EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52021DC0444

ONTWERP VAN GEWIJZIGDE BEGROTING NR. 4 BIJ DE ALGEMENE BEGROTING 2021 Actualisering van de ontvangsten als gevolg van de inwerkingtreding op 1 juni 2021 van Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 van de Raad betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie, de herziene raming van de eigen middelen en overige ontvangsten

COM/2021/444 final

Brussel, 2.7.2021

COM(2021) 444 final

2021/0193(BUD)

ONTWERP VAN GEWIJZIGDE BEGROTING NR. 4
BIJ DE ALGEMENE BEGROTING 2021

Actualisering van de ontvangsten als gevolg van de inwerkingtreding op 1 juni 2021 van Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 van de Raad betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie, de herziene raming van de eigen middelen en overige ontvangsten


Gezien:

het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 314, in samenhang met het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name artikel 106 bis,

Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 van de Raad van 14 december 2020 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie 1 , dat op 1 juni 2021 in werking is getreden,

Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie (...) 2 , en met name artikel 44,

de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2021, zoals vastgesteld op 18 december 2020 3 ,

gewijzigde begroting nr. 1/2021 4 , vastgesteld op 18 mei 2021,

ontwerp van gewijzigde begroting nr. 1/2021 5 , vastgesteld op 22 januari 2021,

ontwerp van gewijzigde begroting nr. 3/2021 6 , vastgesteld op 15 april 2021,

dient de Europese Commissie bij het Europees Parlement en de Raad het ontwerp van gewijzigde begroting nr. 4/2021 bij de begroting 2021 in.

WIJZIGINGEN IN DE STAAT VAN ONTVANGSTEN PER AFDELING

De wijzigingen in de algemene staat van ontvangsten en afdeling III zijn beschikbaar via EUR-Lex ( https://eur-lex.europa.eu/budget/www/index-nl.htm ).

INHOUDSOPGAVE

1.    Inleiding    

2.    Actualisering van de ontvangsten    

2.1    Algemene gevolgen van OGB 4/2021 voor de verdeling van de totale eigenmiddelenafdrachten tussen de lidstaten    

2.2    Herziening van de ramingen van de TEM en de btw- en bni-grondslagen    

2.3    Aanpassing van de inningskosten voor TEM voor het jaar 2021    

2.4    Raming van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval voor 2021    

2.5    Brutoverlagingen van de jaarlijkse bni-bijdragen    

2.6    Gevolgen voor de bijdrage aan de eigen middelen op basis van het bni van 2021    

2.7    Bijdrage van het Verenigd Koninkrijk    

2.8    Geldboeten en dwangsommen    

2.9    Bijdrage van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal    

TOELICHTING

1.Inleiding

Het ontwerp van gewijzigde begroting (OGB) nr. 4 voor het jaar 2021 heeft tot doel de ontvangstenzijde van de begroting aan te passen aan de meest recente ontwikkelingen:

de inwerkingtreding op 1 juni 2021 van Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 van de Raad van 14 december 2020 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie (hierna “EMB 2020” genoemd), dat sinds 1 januari 2021 van toepassing is;

de geactualiseerde ramingen van de eigen middelen voor de begroting 2021, waarover op 26 mei 2021 overeenstemming is bereikt door het Raadgevend Comité voor de eigen middelen (RCEM). Deze actualisering wordt doorgaans kort na de RCEM-vergadering over de ramingen gepresenteerd, in overeenstemming met de verwachting van de lidstaten dat de actualiseringen van het RCEM zo spoedig mogelijk in de begroting worden opgenomen;

actualisering van andere inkomsten, zoals de bijdrage van het Verenigd Koninkrijk, geldboeten en andere.

Dit OGB heeft betrekking op de aanpassingen voor 2021 in verband met de nieuwe bepalingen die in het kader van het EMB 2020 worden ingevoerd.

Aangezien het EMB 2020 sinds 1 januari 2021 van toepassing is, worden de bedragen die de lidstaten overeenkomstig het EMB 2020 voor het jaar 2021 ter beschikking hadden moeten stellen, vergeleken met de bedragen die reeds voor 2021 ter beschikking zijn gesteld op basis van het vorige eigenmiddelenbesluit, Besluit 2014/335/EU, Euratom 7 (hierna “EMB 2014” genoemd). De berekening is gebaseerd op de meest recente beschikbare raming voor 2021, waarover de lidstaten tijdens de 181e vergadering van het RCEM op 26 mei 2021 overeenstemming hebben bereikt.

De belangrijkste wijzigingen die in het kader van het EMB 2020 worden ingevoerd, zijn:

verhoogde maxima van de eigen middelen;

een hoger inningskostenpercentage voor douanerechten voor de lidstaten (25 % in plaats van de in het EMB 2014 vastgestelde 20 %);

een uniform btw-afdrachtpercentage zonder uitzonderingen en een vereenvoudigde definitie van de btw-grondslag;

nieuwe eigen middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval; en

gewijzigde brutoverlagingen van de eigen middelen op basis van het bruto nationaal inkomen (bni) voor Denemarken, Duitsland, Nederland, Oostenrijk en Zweden.

Wijziging van het maximum van de eigen middelen

De begroting wordt gefinancierd met eigen middelen en andere ontvangsten. Het totale bedrag aan eigen middelen dat nodig is om de begroting te financieren, wordt bepaald door het bedrag van de totale uitgaven minus overige ontvangsten.

In het EMB 2020 is het totale maximum voor de eigen middelen voor 2021 vastgesteld op 1,40 % van het totale bni van de EU en het maximumbedrag voor vastleggingen op 1,46 % van het bni van de EU. Beide maxima worden tijdelijk met 0,6 procentpunten verhoogd om alle verplichtingen van de Unie als gevolg van de leningen in het kader van NextGenerationEU te dekken totdat al deze verplichtingen zijn vervallen, en uiterlijk tot en met 31 december 2058.

Het totale bedrag van de eigen middelen (titel 1 in het deel Ontvangsten van de begroting) dat nodig is om de kredieten voor betalingen van de begroting 2021 te financieren, komt overeen met 1,13 % van het bni van de EU. Het heeft bijna uitsluitend betrekking op de financiering van uitgaven die in mindering worden gebracht op het permanente maximum voor eigen middelen van 1,40 % van het bni van de EU, waardoor er een marge van 0,27 % van het bni van de EU overblijft. Het bedrag aan eigen middelen voor de financiering van verplichtingen die voortvloeien uit NextGenerationEU en dat in mindering wordt gebracht op de tijdelijke verhoging van 0,6 % van het bni van de EU, is marginaal in 2021 (d.w.z. minder dan 0,0003 % van het bni van de EU).

2.    Actualisering van de ontvangsten

2.1    Algemene gevolgen van OGB 4/2021 voor de verdeling van de totale eigenmiddelenafdrachten tussen de lidstaten

De herziene ramingen voor 2021, waarover op 26 mei 2021 tijdens de 181e RCEM-vergadering overeenstemming is bereikt, zijn gebaseerd op het EMB 2020. De volgende aanpassingen aan de ontvangstenzijde van de begroting zijn nodig:

een actualisering van de ramingen van de traditionele eigen middelen (TEM) en de eigen middelen op basis van de btw en het bni om rekening te houden met recentere economische prognoses en nieuwe bepalingen in het EMB 2020;

de invoering van nieuwe eigen middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval; en

de invoering van de brutoverlagingen van de jaarlijkse bni-bijdragen voor Denemarken, Duitsland, Nederland, Oostenrijk en Zweden.

Deze aanpassingen worden gepresenteerd in de punten 2.2-2.5.

Bovendien wordt het bedrag van de overige inkomsten geactualiseerd om rekening te houden met de herziene bijdrage van het Verenigd Koninkrijk, definitief geïnde geldboeten en dwangsommen tot juni 2021, en met de bijdrage van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal in verband met de terugbetaling aan het Verenigd Koninkrijk van het aandeel van het Verenigd Koninkrijk in de netto activa (zie respectievelijk de punten 2.7, 2.8 en 2.9).

Het totale effect van alle aanpassingen van de ontvangsten in dit OGB is weergegeven in de onderstaande overzichtstabel. In deze tabel wordt ook de verdeling van de totale eigenmiddelenafdrachten tussen de lidstaten weergegeven, respectievelijk in de begroting 2021, in het ontwerp van gewijzigde begroting nr. 3 (OGB 3/2021) 8 , en tot slot in dit OGB 4/2021.

Verdeling van de totale eigenmiddelenafdrachten per lidstaat (in miljoen EUR)

 

Begroting 2021

OGB 3/2021

OGB 4/2021

 

(1)

(2)

(3)

BE

6 898,2

6 993,0

6 941,8

BG

704,8

716,8

770,3

CZ

2 290,3

2 329,7

2 509,3

DK

3 482,3

3 544,9

3 432,8

DE

39 776,9

40 483,3

38 000,1

EE

323,4

328,9

348,1

IE

2847,4

2 899,4

3 282,9

EL

2 044,5

2 080,0

2 019,7

ES

13 629,4

13 868,2

14 255,2

FR

26 783,9

27 272,1

28 413,5

HR

566,5

576,6

608,0

IT

19 086,3

19 430,0

20 090,4

CY

239,9

244,0

250,6

LV

348,7

354,8

368,1

LT

580,6

590,1

612,8

LU

486,5

495,5

482,9

HU

1 526,0

1 552,3

1 756,0

MT

142,2

144,6

149,3

NL

10 552,0

10 708,0

9 858,9

AT

4 240,5

4 319,0

3 817,2

PL

5 821,2

5 917,8

6 609,1

PT

2 325,1

2 365,9

2 530,0

RO

2 355,9

2 399,1

2 596,4

SI

572,8

582,2

584,0

SK

1 017,7

1 036,3

1 070,9

FI

2 552,7

2 599,7

2 734,7

SE

5 173,5

5 265,9

4 985,1

EU

156 369,2

159 098,1

159 078,1

UK

498,0

498,0

462,2

EU + UK

156 867,4

159 596,2

159 540,3

2.2    Herziening van de ramingen van de TEM en de btw- en bni-grondslagen

Overeenkomstig artikel 44, lid 1, punt b), van het Financieel Reglement 9 stelt de Commissie voor de financiering van de begroting te herzien op basis van recentere economische prognoses. Volgens de vaste praktijk worden de herziene ontvangstenramingen met de lidstaten overeengekomen via de RCEM-ramingsprocedure. Bovendien houdt de herziening dit jaar rekening met de inwerkingtreding op 1 juni 2021 van het EMB 2020, dat sinds 1 januari 2021 van toepassing is.

De herziening heeft betrekking op de raming van de TEM die in 2021 moeten worden afgedragen aan de begroting, en op de geraamde btw- en bni-grondslagen voor 2021. Over de raming in de begroting 2021 is overeenstemming bereikt tijdens de 178e RCEM-vergadering, die door middel van een schriftelijke procedure op 19-25 mei 2020 plaatsvond. In de herziening in het huidige OGB 4/2021 wordt uitgegaan van de ramingen die op de 181e RCEM-vergadering zijn goedgekeurd op basis van het EMB 2020. Het gebruik van een bijgewerkte raming van de eigen middelen verhoogt de nauwkeurigheid van de ontvangstenprognoses en bijgevolg van de afdrachten aan de EU-begroting die tijdens het begrotingsjaar aan de lidstaten worden gevraagd.

De prognoses voor de ontvangsten van de Commissie zijn gebaseerd op de economische voorjaarsprognoses 2021 van de Commissie 10 , waarin wordt voorspeld dat de economie van de EU tegen eind 2022 weer op het niveau van vóór de crisis zal zijn. Na de historische neergang in de eerste helft van 2020 en de daaropvolgende tegenslag eind 2020, is de pandemie nog steeds bepalend voor 2021-2022. Het herstel is echter al op gang gekomen. Naarmate de inperkingsmaatregelen geleidelijk worden versoepeld en de inentingen vorderen, zal de economische bedrijvigheid in het derde kwartaal versnellen en in het laatste kwartaal van 2021 solide blijven. Al met al zal de economie van de EU in 2021 naar verwachting met 4,2 % in reële termen groeien. De verwachte opleving van de mondiale bedrijvigheid en handel en de groei-impuls van NextGenerationEU dragen bij tot betere vooruitzichten voor alle lidstaten.

Het economische scenario dat aan de begroting 2021 ten grondslag ligt, wordt grotendeels bevestigd door de meest recente ramingen:

De totale in 2021 te innen douanerechten, exclusief 25 % inningskosten 11 en met inbegrip van de werkelijke betalingen van het Verenigd Koninkrijk 12 , worden geraamd op 17 348,1 miljoen EUR, wat neerkomt op een daling van 1,46 % ten opzichte van de raming van 17 605,7 miljoen EUR in de begroting 2021. De Commissie heeft de resultaten van de traditionele RCEM-ramingsmethode (gebaseerd op de verwachte groeipercentages van de invoer uit landen buiten de EU) vergeleken met de resultaten van de extrapolatiemethode (gebaseerd op de meest recente feitelijke gegevens voor de geïnde douanerechten, d.w.z. van januari-april 2021). De traditionele methode lijkt geschikter om het prille economische herstel weer te geven dan de extrapolatiemethode, die achterwaarts gericht is en de verwachte trendomkering niet zou weergeven. Anderzijds gaat de traditionele raming gepaard met onzekerheid over de duur en de kracht van de opleving en het tijdstip waarop en de mate waarin deze de handel zal stimuleren. Daarom werd tijdens de RCEM-vergadering overeengekomen om voor de herziening van de TEM-raming 2021 het gemiddelde van de traditionele en de extrapolatieraming te gebruiken. Hierdoor kan rekening worden gehouden met het zich ontwikkelende herstel en een gezond begrotingsbeheer worden gewaarborgd.

De totale niet-afgetopte btw-grondslag voor de EU in 2021 wordt nu geraamd op 6 007 338,8 miljoen EUR, wat neerkomt op een daling met 0,25 % in vergelijking met de in mei 2020 geraamde 6 022 498,8 miljoen EUR. De totale afgetopte btw-grondslag 13 voor de EU in 2021 wordt geraamd op 5 980 264,0 miljoen EUR, wat neerkomt op een daling met 0,15 % in vergelijking met de in mei 2020 geraamde 5 989 163,8 miljoen EUR. In de geactualiseerde raming wordt rekening gehouden met de vereenvoudigde definitie van de btw-grondslag in het EMB 2020.

De totale bni-grondslag voor de EU in 2021 wordt geraamd op 14 068 521,0 miljoen EUR, wat neerkomt op een stijging van 0,43 % in vergelijking met de in mei 2020 geraamde 14 007 758,4 miljoen EUR.

Om de in nationale valuta luidende ramingen van btw- en bni-grondslagen om te rekenen naar euro (voor de acht lidstaten die geen lid zijn van de eurozone), is de wisselkoers van 31 december 2020 gebruikt. Distorsies worden voorkomen doordat deze koers wordt gebruikt wanneer de in de begroting opgenomen eigen middelen van euro worden omgerekend naar nationale valuta bij de afroeping van de bedragen (overeenkomstig artikel 10 bis, lid 1, van Verordening (EG, Euratom) nr. 609/2014 van de Raad 14 ).

De herziene ramingen van TEM, niet-afgetopte btw-grondslagen en bni-grondslagen voor 2021, zoals vastgesteld op de 181e RCEM-vergadering, zijn in onderstaande tabel opgenomen:

Herziene ramingen van TEM, btw- en bni-grondslagen voor 2021 (in miljoen EUR)

 

Douane 
(75%)

Niet-afgetopte btw-grondslagen

Bni-grondslagen

Afgetopte 
btw-grondslagen 15

BE

1 888,4

196 802,8

480 972,5

196 802,8

BG

85,5

31 260,4

63 455,1

31 260,4

CZ

244,0

90 876,1

215 690,5

90 876,1

DK

331,1

124 558,2

333 000,2

124 558,2

DE

3 792,8

1 472 093,3

3 590 155,4

1 472 093,3

EE

32,6

13 680,3

28 103,0

13 680,3

IE

229,9

94 872,6

292 535,4

94 872,6

EL

198,6

78 327,3

171 568,7

78 327,3

ES

1 311,2

551 677,5

1 204 982,9

551 677,5

FR

1 619,6

1 133 169,8

2 470 396,1

1 133 169,8

HR

36,9

34 656,2

53 031,3

26 515,7

IT

1 551,0

686 238,0

1 754 774,7

686 238,0

CY

25,2

15 517,10

21 218,1

10 609,1

LV

37,7

13 544,60

30 672,7

13 544,6

LT

98,2

20 474,70

49 349,4

20 474,7

LU

18,9

31 810,70

42 997,7

21 498,9

HU

173,5

56 875,00

140 180,2

56 875,0

MT

12,5

7 431,50

12 381,4

6 190,7

NL

3 111,6

349 683,60

829 752,3

349 683,6

AT

205,4

178 286,20

390 523,5

178 286,2

PL

776,9

256 446,50

523 232,9

256 446,5

PT

160,5

107 689,50

210 431,8

105 215,9

RO

180,0

77 490,00

230 574,9

77 490,0

SI

76,3

22 102,50

48 075,8

22 102,5

SK

78,0

36 792,30

94 497,9

36 792,3

FI

136,5

95 311,40

250 175,9

95 311,4

SE

473,0

229 670,70

535 790,7

229 670,7

EU

16 886,0

6 007 338,8

14 068 521,0

5 980 264,0

UK

462,2

2.3    Aanpassing van de inningskosten voor TEM voor het jaar 2021

Voor de berekening van de financiering van dit ontwerp van gewijzigde begroting stemmen de TEM (suikerheffingen en douanerechten) overeen met de bedragen die zijn vastgesteld tijdens de 181e RCEM-vergadering op 26 mei 2021, en het betreft zodoende geraamde bedragen.

Sinds 1 juni 2021 (de datum van inwerkingtreding van het EMB 2020) moeten de lidstaten bij het ter beschikking stellen van TEM rekening houden met de nieuwe inningskosten van 25 %.

Aangezien het EMB 2020 van toepassing is sinds 1 januari 2021, moeten de inningskosten (20 % volgens het EMB 2014) voor TEM die van 1 maart 2021 tot en met 31 mei 2021 ter beschikking van de Commissie zijn gesteld 16 , worden aangepast aan het verhoogde percentage (25 %). De bedragen in kwestie zijn vermeld in de onderstaande tabel en moeten door de Commissie worden teruggeboekt op dezelfde datum als de tenuitvoerlegging van dit ontwerp van gewijzigde begroting, na goedkeuring door het Europees Parlement en de Raad.

Begrotingsjaar 2021 (in EUR)

Lidstaat

5 % van de geïnde suikerheffingen van maart tot mei 2021

5 % van de geïnde douanerechten van maart tot mei 2021

Totaal

(1)

(2)

(3) = (1 +2)

BE

25 204 913

25 204 913

BG

1 479 180

1 479 180

CZ

4 661 203

4 661 203

DK

5 450 436

5 450 436

DE

121 767

58 175 665

58 297 432

EE

602 495

602 495

IE

5 615 727

5 615 727

EL

3 245 229

3 245 229

ES

20 686 972

20 686 972

FR

1 731

27 033 109

27 034 840

HR

618 319

618 319

IT

28 687 399

28 687 399

CY

440 664

440 664

LV

676 108

676 108

LT

1 868 964

1 868 964

LU

263 887

263 887

HU

2 956 348

2 956 348

MT

220 485

220 485

NL

41 683 100

41 683 100

AT

3 514 625

3 514 625

PL

14 916 781

14 916 781

PT

2 504 152

2 504 152

RO

3 200 741

3 200 741

SI

1 606 963

1 606 963

SK

1 501 351

1 501 351

FI

2 086 852

2 086 852

SE

7 247 587

7 247 587

Totaal EU

123 498

266 149 255

266 272 753

2.4    Raming van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval voor 2021

Het EMB 2020 omvat nieuwe eigen middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval; deze nieuwe eigen middelen zijn opgenomen in de begroting 2021.

Over de raming van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval in de EU is overeenstemming bereikt tijdens de 181e RCEN-vergadering op 26 mei 2021 en deze bedraagt 8 172 841,5 ton in 2021. 

Niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval resulteert uit het verschil tussen kunststof verpakkingsafval en de hoeveelheid daarvan die wordt gerecycled. Voor de raming van kunststof verpakkingsafval is gebruikgemaakt van de volgende methode: de jaarlijkse groeipercentages van het bni in constante prijzen voor 2017/2018-2021 volgens de meest recente economische prognoses van de Commissie worden toegepast op de meest recente feitelijke gegevens voor kunststof verpakkingsafval (uit 2018 voor de meeste lidstaten en uit 2017 voor Griekenland, Malta, Nederland en Slovenië).

Aangenomen wordt dat de recyclingpercentages van de lidstaten een lineair convergentieproces volgen tussen het recyclingpercentage op basis van de meest recente beschikbare feitelijke gegevens (uit 2017/2018) en het EU-recyclingstreefcijfer van 50 % dat tegen 2025 moet worden gehaald. De stijging van de recyclingpercentages wordt beperkt tot 2 procentpunten per jaar om een realistisch convergentietraject te waarborgen. Het recyclingpercentage van de lidstaten die het streefcijfer in 2017/2018 al hebben bereikt of overschreden, wordt constant gehouden.

Ramingen van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval voor 2021 (in ton)

 

Niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval

BE

188 765,8

BG

55 217,4

CZ

113 991,0

DK

155 649,8

DE

1 653 958,1

EE

33 101,3

IE

182 203,7

EL

101 292,8

ES

785 268,6

FR

1 559 059,4

HR

36 471,1

IT

1 166 477,1

CY

7 972,4

LV

26 008,8

LT

24 671,4

LU

17 519,7

HU

231 488,2

MT

10 744,0

NL

256 365,0

AT

185 195,5

PL

611 296,8

PT

248 276,5

RO

220 954,9

SI

20 773,2

SK

65 362,7

FI

86 758,5

SE

127 997,8

EU

8 172 841,5

De bijdragen van de lidstaten op basis van kunststof verpakkingsafval zijn opgenomen in tabel 3 van de bijbehorende begrotingsbijlage.

2.5    Brutoverlagingen van de jaarlijkse bni-bijdragen

Het EMB 2020 kent vijf lidstaten een brutoverlaging van hun jaarlijkse bni-bijdragen toe voor de periode 2021-2027. De jaarlijkse brutoverlagingen bedragen 377 miljoen EUR voor Denemarken, 3 671 miljoen EUR voor Duitsland, 1 921 miljoen EUR voor Nederland, 565 miljoen EUR voor Oostenrijk en 1 069 miljoen EUR voor Zweden. Deze bedragen worden uitgedrukt in prijzen van 2020 en moeten worden aangepast aan de lopende prijzen door toepassing van de meest recente deflator voor het bruto binnenlands product voor de Unie, uitgedrukt in euro. De brutoverlagingen zullen worden gefinancierd door alle lidstaten.



De volgende tabel geeft een overzicht van de brutoverlagingen en de financiering ervan:

Begrotingsjaar 2021 (in EUR)

Lidstaat

Brutoverlaging

Percentage in de bni-grondslagen

Financiering van de brutoverlaging ten gunste van Denemarken, Duitsland, Nederland, Oostenrijk en Zweden

Nettofinanciering van de verlaging ten gunste van Denemarken, Nederland, Duitsland, Oostenrijk en Zweden

(1)

(2)

(3)

(4) = (1 + 3)

BE

0

3,42

263 254 981

263 254 981

BG

0

0,45

34 731 448

34 731 448

CZ

0

1,53

118 055 811

118 055 811

DK

- 381 822 181

2,37

182 263 978

- 199 558 203

DE

- 3 717 955 506

25,52

1 965 031 870

- 1 752 923 636

EE

0

0,20

15 381 866

15 381 866

IE

0

2,08

160 116 017

160 116 017

EL

0

1,22

93 906 231

93 906 231

ES

0

8,57

659 534 069

659 534 069

FR

0

17,56

1 352 143 996

1 352 143 996

HR

0

0,38

29 026 096

29 026 096

IT

0

12,47

960 456 533

960 456 533

CY

0

0,15

11 613 492

11 613 492

LV

0

0,22

16 788 363

16 788 363

LT

0

0,35

27 010 849

27 010 849

LU

0

0,31

23 534 316

23 534 316

HU

0

1,00

76 726 083

76 726 083

MT

0

0,09

6 776 822

6 776 822

NL

- 1 945 571 377

5,90

454 155 748

- 1 491 415 629

AT

- 572 226 876

2,78

213 748 721

- 358 478 155

PL

0

3,72

286 385 744

286 385 744

PT

0

1,50

115 177 519

115 177 519

RO

0

1,64

126 202 623

126 202 623

SI

0

0,34

26 313 758

26 313 758

SK

0

0,67

51 722 381

51 722 381

FI

0

1,78

136 931 013

136 931 013

SE

- 1 082 673 505

3,81

293 259 117

- 789 414 388

Totaal

- 7 700 249 445

100

7 700 249 445

0

Bbp-deflator van de EU, in EUR (economische voorjaarsprognoses 2020): 
(a) 2020 EU27 = 105,9188 / (b) 2021 EU27 = 107,2736

Forfaitair bedrag voor Denemarken in prijzen van 2021:  
377 000 000 EUR x [ (b/a) ]

381 822 181

EUR

Forfaitair bedrag voor Duitsland in prijzen van 2021:  
3 671 000 000 EUR x [ (b/a) ]

3 717 955 506

EUR

Forfaitair bedrag voor Nederland in prijzen van 2021:  
1 921 000 000 EUR x [ (b/a) ]

1 945 571 377

EUR

Forfaitair bedrag voor Oostenrijk in prijzen van 2021:  
565 000 000 EUR x [ (b/a) ]

572 226 876

EUR

Forfaitair bedrag voor Zweden in prijzen van 2021:  
1 069 000 000 EUR x [ (b/a) ]

1 082 673 505

EUR

2.6    Gevolgen voor de bijdrage aan de eigen middelen op basis van het bni van 2021

Het effect van het EMB 2020 wordt berekend op basis van de begroting 2021 (inclusief OGB 3/2021), geactualiseerd aan de hand van de meest recente beschikbare gegevens voor de bni-grondslag voor 2021, zoals overeengekomen tijdens de RCEM-vergadering van 26 mei 2021.

Rekening houdend met het verhoogde inningskostenpercentage voor TEM, de vereenvoudigde btw-grondslag en de nieuwe eigen middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval, is het bedrag van de eigen middelen met uitzondering van de bni-bijdrage met 5 542 760 620 EUR verhoogd. Samen met de stijging van de overige ontvangsten met 55 964 750 EUR daalt de bni-bijdrage hierdoor met 5 598 725 370 EUR.

In overeenstemming met het evenwichtsbeginsel dat op de EU-begroting van toepassing is, moet het uniforme percentage dat wordt toegepast op de som van het bni van alle lidstaten worden herberekend, rekening houdend met alle andere ontvangsten.

Het herberekende uniforme percentage voor de eigen middelen op basis van het bni is als volgt vastgesteld:

Uniform percentage dat moet worden toegepast op 1 % van het bni = (totale uitgaven – overige ontvangsten – totaal nettobedrag aan TEM – eigen middelen btw — bijdragen eigen middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval) / 1 % van het bni



Uniform percentage:

= (170 557 881 854 – 11 017 622 874 – 17 348 140 020 – 17 940 791 850 – 5 827 020 000) /140 685 210 000

= 0,841767994730932

De herziene bijdragen van eigen middelen op basis van het bni, met inachtneming van het nieuwe uniforme percentage, zijn vermeld in de volgende tabel:

Begrotingsjaar 2021 (in EUR)

Lidstaat

1% van de voor OGB3/2021 gebruikte bni-grondslag

Uniform percentage van eigen middelen op basis van bni (in %) overeenkomstig OGB3/2021

1% van bni-grondslag

EMB 2020

(overeengekomen RCEM-raming)

Uniform percentage van eigen middelen op basis van btw (in %)

EMB 2020

Verschil in bni

(1)

(2)

(3)

(4)

(5) = (3 x 4) - (1 x 2)

BE

4 864 031 000

0,8853881

4 809 725 000

0,8417680

-257 882 824

BG

617 870 000

634 551 000

-12 910 051

CZ

2 022 941 000

2 156 905 000

24 525 614

DK

3 211 846 000

3 330 002 000

-40 641 271

DE

36 264 852 000

35 901 554 000

-1 887 690 984

EE

280 944 000

281 030 000

-12 182 427

IE

2 666 688 000

2 925 354 000

101 415 424

EL

1 819 032 000

1 715 687 000

-166 338 965

ES

12 257 502 000

12 049 829 000

-709 486 584

FR

25 060 938 000

24 703 961 000

-1 393 653 735

HR

519 832 000

530 313 000

-13 852 580

IT

17 641 425 000

17 547 747 000

-848 376 780

CY

210 748 000

212 181 000

-7 986 606

LV

311 137 000

306 727 000

-17 284 040

LT

485 620 000

493 494 000

-14 554 737

LU

459 919 000

429 977 000

-45 265 954

HU

1 353 414 000

1 401 802 000

-18 304 654

MT

124 136 000

123 814 000

-5 685 881

NL

8 010 440 000

8 297 523 000

-107 759 328

AT

4 029 570 000

3 905 235 000

-280 431 679

PL

4 961 645 000

5 232 329 000

11 425 419

PT

2 094 027 000

2 104 318 000

-82 679 141

RO

2 218 111 000

2 305 749 000

-22 983 475

SI

483 776 000

480 758 000

-23 642 838

SK

952 528 000

944 979 000

-47 903 923

FI

2 408 894 000

2 501 759 000

-26 905 537

SE

4 745 718 000

5 357 907 000

308 312 167

Totaal

140 077 584 000

140 685 210 000

-5 598 725 370

2.7    Bijdrage van het Verenigd Koninkrijk

De bijdrage van het Verenigd Koninkrijk wordt berekend op basis van artikel 148 van het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie 17 en dekt het aandeel van het Verenigd Koninkrijk in de nog betaalbaar te stellen vastleggingen van vóór 2021 die in 2021 moeten worden betaald, alsook het aandeel van het Verenigd Koninkrijk in de verplichtingen van de Unie (zoals pensioenen) en de voorwaardelijke financiële verplichtingen. De totale bijdrage van het Verenigd Koninkrijk omvat ook de betalingen die de Unie aan het Verenigd Koninkrijk moet verrichten in verband met de correcties en aanpassingen van de eigen middelen voor de begrotingsjaren tot en met 2021.

De bijdrage van het Verenigd Koninkrijk is gebaseerd op het aandeel van het Verenigd Koninkrijk 18 dat wordt berekend als de verhouding tussen de door het Verenigd Koninkrijk in de jaren 2014 tot en met 2020 ter beschikking gestelde eigen middelen en de eigen middelen die in die periode door alle lidstaten inclusief het Verenigd Koninkrijk beschikbaar zijn gesteld. Het aandeel van het Verenigd Koninkrijk is herzien op basis van de jaarrekeningen voor 2020. Voor 2021 bedraagt het herziene voorlopige aandeel van het Verenigd Koninkrijk 12,358072326018200 %. Dit aandeel zal in 2022 worden aangepast overeenkomstig artikel 139 van het terugtrekkingsakkoord.

Onderstaande tabel geeft een overzicht van de samenstelling van de bijdrage van het Verenigd Koninkrijk en kwantificeert de verschillende elementen die reeds in de berekening voor april zijn opgenomen en de elementen die in de berekening voor september moeten worden opgenomen en die in dit stadium bekend zijn. Het herziene bedrag van de bijdrage van het Verenigd Koninkrijk in OGB 4/2021 wordt berekend met inachtneming van de betalingsvoorwaarden van artikel 148 van het terugtrekkingsakkoord.

Herziene bijdrage van het Verenigd Koninkrijk in 2021 (in EUR)

Verwijzing naar artikel van het terugtrekkingsakkoord

2021

Totale bijdrage van het Verenigd Koninkrijk in 2021, waarvan:

6 821 468 807

1.

RAL vóór 2021 – betaling verschuldigd in 2021

Art. 140

7 171 796 760

2.

Verplichtingen van de Unie/pensioenen

Art. 142

10 861 762

3.

Traditionele eigen middelen

Art. 140, lid 4, art. 49, lid 2

-406 761 964

4.

Correcties en aanpassingen van de eigen middelen, waarvan:

4.1

Overschot/tekort van 2020

Art. 136, lid 3, punt a)

-81 962 641

4.2

Bijstellingen van de Britse correctie (2017-2019)

Art. 136

211 363 860

4.3

Btw- en bni-saldi

Art. 136

81 906 199

4.4

TEM-, btw- en bni-correcties

Art. 136

29 686 725

5.

Geldboeten

Art. 141

-20 165 707

6.

Voorwaardelijke verplichtingen, waarvan:

6.1

ELM, EFSI, EFDO, leningen (garantiefondsen)

Art. 143

-93 304 525

6.2

Financiële instrumenten

Art. 144

-46 298 550

6.3

Rechtszaken (incl. geldboeten)

Art. 147

20 654 711

7.

Netto activa van de EGKS

Art. 145

-36 656 456

8.

EIF-investeringen

Art. 146

-6 609 097

9.

Uitrusting en andere goederen met betrekking tot de uitvoering van veiligheidscontroles (in het kader van het Euratom-Verdrag)

Art. 84, lid 1

42 481

10.

Netto financiële correcties in verband met 2014-2020 of voorgaande programmeringsperioden

Art. 140

-13 221 459

11.

Toegang tot netwerken/systemen/databases*

Art. 34, lid 2, art. 50 en 53, art. 62, lid 2, art. 63, lid 1, punt e), art. 63, lid 2, art. 99, lid 3, art. 100, lid 2

136 707

*in de EU-begroting op te nemen als bestemmingsontvangsten

2.8    Geldboeten en dwangsommen

Van 1 januari tot en met 1 juni 2021 is een bedrag van 496 miljoen EUR aan geldboeten en dwangsommen geïnd, waarvan:

·433 miljoen EUR aan mededingingsboeten;

·2,5 miljoen EUR aan overige geldboeten en dwangsommen zonder specifieke bestemming;

Voor de twee bovenstaande items heeft het Verenigd Koninkrijk recht op zijn aandeel overeenkomstig de bepalingen van artikel 141 van het terugtrekkingsakkoord.

·61 miljoen EUR aan de lidstaten opgelegde dwangsommen en forfaitaire bedragen geboekt wegens niet-nakoming van een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie waarin wordt vastgesteld dat zij een krachtens de Verdragen op hen rustende verplichting niet zijn nagekomen.

Daarom wordt voorgesteld de oorspronkelijke ramingen in de begroting 2021 (100 miljoen EUR) met 396 miljoen EUR te verhogen.

In de onderstaande tabel zijn de cijfers voor de betreffende ontvangsten vermeld.

EUR

Onderdeel ontvangsten

Naam

Begroting 2021

OGB 4/2021

Nieuw bedrag

4 2 0

Geldboeten in verband met de toepassing van de mededingingsregels

100 000 000

332 595 848

432 595 848

4 2 1

Aan de lidstaten opgelegde dwangsommen en forfaitaire sommen

p.m.

60 714 472

60 714 472

4 2 9

Overige boeten en dwangsommen zonder specifieke bestemming

p.m.

2 546 600

2 546 600

Totaal    

100 000 000

395 856 920

495 856 920

2.9    Bijdrage van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal

In artikel 145 van het terugtrekkingsakkoord is bepaald dat de Unie tegenover het Verenigd Koninkrijk aansprakelijk is voor zijn aandeel in de netto activa van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) in liquidatie op 31 december 2020 (183 282 282 EUR). De desbetreffende terugbetaling vindt plaats in vijf gelijke jaarlijkse tranches (36 656 456 EUR) van 2021 tot en met 2025.

Deze terugbetalingen moeten volledig worden gecompenseerd door de overdracht van het aandeel van het Verenigd Koninkrijk in de netto activa van het EGKS aan de begroting van de Unie in de vorm van jaarlijkse bijdragen van 2021 tot en met 2025. Met het oog hierop wordt voorgesteld in dit OGB 4/2021 een nieuwe post 6 6 0 4 in te voegen om de bijdragen van het EGKS in liquidatie te registreren teneinde de gevolgen van de overeenkomstige verlagingen van de bijdragen aan de jaarlijkse begroting van de Unie door het Verenigd Koninkrijk, geboekt onder post 6 6 0 2, volledig te compenseren.

EUR

Onderdeel ontvangsten

Naam

Bedrag

6 6 0 4

Bijdragen van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) in liquidatie

36 656 456

Totaal    

36 656 456

(1)      Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 van de Raad van 14 december 2020 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie en tot intrekking van Besluit 2014/335/EU, Euratom (PB L 424 van 15.12.2020).
(2)      PB L 193 van 30.7.2018.
(3)      PB L 93 van 17.3.2021.
(4)      PB L XXX van XX.X.2020.
(5)      COM(2021) 30 final.
(6)      COM(2021) 270 final.
(7)          Besluit 2014/335/EU, Euratom van de Raad van 26 mei 2014 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie (PB L 168 van 7.6.2014, blz. 105).
(8)          COM(2021) 270 final van 15.4.2021.
(9)      Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).
(10)          Europese Commissie, 2021, European Economic Forecast, voorjaar 2021, European Economy, Institutional Paper 149.
(11)          De inningskosten in de eerste twee maanden van 2021 bedragen nog steeds 20 % (op basis van EMB 2014) als gevolg van een vertraging van twee maanden tussen de inning van douanerechten en de terbeschikkingstelling ervan aan de EU-begroting.
(12)          In januari-februari 2021 betaalde het Verenigd Koninkrijk de in november-december 2020 geïnde douanerechten.
(13)          In het EMB 2020 is bepaald dat de btw-grondslag voor elke lidstaat niet meer mag bedragen dan 50 % van het bni. Voor OGB 4/2021 wordt de btw-grondslag voor Cyprus, Kroatië, Luxemburg, Malta en Portugal afgetopt op 50 % van het bni.
(14)          Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 van de Raad van 26 mei 2014 betreffende de regels en procedures voor de terbeschikkingstelling van de traditionele eigen middelen, de btw- en de bni-middelen, en betreffende de maatregelen om in de behoefte aan kasmiddelen te voorzien (PB L 168 van 7.6.2014, blz. 39).
(15)          De bedragen met een grijze achtergrond zijn het resultaat van de aftopping van de btw-grondslagen (zie voetnoot 13 hierboven).
(16)      De inningskosten in de eerste twee maanden van 2021 bedragen nog steeds 20 %, zoals uiteengezet in voetnoot 11.
(17)          Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (PB L 29 van 31.1.2020, blz. 7).
(18)          Bedoeld in artikel 136, lid 3, punten a) en c), en in de artikelen 140 tot en met 147 van het terugtrekkingsakkoord.
Top