EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52021PC0709

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende de overbrenging van afvalstoffen en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1257/2013 en (EU) 2020/1056

COM/2021/709 final

Brussel, 17.11.2021

COM(2021) 709 final

2021/0367(COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

betreffende de overbrenging van afvalstoffen en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1257/2013 en (EU) 2020/1056

(Voor de EER relevante tekst)

{SEC(2021) 402 final} - {SWD(2021) 330 final} - {SWD(2021) 331 final} - {SWD(2021) 332 final}


TOELICHTING

1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

In 2018 werd wereldwijd 182 miljoen ton aan afvalstoffen verhandeld, met een waarde van ongeveer 80,5 miljard EUR 1 . Deze handel is de afgelopen decennia aanzienlijk toegenomen, met een piek van bijna 250 miljoen ton in 2011. De EU speelt een belangrijke rol in de wereldwijde handel in afvalstoffen, en er worden aanzienlijke hoeveelheden afvalstoffen tussen de lidstaten overgebracht. In 2020 voerde de EU ongeveer 32,7 miljoen ton aan afvalstoffen uit naar niet-EU-landen, een stijging van 75 % ten opzichte van 2004 2 , met een waarde van 13 miljard EUR. Schroot van ferro- en non-ferrometalen, papier-, kunststof-, textiel- en glasafval vormen het grootste deel van de afvalstoffen die uit de EU worden uitgevoerd. De EU voerde ook ongeveer 16 miljoen ton aan afvalstoffen in, met een waarde van 13,5 miljard EUR. Bovendien wordt jaarlijks ongeveer 67 miljoen ton aan afvalstoffen tussen de lidstaten overgebracht 3 (overbrenging van afvalstoffen binnen de EU).

Grensoverschrijdend overgebrachte afvalstoffen kunnen risico’s opleveren voor de menselijke gezondheid en het milieu, met name wanneer zij niet naar behoren worden gecontroleerd. Tegelijkertijd hebben deze afvalstoffen vaak een positieve economische waarde, met name als secundaire grondstoffen die primaire materialen kunnen vervangen en de afhankelijkheid ervan kunnen verminderen, en zo kunnen bijdragen tot een meer circulaire economie.

Sinds 1984 zijn in de EU maatregelen inzake toezicht en controle op de overbrenging van afvalstoffen van kracht. In 1989 werd het Verdrag van Bazel inzake de beheersing van de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen en de verwijdering ervan (Verdrag van Bazel) aangenomen om ernstige problemen aan te pakken in verband met het storten van giftige afvalstoffen die vanuit het buitenland naar verschillende ontwikkelingslanden worden ingevoerd. In 1992 heeft de OESO een juridisch bindend besluit 4 aangenomen betreffende het toezicht op de grensoverschrijdende overbrenging van afvalstoffen bestemd voor handelingen tot nuttige toepassing (OESO-besluit).

Verordening (EG) nr. 1013/2006 5 (verordening overbrenging afvalstoffen) zet de bepalingen van zowel het Verdrag van Bazel als het OESO-besluit om in EU-wetgeving. In bepaalde opzichten voorziet de verordening overbrenging afvalstoffen (hierna “verordening overbrenging afvalstoffen”) in strengere controlemaatregelen dan het Verdrag van Bazel. De verordening overbrenging afvalstoffen verplicht de lidstaten ervoor te zorgen dat de overbrenging en verwerking van afvalstoffen op zodanige wijze worden beheerd dat het milieu en de menselijke gezondheid worden beschermd tegen eventuele nadelige gevolgen van dergelijke afvalstoffen. De verordening overbrenging afvalstoffen voorziet in controlemechanismen voor de in- en uitvoer van afvalstoffen tussen de EU en derde landen en voor overbrengingen tussen lidstaten. De soorten controles in het kader van de verordening overbrenging afvalstoffen hangen af van de kenmerken van de afvalstoffen (bijvoorbeeld gevaarlijk, ongevaarlijk), de bestemming ervan en de verwerking ervan als onderdeel van de nuttige toepassing (bijvoorbeeld recycling) of verwijdering (bijvoorbeeld storten). In de verordening overbrenging afvalstoffen zijn ook uitvoerverboden voor bepaalde categorieën afvalstoffen en bepaalde bestemmingen vastgesteld: het belangrijkste voorbeeld is het verbod op de uitvoer van gevaarlijke afvalstoffen uit de EU naar niet-OESO-landen.

De algemene doelstelling van de herziening van de verordening overbrenging afvalstoffen is het verhogen van het niveau van bescherming van het milieu en de menselijke gezondheid tegen de effecten van ondeugdelijke grensoverschrijdende overbrengingen van afvalstoffen. De herziening behandelt de probleempunten die zijn vastgesteld in de door de Commissie in januari 2020 gepubliceerde evaluatie van de verordening overbrenging afvalstoffen 6 (zie punt 3 hieronder voor meer informatie hierover).

De herziening van de verordening overbrenging afvalstoffen komt ook tegemoet aan de oproep in het kader van de Europese Green Deal 7 en het actieplan voor de circulaire economie 8 om de verordening overbrenging afvalstoffen te herzien met als doel:

·het faciliteren van de overbrenging van afvalstoffen voor hergebruik en recycling in de EU;

·ervoor zorgen dat de EU haar afvalproblemen niet naar derde landen uitvoert, en

·    de bestrijding van illegale overbrengingen van afvalstoffen.

Bovendien wordt zowel in de Europese Green Deal als in de industriestrategie 9 , en in de actualisering daarvan 10 , erkend dat de toegang tot grondstoffen van strategisch belang is en een voorwaarde is om de Europese groene en digitale transitie te kunnen verwezenlijken. In het actieplan inzake kritieke grondstoffen 11 wordt benadrukt dat grote hoeveelheden hulpbronnen Europa in de vorm van afvalstoffen verlaten in plaats van tot secundaire grondstoffen te worden gerecycled om zo de bevoorradingsbronnen voor de industriële ecosystemen in de EU te diversifiëren.

Het Europees Parlement en de Raad hebben de Commissie ook verzocht te komen met een ambitieuze herziening van de verordening overbrenging afvalstoffen 12 .

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Er zijn synergieën tussen de verordening overbrenging afvalstoffen en andere onderdelen van de Europese afvalwetgeving, met name de kaderrichtlijn afvalstoffen 13 en de richtlijnen betreffende specifieke afvalstromen. De richtlijn betreffende autowrakken 14 , de batterijenrichtlijn 15 , de richtlijn verpakking en verpakkingsafval 16 en de AEEA-richtlijn 17 voorzien allemaal in specifieke bepalingen inzake de grensoverschrijdende verplaatsing van de gespecificeerde afvalstromen die verwijzen naar de verordening overbrenging afvalstoffen.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Er zijn ook synergieën tussen de verordening overbrenging afvalstoffen en andere EU-wetgeving die relevant is voor overbrengingen van afvalstoffen, met name de richtlijn milieucriminaliteit 18 . Deze richtlijn heeft betrekking op de bestraffing van criminele overbrengingen van afvalstoffen en vormt een aanvulling op de handhavingsbepalingen van de verordening overbrenging afvalstoffen.

2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

De bestaande rechtsgrondslag van de verordening overbrenging afvalstoffen is artikel 192 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), waarin wordt bepaald hoe artikel 191 van het VWEU moet worden uitgevoerd. Artikel 191 heeft betrekking op het milieubeleid van de EU, dat moet bijdragen tot de verwezenlijking van de volgende doelstellingen:

·behoud, bescherming en verbetering van de kwaliteit van het milieu;

·bescherming van de menselijke gezondheid;

·behoedzaam en rationeel gebruik van natuurlijke hulpbronnen; en

·bevordering van maatregelen op internationaal niveau om het hoofd te bieden aan regionale of mondiale milieuproblemen, met name ter bestrijding van de klimaatverandering.

Subsidiariteit

De verordening overbrenging afvalstoffen zorgt ervoor dat de alomvattende Europese afvalwetgeving niet wordt omzeild door afvalstoffen naar derde landen over te brengen waar de normen en prestaties voor afvalbeheer sterk verschillen van die in de EU. Het is belangrijk dat op EU-niveau gemeenschappelijke regels worden vastgesteld voor het toezicht op de grensoverschrijdende overbrenging van afvalstoffen, om te voorkomen dat illegale partijen ervoor kiezen hun afvalstoffen over te brengen via lidstaten met minder strenge binnenlandse regels dan andere, om deze afvalstoffen uit de EU uit te voeren (iets wat port-hopping wordt genoemd). Ook is Europese regelgeving gerechtvaardigd voor overbrengingen van afvalstoffen binnen de EU, omdat de afvalindustrie in de EU sterk geïntegreerd is en gelijke behandeling en juridische duidelijkheid voor alle marktdeelnemers in deze sector moet waarborgen.

Evenredigheid

De verordening overbrenging afvalstoffen garandeert samenhang in de uitvoering door alle lidstaten van het Verdrag van Bazel en het OESO-besluit, en voorkomt daardoor belemmeringen voor de overbrenging van afvalstoffen binnen de EU of belemmeringen voor de goede werking van de interne markt van de EU. Bovendien is de EU-aanpak van de overbrenging van afvalstoffen strenger dan het Verdrag van Bazel wat de uitvoer van afvalstoffen betreft, aangezien het de uitvoer van voor verwijdering bestemde afvalstoffen naar niet-EVA-landen en de uitvoer van sommige ongevaarlijke afvalstoffen 19 naar niet-OESO-landen verbiedt. De EU-aanpak heeft een duidelijke toegevoegde waarde voor het milieu in vergelijking met de situatie waarin elke lidstaat afzonderlijk het Verdrag van Bazel zou toepassen. De EU is immers een van de enige partijen bij het Verdrag van Bazel die dergelijke strenge regels hanteren.

Keuze van het instrument

In 1984 werd Richtlijn 84/631/EEG van de Raad van 6 december 1984 20 vastgesteld, waarbij voor de gehele EU geldende maatregelen betreffende toezicht en controle op de overbrenging van afvalstoffen werden ingevoerd. De richtlijn had betrekking op de overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen. Voor de betrokken landen was een procedure voor voorafgaande toestemming vereist, zodat zij bezwaar konden aantekenen tegen een specifieke overbrenging.

Richtlijn 84/631/EEG is gewijzigd bij Richtlijn 86/279/EEG van de Raad van 12 juni 1986, waarbij aanvullende bepalingen zijn ingevoerd om het toezicht op de uitvoer van afvalstoffen uit de Gemeenschap te verbeteren. Naar aanleiding van internationale ontwikkelingen in het kader van het Verdrag van Bazel en het OESO-besluit is in 1993 de eerste verordening betreffende de overbrenging van afvalstoffen (Verordening (EEG) nr. 259/93 van de Raad tot intrekking van Richtlijn 84/631/EEG) vastgesteld.

Er zij op gewezen dat een verordening — in plaats van een richtlijn — op dat moment noodzakelijk werd geacht om te zorgen voor een gelijktijdige en geharmoniseerde toepassing in alle lidstaten. De keuze voor een verordening blijft gerechtvaardigd, aangezien zij directe eisen stelt aan alle partijen, waardoor de nodige rechtszekerheid en handhavingsmogelijkheden worden geboden voor een volledig geïntegreerde markt in de hele EU. Een verordening garandeert ook dat de verplichtingen in alle 27 lidstaten op hetzelfde moment en op dezelfde wijze worden uitgevoerd.

3.EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

De verordening overbrenging afvalstoffen is geëvalueerd aan de hand van vijf criteria, namelijk doeltreffendheid, efficiëntie, relevantie, samenhang en EU-meerwaarde. Ook Verordening (EG) nr. 1418/2007 van de Commissie, vastgesteld op grond van artikel 37, lid 1, van de verordening overbrenging afvalstoffen, is in aanmerking genomen.

De evaluatie leverde de volgende belangrijkste bevindingen op:

·De verordening overbrenging afvalstoffen heeft een robuust rechtskader tot stand gebracht dat door de lidstaten is uitgevoerd. De verordening overbrenging afvalstoffen is over het algemeen doeltreffend gebleken bij het verwezenlijken van haar twee hoofddoelstellingen: het milieu en de menselijke gezondheid beschermen tegen de nadelige gevolgen van de overbrenging van afvalstoffen; nakomen van de internationale verplichtingen van de EU op dit gebied. Het heeft geleid tot een beter toezicht op de overbrenging van afvalstoffen en heeft bijgedragen tot een milieuhygiënisch verantwoord beheer van overgebrachte afvalstoffen op nationaal en EU-niveau.

·Tegelijkertijd hebben de verschillende niveaus en wijzen van toepassing en handhaving van de verordening overbrenging afvalstoffen, vaak in combinatie met verschillende interpretaties van de bepalingen en verschillende inspectieregelingen, de optimale uitvoering ervan in de hele EU belemmerd. Deze factoren beperken of ontmoedigen legale overbrenging van afvalmaterialen van goede kwaliteit naar recyclinginrichtingen, die belangrijk zijn voor de overgang naar een circulaire economie in de EU.

·Wat de uitvoer van afvalstoffen, met name ongevaarlijke afvalstoffen, uit de EU betreft, is het een groot probleem dat er onvoldoende toezicht is op de omstandigheden waaronder deze afvalstoffen worden beheerd in de landen van bestemming, met name in ontwikkelingslanden. Als gevolg daarvan heeft de uitvoer van bepaalde afvalstoffen uit de EU geleid tot problemen op het gebied van milieu en menselijke gezondheid in de landen van bestemming. Het betekent ook een verlies aan hulpbronnen voor de recyclingsector in de EU.

·Ook de illegale overbrenging van afvalstoffen binnen, vanuit en naar de EU blijft een groot probleem vanwege de algemene aard van de bepalingen van de verordening overbrenging afvalstoffen. Dit heeft met name betrekking op de elementen die door de bevoegde autoriteiten moeten worden gecontroleerd, bijvoorbeeld het milieuhygiënisch verantwoord beheer van afvalstoffen en de handhaving. Dit is echter ook te wijten aan tekortkomingen in de uitvoering en handhaving van de verordening overbrenging afvalstoffen.

Deze bevindingen hebben een belangrijke rol gespeeld bij het bepalen van de doelstellingen van de herziening van de verordening overbrenging afvalstoffen.

Raadpleging van belanghebbenden

Tijdens het hele evaluatie- en effectbeoordelingsproces dat diende ter voorbereiding van de herziening van de verordening overbrenging afvalstoffen zijn belanghebbenden geraadpleegd. In 2018 zijn een openbare raadpleging en een workshop georganiseerd om de evaluatie voor te bereiden. Vervolgens is op 11 maart 2020 een aanvangseffectbeoordeling gepubliceerd voor feedback van het publiek, gevolgd door een openbare raadpleging tot 30 juli 2020 en een workshop op 23 en 24 september 2020. Daarnaast hebben in het kader van het effectbeoordelingsproces diverse gerichte raadplegingen plaatsgevonden met een groot aantal belanghebbenden. Meer informatie over dit raadplegingsproces is te vinden in de bijlagen 2 en 3 van het effectbeoordelingsverslag.

De belanghebbenden en de lidstaten waren het over het algemeen eens met de belangrijkste bevindingen van de evaluatie van de verordening overbrenging afvalstoffen en met de noodzaak om de verordening te herzien op basis van deze bevindingen.

Wat de overbrenging van afvalstoffen binnen de EU betreft, spraken de marktdeelnemers hun krachtige steun uit voor een modernisering van de procedures die van toepassing zijn op de overbrenging van afvalstoffen en voor de vaststelling van EU-maatregelen om versnippering van de interne markt van de EU te voorkomen. Zij riepen met name op tot digitalisering van de kennisgevingsprocedure, een betere werking van de versnelde procedures, de vaststelling van gemeenschappelijke regels om te beslissen over de indeling van afvalstoffen, en een betere standaardisering van de berekening van borgsommen. Het maatschappelijk middenveld benadrukte dat de verordening overbrenging afvalstoffen beter moet worden afgestemd op het nabijheidsbeginsel en de afvalhiërarchie. Anderzijds gaven sommige marktdeelnemers aan dat de verordening overbrenging afvalstoffen geen substantiële bepalingen mag bevatten (die in andere wetgeving zijn vastgelegd), maar beperkt zou moeten blijven tot procedurele voorschriften voor de overbrenging van afvalstoffen.

Wat de uitvoer van afvalstoffen uit de EU betreft, waren belanghebbenden het er over het algemeen over eens dat de verordening overbrenging afvalstoffen moet worden gewijzigd om situaties te voorkomen waarin afvalstoffen die uit de EU wordt uitgevoerd, verkeerd worden beheerd in de landen van bestemming. Er werden uiteenlopende standpunten geuit over mogelijke oplossingen voor dit probleem. Sommige belanghebbenden spraken hun bezorgdheid uit over maatregelen die zouden leiden tot mogelijke verstoringen van de wereldwijde handel in hoogwaardige afvalstoffen en over de gevolgen van dergelijke maatregelen voor de EU-sector op het gebied van de inzameling, sortering en recycling van afvalstoffen. Zij benadrukten met name dat er in de EU wellicht niet genoeg capaciteit is om afvalstoffen die momenteel uit de EU worden uitgevoerd, te verwerken. Dit standpunt werd niet gedeeld door enkele andere marktdeelnemers, die aangaven dat dergelijke capaciteit wel beschikbaar zou zijn. Het maatschappelijk middenveld benadrukte dat de EU zeer restrictieve maatregelen moet opstellen voor de uitvoer van kunststofafval uit de EU.

De belanghebbenden spraken in het algemeen hun steun uit voor het aanscherpen van de bepalingen tegen illegale overbrenging van afvalstoffen.

Het voorstel van de Commissie houdt rekening met deze meningen en standpunten, en biedt een evenredige benadering van de bij de evaluatie geconstateerde problemen. Dit geldt met name voor de maatregelen met betrekking tot de uitvoer van afvalstoffen, die niet neerkomen op een totaal uitvoerverbod en pas drie jaar na de inwerkingtreding van de voorgestelde verordening van toepassing zullen zijn. Alle belanghebbenden en derde landen zullen daarom voldoende tijd hebben om zich voor te bereiden op de uitvoering van de nieuwe regels.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

De effectbeoordeling voor de herziening van de verordening overbrenging afvalstoffen werd ondersteund door een onderzoek door externe deskundigen. Deze deskundigen hebben in de verschillende fasen van het onderzoek nauw samengewerkt met de Commissie. De Commissie heeft ook tal van andere informatiebronnen gebruikt om dit voorstel op te stellen.

Effectbeoordeling

Het voorstel is gebaseerd op een effectbeoordeling. Nadat de opmerkingen van de Raad voor regelgevingstoetsing in zijn negatief advies van 9 april 2021 waren behandeld, heeft een herziene effectbeoordeling op 4 juni 2021 een positief advies ontvangen. In zijn definitieve advies vroeg de raad om meer informatie, voornamelijk over de vergelijking van de opties die in de effectbeoordeling aan bod komen.

In deze effectbeoordeling werden vier beleidsopties onderzocht.

Beleidsoptie 1 is het basisscenario. Dit scenario veronderstelt dat het Verdrag van Bazel en het OESO-besluit tot ten minste 2030 grotendeels ongewijzigd zullen blijven. Bovendien blijft de huidige verordening overbrenging afvalstoffen, met inbegrip van de gedelegeerde verordening, van toepassing. De huidige uitvoering ervan zal worden voortgezet en harmonisatie tussen de lidstaten zal verder worden nagestreefd door middel van bestaande inspanningen, met name de ontwikkeling van richtsnoeren en ad-hocuitwisselingen tussen de lidstaten, meestal via de correspondenten voor de overbrenging van afvalstoffen 21 . De EU zal zich ook blijven inzetten voor wereldwijde maatregelen ter verbetering van de beheersing van de grensoverschrijdende overbrenging van afvalstoffen en afvalbeheer in internationale organisaties, met name het Verdrag van Bazel en het OESO-besluit.

De onderstaande tabel geeft een overzicht van de opties 2, 3 en 4, die alternatieven zijn voor optie 1 (het basisscenario), en de combinatie van maatregelen in deze opties.

Maatregelen

Optie 2

(gerichte wijzigingen)

Optie 3

(structurele wijzigingen)

Optie 4

(ingrijpende wijzigingen)

Doelstelling 1: het vergemakkelijken van overbrenging binnen de EU, met name om de verordening overbrenging afvalstoffen af te stemmen op de doelstellingen van de circulaire economie

1a) verbetering van de regeling voor vooraf goedgekeurde inrichtingen

x

x

1b) stroomlijning van de kennisgevingsprocedure

x

x

1c) verduidelijking van het toepassingsgebied van de verordening overbrenging afvalstoffen

x

x

1d) invoering van een verplichte EU-brede elektronische gegevensuitwisseling (EDI)

x

x

1e) stroomlijning van het stelsel van borgsommen door de berekening van het bedrag van de borgsom te harmoniseren

x

x

1f) zorgen voor wederzijdse erkenning op EU-niveau van vervoerders van gevaarlijke afvalstoffen die in één lidstaat geregistreerd zijn

x

1g) afstemming van de bepalingen van de verordening overbrenging afvalstoffen op de afvalhiërarchie

x

x

1h) opstelling van richtsnoeren over actuele problematische kwesties

x

1i) zorgen voor afstemming op de bepalingen inzake einde-afvalfase en bijproducten in de kaderrichtlijn afvalstoffen

x

x

1j) belasten van de Commissie, door middel van gedelegeerde handelingen of uitvoeringshandelingen, met het vaststellen van drempelwaarden voor verontreiniging van afvalstoffen om te bepalen of deze al dan niet aan de kennisgevingsprocedure moeten worden onderworpen

x

x

1k) totstandbrenging van wederzijdse erkenning van nationale einde-afvalfasecriteria voor de overbrenging van afvalstoffen

x

1l) totstandbrenging van wederzijdse erkenning van nationale besluiten met betrekking tot de gevaarlijke aard van afvalstoffen voor de overbrenging van afvalstoffen

x

Doelstelling 2: garanderen dat afvalstoffen die uit de EU worden uitgevoerd, op milieuhygiënisch verantwoorde wijze worden beheerd

2a) specifieke verplichtingen vaststellen voor exporteurs en overheidsinstanties om ervoor te zorgen en te verifiëren dat naar derde landen uitgevoerde afvalstoffen op milieuhygiënisch verantwoorde wijze worden beheerd

x

x

2b) belasten van de Commissie met het vaststellen van criteria om, voor specifieke afvalstromen waarvoor de uitvoer naar derde landen bijzondere uitdagingen met zich meebrengt, onderscheid te maken tussen gebruikte goederen en afvalstoffen

x

x

2c) vaststelling van een nieuw kader waarbinnen niet-OESO-landen de EU in kennis moeten stellen van hun bereidheid om afvalstoffen van de groene lijst in te voeren en moeten aantonen dat zij in staat zijn deze duurzaam te verwerken volgens vastgestelde criteria

x

x

2d) eisen dat de uitvoer van afvalstoffen van de groene lijst uit de OESO aan de kennisgevingsprocedure wordt onderworpen

x

2e) invoering van een specifieke procedure om toezicht te houden op de uitvoer van afvalstoffen naar OESO-landen en om milieuproblemen die door dergelijke uitvoer kunnen worden veroorzaakt te beperken

x

x

Doelstelling 3: illegale overbrenging van afvalstoffen binnen, vanuit en naar de EU beter aanpakken

3a) verbetering van de bepalingen inzake inspecties en handhaving en de follow-up

x

x

3b) opstelling van richtsnoeren voor efficiënte inspecties en handhavingspraktijken

x

3c) machtiging van de Commissie (via OLAF) om transnationale onderzoeks- en coördinatiemaatregelen uit te voeren tegen de illegale handel in afvalstoffen in de EU

x

x

3d) versterking van de bestaande bepalingen inzake overtredingen en sancties

x

x

3e) verbetering van de traceerbaarheid van transporten van afvalstoffen van de groene lijst

x

x

3f) vergemakkelijking van de samenwerking tussen handhavingsautoriteiten op nationaal niveau

x

x

3g) oprichting van een speciale groep op EU-niveau die tot taak heeft de samenwerking op het gebied van de handhaving van de verordening overbrenging afvalstoffen te vergemakkelijken en te verbeteren

x

x

 
Beleidsoptie 2 (gerichte wijzigingen) voorziet in een pakket maatregelen om een aantal van de problemen die de goede werking van de verordening overbrenging afvalstoffen belemmeren, op doeltreffende en, tot op zekere hoogte, efficiënte wijze aan te pakken.

In vergelijking met het basisscenario bieden de gerichte wijzigingen doeltreffende en consistente maatregelen om specifieke doelstellingen te bereiken, met name het verminderen van de administratieve lasten en het opschalen van de overbrenging van afvalstoffen voor verwerking hoger in de afvalhiërarchie. De beoogde maatregelen alleen zouden echter geen maximale voordelen opleveren, vooral als gevolg van de geringere efficiëntie en de geringere interne samenhang. In vergelijking met de structurele wijzigingen (optie 3) zal deze optie slechts ten dele de problemen die er zijn in verband met de uitvoer van afvalstoffen het hoofd kunnen bieden (doelstelling 2). De maatregelen zijn alleen gericht op bepaalde probleemgebieden, bijvoorbeeld door criteria vast te stellen om onderscheid te maken tussen gebruikte goederen en afvalstoffen (2b) of door de specifieke verplichtingen voor exporteurs vast te stellen (2a). De grootste voordelen van deze optie zijn vastgesteld voor de maatregelen 3a tot en met 3d en 3f, die gericht zijn op een betere aanpak van illegale overbrengingen van afvalstoffen binnen, vanuit en naar de EU (doelstelling 3).

In het kader van beleidsoptie 3 (structurele wijzigingen) wordt met de maatregelen 1d, 1e en 1f rechtstreeks tegemoetgekomen aan de bezorgdheid van belanghebbenden over de kosten in verband met vertragingen bij overbrengingen binnen de EU en zouden de administratieve lasten voor overheden en marktdeelnemers aanzienlijk worden beperkt (doelstelling 1). De invoering van de maatregelen 2c, 2d en 2e zou een procedureel kader op EU-niveau tot stand brengen om te garanderen dat afvalstoffen die uit de EU worden uitgevoerd, op milieuhygiënisch verantwoorde wijze worden beheerd. Het wordt beschouwd als een evenredige en systemische aanpak van doelstelling 2. Bepaalde wijzigingen zouden niet voldoende en samenhangend genoeg zijn om het noodzakelijke effect op het niveau van de lidstaten te bereiken. Dit is met name het geval voor de voorgestelde maatregelen 3e en 3g, om illegale overbrengingen van afvalstoffen beter aan te pakken (doelstelling 3).

Uit de effectbeoordeling is gebleken dat de maatregelen in het kader van optie 2 of 3 niet volstaan om alle doelstellingen van de evaluatie op de meest doeltreffende, efficiënte en evenredige wijze te verwezenlijken. In vergelijking met deze opties zou beleidsoptie 4, waarbij maatregelen worden gecombineerd in een mix van ingrijpende wijzigingen, op een efficiënte en evenredige manier leiden tot een grotere doeltreffendheid.

De voorkeursoptie is derhalve optie 4. De combinatie van de gekozen gerichte en structurele wijzigingen zou resulteren in een evenwichtige aanpak wat betreft doeltreffendheid (verwezenlijking van de doelstellingen) en efficiëntie (kosteneffectiviteit). Het doel is ervoor te zorgen dat deze verordening de overbrenging binnen de EU kan vergemakkelijken in overeenstemming met de doelstellingen van de circulaire economie, de doelstelling van de EU om haar problemen ten aanzien van afvalstoffen niet langer uit te voeren naar derde landen kan ondersteunen, en kan bijdragen tot een betere aanpak van illegale overbrengingen van afvalstoffen, zonder dat dit buitensporige kosten of verstoringen met zich meebrengt. Hiermee wordt tegemoetgekomen aan zowel i) de noodzaak van nieuwe, doeltreffende maatregelen om de drie doelstellingen te verwezenlijken, als ii) het belang dat eraan wordt gehecht dat de maatregelen uitvoerbaar zijn zonder buitensporige lasten of ongewenste effecten te veroorzaken.

Optie 4 staat ook in verhouding tot de doelstellingen die met deze herziening worden nagestreefd.

·Met betrekking tot doelstelling 1 inzake overbrengingen van afvalstoffen binnen de EU zijn alle maatregelen in het kader van optie 4 noodzakelijk om een betere integratie van de interne markt van de EU voor afvalstoffen tot stand te brengen en deze overbrengingen op recycling aan te sturen. Zij zullen belangrijke wijzigingen inhouden van de procedures die momenteel van toepassing zijn op overbrengingen en gevolgen hebben voor zowel de marktdeelnemers als de overheidsdiensten. Deze maatregelen zullen voor beide belangrijke voordelen opleveren, doordat de administratieve lasten worden verlaagd, de vertragingen worden verminderd en de informatie efficiënter wordt verwerkt. Zij zullen ook bijdragen tot de ondersteuning van de overgang naar een circulaire economie in de EU, wat de bescherming van het milieu ten goede zal komen. Deze voordelen zullen ruimschoots opwegen tegen de kosten die verbonden zijn aan de invoering van de nieuwe maatregelen, met name de regeling voor elektronische gegevensuitwisseling (maatregel 1d) 22 . De verplichting om de kennisgevingsprocedure voor overbrengingen van afvalstoffen binnen de EU via het systeem voor elektronische gegevensuitwisseling te digitaliseren, zal pas 24 maanden na de inwerkingtreding van de herziene verordening overbrenging afvalstoffen van kracht worden, en er zijn reeds voorbereidende werkzaamheden met de lidstaten en belanghebbenden gaande om hen klaar te maken voor deze nieuwe regeling.

·Wat de tweede doelstelling betreft, zal optie 4 leiden tot belangrijke veranderingen in de EU-benaderingen van en het regelgevingskader voor de uitvoer van afvalstoffen uit de EU. Dit is nodig omdat de huidige verordening overbrenging afvalstoffen er niet in slaagt de doelstelling te bereiken om te zorgen voor een milieuhygiënisch verantwoord beheer van afvalstoffen die uit de EU worden uitgevoerd, met name naar ontwikkelingslanden. Een belangrijk kenmerk van optie 4 is dat zowel marktdeelnemers als overheidsinstanties concreet actie moeten ondernemen om na te gaan of uit de EU uitgevoerde afvalstoffen in de landen van bestemming op duurzame wijze worden verwerkt. Dit zal ervoor zorgen dat zowel op het niveau van het land (maatregelen 2c en 2e) als op het niveau van de inrichting (maatregel 2a) garanties worden geboden voor de duurzame verwerking van afvalstoffen in de landen van bestemming. Deze maatregelen moeten belangrijke milieuvoordelen opleveren. Zij zullen ook economische gevolgen hebben. Voor sommige marktdeelnemers, met name als zij in de EU afvalstoffen verwerken tot secundaire materialen, zou dit ertoe kunnen leiden dat grotere hoeveelheden grondstoffen beschikbaar zijn tegen een lagere prijs, zodat dit over het algemeen een positief effect zou hebben. Voor marktdeelnemers die afval vanuit de EU overbrengen, hangt het effect ervan af van de vraag of bewezen kan worden dat de uitgevoerde afvalstoffen in de landen van bestemming op een milieuhygiënisch verantwoorde wijze worden verwerkt. Het is waarschijnlijk dat de uitvoer naar sommige landen daardoor moeilijker zal worden, wat negatieve gevolgen zou hebben voor de bedrijven die afvalstoffen naar deze landen uitvoeren. De kosten als gevolg van deze situatie zijn echter beperkt en worden gecompenseerd door de algemene milieuvoordelen van de maatregelen. Tot slot is het ook belangrijk op te merken dat de evenredigheid wordt gewaarborgd door het feit dat de maatregelen van optie 4:

verschillende regelingen toepassen voor de landen van bestemming, met meer controle op landen waar de afvalbeheerpraktijken minder duurzaam worden geacht dan in de EU (niet-OESO-landen);

een mechanisme opzetten, zonder een algemeen verbod in te houden, waarbij invoerende landen de mogelijkheid hebben om afvalstoffen uit de EU in te voeren als zij aantonen dat zij in staat zijn het afval op duurzame wijze te verwerken, en

pas drie jaar na de inwerkingtreding van de wijzigingen in de verordening van kracht worden, zodat alle betrokkenen een overgangsperiode hebben om zich voor te bereiden op de nieuwe regels.

·Wat de derde doelstelling betreft, voorziet optie 4 in een reeks maatregelen om de handhaving van de verordening overbrenging afvalstoffen te verbeteren. Zij zijn nodig om de lidstaten en de Commissie beter in staat te stellen illegale overbrengingen van afvalstoffen terug te dringen. Deze maatregelen brengen geen fundamenteel nieuwe taken of bijkomende kosten met zich mee voor marktdeelnemers en lidstaten. Een doeltreffender handhaving zou bijdragen aan het voorkomen of verminderen van het volume van illegale overbrengingen en aanzienlijke kostenbesparingen opleveren op het gebied van sanering en terugzending, en indirecte kostenbesparingen opleveren voor lidstaten waar afval wordt doorgevoerd. Een betere handhaving moet ook leiden tot een lager verlies aan belastinginkomsten. Bovendien zal de Commissie naast de voorgestelde maatregelen een breed scala van instrumenten gebruiken om de inspanningen van de lidstaten voor een betere uitvoering en handhaving van de verordening overbrenging afvalstoffen te blijven ondersteunen. Op EU-niveau zijn al veel initiatieven genomen tegen de illegale handel in afvalstoffen, een van de prioriteiten van het algemene EU-beleid inzake georganiseerde criminaliteit 23 . De EU verleent ook financiële steun aan operationele projecten die gericht zijn op de illegale handel in afvalstoffen 24 . Daarnaast helpt de Commissie de lidstaten op dit gebied via het Forum voor de naleving van de milieuwetgeving en milieugovernance 25 , het TAIEX-EIR PEER 2 PEER-programma 26 en het opleidingspakket milieurecht van de EU 27 .

Afbeelding 1 hieronder geeft een schematisch overzicht van de voorkeursoptie en de daarin vervatte maatregelen. Bijlage 14 bij het effectbeoordelingsverslag bevat een gedetailleerdere beschrijving van de wijze waarop de voorkeursoptie de doelstellingen van de herziening van de verordening overbrenging afvalstoffen verwezenlijkt.

Afbeelding 1 — overzicht van de maatregelen in de voorkeursoptie

Wat de algemene economische impact betreft, zou deze voorkeursoptie aanzienlijke besparingen moeten opleveren voor de marktdeelnemers die afvalstoffen overbrengen en voor de overheidsdiensten die belast zijn met de procedures voor het toestemming geven aan en het toezicht houden op deze overbrengingen, met name dankzij de invoering van het systeem voor elektronische gegevensuitwisseling. Dit zal naar verwachting een besparing van ongeveer 1,4 miljoen EUR per jaar opleveren. Andere maatregelen om de verordening overbrenging afvalstoffen te moderniseren en te vereenvoudigen zullen extra besparingen opleveren. De andere belangrijke economische effecten zullen voortvloeien uit de maatregelen in verband met de uitvoer van afval, die op basis van gegevens uit 2019 een algemeen economisch voordeel voor de EU-economie zouden moeten opleveren van tussen de 200 en 500 miljoen EUR per jaar, afhankelijk van de hoeveelheid afval die in de EU wordt bewaard. Voor marktdeelnemers die in de EU zijn gevestigd, zullen de effecten van deze maatregelen aanzienlijk verschillen, afhankelijk van hun positie in de waardeketen en de soorten afvalstoffen die zij verwerken. Sommige marktdeelnemers die bij de uitvoer van deze afvalstoffen betrokken zijn, zullen de kosten van de uitvoer van dergelijke afvalstoffen waarschijnlijk zien stijgen, of zullen zich misschien tot andere afnemers in de EU gaan wenden, waar zij een lagere prijs voor hun afvalstoffen zouden krijgen. Bedrijven die afvalstoffen uitvoeren, zouden ook controleregelingen moeten opzetten (of inkopen) om na te gaan of inrichtingen in derde landen afvalbeheeractiviteiten op duurzame wijze uitvoeren; dit zou nieuwe, maar beperkte kosten met zich meebrengen. Anderzijds kunnen marktdeelnemers die afvalstoffen in de EU recyclen of verwerken misschien meer afvalstoffen als grondstof gebruiken, die zij tegen een lagere prijs dan in het basisscenario zouden moeten kunnen inkopen. De maatregelen met betrekking tot illegale overbrengingen moeten in het voordeel werken van de legale verwerkers, aangezien zij helpen bij het tegengaan van illegale activiteiten; deze vormen een rechtstreekse concurrentie voor de activiteiten van legale verwerkers. Voor in derde landen gevestigde bedrijven die uit de EU ingevoerde afvalstoffen vervoeren en verwerken, zou het effect positief zijn voor die bedrijven die hun activiteiten op milieuhygiënisch verantwoorde wijze uitvoeren, aangezien de controles hun activiteiten en concurrentievermogen zouden consolideren, hoewel zij misschien op korte termijn ook bepaalde kosten moeten maken om hun infrastructuur en normen te verbeteren. Het effect zou negatief zijn voor bedrijven die niet kunnen voldoen aan de criteria voor milieuhygiënisch verantwoord afvalbeheer zoals die in de controleregelingen zijn vastgesteld, aangezien zij klanten uit de EU zouden verliezen.

Kmo’s zullen veel baat hebben bij de maatregelen om de overbrenging van afvalstoffen binnen de EU te vergemakkelijken. De belemmeringen en lasten in verband met de tekortkomingen van de huidige procedures vormen voor hen verhoudingsgewijs een zwaardere last dan voor grotere bedrijven. De maatregelen betreffende de uitvoer van afvalstoffen zullen gevolgen hebben voor kmo’s die betrokken zijn bij uitvoergerelateerde bedrijfsactiviteiten. Zij moeten nieuwe kosten maken om controles uit te voeren in de inrichtingen waar zij hun afvalstoffen naartoe overbrengen. Deze kosten blijven echter beperkt en kunnen worden gebundeld met andere kmo’s, met name via organisaties voor producentenverantwoordelijkheid 28 . Tot slot zal het vooruitzicht dat meer afvalstoffen in de EU zullen blijven, samen met nieuwe doelstellingen en verplichtingen uit hoofde van de EU-wetgeving om de recycling ervan te waarborgen, kmo’s ook kansen bieden om innovatieve projecten en technologieën te ontwikkelen voor de recycling van afvalstoffen waarvan de verwerking bijzondere uitdagingen met zich meebrengt, zoals kunststof- en textielafval.

Deze voorkeursoptie zal naar verwachting in het algemeen een aanzienlijk positief milieueffect hebben. De maatregelen om de overbrenging van afvalstoffen voor hergebruik en recycling in de EU te vergemakkelijken, zullen ertoe leiden dat een grotere hoeveelheid afvalstoffen onder betere milieuhygiënische omstandigheden wordt verwerkt. Zij zouden ook leiden tot een grotere beschikbaarheid van secundaire materialen in de EU, ter vervanging van nieuwe materialen als grondstof voor een aantal in de EU gevestigde bedrijfstakken. De voorgestelde maatregelen met betrekking tot de uitvoer van afvalstoffen zouden positieve gevolgen hebben voor het milieu, aangezien zij betere garanties zouden bieden dat de overbrenging van afvalstoffen naar derde landen op een milieuhygiënisch verantwoorde wijze plaatsvindt. Dit zou er ook toe kunnen leiden dat jaarlijks tussen de 2,4 en 6 miljoen ton aan afvalstoffen in de EU blijft, die volgens EU-normen zou worden verwerkt tot secundaire materialen. Hoewel niet al deze milieuvoordelen in geld kunnen worden uitgedrukt, zouden een betere verwerking van restafval in de EU en het voorkomen van de overbrenging van deze afvalstoffen naar derde landen een voordeel van tussen de 266 en 666 miljoen EUR per jaar kunnen opleveren. Alles bij elkaar zal het voordeel waarschijnlijk nog groter zijn. Door bij te dragen tot een verbetering van de algehele doeltreffendheid en efficiëntie van de handhaving, zouden de maatregelen met betrekking tot illegale overbrengingen de ernstige milieueffecten van illegale overbrengingen van afvalstoffen helpen voorkomen en verminderen, met algemene milieuvoordelen als gevolg.

Wat ten slotte de algemene maatschappelijke impact betreft, moeten de maatregelen in verband met de uitvoer van afvalstoffen en de maatregelen tegen illegale overbrengingen van afvalstoffen de negatieve gevolgen voor de menselijke gezondheid (bv. ademhalingsproblemen, lichamelijk letsel) en arbeidsomstandigheden (bv. ontbreken van sociale zekerheden, lage lonen) als gevolg van het niet-duurzame beheer van afvalstoffen verminderen, wat algemene voordelen voor de samenleving in het buitenland en in de EU oplevert. De verwerking in de EU van afvalstoffen die voorheen werden uitgevoerd, zou 9 000 tot 23 000 banen moeten opleveren bij bedrijven die deze afvalstoffen in de EU recyclen en hergebruiken. In deze sectoren zullen waarschijnlijk nog meer banen worden geschapen als gevolg van de maatregelen die moeten zorgen voor een betere werking van de verordening overbrenging afvalstoffen voor de overbrenging van afvalstoffen in de EU bestemd voor recycling en hergebruik. In derde landen kunnen er in de formele of informele afvalverwerkingssectoren banen verloren gaan wanneer minder afvalstoffen naar dat land worden uitgevoerd.

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

Dit voorstel maakt optimaal gebruik van het potentieel van digitalisering om de administratiekosten te verlagen. Dit geldt met name voor het voorstel om een verplicht EU-breed systeem op te zetten voor de elektronische verstrekking en uitwisseling van gegevens en informatie in verband met de overbrenging van afvalstoffen. De ontwikkeling van een dergelijk systeem waarin nationale en/of bestaande platforms, zoals de omgeving die is ontwikkeld bij Verordening (EU) 2020/1056 inzake elektronische informatie over goederenvervoer, worden gecombineerd met een systeem op EU-niveau, zal naar verwachting geen zeer hoge kosten met zich meebrengen voor de Commissie, de lidstaten of het bedrijfsleven. Het zal de autoriteiten van de lidstaten en de Commissie echter een krachtig instrument voor toezicht en handhaving bieden, alsook voor bedrijven een efficiënt instrument zijn om aan de verplichtingen van de voorgestelde verordening te voldoen.

Grondrechten

Het voorstel heeft geen gevolgen voor de bescherming van de grondrechten.

4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Het voorstel impliceert het gebruik van personele en financiële middelen om de correcte uitvoering van sommige bepalingen te waarborgen. Een deel van de benodigde personele middelen zal naar verwachting komen uit de bestaande toewijzingen van de Commissie. De vereiste personele middelen van de Commissie zullen bestaan uit personeel van DG ENV dat reeds voor het beheer van de actie is ingezet. Herindeling binnen het DG of van andere DG’s van personeel dat zich kan vrijmaken van hun huidige taken in verband met de uitvoering van de geldende verordening, zou ook kunnen bijdragen tot het beheer van de actie. Een extra toewijzing zou moeten worden toegekend aan het beherende DG en aan het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure en met inachtneming van budgettaire beperkingen.

Het voorstel bevat een aantal artikelen waarin de verdere werkzaamheden worden beschreven die moeten worden uitgevoerd om de verordening uit te voeren en die in de jaren na de inwerkingtreding door middel van uitvoeringshandelingen of gedelegeerde handelingen moeten worden vastgesteld. Deze zullen betrekking hebben op de ontwikkeling van geharmoniseerde regels voor de indeling van afvalstoffen, de berekening van borgsommen, de beoordeling van kennisgevingen van derde landen om de uitvoer van afvalstoffen uit de EU te kunnen ontvangen, en coördinerende werkzaamheden met betrekking tot de handhaving van de verordening. Hieronder volgt een gedetailleerde lijst van deze voorgenomen maatregelen:

·vaststellen van een geharmoniseerde methode voor het berekenen van borgsommen of gelijkwaardige verzekeringen;

·onderzoeken en vaststellen van geharmoniseerde grenswaarden voor verontreiniging om bepaalde afvalstoffen al dan niet op een groene lijst op te nemen;

·onderzoeken en vaststellen van criteria voor bepaalde voorwerpen of stoffen om onderscheid te kunnen maken tussen gebruikte goederen en afvalstoffen;

·vaststellen en handhaven van een nieuw kader voor de uitvoer van afvalstoffen van de groene lijst uit de EU naar een niet-OESO-land, met name het opstellen en actualiseren van een lijst van landen waar dergelijke afvalstoffen naartoe mogen worden uitgevoerd;

·toezicht houden op de uitvoer van afvalstoffen naar OESO-landen en verminderen van de milieuproblemen die door een dergelijke uitvoer kunnen worden veroorzaakt;

·organiseren en faciliteren van de werkzaamheden van een speciale groep op EU-niveau die tot taak heeft de samenwerking op het gebied van de handhaving van de verordening overbrenging afvalstoffen te vergemakkelijken en te verbeteren (“toezichtsgroep inzake overbrenging van afvalstoffen”).

De Commissie zal via OLAF een specifieke rol spelen bij het aanvullen van de werkzaamheden van de lidstaten bij de handhaving van de bepalingen van deze verordening in complexe grensoverschrijdende gevallen en zich bezighouden met:

·inspecties van bedrijfsruimten/schepen/zendingen van marktdeelnemers;

·het verzamelen van informatie/inlichtingen uit een breed scala van bronnen;

·analytische werkzaamheden (gebruik van douane- en gespecialiseerde databanken en speciale instrumenten);

·het verzamelen van gegevens uit forensisch onderzoek;

·de coördinatie met wetshandhavingsinstanties, markttoezichtautoriteiten en rechterlijke instanties;

·de samenwerking met derde landen (via overeenkomsten inzake wederzijdse bijstand of administratieve samenwerkingsovereenkomsten), en

·de samenwerking met andere EU-agentschappen (EOM, Europol, Eurojust, Frontex ...).

Voor de ontwikkeling van het centrale systeem voor elektronische uitwisseling van informatie over de overbrenging van afvalstoffen zijn intern binnen DG ENV werkzaamheden verricht, maar deze activiteiten zullen moeten worden uitgebreid met betrekking tot de ontwikkeling en het onderhoud van een centraal systeem voor gegevensuitwisseling met het oog op de overbrenging van afvalstoffen. Het bestaande Imsoc 29 -platform zal dienen als basis.

De Europese Commissie is verantwoordelijk voor de algemene uitvoering van deze verordening en voor de vaststelling van alle uitvoeringshandelingen en gedelegeerde handelingen waarin de verordening voorziet. Dit vereist dat de normale besluitvormingsprocedures worden gevolgd, met inbegrip van de raadpleging van belanghebbenden en comitéprocedures. De huidige financiële ramingen zijn gebaseerd op:

·Voor ENV: 1 extra AD-post (1 VTE), ondersteund door 1,5 VTE arbeidscontractanten, alsmede operationele kosten (bv. onderzoek, extern advies, vergaderingen, ...), gepland voor de algemene uitvoering van de verordening en de noodzakelijke voorbereidende werkzaamheden en opstelling van secundaire wetgeving in overeenstemming met de in de verordening overbrenging afvalstoffen voorgestelde termijnen. Dit komt neer op een totaal van 4 137 000 EUR voor de periode 20242027, gebaseerd op de meest recente actualisering van de personeelskosten van de Commissie, zoals gerapporteerd op de website van DG BUDG: https://myintracomm.ec.europa.eu/budgweb/en/pre/legalbasis/Pages/pre-040-020_preparation.aspx

·Voor OLAF: 1 extra AD-post (1 VTE), voorzien voor de uitvoering van de relevante handhavingsgerelateerde bepalingen in de verordening. Dit komt neer op een totaal van 456 000 EUR voor de periode 20242026, gebaseerd op de meest recente actualisering van de personeelskosten van de Commissie, zoals gerapporteerd op de website van DG BUDG: https://myintracomm.ec.europa.eu/budgweb/en/pre/legalbasis/Pages/pre-040-020_preparation.aspx

De begroting van het voorstel wordt weergegeven tegen lopende prijzen.

Het financieel memorandum dat bij dit voorstel is gevoegd, beschrijft de gevolgen voor de begroting en voor de personele en administratieve middelen.

5.OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

De nieuwe verordening moet leiden tot een toename van hergebruik en recycling van afvalstoffen in de EU, een verbetering van de normen en praktijken voor afvalbeheer in landen die afvalstoffen uit de EU invoeren en een vermindering van het aantal illegale overbrengingen van afvalstoffen zowel binnen de EU als tussen derde landen en de EU. Zij moet ook bijdragen aan de opbouw van robuuste en dynamische markten voor secundaire materialen en aan de bevordering van de overgang naar een circulaire economie in de EU en in derde landen.

Wat het toezicht betreft, zouden potentiële problemen met de naleving en handhaving worden gecontroleerd aan de hand van de regelmatige uitvoerings- en voortgangsverslagen van de lidstaten, die op basis van de verslagen van deze lidstaten door de Commissie worden opgesteld.

In dit verband zij opgemerkt dat de invoering van een EU-breed systeem voor de elektronische uitwisseling van documenten en informatie (elektronische gegevensuitwisseling of “EDI”) een belangrijke maatregel is om de doeltreffendheid van de uitvoering van deze verordening te verbeteren. Dit moet alle betrokken partijen in staat stellen betere toegang te krijgen tot veel gegevens die van belang zijn voor de uitvoering van de verordening. Met name de bevoegde autoriteiten zullen over een veel uitgebreidere en consistentere dataset beschikken om toezicht te kunnen houden op afvalstromen, zowel binnen, vanuit als naar de EU, en zullen ook beter toezicht kunnen houden op de afvalstromen binnen, naar en vanuit de EU. Het EDI-systeem moet ervoor zorgen dat gestructureerde gegevens onderling worden uitgewisseld, wat consistente extractie van deze gegevens door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten en de Commissie mogelijk maakt. Dit zou de kwaliteit van de verslaglegging en dus ook het toezicht op de succesvolle uitvoering van de verordening aanzienlijk moeten verbeteren.

Bovendien zou de nieuwe bepaling betreffende de evaluatie van de inspectieplanning van de lidstaten door de Commissie ook een belangrijke bron van informatie zijn voor het toezicht op de uitvoering en handhaving van de verordening.

Daarnaast zouden problemen bij de naleving en handhaving kunnen worden bewaakt en besproken in het kader van de nieuwe toezichtsgroep inzake overbrenging van afvalstoffen, die ook verdere acties en maatregelen op EU-niveau zou kunnen vaststellen om de doeltreffendheid van de verordening in de toekomst te vergroten.

Ten slotte zal de verordening binnen tien jaar na de inwerkingtreding ervan worden herzien om ervoor te zorgen dat de doelstellingen ervan worden bereikt en dat de bepalingen ervan gerechtvaardigd blijven.

Artikelsgewijze toelichting

Titel I bevat algemene bepalingen inzake het doel, het toepassingsgebied en de definities van deze verordening.

Artikel 1 omschrijft het onderwerp van de verordening, namelijk het vaststellen van maatregelen ter bescherming van het milieu en de menselijke gezondheid door het voorkomen of verminderen van de nadelige gevolgen die de overbrenging van afvalstoffen met zich kan meebrengen.

Artikel 2 geeft een overzicht van het toepassingsgebied van deze verordening.

Artikel 3 bevat definities.

Titel II bevat bepalingen inzake overbrengingen binnen de EU, met of zonder doorvoer door derde landen.

Artikel 4 geeft een overzicht van het algemene procedurele kader dat van toepassing is op de overbrenging van afvalstoffen binnen de EU.

Hoofdstuk 1 van deze titel bevat de bepalingen die van toepassing zijn op de procedure van voorafgaande schriftelijke kennisgeving en toestemming.

Artikel 5 bepaalt dat een kennisgever een verzoek om kennisgeving moet indienen wanneer hij voornemens is afvalstoffen over te brengen op grond van artikel 4, leden 1 en 2.

Artikel 6 bevat de voorschriften met betrekking tot de opdracht die in het verzoek om kennisgeving moet worden opgenomen.

Artikel 7 bevat de voorschriften met betrekking tot de borgsom die moet worden gesteld voor aangemelde overbrengingen van afvalstoffen.

Artikel 8 beschrijft de procedurele stappen en termijnen voor het aanvragen en indienen van aanvullende informatie om een verzoek om kennisgeving te voltooien.

Artikel 9 beschrijft de procedurele stappen en termijnen waarbinnen de bevoegde autoriteiten een besluit moeten nemen over het toestemming geven aan of weigeren van voorgenomen overbrengingen, volgens het verzoek in de kennisgeving.

Artikel 10 bepaalt dat de betrokken bevoegde autoriteiten voorwaarden kunnen stellen voor een overbrenging waarvoor toestemming is verleend.

Artikel 11 bepaalt dat de overbrenging van voor verwijdering bestemde afvalstoffen verboden is, tenzij aan bepaalde voorwaarden is voldaan, in welk geval toestemming kan worden verleend voor de overbrenging van afvalstoffen.

Artikel 12 noemt de gronden waarop een bevoegde autoriteit bezwaar kan maken tegen een overbrenging van voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen.

Artikel 13 voorziet in de mogelijkheid om algemene kennisgevingen te verlenen in het geval van meerdere overbrengingen van dezelfde afvalstoffen naar dezelfde verwerkingsinrichting.

Artikel 14 bevat bepalingen inzake de voorwaarden waar inrichtingen voor nuttige toepassing in de lidstaten aan moeten voldoen om vooraf te worden goedgekeurd, de wederzijdse erkenning door de lidstaten van dergelijke inrichtingen en de specifieke versnelde procedure voor de overbrenging van bepaalde afvalstoffen naar dergelijke inrichtingen.

Artikel 15 bevat aanvullende bepalingen met betrekking tot overbrengingen naar inrichtingen voor voorlopige afvalverwerkingshandelingen.

Artikel 16 bevat de voorschriften die van toepassing zijn nadat toestemming voor overbrenging is verleend.

Artikel 17 bevat bepalingen inzake wijzigingen in de overbrenging nadat toestemming is verleend.

Hoofdstuk 2 van deze titel bestaat uit artikel 18, dat voorziet in de algemene informatievereisten voor de overbrenging van afvalstoffen van de groene lijst.

Hoofdstuk 3 van deze titel bevat algemene voorschriften.

Artikel 19 verbiedt het mengen van afvalstoffen tijdens de overbrenging.

Artikel 20 bevat bepalingen inzake de bewaarplicht van documenten en informatie.

Artikel 21 bevat bepalingen inzake de openbaarmaking van kennisgevingen.

Hoofdstuk 4 van deze titel behandelt de terugnameplicht en bestaat uit de artikelen 22 tot en met 25, die voorzien in de terugname van overbrengingen en het dragen van de kosten van die terugname.

Hoofdstuk 5 van deze titel bevat algemene administratieve bepalingen.

In artikel 26 is bepaald dat de krachtens deze verordening vereiste informatie en documenten langs elektronische weg worden verstrekt en uitgewisseld, en worden de voorwaarden vastgesteld waaronder de systemen voor een dergelijke uitwisseling moeten functioneren.

Artikel 27 bepaalt in welke talen documenten en mededelingen in het kader van deze verordening moeten worden opgesteld.

Artikel 28 bepaalt dat de toepasselijke procedurele voorschriften moeten worden nageleefd in geval van onenigheid over de indeling van afvalstoffen of materialen die worden overgebracht. Het voorziet bovendien in de bevoegdheid van de Commissie om uitvoeringsmaatregelen vast te stellen om de indeling van bepaalde afvalstoffen en het onderscheid tussen gebruikte goederen en afvalstoffen voor bepaalde grondstoffen te verduidelijken.

Artikel 29 bepaalt welke kosten aan de kennisgevers in rekening kunnen worden gebracht.

Artikel 30 voorziet in de mogelijkheid om in uitzonderlijke gevallen overeenkomsten in grensgebieden te sluiten.

Hoofdstuk 6 van deze titel bevat bepalingen inzake overbrengingen binnen de EU met doorvoer via derde landen.

Artikel 31 voorziet in specifieke termijnen voor de bevoegde autoriteit van de betrokken derde landen voor het verlenen van schriftelijke toestemming in geval van overbrenging voor verwijdering binnen de EU met doorvoer door deze derde landen.

Artikel 32 voorziet in specifieke termijnen voor de bevoegde autoriteit van de betrokken derde landen voor het verlenen van schriftelijke toestemming in het geval van overbrenging voor nuttige toepassing binnen de EU met doorvoer door deze derde landen.

Titel III bestaat uit één artikel (artikel 33) en heeft betrekking op de noodzaak voor de lidstaten om nationale regelingen voor de overbrenging van afvalstoffen binnen één lidstaat vast te stellen, om de samenhang met het systeem van de EU te waarborgen.

Titel IV bevat bepalingen inzake de uitvoer uit de EU naar derde landen.

Hoofdstuk 1 van deze titel bevat bepalingen inzake de uitvoer van voor verwijdering bestemde afvalstoffen uit de EU.

Artikel 34 voorziet in een uitvoerverbod, behalve naar EVA-landen.

Artikel 35 voorziet in de procedurele vereisten voor uitvoer naar EVA-landen. Dit artikel verwijst mutatis mutandis naar titel II en voorziet in relevante aanpassingen en aanvullingen daarop. De procedurele bepalingen in hoofdstuk 2 van deze titel IV verwijzen naar dit artikel.

Hoofdstuk 2 van deze titel bevat bepalingen inzake de uitvoer van afvalstoffen voor nuttige toepassing uit de EU.

Afdeling 1 bevat bepalingen inzake de uitvoer van gevaarlijke en andere afvalstoffen naar niet-OESO-landen, waarbij artikel 36 voorziet in een verbod op de uitvoer van gevaarlijke en andere afvalstoffen naar niet-OESO-landen vanuit de EU.

Afdeling 2 bevat bepalingen inzake de uitvoer van ongevaarlijke afvalstoffen naar niet-OESO-landen, waarbij de artikelen 37 tot en met 40 voorzien in een verbod op de uitvoer van ongevaarlijke afvalstoffen naar niet-OESO-landen, behalve wanneer een niet-OESO-land zijn bereidheid tot invoer kenbaar maakt en aantoont dat het in staat is bepaalde afvalstoffen op milieuhygiënisch verantwoorde wijze te beheren. Deze artikelen bevatten voorts de procedure voor derde landen om hun bereidheid en vermogen kenbaar te maken om afvalstoffen te ontvangen en te beheren, en de bevoegdheid van de Commissie om deze kennisgevingen te beoordelen en een lijst te publiceren van landen die in aanmerking komen voor uitvoer uit de EU van bepaalde afvalstoffen van de groene lijst.

Afdeling 3 bevat bepalingen inzake de uitvoer naar OESO-landen.

Artikel 41 bevat de procedurele voorschriften voor uitvoer voor nuttige toepassing naar OESO-landen buiten de EU. Dit artikel verwijst mutatis mutandis naar titel II en verwijst naar artikel 35, en voorziet in relevante aanpassingen en aanvullingen daarop.

Artikel 42 voorziet in toezicht op de uitvoer naar OESO-landen en in een vrijwaringsprocedure wanneer de uitvoer van afvalstoffen naar dergelijke landen leidt tot een situatie waarin dergelijke afvalstoffen niet op milieuhygiënisch verantwoorde wijze worden beheerd. Dit artikel bepaalt dat de Commissie de bevoegdheid krijgt om waar nodig maatregelen te nemen wanneer de afvalstoffen niet op milieuhygiënisch verantwoorde wijze wordt beheerd.

Hoofdstuk 3 van deze titel bevat aanvullende verplichtingen voor de uitvoer van afvalstoffen.

Artikel 43 bevat verplichtingen voor exporteurs om ervoor te zorgen dat de door hen uitgevoerde afvalstoffen op de plaats van bestemming op milieuhygiënisch verantwoorde wijze worden beheerd.

Artikel 44 bevat verplichtingen voor de uitvoerende lidstaten om de nodige maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat de bepalingen van deze titel correct worden uitgevoerd.

Hoofdstuk 4 van deze titel bevat algemene bepalingen.

Artikel 45 verbiedt de uitvoer van afvalstoffen naar het Zuidpoolgebied.

Artikel 46 bepaalt dat de uitvoer naar landen of gebieden overzee van voor verwijdering en voor nuttige toepassing bestemde gevaarlijke afvalstoffen verboden is en dat op andere uitvoer voor nuttige toepassing titel II mutatis mutandis van toepassing is.

Titel V bevat bepalingen inzake de invoer in de EU uit derde landen.

Hoofdstuk 1 van deze titel bevat bepalingen inzake de invoer in de EU van voor verwijdering bestemde afvalstoffen.

Artikel 47 verbiedt de invoer, behalve uit een land dat partij is bij het Verdrag van Bazel of met een bestaande overeenkomst, of uit andere gebieden in crisis- of oorlogssituaties.

Artikel 48 bevat procedurele voorschriften voor de invoer uit een land dat partij is bij het Verdrag van Bazel of uit andere gebieden in crisis- of oorlogssituaties. Dit artikel verwijst mutatis mutandis naar titel II en voorziet in relevante aanpassingen en aanvullingen daarop. De procedurele bepalingen in hoofdstuk 2 van deze titel IV verwijzen naar dit artikel.

Hoofdstuk 2 van deze titel bevat bepalingen inzake de invoer in de EU van voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen.

Artikel 49 verbiedt de invoer uit landen waarop het OESO-besluit van toepassing is, een land dat partij is bij het Verdrag van Bazel of met een bestaande overeenkomst, of uit andere gebieden in crisis- of oorlogssituaties.

Artikel 50 bevat procedurele voorschriften voor de invoer uit een land waarop het OESO-besluit van toepassing is of uit andere gebieden in crisis- of oorlogssituaties. Dit artikel verwijst mutatis mutandis naar titel II en verwijst naar artikel 45, en voorziet in relevante aanpassingen en aanvullingen daarop.

Artikel 51 bevat procedurele voorschriften voor de invoer uit een land dat niet onder het OESO-besluit valt en dat partij is bij het Verdrag van Bazel of uit andere gebieden in crisis- of oorlogssituaties. In dit artikel wordt mutatis mutandis verwezen naar artikel 45.

Hoofdstuk 3 van deze titel bevat aanvullende verplichtingen.

Artikel 52 bevat verplichtingen voor de invoerende lidstaten om te zorgen voor een goed beheer van ingevoerde afvalstoffen en verbiedt elke invoer indien er redenen zijn om aan te nemen dat de afvalstoffen niet naar behoren zullen worden beheerd.

Hoofdstuk 4 van deze titel bevat algemene bepalingen.

Artikel 53 bepaalt dat voor de invoer uit landen en gebieden overzee titel II mutatis mutandis van toepassing is.

Titel VI bevat bepalingen inzake de doorvoer door de EU van en naar derde landen.

Artikel 54 bevat bepalingen inzake de doorvoer bestemd voor verwijdering.

Artikel 55 bevat bepalingen inzake de doorvoer bestemd voor nuttige toepassing.

Titel VII bevat bepalingen inzake de handhaving van deze verordening. 

Hoofdstuk 1 van deze titel bestaat uit één artikel (artikel 56) en bevat de algemene verplichtingen voor alle bij de overbrenging van afvalstoffen betrokken partijen om de nodige maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat de afvalstoffen die zij overbrengen, gedurende de overbrenging en tijdens de nuttige toepassing en verwijdering ervan zonder gevaar voor de menselijke gezondheid en op een milieuhygiënisch verantwoorde wijze worden beheerd.

Hoofdstuk 2 van deze titel bevat bepalingen over de handhaving van deze verordening.

Afdeling 1 gaat over de handhavingsmaatregelen door de lidstaten.

Artikel 57 bevat bepalingen inzake inspecties.

Artikel 58 bevat bepalingen inzake documentatie en bewijsmateriaal.

Artikel 59 bevat bepalingen inzake de inspectieplanning van de lidstaten. 

Artikel 60 bevat bepalingen inzake sancties.

Artikel 61 bevat bepalingen inzake samenwerking op het gebied van handhaving op nationaal niveau.

Artikel 62 bevat bepalingen inzake samenwerking op het gebied van handhaving tussen de lidstaten.

Artikel 63 bevat bepalingen inzake de toezichtsgroep inzake overbrenging van afvalstoffen.

Afdeling 2 heeft betrekking op de handhavingsactiviteiten van de Commissie in het kader van deze verordening.

Titel VIII bevat de slotbepalingen.

Artikel 69 bevat bepalingen inzake de verslagleggingsverplichtingen van de lidstaten.

Artikel 70 bevat bepalingen inzake internationale samenwerking.

Artikel 71 bevat bepalingen inzake de aanwijzing van bevoegde autoriteiten in de lidstaten.

Artikel 72 bevat bepalingen inzake de aanwijzing van correspondenten.

Artikel 73 bevat bepalingen inzake de aanwijzing van douanekantoren van binnenkomst in en van uitgang uit de EU.

Artikel 74 bevat bepalingen inzake de kennisgeving van en informatie over aanwijzingen.

Artikel 75 bevat bepalingen inzake de wijziging van de bijlagen I tot en met X bij deze verordening.

In de artikelen 76 en 77 worden de voorwaarden vastgesteld voor de vaststelling door de Commissie van gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen.

Artikel 78 wijzigt Verordening (EU) nr. 1257/2013 om haar en deze verordening in overeenstemming te brengen met de toepasselijke internationale verplichtingen van de EU en de lidstaten met betrekking tot scheepswrakken.

Artikel 79 wijzigt Verordening (EU) 2020/1056 om de verwijzingen in die verordening naar documenten voor de overbrenging van afvalstoffen te actualiseren.

Artikel 80 voorziet in een herziening van deze verordening in 2034.

Artikel 81 voorziet in intrekkings- en overgangsbepalingen.

Artikel 82 voorziet in de inwerkingtreding en toepassing van deze verordening.

2021/0367 (COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

betreffende de overbrenging van afvalstoffen en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1257/2013 en (EU) 2020/1056

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 192, lid 1,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité 30 ,

Gezien het advies van het Comité van de Regio’s,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)Op het niveau van de EU moeten voorschriften worden vastgesteld om het milieu en de menselijke gezondheid te beschermen tegen de nadelige gevolgen die de overbrenging van afvalstoffen kan hebben. Deze voorschriften moeten ook bijdragen tot het vergemakkelijken van een milieuhygiënisch verantwoord beheer van afvalstoffen, overeenkomstig de afvalhiërarchie die is vastgesteld in artikel 4 van Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad 31 , alsook tot de vermindering van de algemene effecten van het gebruik van hulpbronnen en tot de verbetering van de efficiëntie van dergelijk gebruik, hetgeen van cruciaal belang is voor de overgang naar een circulaire economie. 

(2)Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad 32 heeft de afgelopen vijftien jaar belangrijke verbeteringen verwezenlijkt om het milieu en de menselijke gezondheid te beschermen tegen de nadelige gevolgen die de overbrenging van afvalstoffen kan hebben. De evaluatie van die verordening door de Commissie 33 heeft echter ook een aantal problemen en tekortkomingen aan het licht gebracht, die door middel van nieuwe regelgeving moeten worden aangepakt.

(3)De Europese Green Deal 34 bevat een ambitieus stappenplan om de EU om te vormen tot een duurzame, hulpbronnenefficiënte en klimaatneutrale economie. Hierin wordt de Commissie verzocht de EU-voorschriften inzake de overbrenging van afvalstoffen die zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1013/2006, te herzien. In het in maart 2020 vastgestelde nieuwe actieplan voor een circulaire economie 35 wordt verder benadrukt dat er maatregelen moeten worden genomen om ervoor te zorgen dat de overbrenging van afvalstoffen voor hergebruik en recycling in de EU wordt vergemakkelijkt, dat de EU haar afvalproblemen niet naar derde landen uitvoert en dat illegale overbrengingen van afvalstoffen beter worden aangepakt. Naast de milieu- en sociale voordelen kunnen hiermee ook de strategische afhankelijkheden van de EU van grondstoffen worden verbeterd. Zowel de Raad 36 als het Europees Parlement 37 hebben ook opgeroepen tot een herziening van de huidige EU-voorschriften inzake de overbrenging van afvalstoffen die zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1013/2006.

(4)Verordening (EG) nr. 1013/2006 is reeds herhaaldelijk gewijzigd en vereist verdere significante wijzigingen om ervoor te zorgen dat de beleidsdoelstellingen van de Europese Green Deal en het actieplan voor een nieuwe circulaire economie worden gehaald. Verordening (EG) nr. 1013/2006 moet derhalve worden vervangen door een nieuwe verordening.

(5)Deze verordening vormt een aanvulling op de algemene EU-wetgeving inzake afvalbeheer, zoals Richtlijn 2008/98/EG. Zij verwijst naar de definities in die richtlijn, met inbegrip van de definities van afvalstoffen en algemene afvalbeheeractiviteiten. Zij bevat ook een aantal aanvullende definities om een uniforme toepassing van deze verordening te vergemakkelijken.

(6)Met deze verordening wordt op EU-niveau uitvoering gegeven aan het Verdrag van Bazel van 22 maart 1989 inzake de beheersing van de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen en de verwijdering ervan 38 (“het Verdrag van Bazel”). Het Verdrag van Bazel heeft tot doel de menselijke gezondheid en het milieu te beschermen tegen de nadelige gevolgen van de productie, de grensoverschrijdende overbrenging en het beheer van gevaarlijke afvalstoffen en andere afvalstoffen. De EU is sinds 1994 partij bij het Verdrag van Bazel 39 .

(7)Met deze verordening wordt ook op EU-niveau uitvoering gegeven aan een wijziging van het Verdrag van Bazel 40 (de wijziging betreffende het verbod), die in 1995 is aangenomen en op 5 december 2019 op internationaal niveau in werking is getreden. De wijziging betreffende het verbod stelt een algemeen verbod in op alle uitvoer van gevaarlijke afvalstoffen die bestemd zijn voor definitieve verwijdering, hergebruik, recycling en nuttige toepassing uit landen die zijn opgenomen in bijlage VII bij het Verdrag van Bazel naar alle andere landen. De EU heeft de wijziging betreffende het verbod geratificeerd en voert het sinds 1997 uit 41 .

(8)De EU heeft in oktober 2020 bij het secretariaat van het Verdrag van Bazel krachtens artikel 11 van dat verdrag een kennisgeving ingediend met betrekking tot de overbrenging van afvalstoffen binnen de EU. Overeenkomstig dat artikel kan de EU derhalve specifieke voorschriften vaststellen die van toepassing zijn op overbrengingen binnen de EU van afvalstoffen die niet minder milieuvriendelijk zijn dan die waarin het Verdrag van Bazel voorziet.

(9)Aangezien de EU het besluit van de OESO-Raad van 30 maart 1992 betreffende het toezicht op de grensoverschrijdende overbrenging van afvalstoffen bestemd voor handelingen ter nuttige toepassing 42 (“het OESO-besluit”) heeft goedgekeurd, moet de inhoud van dat besluit, met inbegrip van de wijzigingen ervan, in de wetgeving van de EU worden opgenomen.

(10)Het is belangrijk het toezicht op en de controle van de overbrenging van afvalstoffen zodanig te organiseren en te reguleren dat rekening wordt gehouden met de noodzaak om de kwaliteit van het milieu en de menselijke gezondheid in stand te houden, te beschermen en te verbeteren, en dat een uniforme toepassing van de voorschriften inzake de overbrenging van afvalstoffen in de gehele EU wordt gewaarborgd.

(11)Overlapping met de toepasselijke EU-wetgeving inzake het vervoer van bepaalde materialen die in het kader van deze verordening als afvalstoffen kunnen worden aangemerkt, moet worden vermeden.

(12)Overbrenging en invoer in de EU van door strijdkrachten of hulporganisaties voortgebrachte afvalstoffen moet in bepaalde situaties van het toepassingsgebied van deze verordening worden uitgesloten (met inbegrip van doorvoer binnen de EU wanneer de afvalstoffen de EU binnenkomen). Voor deze overbrengingen dienen de voorschriften van het internationale recht en internationale overeenkomsten te worden nageleefd. In dergelijke gevallen moeten de bevoegde autoriteiten van doorvoer en de bevoegde autoriteiten van bestemming in de EU van tevoren in kennis worden gesteld van de overbrenging en de bestemming ervan.

(13)Overlapping met Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad 43 , die reeds bepalingen bevat betreffende de totale zending, de kanalisatie en het vervoer (inzameling, vervoer, laden en lossen, verwerking, gebruik, nuttige toepassing of verwijdering, registratie, begeleidende documenten en traceerbaarheid) van dierlijke bijproducten binnen, naar en uit de EU, moet worden vermeden.

(14)Verordening (EU) nr. 1257/2013 van het Europees Parlement en de Raad 44 is van toepassing op grote commerciële schepen die de vlag van een EU-lidstaat voeren en die zijn uitgesloten van het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 1013/2006. Na de recente internationale inwerkingtreding van de wijziging betreffende het verbod is het echter noodzakelijk ervoor te zorgen dat schepen die onder het toepassingsgebied van Verordening (EU) nr. 1257/2013 vallen en die in de EU worden afgedankt, onderworpen worden aan de desbetreffende EU-voorschriften betreffende de overbrenging van afvalstoffen ter uitvoering van de wijziging betreffende het verbod, om zo een strikte juridische verenigbaarheid van het rechtskader van de EU met internationale verplichtingen te waarborgen. Tegelijkertijd moet Verordening (EU) nr. 1257/2013 worden gewijzigd om te verduidelijken dat schepen die binnen het toepassingsgebied van die verordening vallen en in de EU worden afgedankt, alleen worden gerecycled in inrichtingen die zijn opgenomen in de krachtens die verordening vastgestelde Europese lijst van scheepsrecyclinginrichtingen, die zijn gelegen in landen die zijn opgenomen in bijlage VII bij het Verdrag van Bazel.

(15)Hoewel het toezicht en de controle op overbrengingen van afvalstoffen binnen een lidstaat tot de bevoegdheden van die lidstaat behoort, moet in de nationale systemen voor de overbrenging van afvalstoffen rekening worden gehouden met de noodzaak van samenhang met het EU-systeem, om een hoog niveau van bescherming van het milieu en de menselijke gezondheid te waarborgen.

(16)In het geval van overbrenging van niet in bijlage III, III A of III B bij deze verordening opgenomen afvalstoffen die bestemd zijn voor nuttige toepassing, is het passend te zorgen voor optimaal toezicht en optimale controle door voorafgaande schriftelijke toestemming voor dergelijke overbrengingen te vereisen. Een dergelijke procedure dient ook te voorzien in een voorafgaande kennisgeving, zodat de bevoegde autoriteiten zich goed op de hoogte kunnen stellen en alle nodige maatregelen kunnen treffen ter bescherming van de gezondheid van de mens en het milieu. Hij moet deze autoriteiten ook in staat stellen met redenen omklede bezwaren tegen dergelijke overbrengingen aan te tekenen.

(17)Ter ondersteuning van de uitvoering van de bepalingen van Richtlijn 2008/98/EG ter bevordering van de gescheiden inzameling van afvalstoffen en ter vermindering van de productie van gemengd stedelijk afval, moet een gericht onderzoek worden ingesteld naar de overbrenging van gemengd stedelijk afval naar een andere lidstaat. Voorts moet de overbrenging van voor verwijdering bestemde afvalstoffen naar een andere lidstaat algemeen worden verboden ter ondersteuning van de verwezenlijking van de in Richtlijn 2008/98/EG en Richtlijn 1999/31/EG van de Raad 45 vastgestelde doelstellingen om de recycling te bevorderen en de verwijdering van afvalstoffen te verminderen. Overbrenging van voor verwijdering bestemde afvalstoffen mag slechts in uitzonderlijke gevallen worden toegestaan. In die gevallen moeten de lidstaten overeenkomstig Richtlijn 2008/98/EG, en met name artikel 16 van die richtlijn, rekening houden met de beginselen van nabijheid en zelfvoorziening op EU- en nationaal niveau, alsook met de voorrang voor nuttige toepassing. De lidstaten moeten ook kunnen garanderen dat de onder Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad 46 vallende afvalbeheerinrichtingen de beste beschikbare technieken als omschreven in die richtlijn toepassen in overeenstemming met de vergunning van de inrichting, en dat de afvalstoffen worden verwerkt overeenkomstig de in de EU-wetgeving vastgestelde voorschriften inzake de bescherming van de menselijke gezondheid en het milieu met betrekking tot verwijderingshandelingen.

(18)In het geval van overbrenging van in bijlage III, bijlage III A of III B bij deze verordening opgenomen afvalstoffen die bestemd zijn voor nuttige toepassing, is het passend te voorzien in een minimumniveau van toezicht en controle door te eisen dat deze overbrenging vergezeld gaat van bepaalde informatie over de personen en landen die bij de overbrenging betrokken zijn, de beschrijving en de hoeveelheden van de betrokken afvalstoffen, het soort nuttige toepassing waarvoor de afvalstoffen worden overgebracht en de details van de inrichtingen die de afvalstoffen zullen verwerken.

(19)Het is noodzakelijk te bepalen op welke gronden de lidstaten bezwaar kunnen maken tegen de overbrenging van voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen. In het geval van dergelijke overbrengingen moeten de lidstaten ervoor kunnen zorgen dat de onder Richtlijn 2010/75/EU vallende afvalbeheerinrichtingen in die richtlijn vastgestelde beste beschikbare technieken toepassen in overeenstemming met de vergunning van de inrichting. De lidstaten moeten ook kunnen garanderen dat afvalstoffen wordt verwerkt in overeenstemming met de in de EU-wetgeving vastgestelde voorschriften inzake de bescherming van de menselijke gezondheid en het milieu met betrekking tot handelingen voor nuttige toepassing en dat afvalstoffen, rekening houdend met artikel 16 van Richtlijn 2008/98/EG, worden verwerkt in overeenstemming met de krachtens die richtlijn vastgestelde afvalbeheerplannen met het oog op de uitvoering van de in de EU-wetgeving vastgestelde juridisch bindende verplichtingen inzake nuttige toepassing of recycling.

(20)In het belang van de rechtszekerheid en ter waarborging van een uniforme toepassing van deze verordening en de goede werking van de interne markt is het noodzakelijk te voorzien in procedurele stappen en waarborgen wanneer een kennisgever afvalstoffen wil overbrengen waarvoor de procedure van voorafgaande schriftelijke kennisgeving en toestemming geldt. Overeenkomstig artikel 6, lid 11, van het Verdrag van Bazel moet er ook voor worden gezorgd dat de kosten die voortvloeien uit situaties waarin de overbrenging van afvalstoffen die aan de voorafgaande schriftelijke kennisgeving en toestemming zijn onderworpen niet kan worden voltooid of illegaal is, door de betrokken marktdeelnemers worden gedragen. Daartoe moet de kennisgever voor elke overbrenging van dergelijke afvalstoffen een borgsom storten of een gelijkwaardige verzekering sluiten.

(21)Om de administratieve lasten voor zowel publieke als private marktdeelnemers die betrokken zijn bij overbrengingen naar inrichtingen die als “vooraf goedgekeurd” zijn erkend, te verlagen, moeten de voorwaarden worden vastgesteld waaronder de status van “vooraf goedgekeurd” kan worden verleend, om de wederzijdse erkenning ervan door alle lidstaten te waarborgen en de voorschriften voor de overbrenging van afvalstoffen naar deze inrichtingen te harmoniseren.

(22)Om vertragingen bij de verwerking van kennisgevingen voor de overbrenging van afvalstoffen te beperken en de uitwisseling van informatie tussen de relevante autoriteiten te vergemakkelijken, is het noodzakelijk dat de verstrekking en uitwisseling van informatie en gegevens, die betrekking hebben op afzonderlijke overbrengingen van afvalstoffen binnen de EU, langs elektronische weg plaatsvinden. De Commissie moet ook de bevoegdheid krijgen om de procedurele en operationele voorschriften vast te stellen voor de praktische uitvoering van de systemen die deze elektronische indiening en uitwisseling van informatie (zoals interconnectiviteit, architectuur en veiligheid) waarborgen. Ook moeten de bevoegde autoriteiten in de lidstaten en de marktdeelnemers voldoende tijd krijgen om zich voor te bereiden op de overgang van een op papier gebaseerde aanpak, zoals vastgesteld in Verordening (EG) nr. 1013/2006, naar een aanpak voor de elektronische uitwisseling van informatie en documenten. Deze nieuwe verplichting moet daarom 24 maanden na de datum van toepassing van deze verordening van toepassing worden. 

(23)Marktdeelnemers die betrokken zijn bij het vervoer van afvalstoffen moeten de mogelijkheid krijgen gebruik te maken van de omgeving zoals vastgesteld in Verordening (EU) 2020/1056 van het Europees Parlement en de Raad 47 voor de uitwisseling van de krachtens deze verordening vereiste informatie tijdens het vervoer van afvalstoffen, en de interoperabiliteit van de bij deze verordening ingestelde systemen en de omgeving voor de uitwisseling van elektronische informatie over goederenvervoer moeten worden gewaarborgd.

(24)Om het werk van de douane bij de uitvoering van deze verordening te vergemakkelijken, is het noodzakelijk dat het door de Commissie beheerde centrale systeem dat de elektronische indiening en uitwisseling van informatie en documenten mogelijk maakt, interoperabel wordt met de éénloketomgeving van de Europese Unie voor de douane, die momenteel op EU-niveau wordt ontwikkeld 48 , wanneer alle vereiste technische werkzaamheden voor deze operabiliteit zijn afgerond.

(25)Bevoegde autoriteiten in derde landen moeten, indien zij dat wensen en indien zij voldoen aan de vereisten voor elektronische uitwisseling van gegevens via het systeem, de informatie en documenten voor de procedurele voorschriften van deze verordening elektronisch kunnen verstrekken en uitwisselen via het systeem dat op EU-niveau wordt beheerd.

(26)Om de traceerbaarheid van de overbrenging van afvalstoffen te waarborgen en geen afbreuk te doen aan het milieuhygiënisch verantwoord beheer van grensoverschrijdend overgebrachte afvalstoffen, moet het mengen van afvalstoffen met andere afvalstoffen worden verboden vanaf het begin van de overbrenging tot de ontvangst van de afvalstoffen bestemd voor nuttige toepassing of verwijdering.

(27)Om de controle op de in deze verordening vastgestelde verplichtingen te vergemakkelijken, is het belangrijk dat marktdeelnemers en bevoegde autoriteiten de voor de overbrenging van afvalstoffen vereiste documenten en informatie ten minste vijf jaar bewaren vanaf de datum waarop een overbrenging aanvangt.

(28)De lidstaten moeten ervoor zorgen dat, in overeenstemming met het Verdrag van de Economische Commissie van de Verenigde Naties voor Europa (VN/ECE) betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden van 25 juni 1998 (Verdrag van Aarhus) 49 , de relevante bevoegde autoriteiten op passende wijze informatie openbaar maken over kennisgevingen van overbrengingen waarvoor zij toestemming hebben verleend, alsook over overbrengingen van afvalstoffen waarvoor de algemene informatievoorschriften van deze verordening gelden, wanneer dergelijke informatie niet vertrouwelijk is uit hoofde van nationale of EU-wetgeving.

(29)Met het oog op de uitvoering van de voorschriften van artikel 9, leden 2, 3 en 4, van het Verdrag van Bazel moet er een verplichting worden vastgesteld om afvalstoffen, die afkomstig zijn van een overbrenging die niet op de beoogde wijze kan worden voltooid, terug te brengen naar het land van verzending dan wel op alternatieve wijze nuttig toe te passen of te verwijderen. Ook dient te worden voorzien in de verplichting, voor degene wiens optreden oorzaak van de illegale overbrenging was, om de afvalstoffen terug te nemen of op alternatieve wijze nuttig toe te passen of te verwijderen, en de kosten van terugname te dragen. Bij gebreke daarvan moeten de bevoegde autoriteiten van verzending of van bestemming, naar gelang van het geval, samenwerken om te zorgen voor een milieuhygiënisch verantwoord beheer van de betrokken afvalstoffen.

(30)Om ervoor te zorgen dat de bevoegde autoriteiten de documenten die met betrekking tot de overbrenging van afvalstoffen bij hen zijn ingediend, correct kunnen verwerken, moet de kennisgever worden verplicht om, indien de autoriteiten daarom verzoeken, een gewaarmerkte vertaling van deze documenten in een voor deze autoriteiten aanvaardbare taal te verstrekken.

(31)Om verstoringen van de overbrenging van afvalstoffen of goederen als gevolg van een onenigheid tussen de bevoegde autoriteiten over de status van deze afvalstoffen of goederen te voorkomen, moet een procedure worden vastgesteld om dergelijke onenigheden op te lossen. Het is in dit verband van belang dat de bevoegde autoriteiten hun besluiten baseren op de bepalingen inzake de indeling van bijproducten en de einde-afvalfase van Richtlijn 2008/98/EG. Er moet ook een procedure worden vastgesteld om onenigheden tussen bevoegde autoriteiten over de vraag of afvalstoffen al dan niet aan de kennisgevingsprocedure moeten worden onderworpen, op te lossen. Met het oog op een betere harmonisatie in de hele EU van de voorwaarden waaronder afvalstoffen aan de kennisgevingsprocedure moeten worden onderworpen, moet de Commissie ook de bevoegdheid krijgen om uitvoeringshandelingen vast te stellen tot vaststelling van criteria voor de indeling van specifieke afvalstoffen in de desbetreffende bijlagen bij deze verordening, die bepalen of zij al dan niet onder de kennisgevingsprocedure vallen. Om te voorkomen dat afvalstoffen valselijk worden aangegeven als gebruikte goederen en om juridische duidelijkheid te verschaffen, moet de Commissie bovendien de bevoegdheid krijgen om uitvoeringshandelingen vast te stellen tot vaststelling van criteria om onderscheid te maken tussen gebruikte goederen en afvalstoffen voor specifieke goederen waarvoor een dergelijk onderscheid belangrijk is, met name voor de uitvoer ervan uit de EU.

(32)Om overheden in staat te stellen de overheidsuitgaven in verband met de afhandeling van procedures voor de overbrenging van afvalstoffen en de handhaving van deze verordening te beperken, moet worden voorzien in de mogelijkheid om passende en evenredige administratiekosten in verband met deze procedures, alsook met het toezicht, de analyses en de inspecties, bij de kennisgever in rekening te brengen.

(33)Om de administratieve lasten te verminderen en in uitzonderlijke omstandigheden die verband houden met specifieke geografische of demografische situaties, kunnen de lidstaten bilaterale overeenkomsten sluiten waardoor de kennisgevingsprocedure voor de overbrenging van specifieke afvalstromen minder streng wordt voor grensoverschrijdende overbrengingen naar de dichtstbijzijnde geschikte inrichting in het grensgebied tussen de twee betrokken lidstaten. Een lidstaat moet ook dergelijke overeenkomsten kunnen sluiten met een land dat partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, alsook in een situatie waarin afvalstoffen worden vervoerd uit en verwerkt worden in het land van verzending, maar via een andere lidstaat worden doorgevoerd.

(34)Om het milieu van de betrokken landen te beschermen, moet het toepassingsgebied van het in overeenstemming met het Verdrag van Bazel vastgestelde verbod op uitvoer uit de EU van afvalstoffen bestemd voor verwijdering in een derde land dat geen EVA-land is, worden verduidelijkt.

(35)Landen die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte mogen de controleprocedures voor overbrengingen binnen de EU hanteren. In dergelijke gevallen moeten voor overbrengingen tussen de EU en deze landen dezelfde regels gelden als voor overbrengingen binnen de EU.

(36)Om het milieu van de betrokken landen te beschermen, moet het toepassingsgebied van het verbod op de uitvoer van voor nuttige toepassing bestemde gevaarlijke afvalstoffen naar derde landen waarop het OESO-besluit niet van toepassing is, worden verduidelijkt, overeenkomstig het Verdrag van Bazel. In het bijzonder moet de lijst van afvalstoffen waarop dit verbod van toepassing is, worden verduidelijkt en moet ervoor worden gezorgd dat het verbod ook de afvalstoffen omvat die zijn opgenomen in bijlage II bij het Verdrag van Bazel, namelijk huishoudelijk afval, residuen afkomstig van de verbranding van huishoudelijk afval en moeilijk te recycleren kunststofafval.

(37)Er moeten strenge regels worden vastgesteld voor de uitvoer voor nuttige toepassing van ongevaarlijke afvalstoffen naar derde landen waarop het OESO-besluit niet van toepassing is, om ervoor te zorgen dat deze afvalstoffen geen schade toebrengen aan het milieu en de menselijke gezondheid in deze landen. Volgens deze regels mag uitvoer uit de EU alleen worden toegestaan naar landen die zijn opgenomen in een door de Commissie opgestelde en te actualiseren lijst wanneer deze landen bij de Commissie een verzoek hebben ingediend waarin zij zich bereid verklaren bepaalde ongevaarlijke afvalstoffen uit de EU te ontvangen en aantonen dat zij in staat zijn dergelijke afvalstoffen op milieuhygiënisch verantwoorde wijze te beheren, op basis van de in deze verordening vastgestelde criteria. Uitvoer naar andere landen dan de landen op deze lijst moet worden verboden. Om voldoende tijd te garanderen voor de overgang naar deze nieuwe regeling, moet worden voorzien in een overgangsperiode van drie jaar na de algemene datum van inwerkingtreding van deze verordening.

(38)Landen waarop het OESO-besluit van toepassing is, zijn onderworpen aan de regels en aanbevelingen van de OESO inzake de overbrenging en het beheer van afvalstoffen, en hebben over het algemeen hogere normen voor afvalbeheer dan landen waarop het OESO-besluit niet van toepassing is. Het is echter belangrijk dat de uitvoer uit de EU van ongevaarlijke afvalstoffen voor nuttige toepassing geen schade toebrengt aan het milieu en de menselijke gezondheid in landen waarop het OESO-besluit van toepassing is. Daarom moet een mechanisme worden ingesteld om de overbrenging van ongevaarlijke afvalstoffen naar dergelijke landen te kunnen bewaken. In gevallen waarin de uitvoer van ongevaarlijke afvalstoffen uit de EU naar het betrokken land op korte termijn aanzienlijk is toegenomen en er onvoldoende informatie beschikbaar is waaruit blijkt dat het betrokken land in staat is deze afvalstoffen op milieuhygiënisch verantwoorde wijze nuttig toe te passen, moet de Commissie een dialoog aangaan met het betrokken land en, indien de informatie niet toereikend is om aan te tonen dat de afvalstoffen op milieuhygiënisch verantwoorde wijze nuttig worden toegepast, de bevoegdheid krijgen om dergelijke uitvoer op te schorten.

(39)De nodige stappen moeten worden ondernomen om ervoor te zorgen dat, in overeenstemming met Richtlijn 2008/98/EG en andere EU-wetgeving inzake afvalstoffen, binnen de EU overgebrachte en in de EU ingevoerde afvalstoffen gedurende de overbrenging en met inbegrip van de nuttige toepassing of verwijdering in het land van bestemming worden beheerd zonder gevaar voor de menselijke gezondheid en zonder gebruik te maken van processen of methoden die nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben. Er moet ook voor worden gezorgd dat uit de EU uitgevoerde afvalstoffen gedurende de overbrenging op milieuhygiënisch verantwoorde wijze worden beheerd, met inbegrip van de nuttige toepassing of verwijdering in het derde land van bestemming. Daartoe moet voor de exporteurs van afvalstoffen een verplichting worden ingevoerd om ervoor te zorgen dat de inrichting die de afvalstoffen in het derde land van bestemming ontvangt, aan een controle door een onafhankelijke derde wordt onderworpen vóórdat de afvalstoffen naar de betrokken inrichting worden uitgevoerd. Het doel van deze controle is na te gaan of de betrokken inrichting voldoet aan de in deze verordening vastgestelde specifieke criteria om ervoor te zorgen dat de afvalstoffen op milieuhygiënisch verantwoorde wijze worden beheerd. Indien uit een dergelijke controle blijkt dat de betrokken inrichting niet voldoet aan de criteria van deze verordening, zou de exporteur geen afvalstoffen naar deze inrichting mogen uitvoeren. Deze verplichting moet gelden voor inrichtingen in alle derde landen, met inbegrip van OESO-landen. In het OESO-besluit is bepaald dat afvalstoffen die naar een ander OESO-land worden uitgevoerd “bestemd [moeten] zijn voor handelingen voor nuttige toepassing binnen een inrichting voor nuttige toepassing die de afvalstoffen op milieuhygiënisch verantwoorde wijze zal verwerken overeenkomstig de nationale wetgeving, voorschriften en praktijken die op de inrichting van toepassing zijn”. Het OESO-besluit bevat geen enkel element of criterium dat aangeeft hoe dit voorschrift moet worden uitgevoerd met betrekking tot het “milieuhygiënisch verantwoord beheer” van afvalstoffen. Bij gebrek aan gemeenschappelijke criteria ter bepaling van de voorwaarden waaronder afvalstoffen in de desbetreffende inrichtingen nuttig moeten worden gebruikt, moet aandacht worden besteed aan het risico dat afvalstoffen die uit de EU worden uitgevoerd naar OESO-landen in specifieke inrichtingen verkeerd worden beheerd, en daarom moeten in deze landen gevestigde inrichtingen worden onderworpen aan de controlevoorschriften van deze verordening.

(40)Gezien het recht van elke partij bij het Verdrag van Bazel om krachtens artikel 4, lid 1, van dat verdrag de invoer te verbieden van gevaarlijke afvalstoffen of afvalstoffen die zijn opgenomen in bijlage II bij dat Verdrag, dient de invoer in de EU van voor verwijdering bestemde afvalstoffen te worden toegestaan wanneer het land van uitvoer partij is bij dat verdrag. De invoer van voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen in de EU dient te worden toegestaan wanneer het OESO-besluit van toepassing is op het land van uitvoer of wanneer dit land partij is bij het Verdrag van Bazel. In andere gevallen dient de invoer evenwel alleen te worden toegestaan indien het land van uitvoer gebonden is door een bilaterale of multilaterale overeenkomst of regeling die verenigbaar is met de wetgeving van de Unie en in overeenstemming is met artikel 11 van het Verdrag van Bazel, behalve indien dit in crisissituaties, tijdens operaties voor het tot stand brengen of handhaven van vrede of tijdens oorlogssituaties niet mogelijk is.

(41)Deze verordening moet de in Besluit 2013/755/EU van de Raad vastgestelde voorschriften betreffende de uitvoer en de invoer van afvalstoffen naar en uit de landen en gebieden overzee weerspiegelen 50 .

(42)In de specifieke gevallen van overbrengingen binnen de EU met doorvoer via derde landen moeten specifieke bepalingen met betrekking tot de toestemmingsprocedure door derde landen van toepassing zijn. Het is ook noodzakelijk specifieke bepalingen vast te stellen met betrekking tot de procedures die van toepassing zijn op de doorvoer van afvalstoffen door de EU vanuit en naar derde landen.

(43)Om milieuhygiënische redenen en gezien de bijzondere status van het Zuidpoolgebied verbiedt deze verordening uitdrukkelijk de uitvoer van afvalstoffen naar dit grondgebied.

(44)Om de uitvoering en handhaving van deze verordening te harmoniseren, moeten de lidstaten worden verplicht inspecties uit te voeren van de overbrenging van afvalstoffen. Een adequate planning van de inspecties van overbrengingen van afvalstoffen is ook noodzakelijk om de nodige capaciteit voor inspecties vast te kunnen stellen en illegale overbrengingen doeltreffend te voorkomen. Op grond van Verordening (EG) nr. 1013/2006 moesten de lidstaten ervoor zorgen dat uiterlijk op 1 januari 2017 de inspectieplanning voor de overbrenging van afvalstoffen was opgesteld. Om een consistentere toepassing van de bepalingen met betrekking tot de inspectieplanning te vergemakkelijken en een geharmoniseerde aanpak van inspecties in de hele EU te waarborgen, moeten de lidstaten hun inspectieplanning ter kennis brengen van de Commissie, die deze planning moet evalueren en, in voorkomend geval, aanbevelingen voor verbeteringen moet doen.

(45)In de lidstaten bestaat uiteenlopende regelgeving met betrekking tot de bevoegdheid van en de mogelijkheid voor de autoriteiten die betrokken zijn bij inspecties in de lidstaten om een bewijs te verlangen dat de wettigheid van overbrengingen vaststelt. Dit bewijs kan onder meer betrekking hebben op de vraag of de stof of het voorwerp een afvalstof is, of de afvalstoffen correct zijn ingedeeld en of de afvalstoffen zullen worden overgebracht naar inrichtingen die afvalstoffen op milieuhygiënisch verantwoorde wijze beheren overeenkomstig deze verordening. Deze verordening moet de autoriteiten die betrokken zijn bij inspecties in de lidstaten derhalve de mogelijkheid bieden een dergelijk bewijs op te vragen. Een dergelijk bewijs kan op basis van algemene bepalingen of per geval worden opgevraagd. Wanneer dit bewijs niet wordt geleverd of ontoereikend wordt geacht, moet het vervoer van de betrokken stof of het betrokken voorwerp of de overbrenging van de betrokken afvalstoffen als een illegale overbrenging worden beschouwd en overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van deze verordening worden behandeld.

(46)De lidstaten moeten voorschriften vaststellen inzake de administratieve sancties die van toepassing zijn op inbreuken op deze verordening en ervoor zorgen dat die voorschriften worden gehandhaafd. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. Uit de evaluatie van Verordening (EG) nr. 1013/2006 is gebleken dat een van de tekortkomingen is dat de nationale voorschriften inzake sancties binnen de EU aanzienlijk verschillen. Om een consistentere toepassing van sancties te vergemakkelijken, moeten daarom gemeenschappelijke niet-uitputtende criteria worden vastgesteld voor het bepalen van de soorten en de hoogte van de sancties die worden opgelegd in geval van inbreuken op deze verordening. Deze criteria moeten onder meer de aard en de ernst van de inbreuk, de economische voordelen en de door de inbreuk veroorzaakte milieuschade omvatten, voor zover deze kunnen worden bepaald. Bovendien moeten de lidstaten, naast de krachtens deze verordening opgelegde administratieve sancties, ervoor zorgen dat illegale overbrenging van afvalstoffen in ernstige gevallen een strafbaar feit vormt, overeenkomstig de bepalingen van Richtlijn 2008/99/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 51 .

(47)Uit de ervaring met de toepassing van Verordening (EG) nr. 1013/2006 is gebleken dat de betrokkenheid van meerdere partijen op nationaal niveau problemen oplevert voor de coördinatie en samenwerking op het gebied van handhaving. Daarom moeten de lidstaten ervoor zorgen dat alle relevante autoriteiten die betrokken zijn bij de handhaving van deze verordening over doeltreffende mechanismen beschikken om op nationaal niveau samen te werken aan de ontwikkeling en uitvoering van handhavingsbeleid en controleactiviteiten om illegale overbrengingen van afvalstoffen aan te pakken en deze te coördineren, onder meer wat betreft het opstellen en uitvoeren van de inspectieplanning.

(48)De lidstaten werken onderling in bilateraal en multilateraal verband samen om de preventie en opsporing van illegale overbrengingen van afvalstoffen te vergemakkelijken. Om de coördinatie en samenwerking binnen de EU als geheel verder te verbeteren, moet een specifieke toezichtsgroep worden opgericht waaraan wordt deelgenomen door aangewezen vertegenwoordigers van de lidstaten en de Commissie en vertegenwoordigers van andere relevante instellingen, organen, bureaus, agentschappen of netwerken. Deze toezichtsgroep moet regelmatig bijeenkomen. De groep moet onder meer fungeren als forum voor het uitwisselen van informatie en inlichtingen over trends in illegale overbrengingen en voor het uitwisselen van standpunten over controleactiviteiten, met inbegrip van beste praktijken.

(49)Om de controleactiviteiten van de lidstaten te ondersteunen en aan te vullen, moet de Commissie de bevoegdheid krijgen om onderzoeks- en coördinatiemaatregelen uit te voeren met betrekking tot illegale overbrengingen die ernstige nadelige gevolgen kunnen hebben voor de menselijke gezondheid of het milieu. Bij de uitvoering van deze activiteiten dient de Commissie te handelen met volledige inachtneming van de procedurele waarborgen. De Commissie kan, in het kader van haar interne organisatie, overwegen bepaalde handhavingsmaatregelen waarin deze verordening voorziet, toe te vertrouwen aan het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF), dat in dit verband over de relevante deskundigheid beschikt.

(50)De lidstaten moeten de Commissie informatie verstrekken over de uitvoering van deze verordening, door middel van de verslagen die bij het secretariaat van het Verdrag van Bazel worden ingediend en op basis van een aparte vragenlijst. De Commissie moet elke vier jaar een verslag over de uitvoering van deze verordening opstellen op basis van de door de lidstaten verstrekte informatie en van andere informatie, die met name wordt verzameld door middel van ad-hocverslagen van de Commissie en het Europees Milieuagentschap over de overbrengingen van kunststofafval en andere specifieke afvalstromen die tot bezorgdheid leiden.

(51)Efficiënte internationale samenwerking op het gebied van de controle van overbrengingen van afvalstoffen is van groot belang om ervoor te zorgen dat overbrengingen van afvalstoffen op een passend niveau wordt gecontroleerd en bewaakt. De uitwisseling van informatie, gedeelde verantwoordelijkheid en samenwerking tussen de EU en haar lidstaten en derde landen moeten worden bevorderd met het oog op een verantwoord beheer van afvalstoffen.

(52)Om de uitwisseling van informatie en de samenwerking met het oog op de uitvoering van deze verordening te vergemakkelijken, moeten de lidstaten bevoegde autoriteiten en correspondenten aanwijzen en deze ter kennis brengen van de Commissie, die deze informatie openbaar moet maken.

(53)Met het oog op de controle van overbrengingen van afvalstoffen moeten de lidstaten het recht hebben specifieke douanekantoren van binnenkomst en uitgang aan te wijzen voor overbrengingen van afvalstoffen die de Unie binnenkomen en verlaten, en deze ter kennis brengen van de Commissie, die deze informatie openbaar moet maken.

(54)Teneinde deze verordening aan te vullen of te wijzigen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie handelingen vast te stellen ten aanzien van artikel 37, lid 13, artikel 40, lid 8 en artikel 72 van deze verordening. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer van deskundigen, en dat die raadplegingen plaatsvinden in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven 52 . Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.

(55)Om uniforme voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend om maatregelen vast te stellen voor een geharmoniseerde methode voor de berekening van borgsommen of gelijkwaardige verzekeringen, om de indeling van afvalstoffen in het kader van deze verordening te verduidelijken (met inbegrip van de vaststelling van de drempelwaarden voor verontreiniging van bepaalde afvalstoffen) en om voor bepaalde soorten goederen bij grensoverschrijdend vervoer het onderscheid tussen gebruikte goederen en afvalstoffen te verduidelijken. Deze bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad 53 .

(56)Verordening (EU) 2020/1056 stelt een rechtskader vast voor de elektronische uitwisseling van wettelijk verplichte informatie tussen de betrokken marktdeelnemers en de bevoegde autoriteiten met betrekking tot het vervoer van goederen op Europees grondgebied en bestrijkt delen van deze verordening in de bepalingen ervan. Om de samenhang tussen de instrumenten te waarborgen, moet Verordening (EU) 2020/1056 worden gewijzigd.

(57)De marktdeelnemers moeten voldoende tijd krijgen om aan hun nieuwe verplichtingen uit hoofde van deze verordening te voldoen, en de lidstaten en de Commissie moeten de nodige administratieve infrastructuur voor de toepassing ervan tot stand kunnen brengen. De toepassing van verschillende bepalingen van deze verordening moet daarom ook worden uitgesteld tot een datum waarop die voorbereidingen redelijkerwijs kunnen zijn afgerond. De meeste bepalingen van deze verordening zullen twee maanden na de inwerkingtreding ervan van toepassing worden, terwijl de bepalingen in verband met de in artikel 26 vastgestelde verplichtingen om elektronisch documenten te verstrekken en uit te wisselen twee jaar na die datum van toepassing zullen worden, en enkele bepalingen betreffende de uitvoer van afvalstoffen drie jaar na die datum van toepassing zullen worden. Om lacunes in de regelgeving te voorkomen, moet ervoor worden gezorgd dat sommige bepalingen van Verordening (EG) nr. 1013/2006 van kracht blijven tot de datum waarop de bepalingen van deze verordening met vertraging van toepassing worden.

(58)Aangezien de doelstellingen van deze verordening niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar vanwege de noodzaak van harmonisatie beter op EU-niveau kunnen worden verwezenlijkt, kan de EU, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:



Titel I 
Algemene bepalingen

Artikel 1 
Voorwerp

Bij deze verordening worden maatregelen vastgesteld om het milieu en de menselijke gezondheid te beschermen door de nadelige gevolgen van de overbrenging van afvalstoffen te voorkomen of te beperken. In deze verordening worden de procedures en controleregelingen voor de overbrenging van afvalstoffen vastgelegd, naar gelang van de herkomst, de bestemming en de route van de overbrenging, het soort overgebrachte afvalstoffen en het soort verwerking dat de afvalstoffen op de plaats van bestemming ondergaan.

Artikel 2 
Toepassingsgebied

1.Deze verordening is van toepassing op:

a)de overbrenging van afvalstoffen tussen lidstaten, met of zonder doorvoer via derde landen;

b)de overbrenging van afvalstoffen die uit derde landen in de EU worden ingevoerd;

c)de overbrenging van afvalstoffen die uit de EU naar derde landen worden uitgevoerd;

d)de overbrenging van afvalstoffen in doorvoer door de EU op weg naar of vanuit derde landen.

2.Deze verordening is niet van toepassing op:

a)het lossen aan wal van door de gewone exploitatie van schepen en offshore-platforms voortgebrachte afvalstoffen, waaronder begrepen afvalwater en residuen, voor zover dergelijke afvalstoffen onder het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen of andere bindende internationale instrumenten vallen;

b)afvalstoffen die aan boord van voertuigen, treinen, vliegtuigen en schepen zijn voortgebracht, tot aan de eerste stop, het eerste station, de eerste luchthaven of de eerste haven in de EU waar het voertuig, de trein, het vliegtuig of het schip lang genoeg verblijft om de afvalstoffen te kunnen lossen voor nuttige toepassing of verwijdering;

c)overbrenging van radioactief afval zoals omschreven in artikel 5 van Richtlijn 2006/117/Euratom van de Raad 54 ;

d)de overbrenging van dierlijke bijproducten en afgeleide producten zoals gedefinieerd in artikel 3, lid 1 respectievelijk 2, van Verordening (EG) nr. 1069/2009, met uitzondering van dierlijke bijproducten of afgeleide producten die zijn vermengd of verontreinigd met afvalstoffen die in de bijlage bij Beschikking 2000/532/EG van de Commissie 55 als gevaarlijk zijn vermeld;

e)de overbrenging van afvalstoffen als bedoeld in artikel 2, lid 1, punt e), en artikel 2, lid 2, punten a), d) en e), van Richtlijn 2008/98/EG, voor zover dergelijke overbrengingen reeds onder andere EU-wetgeving vallen;

f)de overbrenging van afvalstoffen van het Zuidpoolgebied naar de EU in overeenstemming met de voorschriften van het Protocol betreffende milieubescherming bij het Verdrag inzake Antarctica 56 ;

g)de overbrenging van CO2 met het oog op geologische opslag in overeenstemming met Richtlijn 2009/31/EG van het Europees Parlement en de Raad 57 ;

h)schepen die de vlag voeren van een lidstaat en die onder het toepassingsgebied van Verordening (EU) nr. 1257/2013 vallen, met uitzondering van schepen die worden afgedankt in een gebied onder de rechtsmacht van een lidstaat, waarop artikel 36, titel VII en titel VIII van toepassing zijn.

3.Op de invoer van afvalstoffen die zijn ontstaan bij strijdkrachten of hulporganisaties in crisissituaties, vredestichtings- en vredeshandhavingsoperaties, wanneer die afvalstoffen door of namens die strijdkrachten of hulporganisaties rechtstreeks of onrechtstreeks naar het land van bestemming worden overgebracht, is uitsluitend artikel 48, lid 6, van toepassing.

4.De overbrenging van afvalstoffen van het Zuidpoolgebied naar derde landen die door de EU worden doorgevoerd, is onderworpen aan de artikelen 36 en 56.

5.Op overbrengingen van afvalstoffen uitsluitend binnen een lidstaat is uitsluitend artikel 33 van toepassing.

Artikel 3 
Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1)“mengsel van afvalstoffen”: afvalstoffen die het resultaat zijn van opzettelijke of onopzettelijke vermenging van twee of meer verschillende afvalstoffen, die zijn opgenomen in verschillende posten in de bijlagen III, III B en IV of, indien van toepassing, in verschillende streepjes of substreepjes van die posten. Eén enkele overbrenging van afvalstoffen die twee of meer soorten afvalstoffen omvat die onderling gescheiden zijn, wordt niet beschouwd als een mengsel van afvalstoffen;

2)“voorlopige verwijdering”: alle verwijderingshandelingen in de punten D 13 tot en met D 15 als bedoeld in bijlage I bij Richtlijn 2008/98/EG;

3)“voorlopige nuttige toepassing”: elke nuttige toepassing in de punten R 12 en R 13 als bedoeld in bijlage II bij Richtlijn 2008/98/EG;

4)“milieuhygiënisch verantwoord beheer”: het nemen van alle mogelijke maatregelen om ervoor te zorgen dat afvalstoffen zodanig worden beheerd dat de gezondheid van de mens en het milieu worden beschermd tegen de mogelijke nadelige gevolgen van deze afvalstoffen;

5)“ontvanger”: de persoon of onderneming onder de rechtsmacht van het land van bestemming naar wie of waarnaar de afvalstoffen voor nuttige toepassing of verwijdering worden overgebracht;

6)“kennisgever”:

a)in het geval van een overbrenging vanuit een lidstaat, elke onder de rechtsmacht van die lidstaat vallende natuurlijke of rechtspersoon die voornemens is afvalstoffen over te brengen of deze overbrengt en die gehouden is aan de kennisgevingsplicht, te weten:

i) de oorspronkelijke afvalstoffenproducent;

ii) de nieuwe afvalstoffenproducent die vóór de overbrenging handelingen verricht;

iii) een inzamelaar die de overbrenging, die zal aanvangen vanaf één locatie waarvan kennisgeving is gedaan, uit diverse kleine hoeveelheden van eenzelfde soort afvalstoffen uit verschillende bronnen heeft samengesteld;

iv) een handelaar of een makelaar die optreedt namens een van de onder i), ii) of iii) vermelde categorieën;

v) indien alle bovengenoemde personen onbekend of insolvabel zijn, de afvalstoffenhouder;

b)in geval van invoer in of doorvoer via de EU van afvalstoffen die niet uit een lidstaat afkomstig zijn, de onder de rechtsmacht van het land van verzending vallende natuurlijke of rechtspersoon die voornemens is afvalstoffen over te laten brengen of deze overbrengt of heeft laten overbrengen, te weten:

i) de door de wetgeving van het land van verzending aangewezen persoon;

ii) bij gebreke van een door de wetgeving van het land van verzending aangewezen persoon, de afvalstoffenhouder op het tijdstip waarop de uitvoer plaatsvond;

7)“inzamelaar”: elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die afvalstoffen inzamelt als omschreven in artikel 3, punt 10), van Richtlijn 2008/98/EG;

8) “bevoegde autoriteit”:

a)in het geval van een lidstaat, de door de betrokken lidstaat overeenkomstig artikel 71 aangewezen instantie;

b)in het geval van een derde land dat partij is bij het Verdrag van Bazel van 22 maart 1989 inzake de beheersing van de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen en de verwijdering ervan (“het Verdrag van Bazel”): de instantie die door dat land is aangewezen als bevoegde autoriteit voor de toepassing van het Verdrag van Bazel overeenkomstig artikel 5 van dat verdrag;

c)in het geval van een niet onder a) of b) bedoeld land: de instantie die door het betrokken land of de betrokken regio als bevoegde autoriteit is aangewezen of, bij gebreke van een dergelijke aanwijzing, de regulerende autoriteit voor het land of de regio, naar gelang van het geval, die rechtsmacht heeft over overbrengingen van voor nuttige toepassing of verwijdering bestemde afvalstoffen, of doorvoer, al naar gelang van het geval;

9)“bevoegde autoriteit van verzending”: de bevoegde autoriteit voor het gebied waar de overbrenging aanvangt of gepland is aan te vangen;

10)“bevoegde autoriteit van bestemming”: de bevoegde autoriteit voor het gebied waar de overbrenging naartoe gaat of gepland is naartoe te gaan, of waar de afvalstoffen worden verladen vóór de nuttige toepassing of verwijdering in een gebied dat niet onder de rechtsmacht van enig land valt;

11)“bevoegde autoriteit van doorvoer”: de bevoegde autoriteit van elk ander land dan het land van de bevoegde autoriteit van verzending en de bevoegde autoriteit van bestemming, via welk land de overbrenging gepland is plaats te vinden of plaatsvindt;

12)“land van verzending”: het land waar de overbrenging van afvalstoffen aanvangt of gepland is aan te vangen;

13)“land van bestemming”: het land waar de overbrenging van afvalstoffen naartoe gaat of gepland is naartoe te gaan met het oog op verwijdering, nuttige toepassing of verlading vóór nuttige toepassing of verwijdering in een gebied dat niet onder de rechtsmacht van enig land valt;

14)“land van doorvoer”: het land waar een overbrenging van afvalstoffen doorheen gaat of gepland is doorheen te gaan, en dat niet het land van verzending of het land van bestemming is;

15)“gebied onder de rechtsmacht van een land”: elk land- of watergebied waarin een staat overeenkomstig het internationaal recht de bestuurlijke en regulerende verantwoordelijkheid uitoefent met betrekking tot de bescherming van de menselijke gezondheid of het milieu;

16)“landen en gebieden overzee”: de in bijlage II bij het Verdrag genoemde landen en gebieden overzee;

17)“douanekantoor van uitvoer”: het douanekantoor van uitvoer zoals gedefinieerd in artikel 1, punt 16), van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 van de Commissie 58 ;

18)“douanekantoor van uitgang”: het douanekantoor van uitgang zoals bepaald in overeenstemming met artikel 329 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 van de Commissie 59 ;

19)“douanekantoor van binnenkomst”: het douanekantoor van eerste binnenkomst zoals gedefinieerd in artikel 1, punt 15), van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446;

20)“invoer”: elke binnenkomst van afvalstoffen in de EU, met uitzondering van doorvoer door de EU;

21)“uitvoer”: elke uitgang van afvalstoffen uit de EU, met uitzondering van doorvoer door de EU;

22)“doorvoer”: een overbrenging of geplande overbrenging van afvalstoffen door één of meerdere andere landen dan het land van verzending of van bestemming;

23)“vervoer”: het verplaatsen van afvalstoffen over de weg, via het spoor, door de lucht, over zee of via binnenwateren;

24)“overbrenging”: het vervoer van voor nuttige toepassing of verwijdering bestemde afvalstoffen vanaf de plaats van lading tot het tijdstip van nuttige toepassing of verwijdering in het land van bestemming, dat gepland is plaats te vinden of plaatsvindt:

a)tussen een land en een ander land;

b)tussen een land en landen of gebieden overzee of andere gebieden die onder de bescherming van het eerstbedoelde land staan;

c)tussen een land en een geografisch gebied dat volgens het internationaal recht geen deel uitmaakt van een land;

d)tussen een land en het Zuidpoolgebied;

e)vanuit één land via een van de onder a) tot en met d) bedoelde gebieden;

f)binnen een land via een van de onder a) tot en met d) bedoelde gebieden en dat zijn oorsprong heeft en eindigt in hetzelfde land; of

g)van een geografisch gebied dat niet onder de rechtsmacht van enig land valt, naar een land;

25)“illegale overbrenging”: een overbrenging van afvalstoffen:

a)zonder kennisgeving aan de betrokken bevoegde autoriteiten, overeenkomstig deze verordening;

b)zonder toestemming van de betrokken bevoegde autoriteiten, overeenkomstig deze verordening;

c)met een door vervalsing, verkeerde voorstelling van zaken of fraude verkregen toestemming van de betrokken bevoegde autoriteiten, overeenkomstig deze verordening;

d)op een wijze die niet in overeenstemming is met de informatie in de kennisgevings- of verplaatsingsdocumenten;

e)op een wijze die resulteert in een nuttige toepassing of verwijdering in strijd met EU- of internationale voorschriften;

f)in strijd met artikel 11, 34, 36, 37, 42, 44, 45, 46 of 47;

g)op een wijze die, met betrekking tot de overbrenging van afvalstoffen zoals bedoeld in artikel 4, leden 3 en 5, tot gevolg heeft dat:

i) de afvalstoffen niet zijn opgenomen in bijlage III, bijlage III A of III B;

ii) niet wordt voldaan aan artikel 4, lid 5;

iii) niet wordt voldaan van artikel 18;

26)“inspectie”: een door een autoriteit ondernomen actie om na te gaan of een inrichting, onderneming, makelaar, handelaar, overbrenging van afvalstoffen of de daarmee verband houdende nuttige toepassing of verwijdering voldoet aan de voorschriften van deze verordening;

27)“afvalhiërarchie”: afvalhiërarchie zoals bedoeld in artikel 4 van Richtlijn 2008/98/EG.

Daarnaast zijn de definities van “afvalstof”, “gevaarlijke afvalstof”, “verwerking”, “verwijdering”, “nuttige toepassing”, “voorbereiding voor hergebruik”, “hergebruik”, “recycling”, “afvalstoffenproducent”, “afvalstoffenhouder”, “handelaar” en “makelaar” in artikel 3, punten 1), 2), 14), 19), 15), 16), 13), 17), 5), 6), 7), en 8), van Richtlijn 2008/98/EG van toepassing.



Titel II 
Overbrenging binnen de Unie, met of zonder doorvoer via derde landen

Artikel 4 
Algemeen procedureel kader

1.Overbrenging van alle voor verwijdering bestemde afvalstoffen is verboden, tenzij uitdrukkelijk toegestaan overeenkomstig artikel 11. Om overeenkomstig artikel 11 een vergunning te verkrijgen voor overbrenging van voor verwijdering bestemde afvalstoffen, is de procedure van voorafgaande schriftelijke kennisgeving en toestemming van hoofdstuk 1 van toepassing.

2.De overbrenging van de volgende afvalstoffen bestemd voor handelingen tot nuttige toepassing, is eveneens onderworpen aan de procedure van voorafgaande schriftelijke kennisgeving en toestemming van hoofdstuk 1:

a)afvalstoffen opgenomen in bijlage IV;

b)afvalstoffen die niet onder één enkele code van bijlage III, III B of IV vallen;

c)mengsels van afvalstoffen, tenzij vermeld in bijlage III A.

3.De overbrenging van de volgende voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen valt onder de algemene informatieverplichtingen als vastgesteld in artikel 18, wanneer het om meer dan 20 kg gaat:

a)afvalstoffen opgenomen in bijlage III of III B;

b)mengsels van afvalstoffen, mits de samenstelling van die mengsels geen gevaar vormt voor de milieuhygiënisch verantwoorde nuttige toepassing ervan en mits deze mengsels vermeld zijn in bijlage III A.

4.De overbrenging van afvalstoffen die uitdrukkelijk bestemd zijn voor laboratoriumanalyse of experimentele proeven om de fysische of chemische eigenschappen ervan te beoordelen of om te bepalen of zij geschikt zijn voor handelingen tot nuttige toepassing of verwijdering, valt onder de algemene informatievoorschriften van artikel 18, indien aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan:

a)de hoeveelheid afvalstoffen is niet groter dan de hoeveelheid die redelijkerwijs nodig is om de analyse of proef in elk afzonderlijk geval uit te voeren;

b)de hoeveelheid afvalstoffen bedraagt niet meer dan 150 kg of een hogere hoeveelheid die per geval door de betrokken bevoegde autoriteiten en de kennisgever is overeengekomen.

5.Lid 2 is van toepassing op de overbrenging van gemengd stedelijk afval dat is ingezameld van particuliere huishoudens, van andere afvalstoffenproducenten of van beide, alsook op gemengd stedelijk afval dat een afvalverwerkingshandeling heeft ondergaan die de eigenschappen ervan niet wezenlijk heeft veranderd, wanneer dit afval bestemd is voor handelingen tot nuttige toepassing. De overbrenging van dergelijke voor verwijdering bestemde afvalstoffen is verboden.

Hoofdstuk 1 
Voorafgaande schriftelijke kennisgeving en toestemming

Artikel 5 
Kennisgeving

1.Alleen kennisgevers die een vergunning hebben ontvangen of zijn geregistreerd overeenkomstig hoofdstuk IV van Richtlijn 2008/98/EG, mogen een voorafgaande schriftelijke kennisgeving (“kennisgeving”) indienen.

Wanneer deze kennisgevers voornemens zijn afvalstoffen als bedoeld in artikel 4, lid 1 of 2, over te brengen, dienen zij een kennisgeving in bij alle betrokken bevoegde instanties.

Wanneer deze kennisgevers een algemene kennisgeving voor verscheidene overbrengingen als bedoeld in artikel 13 indienen, voldoen zij ook aan de voorschriften van dat artikel.

Wanneer een overbrenging bestemd is voor een vooraf goedgekeurde inrichting overeenkomstig artikel 14, zijn de procedurele vereisten van de leden 6, 8 en 9 van dat artikel van toepassing.

2.De kennisgeving bevat de volgende documenten:

a)het kennisgevingsdocument van bijlage I A (“het kennisgevingsdocument”);

b)het vervoersdocument van bijlage I B (“het vervoersdocument”).

De kennisgever verstrekt de informatie in het kennisgevingsdocument en, indien beschikbaar, de informatie in het vervoersdocument.

Indien de kennisgever niet de eerste afvalstoffenproducent is als bedoeld in artikel 3, lid 6, punt a), i), zorgt de kennisgever ervoor dat de eerste afvalstoffenproducent of een van de in artikel 3, lid 6, punt a), ii) of iii), aangewezen personen het kennisgevingsdocument mede ondertekent.

3.Het kennisgevingsdocument of de bijlage daarbij bevat de in bijlage II, deel 1, vermelde informatie en documentatie. Het vervoersdocument of een bijlage daarbij bevat de in bijlage II, deel 2, bedoelde informatie en documentatie, indien beschikbaar.

4.Een kennisgeving wordt als correct verricht beschouwd indien de bevoegde autoriteit van verzending zich ervan heeft vergewist dat het kennisgevingsdocument en het vervoersdocument overeenkomstig lid 3 zijn ingevuld.

5.De kennisgever verstrekt aanvullende informatie en documentatie op verzoek van een van de betrokken bevoegde autoriteiten. Bijlage II, deel 3, bevat een lijst van de aanvullende informatie en documentatie die mag worden verlangd.

Een kennisgeving wordt als volledig beschouwd indien de bevoegde autoriteit van bestemming zich ervan heeft vergewist dat het kennisgevingsdocument en het vervoersdocument die correct zijn verricht overeenkomstig lid 3, zijn aangevuld met de in bijlage II, deel 3, vermelde eventuele aanvullende informatie en documentatie.

6.Het bewijs van het overeenkomstig artikel 6 gesloten contract of een verklaring waarin het bestaan ervan overeenkomstig bijlage I A wordt bevestigd, wordt op het moment van kennisgeving aan de betrokken bevoegde autoriteiten verstrekt.

7.Een verklaring dat overeenkomstig artikel 7 een borgsom is gestort of een gelijkwaardige verzekering is gesloten, wordt door de kennisgever verstrekt door het desbetreffende deel van het kennisgevingsdocument in te vullen.

De in artikel 7 bedoelde borgsom of gelijkwaardige verzekering of, indien de betrokken bevoegde autoriteiten zulks toestaan, een verklaring waarin het bestaan ervan overeenkomstig bijlage I A wordt bevestigd, wordt als onderdeel van het kennisgevingsdocument op het moment van kennisgeving aan de betrokken bevoegde autoriteiten verstrekt.

In afwijking van de eerste alinea kan het in die alinea bedoelde bewijs, indien de betrokken bevoegde autoriteiten dit toestaan, worden verstrekt nadat de kennisgeving is ingediend, doch uiterlijk vóór de aanvang van de overbrenging.

8.De kennisgeving bestrijkt de overbrenging van de afvalstoffen vanaf de oorspronkelijke plaats van verzending en omvat de voorlopige en niet-voorlopige nuttige toepassing of verwijdering.

Indien er aansluitend verdere voorlopige of niet-voorlopige handelingen tot nuttige toepassing of verwijdering plaatsvinden in een ander land dan het eerste land van bestemming, worden de niet-voorlopige handeling en de bestemming in de kennisgeving vermeld en is artikel 15, lid 6, van toepassing.

Voor elke afvalstoffencode wordt slechts een kennisgeving ingediend. Indien afvalstoffen niet onder één code van bijlage III, III B of IV zijn ingedeeld, wordt ook slechts één afvalstoffencode in elke kennisgeving vermeld.

Indien mengsels van afvalstoffen die niet onder één code van bijlage III, III B of IV vallen, maar in bijlage III A worden vermeld, wordt de code van elke afvalfractie gespecificeerd, in volgorde van belangrijkheid.

Artikel 6 
Contract

1.Voor elke overbrenging van afvalstoffen waarvoor een kennisgeving is vereist, sluiten de kennisgever en de ontvanger een contract voor de nuttige toepassing of verwijdering van de afvalstoffen waarop de kennisgeving betrekking heeft.

2.Het contract moet tot stand gekomen zijn en bindend zijn op het moment van kennisgeving voor de duur van de overbrenging, totdat een verklaring is verstrekt overeenkomstig artikel 15, lid 5, artikel 16, lid 4, of, in voorkomend geval, artikel 15, lid 4.

3.Dit contract voorziet in de verplichting:

a)van de kennisgever om overeenkomstig artikel 22 en artikel 24, lid 2, de afvalstoffen terug te nemen, indien de overbrenging dan wel de nuttige toepassing of de verwijdering niet op de geplande wijze zijn voltooid of indien er sprake is van een illegale overbrenging;

b)van de ontvanger om overeenkomstig artikel 24, lid 4, de afvalstoffen te verwijderen of nuttig toe te passen, indien er sprake is van een illegale overbrenging;

c)van de inrichting waar de afvalstoffen nuttig worden toegepast of verwijderd om overeenkomstig artikel 16, lid 4, een verklaring te verstrekken waarin staat dat de afvalstoffen nuttig werden toegepast of verwijderd conform de kennisgeving, de daarin vermelde voorwaarden en de voorschriften van deze verordening.

4.Indien de overbrenging bestemd is voor voorlopige nuttige toepassing of voorlopige verwijdering, voorziet het contract in de volgende aanvullende verplichtingen van de ontvanger:

a)om overeenkomstig artikel 15, lid 4, en, in voorkomend geval, artikel 15, lid 5, de verklaring(en) te verstrekken van de inrichting of inrichtingen waar de niet-voorlopige handelingen tot nuttige toepassing of verwijdering worden uitgevoerd, waaruit blijkt dat alle overeenkomstig de kennisgeving ontvangen afvalstoffen, de daarin vermelde voorwaarden en de voorschriften van deze verordening, nuttig toegepast of verwijderd zijn, waar mogelijk met vermelding van de hoeveelheid en de soort afvalstoffen waarop elke verklaring betrekking heeft;

b)om indien van toepassing een kennisgeving voor te leggen aan de eerste bevoegde autoriteit van verzending, overeenkomstig artikel 15, lid 6, punt b).

5.Indien de afvalstoffen tussen twee inrichtingen onder controle van dezelfde rechtspersoon worden overgebracht, kan het in lid 1 bedoelde contract worden vervangen door een verklaring van die rechtspersoon. Deze verklaring heeft betrekking op de in lid 3 bedoelde verplichtingen.

Artikel 7 
Borgsom of gelijkwaardige verzekering

1.Voor elke overbrenging van afvalstoffen waarvoor een kennisgeving is vereist, wordt een borgsom of gelijkwaardige verzekering verlangd ter dekking van de volgende kosten:

a)de vervoerskosten;

b)de kosten van nuttige toepassing of verwijdering, inclusief nodig geachte voorlopige handelingen;

c)de opslagkosten voor 90 dagen.

2.De borgsom of gelijkwaardige verzekering dekt de kosten die ontstaan in het kader van de volgende gevallen:

a)een overbrenging dan wel een nuttige toepassing of verwijdering die niet op de geplande wijze kunnen worden voltooid, als bedoeld in artikel 22;

b)een illegale overbrenging dan wel een illegale nuttige toepassing of verwijdering, als bedoeld in artikel 24.

3.De borgsom of gelijkwaardige verzekering wordt door de kennisgever of door een andere natuurlijke of rechtspersoon namens deze gestort respectievelijk gesloten en is juridisch bindend op het moment van de kennisgeving of – mits de bevoegde autoriteit die de borgsom of gelijkwaardige verzekering goedkeurt daarmee instemt – uiterlijk op het moment waarop de overbrenging aanvangt. De borgsom of gelijkwaardige verzekering treedt ten laatste in werking bij aanvang van de aangemelde overbrenging waarop deze betrekking heeft.

4.De borgsom of gelijkwaardige verzekering alsmede het formulier hiervoor, de formulering ervan en de hoogte van de dekking worden door de bevoegde autoriteit van verzending goedgekeurd.

In geval van invoer in de Unie wordt ook de hoogte van de dekking door de bevoegde autoriteit van bestemming in de Unie geëvalueerd en kan deze, indien nodig, een bijkomende borgsom of gelijkwaardige verzekering opleggen.

5.De borgsom of gelijkwaardige verzekering geldt en dekt de aangemelde overbrenging tot en met de voltooiing van de nuttige toepassing of verwijdering van de aangemelde afvalstoffen.

De borgsom of gelijkwaardige verzekering wordt vrijgegeven zodra de betrokken bevoegde autoriteit de verklaring heeft ontvangen als bedoeld in artikel 16, lid 4, of, in voorkomend geval, de verklaring als bedoeld in artikel 15, lid 5, voor voorlopige handelingen tot nuttige toepassing of verwijdering.

6.Indien een overbrenging bestemd is voor voorlopige handelingen tot nuttige toepassing of verwijdering en er in het land van bestemming aansluitend een verdere handeling tot nuttige toepassing of verwijdering plaatsvindt, kan, in afwijking van lid 5, de borgsom of de gelijkwaardige verzekering worden vrijgegeven zodra de afvalstoffen de voorlopige inrichting verlaten en de betrokken bevoegde autoriteit de in artikel 16, lid 4, bedoelde verklaring heeft ontvangen. In dat geval wordt een aansluitende overbrenging naar een inrichting voor nuttige toepassing of verwijdering gedekt door een nieuwe borgsom of gelijkwaardige verzekering, tenzij de bevoegde autoriteit van bestemming deze borgsom of deze gelijkwaardige verzekering niet nodig acht. In die omstandigheden is de bevoegde autoriteit van bestemming verantwoordelijk voor de verplichtingen die ontstaan in het geval van terugname indien de overbrenging of de handeling tot verdere nuttige toepassing of verwijdering niet kan worden voltooid zoals gepland als bedoeld in artikel 22, of in het geval van een illegale overbrenging als bedoeld in artikel 24.

7.De bevoegde autoriteit binnen de Unie die de borgsom of gelijkwaardige verzekering heeft goedgekeurd kan beschikken over die borgsom of gelijkwaardige verzekering en kan de middelen aanwenden om andere betrokken autoriteiten te betalen, teneinde aan de verplichtingen uit hoofde van de artikelen 23 en 25 te voldoen.

8.In geval van een algemene kennisgeving in de zin van artikel 13, kunnen verscheidene borgsommen worden gestort of gelijkwaardige verzekeringen worden gesloten ter dekking van onderdelen van de algemene kennisgeving, in plaats van één borgsom of gelijkwaardige verzekering ter dekking van de gehele algemene kennisgeving. In zulke gevallen treedt de borgsom of gelijkwaardige verzekering ten laatste in werking bij aanvang van de aangemelde overbrenging waarop deze betrekking heeft.

9.De in lid 1 bedoelde borgsom(men) of gelijkwaardige verzekering(en) worden vrijgegeven zodra de betrokken bevoegde autoriteit voor de desbetreffende afvalstoffen de verklaring heeft ontvangen als bedoeld in artikel 16, lid 4, of, in voorkomend geval, artikel 15, lid 5, voor voorlopige handelingen tot nuttige toepassing of verwijdering. Mutatis mutandis is lid 6 van toepassing.

10.Uiterlijk op [PB: Gelieve de datum in te voegen: twee jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] beoordeelt de Commissie of het haalbaar is een geharmoniseerde berekeningsmethode vast te stellen voor het bepalen van het bedrag van de borgsommen of gelijkwaardige verzekeringen en stelt in voorkomend geval een uitvoeringshandeling vast om een dergelijke geharmoniseerde berekeningsmethode vast te stellen. Die uitvoeringshandeling wordt volgens de in artikel 77, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Bij de uitvoering van de in de eerste alinea bedoelde beoordeling houdt de Commissie onder meer rekening met de relevante voorschriften van de lidstaten voor de berekening van de in dit artikel bedoelde borgsom of gelijkwaardige verzekering.

Artikel 8 
Verzoeken om informatie en documentatie van de betrokken bevoegde autoriteiten

1.Indien de kennisgeving niet correct is verricht zoals bedoeld in artikel 5, lid 4, verlangt de bevoegde autoriteit van verzending de in artikel 5, lid 3, bedoelde informatie of documentatie van de kennisgever.

Het in de eerste alinea bedoelde verzoek om informatie en documentatie wordt binnen drie werkdagen na indiening van de kennisgeving aan de kennisgever toegezonden.

2.De kennisgever verstrekt de in lid 1 bedoelde informatie en documentatie binnen zeven dagen na het verzoek van de bevoegde autoriteit van verzending.

3.Indien de bevoegde autoriteit van verzending van oordeel is dat de kennisgeving nog steeds niet correct is verricht zoals bedoeld in artikel 5, lid 3, nadat de gevraagde informatie en documentatie aan de kennisgeving zijn toegevoegd of indien de kennisgever geen informatie heeft verstrekt overeenkomstig lid 2, besluit zij dat de kennisgeving niet geldig is en niet verder wordt verwerkt.

De bevoegde autoriteit van verzending stelt de kennisgever en de andere betrokken bevoegde autoriteiten in kennis van het in de eerste alinea bedoelde besluit, binnen zeven dagen nadat de gevraagde informatie en documentatie aan de kennisgeving zijn toegevoegd of indien de kennisgever geen informatie heeft verstrekt overeenkomstig lid 2.

4.Indien de kennisgeving correct is verricht zoals bedoeld in artikel 5, lid 3, stelt de bevoegde autoriteit van verzending de kennisgever en de andere betrokken bevoegde autoriteiten daarvan onmiddellijk in kennis.

Indien een van de betrokken bevoegde autoriteiten van oordeel is dat aanvullende informatie en documentatie nodig is om de in artikel 5, lid 4, bedoelde kennisgeving te vervolledigen, verzoekt zij de kennisgever binnen drie werkdagen na ontvangst van de in de eerste alinea bedoelde informatie om zulke informatie en documentatie en stelt zij de andere bevoegde autoriteiten van dat verzoek in kennis.

5.De kennisgever verstrekt de in lid 4 bedoelde informatie en documentatie binnen zeven dagen na het verzoek van de betrokken bevoegde autoriteit.

Indien een van de bevoegde autoriteiten van oordeel is dat de kennisgeving nog steeds niet volledig is of de kennisgever de gevraagde informatie niet binnen de in de eerste alinea vastgestelde termijn verstrekt, besluit de betrokken bevoegde autoriteit binnen drie werkdagen na het verstrijken van de in de eerste alinea vastgestelde termijn dat de kennisgeving niet geldig is en niet verder wordt verwerkt.

Indien binnen de gestelde termijn geen besluit als bedoeld in de tweede alinea is genomen, wordt de kennisgeving als volledig beschouwd wordt.

De betrokken bevoegde autoriteit stelt de kennisgever en de andere betrokken bevoegde autoriteiten onmiddellijk in kennis van het in de tweede alinea bedoelde besluit.

6.Indien de bevoegde autoriteit van verzending binnen 30 dagen na indiening van de kennisgeving niet heeft gehandeld overeenkomstig lid 3 of lid 4, eerste alinea, verstrekt zij de kennisgever op verzoek een gemotiveerde verklaring daarvoor.

Indien een bevoegde autoriteit binnen 30 dagen na de indiening van de kennisgeving niet heeft gehandeld overeenkomstig lid 4, tweede alinea, of lid 5, en geen toestemming heeft gegeven voor een overbrenging overeenkomstig artikel 11, lid 2, of bezwaar heeft gemaakt tegen een overbrenging overeenkomstig artikel 12 om redenen die verband houden met het niet volledig zijn van de kennisgeving als bedoeld in artikel 5, lid 4, verstrekt zij de kennisgever op verzoek een gemotiveerde verklaring daarvoor.

Artikel 9 
Toestemming van de bevoegde autoriteit en termijnen voor vervoer, nuttige toepassing of verwijdering

1.De bevoegde autoriteiten van bestemming, van verzending en van doorvoer nemen binnen 30 dagen na de indiening van de kennisgeving een van de volgende naar behoren gemotiveerde besluiten met betrekking tot de aangemelde overbrenging:

a)toestemming zonder voorwaarden;

b)aan voorwaarden verbonden toestemming, overeenkomstig artikel 10;

c)bezwaren overeenkomstig artikel 12.

Indien de bevoegde autoriteiten van verzending en van doorvoer binnen de in de eerste alinea bedoelde termijn van 30 dagen geen bezwaar hebben gemaakt, mogen zij worden geacht stilzwijgende toestemming te hebben verleend. Die stilzwijgende toestemming is geldig voor de periode die is vermeld in de schriftelijke toestemming van de bevoegde autoriteit van bestemming.

2.De bevoegde autoriteiten van bestemming en, voor zover van toepassing, van verzending en van doorvoer zenden de kennisgever binnen de in lid 1 bedoelde termijn van 30 dagen hun besluit en de redenen daarvoor toe. Dit besluit staat ter beschikking van alle betrokken bevoegde autoriteiten.

Indien de bevoegde autoriteit van verzending binnen 30 dagen na indiening van de kennisgeving geen besluit heeft genomen overeenkomstig lid 1, verstrekt zij de kennisgever op verzoek een gemotiveerde verklaring daarvoor.

3.De schriftelijke toestemming voor een geplande overbrenging verstrijkt op de latere datum zoals vermeld in het kennisgevingsdocument. Zij heeft geen betrekking op een periode van meer dan één kalenderjaar of een kortere periode zoals aangegeven in het besluit van de betrokken bevoegde autoriteiten.

4.De geplande overbrenging mag niet aanvangen voordat is voldaan aan de eisen van artikel 16, lid 1, punten a) en b), en vindt plaats tijdens de geldigheidsduur van de (stilzwijgende of schriftelijke) toestemming van alle betrokken bevoegde autoriteiten. Over te brengen afvalstoffen moeten het land van verzending hebben verlaten aan het einde van de geldigheidsduur van de stilzwijgende of schriftelijke toestemming van alle betrokken bevoegde autoriteiten.

5.De nuttige toepassing of verwijdering van afvalstoffen in verband met een geplande overbrenging wordt voltooid binnen één kalenderjaar na ontvangst van de afvalstoffen door de inrichting die de overgebrachte afvalstoffen nuttig toepast of verwijdert, tenzij de betrokken bevoegde autoriteiten een kortere termijn in hun besluit hebben aangegeven.

6.De betrokken bevoegde autoriteiten trekken hun stilzwijgende of schriftelijke toestemming in indien zij er kennis van hebben dat:

a)de samenstelling van de afvalstoffen niet overeenstemt met hetgeen in de kennisgeving is vermeld;

b)de aan de overbrenging verbonden voorwaarden niet worden nageleefd;

c)de afvalstoffen niet conform de vergunning van de inrichting waarin de handeling tot nuttige toepassing of verwijdering plaatsvindt, nuttig worden toegepast of verwijderd;

d)de afvalstoffen zullen worden of zijn overgebracht, nuttig toegepast of verwijderd op een wijze die niet in overeenstemming is met de in het kennisgevings- en vervoersdocument vermelde of daarbij gevoegde informatie.

7.De kennisgever, de betrokken bevoegde autoriteiten en de ontvanger worden in kennis gesteld van de intrekking van de toestemming door middel van een officiële mededeling.

Artikel 10 
Aan overbrenging gestelde voorwaarden

1.De bevoegde autoriteiten van verzending, van bestemming en van doorvoer mogen binnen de in artikel 9, lid 1, bedoelde termijn van 30 dagen voorwaarden verbinden aan hun toestemming voor een aangemelde overbrenging. Deze voorwaarden zijn gebaseerd op een of meer van de in artikel 12 genoemde gronden.

2.De bevoegde autoriteiten van verzending, van bestemming en van doorvoer kunnen binnen de in artikel 9, lid 1, bedoelde termijn van 30 dagen, ook voorwaarden verbinden aan het vervoer van afvalstoffen binnen hun nationale rechtsgebied. Dergelijke vervoersvoorwaarden mogen niet strenger zijn dan die voor vergelijkbare, volledig binnen hun nationale rechtsgebied vallende overbrengingen en dienen in overeenstemming te zijn met bestaande overeenkomsten, in het bijzonder internationale overeenkomsten ter zake.

3.De bevoegde autoriteiten van verzending, van bestemming en van doorvoer kunnen tevens binnen de in artikel 9, lid 1, bedoelde termijn van 30 dagen de voorwaarde stellen dat hun toestemming wordt geacht te zijn ingetrokken wanneer de borgsom of gelijkwaardige verzekering niet uiterlijk bij de aanvang van de aangemelde overbrenging in werking is getreden, zoals bepaald in artikel 7, lid 3.

4.De voorwaarden worden door de bevoegde autoriteit die deze vaststelt, gespecificeerd in of als bijlage toegevoegd aan het kennisgevingsdocument.

5.De bevoegde autoriteit van bestemming kan tevens binnen de in artikel 9, lid 1, bedoelde termijn van 30 dagen de voorwaarde stellen dat de ontvangende inrichting regelmatig input-output-gegevens en/of balansen over de in de kennisgeving genoemde afvalstoffen en de specifieke handelingen tot nuttige toepassing of verwijdering voorlegt, en wel voor de geldigheidsduur van de kennisgeving. Deze gegevens zijn door de voor de inrichting juridisch verantwoordelijke persoon ondertekend en worden binnen een maand na voltooiing van de aangemelde handeling tot nuttige toepassing of verwijdering naar de bevoegde autoriteit van bestemming gestuurd.

Artikel 11 
Verbod op overbrenging van voor verwijdering bestemde afvalstoffen

1.Indien overeenkomstig artikel 5 een kennisgeving met betrekking tot een geplande overbrenging van voor verwijdering bestemde afvalstoffen wordt ingediend, verlenen de bevoegde autoriteiten van verzending en van bestemming hun schriftelijke toestemming voor die overbrenging binnen de in artikel 9, lid 1, bedoelde termijn van 30 dagen, indien aan alle volgende voorwaarden is voldaan:

a)de kennisgever toont aan dat:

i) de afvalstoffen niet op technisch haalbare en economisch haalbare wijze nuttig kunnen worden toegepast, of moeten worden verwijderd op grond van wettelijke verplichtingen uit hoofde van het Unierecht of het internationaal recht;

ii)de afvalstoffen niet op technisch haalbare en economisch haalbare wijze kunnen worden verwijderd in het land waar zij werden geproduceerd;

iii)de geplande overbrenging of verwijdering in overeenstemming is met de afvalhiërarchie en de beginselen van nabijheid en zelfvoorziening op het niveau van de Unie en de lidstaten, zoals vastgelegd in Richtlijn 2008/98/EG;

b)de kennisgever of de ontvanger eerder niet is veroordeeld voor illegale overbrenging of voor een andere onwettige handeling in verband met de bescherming van het milieu;

c)de kennisgever of de inrichting bij eerdere overbrenging van afvalstoffen de artikelen 15 en 16 niet heeft overtreden;

d)de geplande overbrenging of verwijdering niet in strijd is met de verplichtingen die voortvloeien uit door de betrokken lidstaat of lidstaten of de Unie gesloten internationale overeenkomsten;

e)de betrokken afvalstoffen worden verwerkt overeenkomstig de in de wetgeving van de Unie vastgestelde juridisch bindende milieubeschermingsnormen met betrekking tot verwijderingshandelingen, en indien de inrichting onder Richtlijn 2010/75/EU valt, past zij de beste beschikbare technieken als omschreven in artikel 3, lid 10, van die richtlijn toe in overeenstemming met de vergunning van de inrichting;

f)de afvalstoffen geen gemengd stedelijk afval (codenummer 20 03 01 of 20 03 99) vormen dat is ingezameld van particuliere huishoudens, van andere afvalstoffenproducenten of van beide, of gemengd stedelijk afval dat een afvalverwerkingshandeling heeft ondergaan die de eigenschappen ervan niet wezenlijk heeft veranderd.

2.De bevoegde autoriteiten van doorvoer verlenen hun toestemming voor die overbrenging binnen de in artikel 9, lid 1, bedoelde termijn van 30 dagen, indien aan de voorwaarden van lid 1, punten b), c) en d), van dit artikel is voldaan.

3.Indien de betrokken bevoegde autoriteiten geen toestemming hebben verleend voor een geplande overbrenging van voor verwijdering bestemde afvalstoffen binnen de in artikel 9, lid 1, bedoelde termijn van 30 dagen, verliest de kennisgeving van die overbrenging haar geldigheid en is de overbrenging overeenkomstig artikel 4, lid 1, verboden. Indien de kennisgever voornemens blijft de overbrenging uit te voeren, wordt een nieuwe kennisgeving ingediend, tenzij alle betrokken bevoegde autoriteiten en de kennisgever anders overeenkomen.

4.De overeenkomstig lid 1 door de bevoegde autoriteiten verleende toestemming wordt onmiddellijk meegedeeld aan de Commissie, die de andere lidstaten daarvan in kennis stelt.

Artikel 12 
Bezwaren tegen een overbrenging van voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen

1.Indien overeenkomstig artikel 5 een kennisgeving met betrekking tot een geplande overbrenging van voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen wordt ingediend, kunnen de bevoegde autoriteiten van bestemming en van verzending binnen de in artikel 9, lid 1, bedoelde termijn van 30 dagen gemotiveerde bezwaren indienen op een of meer van de volgende gronden:

a)de geplande overbrenging of de geplande nuttige toepassing is niet in overeenstemming met Richtlijn 2008/98/EG;

b)de betrokken afvalstoffen worden niet verwerkt overeenkomstig afvalbeheerplannen of afvalpreventieprogramma’s die zijn opgezet krachtens de artikelen 28 en 29 van Richtlijn 2008/98/EG;

c)de geplande overbrenging of de geplande nuttige toepassing is, wat handelingen in het land van de bezwaren makende bevoegde autoriteit betreft, niet in overeenstemming met nationale wetgeving inzake milieubescherming, openbare orde, openbare veiligheid of bescherming van de gezondheid;

d)de geplande overbrenging of de geplande nuttige toepassing is niet in overeenstemming met nationale wetgeving van het land van verzending, ook wanneer de geplande overbrenging bestemd is voor nuttige toepassing in een inrichting waarvoor voor de verwerking van de specifieke afvalstroom minder strenge normen gelden dan in het land van verzending, waarbij de noodzakelijke verzekering van de goede werking van de interne markt niet uit het oog mag worden verloren, tenzij:

i) er ter zake Uniewetgeving bestaat, met name betreffende afvalstoffen, en in de nationale wetgeving ter uitvoering daarvan voorschriften zijn opgenomen die minstens even streng zijn als de Uniewetgeving;

ii) de nuttige toepassing in het land van bestemming plaatsvindt onder voorwaarden die in het algemeen gelijkwaardig zijn aan die van de nationale wetgeving van het land van verzending;

iii) niet onder i) bedoelde nationale wetgeving in het land van verzending niet bekendgemaakt werd overeenkomstig Richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad 60 , voor zover die dat voorschrijft;

e)het beperken van binnenkomende overbrengingen van afvalstoffen die bestemd zijn voor andere handelingen voor nuttige toepassing dan recycling en voorbereiding voor hergebruik is noodzakelijk voor een lidstaat om zijn afvalbeheernetwerk te beschermen, indien vaststaat dat die overbrengingen ertoe zouden leiden dat in de lidstaat zelf geproduceerd afval moet worden verwijderd of verwerkt op een wijze die niet in overeenstemming is met hun afvalbeheerplannen;

f)de kennisgever of de ontvanger eerder is veroordeeld voor illegale overbrenging of voor een andere onwettige handeling in verband met de bescherming van het milieu;

g)de kennisgever of de inrichting bij eerdere overbrengingen herhaaldelijk de artikelen 15 en 16 heeft overtreden;

h)de geplande overbrenging of de geplande nuttige toepassing in strijd is met de verplichtingen die voortvloeien uit door de betrokken lidstaat of lidstaten of door de Unie gesloten internationale overeenkomsten;

i)de verhouding tussen de wel en niet nuttig toe te passen afvalstoffen, de geschatte waarde van het materiaal dat uiteindelijk nuttig wordt toegepast, of de kosten van de nuttige toepassing en de kosten van verwijdering van het niet nuttig toe te passen gedeelte van de afvalstoffen, de nuttige toepassing uit economisch of milieutechnisch oogpunt niet rechtvaardigen;

j)de voor overbrenging geplande afvalstoffen bestemd zijn voor verwijdering en niet voor nuttige toepassing;

k)de betrokken afvalstoffen niet verwerkt zullen worden overeenkomstig juridisch bindende milieubeschermingsnormen met betrekking tot handelingen voor nuttige toepassing, of juridisch bindende verplichtingen inzake nuttige toepassing of recycling die zijn vastgesteld in de wetgeving van de Unie, of het afval zal worden verwerkt in een inrichting die onder Richtlijn 2010/75/EU valt, maar die de beste beschikbare technieken als omschreven in artikel 3, lid 10, van die richtlijn niet toepast.

2.De bevoegde autoriteiten van doorvoer kunnen binnen de in lid 1 bedoelde termijn van 30 dagen gemotiveerde bezwaren tegen de geplande overbrenging van voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen kenbaar maken op de in lid 1, punt c), f), g) en h), van dit artikel genoemde gronden.

3.Indien de bevoegde autoriteiten binnen de termijn van 30 dagen als omschreven in lid 1 tot de bevinding zijn gekomen dat de problemen die aanleiding waren voor hun bezwaren zijn opgelost, delen zij dat de kennisgever onverwijld mede.

4.Indien de problemen die aanleiding waren voor de bezwaren binnen de termijn van 30 dagen als omschreven in lid 1 niet werden opgelost, verliest de kennisgeving van de overbrenging van voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen haar geldigheid. Indien de kennisgever voornemens blijft de overbrenging uit te voeren, wordt een nieuwe kennisgeving ingediend, tenzij alle betrokken bevoegde autoriteiten en de kennisgever anders overeenkomen.

5.Bezwaren van bevoegde autoriteiten op de in lid 1, punt d) en e), van dit artikel genoemde gronden worden door de lidstaten aan de Commissie gemeld overeenkomstig artikel 68.

6.De bevoegde autoriteit van verzending stelt de Commissie en de overige lidstaten op de hoogte van de nationale wetgeving waarop bezwaren van de bevoegde autoriteiten in overeenstemming met lid 1, punt d) en e), gebaseerd kunnen zijn en deelt mee op welke afvalstoffen en welke nuttige-toepassingshandelingen zij van toepassing is; zulks geschiedt alvorens deze wetgeving wordt ingeroepen als grond voor een gemotiveerd bezwaar.

Artikel 13 
Algemene kennisgeving

1.De kennisgever kan een algemene kennisgeving indienen voor verscheidene overbrengingen indien aan alle volgende vereisten is voldaan:

a)de afvalstoffen in de verschillende overbrengingen hebben in wezen dezelfde fysische en chemische eigenschappen;

b)de afvalstoffen in de verschillende overbrengingen worden naar dezelfde ontvanger en dezelfde inrichting vervoerd;

c)de doorgangsplaatsen van de verschillende overbrengingen, met name de plaatsen van vertrek uit en binnenkomst in elk betrokken land, zoals aangegeven in het kennisgevingsdocument, zijn gelijk.

2.Indien wegens onvoorziene omstandigheden niet dezelfde doorgangsplaatsen voor alle overbrengingen kunnen worden gevolgd, brengt de kennisgever de in de algemene kennisgeving genoemde bevoegde autoriteiten daarvan zo spoedig mogelijk op de hoogte, nog vóór de aanvang van de overbrenging, indien op dat moment al bekend is dat een routewijziging noodzakelijk is.

Indien de routewijziging voor de aanvang van de overbrengingen bekend is en tot gevolg heeft dat andere autoriteiten bevoegd zijn dan die welke in de algemene kennisgeving zijn genoemd, mag deze procedure niet worden gevolgd en dient een nieuwe kennisgeving te worden ingediend overeenkomstig artikel 5.

3.De betrokken bevoegde autoriteiten verbinden aan hun toestemming voor het gebruik van een algemene kennisgeving de voorwaarde dat naderhand in overeenstemming met artikel 5, leden 3 en 4, aanvullende informatie en documentatie worden verstrekt.

Artikel 14 
Vooraf goedgekeurde inrichtingen voor nuttige toepassing

1.Een natuurlijke of rechtspersoon die eigenaar is van of zeggenschap uitoefent over een inrichting voor nuttige toepassing, kan een verzoek om die inrichting vooraf goed te keuren, indienen bij de bevoegde autoriteit die rechtsmacht heeft over de inrichting, zoals aangewezen overeenkomstig artikel 71.

2.Het in lid 1 bedoelde verzoek bevat de volgende gegevens:

a)naam, registratienummer en adres van de inrichting voor nuttige toepassing;

b)kopieën van de aan de inrichting voor nuttige toepassing afgegeven vergunningen voor afvalverwerking overeenkomstig artikel 23 van Richtlijn 2008/98/EG, alsmede, in voorkomend geval, normen of certificeringen waaraan de inrichting voldoet;

c)een beschrijving van de gebruikte technologieën, met inbegrip van de R-code(s), voor de handeling tot nuttige toepassing waarvoor voorafgaande goedkeuring wordt gevraagd;

d)de afvalstoffen waarvoor de voorafgaande goedkeuring wordt gevraagd, zoals vermeld in bijlage IV bij deze verordening of, in voorkomend geval, in de bijlage bij Besluit 2000/532/EG;

e)de totale hoeveelheid van elk type afval waarvoor voorafgaande goedkeuring wordt gevraagd, in vergelijking met de verwerkingscapaciteit waarvoor de inrichting is toegestaan;

f)gegevens over de activiteiten van de inrichting in verband met de nuttige toepassing van afvalstoffen, met name de hoeveelheid en de soorten afval die de afgelopen drie jaar zijn verwerkt, indien van toepassing;

g)een bewijs of verklaring dat de rechtspersoon of natuurlijke persoon die eigenaar is van of zeggenschap heeft over de inrichting, niet veroordeeld is voor illegale overbrenging of voor een andere onwettige handeling in verband met afvalbeheer.

3.De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 76 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van lid 2 wat betreft de in het verzoek op te nemen informatie.

4.De in de leden 5 tot en met 10 van dit artikel bedoelde procedure is van toepassing op de voorafgaande goedkeuring voor een inrichting waarvoor overeenkomstig lid 1 een verzoek is ingediend.

5.Binnen 45 dagen na ontvangst van het in lid 1 bedoelde verzoek beoordeelt de bevoegde autoriteit het verzoek en besluit zij het al dan niet goed te keuren;

6.Wanneer de in lid 1 bedoelde rechtspersoon of natuurlijke persoon alle in lid 2 bedoelde informatie heeft verstrekt, keurt de bevoegde autoriteit het verzoek goed en verleent zij voorafgaande goedkeuring voor de betrokken inrichting. De voorafgaande goedkeuring kan voorwaarden bevatten met betrekking tot de duur van de voorafgaande goedkeuring, de soorten en hoeveelheden afvalstoffen die onder de voorafgaande goedkeuring vallen, de gebruikte technologieën of andere voorwaarden die nodig zijn om ervoor te zorgen dat de afvalstoffen op milieuhygiënisch verantwoorde wijze worden beheerd.

7.In afwijking van lid 6 kan de bevoegde autoriteit weigeren het verzoek om voorafgaande goedkeuring goed te keuren wanneer zij er niet van overtuigd is dat de afgifte van de voorafgaande goedkeuring een hoogwaardige verwerking van de betrokken afvalstoffen zal waarborgen.

8.Het besluit tot goedkeuring of afwijzing van het verzoek om voorafgaande goedkeuring wordt meegedeeld aan de natuurlijke of rechtspersoon die het verzoek heeft ingediend zodra het door de bevoegde autoriteit is genomen, en wordt naar behoren gemotiveerd.

9.Tenzij anders vermeld in het besluit tot goedkeuring van het verzoek om voorafgaande goedkeuring, is de voorafgaande goedkeuring van een inrichting voor nuttige toepassing zeven jaar geldig.

10.Een voorafgaande goedkeuring van een inrichting voor nuttige toepassing kan te allen tijde door de bevoegde autoriteit worden ingetrokken. Een besluit tot intrekking van een voorafgaande goedkeuring wordt naar behoren gemotiveerd en aan de betrokken inrichting meegedeeld.

11.De in lid 1 bedoelde rechtspersoon of natuurlijke persoon stelt de betrokken bevoegde autoriteit onmiddellijk in kennis van elke wijziging in de in lid 2 bedoelde informatie. De betrokken bevoegde autoriteit houdt naar behoren rekening met die wijzigingen bij de beoordeling van het verzoek om voorafgaande goedkeuring en werkt zo nodig de voorafgaande goedkeuring bij.

12.In het geval van een overeenkomstig artikel 13 ingediende algemene kennisgeving betreffende overbrengingen die bestemd zijn voor een vooraf goedgekeurde inrichting, wordt de geldigheidsduur van de in artikel 9, leden 3 en 4, bedoelde goedkeuring verlengd tot drie jaar. In afwijking van deze regel kunnen de betrokken bevoegde autoriteiten in naar behoren gemotiveerde gevallen besluiten die termijn in te korten.

13.De bevoegde autoriteiten die overeenkomstig dit artikel voorafgaande goedkeuring voor een inrichting hebben verleend, stellen de Commissie en in voorkomend geval het secretariaat van de OESO met gebruikmaking van het formulier in bijlage VI in kennis van het volgende:

a)naam, registratienummer en adres van de inrichting voor nuttige toepassing;

b)een beschrijving van de gebruikte technologieën, met inbegrip van de R-code(s);

c)de afvalstoffen zoals vermeld in bijlage IV of de afvalstoffen waarop de voorafgaande toestemming van toepassing is;

d)de totale hoeveelheid afvalstoffen waarvoor voorafgaande goedkeuring is verleend;

e)de geldigheidsperiode;

f)eventuele wijzigingen in de voorafgaande goedkeuring;

g) eventuele wijzigingen in de verstrekte informatie;

h)eventuele intrekking van de voorafgaande goedkeuring.

14.In afwijking van de artikelen 8, 9, 10 en 12 geldt voor de overeenkomstig artikel 9, lid 1, verleende goedkeuring, de overeenkomstig artikel 10 opgelegde voorwaarden of de bezwaren die alle betrokken bevoegde autoriteiten overeenkomstig artikel 12 hebben gemaakt met betrekking tot een kennisgeving voor transporten die bestemd zijn voor een vooraf goedgekeurde inrichting, een termijn van zeven werkdagen na ontvangst van de in artikel 8, lid 4, eerste alinea, bedoelde informatie.

15.Indien een of meer bevoegde autoriteiten overeenkomstig artikel 8, lid 4, tweede alinea, om aanvullende informatie wensen te verzoeken met betrekking tot een kennisgeving voor overbrengingen naar een vooraf goedgekeurde inrichting, worden de in die alinea en in artikel 8, lid 5, eerste en tweede alinea, genoemde termijnen ingekort tot één dag voor artikel 8, lid 4, tweede alinea, en artikel 8, lid 5, tweede alinea, en twee dagen voor artikel 8, lid 5, eerste alinea.

16.Ongeacht lid 14 kan de bevoegde autoriteit van bestemming besluiten dat meer tijd nodig is om aanvullende informatie of documentatie van de kennisgever te ontvangen.

In dergelijke gevallen stelt die bevoegde autoriteit de kennisgever binnen zeven werkdagen na ontvangst van de in artikel 8, lid 4, eerste alinea, bedoelde informatie daarvan in kennis.

De totale tijd die nodig is om een van de in artikel 9, lid 1, bedoelde besluiten te nemen, mag niet meer bedragen dan 30 dagen na de datum van indiening van de kennisgeving overeenkomstig artikel 5.

Artikel 15 
Aanvullende voorschriften inzake voorlopige handelingen tot nuttige toepassing en verwijdering

1.Indien een overbrenging van afvalstoffen bestemd is voor een voorlopige handeling tot nuttige toepassing of verwijdering, worden in het kennisgevingsdocument naast de vermelding van de oorspronkelijke voorlopige handeling tot nuttige toepassing of verwijdering, alle inrichtingen vermeld waar vervolgens voorlopige en niet-voorlopige handelingen tot nuttige toepassing en voorlopige handelingen tot verwijdering zijn gepland.

2.De bevoegde autoriteiten van verzending en van bestemming kunnen alleen dan toestemming geven voor een overbrenging die bestemd is voor een voorlopige handeling tot nuttige toepassing of verwijdering, wanneer er geen gronden voor bezwaar zijn in de zin van artikel 12 voor de overbrenging naar de inrichting waar de daaropvolgende al dan niet voorlopige handeling tot nuttige toepassing of verwijdering zal plaatsvinden.

3.De met de voorlopige handeling tot nuttige toepassing of verwijdering belaste inrichting bevestigt aan de kennisgever binnen één dag na ontvangst van de afvalstoffen dat zij de afvalstoffen heeft ontvangen. Deze bevestiging wordt in het vervoersdocument vermeld of daar als bijlage aan toegevoegd.

4.Zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 30 dagen na de voltooiing van de voorlopige handeling tot nuttige toepassing of verwijdering en uiterlijk één kalenderjaar na de ontvangst van de afvalstoffen dan wel vroeger overeenkomstig artikel 9, lid 5, verstrekt de inrichting die de betrokken handelingen heeft verricht, onder haar eigen verantwoordelijkheid een verklaring dat de handeling is voltooid.

Die verklaring wordt ingediend en in het vervoersdocument vermeld of daar als bijlage aan toegevoegd.

5.Wanneer een inrichting voor nuttige toepassing of verwijdering een voorlopige handeling tot nuttige toepassing of verwijdering verricht en vervolgens met het oog op voorlopige of definitieve nuttige toepassing of verwijdering afvalstoffen levert aan een inrichting in het land van bestemming, dient de eerstgenoemde inrichting zo spoedig mogelijk en uiterlijk één kalenderjaar dan wel vroeger overeenkomstig artikel 9, lid 5, na de verzending van de afvalstoffen, een verklaring van de laatstgenoemde inrichting te ontvangen waarin wordt medegedeeld dat de definitieve handeling tot nuttige toepassing of verwijdering voltooid is.

De inrichting die een voorlopige handeling tot nuttige toepassing of verwijdering verricht, zendt de desbetreffende verklaringen onverwijld door aan de kennisgever en aan de betrokken bevoegde autoriteiten, onder vermelding van de overbrengingen waarop de verklaringen betrekking hebben.

6.Wanneer de in lid 5 beschreven levering bestemd is voor een inrichting die gevestigd is in het oorspronkelijke land van verzending of in een andere lidstaat, is een nieuwe kennisgeving vereist overeenkomstig deze verordening.

7.Wanneer de in lid 5 beschreven levering bestemd is voor een inrichting in een derde land, is een nieuwe kennisgeving vereist overeenkomstig deze verordening en zijn de bepalingen betreffende de betrokken bevoegde autoriteiten ook van toepassing op de oorspronkelijke bevoegde autoriteit van het oorspronkelijke land van verzending.

Artikel 16 
Eisen waaraan na de toestemming voor een overbrenging moet worden voldaan

1.Zodra de bevoegde autoriteiten toestemming hebben verleend voor een aangemelde overbrenging, vullen alle betrokken ondernemingen volgens onderstaande aanwijzingen het vervoersdocument of in het geval van een algemene kennisgeving de vervoersdocumenten op de daartoe bestemde plaatsen in. Zij zorgen ervoor dat de informatie in het vervoersdocument elektronisch beschikbaar wordt gesteld, ook tijdens het vervoer, aan de bevoegde autoriteiten.

2.Wanneer de kennisgever schriftelijke toestemming van de bevoegde autoriteiten van verzending, van bestemming en van doorvoer heeft ontvangen of kan aannemen dat de bevoegde autoriteiten van verzending en van doorvoer stilzwijgende toestemming verlenen, verstrekt hij ten minste één werkdag voor aanvang van de overbrenging de werkelijke datum van overbrenging en vult hij het vervoersdocument in de mate van het mogelijke in.

3.De inrichting bevestigt binnen één dag na ontvangst van de afvalstoffen aan de kennisgever en de betrokken autoriteiten dat de afvalstoffen zijn ontvangen.

4.De inrichting die een niet-voorlopige handeling tot nuttige toepassing of verwijdering verricht, verklaart zo spoedig mogelijk en uiterlijk 30 dagen na de voltooiing van die handeling, dan wel vroeger overeenkomstig artikel 9, lid 5, na de ontvangst van de afvalstoffen, onder haar eigen verantwoordelijkheid, dat de niet-voorlopige handeling tot nuttige toepassing of verwijdering is voltooid.

5.De in lid 4 bedoelde verklaring wordt bij de kennisgever en de betrokken autoriteiten ingediend, hetzij door de inrichting die de handeling uitvoert, hetzij, indien zij geen toegang heeft tot een systeem als bedoeld in artikel 26, via de kennisgever.

Artikel 17 
Wijzigingen in de overbrenging na de toestemming

1.In het geval van wezenlijke wijzigingen in de bijzonderheden en/of voorwaarden betreffende een overbrenging waarvoor al toestemming is verleend, stelt de kennisgever de betrokken bevoegde autoriteiten en de ontvanger daarvan onverwijld, en indien mogelijk voordat de overbrenging aanvangt, op de hoogte. Wijzigingen wat betreft de geplande hoeveelheid, de route, de trajecten, de datum van verzending of de vervoerder zijn wezenlijke wijzigingen.

2.In het geval van wezenlijke wijzigingen als bedoeld in lid 1 is een nieuwe kennisgeving vereist, tenzij alle betrokken bevoegde autoriteiten aangeven dat de voorgestelde wijzigingen geen nieuwe kennisgeving noodzakelijk maken.

3.Een nieuwe kennisgeving is vereist, indien als gevolg van wezenlijke wijzigingen als bedoeld in lid 1 andere bevoegde autoriteiten bij de overbrenging worden betrokken, die niet bij de oorspronkelijke kennisgeving waren betrokken.

Hoofdstuk 2

Artikel 18 
Algemene informatieverplichtingen

1.Voor afvalstoffen als bedoeld in artikel 4, leden 3 en 4, die bestemd zijn voor overbrenging gelden de in de leden 2 tot en met 7 van dit artikel vermelde algemene informatieverplichtingen.

2.De onder de rechtsmacht van het land van verzending vallende opdrachtgever voor de overbrenging vult de in bijlage VII bedoelde relevante informatie in en dient deze in uiterlijk één dag voordat de overbrenging plaatsvindt.

3.De in lid 2 bedoelde persoon zorgt ervoor dat de in dat lid bedoelde informatie elektronisch beschikbaar wordt gesteld, ook tijdens het vervoer, aan de bevoegde autoriteiten.

4.De inrichting voor nuttige toepassing of het laboratorium en de ontvanger of, indien zij geen toegang hebben tot een in artikel 26 bedoeld systeem, de in lid 2 bedoelde persoon bevestigt binnen één dag na ontvangst van de afvalstoffen aan de kennisgever en de betrokken autoriteiten dat de afvalstoffen zijn ontvangen door de in bijlage VII bedoelde relevante informatie in te vullen.

5.De inrichting verklaart zo snel mogelijk, doch uiterlijk 30 dagen nadat de nuttige toepassing voltooid is en in elk geval uiterlijk één kalenderjaar na de ontvangst van de afvalstoffen onder haar verantwoordelijkheid dat de nuttige toepassing is voltooid door de in bijlage VII bedoelde relevante informatie in te vullen.

6.De in lid 2 bedoelde persoon stelt de bevoegde autoriteit van verzending onmiddellijk in kennis indien een overbrenging niet in het land van bestemming kan worden ingevoerd, door de ontvanger is afgewezen of niet op de oorspronkelijk geplande wijze kan worden voltooid.

7.Het in bijlage VII bedoelde contract inzake nuttige toepassing van afvalstoffen tussen de opdrachtgever voor de overbrenging en de ontvanger is bindend op het moment waarop de overbrenging van start gaat. Indien de overbrenging van de afvalstoffen of de nuttige toepassing ervan niet op de geplande wijze kan worden voltooid of indien er sprake is van een illegale overbrenging, dient dat contract een verplichting te bevatten voor de opdrachtgever voor de overbrenging of, wanneer deze de overbrenging of de nuttige toepassing niet kan voltooien, voor de ontvanger, om de afvalstoffen terug te nemen of ervoor te zorgen dat ze op een andere wijze nuttig worden toegepast, en indien nodig te zorgen voor de tussentijdse opslag ervan.

8.Op verzoek van de betrokken bevoegde autoriteit verstrekt de opdrachtgever of de ontvanger van de overbrenging een afschrift van het contract als bedoeld in lid 7.

9.De in bijlage VII vereiste informatie is beschikbaar voor inspectie-, handhavings-, plannings- en statistische doeleinden door de lidstaten en de Commissie, overeenkomstig artikel 26 en de nationale wetgeving.

10.De in lid 2 bedoelde informatie wordt, indien vereist door de bestaande Unie- of nationale wetgeving, vertrouwelijk behandeld.

11.Indien de afvalstoffen tussen twee inrichtingen onder controle van dezelfde rechtspersoon worden overgebracht, kan het in lid 7 bedoelde contract worden vervangen door een verklaring van die rechtspersoon. Deze verklaring heeft mutatis mutandis betrekking op de in lid 7 bedoelde verplichtingen.

Hoofdstuk 3 
Menging van afvalstoffen, documentatie en toegang tot informatie

Artikel 19 
Verbod op menging van afvalstoffen tijdens de overbrenging

Vanaf het begin van de overbrenging tot de ontvangst in een inrichting voor nuttige toepassing of verwijdering mogen de afvalstoffen als vermeld in de kennisgeving of als bedoeld in artikel 18, niet met andere afvalstoffen worden gemengd.

Artikel 20 
Bewaarplicht voor documenten en informatie

1.De bevoegde autoriteiten, de kennisgever, de ontvanger en de inrichting die de afvalstoffen ontvangt, bewaren alle aan of door de bevoegde autoriteiten verzonden documenten met betrekking tot een aangemelde overbrenging in de Unie gedurende ten minste vijf jaar vanaf de datum waarop de overbrenging aanvangt. In het geval van algemene kennisgevingen overeenkomstig artikel 13 is deze verplichting van toepassing vanaf de datum waarop de laatste overbrenging aanvangt.

2.De uit hoofde van artikel 18, lid 1, verstrekte informatie wordt in de Unie door de opdrachtgever van de overbrenging, de ontvanger en de inrichting die de afvalstoffen ontvangt ten minste vijf jaar, te rekenen vanaf de aanvang van de overbrenging bewaard.

Artikel 21 
Openbaarmaking van kennisgevingen

De bevoegde autoriteiten van verzending of van bestemming maken op passende wijze informatie openbaar over kennisgevingen van overbrengingen waarmee zij hebben ingestemd of waartegen bezwaar is gemaakt, alsook over overbrengingen van afvalstoffen waarvoor de algemene informatieverplichtingen gelden, voor zover die informatie niet vertrouwelijk is uit hoofde van nationale of Uniewetgeving.

Hoofdstuk 4 
Terugnameplicht

Artikel 22 
Terugname ingeval een overbrenging niet als gepland kan worden voltooid

1.Indien één van de betrokken bevoegde autoriteiten er wetenschap van krijgt dat een overbrenging van afvalstoffen, de nuttige toepassing of verwijdering inbegrepen, niet volgens de voorwaarden van het kennisgevingsdocument, het vervoersdocument en/of het in artikel 6 bedoelde contract kan worden voltooid, stelt zij de bevoegde autoriteit van verzending onverwijld hiervan op de hoogte. Indien een inrichting voor nuttige toepassing of verwijdering een ontvangen overbrenging weigert, brengt zij de bevoegde autoriteit van bestemming onmiddellijk daarvan op de hoogte.

2.De bevoegde autoriteit van verzending zorgt ervoor dat de betrokken afvalstoffen, behalve in de in lid 3 bedoelde gevallen, door de kennisgever worden teruggenomen naar haar rechtsgebied of elders in het land van verzending. De bevoegde autoriteit van verzending identificeert de kennisgever in de in artikel 3, punt 6, aangegeven volgorde. Wanneer dat niet mogelijk is, voldoet de bevoegde autoriteit zelf of een natuurlijke of rechtspersoon namens haar aan de bepalingen van dit artikel.

De in de eerste alinea bedoelde terugname vindt plaats binnen 90 dagen, of binnen een andere tussen de betrokken bevoegde autoriteiten overeengekomen periode, nadat de bevoegde autoriteit van verzending er wetenschap van heeft gekregen, of er door de bevoegde autoriteiten van bestemming of van doorvoer van in kennis is gesteld, dat de overbrenging van afvalstoffen waarvoor toestemming was gegeven of de nuttige toepassing of verwijdering ervan, niet zoals gepland kan worden voltooid en om welke redenen niet. Een dergelijke kennisgeving kan voortvloeien uit informatie die onder meer door andere bevoegde autoriteiten aan de bevoegde autoriteiten van bestemming of van doorvoer is verstrekt.

3.De in lid 2 vermelde terugnameplicht geldt niet indien de betrokken bevoegde autoriteiten van verzending, van doorvoer en van bestemming zich ervan hebben vergewist dat de afvalstoffen door de kennisgever of, indien dat niet mogelijk is, door de bevoegde autoriteit van verzending of namens haar door een natuurlijke of rechtspersoon, in het land van bestemming of elders op een andere wijze verwijderd of nuttig toegepast kunnen worden.

De in lid 2 vermelde terugnameplicht geldt niet indien de overgebrachte afvalstoffen tijdens de handeling in de betrokken inrichting onomkeerbaar met andere afvalstoffen werden gemengd voordat een betrokken bevoegde autoriteit er kennis van kreeg dat de aangemelde overbrenging niet kon worden voltooid als bedoeld in lid 1. Deze mengsels worden op een andere wijze verwijderd of nuttig toegepast overeenkomstig de eerste alinea van dit lid.

4.In geval van terugname als bedoeld in lid 2 dient een nieuwe kennisgeving te worden ingediend tenzij de betrokken bevoegde autoriteiten ermee instemmen dat een naar behoren gemotiveerd verzoek van de oorspronkelijke bevoegde autoriteit van verzending volstaat.

De nieuwe kennisgeving wordt, al naar gelang van het geval, gedaan door de oorspronkelijke kennisgever of, indien dat niet mogelijk is, door de andere natuurlijke of rechtspersonen overeenkomstig artikel 3, punt 6, of, indien dat niet mogelijk is, door de oorspronkelijke bevoegde autoriteit van verzending of namens haar door een natuurlijke of rechtspersoon.

De bevoegde autoriteiten verzetten zich niet tegen de terugzending van afvalstoffen die afkomstig zijn van een overbrenging die niet kan worden voltooid, of van de daarmee verband houdende nuttige toepassing of verwijdering.

5.Indien een andere voorziening in het oorspronkelijke land van bestemming wordt getroffen, zoals bedoeld in lid 3, wordt een nieuwe kennisgeving, al naar gelang van het geval, gedaan door de oorspronkelijke kennisgever of, indien dat niet mogelijk is, door de andere natuurlijke of rechtspersonen overeenkomstig artikel 3, punt 6, in de in die bepaling aangegeven volgorde of, indien dat niet mogelijk is, door de oorspronkelijke bevoegde autoriteit van verzending of namens haar door een natuurlijke of rechtspersoon.

Wanneer een nieuwe kennisgeving door de kennisgever wordt gedaan, dan wordt zij ook gedaan aan de bevoegde autoriteit van het oorspronkelijke land van verzending.

6.Indien een andere voorziening in het oorspronkelijke land van bestemming wordt getroffen, zoals bedoeld in lid 3, is geen nieuwe kennisgeving vereist en volstaat een naar behoren gemotiveerd verzoek voldoende. Een dergelijk naar behoren gemotiveerd verzoek voor toestemming tot een andere voorziening, wordt door de oorspronkelijke kennisgever ingediend bij de bevoegde autoriteit van bestemming en van verzending, of, indien dat niet mogelijk is, door de oorspronkelijke bevoegde autoriteit van verzending bij de bevoegde autoriteit van bestemming.

7.Indien overeenkomstig lid 4 of lid 6 geen nieuwe kennisgeving is vereist, wordt een nieuw vervoersdocument ingevuld volgens artikel 15 of 16, en wel door de oorspronkelijke kennisgever of, indien dat niet mogelijk is, door de andere natuurlijke of rechtspersonen overeenkomstig artikel 3, punt 6, in de in die bepaling aangegeven volgorde of, indien dat niet mogelijk is, door de oorspronkelijke bevoegde autoriteit van verzending of namens haar door een natuurlijke of rechtspersoon.

Indien de oorspronkelijke bevoegde autoriteit van verzending een nieuwe kennisgeving doet volgens lid 4 of 5, is geen nieuwe borgsom of nieuwe gelijkwaardige verzekering vereist. Met instemming van alle betrokken bevoegde autoriteiten mag het vervoersdocument voor de oorspronkelijke overbrenging voor de terugname worden gebruikt.

8.De verplichting van de kennisgever en de subsidiaire verplichting van het land van verzending om de afvalstoffen terug te nemen of om in een andere nuttige toepassing of verwijdering te voorzien, eindigt met de afgifte door de inrichting van de verklaring van niet-voorlopige verwijdering of nuttige toepassing als bedoeld in artikel 16, lid 4, of, in voorkomend geval, als bedoeld in artikel 15, lid 5. In geval van voorlopige nuttige toepassing of verwijdering als bedoeld in artikel 7, lid 6, eindigt de subsidiaire verplichting van het land van verzending om de afvalstoffen terug te nemen met de afgifte door de inrichting van de verklaring als bedoeld in artikel 15, lid 4, heeft afgegeven.

Indien een inrichting een verklaring van verwijdering of van nuttige toepassing afgeeft die resulteert in een illegale overbrenging en daardoor de borgsom wordt vrijgegeven, gelden artikel 24, lid 4, en artikel 25, lid 2.

9.Indien in een lidstaat afvalstoffen worden ontdekt van een transport dat niet kon worden voltooid, inclusief de nuttige toepassing of verwijdering ervan, dan is de bevoegde autoriteit die de rechtsmacht heeft over het gebied waarin de afvalstoffen zijn ontdekt, ervoor verantwoordelijk dat voorzieningen worden getroffen om de afvalstoffen veilig op te slaan, in afwachting van de terugzending of niet-voorlopige nuttige toepassing of verwijdering ervan op andere wijze.

10.Indien een kennisgever als bedoeld in artikel 3, punt 6, a), iv), niet voldoet aan de bepalingen inzake de terugnameplicht van dit artikel en van artikel 23, wordt voor de toepassing van die bepalingen als kennisgever beschouwd, de eerste afvalstoffenproducent, de nieuwe afvalstoffenproducent of de inzamelaar als omschreven in artikel 3, punt 6, a), i), ii) of iii), die de handelaar of makelaar gemachtigd heeft namens hem te handelen.

Artikel 23 
Kosten van terugname ingeval een overbrenging niet kan worden voltooid

1.De kosten in verband met de terugname van afvalstoffen van een overbrenging die niet kon worden voltooid, met inbegrip van de kosten van vervoer, van nuttige toepassing of verwijdering uit hoofde van artikel 22, lid 2 of 3, en, vanaf de dag waarop de bevoegde autoriteit van verzending er kennis van heeft gekregen dat een transport van afvalstoffen of de nuttige toepassing of verwijdering ervan, niet kan worden voltooid, de kosten uit hoofde van artikel 22, lid 9, worden in de volgende volgorde in rekening gebracht:

a)aan de kennisgever in de volgorde van de lijst in artikel 3, punt 6; of, indien dat niet mogelijk is, aan de onder b) bedoelde persoon;

b)aan andere natuurlijke of rechtspersonen, naar gelang van het geval; of, indien dat niet mogelijk is, aan de onder c) bedoelde persoon;

c)aan de bevoegde autoriteit van verzending; of, indien dat ook niet mogelijk is, overeenkomstig punt d);

d)op andere door de betrokken bevoegde autoriteiten overeen te komen wijze.

2.Dit artikel laat het nationale en uniale aansprakelijkheidsrecht onverlet.

Artikel 24 
Terugname bij illegale overbrenging

1.Indien een bevoegde autoriteit een overbrenging ontdekt die volgens haar illegaal is, stelt zij onverwijld de overige betrokken bevoegde autoriteiten hiervan in kennis.

2.Indien de verantwoordelijkheid voor de illegale overbrenging aan de kennisgever kan worden toegeschreven, zorgt de bevoegde autoriteit van verzending ervoor dat de betrokken afvalstoffen:

a)de facto door de kennisgever worden teruggenomen om de verwijdering of nuttige toepassing ervan te regelen; of, indien geen kennisgeving is gedaan, overeenkomstig punt b);

b)de jure door de kennisgever worden teruggenomen om de verwijdering of nuttige toepassing ervan te regelen; of, indien dat niet mogelijk is, overeenkomstig punt c);

c)worden teruggenomen door de bevoegde autoriteit van verzending zelf dan wel namens haar door een natuurlijke of rechtspersoon om de verwijdering of nuttige toepassing ervan te regelen; of, indien dit ook niet mogelijk is, overeenkomstig punt d);

d)anderszins worden verwijderd of nuttig toegepast in het land van bestemming of verzending door de bevoegde autoriteit van verzending zelf dan wel namens haar door een natuurlijke of rechtspersoon; of, indien dat ook niet mogelijk is, overeenkomstig punt e);

e)anderszins worden verwijderd of nuttig toegepast in een ander land door de bevoegde autoriteit van verzending zelf dan wel namens haar door een natuurlijke of rechtspersoon, indien alle betrokken bevoegde autoriteiten daarmee instemmen.

De in de eerste alinea bedoelde terugname, nuttige toepassing of verwijdering vindt plaats binnen 30 dagen, of binnen een andere tussen de betrokken bevoegde autoriteiten overeengekomen periode, nadat de bevoegde autoriteit van verzending kennis heeft gekregen, of door de bevoegde autoriteiten van bestemming of van doorvoer in kennis is gesteld, van de illegale overbrenging en van de redenen daarvan. Een dergelijke kennisgeving kan voortvloeien uit informatie die onder meer door andere bevoegde autoriteiten aan de bevoegde autoriteiten van bestemming of van doorvoer is verstrekt.

In geval van terugname als bedoeld in de eerste alinea, punten a), b) en c), is een nieuwe kennisgeving vereist, tenzij de betrokken bevoegde autoriteiten overeenkomen dat een naar behoren gemotiveerd verzoek van de oorspronkelijke bevoegde autoriteit van verzending volstaat.

De nieuwe kennisgeving dient te worden gedaan door de in de eerste alinea, punten a), b) of c), bedoelde persoon of autoriteit, in die volgorde.

De bevoegde autoriteiten verzetten zich niet tegen de terugzending van afvalstoffen die afkomstig zijn van een illegale overbrenging. Ingeval de bevoegde autoriteit van verzending een andere voorziening treft dan bedoeld in de eerste alinea, punten d) en e), dient de oorspronkelijke bevoegde autoriteit van verzending, dan wel een natuurlijke of rechtspersoon namens haar, een nieuwe kennisgeving te doen, tenzij de betrokken bevoegde autoriteiten overeenkomen dat een naar behoren gemotiveerd verzoek van die bevoegde autoriteit volstaat.

3.Indien een kennisgever als bedoeld in artikel 3, punt 6, a), iv), niet voldoet aan de bepalingen inzake de terugnameplicht van dit artikel en van artikel 25, wordt voor de toepassing van die bepalingen als kennisgever beschouwd, de eerste afvalstoffenproducent, de nieuwe afvalstoffenproducent of de inzamelaar als omschreven in artikel 3, punt 6, a), i), ii) of iii), die die handelaar of makelaar gemachtigd heeft namens hem te handelen.

4.Indien de verantwoordelijkheid voor een illegale overbrenging aan de ontvanger kan worden toegeschreven, zorgt de bevoegde autoriteit van bestemming ervoor dat de betrokken afvalstoffen op milieuhygiënisch verantwoorde wijze verwijderd of nuttig toegepast worden, en wel:

a)door de ontvanger; of, indien dat niet mogelijk is, overeenkomstig punt b);

b)door de bevoegde autoriteit zelf dan wel namens haar door een natuurlijke of rechtspersoon.

De in de eerste alinea bedoelde nuttige toepassing of verwijdering vindt plaats binnen 30 dagen, of binnen een andere tussen de betrokken bevoegde autoriteiten overeengekomen periode, nadat de bevoegde autoriteit van bestemming kennis heeft gekregen, of door de bevoegde autoriteiten van verzending of van doorvoer in kennis is gesteld, van de illegale overbrenging en van de redenen daarvan. Een dergelijke kennisgeving kan voortvloeien uit informatie die onder meer door andere bevoegde autoriteiten aan de bevoegde autoriteiten van verzending of doorvoer is verstrekt.

De betrokken bevoegde autoriteiten werken, voor zover noodzakelijk, samen om de afvalstoffen te verwijderen of nuttig toe te passen overeenkomstig dit lid.

5.Indien geen nieuwe kennisgeving hoeft te worden gedaan, wordt door de persoon die verantwoordelijk is voor de terugname of, indien dat niet mogelijk is, door de oorspronkelijke bevoegde autoriteit van verzending een nieuw vervoersdocument ingevuld overeenkomstig artikel 15 of 16.

Indien de oorspronkelijke bevoegde autoriteit van verzending een nieuwe kennisgeving doet, is geen nieuwe borgsom of nieuwe gelijkwaardige verzekering vereist.

6.In gevallen waarin de verantwoordelijkheid voor de illegale overbrenging noch aan de kennisgever, noch aan de ontvanger kan worden toegeschreven, werken de bevoegde autoriteiten samen om te bewerkstelligen dat de betrokken afvalstoffen verwijderd of nuttig toegepast worden.

7.Indien bij een voorlopige nuttige toepassing of een voorlopige verwijdering als bedoeld in artikel 7, lid 6, een illegale overbrenging wordt ontdekt nadat de voorlopige handeling tot nuttige toepassing of verwijdering voltooid is, eindigt de subsidiaire verplichting van het land van verzending om de afvalstoffen terug te nemen of in een andere wijze van nuttige toepassing of verwijdering te voorzien, met de afgifte door de inrichting van de verklaring als bedoeld in artikel 15, lid 4.

Indien een inrichting een verklaring van verwijdering of van nuttige toepassing afgeeft die resulteert in een illegale overbrenging en daardoor de borgsom wordt vrijgegeven, gelden lid 4 van dit artikel en artikel 25, lid 2.

8.Indien in een lidstaat afvalstoffen van een illegale overbrenging worden ontdekt, is de bevoegde autoriteit die de rechtsmacht heeft over het gebied waarin de afvalstoffen zijn ontdekt, ervoor verantwoordelijk dat voorzieningen worden getroffen om de afvalstoffen veilig op te slaan, in afwachting van het moment waarop zij worden teruggezonden of op andere wijze niet-voorlopig worden nuttig toegepast of verwijderd.

9.De artikelen 34 en 36 zijn niet van toepassing bij de terugzending van afvalstoffen van een illegale overbrenging naar een land van verzending waarvoor het in die artikelen bedoelde uitvoerverbod geldt.

10.In het geval van een illegale overbrenging als bedoeld in artikel 3, punt 25g), gelden voor de opdrachtgever voor de overbrenging dezelfde, in dit artikel vastgelegde verplichtingen als voor de kennisgever.

11.Dit artikel laat het nationale en uniale aansprakelijkheidsrecht onverlet.

Artikel 25 
Kosten van terugname bij illegale overbrenging

1.De kosten in verband met de terugname van afvalstoffen van een illegale overbrenging, met inbegrip van de kosten van vervoer, van nuttige toepassing of verwijdering uit hoofde van artikel 24, lid 2, en de kosten van opslag uit hoofde van artikel 24, lid 8, vanaf de dag waarop de bevoegde autoriteit van verzending er kennis van heeft gekregen dat een overbrenging illegaal is, worden in rekening gebracht aan:

a)de in artikel 24, lid 2, punt a), bedoelde kennisgever de facto zoals geïdentificeerd in de in artikel 3, punt 6, aangegeven volgorde; of, indien geen kennisgeving is gedaan, overeenkomstig punt b);

b)de kennisgever de jure of andere natuurlijke of rechtspersonen, naar gelang van het geval; of, indien dat niet mogelijk is, overeenkomstig punt c);

c)de bevoegde autoriteit van verzending.

2.De kosten van nuttige toepassing of verwijdering uit hoofde van artikel 24, lid 4, met inbegrip van eventuele kosten van overbrenging en van opslag uit hoofde van artikel 24, lid 7, van afvalstoffen van een illegale overbrenging, worden in rekening gebracht aan de ontvanger; of, indien dat niet mogelijk is, aan de bevoegde autoriteit van bestemming.

3.De kosten van nuttige toepassing of verwijdering uit hoofde van artikel 24, lid 6, met inbegrip van eventuele kosten van overbrenging en van opslag uit hoofde van artikel 24, lid 8, van afvalstoffen van een illegale overbrenging, worden in rekening gebracht aan:

a)de kennisgever overeenkomstig de volgorde van artikel 3, punt 6, en/of de ontvanger, naargelang de betrokken bevoegde autoriteiten besluiten, of, indien dat niet mogelijk is, overeenkomstig punt b);

b)andere natuurlijke of rechtspersonen, naar gelang van het geval, of, indien dat ook niet mogelijk is, overeenkomstig punt c);

c)aan de bevoegde autoriteiten van verzending en van bestemming.

4.In het geval van een illegale overbrenging als bedoeld in artikel 3, punt 25g), gelden voor de opdrachtgever voor de overbrenging dezelfde, in dit artikel vastgelegde verplichtingen als voor de kennisgever.

5.Dit artikel laat het nationale en uniale aansprakelijkheidsrecht onverlet.

Hoofdstuk 5 
Algemene administratieve bepalingen

Artikel 26 
Elektronische indiening en uitwisseling van informatie

1.De volgende informatie en documenten worden via elektronische weg ingediend en uitgewisseld, hetzij via het in lid 2 bedoelde centrale systeem, hetzij via een nationaal systeem overeenkomstig lid 3:

a)voor afvalstoffen als bedoeld in artikel 4, leden 1 en 2:

i) een kennisgeving van een geplande overbrenging als bedoeld in de artikelen 5 en 13;

ii) een verzoek om informatie en documentatie als bedoeld in de artikelen 5 en 8;

iii) de informatie en documentatie als bedoeld in de artikelen 5 en 8;

iv) informatie en besluiten als bedoeld in artikel 8;

v) toestemming voor een aangemelde overbrenging en, indien van toepassing, de officiële kennisgeving van intrekking daarvan als bedoeld in artikel 9;

vi) aan een overbrenging gestelde voorwaarden als bedoeld in artikel 10;

vii) bezwaren ingeval niet aan de voorwaarden van artikel 11, lid 2, is voldaan;

viii) tegen een overbrenging ingebrachte bezwaren als bedoeld in artikel 12;

ix) informatie over besluiten om vooraf goedkeuring te verlenen voor overbrengingen naar specifieke inrichtingen voor nuttige toepassing als bedoeld in artikel 14, leden 8 en 10;

x) de informatie en documentatie als bedoeld in artikel 14, leden 11 en 15;

xi) bevestiging van ontvangst van de afvalstoffen als bedoeld in de artikelen 15 en 16;

xii) verklaring van verwijdering of nuttige toepassing als bedoeld in de artikelen 15 en 16;

xiii) voorafgaande informatie over de feitelijke aanvang van een overbrenging als bedoeld in artikel 16;

xiv) de documenten die elke overbrenging moeten vergezellen overeenkomstig artikel 16;

xv) informatie over wijziging van de overbrengingsgegevens na toestemming als bedoeld in artikel 17;

xvi) indien mogelijk, toestemmingen en vervoersdocumenten die krachtens de titels IV tot en met VI moeten worden toegezonden;

b)voor de in artikel 4, lid 3, bedoelde afvalstoffen, de overeenkomstig artikel 18 vereiste informatie en documentatie.

2.De Commissie beheert een centraal systeem voor de elektronische indiening en uitwisseling van informatie en documenten als bedoeld in lid 1. Dat centrale systeem voorziet in een hub die wordt gebruikt voor de uitwisseling in realtime van de in lid 1 bedoelde informatie en documenten tussen bestaande nationale systemen voor elektronische gegevensuitwisseling.

Dat centrale systeem wordt ook gebruikt door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten die geen nationaal systeem voor elektronische gegevensuitwisseling hebben opgezet, om de in lid 1 bedoelde informatie en documenten rechtstreeks langs elektronische weg in te dienen en uit te wisselen.

Dat centrale systeem zorgt ook voor interoperabiliteit met de omgeving voor elektronische informatie over goederenvervoer in het kader van Verordening (EU) 2020/1056 van het Europees Parlement en de Raad 61 .

Binnen vier jaar na de vaststelling van de in lid 4 bedoelde uitvoeringshandeling zorgt dat centrale systeem voor interoperabiliteit met de éénloketomgeving van de EU voor de douane.

3.De lidstaten mogen hun eigen nationale systemen gebruiken, maar zorgen ervoor dat die systemen interoperabel zijn met het in lid 2 bedoelde centrale systeem, worden geëxploiteerd overeenkomstig de voorschriften en regels die zijn vastgelegd in de uitvoeringshandelingen die de Commissie overeenkomstig lid 4 vaststelt, en in realtime informatie en documenten uitwisselen met het centrale systeem.

4.Uiterlijk op [PB: Gelieve de datum in te voegen: twaalf maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] stelt de Commissie uitvoeringshandelingen vast tot vaststelling van:

a)de eisen die nodig zijn voor de interoperabiliteit tussen het in lid 2 bedoelde centrale systeem en de nationale systemen, met inbegrip van een gegevensmodel en een protocol voor gegevensuitwisseling;

b)alle andere technische en organisatorische vereisten, onder meer inzake beveiligingsaspecten en gegevensbeheer, die nodig zijn voor de praktische uitvoering van de elektronische indiening en uitwisseling van informatie en documenten als bedoeld in lid 1.

Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 77, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.



Artikel 27 
Taalkeuze

1.Alle uit hoofde van de bepalingen van deze titel ingediende kennisgevingen, informatie, documentatie en andere mededelingen dienen te worden verstrekt in een voor de betrokken bevoegde autoriteiten aanvaardbare taal.

2.De kennisgever verstrekt aan de betrokken bevoegde autoriteiten gewaarmerkte vertalingen van de documenten als bedoeld in lid 1 in een voor hen aanvaardbare taal, indien zij daarom verzoeken.

Artikel 28 
Geschillen over de indeling

1.Wanneer de lidstaten beslissen of een voorwerp of stof die het resultaat is van een productieproces dat niet in de eerste plaats op het vervaardigen van dat voorwerp of die stof gericht is, als afvalstof wordt beschouwd, baseren zij hun besluit op de voorwaarden van artikel 5 van Richtlijn 2008/98/EG.

Wanneer de lidstaten beslissen of afvalstoffen die een handeling tot recycling of andere nuttige toepassing hebben ondergaan, niet langer als afval worden beschouwd, baseren zij hun besluit op de voorwaarden van artikel 6 van Richtlijn 2008/98/EG.

Indien de bevoegde autoriteiten van verzending en van ontvangst geen overeenstemming kunnen bereiken over de indeling wat betreft het onderscheid tussen afvalstoffen en niet-afvalstoffen, zal het voorwerp of de stof worden behandeld als afval alsof het afvalstoffen betrof met het oog op de overbrenging. Dit doet geen afbreuk aan het recht van het land van bestemming om het overgebrachte materiaal na aankomst overeenkomstig zijn nationale wetgeving te behandelen, indien die wetgeving in overeenstemming is met het recht van de Unie of het internationaal recht.

2.Indien de bevoegde autoriteiten van verzending en van bestemming geen overeenstemming kunnen bereiken over de indeling van een afvalstof als vermeld in bijlage III, III A, III B of IV, of niet vermeld in een van die bijlagen, valt de overbrenging van die afvalstof onder artikel 4, leden 1 en 2.

3.Indien de bevoegde autoriteiten van verzending en van bestemming geen overeenstemming kunnen bereiken over de indeling van de afvalstoffenbehandeling als verwijdering dan wel als nuttige toepassing, worden de bepalingen van deze verordening inzake verwijdering toegepast.

4.Om de geharmoniseerde indeling van afvalstoffen in bijlage III, III A, III B of IV in de Unie te vergemakkelijken, is de Commissie bevoegd overeenkomstig artikel 76 gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde deze verordening aan te vullen door criteria vast te stellen, zoals verontreinigingsdrempels, op basis waarvan bepaalde afvalstoffen in bijlage III, III A, III B of IV worden ingedeeld.

De Commissie is ook bevoegd overeenkomstig artikel 76 gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde deze verordening aan te vullen door criteria vast te stellen om onderscheid te maken tussen gebruikte goederen en afvalstoffen, voor specifieke categorieën goederen waarvoor dit onderscheid van bijzonder belang is voor de uitvoer van afvalstoffen uit de Unie.

   Artikel 29 
Administratieve kosten

Passende en evenredige administratieve kosten voor de uitvoering van de kennisgevings- en toezichtprocedures en de normale kosten voor passende analyses en inspecties kunnen door de betrokken autoriteiten aan de kennisgever in rekening worden gebracht.

Artikel 30 
Overeenkomsten voor grensgebieden

1.In uitzonderingsgevallen en wanneer de specifieke geografische of demografische situatie zulks rechtvaardigt, kunnen lidstaten bilaterale overeenkomsten sluiten ter versoepeling van de kennisgevingsprocedure voor grensoverschrijdende overbrengingen van specifieke afvalstromen naar de dichtstbijzijnde geschikte inrichting in het grensgebied tussen beide betrokken lidstaten.

2.De in lid 1 bedoelde bilaterale overeenkomsten kunnen ook worden gesloten wanneer afval wordt overgebracht vanuit het land van verzending en daar wordt behandeld, maar door andere lidstaten wordt overgebracht.

3.De lidstaten kunnen in lid 1 bedoelde bilaterale overeenkomsten ook sluiten met landen die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.

4.Van de in dit artikel bedoelde overeenkomsten wordt kennis gegeven aan de Commissie voordat zij van kracht worden.

Hoofdstuk 6 
Overbrengingen binnen de Unie met doorvoer via derde landen

Artikel 31 
Overbrengingen van voor verwijdering bestemde afvalstoffen

Wanneer een overbrenging van voor verwijdering bestemde afvalstoffen binnen de Unie plaatsvindt met doorvoer via een of meer derde landen, verzoekt de bevoegde autoriteit van verzending de bevoegde autoriteit van die derde landen schriftelijk toestemming voor de geplande overbrenging te verlenen:

a)indien het derde land partij is bij het Verdrag van Bazel, binnen 60 dagen, tenzij het overeenkomstig dat verdrag van dat recht heeft afgezien, of

b)indien het derde land niet partij is bij het Verdrag van Bazel, binnen de tussen de bevoegde autoriteiten overeengekomen termijn.

Artikel 32 
Overbrengingen van voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen

1.Wanneer een overbrenging van voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen plaatsvindt binnen de Unie met doorvoer via een of meer derde landen waarop het besluit van de OESO-Raad betreffende het toezicht op de grensoverschrijdende overbrenging van afvalstoffen bestemd voor handelingen tot nuttige toepassing (“het OESO-besluit”) niet van toepassing is, geldt artikel 31.

2.Wanneer een overbrenging van voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen plaatsvindt binnen de Unie, met inbegrip van overbrengingen tussen plaatsen in dezelfde lidstaat maar met doorvoer via een of meer derde landen waarop het OESO-besluit wel van toepassing is, mag de in artikel 9 bedoelde toestemming stilzwijgend worden verleend, en indien geen bezwaar is gemaakt of voorwaarden zijn gesteld, mag de overbrenging 30 dagen na de indiening van de kennisgeving door de kennisgever overeenkomstig artikel 5 aanvangen.

Titel III 
Overbrengingen uitsluitend binnen een lidstaat

Artikel 33 
Regeling voor overbrengingen uitsluitend binnen een lidstaat

1.De lidstaten voeren een passende regeling in voor toezicht en controle op de overbrengingen die uitsluitend plaatsvinden binnen hun nationale rechtsgebied. Die regeling moet aansluiten bij het Uniestelsel van de titels II en VII.

2.De lidstaten stellen de Commissie op de hoogte van hun regeling voor toezicht en controle op de overbrenging van afvalstoffen. De Commissie stelt de andere lidstaten daarvan in kennis.

Titel IV 
Uitvoer uit de Unie naar derde landen

Hoofdstuk 1 
Uitvoer van voor verwijdering bestemde afvalstoffen

Artikel 34 
Uitvoerverbod

1.Uitvoer uit de Unie van voor verwijdering bestemde afvalstoffen is verboden.

2.Het verbod van lid 1 is niet van toepassing op de uitvoer van voor verwijdering bestemde afvalstoffen naar EVA-landen die partij zijn bij het Verdrag van Bazel.

3.In afwijking van lid 2 is de uitvoer van voor verwijdering bestemde afvalstoffen naar een EVA-land dat partij is bij het Verdrag van Bazel verboden:

a)indien het betrokken EVA-land de invoer van dergelijke afvalstoffen verbiedt;

b)de in artikel 11, lid 2, neergelegde voorwaarden niet zijn vervuld;

c)indien de bevoegde autoriteit van verzending redenen heeft om aan te nemen dat de afvalstoffen in het land van bestemming niet op milieuhygiënisch verantwoorde wijze, zoals bedoeld in artikel 56, zullen worden beheerd.

4.Het verbod van lid 1 is niet van toepassing op afvalstoffen waarvoor overeenkomstig artikel 22 of 24 een terugnameplicht geldt.

Artikel 35 
Procedures voor uitvoer naar EVA-landen

1.Voor de uitvoer uit de Unie van afvalstoffen die bestemd zijn voor verwijdering in een EVA-land dat partij is bij het Verdrag van Bazel, geldt mutatis mutandis titel II, met de wijzigingen en aanvullende bepalingen van de leden 2 en 3.

2.De volgende wijzigingen zijn van toepassing:

a)de kennisgever dient overeenkomstig artikel 26 het kennisgevingsverzoek en de informatie en documentatie in overeenkomstig artikel 5, lid 3, en verstrekt deze tegelijkertijd per post, fax of e-mail met digitale handtekening aan de betrokken bevoegde autoriteiten in de landen van doorvoer en bestemming buiten de Unie, tenzij die autoriteiten zijn aangesloten op het in artikel 26, lid 2, bedoelde centrale systeem;

b)de kennisgever dient overeenkomstig artikel 26 aanvullende informatie en documentatie in overeenkomstig artikel 5, lid 4, en verstrekt deze tegelijkertijd per post, fax of e-mail met digitale handtekening aan de betrokken bevoegde autoriteiten in de landen van doorvoer en bestemming buiten de Unie, tenzij die autoriteiten zijn aangesloten op het in artikel 26, lid 2, bedoelde centrale systeem;

c)de bevoegde autoriteit van verzending stelt de betrokken bevoegde autoriteiten in de landen van doorvoer en bestemming buiten de Unie in kennis van elk verzoek om informatie en documentatie van haar zijde en van haar besluit betreffende de geplande overbrenging, per post, fax of e-mail met digitale handtekening, tenzij die bevoegde autoriteiten zijn aangesloten op het in artikel 26, lid 2, bedoelde centrale systeem;

d)de bevoegde autoriteit van doorvoer buiten de Unie beschikt na de verzending van de bevestiging van ontvangst van de kennisgeving over een termijn van 60 dagen om stilzwijgende of – al dan niet aan voorwaarden verbonden – schriftelijke toestemming te verlenen indien het betrokken land afgezien heeft van voorafgaande schriftelijke toestemming en de overige partijen bij het Verdrag van Bazel hierover heeft geïnformeerd overeenkomstig artikel 6, lid 4, van dat verdrag;

e)de bevoegde autoriteit van verzending in de Unie neemt het besluit om toestemming te verlenen voor de overbrenging als bedoeld in artikel 9 slechts na ontvangst van schriftelijke toestemming van de bevoegde autoriteit van bestemming en, in voorkomend geval, de stilzwijgende of schriftelijke toestemming van de bevoegde autoriteit van doorvoer buiten de Unie, en niet eerder dan 61 dagen na de datum van verzending van de ontvangstbevestiging van de kennisgeving door de bevoegde autoriteit van doorvoer, tenzij de bevoegde autoriteit van verzending de schriftelijke toestemming van de andere betrokken bevoegde autoriteiten heeft, in welk geval zij het in artikel 9 bedoelde besluit vóór die termijn kan nemen.

3.De volgende aanvullende bepalingen zijn van toepassing:

a)de bevoegde autoriteit van doorvoer in de Unie zendt een ontvangstbevestiging van de kennisgeving aan de kennisgever en kopieën daarvan aan de andere betrokken bevoegde autoriteiten;

b)de bevoegde autoriteiten van verzending en, in voorkomend geval, de bevoegde autoriteiten van doorvoer in de Unie zorgen ervoor dat het douanekantoor van uitvoer en het douanekantoor van uitgang in kennis worden gesteld van hun besluit om toestemming voor de overbrenging te verlenen;

c)een kopie van het vervoersdocument wordt door de vervoerder aan het douanekantoor van uitvoer en aan het douanekantoor van uitgang verstrekt, hetzij per post, fax of e-mail met digitale handtekening, hetzij via het in artikel 26, lid 2, bedoelde centrale systeem indien het douanekantoor van uitvoer daar toegang tot heeft;

d)zodra de afvalstoffen de Unie hebben verlaten, stelt het douanekantoor van uitgang de bevoegde autoriteit van verzending in de Unie in kennis dat de afvalstoffen de Unie hebben verlaten;

e)indien de bevoegde autoriteit van verzending 42 dagen nadat de afvalstoffen de Unie hebben verlaten geen bericht van de inrichting heeft gekregen dat deze de afvalstoffen heeft ontvangen, stelt zij onverwijld het land van bestemming daarvan op de hoogte;

f)het in artikel 6 bedoelde contract bevat de volgende voorwaarden:

i) de inrichting draagt de kosten die voortvloeien uit de verplichting de afvalstoffen terug te brengen naar het rechtsgebied van de bevoegde autoriteit van verzending en uit de nuttige toepassing of verwijdering op een andere, milieuhygiënisch verantwoorde wijze, indien de ontvanger een onjuiste verklaring van verwijdering afgeeft op grond waarvan de borgsom wordt vrijgegeven;

ii) de inrichting zendt aan de kennisgever en de betrokken bevoegde autoriteiten binnen drie dagen na ontvangst van de voor verwijdering bestemde afvalstoffen een afschrift van het volledig ingevulde vervoersdocument, met uitzondering van de onder iii) bedoelde verklaring van verwijdering;

iii) de inrichting verklaart zo snel mogelijk, doch uiterlijk 30 dagen nadat de verwijdering voltooid is en in elk geval uiterlijk één kalenderjaar na de ontvangst van de afvalstoffen onder haar verantwoordelijkheid dat de verwijdering heeft plaatsgevonden en zendt afschriften van het vervoersdocument met die verklaring aan de kennisgever en de betrokken bevoegde autoriteiten;

g)de kennisgever stelt binnen drie werkdagen na ontvangst van de onder f), ii) en iii), bedoelde kopieën de informatie in die kopieën elektronisch beschikbaar overeenkomstig artikel 26.

4.De overbrenging mag alleen plaatsvinden indien aan alle volgende voorwaarden is voldaan:

a)de kennisgever heeft schriftelijke toestemming ontvangen van de bevoegde autoriteiten van verzending, van bestemming en eventueel van doorvoer buiten de Unie, en wanneer aan de in dat besluit gestelde voorwaarden is voldaan;

b)milieuhygiënisch verantwoord beheer van de afvalstoffen als bedoeld in artikel 56 wordt gewaarborgd.

5.Bij uitvoer van afvalstoffen vindt de verwijdering plaats in een inrichting die conform het toepasselijke nationale recht in het land van bestemming geëxploiteerd wordt of mag worden.

6.Indien een douanekantoor van uitvoer of een douanekantoor van uitgang een illegale overbrenging ontdekt, stelt het onverwijld de bevoegde autoriteit in het land van het douanekantoor hiervan in kennis. Die bevoegde autoriteit:

a)stelt onverwijld de bevoegde autoriteit van verzending in de Unie in kennis van de illegale overbrenging, en

b)zorgt ervoor dat de overbrenging van de afvalstoffen wordt tegengehouden totdat de bevoegde autoriteit van verzending een besluit heeft genomen en het dit schriftelijk aan de bevoegde autoriteit in het land van het douanekantoor waar de afvalstoffen worden tegengehouden, heeft meegedeeld.

Hoofdstuk 2 
Uitvoer van voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen

Afdeling 1 
Uitvoer van gevaarlijke stoffen en bepaalde andere afvalstoffen naar landen waarop het OESO-besluit niet van toepassing is

Artikel 36 
Uitvoerverbod

1.De uitvoer uit de Unie van de volgende soorten afvalstoffen die bestemd zijn voor nuttige toepassing in landen waarop het OESO-besluit niet van toepassing is, is verboden voor:

a)afvalstoffen die als gevaarlijk zijn opgenomen in deel 1 van bijlage V bij deze verordening;

b)afvalstoffen die als gevaarlijk zijn opgenomen in de lijst van afvalstoffen als bedoeld in artikel 7 van Richtlijn 2008/98/EG;

c)afvalstoffen die zijn opgenomen in deel 2 van bijlage V bij deze verordening;

d)gevaarlijke afvalstoffen die niet onder één code in bijlage V bij deze verordening of in de lijst van afvalstoffen als bedoeld in artikel 7 van Richtlijn 2008/98/EG vallen;

e)mengsels van gevaarlijke afvalstoffen en mengsels van gevaarlijke afvalstoffen met niet-gevaarlijke afvalstoffen die niet onder één code in bijlage V bij deze verordening of in de lijst van afvalstoffen als bedoeld in artikel 7 van Richtlijn 2008/98/EG vallen;

f)afvalstoffen die door het land van bestemming als gevaarlijk worden aangemerkt volgens artikel 3 van het Verdrag van Bazel;

g)afvalstoffen waarvan het land van bestemming de invoer heeft verboden;

h)afvalstoffen waarvoor de bevoegde autoriteit van verzending redenen heeft om aan te nemen dat zij in het land van bestemming niet op milieuhygiënisch verantwoorde wijze als bedoeld in artikel 56 zullen worden beheerd;

i)afvalstoffen als bedoeld in artikel 4, lid 5.

2.Lid 1 is niet van toepassing op afvalstoffen waarvoor overeenkomstig artikel 22 of 24 een terugnameplicht geldt.

3.In uitzonderlijke gevallen kunnen de lidstaten, op basis van door de kennisgever verstrekte bewijsstukken, bepalen dat een specifieke gevaarlijke afvalstof die is opgenomen in bijlage V bij deze verordening of in de lijst van afvalstoffen als bedoeld in artikel 7 van Richtlijn 2008/98/EG, van het in lid 1 bedoelde uitvoerverbod is uitgesloten indien deze geen van de in bijlage III bij Richtlijn 2008/98/EG vermelde eigenschappen bezit, rekening houdend met de criteria en toepasselijke ondergrenzen en concentratiegrenzen voor de indeling van afvalstoffen als gevaarlijk zoals gespecificeerd in die bijlage. Wanneer een gevaarlijke eigenschap van afval is beoordeeld door middel van een test en aan de hand van de concentraties van gevaarlijke stoffen van bijlage III bij Richtlijn 2008/98/EG, hebben de testresultaten voorrang.

4.Het feit dat een afvalstof niet als gevaarlijk is opgenomen in bijlage V of in de lijst van afvalstoffen als bedoeld in artikel 7 van Richtlijn 2008/98/EG, of dat deze is opgenomen in bijlage V, deel 1, lijst B, vormt in uitzonderlijke gevallen geen beletsel voor de kwalificatie van die afvalstof als gevaarlijk en valt derhalve onder het uitvoerverbod indien zij een van de in bijlage III bij Richtlijn 2008/98/EG genoemde eigenschappen bezit, rekening houdend met de daarin gespecificeerde criteria en toepasselijke ondergrenzen en concentratiegrenzen voor de indeling van afvalstoffen als gevaarlijk. Wanneer een gevaarlijke eigenschap van afval is beoordeeld door middel van een test en aan de hand van de concentraties van gevaarlijke stoffen van bijlage III bij Richtlijn 2008/98/EG, hebben de testresultaten voorrang.

5.In de in de leden 3 en 4 bedoelde gevallen brengt de betrokken lidstaat het beoogde land van bestemming op de hoogte alvorens een besluit te nemen om toestemming te verlenen voor geplande overbrengingen naar dat land. De lidstaten delen de Commissie dergelijke gevallen voor het einde van elk kalenderjaar mee. De Commissie geeft die informatie door aan alle lidstaten en aan het secretariaat van het Verdrag van Bazel. Op basis van de verstrekte informatie kan de Commissie opmerkingen maken en zo nodig bijlage V bij deze verordening aanpassen overeenkomstig artikel 72.

Titel 2 
Uitvoer van niet-gevaarlijke stoffen naar landen waarop het OESO-besluit niet van toepassing is

Artikel 37 
Uitvoerverbod

1.De uitvoer uit de Unie van de volgende soorten afvalstoffen die bestemd zijn voor nuttige toepassing in landen waarop het OESO-besluit niet van toepassing is, is verboden voor:

a)afvalstoffen van bijlage III, III A of III B;

b)niet-gevaarlijke afvalstoffen die zijn opgenomen in de lijst van afvalstoffen als bedoeld in artikel 7 van Richtlijn 2008/98/EG, indien zij nog niet zijn opgenomen in bijlage III, III A of III B.

2.Lid 1 is niet van toepassing op de uitvoer van voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen naar een land dat is opgenomen in de overeenkomstig artikel 38 opgestelde lijst van landen voor de in die lijst genoemde afvalstoffen.

Deze uitvoer mag alleen plaatsvinden op voorwaarde dat de afvalstoffen bestemd zijn voor een inrichting die krachtens de nationale wetgeving van het betrokken land over een vergunning beschikt, om voor die afvalstoffen handelingen tot nuttige toepassing uit te voeren. Bovendien gelden voor deze uitvoer de algemene informatieverplichtingen van artikel 18 of, indien het betrokken land dit in het in artikel 39 bedoelde verzoek vermeldt, de procedure van voorafgaande schriftelijke kennisgeving en toestemming als bedoeld in artikel 35.

Artikel 38 
Vaststelling van een lijst van landen waarnaar de uitvoer van niet-gevaarlijke afvalstoffen uit de Unie voor nuttige toepassing is toegestaan

1.De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 76 een gedelegeerde handeling vast te stellen teneinde deze verordening aan te vullen door een lijst vast te stellen van landen waarop het OESO-besluit niet van toepassing is en waarvoor de uitvoer van niet-gevaarlijke afvalstoffen uit de Unie voor nuttige toepassing is toegestaan (“lijst van landen waarnaar uitvoer is toegestaan”). Deze lijst omvat landen die op basis van een beoordeling door de Commissie overeenkomstig artikel 40 een verzoek overeenkomstig artikel 39, lid 1, hebben ingediend en hebben aangetoond dat zij aan de eisen van artikel 39, lid 3, voldoen.

2.De in lid 1 bedoelde lijst bevat de volgende gegevens:

a)de namen van de landen waarnaar de uitvoer van niet-gevaarlijke afvalstoffen uit de Unie voor nuttige toepassing is toegestaan;

b)de specifieke afvalstoffen die uit de Unie naar elk van de onder a) bedoelde landen mogen worden uitgevoerd;

c)informatie, zoals een internetadres, die toegang biedt tot een lijst van inrichtingen die krachtens de interne wetgeving van elk van de onder a) bedoelde landen over een vergunning beschikken voor de nuttige toepassing van de onder b) bedoelde afvalstoffen;

d)indien beschikbaar, informatie over elke specifieke controleprocedure die krachtens de interne wetgeving van elk land als bedoeld onder a) van toepassing is op de invoer van de onder b) bedoelde afvalstoffen, met inbegrip van een vermelding of die invoer onderworpen is aan de procedure van voorafgaande schriftelijke kennisgeving en toestemming als bedoeld in artikel 35.

3.De in lid 1 bedoelde lijst wordt uiterlijk op [PB: Gelieve de datum in te voegen: 30 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] vastgesteld, tenzij geen enkel land op grond van artikel 39, lid 1, een verzoek indient of op dat moment geen enkel land voldoet aan de vereisten van artikel 39, lid 3.

Uiterlijk op [PB Gelieve de datum in te voegen: drie maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] neemt de Commissie contact op met alle landen waarop het OESO-besluit niet van toepassing is, om hun de nodige informatie te verstrekken over de mogelijkheid dat die landen worden opgenomen in de lijst van landen waarnaar uitvoer is toegestaan.

Om te worden opgenomen in de lijst van landen waarnaar uitvoer is toegestaan, die is vastgesteld vóór [PB Gelieve de datum in te voegen: 30 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening], dienen de landen waarop het OESO-besluit niet van toepassing is, hun verzoek overeenkomstig artikel 39, lid 1, uiterlijk in op [PB Gelieve de datum in te voegen: negen maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening].

4.De Commissie werkt regelmatig, en ten minste om de twee jaar na de vaststelling, de lijst bij van landen waarnaar uitvoer is toegestaan, teneinde: 

a)een land toe te voegen waarvan overeenkomstig lid 1 besloten is het in de lijst op te nemen;

b)een land te verwijderen dat niet langer aan de voorschriften van artikel 39 voldoet;

c)de in lid 2, punten b), c) en d), bedoelde informatie te actualiseren op basis van een verzoek van het betrokken land en, indien dat verzoek betrekking heeft op de toevoeging van nieuwe afvalstoffen, op voorwaarde dat het betrokken land met betrekking tot de nieuwe afvalstof in kwestie heeft aangetoond dat aan de eisen van artikel 39 is voldaan;

d)elk ander element dat relevant is om ervoor te zorgen dat de lijst accurate en bijgewerkte informatie bevat, op te nemen of te verwijderen.

5.In geval van wijziging van de krachtens artikel 39, lid 3, aan de Commissie verstrekte informatie verstrekken de landen die zijn opgenomen in de in lid 1 bedoelde lijst onverwijld een bijgewerkte versie van de in het formulier van bijlage VIII vermelde informatie, samen met relevante bewijsstukken.

De landen die op de in lid 1 bedoelde lijst staan, verstrekken de Commissie in elk geval in het vijfde jaar na hun eerste opneming een bijgewerkte versie van de in het formulier van bijlage VIII vermelde informatie, samen met relevante bewijsstukken.

Na ontvangst van de in de eerste en tweede alinea van dit lid bedoelde informatie en bewijsstukken kan de Commissie het betrokken land om aanvullende informatie verzoeken om aan te tonen dat het land blijft voldoen aan de eisen van artikel 39.

6.Indien informatie beschikbaar wordt die op aannemelijke wijze aantoont dat voor een land dat reeds in de in lid 1 bedoelde lijst is opgenomen, niet langer aan de eisen van artikel 39 wordt voldaan, verzoekt de Commissie dat land zijn standpunt over die informatie kenbaar te maken binnen een termijn van maximaal twee maanden na haar uitnodiging om opmerkingen in te dienen, samen met relevant bewijsstukken waaruit blijkt dat nog steeds aan die eisen wordt voldaan. Deze termijn kan met twee maanden worden verlengd indien het betrokken land daartoe een met redenen omkleed verzoek indient.

7.Indien het betrokken land zijn standpunt en de gevraagde bewijsstukken niet binnen de in de eerste alinea van dit lid bedoelde termijn verstrekt, of indien de verstrekte bewijsstukken niet volstaan om aan te tonen dat nog steeds aan de eisen van artikel 39 wordt voldaan, schrapt de Commissie dat land onverwijld van de lijst.

8.De Commissie kan te allen tijde contact opnemen met een land dat is opgenomen in de in lid 1 bedoelde lijst om informatie te verkrijgen die van belang is om te waarborgen dat dit land blijft voldoen aan de eisen van artikel 39.

Artikel 39 
Voorwaarden voor opneming in de lijst van landen waarnaar uitvoer is toegestaan

1.Landen waarop het OESO-besluit niet van toepassing is en die voornemens zijn bepaalde in artikel 37, lid 1, bedoelde afvalstoffen voor nuttige toepassing uit de Unie in ontvangst te nemen, dienen bij de Commissie een verzoek in waarin zij zich bereid verklaren deze afvalstoffen te ontvangen en in de in artikel 38 bedoelde lijst te worden opgenomen. Dat verzoek en alle daarmee verband houdende documentatie en andere correspondentie moeten in het Engels zijn opgesteld.

2.Het in lid 1 bedoelde verzoek wordt ingediend met gebruikmaking van het formulier van bijlage VIII en bevat alle daarin vermelde informatie.

3.Het land dat het verzoek indient, toont aan dat het alle nodige maatregelen heeft genomen en uitvoert om ervoor te zorgen dat de betrokken afvalstoffen op een milieuhygiënisch verantwoorde wijze worden beheerd als bedoeld in artikel 56.

Daartoe toont het land dat het verzoek indient aan dat:

a)het beschikt over alomvattende afvalbeheerstrategieën of -plannen die haar gehele grondgebied bestrijken en aantonen dat zij in staat en bereid is het milieuhygiënisch verantwoord beheer van afvalstoffen te waarborgen. In de strategieën of plannen worden op zijn minst de volgende elementen opgenomen:

i)de totale hoeveelheid afvalstoffen die jaarlijks in het land wordt geproduceerd en de hoeveelheid afvalstoffen die onder het toepassingsgebied van dit verzoek valt (“afvalstoffen waarop het verzoek betrekking heeft”), en ramingen van de ontwikkeling van deze hoeveelheden in de komende tien jaar;

ii)een schatting van de huidige verwerkingscapaciteit van het land voor afvalstoffen in het algemeen, alsmede een schatting van de verwerkingscapaciteit van het land voor de afvalstoffen waarop het verzoek betrekking heeft, en een evaluatie van de ontwikkeling van deze capaciteit in de komende tien jaar;

iii)het aandeel in het land geproduceerd afval dat gescheiden wordt ingezameld, alsmede eventuele doelstellingen en maatregelen om dit percentage in de toekomst te verhogen;

iv)een indicatie van het aandeel in het land geproduceerd afval waarop het verzoek betrekking heeft en van eventuele doelstellingen en maatregelen om dat aandeel in de toekomst te verminderen;

v)een indicatie van het aandeel in het land geproduceerd afval dat wordt gerecycled, en mogelijke doelstellingen en maatregelen om dat aandeel in de toekomst te verhogen;

vi)informatie over de hoeveelheid afval die wordt achtergelaten en over de maatregelen die zijn genomen om zwerfvuil te voorkomen en op te ruimen;

vii)een strategie om te zorgen voor milieuhygiënisch verantwoord beheer van op zijn grondgebied ingevoerde afvalstoffen, met inbegrip van de mogelijke gevolgen van die invoer voor het beheer van in het land zelf geproduceerde afvalstoffen;

viii)informatie over de methode die wordt gebruikt voor de berekening van de in de punten i) tot en met vi) bedoelde gegevens;

b)het beschikt over een rechtskader voor afvalbeheer dat ten minste de volgende elementen omvat:

i)machtigings- of vergunningssystemen voor afvalverwerkingsinrichtingen;

ii)machtigings- of vergunningssystemen voor het vervoer van afvalstoffen;

iii)bepalingen om ervoor te zorgen dat het restafval dat ontstaat door de handeling tot nuttige toepassing van de afvalstoffen waarop het verzoek betrekking heeft, op milieuhygiënisch verantwoorde wijze wordt beheerd als bedoeld in artikel 56;

iv)adequate verontreinigingscontroles die van toepassing zijn op handelingen voor afvalbeheer, met inbegrip van emissiegrenswaarden voor de bescherming van lucht, bodem en water en maatregelen om de uitstoot van broeikasgassen als gevolg van die handelingen te verminderen;

v)bepalingen inzake handhaving, inspectie en sancties met het oog op de uitvoering van nationale en internationale voorschriften inzake afvalbeheer en overbrenging van afvalstoffen;

c)het partij is bij de in bijlage VIII bedoelde multilaterale milieuovereenkomsten en de nodige maatregelen heeft genomen om zijn verplichtingen uit hoofde van die overeenkomsten na te komen;

d)het een strategie heeft ontwikkeld voor de handhaving van interne wetgeving inzake afvalbeheer en overbrenging van afvalstoffen, die betrekking heeft op controle- en toezichtmaatregelen, met inbegrip van informatie over het aantal uitgevoerde inspecties van overbrengingen van afvalstoffen en afvalbeheerinrichtingen en over sancties die worden opgelegd in geval van inbreuken op de relevante nationale regels.



Artikel 40 
Beoordeling van het verzoek tot opneming in de lijst van landen waarnaar uitvoer is toegestaan

1.De Commissie beoordeelt de overeenkomstig artikel 39 ingediende verzoeken zonder onnodige vertraging en, indien zij ervan overtuigd is dat aan de in dat artikel gestelde eisen is voldaan, neemt zij het land dat het verzoek indient op in de lijst van landen waarnaar uitvoer is toegestaan. De beoordeling wordt gebaseerd op de door het verzoekende land verstrekte informatie en bewijsstukken, alsmede op andere relevante informatie, en beoogt vast te stellen of het land dat het verzoek heeft ingediend, alle nodige maatregelen heeft genomen en uitvoert om ervoor te zorgen dat de betrokken afvalstoffen op een milieuhygiënisch verantwoorde wijze worden beheerd als bedoeld in artikel 56. Om deze beoordeling uit te voeren, gebruikt de Commissie als referentiepunt de relevante bepalingen in de wetgeving en richtsnoeren als bedoeld in bijlage IX.

2.Wanneer de Commissie tijdens haar beoordeling van oordeel is dat de door het verzoekende land verstrekte informatie onvolledig of ontoereikend is om aan te tonen dat aan de eisen van artikel 39 is voldaan, biedt zij dat land de gelegenheid om binnen een termijn van maximaal drie maanden aanvullende informatie te verstrekken. Deze termijn kan met drie maanden worden verlengd indien het verzoekende land daartoe een met redenen omkleed verzoek indient.

3.Indien het land dat het verzoek doet, de aanvullende informatie niet binnen de in lid 2 van dit artikel bedoelde termijn verstrekt, of indien de verstrekte aanvullende informatie nog steeds onvolledig of ontoereikend wordt geacht om aan te tonen dat aan de eisen van artikel 39 is voldaan, deelt de Commissie het land dat het verzoek doet, onverwijld mee dat het land niet kan worden opgenomen in de lijst van landen waarnaar uitvoer is toegestaan en dat zijn verzoek niet meer zal worden verwerkt. In dat geval stelt de Commissie het verzoekende land ook in kennis van de redenen voor die conclusie. Dit laat onverlet dat het land dat het verzoek indient, overeenkomstig artikel 39 een nieuw verzoek kan indienen.

Afdeling 3 
Uitvoer naar landen waarop het OESO-besluit van toepassing is

Artikel 41 
Algemene regeling voor de uitvoer van afvalstoffen

1.Voor de uitvoer uit de Unie van voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen van bijlage III, III A, III B of IV, en van niet in bijlage III of IV onder één code ingedeelde afvalstoffen of van mengsels van afvalstoffen die naar landen waarop het OESO-besluit van toepassing is, al dan niet met doorvoer via landen waarop het OESO-besluit van toepassing is, geldt mutatis mutandis titel II, met de wijzigingen en aanvullende bepalingen van de leden 2, 3 en 5.

2.De volgende wijzigingen zijn van toepassing:

a)op voor een voorlopige handeling bestemde mengsels van afvalstoffen van bijlage III A is de procedure van voorafgaande schriftelijke kennisgeving en toestemming van toepassing indien de volgende al dan niet voorlopige handeling tot nuttige toepassing of verwijdering plaatsvindt in een land waarop het OESO-besluit niet van toepassing is;

b)voor afvalstoffen van bijlage III B geldt de procedure van voorafgaande schriftelijke kennisgeving en toestemming;

c)de uitvoer van afvalstoffen als bedoeld in artikel 4, lid 5, is verboden;

d)de overeenkomstig artikel 9 vereiste toestemming mag stilzwijgend worden verleend door de bevoegde autoriteit van bestemming buiten de Unie.

3.Op de uitvoer van afvalstoffen van bijlage IV zijn de in artikel 35, lid 2, en artikel 35, lid 3, punten a) tot en met e), vermelde aanpassingen en aanvullende bepalingen van toepassing.

Bovendien bevat het in artikel 6 bedoelde contract de volgende voorwaarden:

a)de inrichting draagt de kosten die voortvloeien uit de verplichting de afvalstoffen terug te brengen naar het rechtsgebied van de bevoegde autoriteit van verzending en uit de nuttige toepassing of verwijdering op een andere, milieuhygiënisch verantwoorde wijze, indien de ontvanger een onjuiste verklaring van nuttige toepassing afgeeft op grond waarvan de borgsom wordt vrijgegeven;

b)de inrichting zendt aan de kennisgever en de betrokken bevoegde autoriteiten binnen drie dagen na ontvangst van de voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen een afschrift van het volledig ingevulde vervoersdocument, met uitzondering van de onder c) bedoelde verklaring van nuttige toepassing;

c)de inrichting verklaart zo snel mogelijk, doch uiterlijk 30 dagen nadat de nuttige toepassing voltooid is en in ieder geval uiterlijk één kalenderjaar na de ontvangst van de afvalstoffen onder haar verantwoordelijkheid dat de nuttige toepassing is voltooid en zendt afschriften van het vervoersdocument met deze verklaring aan de kennisgever en de betrokken bevoegde autoriteiten.

De kennisgever stelt binnen drie werkdagen na ontvangst van de onder b) en c) bedoelde kopieën de informatie in die kopieën via elektronische middelen beschikbaar overeenkomstig artikel 26.

4.De overbrenging van afvalstoffen waarvoor de voorafgaande schriftelijke kennisgeving en toestemming vereist is, mag alleen plaatsvinden indien aan alle volgende voorwaarden is voldaan:

a)de kennisgever heeft schriftelijke toestemming gekregen van de bevoegde autoriteiten van verzending en van bestemming en, in voorkomend geval, van doorvoer, of de bevoegde autoriteiten van bestemming en doorvoer buiten de Unie hebben voorzien in stilzwijgende toestemming of dergelijke stilzwijgende toestemming kan worden verondersteld en aan de voorwaarden van de respectieve besluiten is voldaan;

b)er is voldaan aan artikel 35, lid 4, punten b), c) en d).

5.Bij de uitvoer van afvalstoffen van bijlage IV als omschreven in lid 1 met doorvoer via een land waarop het OESO-besluit niet van toepassing is, gelden de volgende wijzigingen:

a)de bevoegde autoriteit van doorvoer waarop het OESO-besluit niet van toepassing is, beschikt na de verzending van de bevestiging van ontvangst van de kennisgeving over een termijn van 60 dagen om stilzwijgende of – al dan niet aan voorwaarden verbonden – schriftelijke toestemming te verlenen indien het betrokken land afgezien heeft van voorafgaande schriftelijke toestemming en de overige partijen bij het Verdrag van Bazel hierover heeft geïnformeerd overeenkomstig artikel 6, lid 4, van dat verdrag;

b)de bevoegde autoriteit van verzending in de Unie neemt het besluit om toestemming te verlenen voor de overbrenging als bedoeld in artikel 9 slechts na ontvangst van stilzwijgende of schriftelijke toestemming van de bevoegde autoriteit van doorvoer waarop het OESO-besluit niet van toepassing is, en niet eerder dan 61 dagen na de datum van verzending van de bevestiging van ontvangst van de kennisgeving door de bevoegde autoriteit van doorvoer, tenzij de bevoegde autoriteit van verzending de schriftelijke toestemming van de andere betrokken bevoegde autoriteiten heeft ontvangen, in welk geval zij het in artikel 9 bedoelde besluit vóór die termijn kan nemen.

6.Bij de uitvoer van afvalstoffen vindt de nuttige toepassing plaats in een inrichting die conform de toepasselijke nationale wetgeving in het land van invoer geëxploiteerd wordt of mag worden.

7.Indien een douanekantoor van uitvoer of een douanekantoor van uitgang een illegale overbrenging ontdekt, stelt het onverwijld de bevoegde autoriteit in het land van dat douanekantoor hiervan in kennis. Die bevoegde autoriteit:

a)stelt onverwijld de bevoegde autoriteit van verzending in de Unie in kennis van de illegale overbrenging, en

b)zorgt ervoor dat de overbrenging van de afvalstoffen wordt tegengehouden totdat de bevoegde autoriteit van verzending een besluit heeft genomen en het dit schriftelijk aan de bevoegde autoriteit in het land van het douanekantoor waar de afvalstoffen worden tegengehouden, heeft meegedeeld.

Artikel 42 
Toezicht op de uitvoer en vrijwaringsprocedure

1.De Commissie houdt toezicht op de mate van uitvoer van afvalstoffen uit de Unie naar landen waarop het OESO-besluit van toepassing is, om ervoor te zorgen dat deze uitvoer niet leidt tot ernstige schade voor het milieu of de menselijke gezondheid in het land van bestemming. In het kader van dat toezicht beoordeelt de Commissie verzoeken van natuurlijke of rechtspersonen die vergezeld gaan van relevante informatie en gegevens waaruit blijkt dat de uitvoer van afvalstoffen uit de Unie tot ernstige schade voor het milieu of de menselijke gezondheid leidt in een land waarop het OESO-besluit van toepassing is.

2.Wanneer de uitvoer van afvalstoffen uit de Unie naar een land waarop het OESO-besluit van toepassing is, binnen korte tijd aanzienlijk is toegenomen en er onvoldoende bewijs voorhanden is waaruit blijkt dat het betrokken land in staat is deze afvalstoffen op milieuhygiënisch verantwoorde wijze nuttig toe te passen als bedoeld in artikel 56, verzoekt de Commissie de bevoegde autoriteiten van het betrokken land om binnen 60 dagen informatie te verstrekken over de voorwaarden waaronder de betrokken afvalstoffen nuttig worden toegepast en over het vermogen van het betrokken land om de betrokken afvalstoffen te beheren. De Commissie kan een verlenging van deze termijn toestaan indien het betrokken land daartoe een met redenen omkleed verzoek indient.

3.Het in lid 2 bedoelde verzoek strekt ertoe na te gaan of het betrokken land:

a)een passend rechtskader voor de invoer en het beheer van de betrokken afvalstoffen heeft ingevoerd en ten uitvoer gelegd, alsook passende maatregelen om te zorgen voor milieuhygiënisch verantwoord beheer van het restafval dat wordt gegenereerd door de nuttige toepassing van de betrokken afvalstoffen;

b)over voldoende capaciteit op zijn grondgebied beschikt om de betrokken afvalstoffen op milieuhygiënisch verantwoorde wijze te beheren, rekening houdend met de toegenomen hoeveelheid afvalstoffen die op zijn grondgebied wordt ingevoerd;

c)een adequate strategie heeft ingevoerd om de mogelijke negatieve gevolgen van een toename van de invoer van de betrokken afvalstoffen voor de inzameling en het beheer van in het land zelf geproduceerde afvalstoffen aan te pakken;

d)passende handhavingsmaatregelen heeft ingevoerd en ten uitvoer gelegd om mogelijke illegale overbrengingen of behandeling van de betrokken afvalstoffen aan te pakken.

4.Indien het betrokken land naar aanleiding van het in lid 2 bedoelde verzoek niet voldoende bewijs levert als bedoeld in lid 3 dat de afvalstoffen overeenkomstig artikel 56 op milieuhygiënisch verantwoorde wijze worden beheerd, is de Commissie bevoegd overeenkomstig artikel 76 gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde deze verordening aan te vullen door de uitvoer van de betrokken afvalstoffen naar dat land te verbieden.

Dit verbod wordt door de Commissie opgeheven wanneer zij over voldoende bewijs beschikt dat de betrokken afvalstoffen op milieuhygiënisch verantwoorde wijze zullen worden beheerd.

Hoofdstuk 3 
Aanvullende verplichtingen

Artikel 43 
Verplichtingen van exporteurs

1.Een natuurlijke of rechtspersoon voert alleen afvalstoffen uit vanuit de Unie indien hij kan aantonen dat de inrichtingen die de afvalstoffen in het land van bestemming moeten ontvangen, het afval op milieuhygiënisch verantwoorde wijze zullen beheren als bedoeld in artikel 56.

2.Om aan de in lid 1 bedoelde verplichting te voldoen, ziet een natuurlijke persoon of rechtspersoon die voornemens is afvalstoffen vanuit de Unie uit te voeren erop toe dat de inrichtingen die de afvalstoffen in het land van bestemming zullen beheren, onderworpen zijn aan een controle door een onafhankelijke en geaccrediteerde derde partij met passende kwalificaties.

3.Bij de in lid 2 bedoelde controle wordt nagegaan of de betrokken inrichting aan de criteria van bijlage X voldoet. Een rechtspersoon of natuurlijke persoon voert geen afvalstoffen uit naar een inrichting die niet aan die criteria voldoet.

4.Een natuurlijke of rechtspersoon die voornemens is afvalstoffen uit te voeren, zorgt ervoor dat de inrichting die de afvalstoffen in het land van bestemming zal beheren, voorafgaand aan de uitvoer van afvalstoffen naar de betrokken inrichting aan een controle als bedoeld in lid 2 is onderworpen en dat de controle regelmatig wordt herhaald volgens een op risico’s gebaseerde aanpak, met een frequentie van ten minste om de drie jaar na de eerste controle.

Een natuurlijke of rechtspersoon die afvalstoffen vanuit de Unie uitvoert, voert ook onverwijld een ad-hoccontrole uit indien hij aannemelijke informatie ontvangt dat een inrichting niet langer voldoet aan de criteria van bijlage X.

5.Een natuurlijke of rechtspersoon die overeenkomstig lid 2 opdracht heeft gegeven voor een controle van een bepaalde inrichting of deze heeft uitgevoerd, zorgt ervoor dat een dergelijke controle onder eerlijke commerciële voorwaarden ter beschikking wordt gesteld van andere natuurlijke of rechtspersonen die voornemens zijn afvalstoffen naar de betrokken inrichting uit te voeren.

6.Op verzoek van een bevoegde autoriteit of een bij inspecties betrokken autoriteit verstrekt een natuurlijke of rechtspersoon bewijsstukken waaruit blijkt dat controles als bedoeld in lid 2 zijn uitgevoerd in alle inrichtingen waarnaar hij de betrokken afvalstoffen uitvoert. Die bewijsstukken worden verstrekt in een voor de betrokken bevoegde autoriteiten aanvaardbare taal.

7.Natuurlijke personen of rechtspersonen die afvalstoffen buiten de Unie uitvoeren, maken jaarlijks langs elektronische weg informatie openbaar over de wijze waarop zij aan hun verplichtingen uit hoofde van dit artikel voldoen.

8.Indien in een internationale overeenkomst tussen de Unie en een derde land waarop het OESO-besluit van toepassing is, wordt erkend dat de inrichtingen in dat derde land afval op milieuhygiënisch verantwoorde wijze zullen beheren overeenkomstig de criteria van bijlage X, zijn natuurlijke en rechtspersonen die voornemens zijn afvalstoffen naar dat derde land uit te voeren, vrijgesteld van de verplichting van lid 2.

9.Op verzoek van een bevoegde autoriteit of een bij inspecties betrokken autoriteit verstrekt een natuurlijke of rechtspersoon die op grond van lid 8 vrijgesteld is bewijsstukken met betrekking tot de in dat lid bedoelde relevante internationale overeenkomst in een taal die voor de betrokken bevoegde autoriteiten aanvaardbaar is.

Artikel 44 
Verplichtingen van lidstaten van uitvoer

1.De lidstaten nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat onder hun rechtsmacht vallende rechtspersonen en natuurlijke personen geen afvalstoffen uitvoeren in gevallen waarin niet is voldaan aan de in de artikelen 36 tot en met 43 gestelde voorwaarden voor deze uitvoer.

2.De lidstaten voeren volgens een op risico’s gebaseerde aanpak regelmatig verificaties uit om ervoor te zorgen dat natuurlijke en rechtspersonen die afvalstoffen uit de Unie uitvoeren, voldoen aan de in artikel 43 bedoelde verplichtingen.

Wanneer de lidstaten over plausibele informatie beschikken waaruit blijkt dat natuurlijke of rechtspersonen die afvalstoffen uit de Unie uitvoeren, hun verplichtingen uit hoofde van artikel 43 niet nakomen, voeren zij de nodige verificaties uit.



Hoofdstuk 4 
Algemene bepalingen

Artikel 45 
Uitvoer naar het Zuidpoolgebied

De uitvoer van afvalstoffen uit de Unie naar het Zuidpoolgebied is verboden.

Artikel 46 
Uitvoer naar landen en gebieden overzee

1.De uitvoer uit de Unie naar een land of gebied overzee van afvalstoffen bestemd voor verwijdering in dat land of gebied overzee is verboden.

2.Op de uitvoer van voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen naar landen en gebieden overzee is mutatis mutandis het verbod van artikel 36 van toepassing.

3.Op de uitvoer van voor nuttige toepassing in landen en gebieden overzee bestemde afvalstoffen die niet onder het uitvoerverbod van artikel 36 valt, zijn mutatis mutandis de bepalingen van titel II van toepassing.

Titel V 
Invoer in de Unie uit derde landen

Hoofdstuk 1 
Invoer van voor verwijdering bestemde afvalstoffen

Artikel 47 
Invoerverbod

1.Invoer in de Unie van voor verwijdering bestemde afvalstoffen is verboden, behoudens invoer uit:

a)landen die partij zijn bij het Verdrag van Bazel;

b)andere landen waarmee de Unie of de Unie en haar lidstaten bilaterale of multilaterale overeenkomsten hebben gesloten of regelingen hebben getroffen die verenigbaar zijn met de wetgeving van de Unie en in overeenstemming zijn met artikel 11 van het Verdrag van Bazel;

c)andere landen waarmee afzonderlijke lidstaten bilaterale overeenkomsten hebben gesloten of regelingen hebben getroffen in overeenstemming met lid 2; of

d)andere gebieden in gevallen waarin, om uitzonderlijke redenen in crisissituaties, vredestichtings‐ en vredeshandhavingsoperaties of oorlogssituaties, geen bilaterale overeenkomsten of regelingen krachtens punt b) of c) kunnen worden gesloten omdat in het land van verzending geen bevoegde autoriteit is aangewezen of omdat deze autoriteit niet in staat is te handelen.

2.In uitzonderlijke gevallen kunnen de lidstaten bilaterale overeenkomsten sluiten of regelingen treffen voor de verwijdering van specifieke afvalstoffen in die lidstaten, ingeval die afvalstoffen in het land van verzending niet op milieuhygiënisch verantwoorde wijze zullen worden beheerd.

Deze overeenkomsten en regelingen:

a)zijn verenigbaar met de wetgeving van de Unie en in overeenstemming met artikel 11 van het Verdrag van Bazel;

b)garanderen dat de verwijdering plaatsvindt in een goedgekeurde inrichting die zich houdt aan de eisen ten aanzien van milieuhygiënisch verantwoord beheer als bedoeld in artikel 56, en

c)garanderen dat de afvalstoffen voortgebracht zijn in het land van verzending en dat de verwijdering uitsluitend zal plaatsvinden in de lidstaat waarmee de overeenkomst is gesloten of de regeling is getroffen;

d)worden aan de Commissie gemeld voordat zij worden gesloten of getroffen of, in noodgevallen, uiterlijk één maand na ondertekening ervan.

3.Bilaterale of multilaterale overeenkomsten of regelingen als bedoeld in lid 1, punten b) en c), zijn gebaseerd op de procedurele vereisten van artikel 48.

4.De in lid 1, punten a), b) en c), bedoelde landen dienen vooraf een naar behoren gemotiveerd verzoek in bij de bevoegde autoriteit van de lidstaat van bestemming, waarin zij uiteenzetten dat zij niet over de technische mogelijkheden en de noodzakelijke inrichtingen beschikken om de afvalstoffen op milieuhygiënisch verantwoorde wijze als bedoeld in artikel 56 te verwijderen en die redelijkerwijze ook niet kunnen verwerven.

Artikel 48 
Procedurele vereisten voor invoer

1.Bij de invoer in de Unie van voor verwijdering bestemde afvalstoffen uit landen waarop het OESO-besluit van toepassing is, gelden mutatis mutandis de bepalingen van titel II, met de wijzigingen en aanvullende bepalingen die in de leden 2 en 3 zijn omschreven.

2.De volgende wijzigingen zijn van toepassing:

a)de kennisgever dient het kennisgevingsverzoek overeenkomstig artikel 26 in, tenzij de kennisgever niet in de Unie is gevestigd en geen toegang heeft tot een in artikel 26 bedoeld systeem, in welk geval het kennisgevingsverzoek, en met name de in artikel 5, lid 3, bedoelde informatie en documentatie, per post, fax of e-mail met digitale handtekening aan de betrokken bevoegde autoriteiten wordt verstrekt;

b)de kennisgever verstrekt aanvullende informatie, en met name de in artikel 5, lid 4, bedoelde informatie en documentatie, overeenkomstig artikel 26, tenzij de kennisgever niet in de Unie is gevestigd en geen toegang heeft tot een in artikel 26 bedoeld systeem, in welk geval die informatie per post, fax of e-mail met digitale handtekening aan de betrokken bevoegde autoriteiten wordt verstrekt;

c)de kennisgever, of indien de kennisgever niet in de Unie is gevestigd en geen toegang heeft tot een in artikel 26 bedoeld systeem, de bevoegde autoriteit van bestemming in de Unie, zorgt ervoor dat alle relevante informatie in dat systeem wordt opgenomen;

d)de bevoegde autoriteiten van doorvoer en bestemming in de Unie stellen de betrokken bevoegde autoriteiten in de landen van doorvoer en bestemming buiten de Unie in kennis van elk verzoek om informatie en documentatie van hun zijde en van hun besluit betreffende de geplande overbrenging, per post, fax of e-mail met digitale handtekening, tenzij de bevoegde autoriteiten in de betrokken landen toegang hebben tot het in artikel 26, lid 2, bedoelde centrale systeem;

e)de bevoegde autoriteit van doorvoer buiten de Unie beschikt na de verzending van de bevestiging van ontvangst van de kennisgeving over een termijn van 60 dagen om stilzwijgende of – al dan niet aan voorwaarden verbonden – schriftelijke toestemming te verlenen indien het betrokken land afgezien heeft van voorafgaande schriftelijke toestemming en de overige partijen bij het Verdrag van Bazel hierover heeft geïnformeerd overeenkomstig artikel 6, lid 4, van dat verdrag;

f)in de in artikel 46, lid 1, punt d), bedoelde gevallen, waarin er sprake is van crisissituaties, vredestichtings‐ en vredeshandhavingsoperaties of oorlogssituaties, vervalt de vereiste van toestemming van de bevoegde autoriteiten van verzending.

3.De volgende aanvullende bepalingen zijn van toepassing:

a)de bevoegde autoriteit van doorvoer in de Unie verstrekt een bevestiging van ontvangst van de kennisgeving aan de kennisgever, met kopieën daarvan aan de betrokken bevoegde autoriteiten;

b)de bevoegde autoriteiten van bestemming en, in voorkomend geval, van doorvoer in de Unie zorgen ervoor dat het douanekantoor van binnenkomst in kennis wordt gesteld van hun besluit om toestemming voor de overbrenging te verlenen;

c) een kopie van het vervoersdocument wordt door de vervoerder aan het douanekantoor van uitvoer en aan het douanekantoor van uitgang verstrekt, hetzij per post, fax of e-mail met digitale handtekening, hetzij via het in artikel 26, lid 2, bedoelde centrale systeem indien het douanekantoor van binnenkomst daar toegang tot heeft; en

d)zodra de afvalstoffen door de douaneautoriteiten bij binnenkomst voor een douaneregeling zijn vrijgegeven, stelt het douanekantoor van binnenkomst de bevoegde autoriteiten van bestemming en van doorvoer in de Unie in kennis dat de afvalstoffen de Unie zijn binnengekomen.

4.De overbrenging mag alleen plaatsvinden indien aan alle volgende voorwaarden is voldaan:

a)de kennisgever heeft schriftelijke toestemming ontvangen van de bevoegde autoriteiten van verzending, van bestemming en eventueel van doorvoer, en aan de in die toestemming gestelde voorwaarden is voldaan;

b)tussen de kennisgever en de ontvanger als bedoeld in artikel 6 is een contract gesloten dat van kracht is;

c)een borgsom of een gelijkwaardige verzekering als bedoeld in artikel 7 is tot stand gekomen en is van kracht, en

d)milieuhygiënisch verantwoord beheer als bedoeld in artikel 33 wordt gewaarborgd.

5.Indien een douanekantoor van binnenkomst een illegale overbrenging ontdekt, stelt het onverwijld de bevoegde autoriteit in het land van dat douanekantoor hiervan in kennis. Die bevoegde autoriteit:

a)stelt onverwijld de bevoegde autoriteit van bestemming in de Unie in kennis van de illegale overbrenging, waarna deze de bevoegde autoriteit van verzending buiten de Unie inlicht, en

b)zorgt ervoor dat de overbrenging van de afvalstoffen wordt tegengehouden totdat de bevoegde autoriteit van verzending buiten de Unie een besluit heeft genomen en dit schriftelijk aan de bevoegde autoriteit in het land van het douanekantoor heeft meegedeeld.

6.Indien afvalstoffen die zijn ontstaan bij strijdkrachten of hulporganisaties in crisissituaties, vredestichtings- en vredeshandhavingsoperaties, door of namens die strijdkrachten of hulporganisaties worden overgebracht, worden alle bevoegde autoriteiten van doorvoer en de bevoegde autoriteit van bestemming in de Unie van tevoren in kennis gesteld van de overbrenging en de bestemming ervan.

Hoofdstuk 2 
Invoer van voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen

Artikel 49 
Invoerverbod

1.De invoer in de Unie van voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen is verboden, behoudens invoer uit:

a)landen waarop het OESO-besluit van toepassing is;

b)andere landen die partij zijn bij het Verdrag van Bazel;

c)andere landen waarmee de Unie of de Unie en haar lidstaten bilaterale of multilaterale overeenkomsten hebben gesloten of regelingen hebben getroffen die verenigbaar zijn met de wetgeving van de Unie en in overeenstemming zijn met artikel 11 van het Verdrag van Bazel;

d)andere landen waarmee afzonderlijke lidstaten bilaterale overeenkomsten hebben gesloten of regelingen hebben getroffen in overeenstemming met lid 2; of

e)andere gebieden in gevallen waarin, om uitzonderlijke redenen in crisissituaties, vredestichtings- en vredeshandhavingsoperaties of oorlogssituaties, geen bilaterale overeenkomsten of regelingen krachtens punt c) of d) kunnen worden gesloten omdat in het land van verzending geen bevoegde autoriteit is aangewezen of omdat deze autoriteit niet in staat is te handelen.

2.In uitzonderlijke gevallen kunnen afzonderlijke lidstaten bilaterale overeenkomsten sluiten of regelingen treffen voor de nuttige toepassing van specifieke afvalstoffen in die lidstaten, ingeval die afvalstoffen in het land van verzending niet op milieuhygiënisch verantwoorde wijze zullen worden beheerd.

In dergelijke gevallen is artikel 47, lid 2, tweede alinea, van toepassing.

3.Bilaterale of multilaterale overeenkomsten of regelingen die in overeenstemming met lid 1, punten c) en d), tot stand komen, dienen te zijn gebaseerd op de procedurele vereisten van artikel 48, voor zover van toepassing.

Artikel 50 
Procedurele vereisten voor invoer uit een land waarop het OESO-besluit van toepassing is

1.Bij de invoer in de Unie van voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen uit landen waarop het OESO-besluit van toepassing is en met doorvoer via landen waarop het OESO-besluit van toepassing is, gelden mutatis mutandis de bepalingen van titel II, met de wijzigingen en aanvullende bepalingen die in de leden 2 en 3 zijn omschreven.

2.De volgende wijzigingen zijn van toepassing:

a)de overeenkomstig artikel 9 vereiste toestemming mag stilzwijgend worden verleend door de bevoegde autoriteit van verzending buiten de Unie;

b)in de in artikel 49, lid 1, punt e), bedoelde gevallen, waarin er sprake is van crisissituaties, vredestichtings‐ en vredeshandhavingsoperaties of oorlogssituaties, vervalt de vereiste van toestemming van de bevoegde autoriteiten van verzending.

3.De volgende aanvullende bepalingen zijn van toepassing: artikel 48, lid 2, punten a) tot en met e), en artikel 48, lid 3, punten b), c) en d).

4.De overbrenging mag alleen plaatsvinden indien aan alle volgende voorwaarden is voldaan:

a)de kennisgever heeft schriftelijke toestemming van de bevoegde autoriteiten van verzending, van bestemming en eventueel van doorvoer ontvangen, of stilzwijgende toestemming door de bevoegde autoriteit van verzending buiten de Unie is verleend of mag worden verondersteld, alsmede is aan de in de respectieve besluiten gestelde voorwaarden voldaan;

b)tussen de kennisgever en de ontvanger als bedoeld in artikel 6 is een contract gesloten dat van kracht is;

c)een borgsom of een gelijkwaardige verzekering als bedoeld in artikel 7 is tot stand gekomen en is van kracht, en

d)milieuhygiënisch verantwoord beheer als bedoeld in artikel 56 wordt gewaarborgd.

5.Indien een douanekantoor van binnenkomst een illegale overbrenging ontdekt, stelt het onverwijld de bevoegde autoriteit in het land van dat douanekantoor hiervan in kennis. Die bevoegde autoriteit:

a)stelt onverwijld de bevoegde autoriteit van bestemming in de Unie in kennis, waarna deze de bevoegde autoriteit van verzending buiten de Unie over de illegale overbrenging inlicht, en

b)zorgt ervoor dat de overbrenging van de afvalstoffen wordt tegengehouden totdat de bevoegde autoriteit van verzending buiten de Unie een besluit heeft genomen en dit schriftelijk aan de bevoegde autoriteit in het land van het douanekantoor heeft meegedeeld.

Artikel 51 
Procedurele vereisten voor invoer uit of via een land waarop het OESO-besluit niet van toepassing is

Indien voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen in de Unie worden ingevoerd uit een land waarop het OESO-besluit niet van toepassing is of via een land waarop het OESO-besluit niet van toepassing is en dat ook partij is bij het Verdrag van Bazel, is artikel 48 mutatis mutandis van toepassing.

Hoofdstuk 3 
Aanvullende verplichtingen

Artikel 52 
Verplichtingen van lidstaten van invoer

1.In geval van invoer in de Unie eist en neemt de bevoegde autoriteit van bestemming in de Unie de nodige maatregelen om ervoor zorgen dat afvalstoffen die naar haar rechtsgebied worden gebracht, gedurende de overbrenging, met inbegrip van de nuttige toepassing of verwijdering in het land van bestemming, worden beheerd zonder gevaar voor de gezondheid van de mens en zonder dat procedés of methoden worden aangewend die nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben, en in overeenstemming met artikel 13 van Richtlijn 2008/98/EG en overige Uniewetgeving inzake afvalstoffen.

2.De in lid 1 bedoelde bevoegde autoriteit verbiedt ook de invoer van afvalstoffen uit derde landen indien zij redenen heeft om aan te nemen dat de afvalstoffen niet overeenkomstig de eisen van lid 1 zullen worden beheerd.

Hoofdstuk 4 
Invoer uit landen en gebieden overzee

Artikel 53 
Invoer uit landen en gebieden overzee

1.Bij invoer in de Unie van afvalstoffen uit landen en gebieden overzee geldt mutatis mutandis titel II.

2.Een land of gebied overzee en de lidstaat waarmee het is geassocieerd, kunnen nationale procedures van die lidstaat toepassen op overbrengingen van het land of gebied overzee naar die lidstaat indien bij de overbrenging geen andere landen als land van doorvoer betrokken zijn.

3.De lidstaten die van lid 2 gebruikmaken, stellen de Commissie in kennis van de gevolgde nationale procedures.

Titel VI 
Doorvoer via de Unie uit en naar derde landen

Artikel 54 
Doorvoer via de Unie van voor verwijdering bestemde afvalstoffen

Voor doorvoer via lidstaten van voor verwijdering bestemde afvalstoffen uit en naar derde landen geldt mutatis mutandis artikel 48, met de volgende wijzigingen en aanvullende bepalingen:

a)de eerste en laatste bevoegde autoriteit van doorvoer in de Unie zorgt er in voorkomend geval voor dat het douanekantoor van binnenkomst en het douanekantoor van uitgang in kennis worden gesteld van hun respectieve besluiten om toestemming te verlenen voor de overbrenging of, indien zij stilzwijgende toestemming hebben verleend, van de bevestiging overeenkomstig artikel 48, lid 3, punt a);

b)zodra de afvalstoffen de Unie hebben verlaten, stelt het douanekantoor van uitgang de bevoegde autoriteiten van doorvoer in de Unie ervan in kennis dat de afvalstoffen de Unie hebben verlaten.

Artikel 55 
Doorvoer via de Unie van voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen

1.Voor doorvoer via lidstaten van voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen uit en naar een land waarop het OESO-besluit niet van toepassing is, geldt mutatis mutandis artikel 54.

2.Voor doorvoer via lidstaten van voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen uit en naar een land waarop het OESO-besluit van toepassing is, geldt mutatis mutandis artikel 50, met de volgende wijzigingen en aanvullende bepalingen:

a)de eerste en laatste bevoegde autoriteit van doorvoer in de Unie zorgt er in voorkomend geval voor dat het douanekantoor van binnenkomst en het douanekantoor van uitgang in kennis worden gesteld van hun respectieve besluiten om toestemming te verlenen voor de overbrenging of, indien zij stilzwijgende toestemming hebben verleend, van de bevestiging overeenkomstig artikel 48, lid 3, punt a);

b)zodra de afvalstoffen de Unie hebben verlaten, stelt het douanekantoor van uitgang de bevoegde autoriteiten van doorvoer in de Unie ervan in kennis dat de afvalstoffen de Unie hebben verlaten.

3.Bij de doorvoer van voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen via een of meer lidstaten uit een land waarop het OESO-besluit niet van toepassing is naar een land waarop dat besluit wel van toepassing is of vice versa, geldt lid 1 voor het land waarop het OESO-besluit niet van toepassing en geldt lid 2 voor het land waarop dat besluit wel van toepassing is.

Titel VII 
Milieuhygiënisch verantwoord beheer en handhaving

Hoofdstuk 1

Artikel 56 
Milieuhygiënisch verantwoord beheer

1.De afvalstoffenproducent, de kennisgever en de overige bij een overbrenging van afvalstoffen en/of de nuttige toepassing of verwijdering daarvan betrokken ondernemingen treffen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de overgebrachte afvalstoffen gedurende de overbrenging, de nuttige toepassing en de verwijdering zonder gevaar voor de gezondheid van de mens en op milieuhygiënisch verantwoorde wijze beheerd worden.

2.Met het oog op de uitvoer van afvalstoffen worden de overgebrachte afvalstoffen geacht met betrekking tot de betrokken nuttige toepassing of verwijdering op milieuhygiënisch verantwoorde wijze te worden beheerd, wanneer kan worden aangetoond dat de afvalstoffen zullen worden beheerd in overeenstemming met de eisen inzake de bescherming van de menselijke gezondheid en het milieu die in grote lijnen gelijkwaardig zijn aan de in de wetgeving van de Unie vastgestelde eisen inzake de bescherming van de menselijke gezondheid en het milieu. Bij de beoordeling van een dergelijke brede gelijkwaardigheid is volledige naleving van uit de wetgeving van de Unie voortvloeiende vereisten niet vereist, maar moet worden aangetoond dat de in het land van bestemming toegepaste eisen een vergelijkbaar niveau van bescherming van de menselijke gezondheid en het milieu waarborgen als de eisen die voortvloeien uit de wetgeving van de Unie.

Hoofdstuk 2 
Handhaving

Afdeling 1 
Inspecties door de lidstaten en sancties

Artikel 57 
Inspecties

1.Met het oog op de handhaving van deze verordening voeren de lidstaten inspecties uit van inrichtingen, ondernemingen, makelaars en handelaren overeenkomstig artikel 34 van Richtlijn 2008/98/EG, alsmede inspecties van overbrengingen van afvalstoffen en van de daarmee verband houdende nuttige toepassing of verwijdering.

2.De inspecties van overbrengingen vinden ten minste plaats op een van de volgende punten:

a)op het punt van oorsprong, uitgevoerd bij de afvalstoffenproducent, afvalstoffenhouder of kennisgever;

b)op de plaats van bestemming, met inbegrip van de voorlopige of niet-voorlopige nuttige toepassing of verwijdering, uitgevoerd met de ontvanger of de inrichting;

c)aan de buitengrenzen van de Unie;

d)tijdens de overbrenging binnen de Unie.

Artikel 58 
Documentatie en bewijsstukken

1.De inspecties van overbrengingen behelzen ten minste verificatie van documenten, bevestiging van de identiteit van de bij die overbrengingen betrokken actoren en, indien daar aanleiding voor is, fysieke controle van de afvalstoffen.

2.Om na te gaan of over de weg, via het spoor, door de lucht, over zee of via de binnenwateren vervoerde stoffen of voorwerpen al dan niet afvalstoffen zijn, kunnen de controlerende autoriteiten verlangen dat de natuurlijke persoon of rechtspersoon die in het bezit is van die stoffen of voorwerpen, of de opdrachtgever voor het vervoer, bewijsstukken verstrekt:

a)omtrent de herkomst en de bestemming van die stoffen of voorwerpen, en

b)waaruit blijkt dat het niet om afvalstoffen gaat, met inbegrip, waar nodig, van bewijs van de functionaliteit.

Voor de toepassing van de eerste alinea moet ook worden nagegaan of de betrokken stoffen of voorwerpen beschermd zijn tegen beschadiging tijdens het transport en het in- en uitladen, bijvoorbeeld door passende verpakking en adequate stapeling van de lading.

De bepalingen van dit lid laten de toepassing van artikel 23, lid 2, van en bijlage VI bij Richtlijn 2012/19/EU van het Europees Parlement en de Raad 62 onverlet.

3.De controlerende autoriteiten kunnen concluderen dat een stof of voorwerp een afvalstof is, indien:

a)de bewijsstukken bedoeld in lid 2 of vereist op grond van andere Uniewetgeving om na te gaan of een bepaalde stof of voorwerp geen afvalstof is, niet binnen de door hen gestelde termijn zijn verstrekt, of

b)zij van mening zijn dat de bewijsstukken en de informatie waarover die autoriteiten beschikken, ontoereikend zijn om tot een conclusie te kunnen komen, of zij van mening zijn dat de bescherming tegen beschadiging, bedoeld in lid 2, ontoereikend is.

Indien de autoriteiten hebben geconcludeerd dat een stof of voorwerp een afvalstof is in de zin van de eerste alinea, wordt het vervoer van de betrokken stof of het betrokken voorwerp of de overbrenging van de betrokken afvalstoffen als een illegale overbrenging beschouwd. Bijgevolg zijn de artikelen 24 en 25 van deze verordening daarop van toepassing, en brengen de bij inspecties betrokken autoriteiten onverwijld de bevoegde autoriteit van het land waar de inspectie heeft plaatsgevonden dienovereenkomstig op de hoogte.

4.Om na te gaan of een overbrenging van afvalstoffen aan deze verordening voldoet, kunnen de bij inspecties betrokken autoriteiten van de kennisgever, de opdrachtgever voor de overbrenging, de afvalstoffenhouder, de vervoerder, de ontvanger en de inrichting die de afvalstoffen ontvangt, verlangen dat zij binnen een door hen te stellen termijn de ter zake dienende bewijsstukken verstrekken.

5.Met name om na te gaan of een overbrenging van afvalstoffen waarvoor de algemene informatieverplichtingen van artikel 18 gelden, bestemd is voor handelingen voor nuttige toepassing die in overeenstemming zijn met artikel 56, kunnen de bij inspecties betrokken autoriteiten van de opdrachtgever voor de overbrenging verlangen dat hij de relevante bewijsstukken overlegt die door de inrichting voor voorlopige of niet-voorlopige nuttige toepassing zijn verstrekt en indien nodig door de bevoegde autoriteit van bestemming zijn goedgekeurd.

6.Wanneer de in lid 4 bedoelde bewijsstukken niet zijn verstrekt aan de bij inspecties betrokken autoriteiten binnen de door hen gestelde termijn, of de bewijsstukken en de informatie waarover die autoriteiten beschikken, ontoereikend worden geacht om tot een conclusie te kunnen komen, wordt de betreffende overbrenging als een illegale overbrenging beschouwd en zijn de artikelen 24 en 25 daarop van toepassing. De bij inspecties betrokken autoriteiten brengen onverwijld de bevoegde autoriteit van het land waar de inspectie heeft plaatsgevonden dienovereenkomstig op de hoogte.

7.De Commissie is bevoegd om, door middel van uitvoeringshandelingen, een concordantietabel vast te stellen voor de codes van de gecombineerde nomenclatuur, neergelegd in Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad 63 , en de vermeldingen van afvalstoffen vermeld in de lijst van de bijlagen III, III A, III B, IV en V bij deze verordening. De Commissie houdt die handeling actueel, teneinde de wijzigingen van die nomenclatuur en van die vermeldingen in de lijst van die bijlagen erin weer te geven, alsmede iedere nieuwe aan afval gerelateerde code van de nomenclatuur van het geharmoniseerde systeem die door de Werelddouaneorganisatie wordt vastgesteld, erin op te nemen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 77, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld. Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1245 van de Commissie 64 blijft van kracht totdat de Commissie de in dit artikel bedoelde bevoegdheidsdelegatie uitoefent.

Artikel 59 
Inspectieplannen

1.De lidstaten stellen voor hun volledige geografische grondgebied, hetzij afzonderlijk, hetzij als duidelijk afgebakend onderdeel van andere plannen, een of meer plannen op voor de inspecties die overeenkomstig artikel 57, lid 1, worden uitgevoerd (“inspectieplan”).

Inspectieplannen zijn gebaseerd op risicobeoordelingen van specifieke afvalstromen en bronnen van illegale overbrengingen alsook de resultaten van eerdere inspecties waarbij, indien daar aanleiding voor is, rekening wordt gehouden met informatie uit inlichtingenwerk, zoals gegevens uit politie- en douaneonderzoeken en analyses van criminele activiteiten. Die risicobeoordeling dient onder meer om het minimaal vereiste aantal en de minimale frequentie van inspecties vast te stellen, met inbegrip van fysieke controles van inrichtingen, ondernemingen, makelaars, handelaars en overbrengingen van afvalstoffen, of van de daarmee verband houdende nuttige toepassing of verwijdering.

2.Inspectieplannen omvatten ten minste de volgende elementen:

a)de doelstellingen en prioriteiten van de inspecties, met een beschrijving van de wijze waarop die doelstellingen en prioriteiten zijn vastgesteld;

b)het geografische gebied waarop het inspectieplan betrekking heeft;

c)informatie over geplande inspecties, inclusief fysieke controles;

d)de taken die aan iedere bij inspecties betrokken autoriteit worden toegewezen;

e)de regelingen voor samenwerking tussen de bij inspecties betrokken autoriteiten;

f)informatie over de opleiding van inspecteurs in verband met inspecties, en

g)informatie over de personele, financiële en andere middelen voor de uitvoering van dat inspectieplan.

3.Een inspectieplan wordt ten minste om de drie jaar geëvalueerd en wordt, waar nodig, geactualiseerd. Geëvalueerd wordt in welke mate de doelstellingen en andere onderdelen van dat inspectieplan zijn uitgevoerd.

4.Onverminderd de toepasselijke vertrouwelijkheidsvereisten stellen de lidstaten de Commissie om de drie jaar, en voor het eerst één jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening, in kennis van de in lid 1 bedoelde inspectieplannen en eventuele substantiële herzieningen daarvan.

5.De Commissie evalueert de overeenkomstig lid 4 door de lidstaten aangemelde inspectieplannen en stelt zo nodig op basis van de evaluatie van deze plannen verslagen op over de uitvoering van dit artikel. Die verslagen kunnen onder meer aanbevelingen bevatten over prioriteiten van inspecties en over samenwerking en coördinatie op het gebied van handhaving tussen de bij inspecties betrokken autoriteiten. Dergelijke verslagen kunnen in voorkomend geval ook worden voorgelegd tijdens de vergaderingen van de bij artikel 63 ingestelde toezichtsgroep inzake overbrenging van afvalstoffen.

Artikel 60 
Sancties

1.De lidstaten stellen voorschriften vast ten aanzien van de administratieve sancties die van toepassing zijn op overtredingen van deze verordening en nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat deze sancties worden toegepast. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. De lidstaten stellen de Commissie onverwijld van die voorschriften en maatregelen alsook van alle latere wijzigingen daarvan in kennis.

2.Bij het bepalen van het type en de hoogte van de sancties die bij inbreuken moeten worden opgelegd, houden de bevoegde autoriteiten van de lidstaten terdege rekening met de volgende criteria:

a)de aard, de ernst en de duur van de inbreuk;

b)indien van toepassing, de opzettelijke of nalatige aard van de inbreuk;

c)de financiële draagkracht van de voor de inbreuk verantwoordelijk geachte natuurlijke of rechtspersoon, zoals blijkt uit bijvoorbeeld de totale omzet van de voor de inbreuk verantwoordelijk geachte rechtspersoon of het jaarinkomen van de voor de inbreuk verantwoordelijk geachte natuurlijke persoon;

d)de economische voordelen van de inbreuk door de verantwoordelijke natuurlijke of rechtspersoon, voor zover deze kunnen worden vastgesteld;

e)de door de inbreuk veroorzaakte milieuschade, voor zover deze kan worden vastgesteld;

f)alle maatregelen die door de voor de inbreuk verantwoordelijke natuurlijke of rechtspersoon worden genomen om de veroorzaakte schade te beperken of te herstellen;

g)de mate waarin de voor de inbreuk verantwoordelijk geachte natuurlijke of rechtspersoon met de bevoegde autoriteit heeft meegewerkt;

h)eerdere inbreuken van de voor de inbreuk verantwoordelijk geachte natuurlijke of rechtspersoon;

i)elke maatregel die erop gericht is administratieve controles te omzeilen of te belemmeren, en

j)eventuele andere verzwarende of verzachtende factoren die van toepassing zijn op de omstandigheden van de zaak.

3.De lidstaten kunnen ten minste de volgende sancties opleggen in geval van inbreuken op deze verordening:

a)geldboeten;

b)inbeslagneming van inkomsten die de natuurlijke of rechtspersoon heeft verworven uit een transactie in verband met de inbreuk;

c)schorsing of intrekking van de vergunning voor het verrichten van activiteiten in verband met het beheer en de overbrenging van afvalstoffen, voor zover deze activiteiten binnen het toepassingsgebied van deze verordening vallen;

d)uitsluiting van procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten.

Titel 2 
Samenwerking op het gebied van handhaving

Artikel 61 
Samenwerking op nationaal niveau op het gebied van handhaving

De lidstaten stellen, met betrekking tot alle relevante bevoegde autoriteiten die betrokken zijn bij de handhaving van deze verordening, doeltreffende mechanismen in om hen in staat te stellen op nationaal niveau samen te werken en te coördineren met betrekking tot de ontwikkeling en uitvoering van handhavingsbeleid en -activiteiten om illegale overbrengingen van afvalstoffen aan te pakken, onder meer voor het opstellen en uitvoeren van de inspectieplannen.

Artikel 62 
Samenwerking tussen de lidstaten op het gebied van handhaving

1.De lidstaten werken onderling in bilateraal en multilateraal verband samen om de preventie en opsporing van illegale overbrengingen te bevorderen. Zij wisselen binnen gevestigde structuren, in het bijzonder via de bij artikel 63 ingestelde toezichtsgroep inzake overbrenging van afvalstoffen, relevante informatie uit over overbrengingen van afvalstoffen, afvalstromen, exploitanten en inrichtingen, en delen hun ervaringen en inzichten op het gebied van handhavingsmaatregelen, met inbegrip van de risicobeoordeling uitgevoerd op grond van artikel 59, lid 1.

2.De lidstaten wijzen leden van hun team van vaste medewerkers aan die verantwoordelijk zijn voor de in lid 1 bedoelde samenwerking en stellen contactpunten vast voor de in artikel 58, lid 1, bedoelde fysieke controles. Die informatie wordt toegezonden aan de Commissie, die een samengestelde lijst aan deze leden verstrekt.

3.Een lidstaat kan op verzoek van een andere lidstaat optreden tegen personen die worden verdacht van betrokkenheid bij de illegale overbrenging van afvalstoffen en die zich op zijn grondgebied bevinden.

Artikel 63 
Toezichtsgroep inzake overbrenging van afvalstoffen

1.Er wordt een toezichtsgroep opgericht om de samenwerking en coördinatie tussen de lidstaten te vergemakkelijken en te verbeteren teneinde illegale overbrengingen te voorkomen en op te sporen (de “toezichtsgroep inzake overbrenging van afvalstoffen”).

2.De toezichtsgroep inzake overbrenging van afvalstoffen bestaat uit het aangewezen vaste personeel dat verantwoordelijk is voor de in artikel 62, lid 2, bedoelde samenwerking en kan ook bestaan uit andere vertegenwoordigers van de relevante autoriteiten van elke lidstaat die verantwoordelijk zijn voor de handhaving van deze verordening. De groep wordt voorgezeten door de vertegenwoordiger(s) van de Commissie.

3.De toezichtsgroep inzake overbrenging van afvalstoffen is een forum voor het delen van informatie en inlichtingen over algemene trends met betrekking tot illegale overbrengingen van afvalstoffen, door de lidstaten uitgevoerde op risico’s gebaseerde beoordelingen en handhavingsactiviteiten, alsook voor het uitwisselen van standpunten over beste praktijken en voor het bevorderen van samenwerking en coördinatie tussen de betrokken autoriteiten. De toezichtsgroep inzake overbrenging van afvalstoffen kan elk technisch vraagstuk in verband met de handhaving van deze verordening onderzoeken dat door de voorzitter, hetzij op diens initiatief, hetzij op verzoek van de leden van de groep of het in artikel 77 bedoelde comité, aan de orde wordt gesteld.

4.De toezichtsgroep inzake overbrenging van afvalstoffen komt ten minste tweemaal per jaar bijeen. Naast de in lid 2 bedoelde leden kan de voorzitter in voorkomend geval vertegenwoordigers van andere relevante instellingen, organen, bureaus, agentschappen of netwerken voor de vergaderingen uitnodigen.

5.De Commissie deelt de standpunten van de toezichtsgroep inzake overbrenging van afvalstoffen mee aan het in artikel 77 bedoelde comité.

Afdeling 3 
Door de Commissie uitgevoerde acties

Artikel 64 
Algemene bepalingen

1.Om inbreuken op de bepalingen van deze verordening te bestrijden, de handhavingsactiviteiten van de lidstaten te ondersteunen en aan te vullen alsook bij te dragen tot een uniforme toepassing van deze verordening in de gehele Unie, oefent de Commissie de haar bij de artikelen 64 tot en met 68 verleende bevoegdheden uit.

2.Deze bevoegdheden doen geen afbreuk aan:

a)de primaire verantwoordelijkheid van de lidstaten om de naleving van deze verordening te waarborgen en te handhaven, en

b)de bevoegdheden die respectievelijk aan de Commissie of het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) zijn verleend bij andere rechtshandelingen, met name Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad 65 , Verordening (EG) nr. 515/97 van de Raad 66 of Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad 67 .

3.De Commissie kan de haar bij deze verordening verleende bevoegdheden op eigen initiatief, op verzoek van een of meer lidstaten of op basis van een klacht uitoefenen indien er voldoende vermoeden bestaat dat het vervoer van de betrokken stof of het betrokken voorwerp of de overbrenging van de betrokken afvalstoffen een illegale overbrenging vormt.

4.De Commissie kan de haar bij deze verordening verleende bevoegdheden uitoefenen met betrekking tot overbrengingen van afvalstoffen die overeenkomstig artikel 2, lid 1, onder het toepassingsgebied van deze verordening vallen, en met name met betrekking tot dergelijke overbrengingen die gevolgen hebben voor meerdere landen of ernstige nadelige gevolgen hebben voor de menselijke gezondheid en/of het milieu.

5.Bij de uitoefening van haar bevoegdheden houdt de Commissie rekening met de lopende of reeds uitgevoerde inspecties van dezelfde overbrengingen door een lidstaat uit hoofde van deze verordening.

6.Na afloop van haar acties stelt de Commissie een verslag op. Indien de Commissie concludeert dat het vervoer van de betrokken stof of het betrokken voorwerp of de overbrenging van de betrokken afvalstoffen een illegale overbrenging vormt, stelt zij de bevoegde autoriteiten van het betrokken land of de betrokken landen daarvan in kennis en beveelt zij aan dat een dergelijke illegale overbrenging overeenkomstig de artikelen 24 en 25 wordt afgehandeld. Deze autoriteiten kunnen sancties opleggen overeenkomstig artikel 60. De Commissie kan ook een bepaalde follow-up aanbevelen aan de betrokken autoriteiten en, indien nodig, de betrokken instellingen, organen en instanties van de Unie daarvan in kennis stellen.

7.Verslagen die op basis van lid 6 worden opgesteld, vormen, samen met alle bewijsstukken ter ondersteuning van en als bijlage bij die verslagen, toelaatbare bewijsmiddelen:

a)in niet-strafrechtelijke procedures voor de nationale rechter en in administratieve procedures in de lidstaten;

b)in strafrechtelijke procedures van de lidstaat waar het gebruik ervan nodig blijkt, op dezelfde wijze en onder dezelfde voorwaarden als door de nationale administratieve controleurs opgestelde administratieve verslagen, en zij worden beoordeeld volgens dezelfde regels als administratieve verslagen van de nationale administratieve controleurs en hebben dezelfde bewijskracht;

c)in gerechtelijke procedures bij het Hof van Justitie van de Europese Unie.

Artikel 65 
Inspecties door de Commissie

1.De Commissie kan overbrengingen op grond van artikel 57, lid 2, van deze verordening inspecteren.

2.De Commissie bereidt inspecties voor en voert deze uit in nauwe samenwerking met de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaat.

De Commissie deelt het voorwerp, het doel en de rechtsgrondslag van de inspecties tijdig mee aan de in artikel 62, lid 2, bedoelde contactpunten in de betrokken lidstaat op het grondgebied waarvan de inspectie zal worden uitgevoerd, zodat deze autoriteiten de nodige bijstand kunnen verlenen. Daartoe kunnen ambtenaren van de betrokken lidstaat aan de inspecties deelnemen.

Bovendien kunnen de inspecties op verzoek van de betrokken lidstaat gezamenlijk door de Commissie en de bevoegde autoriteiten van die lidstaat worden uitgevoerd.

3.Het personeel en andere begeleidende personen die door de Commissie zijn gemachtigd om een inspectie uit te voeren, oefenen hun bevoegdheden uit na overlegging van een schriftelijke machtiging waarin het voorwerp en het doel van de inspectie worden vermeld.

4.Het personeel van de Commissie dat een inspectie uitvoert, is bevoegd om:

a)toegang te hebben tot alle ruimten, terreinen en vervoermiddelen van de opdrachtgever voor de overbrenging, de houder, de vervoerder, de ontvanger of de inrichting die de afvalstoffen ontvangt;

b)alle relevante documenten met betrekking tot het voorwerp en het doel van de inspecties te onderzoeken, ongeacht het medium waarop zij zijn opgeslagen, en kopieën of uittreksels van deze documenten te maken of te verkrijgen;

c)de kennisgever, de opdrachtgever voor de overbrenging, de houder, de vervoerder, de ontvanger of de inrichting die de afvalstoffen ontvangt, om toelichting te vragen over feiten of documenten die verband houden met het voorwerp en het doel van de inspecties, en de antwoorden te registreren;

d)verklaringen te nemen en te registreren van de kennisgever, de opdrachtgever voor de overbrenging, de houder, de vervoerder, de ontvanger of de inrichting die de afvalstoffen ontvangt die verband houden met het voorwerp en het doel van de inspecties;

e)de afvalstoffen fysiek te controleren en in voorkomend geval monsters van de afvalstoffen te nemen voor laboratoriumtests.

5.De kennisgever, de opdrachtgever voor de overbrenging, de houder van de afvalstoffen, de vervoerder, de ontvanger en de inrichting die de afvalstoffen ontvangt, werken tijdens haar inspecties met de Commissie samen.

6.De autoriteiten van de lidstaten die betrokken zijn bij inspecties van overbrengingen van afvalstoffen op het grondgebied waarvan de inspectie door de Commissie zal worden verricht, verlenen op verzoek van de Commissie de nodige bijstand aan het personeel van de Commissie.

7.De kennisgever, de opdrachtgever voor de overbrenging, de houder, de vervoerder, de ontvanger en de inrichting die de afvalstoffen ontvangt, dienen zich aan inspecties van de Commissie te onderwerpen.

8.Wanneer de Commissie constateert dat de kennisgever, de opdrachtgever voor de overbrenging, de houder, de vervoerder, de ontvanger of de inrichting die de afvalstoffen ontvangt, zich tegen een inspectie verzet, verleent de betrokken lidstaat de Commissie de nodige bijstand, in voorkomend geval door een beroep te doen op de handhavingsautoriteiten, teneinde haar in staat te stellen haar inspectie uit te voeren. Indien nationale regels voorschrijven dat voor dergelijke bijstand de toestemming van een gerechtelijke autoriteit vereist is, wordt die toestemming gevraagd.

Artikel 66 
Verzoeken om inlichtingen

1.De Commissie kan elke natuurlijke of rechtspersoon die ermee instemt te worden gehoord, ondervragen met het oog op het verzamelen van alle nodige informatie over de relevante overbrengingen van afvalstoffen.

2.Wanneer een dergelijk onderhoud in de bedrijfsruimten van een inrichting, onderneming, makelaar of handelaar plaatsvindt, stelt de Commissie de in artikel 62, lid 2, bedoelde contactpunten in de betrokken lidstaat op het grondgebied waarvan het onderhoud plaatsvindt, daarvan in kennis. Op verzoek van de autoriteit van die lidstaat kunnen haar ambtenaren het personeel van de Commissie bijstaan bij het voeren van het onderhoud.

3.De Commissie kan natuurlijke of rechtspersonen die verantwoordelijk zijn voor een inrichting of onderneming, of een makelaar of handelaar verzoeken alle nodige informatie over de desbetreffende overbrengingen van afvalstoffen te verstrekken. De Commissie vermeldt de rechtsgrondslag en het doel van het verzoek, specificeert welke informatie wordt verlangd en stelt de termijn vast waarbinnen de informatie moet worden verstrekt.

4.De Commissie zendt onverwijld een afschrift van het verzoek toe aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat op het grondgebied waarvan de zetel van de vestiging, de onderneming, de makelaar of de handelaar zich bevindt, alsmede aan de autoriteiten van de lidstaat om wiens grondgebied het gaat.

5.Wanneer de inrichting, onderneming, makelaar of handelaar de gevraagde informatie niet verstrekt of de Commissie van oordeel is dat de ontvangen informatie ontoereikend is om tot een conclusie te komen, is mutatis mutandis artikel 58, lid 5, van toepassing.

Artikel 67 
Procedurele waarborgen

1.De Commissie voert inspecties uit en verzoekt om informatie met volledige inachtneming van de procedurele waarborgen van de opdrachtgever voor de overbrenging, de houder, de vervoerder, de ontvanger of de inrichting die de afvalstoffen ontvangt, met inbegrip van:

a)het recht om geen zelfincriminerende verklaringen af te leggen;

b)het recht zich te laten bijstaan door een persoon naar zijn keuze;

c)het recht om een van de officiële talen te gebruiken van de lidstaat waar de inspectie plaatsvindt;

d)het recht om opmerkingen te maken over feiten die hen betreffen;

e)het recht om een kopie van het verslag van het onderhoud te ontvangen en die goed te keuren of opmerkingen toe te voegen.

De Commissie wint bewijsmateriaal in voor en tegen de opdrachtgever voor de overbrenging, de houder, de vervoerder, de ontvanger of de inrichting die de afvalstoffen ontvangt, en voert inspecties uit en verzoekt om informatie op objectieve en onpartijdige wijze en overeenkomstig het beginsel van het vermoeden van onschuld.

2.De Commissie voert inspecties uit en verzoekt om informatie met volledige inachtneming van de toepasselijke vertrouwelijkheidsregels en de regels inzake gegevensbescherming van de Unie.

Artikel 68 
Wederzijdse bijstand

1.Om de naleving van de desbetreffende voorschriften van deze verordening te waarborgen, verlenen de lidstaten en de Commissie elkaar bijstand overeenkomstig dit artikel.

2.Binnen het toepassingsgebied van artikel 2, lid 1, en onverminderd de artikelen 61 en 62 van deze verordening, zijn mutatis mutandis de bepalingen van artikel 2, lid 1, streepjes 3 tot en met 5, 7 en 8, artikel 3, artikel 4, lid 1 tot en met “landbouwvoorschriften” en lid 2, de artikelen 5 tot en met 14, artikel 15, lid 1, en de artikelen 16 tot en met 18 van Verordening (EG) nr. 515/97 van toepassing op de samenwerking tussen de bevoegde nationale autoriteiten en autoriteiten van de Unie die deze verordening uitvoeren; verwijzingen naar “douane- en landbouwvoorschriften” worden gelezen als verwijzingen naar deze verordening.

Titel VIII 
Slotbepalingen

Artikel 69 
Verslaglegging

1.Vóór het einde van elk kalenderjaar zenden de lidstaten de Commissie een exemplaar van het verslag toe dat zij in overeenstemming met artikel 13, lid 3, van het Verdrag van Bazel voor het voorafgaande kalenderjaar hebben opgesteld en aan het secretariaat van het Verdrag van Bazel hebben toegezonden.

2.Voor het einde van elk kalenderjaar stellen de lidstaten tevens een op de aanvullende vragenlijst van bijlage XI gebaseerd verslag over het voorgaande jaar op en zenden zij dit aan de Commissie. Binnen een maand na de toezending van dat verslag aan de Commissie maken de lidstaten het deel van dat verslag dat betrekking heeft op artikel 57, lid 1, en artikel 60, lid 1, met inbegrip van tabel 5 van bijlage XI, beschikbaar voor het publiek, te weten elektronisch via het internet, samen met alle toelichtingen die de lidstaten passend achten. De Commissie stelt een lijst op van de in het deel van bijlage XI in verband met artikel 57, lid 1, vermelde hyperlinks van de lidstaten, en maakt die beschikbaar voor het publiek op haar website.

3.De door de lidstaten uit hoofde van de leden 1 en 2 opgestelde verslagen worden in elektronische vorm bij de Commissie ingediend.

4.De Commissie evalueert de overeenkomstig dit artikel gerapporteerde gegevens en publiceert een verslag met de resultaten van haar evaluatie.

Het Europees Milieuagentschap ondersteunt de Commissie bij het toezicht op de uitvoering van de verordening door, in voorkomend geval, verslagen op te stellen waarin de overbrengingen van specifieke afvalstromen en de gevolgen voor het milieu daarvan worden geanalyseerd.

Het in de eerste alinea vermelde verslag wordt voor het eerst opgesteld vóór [PB: Gelieve de datum in te voegen: het einde van het vijfde jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] en vervolgens om de vier jaar.

Artikel 70 
Internationale samenwerking

De lidstaten werken met de andere partijen bij het Verdrag van Bazel en met intergouvernementele organisaties samen, in overleg met de Commissie wanneer zulks passend en noodzakelijk is, en werken samen en dit onder meer via de uitwisseling en/of het gezamenlijk gebruik van gegevens, de bevordering van milieuhygiënisch verantwoorde technieken en de uitwerking van passende codes inzake goede praktijken.

Artikel 71 
Aanwijzing van de bevoegde autoriteiten

De lidstaten wijzen de voor de uitvoering van deze verordening bevoegde autoriteit of autoriteiten aan. Elke lidstaat wijst slechts één bevoegde autoriteit van doorvoer aan.

Artikel 72 
Aanwijzing van correspondenten

De lidstaten en de Commissie wijzen elk één of meer correspondenten aan die tot taak hebben personen of ondernemingen die inlichtingen vereisen over de toepassing van deze verordening, te informeren en te adviseren. De correspondent van de Commissie legt de correspondenten van de lidstaten alle hem of haar gestelde vragen voor die de lidstaten aangaan en vice versa.

Artikel 73 
Aanwijzing van de douanekantoren van binnenkomst en van uitgang

De lidstaten kunnen voor de overbrenging van afvalstoffen naar en uit de Unie specifieke douanekantoren van binnenkomst en van uitgang aanwijzen. Indien een lidstaat besluit zulke douanekantoren aan te wijzen, mogen voor de overbrenging van afvalstoffen geen andere grensovergangen in die lidstaat voor het binnenkomen of verlaten van de Unie worden gebruikt.

Artikel 74 
Mededeling en informatieverstrekking omtrent de aanwijzingen

1.De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de aanwijzing van:

a)de bevoegde autoriteiten, uit hoofde van artikel 71;

b)de correspondenten, uit hoofde van artikel 72;

c)in voorkomend geval, de douanekantoren van binnenkomst in en van uitgang uit de Unie, uit hoofde van artikel 73.

2.Met betrekking tot de in lid 1 bedoelde aanwijzingen verstrekken de lidstaten de Commissie de volgende informatie:

a)naam (namen);

b)postadres(sen);

c)e-mailadres(sen);

d)telefoonnummer(s);

e)de voor de bevoegde autoriteiten aanvaardbare talen.

3.De lidstaten stellen de Commissie onmiddellijk in kennis van elke wijziging in de in lid 2 bedoelde informatie.

4.De in lid 2 bedoelde informatie en eventuele wijzigingen in die informatie worden elektronisch bij de Commissie ingediend.

5.De Commissie publiceert op haar websites de lijsten van de aangewezen bevoegde autoriteiten, correspondenten en in voorkomend geval douanekantoren van binnenkomst en van uitgang, en actualiseert die lijsten wanneer daartoe aanleiding is.

Artikel 75 
Wijziging van de bijlagen I tot en met X

1.De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 76 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de bijlagen I A, I B, I C, II, III, III A, III B, IV, V, VI en VII te wijzigen teneinde rekening te houden met wijzigingen die zijn overeengekomen in het kader van het Verdrag van Bazel en het OESO-besluit, of, in het geval van bijlage I C, om deze aan te passen aan de uitvoering van artikel 26 na [PB: Gelieve de datum in te voegen: twee jaar na de datum van inwerkingtreding van de verordening].

2.De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 76 gedelegeerde handelingen vast te stellen om bijlage III A te wijzigen teneinde, na indiening van een verzoek van een lidstaat of op eigen initiatief, in die bijlage mengsels van twee of meer van de in bijlage III vermelde afvalstoffen op te nemen wanneer die afvalstoffen niet zo vermengd zijn dat zij niet op milieuhygiënisch verantwoorde wijze kunnen worden gerecycled, en, indien nodig, te bepalen dat een of meer van de codes in bijlage III A niet van toepassing zijn op uitvoer naar landen waarop het OESO-besluit niet van toepassing is.

3.De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 76 gedelegeerde handelingen vast te stellen om bijlage III B te wijzigen teneinde, na indiening van een verzoek van een lidstaat of op eigen initiatief, in die bijlage afvalstoffen op te nemen die niet zijn opgenomen in bijlage III, IV of V, en, indien nodig, te bepalen dat een of meer van de codes in bijlage III B niet van toepassing zijn op uitvoer naar landen waarop het OESO-besluit niet van toepassing is.

4.De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 76 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de vorm en inhoud van de in die bijlage bedoelde informatie te wijzigen.

5.De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 76 gedelegeerde handelingen vast te stellen om bijlage IX te wijzigen teneinde de lijsten van Uniewetgeving en internationale richtsnoeren inzake milieuhygiënisch verantwoord beheer bij te werken.

6.De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 76 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van bijlage X met betrekking tot de in die bijlage opgenomen criteria.

Artikel 76 
Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.De in artikel 14, lid 3, artikel 28, lid 4, artikel 38, lid 1, artikel 42, lid 4, en artikel 75 bedoelde bevoegdheidsdelegatie wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vijf jaar met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze verordening. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.

3.Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 14, lid 3, artikel 38, lid 1, artikel 42, lid 4, en artikel 75 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit bedoelde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.

5.Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

6.Een overeenkomstig artikel 14, lid 3, artikel 28, lid 4, artikel 38, lid 1, artikel 42, lid 4, en artikel 75 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 77 
Comitéprocedure

1.De Commissie wordt bijgestaan door het bij artikel 39 van Richtlijn 2008/98/EG ingestelde comité. Dit comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2.Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Indien door het comité geen advies wordt uitgebracht, neemt de Commissie de ontwerpuitvoeringshandeling niet aan en is artikel 5, lid 4, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Artikel 78 
Wijziging van Verordening (EU) nr. 
1257/2013

In artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1257/2013 wordt punt a) vervangen door:

“a) enkel gerecycled worden in op de Europese lijst opgenomen scheepsrecyclinginrichtingen en, in het geval van schepen die afval worden in de Unie, alleen in de op de Europese lijst opgenomen inrichtingen die gelegen zijn in landen die zijn opgenomen in bijlage VII bij het Verdrag van Bazel.”.

Artikel 79 
Wijziging van Verordening (EU) 
2020/1056

In artikel 2, lid 1, punt a), van Verordening (EU) 2020/1056 wordt punt iv) vervangen door:

“iv) artikel 16, lid 1, en artikel 18, lid 3, van Verordening (EU) [PB gelieve het nummer van deze handeling in te voegen]; deze verordening doet geen afbreuk aan in desbetreffende rechtshandelingen van de Unie voorziene controles door douanekantoren;”.

Artikel 80 
Evaluatie

Uiterlijk op 31 december 2035 voert de Commissie, rekening houdend met onder meer de overeenkomstig artikel 69 opgestelde verslagen en de in artikel 59, lid 5, bedoelde evaluatie, een evaluatie uit van deze verordening, en meldt zij de resultaten daarvan aan het Europees Parlement en de Raad, vergezeld van een wetgevingsvoorstel indien de Commissie dit passend acht.

Artikel 81 
Intrekking en overgangsbepalingen

1.Verordening (EG) nr. 1013/2006 wordt ingetrokken met ingang van [PB: Gelieve de datum in te voegen: twee maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening].

De bepalingen van de artikelen 4, 7, 8 en 9, artikel 14, leden 4 en 5, en de artikelen 15, 16, 18, 26, 35, 38, 41, 42, 43, 44, 45, 47 en 48, 50, 51, 54 en 55 van Verordening (EG) nr. 1013/2006 blijven evenwel van toepassing tot en met [PB: Gelieve de datum in te voegen: twee jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] en artikel 37 van die verordening blijft van toepassing tot en met [PB: Gelieve de datum in te voegen: drie jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening].

Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage XII.

2.Verordening (EG) nr. 1013/2006 blijft ook van toepassing op overbrengingen waarvan overeenkomstig artikel 4 van die verordening kennis is gegeven en waarvoor de bevoegde autoriteit van bestemming vóór [PB: Gelieve de datum in te voegen: twee maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] een ontvangstbevestiging heeft gegeven overeenkomstig artikel 8 van die verordening. Op die overbrengingen zijn de bepalingen van deze verordening niet van toepassing.

3.Overbrengingen waarvoor de betrokken bevoegde autoriteiten overeenkomstig artikel 9 van Verordening (EG) nr. 1013/2006 toestemming hebben gegeven, dienen uiterlijk één jaar na [PB: Gelieve de datum in te voegen: één jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] te zijn voltooid.

Artikel 82 
Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van twee maanden na de datum van inwerkingtreding van de verordening.

De artikelen 5, 8 en 9, artikel 14, leden 14 en 15, de artikelen 15, 16 en 18, artikel 26, leden 1, 2 en 3, en de artikelen 35, 41, 47, 48, 49, 50, 51, 54 en 55 zijn echter van toepassing vanaf [PB: Gelieve de datum in te voegen: twee jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] en de artikelen 37, 38, 39, 40, 43 en 44 zijn van toepassing vanaf [PB: Gelieve de datum in te voegen: drie jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening].

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement    Voor de Raad

De voorzitter    De voorzitter

FINANCIEEL MEMORANDUM

1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 

1.1.Benaming van het voorstel/initiatief

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de overbrenging van afvalstoffen en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1257/2013 en (EU) 2020/1056.

1.2.Betrokken beleidsterrein(en) 

Beleidsterrein:    09 milieu

Activiteit:    09 02 02 Programma voor het milieu en klimaatactie (LIFE) – Circulaire economie en levenskwaliteit

1.3. Het voorstel/initiatief betreft: 

 een nieuwe actie 

 een nieuwe actie na een proefproject / voorbereidende actie 68  

 de verlenging van een bestaande actie 

 de samenvoeging of ombuiging van een of meer acties naar een andere/een nieuwe actie 

1.4.Doelstelling(en)

1.4.1.Algemene doelstelling(en)

Deze verordening heeft tot doel het milieu en de menselijke gezondheid te beschermen tegen de nadelige gevolgen die de overbrenging van afvalstoffen kan hebben.

Daartoe stelt de Commissie bepalingen voor om het milieuhygiënisch verantwoord beheer van afval te vergemakkelijken, in overeenstemming met de afvalhiërarchie, en om de algemene effecten van het gebruik van hulpbronnen te verminderen, onder meer door een efficiënter gebruik van hulpbronnen. De voorgestelde maatregelen zijn van cruciaal belang voor de overgang naar een circulaire economie.

1.4.2.Specifieke doelstelling(en)

Het vergemakkelijken van overbrenging binnen de EU, met name om de verordening overbrenging afvalstoffen af te stemmen op de doelstellingen van de circulaire economie.

Garanderen dat afvalstoffen die uit de EU worden uitgevoerd, op milieuhygiënisch verantwoorde wijze worden beheerd.

Illegale overbrenging van afvalstoffen binnen, vanuit en naar de EU beter aanpakken.

1.4.3.Verwachte resulta(a)t(en) en gevolg(en)

Vermeld de gevolgen die het voorstel/initiatief zou moeten hebben voor de begunstigden/doelgroepen.

De nieuwe verordening moet ertoe leiden dat meer materialen en producten worden hergebruikt en dat meer afvalstoffen worden gerecycled. Ook moeten de normen en praktijken voor afvalbeheer in landen die afvalstoffen uit de EU invoeren, worden verbeterd. Ten slotte moet het leiden tot een vermindering van illegale normen en praktijken voor afvalbeheer in landen die afvalstoffen uit de EU invoeren. Al deze gevolgen zullen bijdragen aan de opbouw van robuuste en dynamische markten voor secundaire materialen en aan de bevordering van de overgang naar een circulaire economie in de EU en in derde landen.

1.4.4.Prestatie-indicatoren

Vermeld de indicatoren voor de monitoring van de voortgang en de beoordeling van de resultaten

De indicatoren voor de voortgang en de verwezenlijking van de doelstellingen zijn:

   de hoeveelheid afvalstoffen die in een bepaald jaar voor recycling is overgebracht;

   het aantal toestemmingen voor kennisgevingen in een bepaald jaar, bestemd voor recycling;

   het aantal vooraf goedgekeurde inrichtingen in de gehele EU;

   de hoeveelheid afvalstoffen die in een bepaald jaar naar vooraf goedgekeurde inrichtingen is overgebracht;

   het aantal toestemmingen voor kennisgevingen in een bepaald jaar, bestemd voor vooraf goedgekeurde inrichtingen;

   de hoeveelheid afvalstoffen die jaarlijks uit de EU wordt uitgevoerd, per relevante afvalstroom;

   het aantal niet-OESO-landen dat is opgenomen in de EU-lijst van landen die afvalstoffen uit de EU mogen invoeren, en de hoeveelheid afvalstoffen die naar deze landen wordt uitgevoerd;

   het aantal inspecties dat een lidstaat in een bepaald jaar heeft uitgevoerd;

   het aantal gemelde illegale gevallen en opgelegde sancties;

   de hoeveelheid afvalstoffen die bij deze illegale gevallen betrokken is;

   het aantal onderzoeks- en coördinatieacties van OLAF met betrekking tot illegale overbrengingen van afvalstoffen, alsook het aantal aanbevelingen van OLAF waaraan de lidstaten gevolg hebben gegeven.

1.5.Motivering van het voorstel/initiatief 

1.5.1.Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien, met een gedetailleerd tijdschema voor de uitrol van het initiatief

Voor de uitvoering van de verordening zal een aantal gedetailleerde regels moeten worden vastgesteld door middel van uitvoeringshandelingen/gedelegeerde handelingen binnen een tijdsbestek van twee tot vijf jaar vanaf de datum van toepassing van de verordening. Bovendien zal de Commissie een belangrijkere rol moeten spelen bij het toezicht op de uitvoering van de nieuwe verordening om ervoor te zorgen dat de doelstellingen ervan worden verwezenlijkt.

De gedelegeerde of uitvoeringshandelingen die moeten worden vastgesteld om een correcte uitvoering van de verordening te waarborgen, zijn de volgende:

   vaststelling van gedetailleerde procedurele en operationele vereisten om de werking van elektronische gegevensuitwisseling te waarborgen;

   ontwikkeling van een geharmoniseerde berekeningsmethode voor borgsommen;

   vaststelling van verontreinigingsdrempels voor bepaalde afvalstromen om de indeling ervan als al dan niet niet-gevaarlijk te verduidelijken;

   beoordeling van de opname van nieuwe afvalstromen of mengsels van afvalstoffen in de “groene lijst”;

   vaststelling van criteria om voor bepaalde voorwerpen of materialen onderscheid te maken tussen gebruikte goederen en afvalstoffen;

   beoordeling en opname in een lijst van derde landen die in staat zijn om te zorgen voor milieuhygiënisch verantwoord beheer van afvalstoffen;

   toezicht houden op de uitvoer van afvalstoffen naar OESO-landen en waar nodig maatregelen nemen om deze uitvoer te beperken wanneer het risico op schade voor het milieu als gevolg van deze overbrengingen wordt vastgesteld.

1.5.2.Toegevoegde waarde van de deelname van de Unie (deze kan het resultaat zijn van verschillende factoren, bijvoorbeeld coördinatiewinst, rechtszekerheid, grotere doeltreffendheid of complementariteit). Voor de toepassing van dit punt wordt onder “toegevoegde waarde van de deelname van de Unie” verstaan de waarde die een optreden van de Unie oplevert bovenop de waarde die door een optreden van alleen de lidstaat zou zijn gecreëerd.

De EU-regels voor overbrengingen van afvalstoffen zorgen ervoor dat de alomvattende EU-wetgeving inzake afvalstoffen niet wordt omzeild door afvalstoffen naar derde landen over te brengen, waar de normen en prestaties voor afvalbeheer sterk verschillen van die van de EU. Het is belangrijk dat op EU-niveau gemeenschappelijke regels voor de controle op grensoverschrijdende afvalstromen worden vastgesteld om te voorkomen dat illegale exploitanten ervoor zouden kiezen hun afvalstoffen via EU-landen met minder strenge binnenlandse regels over te brengen teneinde die afvalstoffen uit de EU uit te voeren (“port-hopping”-scenario). EU-regels zijn ook gerechtvaardigd voor overbrengingen van afvalstoffen binnen de EU, gezien het feit dat de afvalsector in de EU sterk geïntegreerd is en om gelijke behandeling en juridische duidelijkheid voor alle marktdeelnemers in deze sector te waarborgen.

De toegevoegde waarde van een EU-benadering van overbrenging van afvalstoffen is ook dat zij zorgt voor samenhang in de uitvoering van het Verdrag van Bazel en het OESO-besluit door elke lidstaat. De gedetailleerde bepalingen in de verordening overbrenging afvalstoffen voorkomen dat de lidstaten deze bepalingen verschillend interpreteren, wat de overbrenging van afvalstoffen binnen de EU zou belemmeren.

1.5.3.Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan

Deze verordening bouwt voort op en verbetert de werking van de huidige Verordening (EG) nr. 1013/2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen, die zelf is gebaseerd op Verordening (EEG) nr. 259/93 van de Raad betreffende toezicht en controle op de overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en uit de Europese Gemeenschap. De verordening is met name gebaseerd op de evaluatie van Verordening (EG) nr. 1013/2006, die de Commissie in januari 2020 heeft bekendgemaakt.

1.5.4.Verenigbaarheid met het meerjarig financieel kader en eventuele synergie met andere passende instrumenten

De voorgestelde verordening is een reactie op de oproep van de Green Deal, het nieuwe actieplan voor de circulaire economie en het actieplan om de verontreiniging tot nul terug te brengen dat de Commissie een ambitieuze herziening van de EU-regels inzake de overbrenging van afvalstoffen moet voorstellen.

De doelstellingen van deze verordening worden ondersteund door het meerjarig financieel kader en NextGenerationEU, die beide een belangrijke nadruk leggen op financiering en investeringen ter ondersteuning van de overgang van de Europese economie naar klimaatneutrale en circulaire modellen. Dit omvat investeringen om het afvalbeheer te moderniseren, de recyclingcapaciteit van sommige afvalstromen te vergroten en hoogwaardige recycling en innovatie te bevorderen.

De circulaire economie is ook ingebed in de matrix van het onderzoeksprogramma Horizon Europa, met name het partnerschap inzake circulariteit, en is een van de pijlers van het programma voor het milieu en klimaatactie (LIFE) 2021-2027.

1.5.5.Beoordeling van de verschillende beschikbare financieringsopties, waaronder mogelijkheden voor herschikking

Momenteel moeten EU-exporteurs de in Verordening (EG) nr. 1418/2007 opgenomen controleprocedure van derde landen volgen wanneer zij afvalstoffen naar die landen uitvoeren. Deze verordening van de Commissie moet regelmatig worden bijgewerkt, waarbij personele en financiële middelen worden ingezet voor ondersteunende studies van de Commissie. Momenteel wordt deze deeltaak van het uitvoeren van de EU-regels voor de overbrenging van afvalstoffen uitgevoerd door DG Handel. Met de voorgestelde verordening zou Verordening (EG) nr. 1418/2007 van de Commissie worden ingetrokken en vervangen door nieuwe regels, waarvan de uitvoering ook middelen van de Commissie vergt. Verwacht wordt dat deze taak niet langer door DG Handel, maar door DG ENV zal worden uitgevoerd, waarbij een overdracht van VTE’s van DG Handel naar DG ENV wordt voorgesteld. Voor de uitvoering van deze nieuwe taken is ongeveer één VTE bij DG ENV nodig.

1.6.Duur en financiële gevolgen van het voorstel/initiatief

 beperkte geldigheidsduur

   van kracht vanaf [DD/MM]JJJJ tot en met [DD/MM]JJJJ;

   financiële gevolgen vanaf JJJJ tot en met JJJJ voor vastleggingskredieten en vanaf JJJJ tot en met JJJJ voor betalingskredieten.

 onbeperkte geldigheidsduur

uitvoering met een opstartperiode vanaf 2024 tot en met 2027;

gevolgd door een volledige uitvoering.

1.7.Geplande beheersvorm(en) 69  

 Direct beheer door de Commissie

door haar diensten, waaronder het personeel in de delegaties van de Unie;

door de uitvoerende agentschappen.

 Gedeeld beheer met lidstaten

 Indirect beheer door begrotingsuitvoeringstaken te delegeren aan:

derde landen of de door hen aangewezen organen;

internationale organisaties en hun agentschappen (geef aan welke);

de EIB en het Europees Investeringsfonds;

de in de artikelen 70 en 71 van het Financieel Reglement bedoelde organen;

publiekrechtelijke organen;

privaatrechtelijke organen met een openbare dienstverleningstaak, voor zover zij voldoende financiële garanties bieden;

privaatrechtelijke organen van een lidstaat, waaraan de uitvoering van een publiek-privaat partnerschap is toevertrouwd en die voldoende financiële garanties bieden;

personen aan wie de uitvoering van specifieke maatregelen op het gebied van het GBVB in het kader van titel V van het VEU is toevertrouwd en die worden genoemd in de betrokken basishandeling.

2.BEHEERSMAATREGELEN 

2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen 

Vermeld frequentie en voorwaarden.

Het financieel memorandum heeft betrekking op personeelsuitgaven en aanbestedingen, en voor dit soort uitgaven gelden standaardregels.

2.2.Beheers- en controlesyste(e)m(en) 

Het financieel memorandum heeft betrekking op personeelsuitgaven en aanbestedingen, en voor dit soort uitgaven gelden standaardregels.

2.3. Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden 

Het financieel memorandum heeft betrekking op personeelsuitgaven en aanbestedingen, en voor dit soort uitgaven gelden standaardregels.

3. GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 

3.1.Rubriek(en) van het meerjarig financieel kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven 

·Bestaande begrotingsonderdelen

In volgorde van de rubrieken van het meerjarig financieel kader en de begrotingsonderdelen.

Rubriek van het meerjarig financieel kader

Begrotingsonderdeel

Soort uitgave

Bijdrage

Aantal  

GK/NGK 70

van EVA-landen 71

van kandidaat-lidstaten 72

van derde landen

in de zin van artikel 21, lid 2, punt b), van het Financieel Reglement

3.2

09 02 02 – Circulaire economie en levenskwaliteit

GK

JA

NEE

NEE

NEE

7.2

20 01 02 01 – Salaris en

toelagen

NGK

NEE

NEE

NEE

NEE

7.2

20 02 01 01 – Arbeidscontractanten

NGK

NEE

NEE

NEE

NEE

7.2

20 02 06 02 – Conferenties en vergaderingen

NGK

NEE

NEE

NEE

NEE

7.2

20 03 17 – Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF)

NGK

NEE

NEE

NEE

NEE

3.2.Geraamde financiële gevolgen van het voorstel inzake kredieten 

3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de beleidskredieten 

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Rubriek van het meerjarig financieel kader

3

Natuurlijke hulpbronnen en milieu

DG: ENV

Jaar 
2024

Jaar 
2025

Jaar 
2026

Jaar 
2027

TOTAAL

(2024-2027)

•Beleidskredieten

09 02 02 – Circulaire economie en levenskwaliteit

Vastleggingen

(1a)

1,260

1,080

0,780

0,540

3,660

Betalingen

(2a)

1,260

1,080

0,780

0,540

3,660

09 02 02 – Circulaire economie en levenskwaliteit 73

Vastleggingen

(1a)

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

Betalingen

(2a)

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

Uit het budget van specifieke programma’s gefinancierde administratieve kredieten 74  

Begrotingsonderdeel

(3)

TOTAAL kredieten 
voor DG ENV

Vastleggingen

=1a+1b+3

1,260

1,080

0,780

0,540

3,660

Betalingen

=2a+2b

+3

1,260

1,080

0,780

0,540

3,660

 



 TOTAAL beleidskredieten

Vastleggingen

(4)

1,260

1,080

0,780

0,540

3,660

Betalingen

(5)

1,260

1,080

0,780

0,540

3,660

• TOTAAL uit het budget van specifieke programma’s gefinancierde administratieve kredieten

(6)

TOTAAL kredieten
onder RUBRIEK
3 
van het meerjarig financieel kader

Vastleggingen

=4+6

1,260

1,080

0,780

0,540

3,660

Betalingen

=5+6

1,260

1,080

0,780

0,540

3,660

Wanneer het voorstel/initiatief gevolgen heeft voor meerdere beleidsrubrieken, herhaal bovenstaand deel:

• TOTAAL beleidskredieten (alle beleidsrubrieken)

Vastleggingen

(4)

1,260

1,080

0,780

0,540

3,660

Betalingen

(5)

1,260

1,080

0,780

0,540

3,660

TOTAAL uit het budget van specifieke programma’s gefinancierde administratieve kredieten (alle beleidsrubrieken)

(6)

TOTAAL kredieten
onder de RUBRIEKEN
1 tot en met 6 
van het meerjarig financieel kader 
(Referentiebedrag)

Vastleggingen

=4+6

1,260

1,080

0,780

0,540

3,660

Betalingen

=5+6

1,260

1,080

0,780

0,540

3,660

Het hierboven onder post 09.02.02 gerapporteerde bedrag zal nodig zijn ter ondersteuning van diverse uitvoeringstaken in verband met de wettelijke bepalingen, die door DG ENV zullen worden uitgevoerd (met steun van andere diensten).

De aanbestede activiteiten (zie onderstaande lijst) omvatten het laten uitvoeren van voorbereidende studies ter ondersteuning van de vaststelling van uitvoeringshandelingen en gedelegeerde handelingen ter uitvoering van een aantal maatregelen in de verordening overbrenging afvalstoffen, namelijk het harmoniseren van de berekening van borgsommen en het verduidelijken van de indeling van bepaalde afvalstoffen en het onderscheid tussen gebruikte goederen en afvalstoffen voor bepaalde productgroepen. Deze activiteiten zullen in de eerste twee jaar na de vaststelling van de nieuwe verordening worden geïntensiveerd.

Naast de aanbestede activiteiten is er behoefte aan ICT-ondersteuning bij de ontwikkeling en het onderhoud van het systeem voor elektronische gegevensuitwisseling en steun van externe deskundigen voor de uitvoering van de procedure voor de invoer van EU-afvalstoffen door niet-OESO-landen. Dit omvat het informeren van niet-OESO-landen over de nieuwe bepalingen, het beoordelen van de kennisgevingen van deze landen en het opstellen en bijwerken van de lijst van niet-OESO-landen die op de groene lijst geplaatste afvalstoffen uit de EU mogen invoeren.

Het voorstel voorziet ook in de interoperabiliteit van het voorgestelde systeem voor elektronische gegevensuitwisseling met de éénloketomgeving van de EU voor de douane. Voor dergelijke werkzaamheden zijn extra financiële middelen nodig, die door DG ENV uit LIFE ter beschikking van DG TAXUD zullen worden gesteld, zodat de overeengekomen koppeling mogelijk wordt gemaakt. Momenteel kan het niveau van passende middelen voor dergelijke werkzaamheden niet met zekerheid worden bepaald, maar zie voetnoot 69 over de raming van de kosten.

Lijst van voorgestelde aanbestedingsstudies en dienstencontracten (nadere verfijning van de onderwerpen kan nodig zijn)

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Lijst van voorgestelde aanbestedingsstudies en dienstencontracten (nadere verfijning van de onderwerpen kan nodig zijn)

2024

2025

2026

2027 75  

Periode

2024-2027

Precieze afstemming en onderhoud van het centrale systeem voor elektronische gegevensuitwisseling voor overbrengingen van afvalstoffen (ICT-ontwikkeling en -onderhoud bij DG ENV)

0,260

0,380

0,180

0,140

0,960

Voorbereidende studie voor een geharmoniseerde berekeningsmethode voor de borgsom

0,100

0,100

Voorbereidende studie ter identificatie van afvalstromen waarvoor de Commissie drempels voor verontreiniging van afvalstoffen moet vaststellen

0,200

0,200

Voorbereidende studie om voor elke afvalstroom een verontreinigingsdrempel vast te stellen

0,100

0,100

0,100

0,300

Voorbereidende studie ter identificatie van afvalstromen waarvoor de Commissie criteria heeft vastgesteld om onderscheid te maken tussen gebruikte goederen en afvalstoffen

0,200

0,200

Voorbereidende studie om criteria vast te stellen om onderscheid te maken tussen gebruikte goederen en afvalstoffen voor elke afvalstroom

0,100

0,100

0,100

0,300

Ondersteuning van externe deskundigen bij de uitvoering van de procedure voor niet-OESO-landen om EU-afvalstoffen in te voeren. Dit omvat het informeren van niet-OESO-landen over de nieuwe bepalingen, het beoordelen van de kennisgevingen van deze landen en het opstellen en bijwerken van de lijst van niet-OESO-landen die op de groene lijst geplaatste afvalstoffen uit de EU mogen invoeren.

0,500

0,500

0,400

0,200

1,600

Totaal voor aanbestedingscontracten (voor studies en ICT-kosten)

(zonder de voorziene kosten voor de koppeling met de éénloketomgeving voor de douane van DG TAXUD)

1,260

1,080

0,780

0,540

3,660

               

               





Rubriek van het meerjarig financieel kader

7

“Administratieve uitgaven”

Dit deel moet worden ingevuld aan de hand van de “administratieve begrotingsgegevens”, die eerst moeten worden opgenomen in de bijlage bij het financieel memorandum (bijlage V bij de interne voorschriften), te uploaden in DECIDE met het oog op overleg tussen de diensten.

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Jaar 
2024

Jaar 
2025

Jaar 
2026

Jaar 
2027

TOTAAL

(2024-2027)

DG: ENV en OLAF 76

 Personele middelen

0,509

0,509

0,468

0,193

1,679

 Andere administratieve uitgaven

0,040

0,040

0,040

0,040

0,160

TOTAAL DG <…….>

Kredieten

0,549

0,549

0,508

0,233

1,839

TOTAAL kredieten 
onder RUBRIEK 7 
van het meerjarig financieel kader 

(totaal vastleggingen = totaal betalingen)

0,549

0,549

0,508

0,233

1,839

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Jaar 
2024

Jaar 
2025

Jaar 
2026

Jaar 
2027

TOTAAL

(2024-2027)

TOTAAL kredieten
onder de RUBRIEKEN 
1 tot en met 7 
van het meerjarig financieel kader 

Vastleggingen

1,809

1,629

1,288

0,773

5,499

Betalingen

1,809

1,629

1,288

0,773

5,499

3.2.2.Geraamde output, gefinancierd met beleidskredieten 

Vastleggingskredieten in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Vermeld doelstellingen en outputs

Jaar 
N

Jaar 
N+1

Jaar 
N+2

Jaar 
N+3

zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

TOTAAL

OUTPUTS

Soort 77

Gem. kosten

Aant.

Kosten

Aant.

Kosten

Aant.

Kosten

Aant.

Kosten

Aant.

Kosten

Aant.

Kosten

Aant.

Kosten

Totaal aantal

Totale kosten

SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 1 78

– Output

– Output

– Output

Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 1

SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 2…

– Output

Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 2

TOTALEN

3.2.3.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten 

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Jaar 
2024

Jaar 
2025

Jaar 
2026

Jaar 
2027

TOTAAL

(2024-2027)

RUBRIEK 7 
van het meerjarig financieel kader

Personele middelen

0,509

0,509

0,468

0,193

1,679

Andere administratieve uitgaven

0,040

0,040

0,040

0,040

0,160

Subtotaal RUBRIEK 7 
van het meerjarig financieel kader

0,549

0,549

0,508

0,233

1,839

Buiten RUBRIEK 7 79  
of the multiannual financial framework

Personele middelen

Andere administratieve uitgaven

Subtotaal
buiten RUBRIEK 
7 
van het meerjarig financieel kader

TOTAAL

0,549

0,549

0,508

0,233

1,839

De benodigde kredieten voor personeel en andere administratieve uitgaven zullen worden gefinancierd uit de kredieten van het DG die reeds voor het beheer van deze actie zijn toegewezen en/of binnen het DG zijn herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

3.2.3.1.Geraamde personeelsbehoeften

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig.

   Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

Raming in voltijdequivalenten

Jaar 
2024

Jaar 
2025

Jaar 2026

Jaar 2027

zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

 Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen)

20 01 02 01 (zetel en vertegenwoordigingen van de Commissie)

1,0

1,0

1,0

1,0

20 01 02 03 (delegaties)

01 01 01 01  (onderzoek door derden)

01 01 01 11 (eigen onderzoek)

20 03 17 – Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF)

1,0

1,0

1,0

 Extern personeel (in voltijdequivalenten: VTE) 80

20 02 01 (AC, END, INT van de “totale financiële middelen”)

2,5

2,5

2,0

0,5

20 02 03 (AC, AL, END, INT en JPD in de delegaties)

XX 01 xx yy zz   81

– zetel

– delegaties

01 01 01 02 (AC, END, INT – onderzoek door derden)

01 01 01 12 (AC, END, INT – eigen onderzoek)

TOTAAL

4,5

4,5

4,0

2,5

Voor de benodigde personele middelen zal een beroep worden gedaan op het personeel van het DG dat reeds voor het beheer van deze actie is toegewezen en/of binnen het DG is herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

Beschrijving van de uit te voeren taken:

Ambtenaren en tijdelijk personeel

Voor DG ENV is één AD-functie nodig naast het momenteel beschikbare personeel voor de algemene uitvoering van de verordening en om de continuïteit te waarborgen voor de verschillende voorbereidende werkzaamheden en het opstellen van secundaire wetgeving overeenkomstig de in de verordening voorgestelde termijnen.

Voor OLAF is één AD-functie nodig naast het momenteel beschikbare personeel voor het uitvoeren van de aanvullende onderzoeks- en coördinatiemaatregelen bij OLAF in verband met overbrengingen van afvalstoffen.

Extern personeel

De CA’s zijn nodig om de algemene uitvoering te ondersteunen, met name de uitvoering van de nieuwe regels inzake de uitvoer van afvalstoffen uit de Unie, en om technische werkzaamheden te verrichten ter voorbereiding van de noodzakelijke secundaire wetgeving voor de uitvoering van de verordening bij DG ENV (gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen).

3.2.4.Verenigbaarheid met het huidige meerjarig financieel kader 

Het voorstel/initiatief:

   kan volledig worden gefinancierd door middel van herschikking binnen de relevante rubriek van het meerjarig financieel kader (MFK).

De kosten van begrotingsonderdeel 09 02 02 komen ten laste van het LIFE-programma en zullen worden gepland in het kader van de jaarlijkse beheerplannen van DG ENV. De benodigde personele middelen worden bij voorkeur gedekt door een extra toewijzing in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure van personele middelen, eventueel in combinatie met een eventuele herschikking van middelen van DG TRADE naar DG ENV. 

   hiervoor moet een beroep worden gedaan op de niet-toegewezen marge in de desbetreffende rubriek van het MFK en/of op de speciale instrumenten zoals gedefinieerd in de MFK-verordening.

   hiervoor is een herziening van het MFK nodig.

3.2.5.Bijdragen van derden 

Het voorstel/initiatief:

   voorziet niet in medefinanciering door derden;

   voorziet in medefinanciering door derden, zoals hieronder wordt geraamd:

Kredieten in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Jaar 
N 82

Jaar 
N+1

Jaar 
N+2

Jaar 
N+3

zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

Totaal

Medefinancieringsbron 

TOTAAL medegefinancierde kredieten

 

3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten 

Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten.

   Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële gevolgen:

   voor de eigen middelen

   voor overige ontvangsten

geef aan of de ontvangsten worden toegewezen aan de begrotingsonderdelen voor uitgaven    

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Begrotingsonderdeel voor ontvangsten:

Voor het lopende begrotingsjaar beschikbare kredieten

Gevolgen van het voorstel/initiatief 83

Jaar 
N

Jaar 
N+1

Jaar 
N+2

Jaar 
N+3

zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

Artikel ………….

Vermeld voor de toegewezen ontvangsten het (de) betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven.

[...]

Andere opmerkingen (bv. over de methode/formule voor de berekening van de gevolgen voor de ontvangsten of andere informatie).

[...]

(1)    Yamaguchi, S. (2021, verschijnt binnenkort), International trade and circular economy — Policy alignment (Internationale handel en circulaire economie — beleidsafstemming), werkdocument handel en milieu OESO, OECD Publishing, Parijs, http://www.oecd.org/officialdocuments/publicdisplaydocumentpdf/?cote=COM/TAD/ENV/JWPTE(2020)2/FINAL&docLanguage=En - https://doi.org/10.1787/18166881
(2)    Voor meer informatie, zie https://ec.europa.eu/eurostat/web/products-eurostat-news/-/ddn-20210420-1#:~:text=In%202020%2C%20EU%20exports%20of,16.0%20million%20tonnes%20in%202020
(3)    Bron: Comext.
(4)    Besluit C(92)39/FINAL van de Raad betreffende het toezicht op de grensoverschrijdende overbrenging van afvalstoffen bestemd voor handelingen tot nuttige toepassing. Dit besluit is gewijzigd en de huidige versie is het Besluit van de Raad betreffende het toezicht op de grensoverschrijdende overbrenging van afvalstoffen bestemd voor handelingen tot nuttige toepassing (OESO/LEGAL/0266).
(5)    Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen (PB L 190 van 12.7.2006, blz. 1).
(6)    SWD(2020) 26 final.
(7)    COM(2019) 640 final.
(8)    COM(2020) 98 final.
(9)    COM(2020102 final.
(10)    COM(2021350 final.
(11)    COM(2020474 final.
(12)    Zie https://www.europarl.europa.eu/doceo/document/TA-9-2021-0040_NL.html en https://data.consilium.europa.eu/doc/document/ST-13852-2020-INIT/nl/pdf
(13)    Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal richtlijnen (PB L 312 van 22.11.2008, blz. 3).
(14)    Richtlijn 2000/53/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 september 2000 betreffende autowrakken (PB L 269 van 21.10.2000, blz. 34).
(15)    Richtlijn 2006/66/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 september 2006 inzake batterijen en accu’s, alsook afgedankte batterijen en accu’s en tot intrekking van Richtlijn 91/157/EEG (PB L 266 van 26.9.2006, blz. 1).
(16)    Richtlijn 94/62/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 1994 betreffende verpakking en verpakkingsafval (PB L 365 van 31.12.1994, blz. 10).
(17)    Richtlijn 2012/19/EU van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (AEEA) (PB L 197 van 24.7.2012, blz. 38).
(18)    Richtlijn 2008/99/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 inzake de bescherming van het milieu door middel van het strafrecht (PB L 328 van 6.12.2008, blz. 28).
(19)    De “overige afvalstoffen” die zijn opgenomen in bijlage II bij het Verdrag van Bazel.
(20)    Richtlijn 84/631/EEG van de Raad van 6 december 1984 betreffende toezicht en controle in de Gemeenschap op de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen. (PB L 326 van 13.12.1984, blz. 31).
(21)    Door de lidstaten en de Commissie overeenkomstig artikel 54 van de verordening overbrenging afvalstoffen aangewezen vertegenwoordigers.
(22)    Overeenkomstig de beginselen van het Europees interoperabiliteitskader (COM(2017134). Voor keuzes inzake IT-ontwikkeling en overheidsopdrachten zal de voorafgaande goedkeuring vereist zijn van de raad voor informatietechnologie en cyberbeveiliging van de Europese Commissie.
(23)     https://data.consilium.europa.eu/doc/document/ST-9450-2017-INIT/nl/pdf  
(24)    Bijvoorbeeld https://www.wasteforceproject.eu/ , http://www.lifesmartwaste.com/ , https://opfawaste-project.eu/ of https://www.sweap.eu/  
(25)     https://ec.europa.eu/environment/legal/compliance_en.htm  
(26)     https://ec.europa.eu/environment/eir/p2p/index_en.htm  
(27)     https://ec.europa.eu/environment/legal/law/training_package.htm  
(28)    Onder organisatie voor producentenverantwoordelijkheid wordt verstaan een collectieve entiteit die door producenten of door middel van wetgeving is opgericht en die verantwoordelijk wordt voor het nakomen van de verplichtingen inzake nuttige toepassing en recycling van de individuele producenten.
(29)    Informatiemanagementsysteem voor officiële controles (Imsoc): dit systeem omvat bestaande (en toekomstige) computersystemen, zoals Traces, RASFF en Europhyt, om een optimaal gebruik van gegevens te waarborgen, de lasten voor bedrijven en nationale handhavingsinstanties te verminderen en de uitwisseling van informatie tussen de lidstaten te versnellen. Dit systeem werd oorspronkelijk ingevoerd bij Verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2017 betreffende officiële controles en andere officiële activiteiten die worden uitgevoerd om de toepassing van de levensmiddelen- en diervoederwetgeving en van de voorschriften inzake diergezondheid, dierenwelzijn, plantgezondheid en gewasbeschermingsmiddelen te waarborgen, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 999/2001, (EG) nr. 396/2005, (EG) nr. 1069/2009, (EG) nr. 1107/2009, (EU) nr. 1151/2012, (EU) nr. 652/2014, (EU) 2016/429 en (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad, de Verordeningen (EG) nr. 1/2005 en (EG) nr. 1099/2009 van de Raad en de Richtlijnen 98/58/EG, 1999/74/EG, 2007/43/EG, 2008/119/EG en 2008/120/EG van de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 854/2004 en (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad, de Richtlijnen 89/608/EEG, 89/662/EEG, 90/425/EEG, 91/496/EEG, 96/23/EG, 96/93/EG en 97/78/EG van de Raad en Besluit 92/438/EEG van de Raad (verordening officiële controles) (PB L 95 van 7.4.2017, blz. 1).
(30)    PB C  van , blz. .
(31)    Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal richtlijnen (PB L 312 van 22.11.2008, blz. 3).
(32)    Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen (PB L 190 van 12.7.2006, blz. 1).
(33)    Werkdocument van de diensten van de Commissie over de evaluatie van Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen (SWD(202027 final).
(34)    Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Europese Raad, de Raad,het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s "De Europese GreenDeal" (COM(2019) 640 final).
(35)    Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s van 11 maart 2020 "Een nieuw actieplan    voor een circulaire economie — Voor een schoner en concurrerender Europa" (COM(2020) 98 final).
(36)    Conclusies van de Raad, getiteld “Naar een circulair en groen herstel” (13852/20 OJ CONS 34).
(37)    Resolutie van het Europees Parlement van 10 februari 2021 over het nieuwe actieplan voor de circulaire economie (2020/2077 (INI)).
(38)    PB L 39 van 16.2.1993, blz. 3.
(39)    Besluit 93/98/EEG van de Raad van 1 februari 1993 betreffende de sluiting namens de Gemeenschap van het Verdrag inzake de beheersing van de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen en de verwijdering ervan (Verdrag van Bazel) (PB L 39 van 16.2.1993, blz. 1).
(40)    Wijziging van het Verdrag van Bazel (“wijziging betreffende het verbod”), vastgesteld bij Besluit III/1 van de partijen bij het Verdrag van Bazel.
(41)    Besluit 97/640/EG van de Raad van 22 september 1997 inzake de goedkeuring namens de Gemeenschap van de wijziging betreffende het verbod (PB L 272 van 4.10.1997, blz. 45), en Verordening (EG) nr. 120/97 van de Raad van 20 januari 1997 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 259/93 betreffende toezicht en controle op de overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en uit de Europese Gemeenschap (PB L 22 van 24.1.1997, blz. 14).
(42)    OECD/LEGAL/0266.
(43)    Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1774/2002 (verordening dierlijke bijproducten) (PB L 300 van 14.11.2009, blz. 1).
(44)    Verordening (EU) nr. 1257/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 20 november 2013 inzake scheepsrecycling, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1013/2006 en van Richtlijn 2009/16/EG (PB L 330 van 10.12.2013, blz. 1).
(45)    Richtlijn 1999/31/EG van de Raad van 26 april 1999 betreffende het storten van afvalstoffen (PB L 182 van 16.7.1999, blz. 1).
(46)    Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging) (PB L 334 van 17.12.2010, blz. 17).
(47)    Verordening (EU) 2020/1056 van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2020 inzake elektronische informatie over goederenvervoer (PB L 249 van 31.7.2020, blz. 33).
(48)    Voorstel van de Commissie voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de éénloketomgeving van de Europese Unie voor de douane en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 952/2013 (COM(2020) 673 final).
(49)    PB L 124 van 17.5.2005, blz. 4.
(50)    Besluit 2013/755/EU van de Raad van 25 november 2013 betreffende de associatie van de landen en gebieden overzee met de Europese Unie (“LGO-besluit”) (PB L 344 van 19.12.2013, blz. 1).
(51)    Richtlijn 2008/99/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 inzake de bescherming van het milieu door middel van het strafrecht (PB L 328 van 6.12.2008, blz. 28).
(52)    PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.
(53)    Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
(54)    Richtlijn 2006/117/Euratom van de Raad van 20 november 2006 betreffende toezicht en controle op overbrenging van radioactieve afvalstoffen en bestraalde splijtstof (PB L 337 van 5.12.2006, blz. 21).
(55)    Beschikking 2000/532/EG van de Commissie van 3 mei 2000 tot vervanging van Beschikking 94/3/EG houdende vaststelling van een lijst van afvalstoffen overeenkomstig artikel 1, onder a), van Richtlijn 75/442/EEG van de Raad betreffende afvalstoffen en Beschikking 94/904/EG van de Raad tot vaststelling van een lijst van gevaarlijke afvalstoffen overeenkomstig artikel 1, lid 4, van Richtlijn 91/689/EEG van de Raad betreffende gevaarlijke afvalstoffen (PB L 226 van 6.9.2000, blz. 3).
(56)    Protocol betreffende milieubescherming bij het Verdrag inzake Antarctica van 1991.
(57)    Richtlijn 2009/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende de geologische opslag van kooldioxide en tot wijziging van Richtlijn 85/337/EEG van de Raad, de Richtlijnen 2000/60/EG, 2001/80/EG, 2004/35/EG, 2006/12/EG, 2008/1/EG en Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 140 van 5.6.2009, blz. 114).
(58)    Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 van de Commissie van 28 juli 2015 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad met nadere regels betreffende een aantal bepalingen van het douanewetboek van de Unie (PB L 343 van 29.12.2015, blz. 1).
(59)    Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 van de Commissie van 24 november 2015 houdende nadere uitvoeringsvoorschriften voor enkele bepalingen van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PB L 343 van 29.12.2015, blz. 558).
(60)    Richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PB L 241 van 17.9.2015, blz. 1).
(61)    Verordening (EU) 2020/1056 van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2020 inzake elektronische informatie over goederenvervoer (PB L 249 van 31.7.2020, blz. 33).
(62)    Richtlijn 2012/19/EU van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (PB L 197 van 24.7.2012, blz. 38).
(63)    Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1).
(64)    Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1245 van de Commissie van 28 juli 2016 tot vaststelling van een voorlopige concordantietabel voor de codes van de gecombineerde nomenclatuur, neergelegd in Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad, en de vermeldingen van afvalstoffen die zijn opgenomen in de bijlagen III, IV en V bij Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de overbrenging van afvalstoffen (PB L 204 van 29.7.2016, blz. 11).
(65)    Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad (PB L 248 van 18.9.2013, blz. 1).
(66)    Verordening (EG) nr. 515/97 van de Raad van 13 maart 1997 betreffende de wederzijdse bijstand tussen de administratieve autoriteiten van de lidstaten en de samenwerking tussen deze autoriteiten en de Commissie met het oog op de juiste toepassing van de douane- en landbouwvoorschriften (PB L 82 van 22.3.1997, blz. 1).
(67)    Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2).
(68)    In de zin van artikel 58, lid 2, punt a) of b), van het Financieel Reglement.
(69)    Nadere gegevens over de beheersvormen en verwijzingen naar het Financieel Reglement zijn beschikbaar op BudgWeb: https://myintracomm.ec.europa.eu/budgweb/EN/man/budgmanag/Pages/budgmanag.aspx  
(70)    GK = gesplitste kredieten / NGK = niet-gesplitste kredieten.
(71)    EVA: Europese Vrijhandelsassociatie.
(72)    Kandidaat-lidstaten en, in voorkomend geval, potentiële kandidaat-lidstaten van de Westelijke Balkan.
(73)    Het voorstel voorziet erin dat in de toekomst de interoperabiliteit van het voorgestelde systeem voor elektronische gegevensuitwisseling met de éénloketomgeving van de EU voor de douane zal worden gewaarborgd. Voor dergelijke werkzaamheden zijn financiële middelen nodig die aan DG TAXUD ter beschikking worden gesteld om de overeengekomen koppeling mogelijk te maken. Momenteel kan het niveau van passende middelen voor dergelijke werkzaamheden niet met zekerheid worden bepaald, maar naar schatting zal een geraamde begroting van maximaal 0,950 miljoen EUR over een periode van vijf jaar nodig zijn, terwijl daarna jaarlijks een onderhoudsvergoeding van 0,100 miljoen EUR nodig zal zijn. Voorts wordt geraamd dat DG TAXUD 0,6 VTE nodig heeft tijdens de eerste vijf jaar van uitvoering en 0,2 VTE voor het onderhoud van de koppeling met de éénloketomgeving van de EU voor de douane. Aangezien de investeringen in ontwikkeling over een periode van vijf jaar gedaan zullen worden, zal het in de periode 2024-2027 in rekening te brengen bedrag in verhouding staan tot de geleverde inspanningen.
(74)    Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma’s en/of acties van de EU (vroegere “BA”-onderdelen), onderzoek door derden, eigen onderzoek.
(75)    Naar verwachting zullen sommige studies die in 2027 zijn gepland voor de periode vanaf 2028 worden voortgezet.
(76)    DG TAXUD schat dat het 0,6 VTE nodig heeft tijdens de eerste vijf jaar van uitvoering en 0,2 VTE voor het onderhoud van de koppeling met de éénloketomgeving van de EU voor de douane.
(77)    Outputs zijn de te verstrekken producten en diensten (bv. aantal gefinancierde studentenuitwisselingen, aantal km aangelegde wegen enz.).
(78)    Zoals beschreven in punt 1.4.2. “Specifieke doelstelling(en)...”
(79)    Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma’s en/of acties van de EU (vroegere “BA”-onderdelen), onderzoek door derden, eigen onderzoek.
(80)    AC = Agent Contractuel (arbeidscontractant); AL = Agent Local (plaatselijk functionaris); END = Expert National Détaché (gedetacheerd nationaal deskundige); INT= Intérimaire (uitzendkracht); JPD = Junior Professionals in Delegations (jonge deskundige in delegaties).
(81)    Subplafond voor extern personeel uit beleidskredieten (vroegere “BA”-onderdelen).
(82)    Het jaar N is het jaar waarin met de uitvoering van het voorstel/initiatief wordt begonnen. Vervang “N” door het verwachte eerste jaar van uitvoering (bijvoorbeeld: 2021). Hetzelfde voor de volgende jaren.
(83)    Voor traditionele eigen middelen (douanerechten en suikerheffingen) moeten nettobedragen worden vermeld, d.w.z. na aftrek van 20 % aan inningskosten.
Top

Brussel, 17.11.2021

COM(2021) 709 final

BIJLAGEN

bij

Voorstel van het Europees Parlement en de Raad

betreffende de overbrenging van afvalstoffen en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1257/2013 en (EU) 2020/1056

{SEC(2021) 402 final} - {SWD(2021) 330 final} - {SWD(2021) 331 final} - {SWD(2021) 332 final}


BIJLAGE I A

Kennisgevingsdocument voor grensoverschrijdende afvaloverbrenging

1. Exporteur – Kennisgever Registratienr.:

3. Kennisgeving nr.:

Naam:

Kennisgeving inzake

Adres:

A.i)

Eenmalige overbrenging:

ii)

Meerdere overbrengingen:

Contactpersoon:

B.i)

Verwijdering (1):

Telefoonnummer:

Faxnummer:

ii)

Nuttige toepassing:

E-mail:

C.

Vooraf goedgekeurde inrichting voor nuttige toepassing (2;3)

Ja

Nee

2. Importeur – Ontvanger 
Registratienummer:

4. Totaal aantal geplande overbrengingen:

Naam:

5. Totale geplande hoeveelheid (ton (Mg)/liter) (4):

Adres:

6. Geplande periode voor de overbrenging(en) (4):

Eerste vertrek:

Laatste vertrek:

Contactpersoon:

7. Wijze van verpakking (5):

Telefoonnummer:

Faxnummer:

Bijzondere behandelingseisen (6):

Ja:

Nee:

E-mail:

11. Handeling(en) tot verwijdering/nuttige toepassing (2)

8. Geplande vervoerder(s) Registratienummer:

D-code/R-code (5):

Naam(7):

Gebruikte technologie (6):

Adres:

Contactpersoon:

Reden voor uitvoer (1;6):

Telefoonnummer:

Faxnummer:

E-mail:

12. Benaming en samenstelling van de afvalstoffen (6):

Vervoerswijze(n) (5):

9. Producent(en) van de afvalstoffen (1;7;8) Registratienummer:

Naam:

Adres:

13. Fysische eigenschappen (5):

Contactpersoon:

Telefoonnummer:

Faxnummer:

14. Identificatie van de afvalstoffen (relevante codes invullen)

E-mail:

i) Bijlage VIII (of indien van toepassing IX) bij het Verdrag van Bazel:

Locatie waarop en proces waarbij de afvalstoffen zijn ontstaan (6)

ii) OESO-code (indien verschillend van (i)):

iii) EU-lijst van afvalstoffen:

10. Verwijderingsinrichting (2):

of inrichting voor nuttige toepassing (2):

iv) Nationale code in het land van uitvoer:

Registratienummer:

v) Nationale code in het land van invoer:

Naam:

vi) Andere (specificeer):

Adres:

vii) Y-code:

viii) H-nummer (5):

Contactpersoon:

ix) VN-klasse (5):

Telefoonnummer:

Faxnummer:

x) VN-nummer:

E-mail:

xi) VN-vervoersaanduiding:

Feitelijke locatie van verwijdering/nuttige toepassing:

xii) Douanecode(s) (HS):

15. (a) Betrokken landen/staten, (b) codenummer van de bevoegde autoriteiten, indien van toepassing, (c) gebruikte punten bij het binnenkomen en verlaten van die landen (grensovergangen of havens)

Land van uitvoer

Doorvoerland(en) (aankomst en vertrek)

Land van invoer

(a)

(b)

(c)

16. Douanekantoren van binnenkomst en/of uitgang en/of uitvoer: (Europese Unie):

Binnenkomst:

Uitgang:

Uitvoer:

17. Verklaring van de exporteur/kennisgever — van de producent (1):

Hierbij verklaar ik dat de bovenstaande informatie naar mijn beste weten volledig en correct is. Voorts verklaar ik dat schriftelijk juridisch bindende contractuele verplichtingen zijn

aangegaan en dat het grensoverschrijdend transport gedekt wordt door alle voorgeschreven verzekeringen of andere financiële zekerheden.

18. Aantal

Naam:

Handtekening:

bijlagen

Datum:

IN TE VULLEN DOOR DE BEVOEGDE AUTORITEITEN

19. Ontvangstbevestiging van de relevante bevoegde

autoriteit van landen van invoer-bestemming/doorvoer (1)/uitvoer-verzending (9):

20. Schriftelijke toestemming (1;8) voor de overbrenging verleend door de

de bevoegde autoriteit van (land):

Land:

Toestemming verleend op:

Kennisgeving ontvangen op:

Toestemming geldig van:

tot:

Ontvangstbevestiging verzonden op:

Bijzondere voorwaarden:

Nee:

Zo ja, zie vak 21 (6):

Naam van bevoegde autoriteit:

Naam van bevoegde autoriteit:

Stempel en/of handtekening:

Stempel en/of handtekening:

21. SPECIFIEKE VOORWAARDEN VERBONDEN AAN DE TOESTEMMING VOOR DE OVERBRENGING OF REDENEN VAN BEZWAAR

(1) Vereist op grond van het Verdrag van Bazel.

(2) In geval van R12/R13- of D13-D15-handelingen dienen ook, voor zover vereist, de

gegevens over de betrokken R1-R11- of D1-D12-inrichting(en) te worden vermeld.

(3) In te vullen voor overbrengingen binnen de OESO en enkel indien B, punt ii), van toepassing is.

(4) Voor meerdere overbrengingen een gedetailleerde lijst bijvoegen.

(5) Zie de lijst van afkortingen en codes op de volgende bladzijde.

(6) Zo nodig bijzonderheden vermelden.

(7) Indien meer dan één, een lijst bijvoegen.

(8) Indien vereist uit hoofde van nationale wetgeving.

(9) Indien van toepassing uit hoofde van het OESO-besluit.

Lijst van in het kennisgevingsdocument gebruikte afkortingen en codes

HANDELINGEN TOT VERWIJDERING (Vak 11)

D1    Storten op of in de bodem (bv. op een vuilstortplaats enz.)

D2    Behandeling op of in de bodem (bv. biodegradatie van vloeibaar of slibachtig afval in de bodem enz.)

D3    Injectie in de diepe ondergrond (bv. injectie van verpompbare afvalstoffen in putten, zoutkoepels of natuurlijk gevormde holten enz.)

D4    Opslag in waterbekkens (bv. het lozen van vloeibaar of slibachtig afval in putten, vijvers, lagunen enz.)

D5    Verwijderen op speciaal ingerichte locaties (bv. in afzonderlijke beklede, afgedekte cellen die onderling en van de omgeving afgeschermd zijn enz.)

D6    Lozen in een watermassa, behalve zeeën/oceanen

D7    Lozen in zeeën/oceanen, inclusief inbrengen in de zeebodem

D8    Biologische behandeling op een niet elders in deze lijst aangegeven wijze waardoor verbindingen of mengsels ontstaan die worden verwijderd op een van de in deze lijst vermelde methoden

D9    Fysisch-chemische behandeling op een niet elders in deze lijst aangegeven wijze waardoor verbindingen of mengsels ontstaan die worden verwijderd op een van de in deze lijst vermelde methodes (b.v. verdampen, drogen, calcineren enz.)

D10    Verbranding op het land

D11    Verbranding op zee

D12    Permanente opslag (bv. plaatsen van houders in mijnen enz.)

D13    Vermengen vóór een van de in deze lijst vermelde behandelingen

D14    Herverpakken vóór een van de in deze lijst vermelde behandelingen

D15    Opslag in afwachting van een van de in deze lijst vermelde behandelingen

HANDELINGEN TOT NUTTIGE TOEPASSING (Vak 11)

R1    Gebruik als brandstof (anders dan verbranding als zodanig) of een andere wijze van energieopwekking (Bazel/OESO) — hoofdzakelijk gebruik als brandstof of een andere wijze van energieopwekking (EU)

R2    Terugwinning/regeneratie van oplosmiddelen

R3    Recycling/terugwinning van organische stoffen die niet als oplosmiddelen worden gebruikt

R4    Recycling/terugwinning van metalen en metaalverbindingen

R5    Recycling/terugwinning van andere anorganische materialen

R6    Regeneratie van zuren of basen

R7    Terugwinning van bestanddelen die worden gebruikt om vervuiling tegen te gaan

R8    Terugwinning van bestanddelen uit katalysatoren

R9    Herraffinage van afgewerkte olie en ander hergebruik van reeds gebruikte olie

R10    Uitrijden voor landbouwkundige of ecologische verbetering

R11    Gebruik van reststoffen die bij een van de onder R1 tot en met R10 genoemde behandelingen vrijkomen

R12    Uitwisseling van afvalstoffen voor een van de onder R1 tot en met R11 genoemde behandelingen

R13    Opslag van stoffen bestemd voor een van de in deze lijst vermelde behandelingen

VERPAKKINGSTYPE(N) (vak 7)

1.Vaten

2.Houten vaten

3.Blikken (jerrycans)

4.Kisten

5.Zakken

6.Samengestelde verpakking

7.Drukcontainers

8.Onverpakt

9.Andere (specificeer)

H-NUMMER EN VN-KLASSE (Vak 14)

VN-    H-nummer    Kenmerken

klasse

1    H1    Ontplofbaar

3    H3    Ontvlambare vloeistoffen

4.1    H4.1    Ontvlambare vaste stoffen

4.2    H4.2    Zelfontvlambare stoffen of afvalstoffen

4.3    H4.3    Stoffen of afvalstoffen die bij aanraking met water ontvlambare gassen ontwikkelen

5.1    H5.1    Oxiderend

5.2    H5.2    Organische peroxiden

6.1    H6.1    (Acuut) giftige stoffen

6.2    H6.2    Infectueuze stoffen

8    H8    Corrosieve stoffen

9    H10    Afscheiding van giftige gassen bij aanraking met lucht of water

9    H11    Toxisch (vertraagd of chronisch)

9    H12    Ecotoxisch

9    H13    Stoffen die na verwijdering op de een of andere wijze een andere stof doen ontstaan, bv. een uitlogingsproduct, die een van de hierboven genoemde eigenschappen bezit

VERVOERSWIJZE (Vak 8)

R = over de weg (road)

T = per trein (train/rail)

S = over zee (sea)

A = per vliegtuig (air)

W = over binnenwateren (inland waterways)

FYSIEKE EIGENSCHAPPEN (Vak 13)

1.Poederig/poeder

2.Vast

3.Brei/pasta

4.Slurrie

5.Vloeistof

6.Gasvormig

7.Andere (specificeer)

Nadere informatie, in het bijzonder over afvalstoffencodes (vak 14), d.w.z. over de bijlagen VIII en IX bij het Verdrag van Bazel, de OESO-codes en de Y-codes is te vinden in het “Guidance/Instruction Manual” dat verkrijgbaar is bij het OESO-Secretariaat en het Secretariaat van het Verdrag van Bazel

BIJLAGE I B

Vervoersdocument voor grensoverschrijdende afvaloverbrengingen/afvaltransporten

1. Correspondeert met kennisgeving nr.:

2. Volgnummer/totaal aantal overbrengingen:

/

2a. Identificatienummer container, indien van toepassing

3. ExporteurKennisgever Registratie nr.:

4. Importeur – Ontvanger Registratie nr.:

Naam:

Naam:

Adres:

Adres:

Contactpersoon:

Contactpersoon:

Telefoonnummer:

Faxnummer:

Telefoonnummer:

Faxnummer:

E-mail:

E-mail:

5. Feitelijke hoeveelheid:

Ton (Mg):

m³:

6 Feitelijke transportdatum:

7. Verpakkingstype

(n) (1):

Aantal colli:

Bijzondere behandelingseisen: (2)

Ja:

Nee:

8 a) Eerste vervoerder (3):

8 b) Tweede vervoerder:

8 c) Laatste vervoerder:

Registratienummer:

Registratienummer:

Registratienummer:

Naam:

Naam:

Naam:

Adres:

Adres:

Adres:

Telefoonnummer:

Telefoonnummer:

Telefoonnummer:

Faxnummer:

Faxnummer:

Faxnummer:

E-mail:

E-mail:

E-mail:

- - - - - - - In te vullen door de vertegenwoordiger van de vervoerder - - - - - - -

Meer dan drie vervoerders (2)

Vervoerswijze (1):

Vervoerswijze (1):

Vervoerswijze (1):

Overbrengingsdatum:

Overbrengingsdatum:

Overbrengingsdatum:

Handtekening:

Handtekening:

Handtekening:

9. Producent(en) van de afvalstoffen (4) (5) (6):

12. Benaming en samenstelling van de afvalstoffen (2):

Registratienummer:

Naam:

Adres:

Contactpersoon:

13. Fysische eigenschappen (1):

Telefoonnummer:

Faxnummer:

E-mail:

14. Identificatie van de afvalstoffen (relevante codes invullen)

Locatie waarop de afvalstoffen zijn ontstaan (2):

i) Bijlage VIII (of indien van toepassing IX) bij het Verdrag van Bazel:

10. Verwijderingsinrichting

of inrichting voor nuttige toepassing

ii) OESO-code (indien verschillend van (i)):

Registratienummer:

iii) EU-lijst van afvalstoffen:

Naam:

iv) Nationale code in het land van uitvoer:

Adres:

v) Nationale code in het land van invoer:

vi) Andere (specificeer):

Contactpersoon:

vii) Y-code:

Telefoonnummer:

Faxnummer:

viii) H-nummer (1):

E-mail:

ix) VN - klasse (1):

Feitelijke locatie van verwijdering/nuttige toepassing (2)

x) VN-nummer:

11. Handeling(en) tot verwijdering/nuttige toepassing

xi) VN-vervoersaanduiding:

D-code/R-code (1):

xii) Douanecode(s) (HS):

15. Verklaring van de exporteur-kennisgever/producent (4):

Hierbij verklaar ik dat de bovenstaande informatie naar mijn beste weten volledig en correct is. Voorts verklaar ik dat schriftelijk juridisch bindende contractuele verplichtingen zijn aangegaan, dat de grensoverschrijdende overbrenging wordt gedekt door alle voorgeschreven verzekeringen of andere financiële zekerheden en dat alle noodzakelijke toestemmingen van de bevoegde autoriteiten van de betrokken landen zijn verleend.

Naam:

Handtekening:

Datum:

16. In te vullen door degenen die bij de grensoverschrijdende overbrenging zijn betrokken ingeval aanvullende informatie wordt verlangd

17. Overbrenging aangekomen bij importeur-ontvanger (indien geen inrichting):

Naam:

Handtekening:

Datum:

IN TE VULLEN DOOR DE INRICHTING VOOR VERWIJDERING/NUTTIGE TOEPASSING

18. Overbrenging aangekomen bij de verwijderingsinrichting

of inrichting voor nuttige toepassing

19. Hierbij verklaar ik dat de verwijdering/nuttige toepassing van de

Datum van ontvangst:

Aanvaard:

Geweigerd*:

hierboven vermelde afvalstoffen voltooid is.

Ontvangen hoeveelheid:

kg:

liter:

*onmiddellijk contact opnemen met de bevoegde autoriteiten

Hoeveelheid voorbereid voor hergebruik of gerecycleerd:

Vermoedelijke datum van verwijdering/nuttige toepassing:

Hoeveelheid nuttig toegepast op andere wijze:

Handeling tot verwijdering/nuttige toepassing (1):

Datum:

Datum:

Naam:

Naam:

Handtekening en stempel:

Handtekening:

(1) Zie de lijst van afkortingen en codes op de volgende bladzijde.

(2) Zo nodig bijzonderheden vermelden.

(3) In het geval van meer dan drie vervoerders, gegevens vermelden in vak 8 (a,b,c).

(4) Vereist op grond van het Verdrag van Bazel.

(5) Indien meer dan één, een lijst bijvoegen.

(6) Indien vereist uit hoofde van nationale wetgeving.



IN TE VULLEN DOOR DE DOUANE (indien door de nationale wetgeving vereist)

20. LAND VAN UITVOER - VERZENDING OF DOUANEKANTOOR VAN UITGANG

21. LAND VAN INVOER — BESTEMMING OF DOUANEKANTOOR VAN BINNENKOMST

De in dit vervoersdocument beschreven afvalstoffen hebben het land verlaten

De in dit vervoersdocument beschreven afvalstoffen zijn het land binnengekomen

op:

op:

Handtekening:

Handtekening:

Stempel:

Stempel:

22. STEMPELS VAN DE DOUANEKANTOREN VAN DE DOORVOERLANDEN

Naam van het land:

Naam van het land:

Binnenkomst:

Uitgang:

Binnenkomst:

Uitgang:

Naam van het land:

Naam van het land:

Binnenkomst:

Uitgang:

Binnenkomst:

Uitgang:

Lijst van in het vervoersdocument gebruikte afkortingen en codes

HANDELINGEN TOT VERWIJDERING (Vak 11)

D1    Storten op of in de bodem (bv. op een vuilstortplaats enz.)

D2    Behandeling op of in de bodem (bv. biodegradatie van vloeibaar of slibachtig afval in de bodem enz.)

D3    Injectie in de diepe ondergrond (bv. injectie van verpompbare afvalstoffen in putten, zoutkoepels

   of natuurlijk gevormde holten enz.)

D4    Opslag in waterbekkens (bv. het lozen van vloeibaar of slibachtig afval in putten,

   vijvers of lagunen enz.)

D5    Verwijderen op speciaal ingerichte locaties (bv. in afzonderlijke beklede, afgedekte cellen

   die onderling en van de omgeving afgeschermd zijn)

D6    Lozen in een watermassa, behalve zeeën/oceanen

D7    Lozen in zeeën/oceanen, inclusief inbrengen in de zeebodem

D8    Biologische behandeling op een niet elders in deze lijst aangegeven wijze

   waardoor verbindingen of mengsels ontstaan die worden verwijderd

   op een van de in deze lijst vermelde methoden

D9    Fysisch-chemische behandeling op een niet elders in deze lijst aangegeven wijze

   waardoor verbindingen of mengsels ontstaan die worden verwijderd

   op een van de in deze lijst vermelde methoden (bv. verdampen, drogen, calcineren)

D10    Verbranding op het land

D11    Verbranding op zee

D12    Permanente opslag (bv. plaatsen van houders in mijnen enz.)

D13    Vermengen vóór een van de in deze lijst vermelde behandelingen

D14    Herverpakken vóór een van de in deze lijst vermelde behandelingen

D15    Opslag in afwachting van een van de in deze lijst vermelde behandelingen

HANDELINGEN TOT NUTTIGE TOEPASSING (Vak 11)

R1    Gebruik als brandstof (anders dan verbranding als zodanig) of een andere wijze van energieopwekking (Bazel/OESO) — hoofdzakelijk gebruik als brandstof of een andere wijze van energieopwekking (EU)

R2    Terugwinning/regeneratie van oplosmiddelen

R3    Recycling/terugwinning van organische stoffen die niet als oplosmiddelen worden gebruikt

R4    Recycling/terugwinning van metalen en metaalverbindingen

R5    Recycling/terugwinning van andere anorganische materialen

R6    Regeneratie van zuren of basen

R7    Terugwinning van bestanddelen die worden gebruikt om vervuiling tegen te gaan

R8    Terugwinning van bestanddelen uit katalysatoren

R9    Herraffinage van afgewerkte olie en ander hergebruik van reeds gebruikte olie

R10    Uitrijden voor landbouwkundige of ecologische verbetering

R11    Gebruik van reststoffen die bij een van de onder R1 tot en met R10 genoemde behandelingen vrijkomen

R12    Uitwisseling van afvalstoffen voor een van de onder R1 tot en met R11 genoemde behandelingen

R13    Opslag van stoffen bestemd voor een van de in deze lijst vermelde behandelingen

VERPAKKINGSTYPE(N) (vak 7)

1.Vaten

2.Houten vaten

3.Blikken (jerrycans)

4.Kisten

5.Zakken

6.Samengestelde verpakking

7.Drukcontainers

8.Onverpakt

9.Andere (specificeer)

H-NUMMER EN VN-KLASSE (Vak 14)

VN-klasse    H-nummer Betekenis

1    H1    Ontplofbaar

3    H3    Ontvlambare vloeistoffen

4.1    H4.1    Ontvlambare vaste stoffen

4.2    H4.2    Zelfontvlambare stoffen of afvalstoffen

4.3    H4.3    Stoffen of afvalstoffen die bij aanraking met water

   ontvlambare gassen ontwikkelen

5.1    H5.1    Oxiderend

5.2    H5.2    Organische peroxiden

6.1    H6.1    (Acuut) giftige stoffen

6.2    H6.2    Infectueuze stoffen

8    H8    Corrosieve stoffen

9    H10    Afscheiding van giftige gassen bij aanraking met lucht of water

9    H11    Toxisch (vertraagd of chronisch)

9    H12    Ecotoxisch

9    H13    Stoffen die na verwijdering op de een of andere wijze een andere stof doen ontstaan, bv. een uitlogingsproduct, die een van de hierboven genoemde eigenschappen bezit

VERVOERSWIJZE (Vak 8)

R = over de weg (road)    T = per trein (train/rail)

S = over zee (sea)    A = per vliegtuig (air)

W = over binnenwateren (inland waterways)

FYSIEKE EIGENSCHAPPEN (Vak 13)

1.    Poederig/poeder

2.    Vast    5.    Vloeistof

3.    Brei/pasta    6.    Gasvormig

4.    Slurrie    7.    Andere

(specificeer)

Nadere informatie, in het bijzonder over afvalstoffencodes (vak 14), d.w.z. over de bijlagen VIII en IX bij het Verdrag van Bazel, de OESO-codes en de Y-codes is te vinden in het “Guidance/Instruction Manual” die verkrijgbaar is bij het OESO-secretariaat en het Secretariaat van het Verdrag van Bazel.

BIJLAGE I C

SPECIFIEKE INSTRUCTIES VOOR HET INVULLEN VAN HET KENNISGEVINGS- EN HET VERVOERSDOCUMENT

I. Inleiding

1. Deze instructies betreffen de noodzakelijke toelichtingen voor het invullen van het kennisgevingsdocument en het vervoersdocument. Beide documenten zijn verenigbaar met het Verdrag van Bazel 1 , het OESO-besluit 2 (dat alleen betrekking heeft op overbrengingen van voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen binnen het OESO-gebied) en deze verordening, aangezien rekening is gehouden met de specifieke vereisten die in deze drie instrumenten zijn vastgelegd.

Vanaf [PB: Gelieve de datum in te voegen: twee jaar na de datum van inwerkingtreding van de verordening] moeten documenten en informatie elektronisch worden ingediend overeenkomstig artikel 26, zoals vereist in de desbetreffende bepalingen in de verordening. Indien bij de overbrengingen derde landen betrokken zijn (zoals in titels IV, V en VI), waarvoor papieren documenten gebruikt kunnen worden, blijven deze instructies gelden. In de andere gevallen dienen zij te worden gevolgd, rekening houdend met de kenmerken van elektronische uitwisseling van informatie en documentatie.

Omdat de documenten echter zo ruim zijn opgesteld dat zij geschikt zijn voor alle drie de instrumenten, zijn niet alle vakken in het document van toepassing op alle instrumenten en is het in een bepaald geval niet altijd nodig om alle vakken in te vullen. Eventuele specifieke vereisten die verband houden met slechts één controlesysteem zijn aangegeven middels voetnoten. Ook is het mogelijk dat in nationale uitvoeringswetten termen worden gebruikt die afwijken van de terminologie die is gebruikt in het Verdrag van Bazel en het OESO-besluit. Zo is in deze verordening bijvoorbeeld de term “overbrenging” gebruikt in plaats van “vervoer”; in de titel van het Engelstalige kennisgevingsdocument en van het vervoersdocument komt deze variatie terug door het gebruik van de term “movement/shipment”.

2. De documenten bevatten zowel de term “verwijdering” als “nuttige toepassing/terugwinning”, omdat deze termen in de drie instrumenten verschillend zijn gedefinieerd. In de verordening van de Europese Gemeenschap en het OESO-besluit wordt de term “verwijdering” gebruikt voor de verwijderingshandelingen zoals vermeld in bijlage IV A bij het Verdrag van Bazel en aanhangsel 5A van het OESO-besluit, en “nuttige toepassing/terugwinning” voor handelingen voor nuttige toepassing zoals vermeld in bijlage IV B bij het Verdrag van Bazel en aanhangsel 5B van het OESO-besluit. In het Verdrag van Bazel zelf verwijst de term “disposal” naar zowel verwijderingshandelingen als handelingen voor nuttige toepassing.

3. Vanaf [PB: Gelieve de datum in te voegen: twee jaar na de datum van inwerkingtreding van de verordening] zijn de bevoegde autoriteiten van verzending verantwoordelijk voor het verzorgen en afgeven van de kennisgevings- en vervoersdocumenten (zowel op papier als in elektronische vorm). Vanaf [PB: Gelieve de datum in te voegen: twee jaar na de datum van inwerkingtreding van de verordening] moet de kennisgeving overeenkomstig artikel 26 elektronisch worden ingediend en de vereiste informatie en documentatie elektronisch worden uitgewisseld.

De bevoegde autoriteiten hanteren een nummeringsysteem waardoor een bepaalde zending afvalstoffen kan worden gevolgd. Dit nummeringsysteem moet worden voorafgegaan door de landcode van het land van verzending die te vinden is in de lijst met afkortingen van ISO-norm 3166. Binnen de EU dient de tweecijferige landcode te worden gevolgd door een spatie. Deze kan worden gevolgd door een facultatieve code van maximaal vier cijfers die door de bevoegde autoriteit van verzending wordt gespecificeerd, gevolgd door een spatie. Het nummeringsysteem moet eindigen met een getal van zes cijfers. Een en ander wordt door het volgende voorbeeld geïllustreerd: indien de landcode XY is en het getal van zes cijfers 123456, is het kennisgevingsnummer XY 123456 als geen facultatieve code werd gespecificeerd. Als een facultatieve code, bijvoorbeeld 12, werd gespecificeerd, is het kennisgevingsnummer XY 12 123456. In gevallen waarin een kennisgevings- of vervoersdocument elektronisch wordt doorgestuurd en er geen facultatieve code werd gespecificeerd, dient in plaats van de facultatieve code evenwel de cijferreeks “0000” te worden ingelast (bv. XY 0000 123456); indien een facultatieve code van minder dan vier cijfers werd gespecificeerd, bijvoorbeeld 12, wordt het kennisgevingsnummer XY 0012 123456.

4. Sommige landen willen de documenten uitgeven op het in hun land gebruikelijke standaardpapierformaat (meestal ISO/A4, zoals aanbevolen door de Verenigde Naties). Teneinde het gebruik ervan in internationaal verband te vergemakkelijken, en in verband met het verschil tussen ISO/A4 en het papierformaat dat wordt gebruikt in Noord-Amerika, mag het formaat van de formulieren echter niet groter zijn dan 183 × 262 mm, met voldoende marge aan de bovenzijde en de linkerzijde van het papier. Het kennisgevingsdocument (vakken 1-21 met inbegrip van de voetnoten) moet op één pagina staan, en de lijst van de in het kennisgevingsdocument gebruikte afkortingen en codes moet op de tweede pagina staan. Wat het vervoersdocument betreft, moeten de vakken 1-19, met inbegrip van de voetnoten, op één pagina staan, en moeten de vakken 20-22 en de lijst van de in het vervoersdocument gebruikte afkortingen en codes op de tweede pagina staan.

II. Doel van het kennisgevingsdocument en het vervoersdocument

5. Het kennisgevingsdocument is bedoeld om de betrokken bevoegde autoriteiten te voorzien van de informatie die zij nodig hebben om te kunnen beoordelen of voorgenomen afvaloverbrengingen aanvaardbaar zijn. Het bevat ook een ruimte waarin deze autoriteiten de ontvangst van de kennisgeving kunnen bevestigen en, indien dat vereist is, schriftelijke toestemming kunnen geven voor een voorgenomen overbrenging.

6. Het vervoersdocument is bedoeld om gedurende de hele reis met een zending afvalstoffen mee te reizen vanaf het moment dat deze de afvalstoffenproducent verlaat tot aan de aankomst ervan bij de inrichting voor verwijdering of nuttige toepassing in een ander land. Iedere persoon die de controle heeft over een overbrenging (de vervoerders en eventueel de ontvanger 3 ) dient het vervoersdocument te ondertekenen, hetzij bij de aflevering, hetzij bij ontvangst van de betreffende afvalstoffen. Ook is er op het vervoersdocument ruimte waar de douanekantoren van alle betreffende landen kunnen vermelden dat zij de betreffende zending hebben gecontroleerd (hetgeen krachtens deze verordening vereist is). Tot slot dient het document ook te worden gebruikt door de betreffende inrichting voor verwijdering of nuttige toepassing om te bevestigen dat de afvalstoffen zijn ontvangen en de verwijdering of nuttige toepassing ervan is voltooid.

III. Algemene vereisten

7. Een geplande overbrenging die onder de procedure van voorafgaande schriftelijke kennisgeving en toestemming valt, mag pas plaatsvinden nadat het kennisgevingsdocument en het vervoersdocument in overeenstemming met deze verordening zijn ingevuld, rekening houdend met artikel 16, leden 1 en 2, en alleen gedurende de geldigheidsduur van de schriftelijke of stilzwijgende toestemming van alle betrokken bevoegde autoriteiten.

8. Vanaf [PB: Gelieve de datum in te voegen: twee jaar na de datum van inwerkingtreding van de verordening] moeten de gedrukte afschriften van de documenten volledig in machineschrift of in hoofdletters met onuitwisbare inkt worden ingevuld. Tot diezelfde datum moeten handtekeningen altijd in onuitwisbare inkt worden geschreven en altijd vergezeld gaan van de naam van de bevoegde vertegenwoordiger in hoofdletters. In geval van een kleine vergissing, bijvoorbeeld wanneer een verkeerde code voor een afvalstof is ingevuld, mag met toestemming van de bevoegde autoriteiten een correctie worden aangebracht. De nieuwe tekst moet worden gemarkeerd en van een handtekening of stempel worden voorzien, en de datum van de wijziging moet worden vermeld. Bij grote wijzigingen of correcties dient een nieuw formulier te worden ingevuld.

Vanaf [datum waarop artikel 26 van toepassing wordt] moet overeenkomstig artikel 26 de kennisgeving elektronisch worden ingediend en de vereiste informatie en documentatie elektronisch worden uitgewisseld.

9. Ter vereenvoudiging van de vertaling moet in een aantal vakken op de documenten een code worden ingevuld in plaats van tekst. Waar wel tekst moet worden ingevuld, moet dat echter gebeuren in een voor de bevoegde autoriteiten van het land van bestemming, en indien dat verlangd wordt voor de andere betrokken autoriteiten, aanvaardbare taal.

10. Voor de datum moet een zescijferige notatie worden gebruikt. Zo moet 29 januari 2024 bijvoorbeeld worden geschreven als 29.01.24 (dag.maand.jaar).

11. Als het nodig is dat bij de documenten bijlagen met aanvullende informatie worden bijgevoegd, dient op iedere bijlage het referentienummer van het betreffende document te worden vermeld, en ook het nummer van het vak waarop de bijlage betrekking heeft.

IV. Specifieke instructies voor het invullen van het kennisgevingsdocument

12. De kennisgever 4 moet de vakken 1-18 (behalve het kennisgevingsnummer in vak 3) invullen op het moment van kennisgeving. In sommige derde landen die geen lid zijn van de OESO mogen deze vakken worden ingevuld door de bevoegde autoriteit van verzending. Indien de kennisgever niet dezelfde persoon is als de eerste producent, dient deze producent, of een van de personen bedoeld in artikel 3, lid 6, punt a), ii) of iii), zo mogelijk ook te tekenen in vak 17, zoals aangegeven in artikel 5, lid 2, en bijlage II, deel 1, punt 26.

13. Vakken 1 (zie bijlage II, deel 1, punten 2 en 4) en 2 (bijlage II, deel 1, punt 6): Verstrek de vereiste informatie (vermeld, uitsluitend indien van toepassing, het registratienummer en voorts het adres met inbegrip van de naam van het land en het telefoon- en faxnummer met inbegrip van de landcode; de contactpersoon dient de persoon te zijn die verantwoordelijk is voor de overbrenging, ook indien zich in de loop daarvan een incident mocht voordoen). In sommige derde landen mogen in plaats daarvan de gegevens betreffende de bevoegde autoriteit van verzending worden medegedeeld. De kennisgever kan een handelaar of makelaar in de zin van artikel 3, lid 6, van deze verordening zijn. Voeg in dat geval een afschrift van het contract of een bewijs van het contract (of een verklaring inzake het bestaan ervan) tussen de producent, de nieuwe producent of inzamelaar en de makelaar of handelaar in een bijlage bij (zie bijlage II, deel 1, punt 23). De telefoon- en faxnummers en het e-mailadres moeten het gemakkelijker maken om, indien zich tijdens de overbrenging een incident voordoet, op ieder moment contact te kunnen opnemen met alle betrokkenen.

14. Normaal gesproken is de ontvanger de in vak 10 genoemde inrichting voor verwijdering of nuttige toepassing. In sommige gevallen kan de ontvanger echter ook iemand anders zijn, bijvoorbeeld een handelaar, een makelaar 5 , of een rechtspersoon, zoals het hoofdkantoor of een mailadres van de in vak 10 genoemde ontvangende inrichting voor verwijdering of nuttige toepassing. Om als ontvanger te kunnen optreden, dient een handelaar, makelaar of rechtspersoon onder de rechtsmacht van het land van bestemming te vallen en in het bezit te zijn van, dan wel een andere vorm van wettelijke controle hebben over de afvalstoffen op het moment dat deze in het land van bestemming arriveren. In die gevallen dient in vak 2 informatie met betrekking tot de handelaar, makelaar of rechtspersoon te worden ingevuld.

15. Vak 3 (zie bijlage II, deel 1, punten 1, 5, 11 en 19): Wanneer een bevoegde autoriteit een kennisgevingsdocument verstrekt, geeft zij volgens haar eigen systeem een identificatienummer uit, dat in dit vak staat afgedrukt (zie paragraaf 3 hierboven). Onder A verwijst “eenmalige overbrenging” naar een eenmalige kennisgeving en “meerdere overbrengingen” naar een algemene kennisgeving. Onder B wordt het type handeling vermeld waarvoor het overgebrachte afval is bestemd. Onder C verwijst “vooraf goedgekeurd” naar artikel 14 van deze verordening.

16. Vakken 4 (zie bijlage II, deel 1, punt 1), 5 (zie bijlage II, deel 1, punt 17) en 6 (bijlage II, deel 1, punt 12): Vul in vak 4 het aantal overbrengingen in en in vak 6 de geplande datum van een eenmalige overbrenging of, in het geval van meerdere overbrengingen, de data van de eerste en laatste overbrenging. Vul in vak 5 het geschatte minimum- en maximumgewicht in ton (1 ton is gelijk aan 1 megagram (Mg) of 1 000 kg) of het volume in liter van het afval in. In sommige derde landen mag het volume ook in kubieke meter (1 kubieke meter is gelijk aan 1 000 liter) of een andere metrieke eenheid, bijvoorbeeld kilogram of liter, worden opgegeven. Wanneer een andere metrieke eenheid wordt gebruikt, moet de betreffende meeteenheid worden aangegeven en moet de in het document genoemde eenheid worden doorgestreept. De totale hoeveelheid overgebrachte afvalstoffen mag niet groter zijn dan de in vak 5 genoemde maximumhoeveelheid. De in vak 6 ingevulde geplande periode voor de overbrengingen mag niet langer zijn dan één jaar, met uitzondering van meerdere overbrengingen naar vooraf goedgekeurde inrichtingen voor nuttige toepassing overeenkomstig artikel 14 van deze verordening (zie paragraaf 15), waarvoor de geplande periode niet langer mag zijn dan drie jaar. Alle overbrengingen moeten plaatsvinden binnen de geldigheidsduur van de overeenkomstig artikel 9, lid 4, van deze verordening verleende schriftelijke of stilzwijgende toestemming van de diverse betrokken bevoegde autoriteiten. In het geval van meerdere overbrengingen kunnen sommige derde landen op grond van het Verdrag van Bazel eisen dat de verwachte data of de verwachte frequentie en de geschatte hoeveelheid van iedere overbrenging worden vermeld in de vakken 5 en 6, of als bijlage worden toegevoegd. Wanneer een bevoegde autoriteit een schriftelijke toestemming voor de overbrenging afgeeft en de geldigheidsduur van die toestemming in vak 20 verschilt van de in vak 6 aangegeven periode, prevaleert het besluit van de bevoegde autoriteit boven de informatie in vak 6.

17. Vak 7 (zie bijlage II, deel 1, punt 18): De verpakkingstypen moeten worden aangegeven middels de codes van de bij het kennisgevingsdocument gevoegde lijst van afkortingen en codes. Indien bij de behandeling speciale voorzorgsmaatregelen nodig zijn, zoals die welke vereist zijn volgens de behandelinginstructies van de producenten voor werknemers, informatie over gezondheid en veiligheid, met inbegrip van informatie over hoe te handelen in geval van lekkage of morsen van gevaarlijke stoffen, en schriftelijke instructies voor het vervoer van gevaarlijke goederen, kruis dan het betreffende hokje aan en voeg de informatie als bijlage bij.

18. Vak 8 (zie bijlage II, deel 1, punten 7 en 13): Verstrek de vereiste informatie (vermeld, uitsluitend indien van toepassing, het registratienummer en voorts het adres met inbegrip van de naam van het land en het telefoon- en faxnummer met inbegrip van de landcode; de contactpersoon dient de persoon te zijn die verantwoordelijk is voor de overbrenging). Indien sprake is van meer dan één vervoerder, voeg dan bij het kennisgevingsdocument voor iedere vervoerder een volledige lijst met de vereiste informatie bij. Indien het transport wordt geregeld door een expediteur, moeten de gegevens over de expediteur en de informatie over de respectievelijke feitelijke vervoerders in een bijlage worden bijgevoegd. Voeg een bewijs van registratie van de vervoerder(s) voor het overbrengen van afvalstoffen (bv. een verklaring betreffende het bestaan ervan) als bijlage bij (zie bijlage II, deel 1, punt 15). Geef de vervoerswijze aan middels de bij het kennisgevingsdocument gevoegde lijst van afkortingen en codes.

19. Vak 9 (zie bijlage II, deel 1, punten 3 en 16): Geef de vereiste informatie over de producent van de afvalstoffen 6 . Geef, indien van toepassing, het registratienummer van de producent. Indien de kennisgever de producent van de afvalstoffen is, vul dan in “Zelfde als in vak 1”. Indien de afvalstoffen door meer dan één producent zijn geproduceerd, vul dan in “Zie bijgevoegde lijst”, en voeg een lijst toe met de gevraagde informatie over iedere producent. Indien de producent niet bekend is, geef dan de naam van de persoon die de afvalstoffen in zijn bezit of onder zijn controle heeft (houder). Verstrek ook informatie over het proces volgens welk de afvalstof is geproduceerd en de plaats waar dat is gebeurd.

20. Vak 10 (zie bijlage II, deel 1, punt 5): Verstrek de vereiste informatie (vermeld de bestemming van de overgebrachte afvalstoffen door hetzij “verwijderingsinrichting”, hetzij “inrichting voor nuttige toepassing” aan te kruisen, en voorts het registratienummer — alleen indien van toepassing — en de feitelijke locatie waar de verwijdering of nuttige toepassing zal plaatsvinden indien deze verschilt van het adres van de inrichting). Indien de verwijderaar of terugwinnaar tevens de ontvanger is, vul hier dan in “Zelfde als in vak 2”. Indien de verwijderingshandeling of de handeling voor nuttige toepassing een handeling als bedoeld onder D13-D15 of R12 of R13 betreft (overeenkomstig bijlage I of II bij Richtlijn 2008/98/EG betreffende afvalstoffen), moeten de inrichting waar de handeling wordt uitgevoerd en ook de locatie waar de handeling zal worden uitgevoerd in vak 10 worden vermeld. In dat geval dient ook de informatie over de inrichting of inrichtingen waar later de handeling of handelingen als bedoeld onder D13-D15 of R12/R13 en D1-D12 of R1-R11 plaatsvindt of plaatsvinden, zal of zullen plaatsvinden of kan of kunnen plaatsvinden, in een bijlage worden bijgevoegd. Indien de inrichting voor verwijdering of nuttige toepassing vermeld staat in bijlage I, categorie 5, bij Richtlijn 2010/75/EU, dient in een bijlage een bewijs (bv. een verklaring betreffende het bestaan ervan) te worden overgelegd dat zij over een geldige vergunning beschikt die in overeenstemming met artikelen 4 en 5 van die richtlijn is verleend wanneer de inrichting in de Unie is gevestigd.

21. Vak 11 (zie bijlage II, deel 1, punten 5, 19 en 20): Vermeld het soort handelingen voor verwijdering of nuttige toepassing door middel van de R-codes of D-codes van bijlage I of II bij Richtlijn 2008/98/EG inzake afvalstoffen (zie ook de bij het kennisgevingsdocument gevoegde lijst van afkortingen en codes) 7 . Indien de handeling voor verwijdering of nuttige toepassing een handeling als bedoeld onder D13-D15 of R12 of R13 betreft, dient de daarbij behorende informatie betreffende de aansluitende handelingen (iedere handeling als bedoeld onder R12/R13 of D13-D15 alsmede D1-D12 of R1-R11) in een bijlage te worden verstrekt. Geef ook aan welke technologie wordt gebruikt. Indien het afval bestemd is voor nuttige toepassing, vermeld dan in een bijlage de geplande verwijderingsmethode voor de niet-toepasbare restfractie, de hoeveelheid nuttig toegepast materiaal in verhouding tot het niet nuttig toepasbare afval, de geschatte waarde van het nuttig toegepaste materiaal en de kosten van nuttige toepassing en de kosten van verwijdering van het restafval. Vermeld daarnaast in het geval van invoer van voor verwijdering bestemde afvalstoffen in de Unie bij “reden voor uitvoer” dat sprake is van een vooraf met redenen omkleed verzoek van het land van verzending overeenkomstig artikel 47, lid 4, van deze verordening, en voeg dit verzoek als bijlage bij. Sommige derde landen buiten de OESO kunnen op grond van het Verdrag van Bazel ook verlangen dat de reden voor uitvoer wordt gespecificeerd.

22. Vak 12 (zie bijlage II, deel 1, punt 16): vermeld de benaming of benamingen waaronder het materiaal algemeen bekend is, of de handelsnaam en de benamingen van de belangrijkste (qua hoeveelheid en/of gevaar) bestanddelen en de relatieve concentraties (uitgedrukt in percentages), voor zover bekend. Geef in het geval van een mengsel van afvalstoffen dezelfde informatie voor de verschillende fracties en geef aan welke fracties bestemd zijn voor nuttige toepassing. Overeenkomstig bijlage II, deel 3, punt 7, bij deze verordening kan om een chemische analyse van de samenstelling van het afval worden verzocht. Voeg zo nodig verdere informatie als bijlage bij.

23. Vak 13 (zie bijlage II, deel 1, punt 16). Vermeld de fysische eigenschappen van het afval bij normale temperatuur en druk.

24. Vak 14 (zie bijlage II, deel 1, punt 16): Vermeld de identificatiecode van de afvalstoffen volgens de bijlagen III, III A, III B of IV bij deze verordening. Vermeld de code volgens het systeem vastgelegd in het Verdrag van Bazel (bij onderdeel i) in vak 14) en, indien van toepassing, de systemen volgens het OESO-besluit (bij onderdeel ii)) en andere erkende indelingssystemen (bij onderdelen iii) tot en met xii)). Vermeld, conform artikel 5, lid 8, van deze verordening, slechts één afvalcode (uit de bijlagen III, III A, III B, IV bij deze verordening), met de volgende twee uitzonderingen: vermeld indien afvalstoffen niet onder één enkele code van bijlage III, III B of IV vallen slechts één type afval. Vermeld, indien mengsels van afvalstoffen die niet onder één enkele code in bijlage III, III B, of IV vallen, tenzij zij worden vermeld in bijlage III A, de code van iedere afvalfractie in volgorde van belangrijkheid (zo nodig in een bijlage).

a) Onderdeel i): de codes van bijlage VIII bij het Verdrag van Bazel moeten worden gebruikt voor afvalstoffen die onder de procedure van voorafgaande schriftelijke kennisgeving en toestemming (zie deel I van bijlage IV bij deze verordening) vallen; de codes in bijlage IX bij het Verdrag van Bazel moeten worden gebruikt voor afvalstoffen die in het algemeen niet onder de procedure van voorafgaande schriftelijke kennisgeving en toestemming vallen, maar die om een specifieke reden, zoals verontreiniging met gevaarlijke stoffen (vgl. de eerste alinea van bijlage III bij deze verordening) of nationale verordeningen 8 , vallen onder de procedure van voorafgaande schriftelijke kennisgeving en toestemming (zie deel I van bijlage III bij deze verordening). De bijlagen VIII en IX bij het Verdrag van Bazel zijn te vinden in bijlage V bij deze verordening, in de tekst van het Verdrag van Bazel en ook in de “Instruction Manual” die verkrijgbaar is bij het secretariaat van het Verdrag van Bazel. Indien een afvalstof niet is vermeld in bijlage VIII of IX bij het Verdrag van Bazel, vul dan in “niet vermeld”.

b) Onderdeel ii): OESO-landen dienen gebruik te maken van de OESO-codes voor afvalstoffen zoals vermeld in deel II van de bijlagen III en IV bij deze verordening, d.w.z. afvalstoffen die geen equivalent hebben in de bijlagen bij het Verdrag van Bazel of waarvoor op grond van deze verordening een ander controleniveau geldt dan het volgens het Verdrag van Bazel vereiste niveau. Indien een afvalstof niet vermeld is in deel II van de bijlagen III en IV bij deze verordening, vul dan in “niet vermeld”.

c) Onderdeel iii): Lidstaten van de Europese Unie dienen gebruik te maken van de codes die zijn opgenomen in de afvalstoffenlijst van de Europese Unie (zie Beschikking 2000/532/EG, als gewijzigd) 9 .

d) Onderdelen iv) en v): In voorkomend geval moet gebruik worden gemaakt van nationale identificatiecodes die afwijken van de afvalstoffenlijst van de EU, maar die in het land van verzending en, indien bekend, in het land van bestemming worden gebruikt.

e) Onderdeel vi): Indien dat nuttig is of door de betrokken bevoegde autoriteiten wordt vereist, vermeld hier dan eventuele andere codes of extra informatie die de identificatie van het afval vergemakkelijkt.

Deze codes kunnen ook opgenomen zijn in de bijlagen III A, III B of IV (EU48) bij deze verordening. In dat geval moet het nummer van de bijlage vóór de code(s) worden vermeld. Wat bijlage III A betreft, dienen de relevante codes zoals vermeld in die bijlage te worden gebruikt — in voorkomend geval meerdere codes achter elkaar. Sommige Bazel-codes zoals B1100 en B3020 gelden alleen voor specifieke afvalstromen, zoals aangegeven in bijlage III A.

f) Onderdeel vii): Vermeld de betreffende Y-code of Y-codes, indien die bestaat of bestaan, overeenkomstig de “categorieën van te beheersen afvalstoffen” (zie bijlage I bij het Verdrag van Bazel en aanhangsel 1 van het OESO-besluit), of overeenkomstig de “categorieën afvalstoffen die bijzondere aandacht vereisen” zoals bedoeld in bijlage II bij het Verdrag van Bazel (zie bijlage IV, deel I, bij deze verordening, of aanhangsel 2 van het Instruction Manual bij het Verdrag van Bazel). Y-codes zijn volgens deze verordening en het OESO-besluit niet vereist, behalve wanneer de overbrenging van afvalstoffen valt onder een van de twee “categorieën afvalstoffen die bijzondere aandacht vereisen” krachtens het Verdrag van Bazel (Y46 en Y47 of afvalstoffen uit bijlage II), in welk geval de Y-code van het Verdrag van Bazel moet worden vermeld. Vermeld in elk geval de Y-code of Y-codes voor afvalstoffen die overeenkomstig artikel 1, lid 1, punt a) van het Verdrag van Bazel als gevaarlijk zijn aangemerkt, teneinde te voldoen aan de rapportageplicht krachtens het Verdrag van Bazel.

g) Onderdeel viii): Vermeld hier, indien van toepassing, de betreffende H-code of H-codes, d.w.z. de codes waarmee de door de afvalstof vertoonde gevaarlijke eigenschappen worden aangeven (zie de bij het kennisgevingsdocument gevoegde lijst van afkortingen en codes). Indien geen sprake is van in het Verdrag van Bazel genoemde gevaarlijke eigenschappen, maar het afval gevaarlijk is volgens bijlage III bij Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad, vermeld dan de HP-code of HP-codes overeenkomstig deze bijlage III en zet “EU” achter de HP-code (bv. HP14 EU).

h) Onderdeel ix): Vermeld hier, indien van toepassing, de VN-klasse of VN-klassen die verwijzen naar de gevaarlijke eigenschappen van de afvalstof overeenkomstig de indeling van de Verenigde Naties (zie de bij het kennisgevingsdocument gevoegde lijst van afkortingen en codes) en die in overeenstemming moeten zijn met de internationale regels voor het vervoer van gevaarlijke goederen (zie de “Aanbevelingen van de Verenigde Naties inzake het vervoer van gevaarlijke goederen”. Modelvoorschriften (Oranje Boek), nieuwste uitgave) 10 .

i) Onderdelen x) en xi): Vermeld hier, indien van toepassing, het betreffende VN-nummer of de betreffende VN-nummers en de vervoeraanduiding of vervoeraanduidingen van de Verenigde Naties. Deze worden gebruikt om het afval te identificeren volgens de classificatie van de Verenigde Naties en dienen in overeenstemming te zijn met de internationale regels voor het vervoer van gevaarlijke goederen (zie “Aanbevelingen van de Verenigde Naties inzake het vervoer van gevaarlijke goederen”. Modelvoorschriften (Oranje Boek), nieuwste uitgave).

j) Onderdeel xii): Vermeld hier, indien van toepassing, de douanecode of -codes waarmee het afval door de douanekantoren kan worden geïdentificeerd (zie de lijst van codes en goederen in het “Geharmoniseerd systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen”, gepubliceerd door de Werelddouaneorganisatie).

25. Vak 15 (zie bijlage II, deel 1, punten 8 tot en met 10 en 14): Vermeld op regel a) van vak 15 de naam van de landen 11 van verzending, doorvoer en bestemming, of gebruik de landcodes van ISO-norm 3166 12 . Vermeld, indien van toepassing, op regel b) het codenummer van de betrokken bevoegde autoriteit van ieder land, en op regel c) de naam van de grensovergang of haven, en, indien van toepassing, het codenummer van het douanekantoor als plaats van binnenkomst in of van uitgang uit een bepaald land. Vermeld op regel c) voor doorvoerlanden de informatie over plaats van binnenkomst en uitgang. Indien bij een bepaalde overbrenging meer dan drie landen van doorvoer betrokken zijn, voeg dan de relevante informatie bij in een bijlage. Vermeld de voorgenomen route tussen plaats van uitgang en plaats van binnenkomst, met inbegrip van mogelijke alternatieven, ook in geval van onvoorziene omstandigheden, in een bijlage.

26. Vak 16 (zie bijlage II, deel 1, punt 14): Verstrek de vereiste informatie voor overbrengingen van afvalstoffen die de EU binnenkomen, die via de EU worden doorgevoerd of die de EU verlaten.

27. Vak 17 (zie bijlage II, deel 1, punten 21-22 en 24-26): Ieder afschrift van het kennisgevingsdocument dient te worden gedateerd en ondertekend door de kennisgever (of door de als kennisgever optredende handelaar of makelaar) voordat het naar de bevoegde autoriteiten van de betrokken landen wordt verzonden. In sommige derde landen mag het document worden gedateerd en ondertekend door de bevoegde autoriteit van verzending. Indien de kennisgever niet dezelfde persoon is als de eerste producent, dient deze producent, de nieuwe producent of de inzamelaar, indien praktisch mogelijk, mede te ondertekenen en te dateren; hierbij wordt opgemerkt dat dit in gevallen waar sprake is van verschillende producenten praktisch soms niet mogelijk is (definities van “praktische mogelijkheid” kunnen vastgelegd zijn in nationale wetgeving). Indien de producent onbekend is, dient de persoon die het afval in zijn bezit of onder zijn controle heeft (houder) te tekenen. Deze verklaring dient ook als bewijs van het bestaan van een verzekering tegen aansprakelijkheid voor schade aan derden. Sommige landen verlangen dat het kennisgevingsdocument vergezeld gaat van een bewijs van verzekering of andere financiële garanties en een contract.

Vanaf [datum waarop artikel 26 van toepassing wordt] moet overeenkomstig artikel 26 de kennisgeving elektronisch worden ingediend en de vereiste informatie en documentatie elektronisch worden uitgewisseld.

28. Vak 18: Vermeld het aantal bij het kennisgevingsdocument gevoegde bijlagen met aanvullende informatie 13 . Op iedere bijlage moet het kennisgevingsnummer worden vermeld waarop de bijlage betrekking heeft, en dit nummer staat in de hoek van vak 3.

29. Vak 19: Krachtens het Verdrag van Bazel wordt een dergelijke ontvangstbevestiging afgegeven door de bevoegde autoriteit of autoriteiten van het land of de landen van bestemming (indien van toepassing) en van doorvoer. Krachtens het OESO-besluit wordt deze ontvangstbevestiging afgegeven door de bevoegde autoriteit van het land van bestemming. Sommige derde landen kunnen overeenkomstig hun nationale wetgeving verlangen dat ook een ontvangstbevestiging wordt afgegeven door de bevoegde autoriteit van verzending.

30. Vakken 20 en 21: Vak 20 is bestemd voor gebruik door de bevoegde autoriteiten van ieder betrokken land bij het verlenen van schriftelijke toestemming. Krachtens het Verdrag van Bazel (behalve als een land heeft besloten geen schriftelijke toestemming met betrekking tot doorvoer te eisen en de andere partijen daarvan in kennis heeft gesteld overeenkomstig artikel 6, lid 4, van het Verdrag van Bazel) en door bepaalde landen (overeenkomstig artikel 9, lid 1, van deze verordening kunnen bevoegde autoriteiten van landen van verzending en doorvoer stilzwijgende toestemming verlenen) wordt altijd schriftelijke toestemming verlangd, terwijl het OESO-besluit geen schriftelijke toestemming vereist. Vermeld de naam van het land (of de code ervan middels de afkorting van ISO-norm 3166). Indien aan een overbrenging specifieke voorwaarden zijn verbonden, dient de betreffende bevoegde autoriteit het relevante hokje aan te kruisen en de voorwaarden te specificeren in vak 21 of in een bijlage bij het kennisgevingsdocument. Indien een bevoegde autoriteit tegen de overbrenging bezwaar wenst te maken, dient zij dat te doen door in vak 20 “BEZWAAR” te schrijven. Vak 21, of een aparte brief, kan dan worden gebruikt om de reden voor het bezwaar toe te lichten.

V. Specifieke instructies voor het invullen van het vervoersdocument

31. Op het tijdstip van kennisgeving dient de kennisgever de vakken 3, 4 en 9-14 in te vullen. Zodra de toestemmingen van de bevoegde autoriteiten van verzending, bestemming en doorvoer zijn ontvangen of, met betrekking tot de bevoegde autoriteit van doorvoer, wanneer mag worden verondersteld dat stilzwijgende toestemming is verleend, en vóór de feitelijke aanvang van de overbrenging, dient de kennisgever de vakken 2, 5-8 (behalve de vervoerswijze, de overbrengingsdatum en de handtekening), 15 en, in voorkomend geval, 16 in te vullen. In sommige derde landen die geen lid zijn van de OESO mogen deze vakken ook worden ingevuld door de bevoegde autoriteit van verzending in plaats van door de kennisgever. Zodra de vervoerder of zijn vertegenwoordiger in bezit komt van het afval, dient hij de vervoerswijze, de overbrengingsdatum en de handtekening, zoals aangegeven in de vakken 8 a) tot en met 8 c) en, indien van toepassing, vak 16 in te vullen. De ontvanger moet vak 17 en, in voorkomend geval, vak 16 invullen ingeval hij niet de verwijderaar of nuttige toepasser is en wanneer hij de controle krijgt over een zending afval na aankomst in het land van bestemming.

32. Vak 1: De bevoegde autoriteit van verzending dient het kennisgevingsnummer in te vullen (zoals vermeld in vak 3 van het kennisgevingsdocument).

33. Vak 2a: Vermeld het identificatienummer van de container waarin het betrokken afval wordt vervoerd, indien van toepassing.

34. Vak 2 (zie bijlage II, deel 2, punt 1): Vermeld in het geval van een algemene kennisgeving voor meerdere transporten het volgnummer van de overbrenging en het totale aantal voorgenomen overbrengingen zoals opgegeven in vak 4 van het kennisgevingsdocument (schrijf bv. achter de betreffende algemene kennisgeving “4/11” voor de vierde van elf voorgenomen overbrengingen). Vul in het geval van een eenmalige kennisgeving in: “1/1”.

35. Vakken 3 en 4: Neem de informatie m.b.t. de kennisgever 14 en de ontvanger over van de vakken 1 en 2 van het kennisgevingsdocument.

36. Vak 5 (zie bijlage II, deel 2, punt 6): Vermeld het feitelijke gewicht van het afval in ton (1 ton is gelijk aan 1 megagram (Mg) of 1 000 kg). In sommige derde landen mag het volume ook in kubieke meter (1 kubieke meter is gelijk aan 1 000 liter) of een andere metrieke eenheid, bijvoorbeeld kilogram of liter, worden opgegeven. Wanneer een andere metrieke eenheid wordt gebruikt, moet de betreffende meeteenheid worden aangegeven en moet de op het formulier vermelde eenheid worden doorgestreept. Voeg zo mogelijk afschriften van de weegbrugbonnen bij.

37. Vak 6 (zie bijlage II, deel 2, punt 2): Vul de feitelijke datum van de aanvang van de overbrenging in (zie ook de instructies m.b.t. vak 6 van het kennisgevingsdocument.)

38. Vak 7 (zie bijlage II, deel 2, punten 7 en 8): De verpakkingstypes moeten worden vermeld middels de codes in de bij het vervoersdocument gevoegde lijst van afkortingen en codes. Indien bij de behandeling speciale voorzorgsmaatregelen nodig zijn, zoals die welke vereist zijn volgens de behandelinginstructies voor werknemers van de producenten, informatie over gezondheid en veiligheid, met inbegrip van informatie over hoe te handelen in geval van lekkage of morsen van gevaarlijke stoffen, en gevarenkaarten voor het vervoer, kruis dan het betreffende hokje aan en voeg de informatie als bijlage bij. Vermeld ook het aantal verpakkingen waaruit de zending bestaat.

39. Vak 8 a), b) en c) (zie bijlage II, deel 2, punten 3 en 4): Verstrek de vereiste informatie (vermeld, uitsluitend indien van toepassing, het registratienummer en voorts het adres met inbegrip van de naam van het land en het telefoon- en faxnummer met inbegrip van de landcode). Indien sprake is van meer dan drie vervoerders, dient passende informatie over iedere afzonderlijke vervoerder bij het vervoersdocument te worden gevoegd. De vervoerswijze, de overbrengingsdatum en een handtekening dienen te worden ingevuld door de vervoerder of vertegenwoordiger van de vervoerder die de zending in zijn bezit krijgt. De kennisgever dient een afschrift van het ondertekende vervoersdocument te bewaren. Bij iedere successieve overlading van de zending moet de nieuwe vervoerder of zijn vertegenwoordiger aan dezelfde vereiste voldoen en het document ook ondertekenen. De vorige vervoerder dient een afschrift van het ondertekende vervoersdocument te bewaren.

Vanaf [datum waarop artikel 26 van toepassing wordt] moet overeenkomstig artikel 26 de kennisgeving elektronisch worden ingediend en de vereiste informatie en documentatie elektronisch worden uitgewisseld.

40. Vak 9: Neem de informatie over van vak 9 van het kennisgevingsdocument.

41. Vakken 10 en 11: Neem de informatie over van de vakken 10 en 11 van het kennisgevingsdocument. Indien de verwijderaar of nuttige toepasser dezelfde is als de ontvanger, vul dan in vak 10 in: “Zelfde als in vak 4”. Indien de handeling voor verwijdering of nuttige toepassing een handeling als bedoeld onder D13-D15 of R12 of R13 betreft (overeenkomstig bijlage I of II bij Richtlijn 2008/98/EG betreffende afvalstoffen), is de in vak 10 ingevulde informatie over de inrichting die de handeling verricht voldoende. Over eventuele inrichtingen waar in een later stadium onder D13-D15 of R12/R13 bedoelde handelingen zullen plaatsvinden en de inrichting of inrichtingen waar later een onder D1-D12 of R1-R11 bedoelde handeling of handelingen zal of zullen plaatsvinden, hoeft in het vervoersdocument geen nadere informatie te worden verstrekt.

42. Vakken 12, 13 en 14: Neem de informatie over van de vakken 12, 13 en 14 van het kennisgevingsdocument.

43. Vak 15 (zie bijlage II, deel 2, punt 9): Op het tijdstip van de overbrenging dient de kennisgever (of de handelaar of makelaar indien die als kennisgever optreedt) het vervoersdocument te dateren en te ondertekenen. In sommige derde landen kan overeenkomstig het Verdrag van Bazel de bevoegde autoriteit van verzending of de producent van het afval het vervoersdocument dateren en tekenen. Zorg er overeenkomstig artikel 16, lid 1, van deze verordening voor dat de gegevens in het vervoersdocument op elektronische wijze ter beschikking van de relevante autoriteiten worden gesteld, ook gedurende het vervoer.

44. Vak 16 (zie bijlage II, deel 2, punt 5): Dit vak kan door iedere bij een overbrenging betrokken persoon (kennisgever of bevoegde autoriteit van verzending, al naargelang het geval, ontvanger, bevoegde autoriteit, vervoerder) in specifieke gevallen worden gebruikt als op grond van nationale wetgeving over een bepaald aspect gedetailleerdere informatie verlangd wordt (bijvoorbeeld informatie over de haven waar het afval op een andere vervoerswijze wordt overgeladen, het aantal containers en de identificatienummers daarvan, of aanvullend bewijs of extra stempels waaruit blijkt dat door de bevoegde autoriteiten toestemming is verleend voor de overbrenging). Vermeld in vak 16 de doorgangsplaatsen (plaats van vertrek uit en binnenkomst in ieder betrokken land, met inbegrip van de douanekantoren van binnenkomst in en/of uitgang uit en/of uitvoer uit de Unie) en de route (route tussen plaatsen van uitgang en binnenkomst), met inbegrip van mogelijke alternatieven, ook in geval van onvoorziene omstandigheden, of voeg deze informatie bij als bijlage.

45. Vak 17: Dit vak moet worden ingevuld door de ontvanger indien deze niet de verwijderaar of nuttige toepasser (zie paragraaf 14) is en ingeval de ontvanger de afvalstoffen na de aankomst ervan in het land van bestemming onder zijn controle krijgt.

46. Vak 18: Dit vak moet worden ingevuld door de gemachtigde vertegenwoordiger van de inrichting voor verwijdering of nuttige toepassing bij ontvangst van het afval. Kruis het hokje van het betreffende type inrichting aan. Voor wat betreft de ontvangen hoeveelheid zij verwezen naar de specifieke instructies voor vak 5 (paragraaf 36). De laatste vervoerder ontvangt een ondertekend afschrift van het vervoersdocument. Indien de overbrenging om de een of andere reden wordt geweigerd, dient de vertegenwoordiger van de inrichting voor verwijdering of nuttige toepassing direct contact op te nemen met zijn of haar bevoegde autoriteit. Overeenkomstig artikel 16, lid 3, of, in voorkomend geval, artikel 15, lid 3, van deze verordening en het OESO-besluit moet binnen één dag aan de kennisgever en de relevante autoriteiten worden bevestigd dat de afvalstoffen zijn ontvangen (met uitzondering van de OESO-landen van doorvoer die aan het OESO-secretariaat hebben gemeld dat zij dergelijke afschriften van het vervoersdocument niet wensen te ontvangen). Het originele vervoersdocument moet worden bewaard door de inrichting voor verwijdering of nuttige toepassing.

Vanaf [datum waarop artikel 26 van toepassing wordt] moet overeenkomstig artikel 26 de kennisgeving elektronisch worden ingediend en de vereiste informatie en documentatie elektronisch worden uitgewisseld.

47. De ontvangst van iedere zending afvalstoffen dient te worden bevestigd door iedere inrichting die een handeling voor verwijdering of nuttige toepassing verricht, met inbegrip van een handeling als bedoeld onder D13-D15 of R12 of R13. Een inrichting die een handeling als bedoeld onder D13-D15 of R12/R13, of een handeling als bedoeld onder D1-D12 of R1-11 in aansluiting op een handeling als bedoeld onder D13-D15 of R12 of R13 verricht in hetzelfde land, hoeft echter de ontvangst van de zending uit de inrichting als bedoeld onder D13-D15 of R12 of R13 niet te bevestigen. In dat geval hoeft vak 18 dus niet te worden gebruikt voor de definitieve ontvangst van de zending. Geef ook het type handeling voor verwijdering of nuttige toepassing aan door middel van de R-codes of D-codes in bijlage I of II bij Richtlijn 2008/98/EG inzake afvalstoffen, alsmede de vermoedelijke datum waarop de verwijdering of nuttige toepassing zal worden voltooid.

48. Vak 19: Dit vak moet door de verwijderaar of nuttige toepasser worden ingevuld om te bevestigen dat de verwijdering of nuttige toepassing van het afval is voltooid. Overeenkomstig artikel 16, lid 4, of, in voorkomend geval, artikel 15, lid 4, van deze verordening en het OESO-besluit, dient zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk dertig dagen nadat de nuttige toepassing of verwijdering is voltooid en uiterlijk één kalenderjaar na de ontvangst van de afvalstoffen, een ondertekend afschrift van het vervoersdocument, met vak 19 ingevuld, te worden verzonden naar de kennisgever en de bevoegde autoriteiten van verzending, doorvoer (niet vereist op grond van het OESO-besluit) en bestemming. Sommige derde landen die geen lid zijn van de OESO kunnen overeenkomstig het Verdrag van Bazel eisen dat afschriften van het document met vak 19 ingevuld worden verzonden naar de kennisgever en de bevoegde autoriteit van verzending. Voor de handelingen voor verwijdering of nuttige toepassing als bedoeld onder D13-D15 of R12 of R13 is de in vak 10 gegeven informatie over de inrichting die een dergelijke handeling verricht voldoende, en over inrichtingen waar later handelingen als bedoeld onder R12/R13 of D13-D15 zullen worden verricht en de inrichting of inrichtingen waar later de handeling of handelingen als bedoeld onder D1-D12 of R1-R11 zullen worden verricht, hoeft in het vervoersdocument geen nadere informatie te worden opgenomen.

49. De verwijdering of nuttige toepassing van afvalstoffen, met inbegrip van een handeling als bedoeld onder D13-D15 of R12 of R13, dient altijd te worden bevestigd door de betrokken inrichting waar de handeling voor verwijdering of nuttige toepassing wordt verricht. Daarom moet een inrichting waar een handeling als bedoeld onder D13-D15 of R12/R13 of een handeling als bedoeld onder D1-D12 of R1-R11 in aansluiting op een handeling als bedoeld onder D13-D15 of R12 of R13 in hetzelfde land wordt verricht, vak 19 niet gebruiken om de nuttige toepassing of verwijdering van de afvalstoffen te bevestigen, omdat dit vak al door de inrichting voor handelingen als bedoeld onder D13-D15 of R12 of R13 is ingevuld. Ieder land dient zelf vast te stellen op welke wijze de verwijdering of nuttige toepassing in dit specifieke geval moet worden bevestigd.

50. Bij overbrenging van afvalstoffen voor de voorbereiding voor hergebruik of recycling, dient de ontvangende inrichting in vak 19 de feitelijke hoeveelheid van het gerecycleerde of voor hergebruik voorbereide afval in te vullen. Bij afvaloverbrenging voor andere handelingen voor nuttige toepassing, met inbegrip van energieterugwinning, moet de hoeveelheid nuttig toegepast materiaal in vak 19 worden ingevuld. Bij het invullen van dit vak moeten de toepasselijke voorschriften van de Unie inzake berekening, verificatie en verslaglegging van gegevens worden gevolgd 15 .

51. Vakken 20, 21 en 22: Deze vakken moeten worden gebruikt voor de controle door de douanekantoren aan de grenzen van de Unie.

BIJLAGE II

INFORMATIE EN DOCUMENTATIE BETREFFENDE DE KENNISGEVING

Deel 1 INFORMATIE OP TE NEMEN IN HET KENNISGEVINGSDOCUMENT

1.Volgnummer of een andere aanvaarde identificatiecode van het kennisgevingsformulier en voorgenomen totaal aantal overbrengingen.

Indien de kennisgever reeds eerder toestemming(en) heeft gekregen voor de overbrenging van dezelfde soort afvalstoffen naar dezelfde inrichting, kan het serienummer of andere aanvaarde identificatie van het kennisgevingsdocument van deze reeds toegestane overbrengingen ook worden vermeld.

2.Naam, adres, telefoonnummer, e-mailadres, registratienummer en contactpersoon van de kennisgever.

3.Indien de kennisgever niet de producent is: naam, adres, telefoonnummer, e-mailadres en contactpersoon van de producent(en).

4.Naam, adres, telefoonnummer, e-mailadres en contactpersoon van de handela(a)r(en) of makelaar(s), in geval de kennisgever hem heeft gemachtigd overeenkomstig artikel 3, punt 6.

5.Naam, adres, telefoonnummer, e-mailadres, registratienummer en contactpersoon van de inrichting voor nuttige toepassing of verwijdering, gebruikte technologie en eventuele status als vooraf goedgekeurde inrichting als bedoeld in artikel 14.

Indien het afval bestemd is voor voorlopige nuttige toepassing of verwijdering, dient soortgelijke informatie te worden verstrekt over alle inrichtingen waar later voorlopige en niet-voorlopige nuttige toepassing of verwijdering plaatsheeft.

Indien de inrichting voor nuttige toepassing of verwijdering onder bijlage I, categorie 5, bij Richtlijn 2010/75/EU, valt, dient een bewijs (bv. een verklaring betreffende het bestaan ervan) te worden overgelegd dat zij over een geldige vergunning beschikt die in overeenstemming met artikel 4 en 5 van die richtlijn is verleend.

6.Naam, adres, telefoonnummer, e-mailadres, registratienummer en contactpersoon van de ontvanger.

7.Naam, adres, telefoonnummer, e-mailadres, registratienummer en contactpersoon van de geplande vervoerder(s) en/of hun vertegenwoordiger(s).

8.Land van verzending en relevante bevoegde autoriteit.

9.Landen van doorvoer en relevante bevoegde autoriteiten.

10.Land van bestemming en relevante bevoegde autoriteit.

11.Eenmalige kennisgeving of algemene kennisgeving. In geval van een algemene kennisgeving, de gewenste geldigheidstermijn.

12.Geplande vertrekdatum(s) voor de overbrenging(en).

13.Voorgenomen vervoerswijze.

14.Geplande doorgangsplaatsen (plaats van binnenkomst en van vertrek in elk betrokken land, met inbegrip van de douanekantoren van binnenkomst in en/of uitgang uit en/of uitvoer uit de Unie) en geplande route (route tussen plaatsen van binnenkomst en van vertrek), met inbegrip van mogelijke alternatieven, ook in geval van onvoorziene omstandigheden.

15.Registratiebewijs van de vervoerder(s) voor de overbrenging van afvalstoffen (bv. verklaring betreffende zijn bestaan).

16.Aanduiding van het type afvalstoffen op de relevante lijst, bron(nen), beschrijving, samenstelling en gevaarlijke eigenschappen. In geval van afvalstoffen afkomstig uit meerdere bronnen, tevens een gedetailleerde inventaris van de afvalstoffen.

17.Geraamde minimum- en maximumhoeveelheden.

18.Gepland verpakkingstype.

19.Specificatie van de handeling(en) tot nuttige toepassing of verwijdering als bedoeld in bijlage I en II bij Richtlijn 2008/98/EG.

20.Als de afvalstoffen bestemd zijn voor nuttige toepassing:

a)de geplande methode van verwijdering van het restafval na de nuttige toepassing;

b)de hoeveelheid nuttig toegepast materiaal in verhouding tot het restafval en het niet nuttig toepasbare afval;

c)de geschatte waarde van het nuttig toegepaste materiaal;

d)de kosten van nuttige toepassing en de kosten van verwijdering van het restafval.

21.Bewijs van verzekering tegen aansprakelijkheid voor schade aan derden (bv. verklaring betreffende het bestaan ervan).

22.Bewijs (of een verklaring) inzake het bestaan van een contract tussen de kennisgever en de ontvanger voor de nuttige toepassing of verwijdering van de afvalstoffen dat ten tijde van de kennisgeving gesloten en juridisch bindend is, zoals vereist wordt in artikel 6.

23.Een afschrift van het contract of een bewijs (of een verklaring) inzake het bestaan van het contract tussen de producent, de nieuwe producent of inzamelaar en de makelaar of handelaar, indien de makelaar of handelaar de kennisgevingsprocedures verricht.

24.Bewijs van het bestaan van een borgsom of gelijkwaardige verzekering (of een verklaring inzake het bestaan daarvan, indien de bevoegde autoriteit dat toestaat) die ten tijde van de kennisgeving gestort c.q. gesloten en juridisch bindend is of, indien de bevoegde autoriteit die de borgsom of gelijkwaardige verzekering dat toestaat, ten laatste ingaat bij het vertrek van de overbrenging, zoals vereist in de artikel 5, lid 6, en artikel 7.

25.Verklaring van de kennisgever dat de informatie naar beste weten volledig en correct is.

26.Indien de kennisgever niet de producent in de zin van artikel 3, punt 6, a), i), is, zorgt de kennisgever ervoor dat de producent of een van de personen bedoeld in artikel 3, punt 6, a) ii), of, indien doenlijk, iii), het in bijlage I A opgenomen kennisgevingsdocument mede ondertekent.

Deel 2 Informatie op te nemen in het vervoersdocument of een bijlage daarbij:

Alle reeds in deel 1 genoemde informatie, geactualiseerd met de onderstaande details, plus de andere gespecificeerde aanvullende informatie:

1.Volgnummer en totaal aantal overbrengingen.

2.Datum van vertrek van de overbrenging.

3.Vervoerswijze(n).

4.Naam, adres, telefoonnummer, e-mailadres van de vervoerder(s).

5.Doorgangsplaatsen (plaats van binnenkomst en van vertrek in elk betrokken land, met inbegrip van de douanekantoren van binnenkomst in en/of uitgang uit en/of uitvoer uit de Unie) en route (route tussen plaatsen van binnenkomst en van vertrek), met inbegrip van mogelijke alternatieven, ook in geval van onvoorziene omstandigheden.

6.Hoeveelheden.

7.Verpakkingstype.

8.Eventuele bijzondere voorzorgsmaatregelen die de vervoerder(s) moet(en) treffen.

9.Verklaring van de kennisgever dat alle noodzakelijke toestemmingen zijn ontvangen van de bevoegde autoriteiten van de betrokken landen. Deze verklaring moet door de kennisgever worden ondertekend.

10.De handtekening voor elke overdracht van afvalstoffen tussen vervoerders.

Deel 3 Eventuele door de bevoegde autoriteiten verlangde aanvullende informatie en documentatie:

1.De aard en geldigheidsduur van de vergunning voor de inrichting voor nuttige toepassing of verwijdering.

2.Afschrift van de vergunning die wordt afgegeven overeenkomstig de artikelen 4 en 5 van Richtlijn 2010/75/EU.

3.Inlichtingen over de maatregelen die de veiligheid van het vervoer moeten garanderen.

4.De lengte(n) van het traject tussen de kennisgever en de inrichting, evenals van eventuele alternatieve routes, ook in geval van onvoorziene omstandigheden en, in het geval van intermodale overbrenging, de plaats waar de overlading geschiedt.

5.Informatie over de kosten van het vervoer tussen de kennisgever en de inrichting.

6.Afschrift of bewijs van de registratie van de vervoerder(s) voor de overbrenging van de afvalstoffen.

7.Chemische analyse van de samenstelling van de afvalstoffen.

8.Beschrijving van het productieproces van de afvalstoffen.

9.Beschrijving van het behandelingsproces in de inrichting van de ontvanger.

10.De borgsom of gelijkwaardige verzekering, of een afschrift of bewijs daarvan.

11.Toelichting op de berekening van de borgsom of gelijkwaardige verzekering als vereist in artikel 5, lid 6, en artikel 7.

12.Afschrift van de contracten zoals bedoeld in deel 1, punten 22 en 23.

13.Afschrift van de verzekering voor aansprakelijkheid voor schade aan derden.

14.Alle andere informatie die relevant is voor de beoordeling van de kennisgeving in overeenstemming met deze verordening en nationale wetgeving.

BIJLAGE III

LIJST VAN AFVALSTOFFEN DIE VERGEZELD MOETEN GAAN VAN BEPAALDE INFORMATIE ALS BEDOELD IN ARTIKEL 18 (“GROENE” LIJST VAN AFVALSTOFFEN)

Ongeacht of zij in deze lijst zijn opgenomen of niet, mogen afvalstoffen niet worden onderworpen aan het algemeen vereiste overeenkomstig artikel 18 dat zij van bepaalde informatie vergezeld moeten gaan indien zij dermate met andere stoffen verontreinigd zijn dat

a)de aan de afvalstoffen verbonden risico’s zodanig toenemen dat zij, gelet op de gevaarlijke eigenschappen als bedoeld in bijlage III bij Richtlijn 2008/98/EG, voor de procedure van schriftelijke kennisgeving en toestemming in aanmerking komen, of

b)nuttige toepassing van de afvalstoffen op milieuhygiënisch verantwoorde wijze niet mogelijk wordt. 

Deel I

Afvalstoffen die zijn opgenomen in bijlage IX bij het Verdrag van Bazel 16 .

In het kader van deze verordening:

a)wordt elke verwijzing naar lijst A van bijlage VIII bij het Verdrag van Bazel opgevat als een verwijzing naar bijlage IV bij deze verordening;

b)wordt in Bazel-code B1020 onder de term “in afgewerkte vorm in bulk” ook verstaan alle daar genoemd metaalschroot in niet-verspreidbare 17 vorm;

c)wordt Bazel-code B1030 als volgt gelezen: “residuen die vuurvaste metalen bevatten”;

d)is Bazel-code B1100 voor wat betreft “slakken verkregen bij de behandeling van koper enz.” niet van toepassing en is in plaats daarvan OESO-code GB040 in deel II van toepassing;

e)is Bazel-code B1110 niet van toepassing en zijn in plaats daarvan de OESO-codes GC010 en GC020 in deel II van toepassing;

f)is Bazel-code B2050 niet van toepassing en is in plaats daarvan OESO-code GG040 in deel II van toepassing;

g)is Bazel-code B3011 niet van toepassing voor afvalstoffen die binnen de Unie worden overgebracht, en is in plaats daarvan het volgende van toepassing:

EU3011

kunststofafval (zie de vergelijkbare code AC300 in bijlage IV, deel II, en de vergelijkbare code EU48 in bijlage IV, deel I):

Het hieronder vermelde kunststofafval, mits het nagenoeg vrij is van verontreiniging en andere soorten afval 18 en bestemd is voor recycling:

— kunststofafval nagenoeg uitsluitend 19 bestaande uit één niet-gehalogeneerd polymeer, met inbegrip van de volgende polymeren, maar daartoe niet beperkt:

— polyethyleen (PE)

— polypropyleen (PP)

— polystyreen (PS)

— acrylonitril-butadieen-styreen (ABS)

— polyethyleentereftalaat (PET)

— polycarbonaat (PC)

— polyether

— kunststofafval nagenoeg uitsluitend 20 bestaande uit één uitgehard hars of condensatieproduct, met inbegrip van de volgende harsen, maar daartoe niet beperkt:

— ureumformaldehydeharsen

— fenolformaldehydeharsen

— melamineformaldehydeharsen

— epoxyharsen

— alkydharsen

— kunststofafval nagenoeg uitsluitend1 bestaande uit een van de volgende gefluoreerde polymeren 21 :

— perfluorethyleen/propyleen (FEP)

— perfluoralkoxyalkanen:

— tetrafluorethyleen/perfluoralkyl-vinylether (PFA)

— tetrafluorethyleen/perfluormethylvinylether (MFA)

— polyvinylfluoride (PVF)

— polyvinylideenfluoride (PVDF)

— polytetrafluorethyleen (PTFE)

— polyvinylchloride (PVC).

Deel II:

Metaalhoudende afvalstoffen die vrijkomen bij het smelten en zuiveren van metalen

GB040

7112
262030

262091

slak afkomstig van de behandeling van edele metalen en koper, bestemd voor latere terugwinning

Andere metaalhoudende afvalstoffen

GC010

uitsluitend uit metalen of legeringen bestaand elektrisch montageafval

GC020

elektronische restanten (bv. printplaten, elektronische onderdelen, draad enz.) en voor terugwinning van basismetaal en edelmetaal geschikte teruggewonnen elektronische onderdelen

GC030

ex 890800

schepen en ander drijvend materieel bestemd voor de sloop, waaruit eventuele lading en andere van de scheepsexploitatie afkomstige materialen die als gevaarlijke stof of afvalstof geclassificeerd zijn, naar behoren zijn verwijderd 22

GC050

afgewerkte kraakkatalysatoren uit wervelbedproces (FCC), bv. aluminiumoxide, zeolieten

Glasafval in een zich niet verspreidende vorm

GE020

ex 7001
ex 701939

glasvezelafval

Afval van keramische producten in een zich niet verspreidende vorm

GF010

afval van keramische producten die gebakken zijn na in de vorm te zijn gebracht of bewerkt, met inbegrip van keramische vaten (vóór en/of na gebruik)

Ander hoofdzakelijk uit anorganisch materiaal bestaand afval dat metalen en organische materialen kan bevatten

GG030

ex 2621

zware as en sintels van steenkoolcentrales

GG040

ex 2621

vliegas van steenkoolcentrales

Afval van looien, pelterij en gebruik van huiden

GN010

ex 0502

afval van haar van varkens of van wilde zwijnen, van dassenhaar en ander dierlijk haar, voor borstelwerk

GN020

ex 051199

afval van paardenhaar, ook indien in vliezen, al dan niet op een onderlaag

GN030

ex 050590

afval van vogelhuiden en andere delen van vogels, met veren of dons bezet, van veren en delen van veren (ook indien bijgesneden) en dons, ruw, gereinigd, ontsmet of op andere wijze behandeld ter voorkoming van bederf, doch niet verder bewerkt

BIJLAGE III A

MENGSELS VAN TWEE OF MEER AFVALSTOFFEN VAN BIJLAGE III DIE NIET ONDER ÉÉN CODE VALLEN, ALS BEDOELD IN ARTIKEL 4, LID 2

1.Ongeacht of zij in deze lijst zijn opgenomen of niet, mogen mengsels niet worden onderworpen aan de algemene informatievoorschriften van artikel 18 indien zij dermate met andere stoffen verontreinigd zijn dat

a)de aan de afvalstoffen verbonden risico’s zodanig toenemen dat zij, gelet op de gevaarlijke eigenschappen als bedoeld in bijlage III bij Richtlijn 2008/98/EG, voor de procedure van schriftelijke kennisgeving en toestemming in aanmerking komen, of

b)nuttige toepassing van de afvalstoffen op milieuhygiënisch verantwoorde wijze niet mogelijk wordt.

2.De volgende mengsels van afvalstoffen worden in deze bijlage opgenomen:

a)mengsels van afvalstoffen vallend onder de Bazel-codes B1010 en B1050;

b)mengsels van afvalstoffen vallend onder de Bazel-codes B1010 en B1070;

c)mengsels van afvalstoffen vallend onder de Bazel-codes B3040 en B3080;

d)mengsels van afvalstoffen vallend onder (OESO-)code GB040 en onder Bazel-code B1100, beperkt tot de volgende categorieën: hardzink, zinkhoudende slak, aluminiumschuim met uitzondering van zoutslak, en oude vuurvaste bekleding, met inbegrip van gietpannen, afkomstig uit kopersmelterijen;

e)mengsels van afvalstoffen vallend onder (OESO-)code GB040, onder Bazel-code B1070 en onder Bazel-code B1100, beperkt tot oude vuurvaste bekleding, met inbegrip van gietpannen, afkomstig uit kopersmelterijen.

De onder d) en e) genoemde codes zijn niet van toepassing op uitvoer naar landen waarvoor het OESO-besluit niet geldt.

3.De volgende mengsels van afvalstoffen, vallend onder afzonderlijke streepjes of substreepjes van één code, worden in deze bijlage opgenomen:

a)mengsels van afvalstoffen vallend onder Bazel-code B1010;

b)mengsels van afvalstoffen vallend onder Bazel-code B2010;

c)mengsels van afvalstoffen vallend onder Bazel-code B2030;

d)mengsels van afvalstoffen vallend onder Bazel-code B3020, beperkt tot ongebleekt papier of karton of gegolfd papier of golfkarton, overig papier of karton, hoofdzakelijk gemaakt van gebleekt chemisch pulp dat niet in bulk is gekleurd, papier of karton, hoofdzakelijk gemaakt van mechanisch pulp (bijvoorbeeld kranten, tijdschriften en soortgelijk drukwerk);

e)mengsels van afvalstoffen vallend onder Bazel-code B3030;

f)mengsels van afvalstoffen vallend onder Bazel-code B3040;

g)mengsels van afvalstoffen vallend onder Bazel-code B3050.

4.De volgende mengsels van afvalstoffen, vallend onder afzonderlijke streepjes of substreepjes van één code, worden uitsluitend met het oog op overbrengingen bestemd voor recycling binnen de Unie in deze bijlage opgenomen:

a)mengsels van afvalstoffen vallend onder code EU3011 en vermeld onder het streepje dat betrekking heeft op niet-gehalogeneerde polymeren;

b)mengsels van afvalstoffen vallend onder code EU3011 en vermeld onder het streepje dat betrekking heeft op uitgehard hars of condensatieproducten;

c)mengsels van afvalstoffen vallend onder code EU3011 en vermeld onder “perfluoralkoxyalkanen”.



BIJLAGE III B

AANVULLENDE “GROENE” LIJST VAN AFVALSTOFFEN

1.Ongeacht of zij in deze lijst zijn opgenomen of niet, mogen afvalstoffen niet worden onderworpen aan de algemene informatievoorschriften van artikel 18 indien zij dermate met andere stoffen verontreinigd zijn dat

a)de aan de afvalstoffen verbonden risico’s zodanig toenemen dat zij, gelet op de gevaarlijke eigenschappen als bedoeld in bijlage III bij Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad 23 , voor de procedure van schriftelijke kennisgeving en toestemming in aanmerking komen, of

b)nuttige toepassing van de afvalstoffen op milieuhygiënisch verantwoorde wijze niet mogelijk wordt.

2.De volgende afvalstoffen worden in deze bijlage opgenomen:

BEU04

Geen residuen bevattende en niet onder Bazel-code B3020 vallende composietverpakkingen bestaande voornamelijk uit papier en enige kunststof

BEU05

Schone biologisch afbreekbare afvalstoffen van landbouw, tuinbouw, bosbouw, tuinen, parken en begraafplaatsen.

3.De overbrengingen van in deze bijlage opgenomen afvalstoffen laten de bepalingen van Verordening (EU) 2016/2031 onverlet.



BIJLAGE IV

LIJST VAN AFVALSTOFFEN WAARVOOR DE PROCEDURE VAN VOORAFGAANDE SCHRIFTELIJKE KENNISGEVING EN TOESTEMMING GELDT (“ORANJE” LIJST VAN AFVALSTOFFEN) 24  

Deel I

De volgende afvalstoffen zijn onderworpen aan de procedure van voorafgaande schriftelijke kennisgeving en toestemming.

Afvalstoffen die zijn opgenomen in de bijlagen II en VIII bij het Verdrag van Bazel 25 .

In het kader van deze verordening:

a)wordt elke verwijzing naar lijst B van bijlage IX bij het Verdrag van Bazel opgevat als een verwijzing naar bijlage III bij deze verordening;

b)moet de term “zonder de in lijst B (bijlage IX) genoemde afvalstoffen” in Bazel-code A1010 worden opgevat als een verwijzing zowel naar Bazel-code B1020 als naar de opmerking over Bazel-code B1020 in bijlage III, deel I, punt b), bij deze verordening;

c)zijn de Bazel-codes A1180 en A2060 niet van toepassing en zijn in plaats daarvan, voor zover toepasselijk, de OESO-codes GC010, GC020 en GC040 in bijlage III, deel II, van toepassing;

d)heeft Bazel-code A4050 ook betrekking op ovenpuin afkomstig van het smelten van aluminium omdat dit anorganische cyaniden (Y33) bevat. Als de cyaniden vernietigd zijn, wordt ovenpuin ingedeeld in deel II, code AB120, omdat het anorganische fluorverbindingen met uitzondering van calciumfluoride (Y32) bevat;

e)is Bazel-code A3210 niet van toepassing en is in plaats daarvan code AC300 in deel II van toepassing;

f)is Bazel-code Y48 niet van toepassing voor afvalstoffen die binnen de Unie worden overgebracht, en is in plaats daarvan het volgende van toepassing:

EU48

kunststofafval dat niet onder code AC300 in deel II of code EU3011 in bijlage III, deel I, valt, alsook mengsels van kunststofafval die niet onder bijlage III A, punt 4, vallen.



Deel II:

Voor de volgende afvalstoffen geldt eveneens de procedure van schriftelijke kennisgeving en toestemming.

Metaalhoudende afvalstoffen

AA010

261900

slakken, walsschilfers en ander bij de vervaardiging van ijzer en staal verkregen afval 26  

AA060

ex 262099

assen en residuen van vanadium1

AA190

810420

ex 810430

afval en restanten van magnesium die brandbaar of pyrofoor zijn of, wanneer zij in contact komen met water, gevaarlijke hoeveelheden brandbare gassen doen ontstaan

Afvalstoffen met voornamelijk anorganische bestanddelen, die metalen en organisch materiaal kunnen bevatten

AB030

afval van de oppervlaktebehandeling van metalen met behulp van niet-gecyanideerde producten

AB070

zand gebruikt in smelterijen/gieterijen

AB120

ex 281290
ex 3824

anorganische halogenideverbindingen, niet elders vermeld of ingedeeld

AB130

gebruikt staalgrit

AB150

ex 382499

ongezuiverd calciumsulfiet en calciumsulfaat, afkomstig van rookgasontzwaveling

Afvalstoffen die hoofdzakelijk organische bestanddelen bevatten en die metalen en anorganische stoffen kunnen bevatten

AC020

bitumineuze materialen (asfaltafval), niet elders vermeld of ingedeeld

AC060

ex 381900

hydraulische vloeistoffen

AC070

ex 381900

remvloeistoffen

AC080

ex 382000

antivriesvloeistoffen

AC150

chloorfluorkoolwaterstoffen

AC160

halonen

AC170

ex 440311

ex 440312

afval van behandeld kurk en hout

AC250

oppervlakteactieve stoffen (surfactants)

AC260

ex 3101

varkensmest; uitwerpselen

AC270

slib van afvalwater

AC300

kunststofafval, met inbegrip van mengsels daarvan, dat in bijlage I genoemde bestanddelen bevat of daarmee verontreinigd is in zulke mate dat het een eigenschap als bedoeld in bijlage III vertoont (zie de vergelijkbare code EU3011 in bijlage III, deel I, en de vergelijkbare code EU48 in deel I)

Afvalstoffen die ofwel anorganische ofwel organische bestanddelen bevatten

AD090

ex 382499

afval afkomstig van de productie, de bereiding en het gebruik van reprografische en fotografische producten en materialen, voor zover niet elders vermeld of ingedeeld

AD100

afval afkomstig van de oppervlaktebehandeling van kunststoffen met behulp van niet-gecyanideerde producten

AD120

ex 391400 ex 3915

ionenwisselaarharsen

AD150

als filters gebruikt natuurlijk organisch materiaal (bv. biofilters)

Afvalstoffen met voornamelijk anorganische bestanddelen, die metalen en organisch materiaal kunnen bevatten

RB020

ex 6815

keramiekvezels met dezelfde fysisch-chemische eigenschappen als die van asbest

BIJLAGE V

LIJST VAN AFVALSTOFFEN MET BETREKKING TOT ARTIKEL 36

Inleiding

1.Deze bijlage is van toepassing onverminderd Richtlijn 2008/98/EG.

2.Deze bijlage bestaat uit twee delen. Artikel 36 verwijst verder naar de lijst van afvalstoffen zoals bedoeld in artikel 7 van Richtlijn 2008/98/EG. In het kader van deze verordening en om na te gaan of een bepaalde afvalstof voorkomt in de lijst zoals bedoeld in artikel 36 van deze verordening, is de lijst van afvalstoffen waarnaar verwezen wordt in artikel 7 van Richtlijn 2008/98/EG alleen van toepassing als deel 1 van deze bijlage niet van toepassing is. Uitsluitend als een afvalstof niet voorkomt in deel 1 van deze bijlage of in de lijst zoals bedoeld in artikel 7 van Richtlijn 2008/98/EG moet worden nagegaan of de afvalstof voorkomt in deel 2 van deze bijlage.

Deel 1 van deze bijlage is onderverdeeld in twee subsecties: lijst A, waarin de afvalstoffen zijn opgenomen die volgens artikel 1, lid 1, punt a), van het Verdrag van Bazel als gevaarlijk zijn aangemerkt en die daarom onder het uitvoerverbod vallen, en lijst B, waarin de afvalstoffen zijn opgenomen die niet onder artikel 1, lid 1, punt a), van het Verdrag van Bazel vallen en daarom niet onder het uitvoerverbod vallen.

Om na te gaan of een afvalstof voorkomt in deel 1, dient daarom te worden nagegaan of deze in lijst A of in lijst B wordt genoemd; alleen bij stoffen die noch in lijst A, noch in lijst B van deel 1 worden genoemd, moet worden nagegaan of de betrokken stof wordt genoemd bij de gevaarlijke afvalstoffen zoals bedoeld in artikel 7 van Richtlijn 2008/98/EG (d.w.z. afvalstoffen die met een asterisk zijn gemarkeerd) of deel 2 van deze bijlage, en indien zulks het geval is, valt de stof onder het uitvoerverbod.

3.Afvalstoffen die zijn opgenomen in lijst B van deel 1 of die behoren tot de niet-gevaarlijke afvalstoffen zoals bedoeld in artikel 7 van Richtlijn 2008/98/EG (d.w.z. afvalstoffen die niet met een asterisk zijn gemarkeerd) vallen onder het uitvoerverbod indien zij zodanig zijn verontreinigd door andere materialen dat

a)de aan de afvalstoffen verbonden risico’s zodanig toenemen dat zij, gelet op de gevaarlijke eigenschappen als bedoeld in bijlage III bij Richtlijn 2008/98/EG, voor de procedure van schriftelijke kennisgeving en toestemming in aanmerking komen; of

b)geen milieuhygiënisch verantwoorde nuttige toepassing van de afvalstoffen mogelijk is.

Deel 1 27

Lijst A (bijlage VIII bij het Verdrag van Bazel)

A1

Metalen en metaalhoudende afvalstoffen

A1010    metalen afvalstoffen en afvalstoffen die uit legeringen bestaan van een van de volgende stoffen:

antimoon

arseen

beryllium

cadmium

lood

kwik

selenium

tellurium

thallium

maar zonder de in lijst B genoemde afvalstoffen

A1020    afvalstoffen die een van de volgende stoffen als bestanddeel of verontreiniging bevatten, uitgezonderd metalen in massieve vorm:

antimoon; antimoonverbindingen

beryllium; berylliumverbindingen

cadmium; cadmiumverbindingen

lood; loodverbindingen

selenium; seleniumverbindingen

tellurium; telluriumverbindingen

A1030    afvalstoffen die een van de volgende stoffen als bestanddeel of verontreiniging bevatten:

arseen; arseenverbindingen

kwik; kwikverbindingen

thallium; thalliumverbindingen

A1040    afvalstoffen die een van de volgende stoffen als bestanddeel bevatten:

metaalcarbonylen

zeswaardige chroomverbindingen

A1050    galvanisch slib

A1060    effluenten van het beitsen van metalen

A1070    loogresiduen van zinkverwerking, stof en slib zoals jarosiet, hematiet enz.

A1080    zinkresiduen die niet zijn opgenomen in lijst B en die lood en cadmium in voldoende concentraties bevatten om eigenschappen als bedoeld in bijlage III te vertonen

A1090    as van de verbranding van geïsoleerd koperdraad

A1100    stof en residuen van gasreinigingsinrichtingen in kopersmelterijen

A1110    afgewerkte elektrolytische oplossingen afkomstig van de elektrolytische winning en zuivering van koper

A1120    afvalslib, met uitzondering van anodeslib, afkomstig van elektrolytische zuiveringssystemen bij de winning en zuivering van koper

A1130    afgewerkte etsoplossingen die opgelost koper bevatten

A1140    afgewerkte koperchloride- en kopercyanidekatalysatoren

A1150    edelmetaalhoudende as afkomstig van de verbranding van printplaten die niet op lijst B voorkomen 28

A1160    oude loodbatterijen, intact of in stukken

A1170    ongesorteerde lege batterijen, met uitzondering van mengsels van uitsluitend in lijst B genoemde batterijen. Lege batterijen die niet op lijst B voorkomen en die in bijlage 1 genoemde bestanddelen in zodanige hoeveelheden bevatten dat ze gevaarlijk worden

A1180    oude elektrische en elektronische eenheden of schroot 29 met onderdelen als accu's en andere batterijen die op lijst A staan, kwikschakelaars, glas afkomstig van kathodestraalbuizen en ander geactiveerd glas en PCB-condensatoren, of in die mate verontreinigd met bestanddelen die in bijlage I worden genoemd (bv. cadmium, kwik, lood, polychloorbifenyl) dat ze eigenschappen hebben die in bijlage III worden vermeld (NB: Zie het vergelijkbare punt op lijst B: B1110) 30

A1190    kabelschroot dat is omhuld of geïsoleerd met kunststoffen die koolteer, PCB 31 , lood, cadmium, andere organische halogeenverbindingen of andere stoffen uit bijlage I bevatten of daarmee verontreinigd zijn, in dusdanige mate dat het voldoet aan de kenmerken van bijlage III

A2

Afvalstoffen met voornamelijk anorganische bestanddelen, die metalen en organisch materiaal kunnen bevatten

A2010    glas afkomstig van kathodestraalbuizen en ander geactiveerd glas

A2020    afgewerkte anorganische fluorverbindingen in de vorm van vloeistof of slib maar zonder de in lijst B genoemde afvalstoffen

A2030    afgewerkte katalysatoren met uitzondering van de op lijst B genoemde afvalstoffen

A2040    afvalgips afkomstig uit de chemische procesindustrie, indien dit bestanddelen, genoemd in bijlage I in zulke concentraties bevat dat het gevaarlijke eigenschappen als bedoeld in bijlage III vertoont (NB: Zie het vergelijkbare punt van lijst B: B2080)

A2050    afgedankte asbest (stof en vezels)

A2060    vliegas afkomstig van kolengestookte centrales die stoffen als genoemd in bijlage I in voldoende concentraties bevatten om eigenschappen als vermeld in bijlage III te vertonen (NB: Zie het vergelijkbare punt van lijst B: B2050)

A3

Afvalstoffen die hoofdzakelijk organische bestanddelen bevatten en die metalen en anorganische stoffen kunnen bevatten

A3010    afvalstoffen die ontstaan bij de productie of verwerking van petroleumcokes en bitumen

A3020    afgewerkte minerale oliën die ongeschikt zijn voor het oorspronkelijk bedoelde gebruik

A3030    afvalstoffen die slib van loodhoudende antiklopverbindingen bevatten, daarmee verontreinigd zijn of daaruit bestaan

A3040    afgewerkte warmtegeleidende vloeistoffen (voor warmteoverdracht)

A3050    afvalstoffen die vrijkomen bij de productie, formulering of het gebruik van harsen, latex, weekmakers, lijm/kleefstoffen met uitzondering van afvalstoffen die op lijst B worden genoemd (NB: Zie het vergelijkbare punt op lijst B: B4020)

A3060    afgewerkte nitrocellulose

A3070    afgewerkte fenolen, fenolverbindingen, met inbegrip van chloorfenol in de vorm van vloeistof of slib

A3080    afgewerkte ethers, met uitzondering van de in lijst B genoemde afvalstoffen

A3090    leerstof, -as, -slib en -poeder indien deze zeswaardige chroomverbindingen of biociden bevatten (NB: Zie het vergelijkbare punt van lijst B: B3100)

A3100    snijdsel en ander afval van leer of kunstleer dat niet geschikt is voor de fabricage van lederwaren en dat zeswaardige chroomverbindingen of biociden bevat (NB: Zie het vergelijkbare punt van lijst B: B3090)

A3110    afvalstoffen die vrijkomen bij leerbereiding en die zeswaardige chroomverbindingen, biociden of infectueuze stoffen bevatten (NB: Zie het vergelijkbare punt van lijst B: B3110)

A3120    lichte fractie vrijkomend bij het shredderen

A3130    gebruikte organische fosforverbindingen

A3140    afgewerkte niet-gehalogeneerde organische oplosmiddelen, met uitzondering van de in lijst B genoemde afvalstoffen

A3150    afgewerkte gehalogeneerde organische oplosmiddelen

A3160    gehalogeneerde of niet-gehalogeneerde niet-waterige distillatieresiduen die vrijkomen bij handelingen tot nuttige toepassing van organische oplosmiddelen

A3170    afvalstoffen afkomstig van de productie van alifatische gehalogeneerde koolwaterstoffen (zoals chloormethaan, dichloorethaan, vinylchloride, vinylideenchloride, allylchloride en epichloorhydrine)

A3180    afvalstoffen, stoffen en artikelen die polychloorbifenyl (PCB), polychloorterfenyl (PCT), polychloornaftaleen (PCN) of polybroombifenyl (PBB) of andere analoge polybroomverbindingen bevatten, daarmee verontreinigd zijn of daaruit bestaan, in een concentratie van 50 mg/kg of meer 32

A3190    teerresiduen (met uitzondering van asfaltbitumen) afkomstig van raffinage- en distillatieprocessen en alle andere pyrolytische behandelingen van organisch materiaal

A3200 bitumineus materiaal (afval van asfalt), afkomstig van de aanleg en het onderhoud van wegen, dat teer bevat (NB: Zie het vergelijkbare punt B2130 op lijst B)

A3210 kunststofafval, met inbegrip van mengsels daarvan, dat in bijlage I genoemde bestanddelen bevat of daarmee verontreinigd is in zulke mate dat het een eigenschap als bedoeld in bijlage III vertoont (zie de vergelijkbare code B3011 in lijst B van dit deel, en code Y48 in deel 2, lijst A)

A4

Afvalstoffen die ofwel anorganische ofwel organische bestanddelen bevatten

A4010    afvalstoffen die vrijkomen bij de productie, de bereiding en het gebruik van farmaceutische producten, met uitzondering van de in lijst B genoemde afvalstoffen

A4020    klinische en daarmee verband houdende afvalstoffen; afvalstoffen afkomstig van medische, verpleegkundige, tandheelkundige, diergeneeskundige of soortgelijke handelingen en afvalstoffen die ontstaan in ziekenhuizen of andere instellingen bij onderzoek of behandeling van patiënten, of bij onderzoeksprojecten

A4030    afvalstoffen die vrijkomen bij de productie, formulering en het gebruik van biociden en fytofarmaceutische producten, met inbegrip van pesticiden en herbiciden die niet volgens de specificatie, te oud 33 , of niet geschikt voor het oorspronkelijke doel zijn

A4040    afvalstoffen die vrijkomen bij de vervaardiging, formulering en het gebruik van houtconserveringsmiddelen 34

A4050    afvalstoffen die de volgende stoffen bevatten, daarmee verontreinigd zijn of daaruit bestaan:

anorganische cyaniden, met uitzondering van edelmetaalhoudende residuen in vaste vorm waarin sporen van anorganische cyaniden voorkomen

organische cyaniden

A4060    afgewerkte olie/water- en koolwaterstof/watermengsels, emulsies

A4070    afvalstoffen die vrijkomen bij de productie, formulering en het gebruik van inkt, kleurstoffen, pigment, verf, lak of vernis, met uitzondering van de in lijst B genoemde afvalstoffen (NB: Zie het vergelijkbare punt op lijst B: B4010)

A4080    afvalstoffen van explosieve aard, met uitzondering van de in lijst B genoemde afvalstoffen

A4090    andere afgewerkte zure of basische oplossingen dan die welke onder het overeenkomstige punt van lijst B zijn genoemd (NB: Zie het vergelijkbare punt van lijst B: B2120)

A4100    afvalstoffen afkomstig uit industriële inrichtingen voor de reiniging van afgassen, met uitzondering van de in lijst B genoemde afvalstoffen

A4110    afvalstoffen die de volgende stoffen bevatten, daarmee verontreinigd zijn of daaruit bestaan:

een congeneer van polychloordibenzofuraan

een congeneer van polychloordibenzodioxine

A4120    afvalstoffen die bestaan uit peroxiden, peroxiden bevatten of daarmee verontreinigd zijn

A4130    verpakkingen en containers die stoffen als genoemd in bijlage I in zodanige concentraties bevatten dat ze gevaarlijke eigenschappen als bedoeld in bijlage III vertonen

A4140    afval dat bestaat uit chemicaliën die niet aan de specificatie voldoen of te oud 35 zijn, overeenkomen met de categorieën van bijlage I en gevaarlijke eigenschappen als bedoeld in bijlage III vertonen

A4150    afgewerkte chemische stoffen afkomstig van onderzoek en ontwikkeling of onderwijsactiviteiten die niet geïdentificeerd en/of nieuw zijn en waarvan de gevolgen voor de volksgezondheid en/of het milieu niet bekend zijn

A4160    uitgewerkte actieve koolstof die niet op lijst B voorkomt (NB: Zie het vergelijkbare punt van lijst B: B2060)

Lijst B (bijlage IX bij het Verdrag van Bazel)

B1

Metalen en metaalhoudende afvalstoffen

B1010    oude metalen en metaallegeringen in metallische, niet-verspreidbare vorm

edelmetalen (goud, zilver, de platinagroep, met uitzondering van kwik)

ijzer- en staalschroot

koperschroot

nikkelschroot

aluminiumschroot

zinkschroot

tinschroot

wolfraamschroot

molybdeenschroot

tantaalschroot

magnesiumschroot

kobaltschroot

bismuthschroot

titaanschroot

zirconiumschroot

mangaanschroot

germaniumschroot

vanadiumschroot

schroot van hafnium, indium, niobium, rhenium en gallium

thoriumschroot

schroot van zeldzame aardmetalen

chroomschroot

B1020    zuiver, niet-verontreinigd metaalschroot, waaronder legeringen, in afgewerkte vorm in bulk (plaatmateriaal, balken, staven enz.):

antimoonschroot

berylliumschroot

cadmiumschroot

loodschroot (met uitzondering van loodaccu's)

seleniumschroot

telluriumschroot

B1030    residuen die vuurvaste metalen bevatten

B1031    afval van de metalen molybdeen, wolfraam, titaan, tantaal, niobium en rhenium en legeringen daarvan in metallische, verspreidbare vorm (metaalpoeder), met uitsluiting van het afval van lijst A, punt 1050, galvanisch slib

B1040    afgedankte eenheden uit elektrische centrales die niet zodanig verontreinigd zijn met smeerolie, PCB's of PCT's dat ze een risico vormen

B1050    gemengde non-ferrometalen of zware schrootfracties, die geen in bijlage I genoemde materialen in een concentratie bevatten dat ze de eigenschappen, als bedoeld in bijlage III vertonen 36

B1060    oud selenium en tellurium als element, ook in poedervorm

B1070    afval van koper en koperlegeringen in verspreidbare vorm, tenzij ze de in bijlage I genoemde bestanddelen in zodanige concentraties bevatten dat ze de in bijlage III bedoelde eigenschappen vertonen

B1080    zinkas en -residuen, met inbegrip van residuen van zinklegeringen in verspreidbare vorm, tenzij ze in bijlage I genoemde bestanddelen in zodanige concentraties bevatten dat ze de in bijlage III bedoelde eigenschappen of het gevaarkenmerk H4.3 vertonen 37

B1090    oude accu’s die aan bepaalde specificaties voldoen, met uitzondering van lood-, cadmium- en kwikbatterijen

B1100    metaalhoudende afvalstoffen die vrijkomen bij het smelten en zuiveren van metalen:

hardzink

zinkhoudende slak

zinkhoudende drijvende slak afkomstig van het galvaniseren (> 90 % Zn)

zinkhoudend slakbezinksel afkomstig van het galvaniseren (> 92 % Zn)

zinkhoudende slak afkomstig van het gietproces (> 85 % Zn)

zinkhoudende slak afkomstig van thermisch verzinken (batch) (> 92 % Zn)

zinkschuim

aluminiumschuim, met uitzondering van zoutslak

slak afkomstig van de behandeling van koper voor verdere verwerking of zuivering die geen arseen, lood of cadmium in zodanige concentraties bevat dat de slak gevaarlijke eigenschappen als bedoeld in bijlage III vertoont

oude vuurvaste bekleding, met inbegrip van gietpannen, afkomstig uit kopersmelterijen

slak afkomstig van de behandeling van edele metalen voor verdere zuivering

tantaalhoudende tinslak met minder dan 0,5 % tin

B1110    elektrische en elektronische samengebouwde eenheden:

elektronische eenheden uitsluitend van metaal of legeringen

elektrische en elektronische eenheden of schrootmateriaal 38 (met inbegrip van printplaten) die geen onderdelen bevatten zoals accu's en andere batterijen die op lijst A voorkomen, kwikschakelaars, glas van kathodestraalbuizen en ander geactiveerd glas en PCB-condensatoren, of die niet verontreinigd zijn met in bijlage I genoemde bestanddelen (bv. cadmium, kwik, lood, polychloorbifenyl) of waarbij deze stoffen tot een zodanig niveau zijn verwijderd dat geen van de eigenschappen als bedoeld in bijlage III nog een rol spelen (zie het vergelijkbare punt op lijst A: A1180)

elektrische en elektronische eenheden (met inbegrip van printplaten, elektronische onderdelen en bedrading), bestemd voor onmiddellijk hergebruik 39 en niet voor recycling of definitieve verwijdering 40

B1115    kabelschroot dat is omhuld of geïsoleerd met kunststoffen die niet in rubriek A1190 zijn opgenomen, uitgezonderd kabelschroot bestemd voor verwijdering overeenkomstig bijlage IV A of andere wijzen van verwijdering die, in een of ander stadium, ongecontroleerde thermische processen, zoals verbranding, met zich meebrengen

B1120    afgewerkte katalysatoren, met uitzondering van als katalysator gebruikte vloeistoffen, die een van de volgende stoffen bevatten:

overgangsmetalen, met uitzondering van oude katalysatoren (afgewerkte katalysatoren, als katalysator gebruikte vloeistoffen of andere katalysatoren) van lijst A:

scandium
vanadium

mangaan

kobalt

koper

yttrium

niobium

hafnium

wolfraam

titaan
chroom

ijzer

nikkel

zink

zirconium

molybdeen

tantaal

rhenium

lanthaniden (zeldzame aardmetalen):

lanthaan
praseodymium

samarium

gadolinium

dysprosium

erbium

ytterbium

cerium
neodymium

europium

terbium

holmium

thulium

lutetium

B1130    gezuiverde afgewerkte edelmetaalhoudende katalysatoren

B1140    edelmetaalhoudende residuen in vaste vorm die sporen van anorganische cyaniden bevatten

B1150    oude edele metalen en legeringen als afval (goud, zilver, de platinagroep, met uitzondering van kwik) in een verspreidbare, niet-vloeibare vorm in een geschikte verpakking met de juiste opschriften

B1160    as van edele metalen afkomstig van de verbranding van printplaten (zie het vergelijkbare punt van lijst A: A1150)

B1170    as van edele metalen afkomstig van de verbranding van fotografisch filmmateriaal

B1180    oude fotofilm met zilverhalogeniden en metallisch zilver

B1190    oud fotopapier met zilverhalogeniden en metallisch zilver

B1200    korrelige slak afkomstig van de fabricage van ijzer en staal

B1210    slak afkomstig van de fabricage van ijzer en staal met inbegrip van slak als bron van TiO² en vanadium

B1220    slak afkomstig van de zinkproductie, chemisch gestabiliseerd, met een hoog ijzergehalte (meer dan 20 %) en behandeld volgens industriële specificaties (b.v. DIN 4301) hoofdzakelijk voor de bouw

B1230    walshuid afkomstig van de fabricage van ijzer en staal

B1240    walshuid in de vorm van koperoxide

B1250    afval van afgedankte motorvoertuigen, dat noch vloeistoffen, noch andere gevaarlijke onderdelen bevat

B2

Afvalstoffen met voornamelijk anorganische bestanddelen, die metalen en organisch materiaal kunnen bevatten

B2010    afvalstoffen afkomstig uit de mijnbouw in niet-verspreidbare vorm:

natuurlijk grafiet

leiresten, al dan niet in grove stukken of slechts gezaagd of op andere wijze kleiner gemaakt

mica

leuciet, nefelien en nefeliensyeniet

veldspaat

vloeispaat

kiezelaarde in vaste vorm met uitzondering van die afkomstig uit gieterijen

B2020    oud glas in niet-verspreidbare vorm:

breukglas en ander afval en glasscherven met uitzondering van glas van kathodestraalbuizen en ander geactiveerd glas

B2030    keramisch afval in niet-verspreidbare vorm:

keramisch snijmateriaal en schroot (metaal-keramisch composietmateriaal)

vezelmateriaal op keramiekbasis dat niet onder een ander punt valt

B2040    andere afvalstoffen die hoofdzakelijk anorganische bestanddelen bevatten:

gedeeltelijk gezuiverd calciumsulfaat afkomstig van de rookgasontzwaveling

oude gipsplaten afkomstig van het slopen van gebouwen

slak afkomstig van de koperproductie, chemisch gestabiliseerd, met een hoog ijzergehalte (meer dan 20 %) en behandeld volgens industriële specificaties (bv. DIN 4301 en DIN 8201) hoofdzakelijk voor de bouw en abrasieve toepassingen

zwavel in vaste vorm

kalk afkomstig van de productie van calciumcyanamide (met een pH kleiner dan 9)

natrium-, kalium- of calciumchloride

carborundum (siliciumcarbide)

gebroken beton

lithiumtantaal en lithiumniobium die glasscherven bevatten

B2050    vliegas uit kolengestookte installaties die niet op lijst A voorkomt (zie het vergelijkbare punt van lijst A: A2060)

B2060    afgewerkte actieve koolstof afkomstig van de drinkwaterbehandeling, processen in de levensmiddelenindustrie en de vitamineproductie (zie het vergelijkbare punt op lijst A: A4160)

B2070    calciumfluorideslib

B2080    gipsafval afkomstig uit de chemische procesindustrie dat niet op lijst A voorkomt (zie het vergelijkbare punt op lijst A: A2040)

B2090    anodestompen afkomstig van de staal- of aluminiumproductie, gemaakt van petroleumcokes of bitumen en gereinigd overeenkomstig de gebruikelijke specificaties (met uitzondering van anodestompen afkomstig van alkalichloorelektrolyse en uit de metallurgische industrie)

B2100    afgewerkte aluminiumhydraten en aluminiumoxideresten en -residuen afkomstig uit de aluminiumoxideproductie met uitzondering van stoffen die worden gebruikt voor gasreiniging, uitvlokking of filtratieprocessen

B2110    bauxietresidu (“rood slib”) (pH teruggebracht tot minder dan 11,5)

B2120    afgewerkte zure of basische oplossingen met een pH groter dan 2 en kleiner dan 11,5, die niet corrosief of anderszins gevaarlijk zijn (zie het vergelijkbare punt van lijst A: A4090)

B3

Afvalstoffen die hoofdzakelijk organische bestanddelen bevatten en die metalen en anorganische stoffen kunnen bevatten

B3011    kunststofafval (zie de vergelijkbare code A3210 in lijst A van dit deel en code Y48 in deel 2, lijst A)

het hieronder vermelde kunststofafval, mits het bestemd is voor milieuverantwoorde recycling 41 en nagenoeg vrij is van verontreiniging en andere soorten afval 42 :

kunststofafval nagenoeg uitsluitend 43 bestaande uit één niet-gehalogeneerd polymeer, met inbegrip van de volgende polymeren, maar daartoe niet beperkt:

polyethyleen (PE)

polypropyleen (PP)

polystyreen (PS)

acrylonitril-butadieen-styreen (ABS)

polyethyleentereftalaat (PET)

polycarbonaat (PC)

polyether

kunststofafval nagenoeg uitsluitend bestaande uit één uitgehard hars of condensatieproduct, met inbegrip van de volgende harsen, maar daartoe niet beperkt:

ureumformaldehydeharsen

fenolformaldehydeharsen

melamineformaldehydeharsen

epoxyharsen

alkydharsen

kunststofafval nagenoeg uitsluitend bestaande uit een van de volgende gefluoreerde polymeren 44 :

perfluorethyleen/propyleen (FEP)

perfluoralkoxyalkanen:

tetrafluorethyleen/perfluoralkyl-vinylether (PFA)

tetrafluorethyleen/perfluormethylvinylether (MFA)

polyvinylfluoride (PVF)

polyvinylideenfluoride (PVDF)

mengsels van kunststofafval, bestaande uit polyethyleen (PE), polypropyleen (PP) en/of polyethyleentereftalaat (PET), mits zij bestemd zijn voor afzonderlijke recycling 45 van elk materiaal op milieuverantwoorde wijze en nagenoeg vrij zijn van verontreiniging en andere soorten afval

 

B3020    papier, karton en papierproducten

de volgende materialen, mits deze niet vermengd zijn met gevaarlijke afvalstoffen:

oud papier of karton:

ongebleekt papier of karton of gegolfd papier of golfkarton

overig papier of karton, hoofdzakelijk gemaakt van gebleekt chemisch pulp, dat niet in bulk is gekleurd

papier of karton, hoofdzakelijk gemaakt van gebleekt mechanisch pulp (bv. kranten, tijdschriften en soortgelijk drukwerk)

overige, met inbegrip van, maar niet beperkt tot

1)gelamineerd karton

2)ongesorteerd afval

B3026    de volgende afvalstoffen uit de voorbehandeling van composietverpakkingen voor vloeistoffen die geen in bijlage I genoemde materialen in een concentratie bevatten dat ze de eigenschappen, als bedoeld in bijlage III vertonen:

niet-scheidbare plasticfractie

niet-scheidbare plastic-aluminiumfractie

B3027    afvalstoffen van laminaat voor zelfklevende etiketten die grondstoffen bevatten welke worden gebruikt bij de productie van etiketteringsmateriaal

B3030    textielafval

de volgende materialen, mits deze niet vermengd zijn met andere afvalstoffen en vervaardigd zijn overeenkomstig een specificatie:

zijde (met inbegrip van cocons die ongeschikt zijn om af te haspelen, garen en rafelingen)

niet gekaard of gekamd

overige

afval van wol, of van fijn of grof dierlijk haar, met inbegrip van garen, met uitzondering van rafelingen

kammelingen van wol of fijn dierlijk haar

ander afval van wol of van fijn dierlijk haar

afval van grof dierlijk haar

katoen (met inbegrip van garen en rafelingen)

garen (met inbegrip van draden)

rafelingen

overige

vlasklodden en vlasafval

lokken en afval (met inbegrip van garen en rafelingen) van hennep (Cannabis sativa L.)

lokken en afval (met inbegrip van garen en rafelingen) van jute en andere bastvezels (met uitzondering van vlas, hennep en ramee)

lokken en afval (met inbegrip van garen en rafelingen) van sisal en andere textielvezels van het geslacht Agave

lokken, kammelingen en afval (met inbegrip van garen en rafelingen) van kokosnoten

lokken, kammelingen en afval (met inbegrip van garen en rafelingen) van manillahennep (Manillahennep of Musa textilis Née)

lokken, kammelingen en afval (met inbegrip van garen en rafelingen) van ramee en andere plantaardige textielvezels, die niet elders zijn genoemd of opgenomen

afval (met inbegrip van kammelingen, garen en rafelingen) van kunstmatige vezels

synthetische vezels

kunstvezels

oude kleding en andere afgedankte textielwaren

oude lappen, touwafval, kabeltouw, touw en kabels en versleten artikelen van touw, kabeltouw of kabel van textiel:

gesorteerd

overige

B3035    textielafval van vloerbedekking en vloerkleden

B3040    rubberafval

de volgende materialen, mits deze niet vermengd zijn met andere afvalstoffen:

afval en restanten van hard rubber (b.v. eboniet)

andere rubber afvalstoffen (met uitzondering van afvalstoffen die elders zijn genoemd)

B3050    onbehandeld kurk en houtafval:

houtafval en -restanten, al dan niet tot blokken, briketten, korrels of vergelijkbare vorm geperst

kurkresten: gebroken, gegranuleerd of gemalen

B3060    afvalstoffen afkomstig uit de levensmiddelenindustrie mits deze niet infectueus zijn:

wijndroesem

gedroogd en gesteriliseerd plantaardig afval, residuen en bijproducten, al dan niet in de vorm van korrels, of een als diervoeder gebruikte soort, die niet elders wordt genoemd of is opgenomen

dégras; afval afkomstig van de behandeling van vetstoffen of van dierlijke of plantaardige was

afval van been en hoornpitten, onbewerkt, ontvet, enkelvoudig behandeld (maar niet op maat gezaagd), behandeld met zuur of ontlijmd

visafval

cacaodoppen, schillen, vliezen en ander cacaoafval

overige afvalstoffen uit de levensmiddelenindustrie met uitzondering van bijproducten die aan nationale en internationale voorschriften en normen voor de menselijke of dierlijke consumptie voldoen

B3065    afval van spijsoliën en -vetten van dierlijke of plantaardige oorsprong (bv. frituurolie), mits deze geen kenmerk van bijlage III vertonen

B3070    de volgende afvalstoffen:

menselijk haar

stroafval

gedeactiveerde myceliumschimmel afkomstig uit de penicillineproductie dat als diervoeder wordt gebruikt

B3080    snijdsel en restanten van rubber

B3090    snijdsel en andere restanten van leer of kunstleer dat niet geschikt is voor de vervaardiging van lederwaren, met uitzondering van leerslib, en dat geen zeswaardige chroomverbindingen en biociden bevat (zie het vergelijkbare punt van lijst A: A3100)

B3100    leerstof, -as, -slib of -poeder dat geen zeswaardige chroomverbindingen en biociden bevat (zie het vergelijkbare punt van lijst A: A3090)

B3110    afval van de leerbereiding dat geen zeswaardige chroomverbindingen en biociden of infectueuze stoffen bevat (zie het vergelijkbare punt op lijst A: A3110)

B3120    afvalstoffen bestaande uit kleurstoffen voor levensmiddelen

B3130    afgewerkte polymere ethers en afgewerkte niet-gevaarlijke monomere ethers die geen peroxiden kunnen vormen

B3140    oude luchtbanden, met uitzondering van die welke zijn bestemd voor het in bijlage IV A bedoelde gebruik

B4

Afvalstoffen die ofwel anorganische ofwel organische bestanddelen bevatten

B4010    afvalstoffen hoofdzakelijk bestaande uit latexverf/verf op waterbasis, inkt en uitgehard vernis waarin geen organische oplosmiddelen, zware metalen of biociden in die mate voorkomen dat ze gevaarlijk zijn (zie het vergelijkbare punt van lijst A: A4070)

B4020    afvalstoffen afkomstig van de productie, formulering en het gebruik van harsen, latex, weekmakers of lijm/kleefstoffen die op lijst A worden genoemd, zonder oplosmiddelen en andere verontreinigende stoffen in zodanige concentraties dat ze eigenschappen, genoemd in bijlage III vertonen, bv. op waterbasis, lijm op basis van caseïnezetmeel, dextrine, cellulose-ethers, polyvinylalcoholen (zie het vergelijkbare punt op lijst A: A3050)

B4030    gebruikte wegwerpcamera's, met batterijen die niet in lijst A zijn opgenomen

Deel 2

Lijst A (bijlage II bij het Verdrag van Bazel)

Y46    Huishoudelijk afval 46

Y47    residuen afkomstig van de verbranding van huishoudelijk afval

Y48     kunststofafval, met inbegrip van mengsels daarvan, met

uitzondering van:

kunststofafval dat gevaarlijk afval is (zie code A3210 in bijlage V, deel 1, lijst A)

het hieronder vermelde kunststofafval, mits het bestemd is voor milieuverantwoorde recycling 47 en nagenoeg vrij is van verontreiniging en andere soorten afval 48 :

kunststofafval nagenoeg uitsluitend 49 bestaande uit één niet-gehalogeneerd polymeer, met inbegrip van de volgende polymeren, maar daartoe niet beperkt:

polyethyleen (PE)

polypropyleen (PP)

polystyreen (PS)

acrylonitril-butadieen-styreen (ABS)

polyethyleentereftalaat (PET)

polycarbonaat (PC)

polyether

kunststofafval nagenoeg uitsluitend 50 bestaande uit één uitgehard hars of condensatieproduct, met inbegrip van de volgende harsen, maar daartoe niet beperkt:

ureumformaldehydeharsen

fenolformaldehydeharsen

melamineformaldehydeharsen

epoxyharsen

alkydharsen

kunststofafval nagenoeg uitsluitend bestaande uit een van de volgende gefluoreerde polymeren 51 :

perfluorethyleen/propyleen (FEP)

perfluoralkoxyalkanen:

tetrafluorethyleen/perfluoralkyl-vinylether (PFA)

tetrafluorethyleen/perfluormethylvinylether (MFA)

polyvinylfluoride (PVF)

polyvinylideenfluoride (PVDF)

mengsels van kunststofafval, bestaande uit polyethyleen (PE), polypropyleen (PP) en/of polyethyleentereftalaat (PET), mits zij bestemd zijn voor afzonderlijke recycling 52 van elk materiaal op milieuverantwoorde wijze en nagenoeg vrij zijn van verontreiniging en andere soorten afval 53

Lijst B (Afval van aanhangsel 4, deel II, van het OESO-besluit) 54

Metaalhoudende afvalstoffen

AA 010

261900

slakken, walsschilfers en ander bij de vervaardiging van ijzer en staal verkregen afval 55  

AA 060

262099

assen en residuen van vanadium

AA 190

810420
ex 810430

afval en restanten van magnesium die brandbaar of pyrofoor zijn of, wanneer zij in contact komen met water, gevaarlijke hoeveelheden brandbare gassen doen ontstaan

Afvalstoffen met voornamelijk anorganische bestanddelen, die metalen en organisch materiaal kunnen bevatten

AB 030

afval van de oppervlaktebehandeling van metalen met behulp van niet-gecyanideerde producten

AB 070

zand gebruikt in smelterijen/gieterijen

AB 120

ex 281290

anorganische halogenideverbindingen, niet elders vermeld of ingedeeld

ex 3824

AB 150

ex 382499

ongezuiverd calciumsulfiet en calciumsulfaat, afkomstig van rookgasontzwaveling

Afvalstoffen die hoofdzakelijk organische bestanddelen bevatten en die metalen en anorganische stoffen kunnen bevatten

AC 060

ex 381900

hydraulische vloeistoffen

AC 070

ex 381900

remvloeistoffen

AC 080

ex 382000

antivriesvloeistoffen

AC 150

chloorfluorkoolwaterstoffen

AC 160

halonen

AC 170

ex 440311

ex 440312

afval van behandeld kurk en hout

Afvalstoffen die ofwel anorganische ofwel organische bestanddelen bevatten

AD 090

ex 382499

afval afkomstig van de productie, de bereiding en het gebruik van reprografische en fotografische producten en materialen, voor zover niet elders vermeld of ingedeeld

AD 100

afval afkomstig van de oppervlaktebehandeling van kunststoffen met behulp van niet-gecyanideerde producten

AD 120

ex 391400

ionenwisselaarharsen

ex 3915

AD 150

als filters gebruikt natuurlijk organisch materiaal (bv. biofilters)

Afvalstoffen met voornamelijk anorganische bestanddelen, die metalen en organisch materiaal kunnen bevatten

RB 020

ex 6815

keramiekvezels met dezelfde fysisch-chemische eigenschappen als die van asbest

BIJLAGE VI

Formulier inzake vooraf goedgekeurde inrichtingen (Artikel 14)

Bevoegde autoriteit

Inrichting voor nuttige toepassing

Identificatie van de afvalstoffen

Geldigheidsperiode

Totale vooraf goedgekeurde hoeveelheid

Naam en nummer van de inrichting voor nuttige toepassing

Adres

Handelingen voor nuttige toepassing (+ R-code)

Gebruikte technologie

(code)

van

tot

(ton (Mg))

BIJLAGE VII

BEGELEIDENDE INFORMATIE BIJ OVERBRENGINGEN VAN AFVALSTOFFEN 
ALS BEDOELD IN ARTIKEL 4, LEDEN 3 EN 4

Informatie over de zending 56

1. Opdrachtgever voor de overbrenging

Naam:

Adres:

Contactpersoon:

Telefoonnummer:

E-mail:

2. Importeur/ontvanger

Naam:

Adres:

Contactpersoon:

Telefoonnummer:

E-mail:

3. Feitelijke hoeveelheid:

Ton (Mg):

m³:

4 a). Feitelijke overbrengingsdatum

4 b). (indien van toepassing) Identificatienummer container:

5 a). Eerste vervoerder 57

Naam:

Adres:

Contactpersoon:

Telefoonnummer:

E-mail:

Vervoerswijze:

Overbrengingsdatum:

Handtekening:

5 b). Tweede vervoerder

Naam:

Adres:

Contactpersoon:

Telefoonnummer:

E-mail:

Vervoerswijze:

Overbrengingsdatum:

Handtekening:

5 c). Derde vervoerder

Naam:

Adres:

Contactpersoon:

Telefoonnummer:

E-mail:

Vervoerswijze:

Overbrengingsdatum:

Handtekening:

6. Producent van de afvalstoffen 58

Naam:

Adres:

Contactpersoon:

Telefoonnummer:

E-mail:

8.Handelingen tot nuttige toepassing (of, in voorkomend geval, tot verwijdering, in het geval van afvalstoffen bedoeld in artikel 4, lid 3)

R-code/D-code:

(1)

9.Gangbare handelsaanduiding van het afval:

7. Inrichting voor nuttige toepassing □ Laboratorium □

Naam:

Adres:

Contactpersoon:

Telefoonnummer:

E-mail:

10.Identificatie van de afvalstoffen (relevante codes invullen):

i) Bazel – Bijlage IX:

ii) OESO (indien verschillend van i)):

iii) Bijlage III A 59 :

iv) Bijlage III B 60 :

iii) EU-lijst van afvalstoffen:

vi) Nationale code:

vii) Andere (specificeer):

11.Betrokken land(en)/sta(a)t(en):

Uitvoer/verzending

Doorvoer

Invoer/bestemming

12.Verklaring van de opdrachtgever voor de overbrenging: Hierbij verklaar ik dat de bovenstaande informatie naar mijn beste weten volledig en correct is. Voorts verklaar ik dat schriftelijk juridisch bindende verplichtingen zijn aangegaan met de ontvanger (niet vereist in geval van afvalstoffen bedoeld in artikel 4, lid 3):

Naam: Datum: Handtekening:

13.Ondertekening na ontvangst van de afvalstoffen door de ontvanger:

Naam: Datum: Handtekening:

IN TE VULLEN DOOR DE INRICHTING VOOR NUTTIGE TOEPASSING OF DOOR HET LABORATORIUM:

14.Zending ontvangen door inrichting voor nuttige toepassing □ of laboratorium □

Ontvangen hoeveelheid:

Ton (Mg): m³:

Naam: Datum: Handtekening:

15. Hoeveelheid nuttig toegepast afval in de inrichting voor nuttige toepassing:

Hoeveelheid voorbereid voor hergebruik of gerecycleerd andere nuttige toepassing

Ton (Mg): m³:

Naam: Datum: Handtekening:

BIJLAGE VIII

AANVRAAG VOOR OPNAME IN DE LIJST VAN LANDEN WAARNAAR DE UITVOER VAN NIET-GEVAARLIJK AFVAL BESTEMD VOOR NUTTIGE TOEPASSING VANUIT DE EUROPESE UNIE IS TOEGESTAAN

Deel 1

Aanvraag om afval(stoffen) vanuit de Europese Unie te ontvangen

Ondergetekende, (naam en contactgegevens van de bevoegde autoriteit)………………………….., namens (land) ....................................................... (hierna “het land”), verklaart dat het land de in deel 2, punt 1, van deze aanvraag gespecificeerde afval(stoffen) wenst te ontvangen van de Europese Unie en verklaart dat het land over een adequaat regelgevingskader voor afvalbeheer en een adequate strategie inzake afvalbeheer beschikt, en dat het passende handhavingsmaatregelen neemt voor het milieuhygiënisch verantwoord beheer van de betrokken afvalstoffen.

Plaats……………………Datum:…………………….Handtekening:……………………………

Deel 2

Informatie en ondersteunende bewijsstukken

1.Lijst van afvalstoffen waarop de aanvraag betrekking heeft

Beschrijving van het afval

Relevante classificatiecode 61

2.Geef in de bijlage bij deze aanvraag een gedetailleerde beschrijving van de nationale afvalbeheerstrategie of het nationale afvalbeheerplan van het land, met inbegrip van de volgende elementen:

a)de totale hoeveelheid afvalstoffen die jaarlijks in het land wordt geproduceerd en de hoeveelheid afvalstoffen die onder het toepassingsgebied van dit verzoek valt (“afvalstoffen waarop het verzoek betrekking heeft”), en ramingen van de ontwikkeling van deze hoeveelheden in de komende tien jaar;

b)een schatting van de huidige verwerkingscapaciteit van het land voor afvalstoffen in het algemeen, alsmede een schatting van de verwerkingscapaciteit van het land voor de afvalstoffen waarop het verzoek betrekking heeft, en een evaluatie van de ontwikkeling van deze capaciteit in de komende tien jaar;

c)het aandeel in het land zelf geproduceerd afval dat gescheiden wordt ingezameld, alsmede mogelijke doelstellingen en maatregelen om dit percentage in de toekomst te verhogen. Geef deze informatie voor elk van de belangrijkste soorten in het land zelf geproduceerd afval;

d)het aandeel van het in het land zelf geproduceerd afval waarop dit verzoek betrekking heeft, dat wordt gestort, alsmede mogelijke doelstellingen en maatregelen om dit percentage in de toekomst te verlagen;

e)het aandeel van het in het land zelf geproduceerd afval waarop deze aanvraag betrekking heeft, dat wordt gerecycleerd, en alle doelstellingen en maatregelen om dit percentage in de toekomst te verhogen;

f)informatie over de hoeveelheid afval die wordt achtergelaten en over de maatregelen die zijn genomen om zwerfvuil te voorkomen en op te ruimen;

g)een strategie om te zorgen voor een milieuhygiënisch verantwoord beheer van op zijn grondgebied ingevoerde afvalstoffen, met inbegrip van de mogelijke impact van het beheer van ingevoerde afvalstoffen op het beheer van in het land zelf geproduceerd afval;

h)informatie over de methode die wordt gebruikt voor de berekening van de onder a) tot en met f) bedoelde gegevens.

3.Geef in de bijlage bij deze aanvraag een beschrijving van het bestaande nationale rechtskader voor afvalbeheer, met ten minste de volgende elementen:

a)machtigings- of vergunningssystemen voor afvalverwerkingsinrichtingen;

b)machtigings- of vergunningssystemen voor het vervoer van afvalstoffen;

c)bepalingen om ervoor te zorgen dat restafval dat door de handeling voor nuttige toepassing van de betrokken afvalstoffen wordt geproduceerd, op milieuhygiënisch verantwoorde wijze wordt beheerd;

d)verontreinigingscontroles die van toepassing zijn op afvalverwerkingshandelingen, met inbegrip van met name emissiegrenswaarden voor de bescherming van lucht, bodem en water en maatregelen om de uitstoot van broeikasgassen bij deze handelingen te verminderen;

e)bepalingen inzake handhaving, inspectie en sancties met het oog op de uitvoering van nationale en internationale voorschriften inzake afvalbeheer en overbrenging van afvalstoffen.

4.Geef in de bijlage bij deze aanvraag een beschrijving van alle andere gerelateerde wetgeving inzake de bescherming van het milieu en de menselijke gezondheid die van toepassing is op afvalbeheerhandelingen.

5.Geef in de bijlage bij deze aanvraag een beschrijving van de nationale wetgeving inzake invoer en uitvoer van het afval waarop de aanvraag betrekking heeft, en met name van specifieke controleprocedures die van toepassing zijn op dergelijke invoer of uitvoer, zoals de voorafgaande schriftelijke kennisgeving en toestemming als bedoeld in artikel 6 van het Verdrag van Bazel inzake de beheersing van de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen en de verwijdering ervan.

6.Verstrek een lijst met inrichtingen die krachtens de nationale wetgeving van het land gemachtigd zijn het afval waarop deze aanvraag betrekking heeft, voor nuttige toepassing te behandelen (met vermelding van ten minste de naam en het adres van deze inrichtingen, hun vergunningsnummer, de soorten afval(stoffen) die zij mogen terugwinnen en hun erkende verwerkingscapaciteit). Dit dient bij voorkeur te gebeuren via een weblink waar informatie over de betrokken inrichtingen openbaar en elektronisch toegankelijk is (bv. weblink van de bevoegde autoriteit). 

7.Geef informatie over de status van het land met betrekking tot zijn lidmaatschap van de volgende multilaterale milieuovereenkomsten:

Verdrag van Bazel inzake de beheersing van de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen en de verwijdering ervan

Handtekening: ja nee

Geratificeerd: ja nee

Verdrag van Stockholm inzake persistente organische verontreinigende stoffen

Handtekening: ja nee

Geratificeerd: ja nee

Verdrag van Minamata inzake kwik

Handtekening: ja nee

Geratificeerd: ja nee

Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering

Handtekening: ja nee

Geratificeerd: ja nee

Overeenkomst van Parijs

Handtekening: ja nee

Geratificeerd: ja nee

Protocol van Montreal betreffende stoffen die de ozonlaag afbreken

Handtekening: ja nee

Geratificeerd: ja nee

8.Geef in de bijlage bij deze aanvraag een beschrijving van de wijze waarop het land aan zijn verplichtingen voldoet krachtens de in punt 7 opgenomen multilaterale milieuovereenkomsten, met name wat de desbetreffende rapportageverplichtingen ervan betreft.

9.Geef in de bijlage bij deze aanvraag een beschrijving van de wijze waarop het kader voor het milieuhygiënisch verantwoord beheer (ESM) van gevaarlijke afvalstoffen en ander afvalstoffen, technische richtsnoeren en andere richtsnoeren voor het milieuhygiënisch verantwoord beheer van afvalstoffen die in het kader van het Verdrag van Bazel zijn vastgesteld, in aanmerking worden genomen in de regeling voor het beheer van het afval waarop de aanvraag betrekking heeft.

10.Geef in de bijlage bij deze aanvraag een gedetailleerde beschrijving van de strategie van het land voor de handhaving van de nationale wetgeving inzake afvalbeheer en overbrenging van afvalstoffen, die met name betrekking heeft op controle- en toezichtsmaatregelen, met inbegrip van informatie over het aantal uitgevoerde inspecties van overbrengingen van afvalstoffen en van inrichtingen voor afvalbeheer en over de sancties die zijn opgelegd in geval van inbreuken op de relevante nationale voorschriften.



BIJLAGE IX

REFERENTIEPUNTEN VOOR DE DOOR DE COMMISSIE OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 40, LID 1, VERRICHTE BEOORDELING

Deel 1

EU-wetgeving ter waarborging van het milieuhygiënisch verantwoord beheer van afvalstoffen

1.Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal richtlijnen (kaderrichtlijn afvalstoffen).

2.Naast de EU-kaderrichtlijn afvalstoffen zijn de volgende onderdelen van de EU-wetgeving, waarin eisen voor afvalverwerkingsactiviteiten zijn vastgesteld, relevant voor het waarborgen van een milieuhygiënisch verantwoord beheer van afvalstoffen:

a)Richtlijn 1999/31/EG van de Raad van 26 april 1999 betreffende het storten van afvalstoffen 62 ,

b)Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies.

3.De volgende onderdelen van de EU-wetgeving, waarin eisen voor specifieke afvalstromen zijn vastgesteld, zijn ook relevant voor het waarborgen van een milieuhygiënisch verantwoord beheer van afvalstoffen:

a)Richtlijn 94/62/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 1994 betreffende verpakking en verpakkingsafval;

b)Richtlijn 96/59/EG van de Raad van 16 september 1996 betreffende de verwijdering van polychloorbifenylen en polychloorterfenylen (PCB’s/PCT’s);

c)Richtlijn 2000/53/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 september 2000 betreffende autowrakken;

d)Richtlijn 2006/66/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 september 2006 inzake batterijen en accu’s, alsook afgedankte batterijen en accu’s en tot intrekking van Richtlijn 91/157/EEG;

e)Richtlijn 2012/19/EU van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (AEEA);

f)Verordening (EU) 2019/1021 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende persistente organische verontreinigende stoffen.

Deel 2

Internationale richtsnoeren inzake het milieuhygiënisch verantwoord beheer van afvalstoffen

1.Bij het Verdrag van Bazel vastgestelde richtsnoeren en handleidingen:

a)Technische richtsnoeren voor een milieuhygiënisch verantwoord beheer van afvalstoffen die onder het Verdrag van Bazel vallen, met inbegrip van verbranding op het land (D10) en met bijzondere techniek aangelegde stortplaats (D5) 63

b)Technische richtsnoeren voor het milieuhygiënisch verantwoord recycleren/terugwinnen van metalen en metaalverbindingen (R4) 64  

c)Algemene technische richtsnoeren voor het milieuhygiënisch verantwoord beheer van afvalstoffen die persistente organische verontreinigende stoffen bevatten, daarmee verontreinigd zijn of daaruit bestaan 65

d)Technische richtsnoeren voor het milieuhygiënisch verantwoord beheer van afvalstoffen die hexabroomcyclododecaan bevatten, daarmee verontreinigd zijn of daaruit bestaan 66

e)Technische richtsnoeren voor het milieuhygiënisch verantwoord beheer van afvalstoffen die perfluoroctaansulfonzuur (PFOS), zouten daarvan en perfluoroctaansulfonylfluoride (PFOSF) bevatten, daarmee verontreinigd zijn of daaruit bestaan 67  

f)Technische richtsnoeren voor het milieuhygiënisch verantwoord beheer van afvalstoffen die pentachloorfenol en zouten en esters daarvan (PCP) bevatten, daarmee verontreinigd zijn of daaruit bestaan 68  

g)Technische richtsnoeren voor het milieuhygiënisch verantwoord beheer van afvalstoffen die hexabroomdifenylether en heptabroomdifenylether, of tetrabroomdifenylether en pentabroomdifenylether of decabroomdifenylether (POP-BDE’s) bevatten, daarmee verontreinigd zijn of daaruit bestaan 69  

h)Technische richtsnoeren voor het milieuhygiënisch verantwoord beheer van afvalstoffen die hexachloorbutadieen bevatten, daarmee verontreinigd zijn of daaruit bestaan3

i)Technische richtsnoeren voor het milieuhygiënisch verantwoord beheer van afvalstoffen die gechloreerde paraffines met korte keten bevatten, daarmee verontreinigd zijn of daaruit bestaan 70

j)Technische richtsnoeren voor het milieuhygiënisch verantwoord beheer van gebruikte en afgedankte luchtbanden 71

k)Handleiding voor het milieuhygiënisch verantwoord beheer van gebruikte en afgedankte computerapparatuur 72

l)Handleiding voor het milieuhygiënisch verantwoord beheer van gebruikte en afgedankte mobiele telefoons3

m)Kader voor het milieuhygiënisch verantwoord beheer van gevaarlijke afvalstoffen en andere afvalstoffen 73

n)Praktische handleidingen voor de bevordering van een milieuhygiënisch verantwoord beheer van afvalstoffen3 

2.Door de OESO vastgestelde richtsnoeren:

a)Technische leidraad voor het milieuhygiënisch verantwoord beheer van specifieke afvalstromen: Gebruikte en afgedankte personal computers 74



BIJLAGE X

CRITERIA OM AAN TE TONEN DAT EEN INRICHTING ZICH HOUDT AAN DE EISEN VAN MILIEUHYGIËNISCH VERANTWOORD BEHEER VAN UIT DE UNIE UITGEVOERDE AFVALSTOFFEN

1.Bij de in artikel 43, lid 2, bedoelde audit wordt gecontroleerd of de inrichting die de afvalstoffen in het land van bestemming beheert, aan de volgende voorwaarden voldoet:

a)de inrichting is door haar bevoegde autoriteiten gemachtigd tot het invoeren en behandelen van deze afvalstoffen (hiervan moet bewijs geleverd worden door het overleggen van overeenkomstige vergunningen) en voert haar activiteiten uit overeenkomstig de relevante toepasselijke nationale milieuwetgeving;

b)de inrichting is op een veilige en milieuverantwoorde manier ontworpen, gebouwd en wordt op een veilige en milieuverantwoorde manier geëxploiteerd, en beschikt met name over de vereiste processen, organisatie en infrastructuur om de betrokken afvalstoffen te behandelen, en over verzekeringen die mogelijke risico’s en aansprakelijkheid dekken. Hiertoe moet ten minste de informatie over de afvalverwerkingsmethoden worden gecontroleerd, met inbegrip van de wijze waarop de inrichting omgaat met restafval, met name via traceerbaarheid in de verdere keten;

c)de inrichting beschikt over systemen, procedures en technieken voor beheer en monitoring die tot doel hebben de volgende effecten te voorkomen, te verminderen, tot een minimum te beperken, of, voor zover haalbaar, weg te nemen:

i)gezondheids- en veiligheidsrisico’s voor de betrokken werknemers en voor de bevolking in de omgeving van de inrichting, en

ii)nadelige gevolgen voor het milieu veroorzaakt door de activiteiten van de inrichting (met name door passende maatregelen om bodem-, water- en luchtvervuiling te monitoren en aan te pakken, evenals andere overlast (stank, geluid));

d)de inrichting waarborgt dat alle door de inrichting ontvangen en behandelde afvalstoffen traceerbaar zijn, en dat al het restafval van hun activiteiten gedocumenteerd wordt en enkel naar afvalverwerkingsinrichtingen wordt overgebracht die gemachtigd zijn om dit afval verder te verwerken. Hiertoe moet ten minste de volgende informatie worden gecontroleerd:

de hoeveelheid afval die de inrichting op basis van haar vergunningen mag verwerken,

de hoeveelheid afval die de inrichting jaarlijks ontvangt en nuttig toepast,

de hoeveelheid restafval die geproduceerd wordt door de activiteiten van de inrichting, en het bewijs dat dit restafval wordt overgebracht naar en verwerkt in een erkende afvalverwerkingsinrichting;

e)de inrichting heeft maatregelen genomen om energie te besparen en de uitstoot van broeikasgassen in verband met haar activiteiten te beperken;

f)de inrichting houdt registers bij over haar afvalbeheer en afvaloverbrengingen in de afgelopen vijf jaar en kan deze registers overleggen;

g)de inrichting is niet veroordeeld wegens illegale activiteiten in verband met de overbrenging of het beheer van afvalstoffen.

2.Bij het toetsen van de naleving van de bovengenoemde criteria moet de onafhankelijke derde die de audit uitvoert met name rekening houden met, als referentiepunt en indien relevant:

a)specifieke eisen voor de behandeling van bepaalde afvalstoffen en voor de berekening van de hoeveelheid behandeld afval, die verplicht zijn krachtens de EU-wetgeving;

b)de BBT-conclusies (“beste beschikbare technieken”) vastgesteld voor bepaalde activiteiten krachtens het stelsel van Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies 75 .

3.Daarnaast kunnen ook de in bijlage IX, deel 2, bedoelde richtsnoeren als leidraad in aanmerking worden genomen.

BIJLAGE XI

AANVULLENDE VRAGENLIJST IN VERBAND MET DE RAPPORTAGEPLICHT VAN DE LIDSTATEN ALS BEDOELD IN ARTIKEL 69, LID 2

Art. 11, lid 2

Informatie over toestemmingen gegeven naar aanleiding van een kennisgeving voor een overbrenging van afvalstoffen die voldoet aan de voorwaarden van artikel 11, lid 2 

Is deze bepaling toegepast?    Ja    Nee

(aankruisen wat van toepassing is)        

Zo ja, gelieve tabel 1 in te vullen.

Aanvullende opmerkingen:

------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Art. 12, lid 5

Informatie over bezwaren tegen geplande overbrengingen voor nuttige toepassing uit hoofde van het feit dat deze niet in overeenstemming zijn met Richtlijn 2008/98/EG

Is deze bepaling toegepast?    Ja    Nee

(aankruisen wat van toepassing is)        

Zo ja, gelieve tabel 2 in te vullen.

Artikel 14

Informatie over besluiten van autoriteiten die bevoegd zijn om vooraf toestemming te verlenen voor bepaalde inrichtingen voor nuttige toepassing en over toestemmingen voor overbrengingen naar dergelijke inrichtingen

Zijn hiervan gevallen bekend?    Ja    Nee

(aankruisen wat van toepassing is)        

Zo ja, gelieve tabel 3 in te vullen.

Zijn er gevallen van toestemming voor/bezwaar tegen overbrenging naar dergelijke inrichtingen bekend?    

Ja    Nee

(aankruisen wat van toepassing is)        

Zo ja, gelieve tabel 4 in te vullen.

Artikel 33

Informatie over het systeem van de lidstaten voor toezicht en controle op overbrengingen van afvalstoffen op uitsluitend hun grondgebied

Is er een systeem voor toezicht en controle op afvaloverbrengingen op het nationale grondgebied?    Ja    Nee

(aankruisen wat van toepassing is)        

Indien er een dergelijk systeem is, maakt u gebruik van het in de titels II en VII van de verordening bedoelde systeem?    Ja    Nee

(aankruisen wat van toepassing is)        

Indien u een ander systeem dan bedoeld in de titels II en VII van de verordening gebruikt, gelieve nadere bijzonderheden hieromtrent te verstrekken:

--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Artikel 44

Informatie over de activiteiten van de lidstaten om te verifiëren dat afval uitsluitend uit de Unie is uitgevoerd als het op milieuhygiënisch verantwoorde wijze wordt verwerkt.

Geef details over de regelmatige controles die uitgevoerd worden om te waarborgen dat natuurlijke en rechtspersonen die afval uit de Unie uitvoeren, voldoen aan de verplichtingen als bedoeld in artikel 40:

----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Art. 60, lid 1

Informatie over illegale afvaloverbrengingen

Zijn hiervan gevallen bekend?    Ja    Nee

(aankruisen wat van toepassing is)        

Zo ja, gelieve tabel 5 in te vullen.

Gelieve informatie te verschaffen over de voorschriften inzake het verbieden en sanctioneren van illegale afvaloverbrengingen waarin de nationale wetgeving voorziet.

--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Art. 57, lid 1

Beknopte informatie over de resultaten van de inspecties uitgevoerd op grond van artikel 54, lid 1, met inbegrip van:

-het aantal inspecties, met inbegrip van fysieke inspecties, van inrichtingen, ondernemingen, makelaars en handelaars met betrekking tot overbrengingen van afvalstoffen:

-het aantal inspecties van overbrengingen van afvalstoffen, met inbegrip van fysieke controles:

-het aantal vermeende illegale handelingen inzake inrichtingen, ondernemingen, makelaars en handelaars met betrekking tot overbrengingen van afvalstoffen:

-het aantal vermeende illegale overbrengingen waarover door de inspecties zekerheid is verkregen:

Aanvullende opmerkingen:

---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Aanwijzingen voor het invullen van de tabellen:

De D- en R-codes worden genoemd in de bijlagen I en II bij Richtlijn 2008/98/EG, als gewijzigd.

De afvalcodes worden genoemd in de bijlagen III, III B, IV en, indien relevant, V bij deze verordening. 

 De koppeling die de informatie welke de lidstaten overeenkomstig artikel 69, lid 2, publiek beschikbaar stellen via het internet, elektronisch toegankelijk maakt

Tabel 1

Informatie over toestemmingen gegeven naar aanleiding van een kennisgeving voor een overbrenging van afvalstoffen die voldoet aan de voorwaarden van artikel 11, lid 2

Afvalcode

Hoeveelheid (kg/liter)

Land van verzending/

Land van bestemming

Verwijderingshandeling

(Definitieve verwijdering)

D-code

Specifieke voorwaarden in artikel 11 die noodzakelijk zijn voor de overbrenging

Tabel 2

Informatie over bezwaren tegen geplande overbrengingen voor nuttige toepassing uit hoofde van het feit dat deze niet in overeenstemming zijn met Richtlijn 2008/98/EG (artikel 12, lid 5)

Afvalcode

Hoeveelheid (kg/liter)

Land van doorvoer/

Land van verzending

REDENEN VOOR HET BEZWAAR

(aankruisen wat van toepassing is)

INRICHTING

(Definitieve verwijdering)

Art.

12, lid 1, punt d), i)

Art.

12, lid 1, punt d), ii)

Art.

12, lid 1, punt d) 
iii)

Artikel 12, lid 1, punt e)

Naam

(in geval van art. 12, lid 1, punt e), ii))

Verwijderingshandeling

D-code

Tabel 3

Informatie over besluiten van autoriteiten die bevoegd zijn om vooraf toestemming te verlenen (artikel 14)

Bevoegde autoriteit

Inrichting voor nuttige toepassing

Afvalidentificatie (code)

Geldigheidsperiode

Intrekking

(datum)

Naam en nr.

Adres

Handeling voor nuttige toepassing

R-code

Gebruikte technologie

van

tot

Tabel 4

Informatie over toestemmingen of bezwaren tegen overbrengingen naar vooraf goedgekeurde inrichtingen (artikel 14)

Afvalcode

Hoeveelheid (kg/liter)

Land van verzending/

Land van bestemming

Nuttige-toepassingshandeling (code)

In geval van bezwaar: redenen van bezwaar

Tabel 5

Informatie over illegale afvaloverbrengingen (artikel 60, lid 1)

Identificatie van de afvalstoffen

(code)

Hoeveelheid (kg/liter)

Land van bestemming/

Land van verzending

Reden op grond waarvan de overbrenging als illegaal wordt aangemerkt

(eventueel verwijzen naar de overtreden artikelen)

Degene die voor het illegaal transport verantwoordelijk is

(aankruisen wat van toepassing is)

Genomen maatregelen,

met inbegrip van eventuele sancties of terugnamemaatregelen

Kennisgever

Ontvanger

Andere



BIJLAGE XII

Concordantietabel

Verordening (EG) nr. 1013/2006

Deze verordening

--

Artikel 1

Artikel 1

Artikel 2

Artikel 2, punten 1, 2, 4, 6, 7 bis, 9, 10, 11, 12 en 13

Artikel 3, laatste alinea

Artikel 2, punt 3

Artikel 3, punt 1

Artikel 2, punt 5

Artikel 3, punt 2

Artikel 2, punt 7

Artikel 3, punt 3

Artikel 2, punt 8

Artikel 3, punt 4

Artikel 2, punt 14

Artikel 3, punt 5

Artikel 2, punt 15

Artikel 3, punt 6

Artikel 2, punt 16

Artikel 3, punt 7

Artikel 2, punt 17

Artikel 3, punt 8

Artikel 2, punt 18

Artikel 3, punt 9

Artikel 2, punt 19

Artikel 3, punt 10

Artikel 2, punt 20

Artikel 3, punt 11

Artikel 2, punt 21

Artikel 3, punt 12

Artikel 2, punt 22

Artikel 3, punt 13

Artikel 2, punt 23

Artikel 3, punt 14

Artikel 2, punt 24

Artikel 3, punt 15

Artikel 2, punt 25

Artikel 3, punt 16

Artikel 2, punt 26

Artikel 3, punt 17

Artikel 2, punt 27

Artikel 3, punt 18

Artikel 2, punt 28

Artikel 3, punt 19

Artikel 2, punt 29

Artikel 3, punt 20

Artikel 2, punt 30

Artikel 3, punt 21

Artikel 2, punt 31

Artikel 3, punt 22

Artikel 2, punt 32

Artikel 3, punt 23

Artikel 2, punt 33

Artikel 3, punt 24

Artikel 2, punt 34

Artikel 3, punt 25

Artikel 2, punt 35

Artikel 3, punt 26

Artikel 2, punt 35a

Artikel 3, punt 27

--

Artikel 3, punt 28

Artikel 3

Artikel 4

Artikel 4

Artikel 5

Artikel 5

Artikel 6

Artikel 6

Artikel 7

Artikel 7

---

Artikel 8

Artikel 8

Artikel 9

Artikel 9

Artikel 10

Artikel 10

Artikel 11

Artikel 11

Artikel 12

Artikel 12

Artikel 13

Artikel 13

Artikel 14

Artikel 14

Artikel 15

Artikel 15

Artikel 16

Artikel 16

Artikel 17

Artikel 17

Artikel 18

Artikel 18

Artikel 19

Artikel 19

Artikel 20

Artikel 20

Artikel 21

Artikel 21

Artikel 22

Artikel 22

Artikel 23

Artikel 23

Artikel 24

Artikel 24

Artikel 25

Artikel 25

Artikel 26

Artikel 26

Artikel 27

Artikel 27

Artikel 28

Artikel 28

Artikel 29

Artikel 29

Artikel 30

Artikel 30

Artikel 31

Artikel 31

Artikel 32

Artikel 32

Artikel 33

Artikel 33

Artikel 34

Artikel 34

Artikel 35

Artikel 35

Artikel 36

Artikel 36

Artikel 37

Artikelen 37 tot en met 40

Artikel 38

Artikel 41

---

Artikel 42

---

Artikel 43

---

Artikel 44

Artikel 39

Artikel 45

Artikel 40

Artikel 46

Artikel 41

Artikel 47

Artikel 42

Artikel 48

Artikel 43

Artikel 49

Artikel 44

Artikel 50

Artikel 45

Artikel 51

---

Artikel 52

Artikel 46

Artikel 53

Artikel 47

Artikel 54

Artikel 48

Artikel 55

Artikel 49

Artikel 56

Artikel 50, lid 1

Artikel 60

Artikel 50, leden 2 en 3

Artikel 57

Artikel 50, lid 2 bis

Artikel 59

Artikel 50, lid 4, lid 4 bis, lid 4 ter, lid 4 quater, lid 4 quinquies en lid 4 sexies

Artikel 58

Artikel 50, leden 5, 6 en 7

Artikel 61

---

Artikel 62

---

Artikel 63

---

Artikel 64

---

Artikel 65

---

Artikel 66

---

Artikel 67

---

Artikel 68

Artikel 51

Artikel 69

Artikel 52

Artikel 70

Artikel 53

Artikel 71

Artikel 54

Artikel 72

Artikel 55

Artikel 73

Artikel 56

Artikel 74

Artikel 57

---

Artikel 58

Artikel 75

Artikel 58 bis

Artikel 76

Artikel 59 bis

Artikel 77

---

Artikel 78

---

Artikel 79

Artikel 60

Artikel 80

Artikelen 61 tot en met 63

Artikel 81

Artikel 64

Artikel 82

Bijlage I A, I B en I C

Bijlage I A, I B en I C

Bijlage II

Bijlage II

Bijlage III

Bijlage III

Bijlage III A en Bijlage III B

Bijlage III A en Bijlage III B

Bijlage IV

Bijlage IV

Bijlage IVA

---

Bijlage V

Bijlage V

Bijlage VI

Bijlage VI

Bijlage VII

Bijlage VII

---

Bijlage VIII

Bijlage VIII

Bijlage IX

---

Bijlage X

Bijlage IX

Bijlage XI

---

Bijlage XII

(1)    Verdrag van Bazel inzake de beheersing van de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen en de verwijdering ervan, 22 maart 1989. Zie www.basel.int  
(2)    Besluit C(2001)107/FINAL van de OESO-Raad inzake de herziening van Besluit C(92)39/FINAL betreffende het toezicht op de grensoverschrijdende overbrenging van afvalstoffen bestemd voor handelingen ter nuttige toepassing; middels het eerstgenoemde besluit zijn de teksten die door de Raad zijn aangenomen op 14 juni 2001 en op 28 februari 2002 (met wijzigingen) geconsolideerd; Zie https://legalinstruments.oecd.org/en/instruments/OECD-LEGAL-0266  
(3)    Buiten de Europese Unie kan ook de term “importer” (“importeur”) worden gebruikt in plaats van “consignee” (“ontvanger”).
(4)    Buiten de Europese Unie kan ook de term “exporter” (“exporteur”) worden gebruikt in plaats van “notifier” (“kennisgever”).
(5)    In sommige derde landen die lid zijn van de OESO kan overeenkomstig het OESO-besluit de term “geregistreerde handelaar” (recognised trader) worden gebruikt.
(6)    Buiten de Europese Gemeenschap kan in Engelse teksten ook de term “generator” worden gebruikt in plaats van “producer”.
(7)    In de Unie wijkt de definitie van handeling R1 in de lijst van afkortingen af van die in het Verdrag van Bazel en het OESO-besluit; daarom worden beide formuleringen gegeven. Er zijn nog andere verschillen tussen de terminologie die wordt gebruikt in de Unie en die welke wordt gebruikt in het Verdrag van Bazel en het OESO-besluit, die niet in de lijst van afkortingen zijn opgenomen. 
(8)    Verordening (EG) nr. 1418/2007 van de Commissie van 29 november 2007 betreffende de uitvoer, met het oog op terugwinning, van bepaalde in bijlage III of III A bij Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad genoemde afvalstoffen naar bepaalde landen waarop het OESO-besluit betreffende het toezicht op de grensoverschrijdende overbrenging van afvalstoffen niet van toepassing is (PB L 316 van 4.12.2007, blz. 6).
(9)    Zie https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX%3A02000D0532-20150601&qid=1632818732876  
(10)    Zie https://unece.org/transport/dangerous-goods  
(11)    In het Verdrag van Bazel wordt de term “staat” gebruikt in plaats van “land”.
(12)    Buiten de Europese Gemeenschap kunnen de termen “uitvoer” en “invoer” worden gebruikt in plaats van “verzending” en “bestemming”.
(13)    Zie de vakken 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 14, 15, 20 of 21 en, indien de bevoegde autoriteiten aanvullende informatie en documentatie verlangen, de punten in deel 3 van bijlage II bij deze verordening die onder geen van de vakken vallen.
(14)    In sommige derde landen mogen in plaats daarvan de gegevens betreffende de bevoegde autoriteit van verzending worden medegedeeld.
(15)    Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/1004 van de Commissie van 7 juni 2019 tot vaststelling van voorschriften voor de berekening, de verificatie en de verslaglegging van gegevens over afvalstoffen overeenkomstig Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Uitvoeringsbesluit C(2012) 2384 van de Commissie (PB L 163 van 20.6.2019, blz. 66).
(16)    Bijlage IX bij het Verdrag van Bazel is in deze verordening opgenomen als bijlage V, deel 1, lijst B.
(17)    Afvalstoffen in de vorm van poeder, slurrie, stof of vaste voorwerpen die houders met gevaarlijke vloeibare afvalstoffen bevatten, worden niet als “niet-verspreidbaar” aangemerkt.
(18)    Wat “nagenoeg vrij van verontreiniging en andere soorten afval” betreft, kunnen internationale en nationale specificaties als referentiepunt dienen.
(19)    Wat “nagenoeg uitsluitend” betreft, kunnen internationale en nationale specificaties als referentiepunt dienen.    
(20)    Wat “nagenoeg uitsluitend” betreft, kunnen internationale en nationale specificaties als referentiepunt dienen.
(21)    Met uitzondering van afval na consumptie.
(22)    “Naar behoren verwijderd” betekent dat volledig voldaan wordt aan de internationale erkende voorschriften en richtsnoeren betreffende recycling van schepen.
(23)    PB L 312 van 22.11.2008, blz. 3.
(24)    Deze lijst is afkomstig uit het OESO-besluit, aanhangsel 4.
(25)    Bijlage VIII bij het Verdrag van Bazel is in deze verordening opgenomen als bijlage V, deel 1, lijst A. Bijlage II bij het Verdrag van Bazel bevat de volgende codes: Y46 huishoudelijk afval tenzij ondergebracht onder een enkele code van bijlage III; Y47 residuen afkomstig van de verbranding van huishoudelijk afval.
(26)    Dit omvat afval in de vorm van as, residuen, slakken, dross en skimmings, walsschilfers, stof, poeder, slib en filterkoek, tenzij een stof expliciet elders wordt genoemd.
(27)    De verwijzingen in de lijsten A en B van bijlagen I, III en IV verwijzen naar de bijlagen bij het Verdrag van Bazel.
(28)    Bij het vergelijkbare punt van lijst B (B1160) worden geen uitzonderingen genoemd.
(29)    Bij dit punt behoren geen afgedankte eenheden afkomstig van elektriciteitscentrales.
(30)    PCB’s in een concentratie van 50 mg/kg of meer.
(31)    PCB’s in een concentratie van 50 mg/kg of meer.
(32)    Het niveau van 50 mg/kg wordt als internationaal praktisch hanteerbaar beschouwd voor alle afvalstoffen. Veel landen hebben echter lagere wettelijke grenswaarden voor specifieke afvalstoffen vastgesteld (bv. 20 mg/kg).
(33)    “Te oud” betekent niet gebruikt vóór de door de fabrikant aangegeven uiterste datum gebruik.
(34)    Met houtconserveringsmiddelen behandeld hout valt hier niet onder.
(35)    “Te oud” betekent niet gebruikt vóór de door de fabrikant aangegeven uiterste datum van gebruik.
(36)    Zelfs indien er aanvankelijk sprake is van een geringe verontreiniging met een in bijlage I genoemd materiaal, kunnen latere processen, waaronder terugwinningsprocessen, tot gevolg hebben dat de gescheiden fracties significant grotere concentraties van de in bijlage I genoemde stoffen bevatten.
(37)    De status van zinkas wordt momenteel onderzocht, maar de Conferentie van de Verenigde Naties voor handel en ontwikkeling (UNCTAD) heeft aanbevolen zinkas niet als gevaarlijke stof te beschouwen.
(38)    Dit punt heeft geen betrekking op schroot uit elektriciteitscentrales.
(39)    Hergebruik kan reparatie, renovatie of modernisering omvatten, maar geen ingrijpende herbouw.
(40)    In een aantal landen worden deze materialen die bestemd zijn voor onmiddellijk hergebruik niet beschouwd als afvalstoffen.
(41)    Recycling/terugwinning van organische stoffen die niet als oplosmiddelen worden gebruikt (R3 in bijlage IV, afdeling B) of, indien nodig, eenmalige tijdelijke opslag mits dit wordt gevolgd door handeling R3 en blijkt uit contractuele of relevante officiële documenten.
(42)    Wat “nagenoeg vrij van verontreiniging en andere soorten afval” betreft, kunnen internationale en nationale specificaties als referentiepunt dienen.
(43)    Wat “nagenoeg uitsluitend” betreft, kunnen internationale en nationale specificaties als referentiepunt dienen.
(44)    Met uitzondering van afval na consumptie.
(45)    Recycling/terugwinning van organische stoffen die niet als oplosmiddelen worden gebruikt (R3 in bijlage IV, afdeling B), met voorafgaande sortering en, indien nodig, eenmalige tijdelijke opslag mits dit wordt gevolgd door handeling R3 en blijkt uit contractuele of relevante officiële documenten.
(46)    Tenzij passend opgenomen onder één enkele code in bijlage III.
(47)    Recycling/terugwinning van organische stoffen die niet als oplosmiddelen worden gebruikt (R3 in bijlage IV, afdeling B) of, indien nodig, eenmalige tijdelijke opslag mits dit wordt gevolgd door handeling R3 en blijkt uit contractuele of relevante officiële documenten.
(48)    Wat “nagenoeg vrij van verontreiniging en andere soorten afval” betreft, kunnen internationale en nationale specificaties als referentiepunt dienen.
(49)    Wat “nagenoeg uitsluitend” betreft, kunnen internationale en nationale specificaties als referentiepunt dienen.
(50)    Wat “nagenoeg uitsluitend” betreft, kunnen internationale en nationale specificaties als referentiepunt dienen.
(51)    Met uitzondering van afval na consumptie.
(52)    Recycling/terugwinning van organische stoffen die niet als oplosmiddelen worden gebruikt (R3 in Bijlage IV, afdeling B), met voorafgaande sortering en, indien nodig, eenmalige tijdelijke opslag mits dit wordt gevolgd door handeling R3 en blijkt uit contractuele of relevante officiële documenten.
(53)    Wat “nagenoeg vrij van verontreiniging en andere soorten afval” betreft, kunnen internationale en nationale specificaties als referentiepunt dienen.
(54)    De afvalstoffen met de nummers AB 130, AC 250, AC 260 en AC 270 zijn weggelaten, omdat zij overeenkomstig de procedure van artikel 18 van Richtlijn 2006/12/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2006 betreffende afvalstoffen (PB L 114, 27.4.2006, blz. 9, richtlijn ingetrokken bij Richtlijn 2008/98/EG) als ongevaarlijk zijn aangemerkt en dus niet onder het uitvoerverbod van artikel 36 van deze verordening vallen. De afvalstof met nummer AC 300 is weggelaten, omdat zij onder code A3210 in deel 1, lijst A, valt.
(55)    Dit omvat afval in de vorm van as, residuen, slakken, dross en skimmings, walsschilfers, stof, poeder, slib en filterkoek, tenzij een stof expliciet elders wordt genoemd.
(56)    Begeleidende informatie bij overbrengingen van afvalstoffen van de groene lijst bestemd voor nuttige toepassing of afvalstoffen bestemd voor laboratoriumanalyse overeenkomstig [nummer nieuwe verordening].
(57)    Gegevens bijvoegen voor alle vervoerders betrokken bij deze overbrenging.
(58)    Wanneer de opdrachtgever voor de overbrenging niet de afvalstoffenproducent of -inzamelaar is, wordt informatie over de afvalstoffenproducent of -inzamelaar verstrekt.
(59)    De relevante in bijlage III A bij Verordening [nieuw] vermelde code(s) moeten worden gebruikt – in voorkomend geval meerdere codes achter elkaar. Sommige Bazel-codes zoals B1100 en B3020 gelden alleen voor specifieke afvalstromen, zoals aangegeven in bijlage III A.
(60)    De in bijlage III B bij Verordening [nieuw] vermelde BEU-codes moeten worden gebruikt.
(61)    In bijlage IX bij het Verdrag van Bazel gebruikte codes of, indien de afvalstof niet in die bijlage is opgenomen, de afvalcodes of omschrijvingen waarnaar verwezen wordt in bijlagen III, III A of III B bij deze verordening, of in bijlage V, deel 2.
(62)    Relevant voor de verwerking van restafval dat geproduceerd wordt tijdens een handeling voor nuttige toepassing.
(63)    Vastgesteld door de derde vergadering van de Conferentie der Partijen bij het Verdrag van Bazel inzake de beheersing van de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen en de verwijdering ervan, september 1995.
(64)    Vastgesteld door de zevende vergadering van de Conferentie der Partijen bij het Verdrag van Bazel inzake de beheersing van de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen en de verwijdering ervan, oktober 2004.
(65)    Vastgesteld door de veertiende vergadering van de Conferentie der Partijen bij het Verdrag van Bazel inzake de beheersing van de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen en de verwijdering ervan, mei 2019.
(66)    Vastgesteld door de twaalfde vergadering van de Conferentie der Partijen bij het Verdrag van Bazel inzake de beheersing van de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen en de verwijdering ervan, mei 2015.
(67)    Vastgesteld door de achtste vergadering van de Conferentie der Partijen bij het Verdrag van Bazel inzake de beheersing van de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen en de verwijdering ervan, december 2006.
(68)    Vastgesteld door de dertiende vergadering van de Conferentie der Partijen bij het Verdrag van Bazel inzake de beheersing van de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen en de verwijdering ervan, mei 2017.
(69)    Vastgesteld door de twaalfde vergadering van de Conferentie der Partijen bij het Verdrag van Bazel inzake de beheersing van de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen en de verwijdering ervan, mei 2015.
(70)    Vastgesteld door de zevende vergadering van de Conferentie der Partijen bij het Verdrag van Bazel inzake de beheersing van de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen en de verwijdering ervan, oktober 2004.
(71)    Vastgesteld door de tiende vergadering van de Conferentie der Partijen bij het Verdrag van Bazel inzake de beheersing van de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen en de verwijdering ervan, oktober 2011.
(72)    Vastgesteld door de dertiende vergadering van de Conferentie der Partijen bij het Verdrag van Bazel inzake de beheersing van de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen en de verwijdering ervan, mei 2017.
(73)    Vastgesteld door de elfde vergadering van de Conferentie der Partijen bij het Verdrag van Bazel inzake de beheersing van de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen en de verwijdering ervan, oktober 2013.
(74)    Vastgesteld door de OESO-commissie voor milieubeleid in februari 2003 (document ENV/EPOC/WGWPR(2001)3/FINAL).
(75)    PB L 334 van 17.12.2010, blz. 17.
Top