Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52020IP0065

    Resolutie van het Europees Parlement van 13 mei 2020 met aanbevelingen aan de Commissie betreffende een vangnet ter bescherming van de begunstigden van Unieprogramma’s: opstelling van een noodplan voor het MFK (2020/2051(INL))

    PB C 323 van 11.8.2021, p. 2–6 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    11.8.2021   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 323/2


    P9_TA(2020)0065

    Een vangnet ter bescherming van de begunstigden van EU-programma’s: opstelling van een noodplan voor het MFK

    Resolutie van het Europees Parlement van 13 mei 2020 met aanbevelingen aan de Commissie betreffende een vangnet ter bescherming van de begunstigden van Unieprogramma’s: opstelling van een noodplan voor het MFK (2020/2051(INL))

    (2021/C 323/01)

    Het Europees Parlement,

    gezien artikel 225 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU),

    gezien artikel 311 en artikel 312, lid 4, van het VWEU,

    gezien Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad van 2 december 2013 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020 (1),

    gezien het voorstel van de Commissie voor een verordening van de Raad tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2021-2027 van 2 mei 2018 (2),

    gezien zijn resolutie van 14 maart 2018 over het volgende MFK: voorbereiding van het standpunt van het Parlement ten aanzien van het MFK voor de periode na 2020 (3),

    gezien zijn tussentijds verslag van 14 november 2018 over het meerjarig financieel kader 2021-2027 — Standpunt van het Parlement met betrekking tot een akkoord (4),

    gezien zijn resolutie van 10 oktober 2019 over het meerjarig financieel kader 2021-2027 en eigen middelen: tijd om de verwachtingen van de burger in te lossen (5),

    gezien het voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een aantal overgangsbepalingen voor de steun uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) en uit het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) in 2021 en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 228/2013, (EU) nr. 229/2013 en (EU) nr. 1308/2013 wat betreft de middelen en verdeling ervan voor 2021 en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1305/2013, (EU) nr. 1306/2013 en (EU) nr. 1307/2013 wat betreft de middelen en toepassing ervan in 2021 (6),

    gezien punt 16 van het Kaderakkoord over de betrekkingen tussen het Europees Parlement en de Europese Commissie (7),

    gezien punt 10 van het Interinstitutioneel Akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie over beter wetgeven (8),

    gezien de artikelen 47 en 54 van zijn Reglement,

    gezien de brief van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling,

    gezien het verslag van de Begrotingscommissie (A9-0099/2020),

    A.

    overwegende dat de Commissie overeenkomstig artikel 25 van Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 haar voorstel voor een nieuw MFK had moeten voorleggen vóór 1 januari 2018, maar in plaats daarvan heeft besloten dit met enkele maanden uit te stellen;

    B.

    overwegende dat het Parlement op 14 maart 2018 als eerste instelling van de Unie zijn standpunt heeft ingenomen en zijn prioriteiten voor het MFK na 2020 heeft vastgesteld;

    C.

    overwegende dat de Commissie op 2 mei 2018 een reeks wetgevingsvoorstellen inzake het MFK 2021-2027 en de eigen middelen van de Unie heeft ingediend, gevolgd door wetgevingsvoorstellen voor de invoering van nieuwe Unieprogramma’s en -instrumenten; overwegende dat dit voorstel voorzag in een algemeen MFK-maximum van 1 134,6 miljard EUR in prijzen van 2018 of 1,11 % van het bni van de EU-27 vóór de crisis (9) (met inbegrip van 0,03 % van het Europees Ontwikkelingsfonds), hetgeen een aanzienlijke verlaging was ten opzichte van de geraamde 1,16 % van het bni van de EU-27 van het MFK 2014-2020, met als vermelde doelstelling te voorzien in een basis voor snelle onderhandelingen die vóór de verkiezingen van het Parlement van 2019 moesten worden afgerond;

    D.

    overwegende dat het Parlement op 14 november 2018 zijn tussentijds verslag heeft aangenomen, met gedetailleerde cijfers, te weten een algemeen MFK-maximum van 1 324,1 miljard EUR in prijzen van 2018 (1,3 % van het bni van de EU-27), en amendementen ter bepaling van zijn onderhandelingsmandaat, en dat het sindsdien klaarstaat om te onderhandelen met de Raad om tijdig tot een akkoord te komen; overwegende dat dit onderhandelingsmandaat op 10 oktober 2019 is bevestigd;

    E.

    overwegende dat het Parlement tussen november 2018 en april 2019 in recordtempo onderhandelingsmandaten of standpunten in eerste lezing over bijna alle sectorale programma’s heeft vastgesteld en heeft ingestemd met onderhandelingen over diverse deelakkoorden en gemeenschappelijke standpunten met de Raad om het proces van het opzetten van de nieuwe programma’s niet te vertragen; overwegende dat de methode van de Raad om voor het MFK onderhandelingspakketten voor te bereiden die een aanzienlijk aantal sectorale bepalingen omvatten die onder de gewone wetgevingsprocedure vallen, de Raad ervan heeft weerhouden met het Parlement te onderhandelen over belangrijke aspecten van de sectorale wetgevingshandelingen en het voorstel inzake de rechtsstaat;

    F.

    overwegende dat de Europese Raad het tijdschema voor het bereiken van een politiek akkoord over het MFK reeds enkele keren heeft verlengd, waardoor de mogelijkheid om te zorgen voor een soepele overgang van het MFK 2014-2020 naar het MFK 2021-2027 de facto is verkleind;

    G.

    overwegende dat de eerste cijfers pas in december 2019 door het Finse voorzitterschap van de Raad bij de Raad Algemene Zaken en de Europese Raad werden ingediend, meer dan achttien maanden na de voorstellen van de Commissie; overwegende dat in het voorstel van het Finse voorzitterschap het standpunt van het Parlement volledig buiten beschouwing werd gelaten;

    H.

    overwegende dat tijdens de buitengewone bijeenkomst van de Europese Raad inzake het MFK op 20 en 21 februari 2020, bijeengeroepen door de voorzitter van de Europese Raad, geen conclusie werd vastgesteld;

    I.

    overwegende dat de Europese Raad na het mislukken van de buitengewone top nu ver achterloopt op het tijdschema van 2013 voor onderhandelingen over het MFK 2014-2020, toen de Europese Raad op 8 februari 2013 een politiek akkoord bereikte; overwegende dat het MFK en de sectorale wetgevingshandelingen na de daaropvolgende onderhandelingen tussen het Parlement en de Raad en in een zeer laat stadium werden aangenomen, wat leidde tot ernstige tegenslagen voor de overgang naar het MFK 2014-2020 en de start van Unieprogramma’s, ten nadele van begunstigden en burgers, met name voor programma’s onder gedeeld beheer;

    J.

    overwegende dat er gezien de opeenvolgende vertragingen en ongeacht het moment waarop de Europese Raad eindelijk conclusies vaststelt, nu een concreet risico bestaat dat niet tijdig een akkoord over het volgende MFK zal worden gesloten om ervoor te zorgen dat het op 1 januari 2021 in werking treedt en dat er geen sprake zal zijn van een soepele overgang van het MFK 2014-2020 naar het MFK 2021-2027, ook gezien het risico op sterk uiteenlopende standpunten van het Parlement en de Raad en de noodzaak van intensieve interinstitutionele onderhandelingen zowel in het kader van de goedkeuringsprocedure als van de gewone wetgevingsprocedure;

    K.

    overwegende dat de uitbraak van COVID-19, hoewel deze duidelijk maakt dat een sterke Uniebegroting belangrijk is en de mogelijkheid biedt om te zorgen voor een krachtige, onmiddellijke respons van de Unie, het debat en de overeenkomst binnen de Europese Raad over het volgende MFK verder heeft vertraagd en een invloed heeft op de omstandigheden waarin de interinstitutionele onderhandelingen kunnen plaatsvinden;

    L.

    overwegende dat, wanneer niet tijdig een nieuw MFK wordt aangenomen, in artikel 312, lid 4, VWEU is voorzien in een vangnet om de begunstigden van Unieprogramma’s te beschermen in de vorm van een automatische en tijdelijke verlenging van de maxima en andere bepalingen van het laatste jaar van het huidige kader, wat zou leiden tot een totaal maximum van 162 243 miljoen EUR in prijzen van 2018 of 172 173 miljoen EUR in huidige prijzen in 2021, hetgeen overeen zou komen met 1,15 % van het bni van de EU-27;

    M.

    overwegende dat de basishandelingen van een aanzienlijk aantal van de lopende uitgavenprogramma’s echter vervaldata bevatten die, samen met een gebrek aan operationele paraatheid, het door het VWEU geboden vangnet kunnen ondermijnen; overwegende dat deze vervaldata zouden moeten worden uitgesteld of opgeheven om in overeenstemming te worden gebracht met de beginselen die ten grondslag liggen aan artikel 312, lid 4, VWEU en om een stopzetting van de programma’s in kwestie te voorkomen, die ten koste zou gaan van de begunstigden ervan en van de Unie in haar geheel, vooral in tijden van crisis;

    N.

    overwegende dat het Parlement er in zijn resolutie van 10 oktober 2019 derhalve bij de Commissie op heeft aangedrongen een noodplan voor het MFK op te stellen, dat met het oog op een snelle aanneming door het Parlement en de Raad begin 2020 moet worden gepresenteerd, met als doel begunstigden te beschermen en de continuïteit van de financiering te waarborgen;

    O.

    overwegende dat de Commissie reeds heeft erkend dat er risico’s zijn verbonden aan het eventueel vervallen of niet goedkeuren van bepaalde wetgevingshandelingen voor het volgende MFK, met name door een overgangsregeling voor te stellen om de eindbegunstigden zekerheid en continuïteit te bieden;

    P.

    overwegende dat het Parlement ruim van tevoren was voorbereid en herhaaldelijk heeft gewaarschuwd voor de stopzetting van Unieprogramma’s, terwijl het tegelijkertijd heeft aangegeven zich niet te zullen laten dwingen tot aanneming van een slecht MFK-akkoord vanwege tijdsdruk;

    Q.

    overwegende dat het door de gezondheidscrisis als gevolg van de uitbraak van COVID-19 en de ongeziene sociaal-economische gevolgen voor het leven van de burgers nog meer een dwingende zaak is om elk risico van discontinuïteit of een wanordelijke verlenging van het huidige MFK en de lopende programma’s uit te sluiten; overwegende dat het almaar belangrijker wordt om te waarborgen dat de Unie haar werkzaamheden zal kunnen voortzetten en een ambitieuze crisisrespons en herstelstrategie zal kunnen bieden, ondanks onzekerheid over de datum waarop een nieuw MFK in werking kan treden; overwegende dat de Commissie in dit verband een ondubbelzinnige boodschap moet uitsturen naar de belanghebbenden;

    R.

    overwegende dat de Uniebegroting voor 2021 de onmiddellijke sociale en economische gevolgen van de COVID-19-crisis moet blijven aanpakken; overwegende dat een ambitieus, verantwoordelijk en op solidariteit gericht MFK-noodplan een betere basis kan bieden dan een laattijdig en ontoereikend MFK om de crisisrespons, de herstelstrategie en de beleidsprioriteiten van de Unie uit te voeren, voortbouwend op bestaande programma’s met de nodige aanpassingen, heroriënteringen en flexibiliteit, alsmede de positieve maatregelen die reeds zijn genomen in de begroting voor 2020; overwegende dat onderhandelingen over het volgende MFK urgent blijven, mede gelet op de tijd die vervolgens nodig is om de nieuwe programma’s op te starten en om het nieuwe eigenmiddelenbesluit te wijzigen en te ratificeren;

    S.

    overwegende dat de Commissie nu absoluut de nodige wetgevingsvoorstellen en operationele bepalingen in verband hiermee moet indienen, in haar hoedanigheid van hoedster van de Verdragen en houder van het initiatiefrecht en overeenkomstig de mondelinge en schriftelijke toezegging van 16 juli 2019 van de verkozen voorzitter van de Commissie om te reageren met een wetgevingshandeling wanneer het Parlement met een meerderheid van zijn leden resoluties goedkeurt waarin de Commissie wordt verzocht wetgevingsvoorstellen in te dienen;

    1.

    verzoekt de Commissie uiterlijk op 15 juni 2020 op basis van de toepasselijke rechtsgrondslagen voor elk uitgavenprogramma (10) en gezien artikel 312, lid 4, VWEU, een voorstel in te dienen voor een MFK-noodplan om te voorzien in een vangnet ter bescherming van de begunstigden van Unieprogramma’s aan de hand van de in de bijlage gedane aanbevelingen;

    2.

    vraagt om in het noodplan voor het MFK:

    de tijdsbeperkingen op te heffen of de termijnen te verlengen die zijn vastgesteld in de basishandelingen van alle betrokken MFK-uitgavenprogramma’s;

    indien wettelijk noodzakelijk, met name bij programma’s onder gedeeld beheer, de toepasselijke financiële bedragen bij te werken op basis van een technische verlenging van de niveaus van 2020;

    de regels en doelstellingen te herzien waaraan de betrokken uitgavenprogramma’s gebonden zijn zodat de focus ervan tijdelijk kan worden verlegd naar de aanpak en verlichting van de onmiddellijke economische en sociale gevolgen van de uitbraak van COVID-19 en naar ondersteuning van het herstel;

    daartoe gerichte verhogingen mogelijk te maken, op basis van de positieve maatregelen die in het kader van de begroting 2020 reeds zijn genomen; en mogelijk maken dat de meest dringende nieuwe instrumenten en initiatieven worden opgezet in het kader van het wederopbouw- en herstelpakket voor de periode na COVID-19;

    3.

    verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie en de bijgevoegde aanbevelingen te doen toekomen aan de Commissie en de Raad.

    (1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 884.

    (2)  COM(2018)0322.

    (3)  Aangenomen teksten, P8_TA(2018)0075.

    (4)  Aangenomen teksten, P8_TA(2018)0449.

    (5)  Aangenomen teksten, P9_TA(2019)0032.

    (6)  COM(2019)0581.

    (7)  PB L 304 van 20.11.2010, blz. 47.

    (8)  PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.

    (9)  Bruto nationaal inkomen zoals geraamd bij de indiening van het MFK-voorstel op 2 mei 2018, zonder rekening te houden met de evoluties sinds die datum en in de nabije toekomst, met name ten gevolge van de COVID-19-crisis.

    (10)  Artikelen 19, lid 2, 21, lid 2, 33, 42, 43, lid 2, 46, onder d), 77, lid 2, 78, lid 2, 79, leden 2 en 4, 81, leden 1 en 2, 82, lid 1, 84, 87, lid 2, 91, lid 1, 100, lid 2, 113, 114, 149, 153, lid 2, onder a), 164, 165, lid 4, 166, lid 4, 167, lid 5, 168, lid 4, onder b), 168, lid 5, 169, 172, 173, lid 3, 175, 177, 178, 182, lid 1, 182, lid 4, 183, 188, 189, lid 2, 192, lid 1, 194, lid 2, 195, lid 2, 196, 197, 203, 207, lid 2, 209, lid 1, 212, lid 2, 214, lid 5, 325, 338, lid 1, 349, 352, VWEU en de artikelen 7, lid 1, en 203 van het Euratom-Verdrag.


    BIJLAGE BIJ DE ONTWERPRESOLUTIE

    AANBEVELINGEN BETREFFENDE DE INHOUD VAN HET VERLANGDE VOORSTEL

    A.   BEGINSELEN EN DOELSTELLINGEN VAN HET VOORSTEL

    1.

    Het MFK-noodplan moet voorzien in een vangnet om de begunstigden van de Unieprogramma’s te beschermen wanneer het MFK 2021-2027 niet op tijd wordt overeengekomen om op 1 januari 2021 in werking te treden. Het MFK-noodplan moet zorgen voor een bevredigende mate van voorspelbaarheid en continuïteit bij de uitvoering van de Uniebegroting. Daarnaast moet het de Unie in staat stellen een antwoord te bieden op de onmiddellijke sociale en economische gevolgen van de COVID-19-uitbraak en bij te dragen aan het herstel.

    2.

    Het MFK-noodplan moet een of meer wetgevingsvoorstellen omvatten om de tijdsbeperkingen op te heffen of de termijnen te verlengen die zijn vastgesteld in de basishandelingen van alle betrokken uitgavenprogramma’s en, indien wettelijk noodzakelijk, met name bij programma’s onder gedeeld beheer, om de toepasselijke financiële bedragen bij te werken op basis van een technische verlenging van de niveaus van 2020. De wetgevingsvoorstellen moeten ook een tijdelijke heroriëntatie van de doelstellingen van alle betrokken uitgavenprogramma’s inhouden, zodat zij zo goed mogelijk de gevolgen kunnen opvangen de onmiddellijke gevolgen kunne opvangen van de COVID-19-uitbraak. Hiertoe moeten de voorstellen, waar nodig, ook een aanpassing van de regels inhouden zodat de programma’s en in het bijzonder de programma’s onder gedeeld beheer, zo flexibel mogelijk kunnen worden uitgevoerd, met inbegrip van een verlenging en follow-up van alle wetgevingsmaatregelen die in 2020 zijn genomen om de lidstaten en de begunstigden te helpen de impact verminderen van de COVID-19-uitbraak.

    3.

    In het MFK-noodplan moeten gerichte verhogingen van de betrokken uitgavenprogramma’s in de begroting voor 2021 mogelijk zijn en moeten de meest dringende nieuwe wetgevingsinstrumenten, maatregelen en programma’s kunnen worden opgezet, als onderdeel van het vereiste wederopbouw- en herstelplan na de COVID-19-uitbraak.

    4.

    Het MFK-noodplan moet op 15 juni 2020 worden ingediend, tenzij de MFK-onderhandelingen tussen het Parlement en de Raad vóór die datum leiden tot een politiek akkoord. De redenen voor dit tijdschema voor het indienen van het noodplan zijn tweeërlei: 1) ervoor zorgen dat de begrotingsprocedure voor het jaar 2021 van start gaat met alle noodzakelijke informatie wat de noodplanning betreft; 2) ervoor zorgen dat de nodige wetgevingsvoorstellen door de medewetgevers kunnen worden aangenomen vóór de bemiddeling over de begroting voor 2021. Op dit moment zal de begrotingsautoriteit een definitieve beslissing moet nemen over de Uniebegroting van volgend jaar, hetzij op basis van een nieuw MFK voor de periode 2021-2027 of op basis van een verlenging van de maxima van 2020.

    5.

    De maatregelen die nodig zijn voor de uitvoering van het noodplan moeten gefinancierd worden uit de jaarlijkse begroting, binnen de grenzen van de MFK-maxima voor 2020 en de flexibiliteitsbepalingen van het MFK 2014-2020, zoals verlengd overeenkomstig artikel 312, lid 4, VWEU, op basis van een technische verlenging van de bedragen die reeds in 2020 door de begrotingsautoriteit zijn goedgekeurd, vermeerderd met de deflator van 2 %, en met de extra bedragen die nodig zijn voor de uitvoering van het wederopbouw- en herstelpakket voor de periode na COVID-19. Bij deze technische verlenging moeten ook de nationale totaalbedragen worden bepaald in het kader van de programma’s onder gedeeld beheer.

    B.   VOOR TE STELLEN ACTIE

    1.

    Een of meer wetgevingsvoorstellen om:

    de tijdsbeperkingen op te heffen of de termijnen te verlengen die zijn vastgesteld in de basishandelingen van alle betrokken MFK-uitgavenprogramma’s;

    indien juridiscg noodzakelijk, met name bij programma’s onder gedeeld beheer, de toepasselijke financiële bedragen bij te werken op basis van een technische verlenging van de niveaus van 2020; en

    de regels en doelstellingen te herzien waaraan de betrokken uitgavenprogramma’s gebonden zijn zodat de focus ervan tijdelijk kan worden verlegd naar de aanpak en verlichting van de onmiddellijke economische en sociale gevolgen van de uitbraak van COVID-19 en naar ondersteuning van het herstel, met inbegrip van een verlenging en follow-up van alle wetgevingsmaatregelen die hiervoor in 2020 zijn genomen.


    Top