op de vragenlijst en van enige andere ingediende vertrouwelijke informatie worden verstrekt overeenkomstig artikel 19, lid 2, van de basisverordening. Dergelijke niet-vertrouwelijke informatie zal beschikbaar worden gesteld voor inzage door belanghebbenden en kan online worden geraadpleegd via TRON.tdi (https://tron.trade.ec.europa.eu/tron/TDI).

c)

Behandeling als marktgerichte onderneming (“BMO”)

Indien de in punt 3.7 bedoelde overgangsperiode van toepassing is, kan de producent-exporteur met het oog op het terugbetalingsonderzoek om een BMO verzoeken. In dat geval moet hij alle in artikel 2, lid 7, onder c), van de basisverordening van 2017 bedoelde informatie verstrekken.

Indien de BMO aan de producent-exporteur wordt toegekend, wordt de normale waarde krachtens artikel 2, leden 1 tot en met 6, van de basisverordening van 2017 vastgesteld op basis van zijn eigen prijzen en kosten.

Indien de BMO niet wordt toegekend, wordt de normale waarde vastgesteld krachtens artikel 2, lid 7, onder c), van de basisverordening van 2017.

De BMO-vaststelling in een terugbetalingsonderzoek geldt alleen voor de bepaling van de dumpingmarge tijdens de representatieve periode voor de terugbetaling.

Voor de toekenning van de BMO voor het terugbetalingsonderzoek is irrelevant of de producent-exporteur al de BMO is toegekend in het oorspronkelijke onderzoek en of hij aan het oorspronkelijke onderzoek heeft meegewerkt.

d)

Uitvoer uit bepaalde landen die geen lid zijn van de WTO

Indien wordt verzocht om terugbetaling van rechten op uitvoer uit bepaalde landen die geen lid zijn van de WTO, wordt de normale waarde vastgesteld krachtens artikel 2, lid 7, van de basisverordening (zie punt 3.5 voor het bewijsmateriaal dat de aanvrager moet verstrekken).

e)

Uitvoer uit landen met verstoringen van betekenis

In aanvulling op de onder b) vermelde procedure zal de producent-exporteur van de indiener van het verzoek worden verzocht informatie te verstrekken over de in de representatieve periode gebruikte productiefactoren.

De informatie wordt gevraagd aan de hand van een formulier dat aan de producent-exporteur van de aanvrager wordt gezonden en dat binnen 15 dagen ingevuld moet worden teruggezonden.

f)

Controlebezoeken

Partijen die informatie indienen, moeten zich ervan bewust zijn dat de Commissie de ontvangen informatie kan controleren door middel van een controlebezoek op grond van artikel 16 van de basisverordening.

4.1.   Beoordeling van de gegrondheid van de aanvraag

a)

Algemene werkwijze

De dumpingmarge wordt herzien door vergelijking, voor de representatieve periode, van:

de normale waarde(n)

met de uitvoerprijs of -prijzen

voor het (de) betrokken uitgevoerde product(en), overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van artikel 2 van de basisverordening.

Volgens artikel 11, lid 9, van de basisverordening “gaat de Commissie […] op dezelfde wijze te werk als bij het onderzoek dat tot instelling van het recht heeft geleid, met inachtneming van het bepaalde in artikel 2 (Vaststelling van dumping), in het bijzonder de leden 11 en 12 daarvan (Gebruik van gewogen gemiddelden bij de berekening van de dumpingmarge), en artikel 17 (Steekproeven)”.

De Commissie kan de herziene dumpingmarge berekenen aan de hand van een steekproef van producenten-exporteurs, productsoorten of transacties waarop de aanvragen betrekking hebben overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening, en met name lid 3. Er zal een steekproef worden samengesteld wanneer het aantal producenten-exporteurs, productsoorten of transacties waarop de aanvragen betrekking hebben zo groot is dat afzonderlijke onderzoeken een te grote werklast vormen en een tijdige voltooiing van het onderzoek in de weg staan. Dit wordt bepaald over een minimumperiode van zes maanden vanaf de indiening van de eerste aanvraag of, indien dit later is, over een periode van twaalf maanden vanaf de instelling van definitieve maatregelen.

b)

Toepassing van artikel 11, lid 10, van de basisverordening

Wanneer de uitvoerprijs krachtens artikel 2, lid 9, van de basisverordening is samengesteld, past de Commissie geen aftrek toe voor het bedrag van de betaalde antidumpingrechten wanneer kan worden aangetoond dat het recht in de wederverkoopprijs en latere verkoopprijzen in de Unie tot uiting is gekomen. De Commissie zal onderzoeken of een verhoging van de verkoopprijzen voor onafhankelijke afnemers in de Unie tussen het oorspronkelijke onderzoektijdvak en het tijdvak van het terugbetalingsonderzoek de antidumpingrechten omvat.

c)

Gebruik van de bevindingen van een nieuw onderzoek

Bij de behandeling van een terugbetalingsaanvraag kan de Commissie te allen tijde besluiten een tussentijds nieuw onderzoek te openen overeenkomstig artikel 11, lid 3, van de basisverordening. De behandeling van de terugbetalingsaanvraag zal worden opgeschort totdat het nieuwe onderzoek is beëindigd.

De bevindingen van het nieuwe onderzoek kunnen alleen worden gebruikt bij de beoordeling van de gegrondheid van de terugbetalingsaanvraag indien de datum van de transacties in verband waarmee de terugbetaling wordt aangevraagd, binnen het onderzoektijdvak van het nieuwe onderzoek valt.

d)

Extrapolatie

In afwijking van het bepaalde in punt c) kan de dumpingmarge die tijdens een onderzoek is vastgesteld, met het oog op een snelle administratieve afhandeling worden geëxtrapoleerd voor invoertransacties in verband waarmee de terugbetaling is aangevraagd en die buiten dat onderzoektijdvak vallen. Daarvoor gelden de volgende voorwaarden:

 

extrapolatie kan slechts worden toegepast voor een periode die onmiddellijk aansluit op de onderzochte periode;

 

extrapolatie van onderzoeksresultaten kan slechts worden toegepast voor een periode van ten hoogste zes maanden;

 

extrapolatie kan uitsluitend worden toegepast wanneer de dumpingmarge in het kader van een voltooid onderzoek is berekend en vastgesteld;

 

extrapolatie zal uitsluitend worden toegepast op een bedrag aan rechten dat in verhouding tot de gehele terugbetalingsaanvraag betrekkelijk gering is.

4.2.   Niet-medewerking

Wanneer de aanvrager, de producent-exporteur of de producent in een referentieland (indien van toepassing):

 

onjuiste of misleidende informatie verstrekt,

of

 

geen toegang verleent tot de nodige informatie of deze niet binnen een redelijke termijn verstrekt,

of

 

het onderzoek aanzienlijk belemmert, bijvoorbeeld door te verhinderen dat de informatie wordt gecontroleerd in de mate die de Commissie nodig acht,

wordt de informatie buiten beschouwing gelaten en kan de Commissie concluderen dat de aanvrager zijn bewijslastverplichtingen niet is nagekomen. Dit kan leiden tot een afwijzing van het verzoek overeenkomstig artikel 11, lid 8, derde alinea, van de basisverordening.

4.3.   Mededeling van feiten en overwegingen

Zodra het onderzoek van de gegrondheid van de aanvraag is voltooid, wordt de aanvrager in kennis gesteld van de voornaamste feiten en overwegingen op grond waarvan de Commissie voornemens is een besluit te nemen over de terugbetalingsaanvraag. De medewerkende producenten-exporteurs kunnen slechts informatie ontvangen over de behandeling van de gegevens die zij hebben verstrekt, en met name over de daaruit voortvloeiende berekening van de normale waarde en de uitvoerprijzen.

5.   Resultaat

5.1.   Terug te betalen bedrag

Het aan de aanvrager terug te betalen bedrag is normaliter het verschil tussen het geïnde recht en de bij het terugbetalingsonderzoek vastgestelde dumpingmarge, als absoluut bedrag.

5.2.   Terugbetaling

De terugbetaling wordt normaliter verricht door de lidstaat waar de antidumpingrechten zijn vastgesteld en later geïnd, binnen 90 dagen na de kennisgeving van het besluit tot terugbetaling.

Of betaling na afloop van de termijn van 90 dagen recht geeft op interesten, wordt bepaald door het nationale recht van de betrokken lidstaat.

5.3.   Intrekking van een besluit tot terugbetaling

Indien later blijkt dat een besluit tot terugbetaling gebaseerd is op onjuiste of onvolledige informatie, dan wordt dit besluit met terugwerkende kracht ingetrokken. Een besluit tot terugbetaling dat op onjuiste of onvolledige informatie is gebaseerd, staat immers gelijk met een besluit dat geen objectieve rechtsgrondslag heeft, waardoor de aanvrager nooit recht op terugbetaling heeft gehad en het besluit moet worden ingetrokken.

Na intrekking van het besluit worden de terugbetaalde antidumpingrechten weer ingevorderd.

Wanneer de Commissie een besluit vaststelt waarbij het besluit tot terugbetaling wordt ingetrokken, ziet de betrokken lidstaat erop toe dat dit besluit op zijn grondgebied correct wordt uitgevoerd door de bedragen in te vorderen die ten onrechte werden terugbetaald op grond van artikel 11, lid 8, van de basisverordening.

De nationale autoriteiten van de betrokken lidstaat handelen bij de uitvoering van dat besluit overeenkomstig de formele en materiële bepalingen van hun nationaal recht. De toepassing van het nationaal recht mag geen afbreuk doen aan de reikwijdte en doeltreffendheid van het besluit van de Commissie om haar vroegere besluit tot terugbetaling in te trekken.

5.4.   Transparantie

De niet-vertrouwelijke versie van besluiten van de Commissie krachtens artikel 11, lid 8, van de basisverordening, alsmede de lopende terugbetalingsonderzoeken, worden bekendgemaakt op de website van DG Handel.


(1)  Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (PB L 176 van 30.6.2016, blz. 21).

(2)  Mededeling van de Commissie over de terugbetaling van antidumpingrechten (PB C 164 van 29.5.2014, blz. 9).

(3)  Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PB L 269 van 10.10.2013, blz. 1).

(4)  De in dit bericht beschreven procedure is mutatis mutandis van toepassing op verzoeken om terugbetaling die zijn ingediend door importeurs die antidumpingrechten van de Unie hebben betaald op de invoer van goederen die in Noord-Ierland zijn ingeklaard, overeenkomstig bijlage II, rubriek 5, bij het Protocol inzake Ierland en Noord-Ierland bij het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (PB CI 384 van 12.11.2019, blz. 1), zoals gewijzigd bij Besluit nr. 3/2020 van het Gemengd Comité dat is opgericht bij het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap (PB L 443 van 30.12.2020, blz. 3).

(5)  Productcontrolenummers worden gecreëerd om de dumpingmarge te berekenen voor elk uniek type en elke mogelijke combinatie van productkenmerken, voor alle geproduceerde naar de Europese Unie uitgevoerde producten en voor de op de binnenlandse markt verkochte producten.

(6)  Restitutieaanvragen voor producten die naar het continentaal plat of de exclusieve economische zone van een lidstaat worden gebracht, moeten worden ingediend bij de autoriteiten van de lidstaat die de douaneschuld heeft vastgesteld overeenkomstig artikel 4 van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1131 van de Commissie van 2 juli 2019 tot vaststelling van een douane-instrument voor de uitvoering van artikel 14 bis van Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad en artikel 24 bis van Verordening (EU) 2016/1037 van het Europees Parlement en de Raad.

(7)  Voor de berekening van de termijn, zie Verordening (EEG, Euratom) nr. 1182/71 van de Raad van 3 juni 1971 houdende vaststelling van de regels die van toepassing zijn op termijnen, data en aanvangs- en vervaltijden (PB L 124 van 8.6.1971, blz. 1).

(8)  Wanneer de informatie niet beschikbaar is op het tijdstip waarop de aanvraag wordt ingediend, moet die informatie daarna rechtstreeks bij de Commissie worden ingediend.

(9)  Verordening (EU) 2015/755 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2015 betreffende de gemeenschappelijke regeling voor de invoer uit bepaalde derde landen (PB L 123 van 19.5.2015, blz. 33).

(10)  Zie artikel 11, lid 3, vierde alinea, van de basisverordening.

(11)  Zie bijlage III voor de desbetreffende bepalingen.

(12)  Zie artikel 11, lid 8, vierde alinea, van de basisverordening.


BIJLAGE I

FORMULIER VOOR TERUGBETALINGSAANVRAGEN (1)

Image 1

Image 2


(1)  Een elektronische versie van dit formulier is beschikbaar op de website van DG TRADE van de Europese Commissie: https://trade.ec.europa.eu/doclib/docs/2014/november/tradoc_152900.pdf


BIJLAGE II

INVOERTRANSACTIETABEL

a

b

c

d

e

f

g

h

i

j

k

l

m

n

Transactienr.

Aankoopfactuurnr.

Datum van de aankoopfactuur

Naam van de leverancier / exporteur

Naam van de producent in het land van oorsprong

Land van oorsprong

Productsoort (naam)

Productsoort (referentie- of modelnr.)

Tarief- / GN-code

Gekochte hoeveelheid

Factuurwaarde

Valuta

Prijs per eenheid

Datum van betaling van de factuur

1

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

3

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

4

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

5

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

6

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Toelichting bij de tabel:

a

Transactienr.

Elke transactie moet een volgnummer hebben dat ook op de desbetreffende ondersteunende documenten (bv. factuur) moet worden vermeld.

h

Productsoort (referentie- of modelnr.)

Vermeld het commerciële referentienummer of de code van het product.

s

Datum van verzending

Vermeld de datum waarop de producten door de leverancier zijn verzonden.

w

Douanewaarde (grondslag voor het recht)

Dit moet de douanewaarde zoals vermeld in de douaneadministratie zijn. Normaliter is de douanewaarde gebaseerd op de factuurwaarde plus vracht-/verzekeringskosten.

v

Datum van de naar behoren door de douane vastgestelde rechten

Dit is de datum waarop de rechten worden vastgesteld door de douane. Normaliter is dit de datum waarop de douaneaangifte wordt aanvaard.

aa

Datum van betaling van de rechten

Dit is de datum waarop de rechten daadwerkelijk aan de douane zijn betaald. Derhalve moet dit de datum zijn waarop het betrokken bedrag is overgeschreven van de bankrekening van de onderneming naar de bankrekening van de douane.

 

Betalingsreferentie

Verstrek een referentie van de bewijzen van betaling van de factuur (bv. nummer van een bankafschrift en datum).

 

Valuta

Gebruik ISO-codes. Een lijst van ISO-codes is beschikbaar op het internet: http://www.cc.cec/inforecu/files.htm

Beoordeling van de ontvankelijkheid van een terugbetalingsaanvraag. Bijlage: Invoertransactietabel

o

p

q

r

s

t

u

v

w

x

y

z

aa

ab

Betalingsreferentie

Wisselkoers

Factuurwaarde in valuta van de importeur

Incoterms

Datum van verzending

Vrachtbedrag

Douaneadministratie (ED-nr.)

Datum van de naar behoren door de douane vastgestelde rechten

Douanewaarde (grondslag voor het recht)

Valuta

Antidumpingrecht, percentage (%)

Antidumpingrecht, bedrag

Datum van betaling van de rechten

Betalingsreferentie

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Incoterms

EXW

Af fabriek

FCA

Franco vervoerder

FAS

Vrij langszij schip

FOB

Vrij aan boord

CFR

Kosten en vracht

CIF

Kosten, verzekering en vracht

CPT

Vrachtvrij tot

CIP

Vrachtvrij inclusief verzekering tot

DAF

Franco grens

DES

Franco af schip

DEQ

Franco af kade (recht betaald)

DDU

Franco exclusief rechten

DDP

Franco inclusief rechten


BIJLAGE III

Uittreksel van artikel 2, lid 7, van Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie, zoals die van kracht was tot 19 december 2017.

7.   

a)

Bij invoer uit landen zonder markteconomie (1) wordt de normale waarde vastgesteld aan de hand van de prijs of de berekende waarde in een land met markteconomie of aan de hand van de prijs bij uitvoer uit een dergelijk derde land naar andere landen, waaronder de Unie of, indien dit niet mogelijk is, op een andere redelijke grondslag zoals de werkelijk betaalde of te betalen prijs van het soortgelijke product in de Unie, indien nodig verhoogd met een redelijke winstmarge.

Een geschikt derde land met een markteconomie wordt op redelijke wijze geselecteerd, met inachtneming van alle betrouwbare gegevens die op het tijdstip van de selectie beschikbaar zijn. Voorts wordt rekening gehouden met termijnen. In voorkomend geval wordt gebruikgemaakt van een derde land met markteconomie dat bij hetzelfde onderzoek betrokken is.

De naam van het voorziene derde land met een markteconomie wordt de bij het onderzoek betrokken partijen, kort na de inleiding van de procedure medegedeeld. Zij hebben tien dagen de tijd om opmerkingen te maken.

b)

Bij antidumpingonderzoeken betreffende producten uit de Volksrepubliek China, Vietnam en Kazachstan en landen met staatshandel die op het tijdstip van de opening van het onderzoek lid zijn van de WTO, wordt de normale waarde vastgesteld overeenkomstig de leden 1 tot en met 6, indien naar aanleiding van met bewijsmateriaal gestaafde verzoeken van een of meer producenten bij wie een onderzoek moet worden ingesteld, overeenkomstig de onder c) vermelde criteria en procedures wordt aangetoond dat deze producent of producenten het betrokken soortgelijke product op marktvoorwaarden vervaardigen en verkopen. Indien dit niet het geval is, is het bepaalde onder a) van toepassing.

c)

De onder b) bedoelde verzoeken moeten schriftelijk worden ingediend en voldoende bewijs bevatten van het feit dat de producenten op marktvoorwaarden opereren, dat wil zeggen, wanneer:

besluiten van bedrijven inzake prijzen, kosten en productiemiddelen, met inbegrip van bijvoorbeeld grondstoffen, kosten van technologie en arbeid, productie, verkoop en investeringen worden genomen als reactie op marktsignalen van vraag en aanbod, en zonder staatsinmenging van betekenis op dat punt, en kosten van de belangrijkste productiemiddelen hoofdzakelijk de marktwaarde weergeven;

ondernemingen beschikken over een duidelijke basisboekhouding die alle terreinen bestrijkt en die door een onafhankelijke instantie wordt gecontroleerd in overeenstemming met de hiervoor internationaal geldende normen;

de productiekosten en financiële situatie van bedrijven niet onderhevig zijn aan verstoringen van betekenis die nog voortvloeien uit het vroegere systeem zonder markteconomie, in het bijzonder met betrekking tot depreciatie van activa, andere afschrijvingen, ruilhandel en betaling middels schuldvergelijking;

de betrokken bedrijven onderworpen zijn aan faillissements- en eigendomswetten die juridische zekerheid en stabiliteit verschaffen voor het voeren van een bedrijf, en

omrekening van munteenheden geschiedt tegen de marktkoers.


(1)  Albanië, Armenië, Azerbeidzjan, Belarus, Georgië, Kirgizië, Moldavië, Mongolië, Noord-Korea, Oezbekistan, Tadzjikistan, Turkmenistan.


Top