EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52020AE1835

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (COM(2020) 70 final)

EESC 2020/01835

OJ C 232, 14.7.2020, p. 18–28 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

14.7.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 232/18


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten

(COM(2020) 70 final)

(2020/C 232/03)

Algemeen rapporteur:

Ellen NYGREN

Raadpleging

Raad van de Europese Unie, 6.3.2020

Rechtsgrondslag

Artikel 148, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

Bevoegde afdeling

Werkgelegenheid, Sociale Zaken en Burgerschap

Goedkeuring door de voltallige vergadering

7.5.2020

Zitting nr.

551 — Zitting op afstand

Stemuitslag

(voor/tegen/onthoudingen)

251/03/07

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1.

Het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) is ingenomen met de voorgestelde herziene werkgelegenheidsrichtsnoeren. Hun rol als langetermijnkompas voor het werkgelegenheidsbeleid van de EU-lidstaten is ook in tijden van crisis belangrijk. Het werkgelegenheidsbeleid is van cruciaal belang voor de economische en sociale ontwikkeling van de Europese Unie in haar geheel en van haar lidstaten. De tenuitvoerlegging van de Europese pijler van sociale rechten is een gemeenschappelijk middel om te streven naar duurzame opwaartse convergentie, en in dit opzicht is de herziening van de werkgelegenheidsrichtsnoeren een goede zaak. De EU en haar lidstaten moeten inspanningen blijven leveren om de ongelijkheden weg te werken. Opwaartse convergentie is een horizontaal beginsel dat in het hele EU-beleid in aanmerking moet worden genomen en moet worden geïntegreerd.

1.2.

Het voorstel voor de herziene werkgelegenheidsrichtsnoeren is gepubliceerd vóór de grootschalige COVID-19-uitbraak. COVID-19 heeft zich sindsdien ontwikkeld tot een pandemie en de gevolgen ervan hebben ertoe geleid dat ook op het gebied van het arbeidsmarktbeleid dringend actie moet worden ondernomen. Om de verspreiding van de ziekte te beperken, zijn in alle EU-lidstaten en daarbuiten op ongekende wijze maatregelen getroffen. Het EESC pleit echter voor meer gecoördineerde actie.

1.3.

Het EESC is ervan overtuigd dat alleen een omvangrijk Europees economisch herstelplan de EU-lidstaten, hun burgers, bedrijven en werknemers kan helpen om de gevolgen van de COVID-19-pandemie zo goed mogelijk op te vangen en samen een meer duurzame en veerkrachtige Europese economie op te bouwen. Hoewel het onzeker is hoe lang de buitengewone situatie als gevolg van de COVID-19-crisis zal duren, is het duidelijk dat de gevolgen voor de arbeidsmarkt gedurende een langere periode merkbaar zullen zijn. De richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid 2020 moeten derhalve ook worden aangepast om rekening te houden met deze nieuwe situatie.

1.4.

De economische schok als gevolg van de COVID-19-crisis heeft al geleid tot een werkgelegenheids- en sociale crisis, die ernstige en langdurige gevolgen kan hebben voor de Europese arbeidsmarkten. In dit verband moet worden overwogen om voor dit jaar een aanvullend en buitengewoon noodrichtsnoer voor werkgelegenheid vast te stellen als leidraad voor de noodzakelijke aanpassingen van het werkgelegenheidsbeleid in de EU-lidstaten, teneinde deze ongekende situatie aan te pakken. In een dergelijk noodrichtsnoer voor werkgelegenheid in het kader van COVID-19 zouden verwijzingen kunnen worden opgenomen naar efficiënte tijdelijke maatregelen die nodig zijn om de gevolgen van de crisis te verzachten, zoals werktijdverkortingsregelingen, inkomenssteun, verlenging van betaald ziekteverlof en bevordering van werken op afstand (met inachtneming van de verantwoordelijkheid van werkgevers voor de gezondheid en veiligheid van werknemers).

1.5.

Volgens richtsnoer 5 worden lidstaten nog steeds aangemoedigd om “innovatieve vormen van werk” te bevorderen. Hoewel nieuwe vormen van werk en innovatie kansen bieden voor groei, heeft het EESC al eerder gewezen op de vele uitdagingen die met dit soort werk gepaard gaan. In de werkgelegenheidsrichtsnoeren moet worden getracht de met deze nieuwe arbeidsvormen samenhangende trends om te zetten in eerlijke werkgelegenheidskansen. De oproep om adequate en eerlijke lonen vast te stellen, door middel van de verbetering van de mechanismen voor het wettelijk minimumloon, waar dit bestaat, of door middel van collectieve onderhandelingen moet worden verwelkomd. Het is essentieel dat de sociale partners hierbij worden betrokken en uitermate positief dat de lidstaten in richtsnoer 5 worden verzocht om “de sociale dialoog en collectieve onderhandelingen met het oog op loonvorming te bevorderen”. Aan het einde van dit richtsnoer moeten in dit verband voorstellen worden opgenomen om de doeltreffendheid van de collectieve overeenkomsten te versterken door het toepassingsgebied ervan te vergroten.

1.6.

Met betrekking tot richtsnoer 6 “Het arbeidsaanbod verbeteren en toegang tot de arbeidsmarkt, vaardigheden en competenties vergroten” waardeert het EESC het dat het richtsnoer verwijst naar een overkoepelende visie op competenties die zijn afgestemd op een duurzaam productiesysteem. Het EESC verheugt zich erover dat de lidstaten in de richtsnoeren worden verzocht hun onderwijs- en opleidingsstelsels aan te passen en hierin te investeren om te voorzien in hoogwaardig en inclusief onderwijs, met inbegrip van beroepsonderwijs en -opleiding. Het dringt in dit verband aan op doeltreffendere Europese en nationale strategieën om te zorgen voor duurzame financiering opdat alle volwassenen zich hun hele leven kunnen her- en bijscholen. De focus ligt daarbij met name op het bieden van een effectieve ondersteuning aan werkenden en werklozen.

1.7.

Met betrekking tot richtsnoer 7 “De werking van de arbeidsmarkten en de doeltreffendheid van de sociale dialoog verbeteren” zij erop gewezen dat het goed functioneren van de sociale dialoog van essentieel belang is voor elk werkgelegenheidsbeleid, met inbegrip van de tenuitvoerlegging van de EU-werkgelegenheidsrichtsnoeren. Daarom moet er meer worden gedaan om de sociale dialoog te vergemakkelijken en te bevorderen, zowel op nationaal als op Europees niveau. Verder heeft de Commissie vooruitgang geboekt met het betrekken van het maatschappelijk middenveld bij het proces van het Europees Semester, en dit is toe te juichen en moet verder worden ontwikkeld. Een element dat ontbreekt in dit richtsnoer is de noodzaak van betere veiligheid en gezondheid op het werk. In het licht van de COVID-19-uitbraak is een gezonde en veilige werkplek essentieel om het risico op infectie en verspreiding van het virus en andere ziekten te verkleinen. Zoals altijd en met name in de huidige uitzonderlijke omstandigheden moeten werkgevers de verantwoordelijkheid op zich nemen voor de gezondheid en veiligheid van hun werknemers, hen en hun vertegenwoordigers voorzien van toereikende informatie, risicobeoordelingen uitvoeren en preventieve maatregelen nemen. De overheid, het bedrijfsleven, de werknemers en de sociale partners moeten allemaal een rol spelen bij de bescherming van de werknemers, hun gezinnen en de samenleving in het algemeen.

1.8.

De meeste kleine en middelgrote ondernemingen beschikken over geringe economische en managementmiddelen en zouden daarom concrete financiële ondersteuning op maat moeten krijgen voor programma’s voor gezondheid en veiligheid op het werk, om werkplekken aan te passen en snel nieuwe procedures en praktijken toe te passen teneinde werknemers te beschermen. Arbeidsinspecteurs, EU-OSHA (het Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk), het Enterprise Europe Network en de bevoegde autoriteiten op nationaal niveau kunnen praktische ondersteuning bieden, zoals kosteneffectieve en kosteloze gebruiksvriendelijke instrumenten, informatie, begeleiding en advies.

1.9.

Wat betreft richtsnoer 8 “Gelijke kansen voor iedereen bevorderen, sociale inclusie stimuleren en armoede bestrijden” moeten alle vormen van discriminatie worden bestreden. Sociale bescherming en gezondheidszorg moeten voor iedereen toegankelijk zijn. De bevordering van de arbeidsparticipatie van vrouwen, alsook van actief ouder worden voor iedereen, moet worden ondersteund door passende maatregelen, zoals toegang tot hoogwaardige openbare diensten en fatsoenlijke arbeidsomstandigheden voor iedereen. In de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid moeten ook doelstellingen inzake sociale bescherming in aanmerking worden genomen zoals volledige en doeltreffende dekking, toereikendheid en transparantie van socialezekerheidsregelingen.

2.   Achtergrond

2.1.

Volgens het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) moeten de lidstaten hun economisch beleid en de bevordering van de werkgelegenheid beschouwen als aangelegenheden van gemeenschappelijk belang en hun maatregelen op deze gebieden in het kader van de Raad coördineren (1). In artikel 148 VWEU is bepaald dat de Raad richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid moet opstellen. In de richtsnoeren worden de omvang en de richting geformuleerd voor de beleidscoördinatie van de lidstaten; een en ander dient als basis voor de landspecifieke aanbevelingen in het kader van het Europees Semester.

2.2.

De richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid en de richtsnoeren voor het economisch beleid werden in 2010 voor het eerst gezamenlijk aangenomen in de vorm van een “geïntegreerd pakket” in samenhang met de Europa 2020-strategie. In 2018 werden de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid afgestemd op de beginselen van de Europese pijler van sociale rechten. Het EESC was vanaf het allereerste begin ingenomen met deze afstemming (2), maar eiste toen en in een aantal latere adviezen (3) dat in de praktijk meer wordt gedaan om die pijler waar te maken en uit te voeren.

2.3.

Aangezien het Europees Semester is bijgewerkt om hierin de duurzameontwikkelingsdoelstellingen (SDG’s) van de VN op te nemen, is de jaarlijkse groeianalyse omgevormd tot de jaarlijkse strategie voor duurzame groei en wordt nu voorgesteld om de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid te herzien.

2.4.

Het voorstel van de Europese Commissie voor een besluit van de Raad betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten werd op 26 februari 2020 aangenomen, vóór de start van de coördinatie van de noodmaatregelen om de uitbraak van COVID-19 het hoofd te bieden. Het onmiddellijke doel van de overheid moet zijn om te zorgen voor het juiste evenwicht tussen de bescherming van de volksgezondheid door de verspreiding van het virus te beperken en het behoud van vitale economische activiteiten.

2.5.

De IAO heeft gewaarschuwd dat de gevolgen van COVID-19 voor de werkgelegenheid diepgaand, vergaand en ongekend zijn (4) en kunnen leiden tot het verlies van miljoenen banen, evenals tot een toename van het gebrek aan werkgelegenheid en werkende armen, wat de gevolgen van de financiële crisis van 2008-2009 ver overstijgt. De vermindering van de omvang van de gevolgen zal afhangen van de snelheid en de vastberadenheid waarmee politieke besluiten worden genomen en uitgevoerd.

2.6.

Het EESC is ervan overtuigd dat alleen een omvangrijk Europees economisch herstelplan de EU-lidstaten, hun burgers, bedrijven en werknemers kan helpen om de gevolgen van de COVID-19-pandemie zo goed mogelijk op te vangen en samen een meer duurzame en veerkrachtige Europese economie op te bouwen (5). De lidstaten moeten snel overeenstemming bereiken over een nieuw meerjarig financieel kader (MFK), waardoor de onzekerheid over de financiering van EU-investeringen vanaf 2021 wordt verminderd.

2.7.

Bedrijven en werknemers in een breed scala aan economische sectoren zijn ernstig getroffen. Veel ondernemingen, en met name micro-, kleine en middelgrote ondernemingen alsook sociale ondernemingen dreigen insolvent te raken en miljoenen werknemers lopen gevaar hun inkomsten te verliezen en te worden ontslagen (6). Gemiddeld ongeveer 90 % van de kleine en middelgrote ondernemingen zegt economisch te zijn getroffen en verwacht een stijging van het werkloosheidscijfer met 3 tot 5 procentpunten (7). Er zijn gerichte maatregelen nodig om bedrijven en banen in belangrijke sectoren die bijzonder zwaar getroffen zijn, te ondersteunen.

2.8.

In Europa en de rest van de wereld wordt medisch personeel terecht toegejuicht als de helden aan de frontlinie, die alles geven om levens te redden en hiervoor te vaak zelf de hoogste prijs betalen. Deze medewerkers, evenals leraren, andere werknemers in de openbare sector, inwonende zorgverleners en mantelzorgers zijn in sommige landen ondergewaardeerd en hadden het sterkst te lijden onder de bezuinigingsmaatregelen die werden genomen naar aanleiding van de crisis van 2008. Het is essentieel dat deze hernieuwde waardering in de toekomst concreet wordt vertaald naar verbeterde arbeidsvoorwaarden en de noodzakelijke investeringen in openbare diensten en met name welzijnswerk.

2.9.

De COVID-19-crisis illustreert ook duidelijk de bestaande structurele problemen op de Europese arbeidsmarkten. Er blijven ongelijkheden bestaan tussen werknemers in stabielere en meer zekere werkomstandigheden en werknemers in meer onzekere vormen van werk. Flexibiliteit voor zowel werkgevers als werknemers is nodig om de snelle veranderingen in de arbeidswereld aan te pakken en dit moet worden ondersteund door het bevorderen van zekerheid en eerlijke arbeidsvoorwaarden in alle vormen van werk.

2.10.

Veel van de werknemers die doorgaans worden gezien als “laagopgeleid” en die dienovereenkomstig laagbetaald worden, zijn in werkelijkheid heel belangrijke werknemers die helpen onze wereld draaiende te houden, waarbij zij zelf en hun naasten vaak gevaar lopen.

2.11.

Deze werknemers, die reeds het kwetsbaarst zijn in termen van toegang tot en deelname aan de arbeidsmarkt, lopen een groter risico op uitsluiting. Hierbij valt onder meer te denken aan vrouwen, jongeren, mensen met een handicap en andere groepen die worden geconfronteerd met discriminatie op het werk, zoals migranten en Roma. Sommige werknemers, met name vrouwen, kunnen zich genoodzaakt zien hun baan op te geven om zich te wijden aan de zorg voor hun kinderen of andere familieleden.

2.12.

Het belangrijkste punt van zorg voor Europese ondernemingen is om hun marktpositie en daarmee werkgelegenheid voor miljoenen werknemers te behouden. Ondernemingen en sociale partners komen tot pragmatische oplossingen, zoals aanpassing van bedrijfsplannen, invoering van werktijdverkortingsregelingen, telewerken of andere flexibele alternatieven, en het scheppen van de voorwaarden voor cursussen op afstand op bedrijfsniveau.

2.13.

In het licht van deze ontwikkelingen moet de coördinatie van het werkgelegenheidsbeleid door de Europese Unie worden aangepast om in te spelen op de nieuwe en ongekende situatie. Het voorstel van de Commissie voor een verordening van de Raad betreffende de instelling van een Europees instrument voor tijdelijke steun om het risico op werkloosheid in noodsituaties te beperken (SURE) naar aanleiding van de uitbraak van COVID-19 (8) is een welkom initiatief om onmiddellijke steun te verlenen aan werknemers en bedrijven. Wanneer dit snel wordt uitgevoerd, zal het ertoe bijdragen de negatieve gevolgen voor de werkgelegenheid op te vangen en de voorwaarden voor een snel herstel te bevorderen. Hoewel het onzeker is hoe lang de buitengewone situatie als gevolg van de COVID-19-crisis zal duren, is het duidelijk dat de gevolgen gedurende een langere periode merkbaar zullen zijn. De richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid 2020 moeten derhalve ook worden aangepast om rekening te houden met deze nieuwe situatie.

2.14.

De richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid moeten gedurende een langere periode stabiel zijn en toepasbaar op alle lidstaten, gezien de uiteenlopende nationale omstandigheden. Met het oog op de huidige COVID-19-uitbraak — en er zijn al tekenen dat die zal leiden tot een economische en sociale crisis, met een ernstige en langdurige impact op de Europese arbeidsmarkten tot gevolg — moet echter ook worden overwogen om dit jaar een aanvullend en buitengewoon noodrichtsnoer voor werkgelegenheid vast te stellen teneinde richting te geven aan de noodzakelijke aanpassingen van het werkgelegenheidsbeleid in de EU-lidstaten om de huidige ongekende situatie het hoofd te bieden. De bestaande open coördinatiemethode moet verder worden verbeterd om de lidstaten ondersteuning te bieden bij het benchmarken van de vorderingen op het gebied van hervorming en de verbetering van de prestaties van hun werkgelegenheidsbeleid en de nationale stelsels voor sociale bescherming.

2.15.

In een noodrichtsnoer voor werkgelegenheid in het kader van COVID-19 zouden verwijzingen kunnen worden opgenomen naar efficiënte tijdelijke maatregelen die nodig zijn om de gevolgen van de crisis te verzachten, zoals werktijdverkortingsregelingen, inkomenssteun, verlenging van betaald ziekteverlof, uitstellen van de socialezekerheidsbijdragen van werkgevers, van de voorlopige belastingaanslag op salarissen en van de belasting over de toegevoegde waarde, en bevordering van werken op afstand (met inachtneming van de verantwoordelijkheid van werkgevers voor de gezondheid en veiligheid van werknemers).

2.16.

Tegen de achtergrond van de COVID-19-crisis ziet het EESC dit advies als een kans om opmerkingen en aanbevelingen kenbaar te maken ten aanzien van de manier waarop de ongekende verstoringen van de arbeidsmarkten in steeds meer landen na de gedeeltelijke shutdown van het maatschappelijke en economische leven om de virusinfectie te bestrijden, kunnen worden aangepakt. Als gevolg van deze situatie zullen de EU-lidstaten hun werkgelegenheidsbeleid moeten aanpassen.

3.   Algemene opmerkingen

3.1.

Het EESC verwijst naar eerdere adviezen over de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid en herhaalt enkele goede punten uit deze adviezen:

Er zijn meer inspanningen nodig om te investeren in het scheppen van hoogwaardige banen en om onzeker werk aan te pakken, daar dit ook de productiviteit beperkt (9).

De EU en haar lidstaten moeten inspanningen blijven leveren om de ongelijkheden weg te werken. Opwaartse convergentie is een horizontaal beginsel dat in het hele EU-beleid in aanmerking moet worden genomen en moet worden geïntegreerd (10).

Het EESC herhaalt zijn oproep tot een deugdelijk pakket sociale investeringen als onderdeel van een Europees groei- en investeringsprogramma ten belope van 2 % van het bbp (11).

Bepalingen inzake gendergelijkheid moeten deel uitmaken van elk richtsnoer en er moet een sterke focus zijn op kwesties in verband met lage lonen bij het aanpakken van de loonkloof tussen mannen en vrouwen (12).

In verschillende adviezen wordt gepleit voor een strategie voor de sociale inclusie van mensen met een handicap, migranten en Roma.

Een goed functionerende sociale dialoog is essentieel om de opwaartse sociale convergentie en de toegang tot hoogwaardige banen, kwalificaties en vaardigheden te verwezenlijken, alsook voor een betere uitstippeling en tenuitvoerlegging van hervormingen die uit deze doelstellingen voortvloeien (13).

Een rechtvaardigere samenleving kan alleen tot stand worden gebracht door te zorgen voor duurzamere en inclusievere economische groei en werkgelegenheid in combinatie met grotere productiviteit en een betere concurrentiepositie, zodat burgers fatsoenlijke werkomstandigheden, passende lonen en pensioenen worden gegarandeerd, en hun rechten kunnen uitoefenen (14).

Het EESC heeft in een van zijn adviezen over de pijler van sociale rechten bovendien de aandacht gevestigd op de noodzaak om het scorebord te verbeteren en de noodzaak van een zowel economisch als sociaal Europees Semester (15). Het verband tussen het toezicht op macro-economische kwesties en werkgelegenheid en sociaal beleid is essentieel.

Er is volgens het EESC weliswaar vooruitgang geboekt met de pijler van sociale rechten en de integratie van de werkgelegenheidsrichtsnoeren en de globale richtsnoeren voor het economisch beleid, maar desondanks heerst er nog steeds een gebrek aan convergentie tussen beide pakketten richtsnoeren. Het EESC is ingenomen met de bijwerking van de richtsnoeren, op basis van de integratie van de duurzameontwikkelingsdoelstellingen in het Europees Semester.

3.2.

Het EESC wijst er nogmaals op dat bij de vaststelling van het arbeidsmarktreguleringsbeleid en de sociale rechten concurrentievermogen, productiviteit en sociale duurzaamheid, waaronder rechten van werknemers, harmonieus moeten samengaan omdat zij rechtstreeks met elkaar samenhangen. Zowel Europese, nationale als lokale overheden moeten in hun beleid zorgen voor een passend evenwicht tussen economische, sociale en milieuduurzaamheid (16).

3.3.

Het werkgelegenheidsbeleid is van groot belang voor de economische en sociale ontwikkeling van de EU in haar geheel en van haar lidstaten. De richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid spelen een belangrijke rol bij het samenbrengen van de Commissie, de nationale regeringen, werkgevers en vakbonden om het werkgelegenheidsbeleid en de stelsels voor sociale bescherming te moderniseren in het licht van de veranderende economische en sociale context in Europa.

3.4.

De Europese pijler van sociale rechten (EPSR) kan een middel zijn om opwaartse convergentie en betere leef- en werkomstandigheden in de hele EU te bevorderen. De toekomst van de arbeidsmarkt moet een centraal thema zijn in de debatten over de pijler van sociale rechten, die betrekking moeten hebben op de grote veranderingen die zich momenteel voltrekken, en er moet een coherente Europese werkgelegenheidsstrategie worden vastgesteld die de volgende thema’s bestrijkt:

investering en innovatie;

werkgelegenheid en het scheppen van kwalitatief hoogwaardige banen;

billijke arbeidsvoorwaarden voor iedereen;

eerlijke en vlotte transities ondersteund door een actief arbeidsmarktbeleid;

gelijke kansen voor iedereen;

betrokkenheid van alle partijen, met name de sociale partners;

investeringen in onderwijs- en opleidingsstelsels ter bevordering van hoogwaardig en inclusief onderwijs, met inbegrip van beroepsonderwijs en -opleiding, programma’s voor een leven lang leren, bijscholing en omscholing, met name om rekening te houden met de vraag naar digitale en groene vaardigheden.

3.5.

De effectieve tenuitvoerlegging van de EPSR in de lidstaten zal alleen mogelijk zijn als er voldoende financiële middelen beschikbaar zijn om te investeren in sociaal beleid dat gericht is op de toepassing van rechten en beginselen via specifieke beleidsinitiatieven. Daartoe moet een beroep worden gedaan op mechanismen zoals het Europees Sociaal Fonds en het Europees fonds voor strategische investeringen (17).

3.6.

Met name de werkloosheid vormt een grote uitdaging voor de meeste landen. De gevolgen van de COVID-19-crisis vereisen meer inspanningen voor een actief arbeidsmarktbeleid dan onder normale omstandigheden. Op zowel EU- als nationaal niveau moet meer worden gedaan.

3.7.

In lijn met de beginselen van de EPSR kunnen de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid een belangrijk instrument zijn voor de lidstaten bij de ontwikkeling en uitvoering van beleid en maatregelen ter verzachting van de economische en sociale impact van de COVID-19-crisis op de korte termijn en om de crisis te boven te komen zonder de arbeidsrechten te ondermijnen of aan concurrentievermogen in te boeten. Dit kan worden gecoördineerd binnen het kader van het Europees Semester. In de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid moet de bevordering van de sociale dialoog een prioriteit zijn. Een sterke sociale dialoog moet op alle niveaus worden gewaarborgd om de effecten van de crisis op duurzame wijze het hoofd te bieden, zowel in economisch als sociaal opzicht.

3.8.

Baanbehoud en naar behoren gecompenseerde werktijdverkorting is in dit opzicht beter voor werkgevers en voor werknemers dan ontslag. De EU-brede bevordering en de financiële ondersteuning van dergelijke arbeidsmarktinstrumenten zouden een belangrijke bijdrage leveren tot de stabilisatie van het economische en sociale leven in de huidige buitengewone omstandigheden.

3.9.

In dit verband is het EESC verheugd over de oprichting van SURE (18), het door de Commissie aangekondigde instrument dat is ontwikkeld om financiële steun te verlenen voor werkverkortingsregelingen, mechanismen voor inkomenscompensatie en andere maatregelen gericht op het voorkomen van werkloosheid als gevolg van de COVID-19-uitbraak.

3.10.

Wat betreft de richtsnoeren voor de lidstaten voor de toepassing van dit instrument, verzoekt het EESC de Commissie er ten minste voor te zorgen dat a) alle lidstaten voorzien in werktijdverkortingsregelingen of vergelijkbare maatregelen, b) alle werknemers, sectoren en bedrijven vallen onder dergelijke maatregelen, c) betalingen bij voorkeur worden gedaan aan bedrijven die meer inspanningen leveren om ontslagen voorkomen, en d) de sociale partners volledig worden betrokken bij het ontwerp, de ontwikkeling en de uitvoering van de regelingen op nationaal, sectoraal en bedrijfsniveau en dat toereikende EU-financiering wordt toegewezen om lidstaten te helpen de noodzakelijke maatregelen uit te voeren.

3.11.

In hun recente gezamenlijke verklaring over COVID-19 (19) dringen de Europese sociale partners erop aan dat alle mogelijke inspanningen worden geleverd om werknemers, ondernemingen, economische sectoren en openbare diensten te helpen de crisis te doorstaan, zodat zij hun activiteiten kunnen hervatten zodra de crisis is beëindigd, om te zorgen dat werknemers hun baan in de tussentijd kunnen behouden, om hen te beschermen tegen werkloosheid en inkomensverliezen en om de financiële verliezen in het algemeen te verzachten.

3.12.

De sociale partners dringen er bij de regeringen op aan in het bijzonder maatregelen goed te keuren met het oog op:

het voorkomen van verstoringen van de eengemaakte markt, met inbegrip van verboden en uitvoerbeperkingen, met name voor de uitvoer van medische apparatuur en medicijnen, en het stoppen van de grenssluitingen voor goederen; het waarborgen van alle wijzen van goederenvervoer is een prioriteit binnen de EU, die ook een essentiële rol speelt bij het coördineren en informeren ten aanzien van maatregelen die in de lidstaten worden genomen;

het aanmoedigen van uitgaven en investeringen van de lidstaten ter versterking van personeel, apparatuur en middelen voor nationale gezondheidsdiensten, stelsels voor sociale bescherming en andere diensten van algemeen belang;

het mobiliseren van ongebruikte middelen en andere EU-middelen ter ondersteuning van de lidstaten bij het waarborgen van financiële en inkomenssteun voor werknemers die werkloos zijn geworden of wier werk is stilgelegd;

het waarborgen van de toegang tot kredieten en financiële steun voor ondernemingen, met name alle soorten kleine en middelgrote ondernemingen, die zijn getroffen door de lockdown en noodmaatregelen, met een gecoördineerd optreden gefinancierd uit de EU-begroting, door de ECB, de EIB en de nationale stimuleringsbanken;

het activeren van het Solidariteitsfonds voor natuurrampen en andere financiering die beschikbaar is op EU-niveau om de momenteel tekortschietende begrotingen aan te vullen;

de inspanningen van de Commissie om ten volle gebruik te maken van de flexibiliteit binnen de staatssteunregels.

3.13.

De lidstaten moeten de nationale sociale partners betrekken bij het ontwerpen en uitvoeren van de nationale maatregelen.

3.14.

De Commissie en de lidstaten moeten ervoor zorgen dat de financiële steun terechtkomt bij ondernemingen, en met name alle soorten kleine en middelgrote ondernemingen, en alle werknemers, met inbegrip van degenen met onzekere banen, die het meest kwetsbaar zijn.

3.15.

Het voornemen van de Commissie om de begrotings- en staatssteunregels flexibel toe te passen, is essentieel voor de ondersteuning van openbare diensten, waarop nu een zeer zwaar beroep wordt gedaan, en van bedrijven en werknemers die worden getroffen door de crisis.

3.16.

EU-middelen die worden geïnvesteerd om werknemers en ondernemingen te beschermen tegen de ergste gevolgen van de crisis zouden een aanvulling moeten vormen op de uitgaven van de lidstaten.

3.17.

Europa moet verantwoordelijkheid, solidariteit en efficiëntie tonen in de omgang met de huidige noodsituatie, door al zijn getroffen burgers, werknemers en ondernemingen te beschermen.

4.   Specifieke opmerkingen

4.1.

De rol van de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid als kompas is ook belangrijk in de COVID-19-crisis, tijdens welke kortetermijnmaatregelen de meeste aandacht krijgen. Het langetermijnperspectief mag niet uit het oog worden verloren, zelfs niet in tijden van nood, teneinde te streven naar duurzame opwaartse convergentie.

4.2.   Richtsnoer 5: De vraag naar arbeid stimuleren

4.2.1.

Vanuit een langetermijnperspectief schiet het richtsnoer tekort wat betreft het voorzien in doeltreffende maatregelen om de vraag naar arbeid te stimuleren. Alle voorgestelde maatregelen verwijzen naar toegangsbelemmeringen voor bedrijven en belastingverschuivingen om de fiscale lasten van arbeid te verlagen. Dit voorstel is voor de korte termijn en houdt geen rekening met de politieke gevolgen van de beperking van de financiële draagkracht van de staat.

4.2.2.

Volgens richtsnoer 5 worden lidstaten nog steeds aangemoedigd om “innovatieve vormen van werk” te bevorderen. Hoewel nieuwe vormen van werk en innovatie kansen bieden voor groei, heeft het EESC al eerder gewezen op de vele uitdagingen die met dit soort werk gepaard gaan. In de werkgelegenheidsrichtsnoeren moet worden getracht de met deze nieuwe arbeidsvormen samenhangende trends om te zetten in eerlijke werkgelegenheidskansen die zijn gebaseerd op evenwicht tussen een flexibele arbeidsmarkt en adequate regels om arbeidskrachten zekerheid te bieden (20).

4.2.3.

De oproep om adequate lonen vast te stellen, door middel van de verbetering van de mechanismen voor het vaststellen van het wettelijk minimumloon, waar dit bestaat, of door middel van collectieve onderhandelingen moet worden verwelkomd. Het is essentieel dat de sociale partners hierbij worden betrokken en uitermate positief dat de lidstaten in de richtsnoeren worden verzocht om de sociale dialoog en collectieve onderhandelingen met het oog op de vaststelling van lonen te bevorderen. Het EESC bereidt momenteel een advies voor over fatsoenlijke minimumlonen (21).

4.2.4.

De verschuiving van het belasten van arbeid naar andere bronnen in de richtsnoeren wordt, evenals de nieuwe specificatie daarvan, toegejuicht. Er moet echter wel meer duidelijkheid worden verschaft over andere mogelijke bronnen. Het EESC heeft adviezen aangenomen inzake kwesties zoals agressieve fiscale planning, fraude en belastingontwijking (22).

4.2.5.

Aan het einde van dit richtsnoer moeten voorstellen worden opgenomen om de doeltreffendheid van de collectieve overeenkomsten te versterken door het toepassingsgebied ervan te vergroten. Tegelijkertijd is het van het grootste belang en een voorwaarde dat het subsidiariteitsbeginsel en de autonome rol van de sociale partners volledig worden geëerbiedigd (23).

4.3.   Richtsnoer 6: Het arbeidsaanbod vergroten en de toegang tot de arbeidsmarkt, vaardigheden en competenties verbeteren

4.3.1.

Het is goed dat in dit richtsnoer wordt verwezen naar een overkoepelende visie op vaardigheden die zijn afgestemd op een productief systeem dat duurzaam is. Het EESC verheugt zich erover dat de lidstaten in de richtsnoeren worden verzocht hun onderwijs- en opleidingsstelsels aan te passen en hierin te investeren om te voorzien in hoogwaardig en inclusief onderwijs, met inbegrip van beroepsonderwijs en -opleiding.

4.3.2.

Het EESC moedigt de lidstaten aan optimaal gebruik te maken van de door de EU-fondsen geboden mogelijkheden, die ook met nationale middelen ondersteund zouden moeten worden. Het dringt aan op doeltreffendere Europese en nationale strategieën om te zorgen voor duurzame financiering opdat alle volwassenen zich kunnen her- en bijscholen. De focus moet daarbij met name liggen op effectieve ondersteuning van werkenden en werklozen via openbare diensten voor arbeidsvoorziening, bedrijven, individuele opleidingstegoeden en andere nationale instrumenten. Gezien de impact van de COVID-19-uitbraak kunnen onmiddellijke maatregelen nodig zijn om het arbeidsaanbod af te stemmen op de huidige behoeften en vraag, bijvoorbeeld om bedrijven in de dienstensector hun personeel tijdelijk te laten uitlenen aan de gezondheidszorgsector.

4.3.3.

Het EESC stelt de Commissie voor ambitieuzer te zijn bij het vaststellen van indicatoren en benchmarks voor de participatie in het volwassenenonderwijs en de toegang tot opleiding voor personeel, evenals van indicatoren in verband met openbare en particuliere investeringen in beroepsonderwijs- en opleidingen. Het recht van werknemers op betaald verlof voor opleidingsdoeleinden moet worden overwogen en worden genoemd in werkgelegenheidsrichtsnoer 6 (24).

4.3.4.

Her- en bijscholing zullen essentieel zijn bij de aanpassing van de arbeidsmarkten tijdens de COVID-19-crisis, maar ook om ervoor te zorgen dat Europa sterker uit die crisis komt, met een verbeterd concurrentievermogen. De lidstaten moeten mechanismen en stelsels opbouwen of versterken voor de overgang naar een nieuwe baan, met ondersteuning uit het Europees Sociaal Fonds. Het doel van dergelijke mechanismen is het creëren van manieren om mensen weer aan het werk te helpen en te voorkomen dat reorganisaties tot langdurige werkloosheid leiden, maar ook te zorgen voor trajecten naar nieuwe banen en diverse processen voor het creëren van werkgelegenheid.

4.3.5.

Een beter inzicht in de veranderende aard van werk en arbeidsverhoudingen in het digitale tijdperk moet de doeltreffendheid van het EU-werkgelegenheidsbeleid kunnen vergroten. De COVID-19-pandemie heeft geleid tot een situatie waarin meer mensen dan ooit telewerken. Telewerken is niet geschikt voor alle omstandigheden en alle soorten functies, maar als het correct wordt toegepast, kan het een belangrijk antwoord vormen op de vraag naar flexibelere arbeidstijden om werknemers te helpen een beter evenwicht tussen werk en privéleven te bereiken, wat ook in het belang van ondernemingen is. Het is van essentieel belang dat er zowel op de werkplek als bij telewerken goede afspraken worden gemaakt over gezondheid en veiligheid, zoals over maximale werktijden. Er moet ook meer onderzoek worden gedaan naar en meer worden geïnvesteerd in maatregelen om nieuwe en opkomende risico’s aan te pakken, waaronder stress en andere psychosociale risico’s.

4.3.6.

Om ervoor te zorgen dat alle leerkrachten, leerlingen en burgers volledige digitale geletterdheid bereiken — ook in kansarme gebieden — moeten er voldoende overheidsmiddelen en deskundig technisch personeel worden ingezet. Het is van cruciaal belang om de toegang tot internet en trajecten voor digitale geletterdheid te waarborgen voor mensen die in dit verband gevaar lopen, en om hun de mogelijkheid te geven hun rechten uit te oefenen en toegang te krijgen tot sociale diensten.

4.3.7.

Het EESC heeft reeds benadrukt dat tijdens de opleidingstijd een fatsoenlijk inkomen moet worden gewaarborgd. Ook moeten instrumenten die in sommige EU-lidstaten worden gebruikt onder de loep worden genomen. Zulks om goede praktijken op het gebied van minimumnormen voor opleidingsverlof in een lidstaat tot standaardpraktijken in de andere lidstaten te maken.

4.3.8.

Wat betreft de steun voor werklozen en in het licht van het gestegen aantal mensen dat langdurig werkloos is, moet in de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid de noodzaak worden behandeld vroegtijdig maatregelen te nemen om te voorkomen dat mensen die buiten de arbeidsmarkt vallen, getraumatiseerd raken. De dekking en de hoogte van werkloosheidsuitkeringen moeten toereikend zijn. Sommige nationale stelsels zijn te rigide wat betreft het in aanmerking komen voor uitkeringen en de betalingen zijn te laag. In dit opzicht heeft het EESC onlangs opgeroepen tot Europese maatregelen om te komen tot minimumnormen voor nationale werkloosheidsregelingen (25).

4.3.9.

Terwijl de kansen om wat voor soort werk dan ook te vinden moeten worden bevorderd, moet het op de agenda plaatsen van hoogwaardige banen de kern vormen van de werkgelegenheidsvisie van de EU voor de lange termijn.

4.4.   Richtsnoer 7: De werking van de arbeidsmarkten en de doeltreffendheid van de sociale dialoog verbeteren

4.4.1.

De oproep om te streven naar transparante en voorspelbare arbeidsvoorwaarden, om segmentatie en onzeker werk te voorkomen en de overgang naar arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde tijd te bevorderen is een positief teken. Hetzelfde geldt voor de versterking en verbetering van de capaciteit van de sociale partners om collectief te onderhandelen. De werkgelegenheidsrichtsnoeren moeten ook gericht zijn op het vergroten van de reikwijdte van collectieve onderhandelingen en moeten garanderen dat alle werknemers het recht hebben om zich te organiseren en zich ongehinderd kunnen aansluiten bij vakbonden.

4.4.2.

De bepalingen betreffende toegang tot een onpartijdig systeem van geschillenbeslechting in dit richtsnoer moeten verder gaan dan alleen “onrechtmatig ontslag”. Het recht van partijen om zich tot de rechter te wenden indien alternatieve geschillenbeslechting is mislukt, dient daarbij onaangetast te blijven (26).

4.4.3.

Andere positieve elementen van het Commissievoorstel, in vergelijking met de huidige richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid, zijn de nadruk op eerlijke arbeidsvoorwaarden voor mobiele werknemers en de verwijzingen naar het bestrijden van discriminatie en het beëindigen van armoede onder werkenden. Het zal belangrijk zijn dat de lidstaten rekening houden met mobiele werknemers, met inbegrip van grensarbeiders, bij het uitvoeren van maatregelen, zoals het sluiten van grenzen, om de impact van de COVID-19-uitbraak te verzachten.

4.4.4.

Een element dat ontbreekt in dit richtsnoer is de noodzaak van betere veiligheid en gezondheid op het werk. In het licht van de COVID-19-uitbraak is een gezonde en veilige werkplek essentieel om het risico op infectie en verspreiding van het virus en andere ziekten te verkleinen. Werkgevers moeten de verantwoordelijkheid op zich nemen voor de gezondheid en veiligheid van hun werknemers, hen en hun vertegenwoordigers voorzien van toereikende informatie, risicobeoordelingen uitvoeren en preventieve maatregelen nemen. De overheid, het bedrijfsleven, de werknemers en de sociale partners moeten allemaal een rol spelen bij de bescherming van de werknemers, hun gezinnen en de samenleving in het algemeen. Om de werking van de arbeidsmarkten te verbeteren, moeten de lidstaten investeren in gezondheid en veiligheid op het werk en zorgen voor toereikende middelen en voorschriften voor arbeidsinspecties of gezondheids- en veiligheidsvertegenwoordigers van vakbonden en voor ondersteuning van werkgevers.

4.4.5.

De meeste kleine en middelgrote ondernemingen beschikken over geringe economische en managementmiddelen en zouden daarom concrete financiële ondersteuning op maat moeten krijgen voor programma’s voor gezondheid en veiligheid op het werk, om werkplekken aan te passen en snel nieuwe procedures en praktijken toe te passen teneinde werknemers te beschermen. Arbeidsinspecteurs, EU-OSHA (het Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk), het Enterprise Europe Network en de bevoegde autoriteiten op nationaal niveau kunnen praktische ondersteuning bieden, zoals kosteneffectieve en kosteloze gebruiksvriendelijke instrumenten, informatie, begeleiding en advies.

4.4.6.

Het EESC stelt voor meer te doen ter bevordering van capaciteitsopbouw voor sociale partners die deelnemen aan de sociale dialoog, te zorgen voor investeringen in structuren ter ondersteuning van de sociale dialoog en procedures te bevorderen die de sociale dialoog stimuleren. Er zijn immers landen met een minder ontwikkelde sociale dialoog en landen die op dit gebied achteruitgaan als gevolg van de crisis. Het EESC is ingenomen met de inspanningen van de Commissie om de samenwerking met de sociale partners in de context van het Europees Semester te verbeteren. Gezien de centrale rol van de sociale dialoog bij de uitvoering van de pijler van sociale rechten en bij de uitvoering van de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid en de landspecifieke aanbevelingen herhaalt het EESC dat die dialoog in alle lidstaten moet meespelen en dringt het er bij alle politieke actoren op nationaal en Europees niveau op aan om de collectieve onderhandelingen op alle niveaus te versterken. Verder heeft de Commissie vooruitgang geboekt met het betrekken van het maatschappelijk middenveld bij de landspecifieke rapportage, en dit is toe te juichen en moet verder worden ontwikkeld.

4.5.   Richtsnoer 8: Gelijke kansen voor iedereen bevorderen, sociale inclusie stimuleren en armoede bestrijden

4.5.1.

De reikwijdte van de sociale bescherming wordt beschouwd in het licht van de demografische uitdagingen en de noodzaak dat werknemers langer blijven werken. In de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid moeten ook doelstellingen in aanmerking worden genomen zoals de volledige en doeltreffende dekking, toereikendheid en transparantie van socialezekerheidsregelingen.

4.5.2.

Gendergelijkheid kan alleen worden bereikt door de participatie van vrouwen op alle niveaus van de arbeidsmarkt te verhogen, zowel in termen van deelname aan het arbeidsproces als het aantal door hen gewerkte uren. Er zijn verdere maatregelen nodig om de belemmeringen voor de arbeidsparticipatie van vrouwen, zoals een gebrek aan betaalbare en toegankelijke kinderopvang, uit de weg te ruimen en de genderloonkloof te dichten. Daartoe moeten op Europees en nationaal niveau diverse structurele problemen worden aangepakt, onder andere door meer te investeren in kwalitatief hoogwaardige openbare diensten en door maatregelen te nemen om de loontransparantie te vergroten. Ondernemerschap kan vrouwen een kans bieden om economisch onafhankelijk te zijn: het creëert hoogwaardige banen, leidt tot succesvolle carrières, bevrijdt vrouwen uit armoede en sociale uitsluiting en draagt bij aan meer gendergelijkheid in de besluitvorming.

4.5.3.

Voor mensen met een handicap is het van bijzonder groot belang dat discriminerende praktijken worden aangepakt en aldus hun toegang tot de arbeidsmarkt wordt vergemakkelijkt. Er moet passende steun worden verleend door diensten voor arbeidsvoorziening en ook moeten voorlichtingscampagnes worden opgezet om de vooroordelen tegen mensen met een handicap te bestrijden en te laten zien hoe ze gelijkwaardig kunnen worden behandeld. Wat de toegang van mensen met een handicap tot diensten betreft, zijn zelfstandig wonen en toegankelijkheid belangrijke aspecten.

4.5.4.

Om de toegang tot gezondheidszorg voor iedereen te waarborgen, moet aandacht worden besteed aan de noodzaak van een houdbaar, efficiënt, betaalbaar en toegankelijk aanbod van kwalitatief hoogstaande gezondheidszorg en passende financiering voor naar behoren opgeleid medisch personeel.

4.5.5.

Wat betreft actief ouder worden zijn concrete voorstellen nodig om de bevordering van ontoereikend beleid voor oudere werknemers te voorkomen. Zoals overeengekomen door de Europese sociale partners in hun autonome kaderovereenkomst inzake actief ouder worden en een intergenerationele aanpak (27), heeft actief ouder worden betrekking op het bieden van optimale kansen aan werknemers van alle leeftijden om in hoogwaardige, productieve en gezonde omstandigheden te werken tot de wettelijke pensioenleeftijd, op basis van wederzijdse inzet en de motivatie van werkgevers en werknemers.

4.5.6.

Het EESC heeft in dit opzicht ook in een aantal adviezen benadrukt dat de solidariteit tussen generaties moet worden bevorderd, geflankeerd door een doeltreffend groei- en werkgelegenheidsbeleid. We hebben een echt beleid voor “actief ouder worden” nodig met het oog op goede arbeidsvoorwaarden, gezondheid en veiligheid op het werk en een goed arbeidstijdbeleid en om de deelname aan programma’s voor een leven lang leren te vergroten. Voorts is het zaak om de arbeidsparticipatie van ouderen op te voeren, die vaak in een vroeg stadium worden gedwongen te stoppen met werken vanwege gezondheidsproblemen, de intensiteit van het werk, vroegtijdig ontslag of een gebrek aan kansen voor opleiding of re-integratie in de arbeidsmarkt (28).

Brussel, 7 mei 2020.

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Luca JAHIER


(1)  Artikel 146, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

(2)  PB C 237 van 6.7.2018, blz. 57.

(3)  PB C 14 van 15.1.2020, blz. 1.

(4)  Zie “ILO Monitor 2nd edition: COVID-19 and the world of work”.

(5)  Zie de Verklaring van het EESC — “De respons van de Europese Unie op de COVID-19-uitbraak en de behoefte aan ongekende solidariteit tussen de lidstaten”.

(6)  SMEunited “A view on the COVID impact on and support measures for SMEs”; BusinessEurope, videoconferentie van de Europese Raad van 23 april 2020, brief van Pierre Gattaz en Markus J. Beyrer aan de voorzitter van de Europese Raad Charles Michel.

(7)  SMEunited “A view on the COVID impact on and support measures for SMEs”.

(8)  COM(2020) 139 final.

(9)  PB C 282 van 20.8.2019, blz. 32, paragraaf 3.1.4.

(10)  PB C 282 van 20.8.2019, blz. 32, paragraaf 1.7.

(11)  PB C 237 van 6.7.2018, blz. 57, paragrafen 1.3 en 4.3.

(12)  PB C 237 van 6.7.2018, blz. 57, paragraaf 1.13.

(13)  PB C 282 van 20.8.2019, blz. 32, paragraaf 3.3.1.

(14)  PB C 282 van 20.8.2019, blz. 32, paragraaf 3.4.1.

(15)  PB C 81 van 2.3.2018, blz. 145.

(16)  PB C 282 van 20.8.2019, blz. 32, paragraaf 1.3.

(17)  PB C 282 van 20.8.2019, blz. 32, paragraaf 3.5.5.

(18)  Europees instrument voor tijdelijke steun om het risico op werkloosheid in noodsituaties te beperken (SURE) ten gevolge van de COVID-19-uitbraak.

(19)  Gezamenlijke verklaring over COVID-19 van de Europese sociale partners.

(20)  PB C 237 van 6.7.2018, blz. 57, paragraaf 5.1.

(21)  EESC-advies over “Fatsoenlijke minimumlonen in heel Europa” (SOC/632) (in voorbereiding).

(22)  PB C 237 van 6.7.2018, blz. 57; PB C 129 van 11.4.2018, blz. 1.

(23)  PB C 237 van 6.7.2018, blz. 57, paragraaf 5.5.

(24)  EESC-advies over “Duurzame financiering van levenslang leren en ontwikkeling van vaardigheden, in de context van een tekort aan geschoolde arbeidskrachten” (verkennend advies op verzoek van het Kroatische voorzitterschap) (SOC/629) (zie blz. 8 van dit Publicatieblad).

(25)  PB C 97 van 24.3.2020, blz. 32.

(26)  PB C 237 van 6.7.2018, blz. 57, paragraaf 5.9.

(27)  European social partners’ autonomous framework agreement on active ageing and an inter-generational approach.

(28)  PB C 237 van 6.7.2018, blz. 57, paragraaf 5.9, en het advies over de veranderende arbeidswereld en de levensduur/vergrijzing — De voorwaarden voor oudere werknemers om actief te blijven in de nieuwe arbeidswereld (PB C 14 van 15.1.2020, blz. 60).


Top