EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52021IP0288

Resolutie van het Europees Parlement van 10 juni 2021 over de standpunten van het Parlement over de lopende beoordeling door de Commissie en de Raad van de nationale plannen voor herstel en veerkracht (2021/2738(RSP))

OJ C 67, 8.2.2022, p. 90–98 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

8.2.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 67/90


P9_TA(2021)0288

Toetsing door het Parlement van de lopende beoordeling door de Commissie en de Raad van de nationale plannen voor herstel en veerkracht

Resolutie van het Europees Parlement van 10 juni 2021 over de standpunten van het Parlement over de lopende beoordeling door de Commissie en de Raad van de nationale plannen voor herstel en veerkracht (2021/2738(RSP))

(2022/C 67/10)

Het Europees Parlement,

gezien de artikelen 174 en 175 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU),

gezien Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad van 12 februari 2021 tot instelling van de herstel- en veerkrachtfaciliteit (1)(de RRF-verordening),

gezien zijn resolutie van 20 mei 2021 over het recht van het Parlement op informatie over de lopende beoordeling van de nationale plannen voor herstel en veerkracht (2),

gezien artikel 132, leden 2 en 4, van zijn Reglement,

A.

overwegende dat de RRF-verordening is aangenomen volgens de gewone wetgevingsprocedure;

B.

overwegende dat de RRF een uniek instrument is wat zijn volume en financieringswijze betreft; overwegende dat de Commissie zich voorbereidt op de uitgifte van gemeenschappelijke schuldbewijzen van de EU, aangezien alle EU-lidstaten inmiddels het eigenmiddelenbesluit hebben geratificeerd (3);

C.

overwegende dat de groene investeringen in het kader van de RRF voornamelijk zullen worden gefinancierd door de uitgifte van groene obligaties;

D.

overwegende dat democratische en parlementaire controle op de uitvoering van de RRF alleen mogelijk is als het Parlement daar in alle stadia volledig bij wordt betrokken en er in elke fase rekening wordt gehouden met al zijn aanbevelingen;

E.

overwegende dat overeenkomstig artikel 26 van de RRF-verordening een herstel- en veerkrachtdialoog wordt gevoerd om te zorgen voor meer transparantie en een grotere verantwoordingsplicht en de Commissie in de gelegenheid te stellen het Parlement informatie te verstrekken over onder meer de herstel- en veerkrachtplannen van de lidstaten en de beoordeling daarvan;

F.

overwegende dat het Parlement zijn standpunten over de kwesties in het kader van de herstel- en veerkrachtdialoog kenbaar maakt, onder meer via resoluties en uitwisselingen met de Commissie; overwegende dat de Commissie rekening moet houden met deze standpunten;

G.

overwegende dat in de RRF-verordening zes gebieden van Europees belang worden genoemd, die allemaal het toepassingsgebied en de doelstelling van het instrument vertegenwoordigen;

H.

overwegende dat de RRF-verordening is gebaseerd op artikel 175 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) en dat in de verordening is vastgelegd dat de algemene doelstelling bestaat uit het verwezenlijken van de in artikel 174 genoemde doelstellingen van versterking van de economische, sociale en territoriale samenhang van de Unie, waardoor de veerkracht, de crisisparaatheid, het aanpassingsvermogen en het groeipotentieel van de lidstaten kan verbeteren, door de sociale en economische gevolgen van de crisis, met name voor vrouwen, kinderen en jongeren te beperken, en een bijdrage te leveren aan de tenuitvoerlegging van de Europese pijler van sociale rechten door de groene transitie te ondersteunen, een bijdrage te leveren aan de verwezenlijking van de bijgestelde klimaatdoelstellingen voor 2030 in de nieuwe klimaatwet van de EU en door de doelstelling van klimaatneutraliteit van de Unie in 2050 te halen, met name de nationale energie- en klimaatplannen die zijn vastgesteld in het kader van de governance van de energie-unie en van de klimaatactie, als vastgelegd in Verordening (EU) 2018/1999 (4), alsmede de doelstelling van de digitale transitie te bewerkstelligen, en aldus bij te dragen tot opwaartse economische en sociale convergentie, duurzame groei en de integratie van de economieën van de Unie te herstellen en te stimuleren, kwalitatief hoogstaande werkgelegenheid te bevorderen, alsmede bij te dragen aan de strategische autonomie van de Unie, in combinatie met een open economie en het creëren van Europese meerwaarde;

I.

overwegende dat de EU-leiders tijdens de sociale top van Porto van 7 en 8 mei 2021 de Europese pijler van sociale rechten hebben onderkend als een fundamenteel element van het herstel en overwegende dat zij in de verklaring van Porto hebben benadrukt vastbesloten te zijn de tenuitvoerlegging ervan op EU- en nationaal niveau verder te verdiepen;

J.

overwegende dat de specifieke doelstelling van de RRF bestaat in het verstrekken van financiële steun om de mijlpalen en streefdoelen van de hervormingen en investeringen zoals vastgelegd in hun herstel- en veerkrachtplannen te bereiken; overwegende dat dit betekent dat de plannen (met inbegrip van digitale en groene maatregelen) moeten bijdragen aan de beginselen van de Europese pijler van sociale rechten, het scheppen van hoogwaardige banen en opwaartse sociale convergentie;

K.

overwegende dat de Europese meerwaarde niet simpelweg wordt gegenereerd louter omdat de RRF een Europees initiatief is;

L.

overwegende dat de lidstaten uiterlijk 30 april 2021 hun nationale herstel- en veerkrachtplannen bij de Commissie moesten hebben ingediend; overwegende dat tot op heden 23 lidstaten hun herstel- en veerkrachtplannen bij de Commissie hebben ingediend;

M.

overwegende dat het Parlement op 18 mei 2021 een plenair debat heeft gehouden dat werd gevolgd door de aanneming van een resolutie over het recht van het Parlement op informatie over de lopende beoordeling van de NPHV’s;

N.

overwegende dat de Commissie, teneinde adequaat democratisch toezicht en passende parlementaire controle op de uitvoering van de RRF en meer transparantie en democratische verantwoordingsplicht te waarborgen, het Parlement regelmatig moet informeren, zowel mondeling als schriftelijk, over de status van de beoordeling van de nationale herstel- en veerkrachtplannen, waaronder de hervormingen en investeringen die aansluiten bij het toepassingsgebied en gebaseerd zijn op de zes pijlers (waaronder de algemene en specifieke doelstellingen en de horizontale beginselen) en de elf beoordelingscriteria zoals vastgesteld in de RRF-verordening;

1.

is van mening dat de herstel- en veerkrachtfaciliteit een historisch EU-instrument is om economische, sociale en territoriale cohesie te bevorderen, convergentie tot stand te brengen, het concurrentievermogen te vergroten en de lidstaten te helpen de economische en sociale gevolgen van de COVID-19-pandemie te verlichten, de economieën van de EU op sterke en duurzame groeitrajecten te zetten, de EU voor te bereiden op het aanpakken van langetermijnuitdagingen zoals de rechtvaardige, groene transitie en de digitale transformatie, en toegevoegde waarde voor de EU te genereren;

2.

verwacht van de Commissie dat zij alleen plannen goedkeurt die volledig voldoen aan de bepalingen en doelstellingen van de RRF-verordening en geen politieke concessie doet die tegen de verordening en de geest ervan indruist, en dat zij zich daarbij distantieert van het feit dat zij nauw betrokken was bij de ontwikkeling van de plannen voordat deze werden ingediend; verzoekt de Commissie de letter en de geest van de RRF-verordening nauwgezet toe te passen in het beoordelingsproces van de nationale herstel- en veerkrachtplannen en haar diepgaande en uitgebreide beoordelingen beschikbaar te stellen, voorafgaande aan de goedkeuring van het betreffende ontwerpuitvoeringsbesluit van de Raad; is echter ingenomen met de inspanningen van de Commissie om de uitvoeringsbesluiten van de Raad spoedig (vóór de zomer) aan te nemen, alsook met haar doorlopende medewerking om de lidstaten te helpen plannen van goede kwaliteit op te stellen die aanzienlijk bijdragen tot gemeenschappelijke Europese doelstellingen;

3.

is ervan overtuigd dat de middelen eerlijk moeten worden verdeeld over sectoren, samenlevingen en toekomstige generaties om te zorgen voor een zo groot mogelijke impact op economische en sociale opwaartse en territoriale convergentie, welvaart voor iedereen en economische stabiliteit; verzoekt de Commissie aan te dringen op ambitieuze hervormingsmaatregelen als onderdeel van de nationale plannen in alle lidstaten en benadrukt dat ambitieuze plannen en een deugdelijke uitvoering van essentieel belang zijn om deze kans ten volle te kunnen benutten; dringt aan op volledige transparantie en het afleggen van verantwoording bij de toewijzing en het gebruik van de middelen; wijst erop dat de RRF niet als normale gang van zaken mag worden beschouwd;

4.

verzoekt de Commissie zorgvuldig na te gaan of de RRF-middelen bijdragen aan de doelstelling van de RRF-verordening om de economische, sociale en territoriale cohesie in de lidstaten te bevorderen; verzoekt de Commissie de praktijk van het anders vormgeven van projecten zonder werkelijke meerwaarde te ontmoedigen, met name voor achterstandsregio’s, vooral wanneer daardoor de sociale, economische en territoriale convergentiekloof van de EU groter dreigt te worden;

5.

herhaalt het verzoek van het Parlement om het recht op informatie van het Parlement over de lopende beoordeling van de nationale herstel- en veerkrachtplannen te waarborgen, teneinde democratische controle van het Parlement op de beoordeling en uitvoering van de RRF door de Commissie mogelijk te maken;

6.

verzoekt de Commissie zorgvuldig te beoordelen of en erop toe te zien dat elk nationaal plan voor herstel en veerkracht op doeltreffende, alomvattende en evenwichtige wijze bijdraagt aan alle zes in artikel 3 van de RRF-verordening genoemde pijlers; herinnert eraan dat elke maatregel moet bijdragen aan een of meer van de beleidsterreinen van Europees belang die bij de zes pijlers zijn ondergebracht;

7.

benadrukt dat de plannen moeten voldoen aan de regelgevingsvereisten, met inbegrip van de percentages van 37 % en 20 % voor de groene resp. de digitale transitie, gedurende de gehele uitvoeringsfase ervan; verzoekt de Commissie de kwalitatieve en de kwantitatieve aspecten van de voorgestelde maatregelen te beoordelen om te waarborgen dat ze daadwerkelijk voldoen aan zowel de kwantitatieve als kwalitatieve doestellingen, ook gedurende de uitvoeringsfase;

8.

herinnert eraan dat overeenkomstig de RRF-verordening, de RRF, behalve in naar behoren gemotiveerde gevallen, geen terugkerende nationale uitgaven mag financieren, zoals permanente belastingvoordelen, en verzoekt de Commissie dit criterium op holistische wijze te beoordelen;

9.

merkt op dat grensoverschrijdende projecten die meer dan één lidstaat omvatten een grote Europese meerwaarde en overloopeffecten genereren, en betreurt het dat weinig nationale plannen grensoverschrijdende projecten bevatten; verzoekt de Commissie de lidstaten krachtig aan te sporen grensoverschrijdende projecten mogelijk te maken die via de RRF worden gefinancierd;

10.

merkt op dat weinig lidstaten ervoor hebben gekozen leningen aan te vragen in de reeds ingediende nationale herstel- en veerkrachtplannen; verzoekt de lidstaten na te denken over een optimaal gebruik van de beschikbare leningen om het onbenut laten van kansen te voorkomen; maakt zich zorgen over de mogelijkheid dat een aanzienlijk deel van de leningen aan het einde van de RRF niet gebruikt is en verzoekt de lidstaten hun behoeften zorgvuldig te beoordelen en optimaal van deze mogelijkheid gebruik te maken wanneer zij hun herstel- en veerkrachtplannen indienen of wijzigen;

11.

verzoekt de Commissie rekening te houden met de mogelijke toekomstige noodzaak om nationale plannen te wijzigen zodat de vereisten van de RRF-verordening worden nageleefd bij de voorbereiding van het ontwerpuitvoeringsbesluit van de Raad;

12.

wijst erop dat de herstel- en veerkrachtplannen geen afbreuk mogen doen aan het recht om collectieve overeenkomsten te sluiten of af te dwingen, of om collectieve actie te ondernemen, in overeenstemming met het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, en de Unie- en nationale praktijken;

13.

benadrukt dat investeringen een blijvend effect moeten hebben; verzoekt de Commissie te beoordelen in hoeverre de hervormingen en investeringen in het kader van de RRF het mogelijk zullen maken de door de Commissie geraamde investeringskloof in Europa te dichten, zodat de doelstellingen op het gebied van klimaat, milieu en sociale duurzaamheid kunnen worden verwezenlijkt, met inbegrip van de Overeenkomst van Parijs en de duurzameontwikkelingsdoelstellingen (SDG’s) van de VN;

Groene transitie

14.

benadrukt dat, in overeenstemming met de in bijlage VI bij de RRF-verordening uiteengezette methode, alle plannen ten minste 37 % van de totale toewijzing (subsidies en leningen) van de afzonderlijke plannen aan klimaat moeten besteden; verzoekt de Commissie er bij de beoordeling van de doelstelling van 37 % aan klimaatuitgaven op te letten dat maatregelen niet dubbel, niet of verkeerd gelabeld worden en dat groenwassen wordt voorkomen; vindt het zorgwekkend dat sommige investeringen worden aangemerkt als groene investeringen, hoewel ze niet onder de in bijlage VI beschreven traceringsmethode vallen; stelt voor extra kritisch te kijken naar elke uitbreiding van de methodologie voor het traceren van klimaatuitgaven in bijlage VI bij de RRF-verordening; dringt erop aan dat de nodige waarborgen om de doelstelling tijdens de uitvoeringsfase te halen volledig worden opgenomen in de streefdoelen en mijlpalen in het ontwerp van uitvoeringsbesluit van de Raad; verzoekt de Commissie de lidstaten aan te moedigen de hervormingen door te voeren die de succesvolle tenuitvoerlegging van de investeringen zullen vergemakkelijken;

15.

herinnert eraan dat de “geen ernstige afbreuk doen”-bepalingen een cruciaal instrument zijn om de groene transitie te ondersteunen, naast de eis dat ten minste 37 % van de uitgaven (subsidies en leningen) voor investeringen en hervormingen in elk nationaal plan voor herstel en veerkracht de klimaatdoelstellingen moet ondersteunen, en om te voorkomen dat maatregelen worden gefinancierd die in strijd zijn met de klimaatdoelstellingen van de Unie; herinnert eraan dat alle maatregelen moeten voldoen aan het beginsel “geen ernstige afbreuk doen”, in de zin van artikel 17 van Verordening (EU) 2020/852 (5), zoals vereist uit hoofde van de RRF-verordening; is in verband hiermee bezorgd over de gebrekkige naleving van dit beginsel in de beoordeling van de plannen en verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat het beginsel “geen ernstige afbreuk doen” volledig wordt nageleefd, ook tijdens de uitvoeringsfase, en alle desbetreffende beoordelingen te publiceren; benadrukt dat de tenuitvoerlegging van de RRF niet mag leiden tot een verlaging van milieunormen of indruist tegen de wet- en regelgeving op milieugebied; benadrukt in dit verband de bezwaren in verband met de mogelijke negatieve gevolgen van activiteiten in of nabij biodiversiteitsgevoelige gebieden (waaronder het Natura 2000-netwerk van beschermde gebieden, Unesco-werelderfgoedlocaties en belangrijke biodiversiteitsgebieden en andere beschermde gebieden);

16.

wijst erop dat, gezien het belang van de aanpak van het dramatische verlies aan biodiversiteit, de RRF-verordening moet bijdragen tot de integratie van biodiversiteitsmaatregelen in het Uniebeleid; verzoekt de Commissie een overzicht te publiceren van de in de herstel- en veerkrachtplannen opgenomen maatregelen die daadwerkelijk bijdragen aan de groene transitie, met inbegrip van biodiversiteitgerelateerde maatregelen die effectief tot de biodiversiteit bijdragen; is bezorgd over het feit dat de meeste herstel- en veerkrachtplannen zeer beperkte of helemaal geen maatregelen ter bevordering van de biodiversiteit bevatten; verwacht van de Commissie dat zij het beginsel “geen ernstige afbreuk doen” ook in dat verband strikt toepast, met name dat zij hervormingen of investeringen verwerpt die de biodiversiteit kunnen schaden of die niet gepaard gaan met passende begeleidende maatregelen;

17.

is bezorgd over het feit dat veel nationale herstel- en veerkrachtplannen gericht zijn op kortetermijninvesteringen; steunt groene investeringen die leiden tot de economische transformatie van Europa en met name investeringen die de aankoop van duurzame consumptiegoederen niet buitensporig subsidiëren;

Digitale transformatie

18.

benadrukt dat in overeenstemming met de RRF-verordening alle plannen maatregelen moeten bevatten die op doeltreffende wijze bijdragen tot de digitale transitie, of die helpen het hoofd te bieden aan de uit die transitie voortvloeiende uitdagingen, en goed zijn voor ten minste 20 % van de totale toewijzing voor elk herstel- en veerkrachtplan, op basis van de methodologie en bepalingen van de RRF-verordening;

19.

herinnert eraan dat de lidstaten voor investeringen in digitale capaciteit en connectiviteit een zelfbeoordeling van de beveiliging op basis van gemeenschappelijke, objectieve criteria in hun plannen moeten opnemen, waarin eventuele beveiligingskwesties in kaart worden gebracht en nader wordt aangegeven hoe die kwesties zullen worden aangepakt om aan het toepasselijke Unie- en nationale recht te voldoen; verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat alle nationale plannen met dergelijke investeringen een dergelijke beoordeling bevatten en dat de respectieve maatregelen niet indruisen tegen de strategische belangen van de Unie;

20.

is van mening dat digitale acties een groot potentieel hebben om het concurrentievermogen van de EU op internationaal niveau te versterken en hoogwaardige banen te creëren, en maakt zich zorgen over het feit dat er nationale plannen zijn die geen passend evenwicht vertonen wat investeringen betreft in de digitale transformatie, en met name in digitale infrastructuur;

21.

verzoekt de Commissie de lidstaten aan te moedigen zich volledig te houden aan de beginselen van interoperabiliteit, energie-efficiëntie en bescherming van persoonsgegevens, en het gebruik van open-source-oplossingen voor digitale investeringen te bevorderen;

Het stimuleren van economische groei, sociale en territoriale cohesie en welvaart voor iedereen

22.

is met name ingenomen met de maatregelen in de ingediende herstel- en veerkrachtplannen ter ondersteuning van slimme, duurzame en inclusieve groei, economische cohesie, productiviteit, concurrentievermogen, onderzoek en innovatie, gezondheid en een goed functionerende interne markt met sterke kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s), ter bevordering van hoogwaardige werkgelegenheid, ter bestrijding van armoede en ongelijkheid, ter bevordering van cultuur en onderwijs en de ontwikkeling van competenties en vaardigheden, ter ondersteuning van kinderen en jongeren, ter vergroting van de crisisparaatheid en de capaciteit voor crisisrespons, en ter beperking van de gevolgen van de COVID-19-crisis voor de economie;

23.

verzoekt de Commissie om te beoordelen of en ervoor te zorgen dat in de nationale herstel- en veerkrachtplannen voldoende aandacht wordt besteed aan maatregelen ten behoeve van kinderen en jongeren, met name in landen waar sprake is van structurele problemen in verband met voortijdig schoolverlaten, jeugdwerkloosheid, kinderarmoede en onderwijs voor jonge kinderen; dringt erop aan dat hervormingen met betrekking tot en investeringen in jongeren, met name hervormingen en investeringen die gericht zijn op bijscholing, omscholing, onderwijs, beroepsopleiding, duaal onderwijs, digitale vaardigheden, een leven lang leren, actief arbeidsmarktbeleid, beleid ter investering in toegang en kansen voor kinderen en jongeren en beleid ter overbrugging van de generatiekloof, gericht zijn op zowel de ontwikkeling van competenties als de aanschaf van apparatuur en afgestemd worden op de jongerengarantie en andere nationale maatregelen; benadrukt dat hervormingen en investeringen ten behoeve van kinderen afgestemd moeten worden op de beginselen van de kindergarantie en zich moeten richten op het recht op toegang tot hoogwaardige openbare diensten, gratis gezondheidszorg, gratis onderwijs, gratis kinderopvang, behoorlijke huisvesting en adequate voeding voor elk kind dat in armoede leeft;

24.

is ingenomen met de maatregelen in de plannen die bijdragen tot de tenuitvoerlegging van de Europese pijler van sociale rechten en EU-initiatieven op het gebied van werkgelegenheid, onderwijs, gezondheid en sociale zorg, en die gericht zijn op het versterken van de sociale cohesie en de socialebeschermingsstelsels en het verminderen van kwetsbaarheden; herinnert de Commissie eraan dat de herstel- en veerkrachtplannen op bevredigende wijze moeten voldoen aan de beoordelingscriteria, en verzoekt de Commissie de sociale gevolgen en de impact van alle maatregelen zorgvuldig te beoordelen om te waarborgen dat de RRF-verordening wordt nageleefd; dringt er daarom op aan dat de Commissie waarborgt dat elk plan op passende wijze aan de criteria voldoet;

25.

is van mening dat groene en digitale investeringen een groot potentieel hebben als het gaat om het scheppen van hoogwaardige banen, het verminderen van ongelijkheden en het dichten van de digitale kloof; verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat de kwetsbaarste gemeenschappen en regio’s, zoals steen- en bruinkoolregio’s in transitie, alsook de gemeenschappen en regio’s die het zwaarst getroffen worden door de klimaatverandering, profiteren van groene en digitale investeringen; benadrukt dat het verwachte maatschappelijke en economische rendement van groene en digitale investeringen in de nationale herstel- en veerkrachtplannen moet worden gedefinieerd, om een maximaal effect te waarborgen;

26.

verzoekt de Commissie en de Raad ervoor te zorgen dat gendergelijkheid en gelijke kansen voor iedereen en de mainstreaming daarvan bij de voorbereiding en uitvoering van de herstel- en veerkrachtplannen in aanmerking worden genomen en worden bevorderd; verwacht van de Commissie dat zij in verband met de uitvoering van de RRF systematisch naar geslacht uitgesplitste gegevens verzamelt, deze gegevens analyseert en hierover verslag uitbrengt, overeenkomstig speciaal verslag nr. 10/2021 van de Europese Rekenkamer; vreest ten zeerste dat de meeste herstel- en veerkrachtplannen geen aanzienlijke bijdrage leveren aan het realiseren van deze doelstellingen en deze niet mainstreamen en dat zij geen expliciete en concrete maatregelen bevatten om het probleem van genderongelijkheid aan te pakken, waardoor het gevaar bestaat dat met deze plannen de sociale en economische gevolgen van de crisis voor vrouwen niet kunnen worden verzacht en geen follow-up kan worden gegeven aan de verschillende landspecifieke aanbevelingen;

27.

verzoekt de Commissie te beoordelen of de nationale herstel- en veerkrachtplannen nationale maatregelen bevatten om agressieve belastingplanning, belastingontduiking of belastingontwijking en inefficiënte maatregelen tegen witwaspraktijken aan te pakken;

28.

herinnert eraan dat de herstel- en veerkrachtplannen maatregelen moeten omvatten voor de uitvoering van hervormingen en openbare investeringsprojecten door middel van een samenhangend pakket; herinnert de Commissie eraan dat de nationale herstel- en veerkrachtplannen duurzame en groeibevorderende hervormingen en investeringen moeten omvatten die de structurele zwakke punten van de economie van de lidstaten aanpakken, en dat daartoe van alle plannen wordt verwacht dat zij ertoe bijdragen dat daadwerkelijk alle of een aanzienlijk deel van de in de desbetreffende landspecifieke aanbevelingen geïdentificeerde uitdagingen worden aangepakt, met inbegrip van de begrotingsaspecten daarvan; benadrukt dat het plan voor herstel en veerkracht in overeenstemming moet zijn met de desbetreffende landspecifieke uitdagingen en prioriteiten die in het kader van het Europees Semester zijn vastgesteld en die aansluiten bij de RRF-verordening; benadrukt dat alle maatregelen, en met name maatregelen die verband houden met de digitale en de groene transitie, ook vanuit economisch en sociaal perspectief moeten worden beoordeeld; dringt erop aan dat de Commissie er met name op let dat de voorgestelde hervormingen reëel, nieuw en nog ambitieuzer zijn en dat met de uitvoering ervan zo snel mogelijk van start wordt gegaan;

29.

verzoekt de Commissie te zorgen voor evenwicht tussen hervormingen en investeringen en voor samenhang van de nationale plannen, met inbegrip van nieuwe hervormingen, met de bestaande verworvenheden en uitdagingen die in de desbetreffende landspecifieke aanbevelingen worden genoemd;

30.

benadrukt dat het scheppen en bevorderen van hoogwaardige banen een van de doelstellingen is van de RRF-verordening en dat dit doel bereikt moet worden door middel van een omvattend pakket hervormingen en investeringen ter bevordering van stabiele contracten en behoorlijke lonen, ter verhoging van de dekkingsgraad van collectieve onderhandelingen en ter bevordering van een basisniveau van sociale bescherming, met inbegrip van fatsoenlijke pensioenen die boven de armoedegrens liggen;

31.

betreurt dat er onvoldoende coördinatie is tussen de nationale herstel- en veerkrachtplannen en de partnerschapsovereenkomsten en EU-programma’s zoals InvestEU; pleit voor het creëren van synergieën en complementariteit tussen de RRF, de partnerschapsovereenkomsten, InvestEU en andere EU-acties; verzoekt de Commissie en de lidstaten het gebruik van het nationale compartiment van InvestEU te vergemakkelijken, hetgeen in het bijzonder ten goede zou kunnen komen aan de totstandbrenging van instrumenten voor solvabiliteitssteun voor kmo’s;

32.

herinnert de Commissie eraan dat de RRF-verordening uitdrukkelijk voorziet in een aanzienlijke rol voor kmo’s en start-ups, onder meer in het kader van overheidsopdrachten; verzoekt de Commissie te voorkomen dat met name grote ondernemingen profiteren van de middelen uit de RRF, en dat de eerlijke concurrentie wordt belemmerd; dringt er bij de Commissie op aan erop te letten en erop toe te zien dat kmo’s en start-ups gebruikmaken van financiering uit de RRF, onder meer door streefdoelen vast te stellen en te voorzien in permanente advisering inzake de uitvoering van het programma in de lidstaten; beveelt aan om het aandeel van de middelen uit de RRF dat bij kmo’s terecht moet komen, op te nemen in de doorlopende monitoring, bijvoorbeeld door gemeenschappelijke indicatoren vast te stellen;

Betrokkenheid van belanghebbenden

33.

herinnert eraan dat in artikel 18, lid 4, onder q), van de RRF-verordening is bepaald dat “een samenvatting van het raadplegingsproces, uitgevoerd in overeenstemming met het nationale rechtskader, van lokale en regionale autoriteiten, sociale partners, maatschappelijke organisaties, jongerenorganisaties en andere relevante belanghebbenden, alsook een samenvatting van de wijze waarop de inbreng van de belanghebbenden in het herstel- en veerkrachtplan terugkomt” deel moet uitmaken van de nationale herstel- en veerkrachtplannen; verzoekt de Commissie de lidstaten ertoe aan te sporen alle nationale belanghebbenden te raadplegen en ervoor te zorgen dat onder meer het maatschappelijk middenveld, de sociale partners en lokale en regionale autoriteiten worden betrokken bij de uitvoering van en met name het toezicht op de plannen om te waarborgen dat er raadplegingen plaatsvinden voor eventuele toekomstige wijzigingen of nieuwe plannen;

34.

wijst erop dat in artikel 152 VWEU is bepaald dat de Unie de rol van de sociale partners op het niveau van de Unie erkent en bevordert, en hun autonomie in acht neemt; onderstreept dat een adequate betrokkenheid van nationale belanghebbenden, zoals de nationale parlementen, lokale en regionale autoriteiten, sociale partners, ngo’s en het maatschappelijk middenveld, bij de voorbereiding en uitvoering van de herstel- en veerkrachtplannen van doorslaggevend belang is voor het welslagen van de nationale plannen en van de RRF in haar geheel, teneinde de nationale verantwoordelijkheid voor de plannen te vergroten, te zorgen voor een snelle, transparante, doeltreffende en kwalitatieve absorptie van de middelen, de transparantie te vergroten en overlappingen, lacunes en dubbele financiering te voorkomen; deelt de bezorgdheid van het Comité van de Regio’s en andere belanghebbenden, en betreurt dat veel lidstaten de regionale en lokale overheden niet of slechts in onvoldoende mate hebben betrokken bij het opstellen van de plannen, en dat er een gebrek aan transparantie is inzake deze processen, hoewel zij nodig zijn om een groot deel van de middelen uit de RRF te verdelen; betreurt voorts dat in sommige gevallen zelfs de nationale parlementen niet naar behoren zijn betrokken of geïnformeerd; moedigt de Commissie aan om een gestructureerde dialoog met de regionale en lokale overheden op te zetten en om een specifieke dialoog met de Europese sociale partners te voeren;

Regelingen, mijlpalen en streefdoelen

35.

dringt erop aan dat alle hervormingen en investeringen gekoppeld moeten zijn aan relevante, duidelijke, gedetailleerde en op passende wijze gecontroleerde mijlpalen, streefdoelen en kostenberekeningen, en dat met name moet worden gewaarborgd dat de RRF-verordening en het EU-acquis volledig worden nageleefd, hetgeen duidelijke toezeggingen van de lidstaten vergt;

36.

eist dat de Commissie, voordat wordt beoordeeld of de in het uitvoeringsbesluit van de Raad en de nationale herstel- en veerkrachtplannen overeengekomen mijlpalen en streefdoelen zijn bereikt, het Parlement een overzicht verstrekt van de voorlopige bevindingen ten aanzien van de verwezenlijking van de mijlpalen en streefdoelen, zoals vereist uit hoofde van artikel 25, lid 4, van de RRF-verordening;

37.

herinnert de Commissie eraan dat investeringen gepaard moeten gaan met hervormingen, en roept haar op ervoor te zorgen dat alle met terugwerkende kracht goedgekeurde maatregelen duidelijk vergezeld gaan van overeenkomstige mijlpalen en streefdoelen en voldoen aan alle vereisten van de wetgeving, en verzoekt de lidstaten deze bepaling op een verstandige manier te gebruiken; herhaalt dat de RRF bedoeld is voor de ondersteuning van projecten die het beginsel van additionaliteit van Uniefinanciering eerbiedigen; merkt op dat het ontbreken van werkelijk aanvullende met behulp van de RRF gefinancierde projecten de macro-economische impact ervan zou kunnen beperken;

38.

benadrukt dat de structuren die op nationaal niveau worden opgezet om de RRF te kanaliseren, uit te voeren of te monitoren, toereikend moeten zijn om een blijvend effect van de maatregelen in de herstel- en veerkrachtplannen te ondersteunen;

Institutionele veerkracht, governance, bestuurlijke capaciteit en rechtsstaat

39.

herinnert eraan dat de RRF en elk van de nationale herstel- en veerkrachtplannen volledig in overeenstemming moeten zijn met de rechtsstaatverordening (6) en dat de in die plannen vastgelegde maatregelen in overeenstemming moeten zijn met de waarden die zijn vastgelegd in artikel 2 VEU; dringt erop aan dat de Commissie er daartoe op moet toezien dat geen projecten of maatregelen tijdens de beoordelings- dan wel de uitvoeringsfase in strijd zijn met deze waarden, en verzoekt de Commissie passende maatregelen te nemen met het oog op een evaluatie;

40.

onderstreept dat het voor het welslagen van de RRF en de nationale herstel- en veerkrachtplannen noodzakelijk is dat de Commissie, de lidstaten en alle uitvoerende partners volledige transparantie waarborgen en voldoen aan de vereisten inzake de verantwoordingsplicht; verzoekt de Commissie de middelen van de Europese Rekenkamer, het Europees Bureau voor fraudebestrijding en het Europees openbaar ministerie te verhogen, zodat zij over voldoende financiële en personele middelen beschikken om deze ongekende hoeveelheid EU-uitgaven te controleren; verzoekt de Commissie daarom dit jaar een ontwerp van gewijzigde begroting of een verzoek tot overschrijving in te dienen om aan deze begrotingsbehoeften tegemoet te komen;

41.

wijst er nogmaals op dat de RRF moet worden opgezet in overeenstemming met het beginsel van goed financieel beheer, dat onder meer doeltreffende preventie en vervolging van fraude, inclusief belastingfraude, belastingontduiking, corruptie en belangenconflicten omvat, en dat ernaar moet worden gestreefd dubbele financiering uit de RRF en uit andere EU-programma’s te voorkomen, met name in de bestuursstructuren met betrekking tot de nationale plannen;

42.

verzoekt de Commissie de door de lidstaten voorgestelde regelingen voor het voorkomen, opsporen en rechtzetten van corruptie, fraude en belangenconflicten bij het gebruik van de in het kader van de RRF verstrekte middelen grondig te beoordelen en er in dit verband met name op te letten dat de nationale plannen alle noodzakelijke hervormingen omvatten, evenals relevante mijlpalen en streefdoelen, met name in verband met de desbetreffende landspecifieke aanbevelingen, waar passend; dringt er bij de Commissie op aan de risico’s van elke schending of mogelijke schending van de beginselen van de rechtsstaat voor de financiële belangen van de EU bij de uitvoering van de RRF zeer zorgvuldig te monitoren, en in dit kader met name uitgebreid aandacht te besteden aan overheidsopdrachten; verwacht van de Commissie dat zij geen betalingen in het kader van de RRF verricht indien niet wordt voldaan aan de mijlpalen in verband met maatregelen voor het voorkomen, opsporen en rechtzetten van corruptie, fraude en belangenconflicten bij het gebruik van de in het kader van de RRF verstrekte middelen;

43.

spoort de Commissie aan om er bij de lidstaten op aan te dringen hervormings- en investeringsmaatregelen uit te voeren, met name op gebieden die de bestuurlijke en institutionele veerkracht en crisisparaatheid vergroten;

44.

verzoekt de lidstaten in een elektronische, gestandaardiseerde en interoperabele vorm gegevens te verzamelen en te registreren met betrekking tot de eindontvangers en -begunstigden, evenals de doelstellingen, bedragen en locaties van projecten die uit de RRF worden gefinancierd, en daarbij gebruik te maken van één enkel instrument voor datamining dat door de Commissie ter beschikking moet worden gesteld; verzoekt de Commissie voorts dit instrument voor datamining zo spoedig mogelijk te voltooien; wijst erop dat de lidstaten uit hoofde van artikel 22, lid 2, van de RRF-verordening verplicht zijn gegevens in gestandaardiseerde categorieën te verzamelen en beschikbaar te stellen; herinnert de Commissie eraan dat zij ten behoeve van de audit en controle deze verplichtingen moet waarborgen en moet voorzien in vergelijkbare informatie over het gebruik van middelen in verband met maatregelen om hervormingen door te voeren en investeringsprojecten uit te voeren in het kader van de herstel- en veerkrachtplannen; herinnert de Commissie er voorts aan dat de transparantie van eindbegunstigden moet worden gewaarborgd en dat passende regelingen moeten worden getroffen om dubbele financiering te voorkomen;

De beoordeling van de gedelegeerde handelingen door het Parlement

45.

benadrukt dat de ontwerpen van gedelegeerde handelingen die uit de RRF-verordening voortvloeien, te weten de gedelegeerde handeling betreffende het scorebord voor herstel en veerkracht, de gedelegeerde handeling betreffende de vaststelling van gemeenschappelijke indicatoren voor verslaglegging over de vorderingen van de RRF en de methode voor verslaglegging over sociale uitgaven, niet aan de verwachtingen van het Parlement voldoen en ten volle recht moeten doen aan de relevante elementen van de dialoog over herstel en veerkracht; verzoekt de Commissie volledige transparantie te waarborgen wat betreft de tijdlijn voor de goedkeuring van de gedelegeerde handelingen die uit de RRF-verordening voortvloeien;

46.

benadrukt dat het belangrijk is dat er overeenstemming bereikt wordt over een methode aan de hand waarvan de prestaties van de nationale herstel- en veerkrachtplannen op sociaal gebied beoordeeld kunnen worden, om ervoor te zorgen dat de in de plannen opgenomen maatregelen bijdragen tot de sociale doelstellingen zoals vastgesteld in de RRF-verordening; is van mening dat deze methode voor het in kaart brengen van de vooruitgang op sociaal gebied de structuur van de Europese pijler van sociale rechten moet volgen en de bijdrage daaraan moet analyseren;

47.

stelt dat het scorebord en de gemeenschappelijke indicatoren die nodig zijn om de voortgang van de uitvoering van de herstel- en veerkrachtplannen in elk van de zes pijlers in de richting van de verwezenlijking van de algemene en specifieke doelstellingen te evalueren, efficiënt moeten zijn; benadrukt dat het beste evaluatiemechanisme om de voortgang in de richting van opwaartse sociale convergentie te volgen, het sociaal scorebord is; verzoekt de Commissie de sociale indicatoren van het sociaal scorebord, met name die met betrekking tot fatsoenlijk werk, sociale rechtvaardigheid, gelijke kansen, solide socialezekerheidsstelsels en eerlijke mobiliteit, op te nemen in de gemeenschappelijke indicatoren die in het kader van de RRF moeten worden gebruikt voor het in kaart brengen van de vooruitgang op sociaal gebied, onder meer voor de Europese kindergarantie en jongerengarantie; benadrukt dat het Parlement de gedelegeerde handelingen die de Commissie over dit onderwerp zal indienen, nauwlettend zal bestuderen om te controleren of de sociale indicatoren, het scorebord en de sociale methodologie beantwoorden aan de doelstellingen, en om na te gaan of er geen bezwaren zijn;

Conclusies

48.

verzoekt de Commissie de ingediende plannen zorgvuldig en in overeenstemming met de RRF-verordening te beoordelen; maakt zich ernstig zorgen dat verscheidene maatregelen in de nationale herstel- en veerkrachtplannen niet voldoen aan de vereisten van de onderliggende RRF-verordening en verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat alle aspecten van alle plannen volledig in overeenstemming zijn met de RRF-verordening;

49.

wijst nogmaals op zijn eis aan de Commissie om haar verplichtingen uit hoofde van de RRF-verordening na te leven om het Parlement alle relevante informatie te verstrekken over de stand van zaken ten aanzien van de uitvoering van de RRF-verordening, alsook rekening te houden met de elementen die naar voren komen in de standpunten die door middel van de herstel- en veerkrachtdialoog kenbaar zijn gemaakt, waaronder de standpunten die door de bevoegde commissies en in plenaire resoluties uiteen zijn gezet; is ingenomen met de grotere inspanningen van de Commissie om adequate informatie te verschaffen tijdens regelmatige vergaderingen met het Parlement;

50.

dringt erop aan dat de Commissie ervoor zorgt dat de nationale herstel- en veerkrachtplannen bepalingen bevatten die waarborgen dat de ontvangers van Uniefinanciering de oorsprong van de Uniefinanciering erkennen en zichtbaarheid geven aan de Uniefinanciering, onder meer door waar mogelijk het embleem van Unie af te beelden en een passende financieringsverklaring weer te geven die luidt “gefinancierd door de Europese Unie — NextGenerationEU”;

51.

is ingenomen met de schriftelijke antwoorden van de Commissie op de schriftelijke vragen van het Parlement en met de computervertaling van de nationale plannen, en verwacht antwoorden te ontvangen op alle toekomstige verzoeken om informatie, onder meer met betrekking tot de matrix voor de beoordeling van de nationale plannen; herhaalt dat het Parlement verwacht dat informatie tijdig wordt verstrekt in een begrijpelijke en vergelijkbare vorm;

52.

herinnert de Raad eraan dat “relevante resultaten van besprekingen in de voorbereidende instanties van de Raad worden gedeeld met de bevoegde commissie van het Europees Parlement”, met name in het stadium van de vaststelling van het uitvoeringsbesluit;

53.

verzoekt de Commissie zich tijdens de herstel- en veerkrachtdialoog open, transparant en constructief op te blijven stellen;

54.

herinnert aan het standpunt van het Parlement van 2020 waarin het zich uitsprak voor een sterker herstelplan, en verzoekt de Commissie en de Raad te beoordelen of er extra maatregelen of middelen nodig zijn om deze crisis het hoofd te bieden;

o

o o

55.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Europese Raad, de Raad en de Commissie.

(1)  PB L 57 van 18.2.2021, blz. 17.

(2)  Aangenomen teksten, P9_TA(2021)0257.

(3)  Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 van de Raad van 14 december 2020 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie (PB L 424 van 15.12.2020, blz. 1).

(4)  Verordening (EU) 2018/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 inzake de governance van de energie-unie en van de klimaatactie (PB L 328 van 21.12.2018, blz. 1.

(5)  Verordening (EU) 2020/852 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2020 betreffende de totstandbrenging van een kader ter bevordering van duurzame beleggingen (PB L 198 van 22.6.2020, blz. 13).

(6)  Verordening (EU, Euratom) 2020/2092 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2020 betreffende een algemeen conditionaliteitsregime ter bescherming van de Uniebegroting (PB L 433 I van 22.12.2020, blz. 1).


Top