EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52020AR5234

Advies van het Europees Comité van de Regio’s — 8e milieuactieprogramma

COR 2020/05234

OJ C 106, 26.3.2021, p. 44–55 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

26.3.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 106/44


Advies van het Europees Comité van de Regio’s — 8e milieuactieprogramma

(2021/C 106/09)

Algemeen rapporteur:

Dimitrios KARNAVOS (EL/EVP), burgemeester van Kallithea

Referentiedocument:

Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende een algemeen milieuactieprogramma voor de Europese Unie voor de periode tot en met 2030, Brussel, 14.10.2020

COM(2020) 652 final, 2020/0300 (COD)

I.   AANBEVELINGEN VOOR WIJZIGINGEN

Wijzigingsvoorstel 1

Overweging 9

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Het 8e MAP moet de transitie naar een regeneratieve economie waarin meer aan de planeet wordt teruggegeven dan wordt onttrokken, versnellen. Bij een regeneratief groeimodel wordt erkend dat het welzijn en de welvaart van onze samenlevingen afhankelijk zijn van een stabiel klimaat, een gezonde omgeving en bloeiende ecosystemen, die onze economieën een veilige operationele ruimte bieden. Aangezien de wereldbevolking toeneemt en de vraag naar natuurlijke hulpbronnen blijft groeien, moet de economische activiteit zich ontwikkelen op een manier die geen schade veroorzaakt, maar daarentegen de klimaatverandering en de aantasting van het milieu ombuigt, verontreiniging tot een minimum beperkt en het natuurlijk kapitaal behoudt en verrijkt en bijgevolg zorgt voor een overvloed aan hernieuwbare en niet-hernieuwbare hulpbronnen. Door voortdurende innovatie, aanpassing aan nieuwe uitdagingen en cocreatie versterkt de regeneratieve economie de veerkracht en beschermt zij het welzijn van de huidige en toekomstige generaties.

Het 8e MAP moet de transitie naar een economie waarin meer aan de planeet wordt teruggegeven dan wordt onttrokken, versnellen. Bij een duurzaam groeimodel wordt erkend dat het welzijn en de welvaart van onze samenlevingen afhankelijk zijn van een stabiel klimaat, een gezonde omgeving en bloeiende ecosystemen, die onze economieën een veilige operationele ruimte bieden. Aangezien de wereldbevolking toeneemt en de vraag naar natuurlijke hulpbronnen blijft groeien, moet de economische activiteit zich ontwikkelen op een duurzame manier die geen schade veroorzaakt, maar daarentegen de klimaatverandering en de aantasting van het milieu ombuigt met mitigerende of compenserende maatregelen en bijkomende voordelen voor het lokale milieu en lokale gemeenschappen, de milieu-impact voortdurend monitort , verontreiniging tot een minimum beperkt en het natuurlijk kapitaal behoudt en verrijkt en bijgevolg zorgt voor een overvloed aan hernieuwbare en niet-hernieuwbare hulpbronnen. Door voortdurende innovatie, aanpassing aan nieuwe uitdagingen en cocreatie versterkt de duurzame economie de veerkracht en beschermt zij het welzijn van de huidige en toekomstige generaties.

Motivering

i)

economische activiteiten moeten duurzaam zijn en blijven groeien, waarbij het milieu gevrijwaard wordt en de duurzame groei van lokale omgevingen en gemeenschappen mogelijk wordt gemaakt met specifieke maatregelen en een monitoringmechanisme of -instrumenten, zoals milieu- en sociale beheerplannen (ESMP) enz.; ii) het concept “regeneratieve economie” kan tot de interpretatie leiden dat de natuur en het milieu gemakkelijk hersteld kunnen worden. In de plaats hiervan wordt de term “duurzaam groeimodel” voorgesteld.

Wijzigingsvoorstel 2

Artikel 2, lid 1

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

De prioritaire langetermijndoelstelling voor 2050 van het 8e MAP is dat burgers goed leven, binnen de grenzen van onze planeet, in een regeneratieve economie waar niets wordt verspild, er geen netto-uitstoot van broeikasgassen is en de economische groei van hulpbronnengebruik is losgekoppeld en geen milieuaantasting veroorzaakt. Een gezond milieu biedt de basis voor het welzijn van de burgers, biodiversiteit floreert en natuurlijk kapitaal wordt beschermd, hersteld en gewaardeerd op een wijze die de veerkracht bij klimaatverandering en andere milieurisico’s vergroot. De Unie neemt het voortouw om de welvaart van de huidige en toekomstige generaties wereldwijd te waarborgen.

De prioritaire langetermijndoelstelling voor 2050 van het 8e MAP is dat burgers en hun lokale gemeenschappen goed leven, binnen de grenzen van onze planeet, in een duurzame economie waar niets wordt verspild, er geen netto-uitstoot van broeikasgassen is en de economische groei van hulpbronnengebruik is losgekoppeld en geen milieuaantasting veroorzaakt. Een gezond milieu biedt de basis voor het welzijn en de gezondheid van de burgers, ecosysteemdiensten worden versterkt , biodiversiteit floreert en natuurlijk kapitaal wordt beschermd, hersteld en gewaardeerd op een wijze die de veerkracht bij klimaatverandering en andere milieurisico’s vergroot. Het 8e MAP heeft tot doel het verband tussen milieubeleid en gezondheid te versterken. De “gezond leven”-benadering moet ten grondslag liggen aan al het EU-beleid teneinde de menselijke gezondheid, een gezonde planeet, een gezonde economie en een gezonde samenleving met kansen voor iedereen te bevorderen. De Unie neemt het voortouw om de welvaart van de huidige en toekomstige generaties wereldwijd te waarborgen.

Motivering

i)

Veel milieubeleidsmaatregelen betreffen niet alleen individuele burgers, maar ook lokale gemeenschappen. ii) Gezien de situatie die door de COVID-19-pandemie is ontstaan, moet het gezondheidsaspect verder worden benadrukt. Het verband tussen gezondheid en milieu moet ook worden benadrukt, gezien het fundamentele belang ervan. Lokale en regionale overheden zien in hun gemeenschappen de gevolgen van het milieubeleid voor gezondheid en welzijn. iii) Het concept “ecosysteemdiensten” hangt ook samen met een gezond milieu.

Wijzigingsvoorstel 3

Artikel 2, lid 2

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Het 8e MAP heeft de volgende zes prioritaire thematische doelstellingen:

Het 8e MAP heeft de volgende zes prioritaire thematische doelstellingen:

a)

geleidelijke, definitieve vermindering van broeikasgasemissies en een grotere verwijdering door natuurlijke en andere putten in de Unie zodat het broeikasgasemissiereductiedoel voor 2030 kan worden behaald en tegen 2050 klimaatneutraliteit kan worden bereikt, zoals vastgelegd in Verordening (EU)…/…;

a)

geleidelijke, voortdurende vermindering van broeikasgasemissies en een grotere verwijdering door natuurlijke en andere putten of groene investeringen die bijdragen tot de vermindering van de CO2-uitstoot op EU-, nationaal, regionaal en lokaal niveau zodat het broeikasgasemissiereductiedoel voor 2030 kan worden behaald en tegen 2050 klimaatneutraliteit kan worden bereikt, zoals vastgelegd in Verordening (EU)…/…;

b)

voortdurende vergroting van het aanpassingsvermogen, versterking van de veerkracht en vermindering van de kwetsbaarheid voor klimaatverandering;

b)

de constante behoefte aan vergroting van het aanpassingsvermogen , met name in kwetsbare regio’s en gebieden, versterking van de veerkracht en vermindering van de kwetsbaarheid voor klimaatverandering;

c)

evolueren naar een regeneratief groeimodel waarbij meer aan de planeet wordt teruggeven dan wordt onttrokken, de economische groei van hulpbronnengebruik wordt losgekoppeld en geen milieuaantasting veroorzaakt en de transitie naar een circulaire economie wordt versneld;

c)

evolueren naar een duurzaam groeimodel waarbij meer aan de planeet wordt teruggeven dan wordt onttrokken, de economische groei van hulpbronnengebruik wordt losgekoppeld en geen milieuaantasting veroorzaakt en de transitie naar een circulaire economie wordt versneld;

d)

streven naar het terugbrengen van vervuiling van lucht, water en bodem tot nul voor een gifvrij milieu, het beschermen van de gezondheid en het welzijn van de burgers tegen milieugerelateerde risico’s en gevolgen;

d)

streven naar het terugbrengen van vervuiling van lucht, water en bodem tot nul voor een gifvrij milieu, het beschermen van de gezondheid en het welzijn van de burgers tegen milieugerelateerde risico’s en gevolgen;

e)

bescherming, behoud en herstel van de biodiversiteit en verbetering van het natuurlijk kapitaal, met name lucht, water, bodem en bos, zoet water, moerasland en mariene ecosystemen;

e)

bescherming, behoud en herstel van de biodiversiteit en ecosysteemdiensten binnen en buiten beschermde gebieden en verbetering van het natuurlijk kapitaal, met name lucht, water, bodem en bos, zoet water, moerasland en mariene ecosystemen;

f)

bevordering van milieuduurzaamheid en vermindering van de grootste productie- en consumptiebronnen van milieu- en klimaatdruk, met name op het gebied van energie, industriële ontwikkeling, gebouwen en infrastructuur, mobiliteit en het voedselsysteem.

f)

bevordering van milieuduurzaamheid en vermindering van de grootste productie- en consumptiebronnen van milieu- en klimaatdruk door gebruik te maken van instrumenten zoals milieueffectbeoordelingen en andere passende beoordelingen, en het ontwikkelen van methoden en instrumenten voor voortdurende horizontale impactmonitoring en voortdurende verbetering van de milieuprestaties, met name op het gebied van energie, industriële ontwikkeling, gebouwen en infrastructuur, mobiliteit en het voedselsysteem.

Motivering

i)

de vermindering van de luchtverontreinigende emissies kan niet alleen worden bereikt door natuurlijke en andere putten, maar ook door groene en duurzame investeringen, ii) vergroting van het aanpassingsvermogen en versterking van de veerkracht tegen klimaatverandering is met name relevant in meer kwetsbare gebieden, zoals kustgebieden enz. Daarom kan worden gesteld dat het voornamelijk een regionale en lokale kwestie betreft, iii) de meeste gebieden (bijv. energie, industrie, infrastructuur enz.) die onder f) worden genoemd, vereisen een monitoring van de milieuvergunningen, teneinde tot op zekere hoogte te kunnen zorgen voor een duurzame aanleg en exploitatie. Daarom is het van cruciaal belang te beschikken over een mechanisme voor permanente monitoring en voortdurende verbetering van hun milieuprestaties.

Wijzigingsvoorstel 4

Artikel 3, lid 1, onder b)

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

1.   Om de prioritaire doelstellingen van het 8e MAP te verwezenlijken:

1.   Om de prioritaire doelstellingen van het 8e MAP te verwezenlijken:

a)

… …

a)

… …

b)

moet de geïntegreerde aanpak van beleidsontwikkeling en -uitvoering worden versterkt, met name door:

b)

moet de geïntegreerde aanpak van beleidsontwikkeling en -uitvoering worden versterkt, met name door:

 

de in artikel 2 genoemde prioritaire doelstellingen in alle relevante strategieën, wetgevings- en niet-wetgevingsinitiatieven, programma’s, investeringen en projecten op EU-, nationaal, regionaal en lokaal niveau te mainstreamen, zodat deze en de uitvoering ervan geen afbreuk doen aan de in artikel 2 genoemde prioritaire doelstellingen,

 

de in artikel 2 genoemde prioritaire doelstellingen in alle relevante strategieën, wetgevings- en niet-wetgevingsinitiatieven, programma’s, investeringen en projecten op EU-, nationaal, regionaal en lokaal niveau te mainstreamen, zodat deze en de uitvoering ervan geen afbreuk doen aan de in artikel 2 genoemde prioritaire doelstellingen,

 

 

praktijken te ontwikkelen en activiteiten te verrichten die lokale en regionale overheden helpen hun doelstellingen te verwezenlijken;

 

 

de samenwerking tussen de Europese Commissie en het Comité van de Regio’s in het kader van het Technisch Platform voor milieusamenwerking te versterken en manieren te verkennen om de dialoog en de uitwisseling van informatie te verbeteren;

 

de voordelen die uit de uitvoering van de Richtlijnen 2014/52/EU en 2001/42/EG van het Europees Parlement en de Raad voortvloeien, te maximaliseren,

 

de voordelen die uit de uitvoering van de Richtlijnen 2014/52/EU en 2001/42/EG van het Europees Parlement en de Raad voortvloeien, te maximaliseren,

 

zorgvuldig aandacht te besteden aan synergieën en mogelijke wisselwerkingen tussen economische, milieu- en sociale doelstellingen zodat op duurzame wijze wordt voorzien in de behoeften van de burgers op het gebied van voeding, huisvesting en mobiliteit, zonder dat iemand achterblijft,

 

zorgvuldig aandacht te besteden aan synergieën en mogelijke wisselwerkingen tussen economische, milieu- en sociale doelstellingen zodat op duurzame wijze wordt voorzien in de behoeften van de burgers op het gebied van voeding, huisvesting en mobiliteit, zonder dat iemand achterblijft,

 

 

ervoor te zorgen dat de verwezenlijking van de in artikel 2, lid 1 vastgestelde prioritaire langetermijndoelstelling voor 2050 niet leidt tot hogere belastingen, hogere energieprijzen en/of hogere regelgevingslasten voor Europese consumenten en bedrijven,

 

het bestaande beleid regelmatig te evalueren en effectbeoordelingen voor nieuwe initiatieven voor te bereiden op basis van breed overleg en met inachtneming van verantwoorde, inclusieve, onderbouwde en eenvoudig uit te voeren procedures, waarbij terdege rekening wordt gehouden met de verwachte effecten op het milieu en het klimaat;

 

het bestaande beleid regelmatig te evalueren en effectbeoordelingen voor nieuwe initiatieven voor te bereiden op basis van breed overleg en met inachtneming van verantwoorde, inclusieve, onderbouwde en eenvoudig uit te voeren procedures, waarbij terdege rekening wordt gehouden met de verwachte effecten op het milieu en het klimaat;

 

 

communicatieactiviteiten op EU-, nationaal, regionaal en lokaal niveau te bevorderen, gericht op bewustmaking, met name onder jongeren, over het belang en de voordelen van een gedegen uitvoering van milieubeleid, alsook over de toegevoegde waarde ervan voor de burgers, het bedrijfsleven en de planeet, teneinde het gevoel van betrokkenheid bij en de deelname van alle belanghebbenden aan de uitvoeringsinspanningen te vergroten;

Motivering

i)

Het Technisch Platform voor milieusamenwerking is in 2012 opgericht en vervolgens opgenomen in het 7e MAP. Zoals aangegeven op de webpagina van het platform, heeft het door de opname ervan in het 7e MAP een stevige en duurzame rechtsgrondslag gekregen. Gezien de positieve ervaringen met de samenwerking zou opname in het 8e MAP een natuurlijke stap zijn om ervoor te zorgen dat dit forum verder wordt ondersteund. ii) De communicatie moet verder worden verbeterd en de lokale en regionale overheden kunnen hier een belangrijke rol in spelen.

Wijzigingsvoorstel 5

Artikel 3, lid 1, onder d)

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

moeten duurzame investeringen uit publieke en private bronnen, met inbegrip van de in de begroting van de Unie beschikbare middelen en instrumenten, via de Europese Investeringsbank en op nationaal niveau worden gemobiliseerd;

moeten duurzame investeringen uit publieke en private bronnen, met inbegrip van de in de begroting van de Unie beschikbare middelen en instrumenten, via de Europese Investeringsbank en op nationaal niveau worden gemobiliseerd , waarbij de juiste synergieën worden gecreëerd en ervoor wordt gezorgd dat voldoende investeringen beschikbaar kunnen gemaakt op het niveau waar zij het meest nodig zijn en het meest doeltreffend kunnen worden ingezet, en dat lokale en regionale gemeenschappen over voldoende middelen beschikken voor de uitvoering op het terrein ;

Motivering

In veel gevallen wordt het milieubeleid uitgevoerd met nauwe betrokkenheid van de lokale en regionale overheden. Het is van essentieel belang dat er voldoende middelen beschikbaar zijn voor lokale en regionale gemeenschappen. Ook wanneer de nationale autoriteiten verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van beleid, worden de directe en indirecte effecten ervan op het terrein vaak lokaal en regionaal beheerd.

Wijzigingsvoorstel 6

Artikel 3, lid 1, onder e)

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

moeten milieuonvriendelijke subsidies op EU- en nationaal niveau geleidelijk worden afgeschaft, moet optimaal van marktconforme instrumenten en groene begrotingsinstrumenten worden gebruikgemaakt, met inbegrip van de nodige instrumenten om een sociaal rechtvaardige transitie te waarborgen, en moeten bedrijven en andere belanghebbenden worden geholpen bij de ontwikkeling van gestandaardiseerde boekhoudpraktijken voor natuurlijk kapitaal;

moeten milieuonvriendelijke subsidies op EU- en nationaal niveau geleidelijk worden afgeschaft, moet optimaal van marktconforme instrumenten en groene begrotingsinstrumenten worden gebruikgemaakt, moeten bedrijven en andere belanghebbenden worden geholpen bij de ontwikkeling van gestandaardiseerde boekhoudpraktijken voor natuurlijk kapitaal en moet er worden gezorgd voor een sociaal rechtvaardige transitie voor alle regio’s, steden en gemeenten ;

Motivering

Het beginsel dat de transitie sociaal rechtvaardig moet zijn, moet gelden voor alle instrumenten, niet alleen voor groene begrotingsinstrumenten, en moet van toepassing zijn op alle regio’s, steden en gemeenten in de EU.

Wijzigingsvoorstel 7

Artikel 3, lid 1, onder f)

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

moet worden gewaarborgd dat milieubeleid en -maatregelen op de beste beschikbare wetenschappelijke kennis zijn gebaseerd en dat de kennisbasis op milieugebied en de toepassing ervan worden versterkt, onder meer door onderzoek, innovatie, het bevorderen van groene vaardigheden en het verder ontwikkelen van milieu- en ecosysteemboekhouding;

moet worden gewaarborgd dat milieubeleid en -maatregelen op EU-, nationaal, regionaal en lokaal niveau op de beste beschikbare wetenschappelijke kennis zijn gebaseerd en dat de kennisbasis op milieugebied en de toepassing ervan worden versterkt, onder meer door onderzoek, innovatie, het bevorderen van groene vaardigheden en het verder ontwikkelen van milieu- en ecosysteemboekhouding ; ook moet worden gestreefd naar voortdurende verbetering van de wetenschappelijke kennis op basis van vergelijkbare indicatoren, ook op regionaal niveau, met het oog op geïnformeerde besluitvorming ;

Motivering

De essentiële rol van alle bestuursniveaus wordt benadrukt, evenals het streven naar een betere beoordelingscapaciteit van de vooruitgang inzake de algemene doelstellingen van het 8e MAP op alle niveaus, ook op basis van indicatoren op regionaal niveau.

Wijzigingsvoorstel 8

Artikel 3, lid 1 — nieuw punt h) invoegen na punt g)

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

h)

moet volwaardige participatie van en samenwerking met lokale en regionale overheden voor alle aspecten van de milieubeleidsvorming worden gewaarborgd, door middel van een aanpak die is gebaseerd op samenwerking en meerlagig bestuur;

Motivering

Dit wijzigingsvoorstel is bedoeld om bij te dragen tot de versterking van de beleidsontwikkeling en -uitvoering.

Wijzigingsvoorstel 9

Artikel 3, lid 1 — nieuw punt j) invoegen na punt i)

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

j)

de voordelen van het 8e MAP op lokaal en regionaal niveau te bevorderen als essentieel onderdeel van een effectieve en efficiënte uitvoering van het milieubeleid van de EU, zoals aangegeven in het instrument voor de evaluatie van de uitvoering van het milieubeleid;

Motivering

Het is belangrijk dat over de voordelen van het 8e MAP wordt gecommuniceerd en dat ze beter bekend worden gemaakt om het uitvoeringspercentage van het milieubeleid te verhogen.

Wijzigingsvoorstel 10

Artikel 3, lid 2

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Voor de verwezenlijking van de prioritaire doelstellingen van het 8e MAP is een breed draagvlak nodig, wat kan worden bereikt door burgers, sociale partners en andere belanghebbenden hierbij te betrekken en samenwerking tussen nationale, regionale en lokale autoriteiten in stedelijke en plattelandsgebieden voor de ontwikkeling en uitvoering van strategieën, beleidsmaatregelen of wetgeving met betrekking tot het 8e MAP aan te moedigen.

Voor de verwezenlijking van de prioritaire doelstellingen van het 8e MAP is een breed draagvlak nodig, wat kan worden bereikt door burgers, sociale partners en andere belanghebbenden hierbij te betrekken en samenwerking tussen nationale, regionale en lokale autoriteiten voor de ontwikkeling en uitvoering van strategieën, beleidsmaatregelen of wetgeving met betrekking tot het 8e MAP aan te moedigen. De EU zal een plaatsgerichte of gebiedsgeoriënteerde totaalaanpak bevorderen, rekening houdend met de specifieke uitdagingen en sterke punten van alle soorten gemeenschappen, in steden en op het platteland, maar ook in kust-, berg- en eilandgebieden, archipels en ultraperifere regio’s. Hierbij zal aandacht worden besteed aan de interacties tussen gemeenschappen en hun omliggende gebieden, met name het achterland van stedelijke gebieden.

Motivering

Gemeenten en regio’s in de EU hebben verschillende typologieën, elk met hun eigen uitdagingen en sterke punten. Milieubeleid heeft vaak een sterke territoriale component die moet worden aangepast aan de specifieke situatie ter plaatse. Het 7e MAP is voornamelijk op de stedelijke dimensie gericht. In het voorstel voor een 8e MAP worden alleen stedelijke en plattelandsgebieden genoemd. De rijke schakering van EU-gemeenschappen moet centraal staan voor een doeltreffende uitvoering van het EU-milieubeleid.

Wijzigingsvoorstel 11

Artikel 4

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

1.   De Commissie zal, met steun van het Europees Milieuagentschap en het Europees Agentschap voor chemische stoffen, de vooruitgang van de Unie en de lidstaten bij de verwezenlijking van de in artikel 2 vastgestelde prioritaire doelstellingen regelmatig evalueren en hierover verslag uitbrengen, rekening houdend met de in artikel 3 vastgestelde faciliterende voorwaarden.

1.   De Commissie zal, met steun van het Europees Milieuagentschap en het Europees Agentschap voor chemische stoffen, de vooruitgang van de Unie en de lidstaten bij de verwezenlijking van de in artikel 2 vastgestelde prioritaire doelstellingen regelmatig evalueren en hierover verslag uitbrengen, rekening houdend met de in artikel 3 vastgestelde faciliterende voorwaarden.

2.   In de in lid 1 bedoelde evaluatie worden de recentste ontwikkelingen met betrekking tot de beschikbaarheid en relevantie van gegevens en indicatoren weergegeven, voortbouwend op de gegevens die beschikbaar zijn in de lidstaten en op het niveau van de Unie, met name die welke door het Europees Milieuagentschap en het Europees statistisch systeem worden beheerd. Deze evaluatie doet geen afbreuk aan bestaande monitoring-, rapportage- en governancekaders en -oefeningen op het gebied van milieu- en klimaatbeleid.

2.   In de in lid 1 bedoelde evaluatie worden de recentste ontwikkelingen met betrekking tot de beschikbaarheid en relevantie van gegevens en indicatoren weergegeven, voortbouwend op de gegevens die beschikbaar zijn in de lidstaten en op het niveau van de Unie, met name die welke door het Europees Milieuagentschap en het Europees statistisch systeem worden beheerd. Deze evaluatie doet geen afbreuk aan bestaande monitoring-, rapportage- en governancekaders en -oefeningen op het gebied van milieu- en klimaatbeleid.

3.   Het Europees Milieuagentschap en het Europees Agentschap voor chemische stoffen ondersteunen de Commissie bij het verbeteren van de beschikbaarheid en relevantie van gegevens en kennis, met name door:

3.   Het Europees Milieuagentschap en het Europees Agentschap voor chemische stoffen ondersteunen de Commissie bij het verbeteren van de beschikbaarheid en relevantie van gegevens en kennis, met name door:

a)

met moderne digitale instrumenten bewijsmateriaal en gegevens te verzamelen, te verwerken en te rapporteren;

a)

met moderne digitale instrumenten bewijsmateriaal en gegevens te verzamelen, te verwerken en te rapporteren;

b)

de relevante lacunes in de monitoringgegevens trachten weg te werken;

b)

de relevante lacunes in de monitoringgegevens trachten weg te werken;

c)

beleidsrelevante en systemische analysen uit te voeren en bij te dragen aan de verwezenlijking van beleidsdoelstellingen op EU- en nationaal niveau;

c)

beleidsrelevante en systemische analysen uit te voeren en bij te dragen aan de verwezenlijking van beleidsdoelstellingen op EU-, nationaal , regionaal en lokaal niveau;

d)

gegevens over milieu-, sociale en economische effecten te integreren en volledig gebruik te maken van andere beschikbare gegevens, zoals die welke door Copernicus worden aangeleverd;

d)

gegevens over milieu-, sociale en economische effecten te integreren en volledig gebruik te maken van andere beschikbare gegevens, zoals die welke door Copernicus worden aangeleverd;

e)

via programma’s van de Unie de toegang tot gegevens verder te verbeteren;

e)

via programma’s van de Unie de toegang tot gegevens verder te verbeteren;

f)

voor meer transparantie en verantwoordingsplicht te zorgen;

f)

de beschikbaarheid en interoperabiliteit van gegevens op lokaal en regionaal niveau te verbeteren;

g)

het maatschappelijk middenveld, overheidsinstanties, burgers, sociale partners en de particuliere sector te helpen klimaat- en milieurisico’s in kaart te brengen en maatregelen te nemen om deze risico’s te voorkomen, te beperken en zich eraan aan te passen, en door hen meer te betrekken bij het dichten van kennishiaten.

g)

voor meer transparantie en verantwoordingsplicht te zorgen;

 

h)

het maatschappelijk middenveld, overheidsinstanties op nationaal, regionaal en lokaal niveau , burgers, sociale partners en de particuliere sector te helpen klimaat- en milieurisico’s in kaart te brengen en maatregelen te nemen om deze risico’s te voorkomen, te beperken en zich eraan aan te passen, en door hen meer te betrekken bij het dichten van kennishiaten

i)

positieve milieubanden te bevorderen tussen stedelijke, voorstedelijke en plattelandsgebieden, in overeenstemming met SDG 11: “Duurzame steden en gemeenschappen”.

4.   De Commissie onderzoekt regelmatig de behoeften op het gebied van kennis en gegevens op EU- en nationaal niveau, met inbegrip van de capaciteit van het Europees Milieuagentschap en het Europees Agentschap voor chemische stoffen om de in lid 3 bedoelde taken uit te voeren.

4.   De Commissie onderzoekt regelmatig de behoeften op het gebied van kennis en gegevens op EU- en nationaal niveau en waar nodig op regionaal en lokaal niveau , met inbegrip van de capaciteit van het Europees Milieuagentschap en het Europees Agentschap voor chemische stoffen om de in lid 3 bedoelde taken uit te voeren.

Motivering

Lokale en regionale overheden spelen een belangrijke rol bij de praktische uitvoering van milieubeleid. Bij de vaststelling van het nieuwe monitoringkader moeten deze bestuursniveaus in aanmerking worden genomen en moeten ook gegevens worden verstrekt om de uitvoering in lokale en regionale gemeenschappen te ondersteunen.

II.   BELEIDSAANBEVELINGEN

HET EUROPEES COMITÉ VAN DE REGIO’S

1.

is ingenomen met het 8e MAP, dat een strategische aanpak voor het milieu- en klimaatbeleid voor de periode tot 2030 en een langetermijnvisie voor de periode tot 2050 bevat, met als doelstelling “goed leven, binnen de grenzen van onze planeet”, en waarin de nadruk ligt op betere uitvoering en monitoring.

2.

Het 8e MAP moet de Europese Green Deal krachtig aanvullen en het groene herstel van de EU ondersteunen, door middel van de langetermijnvisie en prioritaire milieudoelstellingen ervan.

3.

Anders dan de vorige MAP’s bevat het 8e MAP geen maatregelen, maar dit feit mag geen precedent scheppen voor toekomstige MAP’s. In de Green Deal zijn slechts tot 2024 maatregelen gepland met betrekking tot de prioritaire doelstellingen van het tot 2030 lopende 8e MAP. Het CvdR dringt er in dit verband op aan dat in het 8e MAP wordt verduidelijkt hoe nieuwe maatregelen ter verwezenlijking van de prioritaire doelstellingen van het MAP in het kader van de tussentijdse evaluatie ervan zullen worden vastgesteld.

4.

Het is een goede zaak dat in het 8e MAP effectievere en efficiëntere uitvoering als belangrijke prioriteit wordt aangeduid. In dit verband is er behoefte aan adequate instrumenten en middelen, evenals aan innovatieve benaderingen die lokale en regionale overheden in staat stellen maatwerkoplossingen te bieden om de uitvoering van het milieubeleid in het veld te verbeteren.

5.

Uitvoeringsproblemen kunnen niet worden opgelost door alleen meer wetgeving. Er zijn ook ondersteuningsmechanismen, nieuwe benaderingen en innovatie nodig om aan de streefwaarden en normen te voldoen.

6.

Het CvdR wijst op de positieve rol van het Technisch Platform voor milieusamenwerking tussen de Europese Commissie en het Europees Comité van de Regio’s; de opname van dit programma in het 7e MAP heeft het van een solide langetermijnbasis voorzien. Het dringt erop aan dat het 8e MAP het door de Commissie ENVE en DG Milieu opgerichte Technisch Platform voor milieusamenwerking verder versterkt, zodat de dialoog kan worden geïntensiveerd en informatie kan worden verzameld over lokale en regionale uitdagingen en oplossingen bij de uitvoering van de EU-milieuwetgeving.

7.

Het CvdR dringt erop aan de kennisbasis op milieugebied te versterken, het potentieel van digitale en datatechnologieën te benutten en het gebruik van natuurlijke oplossingen en sociale innovatie op te voeren om de uitvoering te verbeteren.

8.

Het traditionele, sectorale milieubeleid is grotendeels ondoeltreffend; daarom is het noodzakelijk dat in het 8e MAP, teneinde het milieubeleid te versterken, een geïntegreerde aanpak wordt ontwikkeld, rekening wordt gehouden met de veelzijdige aard van milieu-uitdagingen, synergieën tot stand worden gebracht en discrepanties worden vermeden tussen:

a)

de ambitie, tijdschema’s, uitvoeringsprocedures en instrumenten van de verschillende milieu-, energie- en klimaatbeleidsmaatregelen;

b)

de ambitie en tijdschema’s van de grenswaarden van de EU-milieuwetgeving en die van het bronbeleid.

9.

Er is een discrepantie tussen het 8e milieuactieprogramma en het meerjarig financieel kader (MFK) 2021-2027. Het CvdR wijst er nogmaals op dat het besluitvormingsproces voor toekomstige MAP’s moet worden afgestemd op het tijdschema van het MFK.

10.

Om de gestelde doelen te bereiken is het van essentieel belang dat gegevens over de toestand van het milieu op efficiënte wijze verzameld, verwerkt en geëxploiteerd worden. De praktijken lopen echter nog sterk uiteen en zijn vaak rudimentair, waarbij te veel werk door mensen wordt gedaan, vooral op lokaal en regionaal niveau. Het CvdR pleit dan ook voor ontwikkelingsactiviteiten en investeringen in de hele EU om ervoor te zorgen dat de noodzakelijke gegevensverwerking op uniforme wijze kan plaatsvinden, met de nadruk op compatibiliteit en met gebruikmaking van geautomatiseerde gegevensstromen en open interfaces.

11.

Het CvdR is van mening dat het “niet-schadenbeginsel” en de “gezond leven”-aanpak de leidraad moeten zijn voor de herstel- en veerkrachtplannen, teneinde beleidsintegratie en -samenhang te waarborgen.

12.

Het dringt aan op de volledige integratie van milieu- en klimaatmaatregelen en maatregelen ter bevordering van de circulaire economie in het budgettaire, economische en sociale beleid van de EU en wijst erop dat bij de inspanningen voor groen herstel rekening moet worden gehouden met de territoriale verschillen en uitdagingen en ervoor moet worden gezorgd dat geen enkele gemeenschap achterblijft.

13.

Het CvdR herinnert eraan dat een plaatsgerichte of gebiedsgeoriënteerde totaalaanpak de beste manier is om daadwerkelijk voor een gezond leven voor iedereen te zorgen, rekening houdend met de specifieke kenmerken van de plaats of streek in kwestie, met inbegrip van bioculturele diversiteit.

14.

Het is ingenomen met het engagement voor een herstelstrategie die gebaseerd is op de Europese Green Deal en herhaalt zijn standpunt dat milieu-, klimaat- en transitieproblemen aanzienlijke groene en blauwe investeringen en innovatie op alle bestuursniveaus vereisen.

15.

Het roept op tot ambitieuze investeringen in belangrijke groene sectoren (bijv. projecten op het gebied van hernieuwbare energie, de circulaire economie, omschakeling op milieuvriendelijke vervoerswijzen), welke noodzakelijk zijn om veerkracht op te bouwen en groei en banen te creëren in een eerlijke, inclusieve, solidaire en duurzame samenleving, en wijst op de vele soorten voordelen die zij opleveren voor de economie, de gezondheid en het welzijn van de burgers. Lokale en regionale overheden kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan het herstel en moeten waar nodig worden betrokken bij de planning en uitvoering van deze investeringen.

16.

Lokale en regionale overheden spelen een cruciale rol bij het betrekken van burgers, bedrijven, onderzoekscentra, de academische wereld en lokale belanghebbenden bij de planning en uitvoering van milieubeleid.

17.

Het CvdR dringt aan op een goed functionerend kader voor meerlagig bestuur en moedigt alle bestuursniveaus aan om bestuurlijke, interregionale, intergemeentelijke en grensoverschrijdende samenwerking te bevorderen met het oog op de uitvoering van het 8e MAP.

18.

Meer onderzoek, gegevens en kennis zijn nodig om concrete milieuproblemen aan te pakken en kansen te benutten in verschillende soorten lokale en regionale gemeenschappen, rekening houdend met de ontvolking van het platteland, de vergrijzing van de bevolking en regionale verschillen. Deze gegevens en kennis moeten openbaar beschikbaar en gemakkelijk toegankelijk zijn.

19.

Er is behoefte aan meer lokale gegevens, waaronder gegevens die rechtstreeks worden verzameld bij burgers en particuliere organisaties die groene projecten ontwikkelen (bijv. inzake bodem, water, vogelobservatie, habitats enz.). Het CvdR roept de Europese Commissie en de lokale en regionale overheden op om samen te werken bij het vergaren van lokale gegevens die nodig zijn voor een betere uitvoering van het MAP.

20.

Het CvdR steunt de oprichting van een nieuw monitoringkader waarbij terdege rekening wordt gehouden met bestaande kaders zoals de evaluatie van de uitvoering van het milieubeleid, en pleit ervoor dat het CvdR en de lokale en regionale overheden worden betrokken bij het overleg over de vaststelling van de belangrijkste indicatoren, zodat de lokale en regionale dimensie naar behoren in aanmerking wordt genomen.

21.

Er moet voortdurend voor worden geijverd om de milieumonitoring te versterken (bijv. inzake biodiversiteit, nulverontreiniging, een gifvrij milieu, herziene aanpak van de circulaire economie), door deze te koppelen aan horizontale monitoringinstrumenten (bijv. SDG’s, dashboard inzake veerkracht enz.) en door kernindicatoren vast te stellen (bijv. circulaire economie, klimaat en energie, een gifvrij milieu, biodiversiteit, nulverontreiniging, drukfactoren, EIR — uitvoeringsindicatoren enz.) op basis van algemene beginselen, zoals kwaliteitsborging, evenwicht, toepasbaarheid, prioriteitstelling, flexibiliteit, tijdsplanning en periodiciteit.

22.

Het CvdR dringt erop aan dat het nieuwe monitoringkader zo veel mogelijk voortbouwt op bestaande monitoringinstrumenten en -indicatoren op het gebied van het milieubeleid en het governancesysteem voor de energie-unie en klimaatverandering, en dat dit kader specifieke rapportageverplichtingen samenbrengt, zodat dubbel werk in beginsel kan worden vermeden en de administratieve lasten kunnen worden beperkt.

23.

Het CvdR wijst erop dat de uitvoering van het 8e MAP kan worden versneld door initiatieven zoals het Green City Accord of het Europees Jaar van groenere steden 2022, de EU-stedenagenda, alsook door vrijwillige acties zoals het Burgemeestersconvenant voor klimaat en energie en de waarnemingspost voor stedelijke mobiliteit, en dat deze daarom verder moeten worden bevorderd.

24.

Er moet meer worden gedaan op het gebied van milieueducatie en jongerenprojecten om het milieubewustzijn te vergroten.

25.

Veel milieumaatregelen kunnen pas geheel en al ten uitvoer worden gelegd als de burgers zich er dagelijks volledig voor inzetten.

26.

Meer aandacht zou moeten worden besteed aan de interactie tussen stedelijke en landelijke actoren en aan het feit dat geografische typologieën zoals bergstreken, eilanden, kustgebieden, ultraperifere regio’s enz. een enorm potentieel voor groene investeringen bieden (bijv. projecten inzake hernieuwbare energie).

27.

Gezien de toezeggingen die kwetsbare gebieden, waaronder steenkool- en koolstofintensieve regio’s en de ultraperifere regio’s, hebben gedaan om tegen 2040 vooruitgang te boeken op het gebied van decarbonisatie, pleit het CvdR ervoor om de inspanningen van deze regio’s voor het versnellen van hun veranderingsprocessen te ondersteunen, zodat zij laboratoria en proeftuinen kunnen worden voor de hindernissen die bij de verwezenlijking van de doelstellingen op dit gebied te overwinnen zijn.

28.

Het CvdR is het eens met overweging 19 van het MAP-voorstel, waarin staat dat de doelstellingen ervan niet voldoende door de lidstaten alleen kunnen worden verwezenlijkt. Het voorstel werpt in zijn huidige vorm geen vragen op ten aanzien van de inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel. Het werpt evenmin vragen op ten aanzien van de inachtneming van het evenredigheidsbeginsel.

29.

Het CvdR steunt, en onderstreept de noodzaak van, een versterking van het EU-systeem voor toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden (het Verdrag van Aarhus), en is ingenomen met de voorstellen tot wijziging ervan (1). Het verzoekt de Europese Commissie een dialoog met het CvdR en de lokale en regionale overheden te bevorderen om ervoor te zorgen dat lokale gemeenschappen toegang hebben tot passende kanalen voor toegang tot de rechter en volledig kunnen bijdragen tot een betere uitvoering van het milieubeleid van de EU.

30.

Het stelt voor om na te gaan of binnen het Technisch Platform voor milieusamenwerking een netwerk van “ambassadeurs” kan worden opgezet ter bevordering van de uitvoering van de milieuwetgeving op alle bestuursniveaus, in een vorm die verenigbaar is met en een aanvulling vormt op bestaande inspanningen, zoals het peer-to-peer-instrument voor de uitwisseling van informatie over technische bijstand (Taiex), de evaluatie van de uitvoering van het milieubeleid, het Green Cities Accord en het biogeografische proces van Natura 2000.

Brussel, 5 februari 2021.

De voorzitter van het Europees Comité van de Regio's

Apostolos TZITZIKOSTAS


(1)  Teksten en nadere informatie zijn te vinden in het volgende persbericht: https://ec.europa.eu/environment/news/commission-proposes-improve-public-scrutiny-eu-acts-related-environment-2020-10-14_en


Top