This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52019XC0321(01)
Commission Notice — Guidance document — Proof of legal acquisition for live animals of Annex B species and necessary documentary evidence
Mededeling van de Commissie — Richtsnoeren — Bewijs van legale verwerving voor levende dieren van in bijlage B genoemde diersoorten en vereiste bewijsstukken
Mededeling van de Commissie — Richtsnoeren — Bewijs van legale verwerving voor levende dieren van in bijlage B genoemde diersoorten en vereiste bewijsstukken
C/2019/2015
PB C 107 van 21.3.2019, p. 2–7
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
21.3.2019 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 107/2 |
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE
Richtsnoeren
Bewijs van legale verwerving voor levende dieren van in bijlage B genoemde diersoorten en vereiste bewijsstukken
(2019/C 107/02)
Deze richtsnoeren van de Commissie hebben tot doel de bevoegde autoriteiten van de EU-lidstaten te ondersteunen bij de uitvoering van de EU-verordeningen inzake de handel in wilde dier- en plantensoorten (1) in situaties waarin de legale verwerving of het binnenbrengen in de EU van levende specimens van de in bijlage B bij Verordening (EG) nr. 338/97 genoemde diersoorten moet worden aangetoond aan de hand van bewijsstukken, opdat de lidstaten gelijkwaardige normen toepassen voor documenten die worden aanvaard als bewijs van legale verwerving.
1. Achtergrond
Specimens van de in bijlage A bij Verordening (EG) nr. 338/97 genoemde soorten (de „basisverordening”) mogen in de regel niet worden gebruikt voor commerciële doeleinden. Commerciële doeleinden omvatten „de aankoop, het te koop vragen, de verwerving voor commerciële doeleinden, het tentoonstellen voor commerciële doeleinden, het gebruik met winstoogmerk en het verkopen, het in bezit hebben met het oog op verkoop, het ten verkoop aanbieden of het vervoeren met het oog op verkoop” (artikel 8, lid 1).
De verbodsbepalingen die van toepassing zijn op specimens van de in bijlage A genoemde soorten gelden ook voor specimens van de in bijlage B genoemde soorten waarvan niet ten genoegen van de bevoegde autoriteiten van de EU-lidstaten kan worden aangetoond dat zij overeenkomstig Cites, de verordeningen en de relevante nationale wetgeving inzake instandhouding (artikel 8, lid 5) zijn aangekocht (of in voorkomend geval in de EU zijn binnengebracht).
Voor het gebruik van specimens van de in bijlage A genoemde soorten voor commerciële doeleinden is in het algemeen een vrijstelling vereist in de vorm van een door de administratieve instantie af te geven certificaat. De vorm en inhoud van dit certificaat zijn duidelijk omschreven in de EU-verordeningen inzake de handel in wilde dier- en plantensoorten. Voor specimens van de in bijlage B genoemde soorten is daarentegen geen certificaat vereist indien deze specimens voor commerciële doeleinden bestemd zijn. De vorm en de inhoud van het bewijs van legale invoer of legale verwerving als bedoeld in artikel 8, lid 5, worden niet in de basisverordening voorgeschreven. Bijgevolg geven de bevoegde autoriteiten van de EU-lidstaten mogelijk op verschillende manieren invulling aan de inhoud van een dergelijk bewijs.
Er kunnen bewijsstukken worden vereist om aan te tonen dat een specimen van een in bijlage A, B of C genoemde soort werd verkregen in één lidstaat en bestemd is voor uitvoer uit een andere lidstaat overeenkomstig de wetgeving van de lidstaat van oorsprong (2).
Ook kunnen bewijsstukken worden vereist voor wederuitvoer om te bewijzen dat in bijlage A, B of C genoemde soorten zijn ingevoerd:
— |
in overeenstemming met de basisverordening (na haar inwerkingtreding op 3 maart 1997); |
— |
in overeenstemming met Verordening (EEG) nr. 3626/82 van de Raad (3) (tussen 1 januari 1984 en de laatste dag van de geldigheidsduur van een uit hoofde van die verordening afgegeven invoervergunning); |
— |
vóór 1984 in overeenstemming met Cites, of |
— |
voordat deze handelingen op de soort of in de EU-lidstaat van verwerving van toepassing zijn geworden (artikelen 5, lid 3 en lid 4, van de basisverordening; zie punt 3.5.8 van de „Referentiegids” (4)). |
Daartoe moeten certificaten uit hoofde van artikel 47 van de uitvoeringsverordening worden afgegeven.
In de „Referentiegids” wordt nadere informatie gegeven. Er is evenwel geen nadere informatie over gevallen waarin de bewijsstukken niet door de EU-verordeningen inzake de handel in wilde dier- en plantensoorten worden geregeld, in het bijzonder wanneer het gaat om het verhandelen, binnen de EU van de in bijlage B genoemde soorten (artikel 8, lid 5, van de basisverordening).
Daarom zijn richtsnoeren nodig om ervoor te zorgen dat de EU-lidstaten een consistente aanpak en gelijkwaardige normen hanteren voor de documenten van legale verwerving en voor wat als bewijs van legale verwerving wordt aanvaard. Er kan consistentie tussen de EU-lidstaten worden bereikt door richtsnoeren vast te stellen over de interpretatie van artikel 5, lid 2, onder b), artikel 5, leden 3 en 4, en artikel 8, lid 5, van de basisverordening. De lidstaten worden verzocht gebruik te maken van de hieronder vermelde informatie, naargelang van het geval en op een wijze die passend is voor de desbetreffende situatie.
2. Status van het document
Deze richtsnoeren zijn opgesteld door de diensten van de Commissie; een ontwerp ervan werd goedgekeurd door het krachtens artikel 18 van Verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad opgerichte Comité voor de handel in wilde dier- en plantensoorten en daarmee door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten.
Het doel van deze richtsnoeren is de nationale autoriteiten te ondersteunen bij de toepassing van de basisverordening. De richtsnoeren zijn niet juridisch bindend; zij hebben uitsluitend tot doel informatie te verstrekken over bepaalde aspecten van de basisverordening en de uitvoeringsverordening en over de maatregelen die als beste praktijk worden beschouwd. Het document treedt niet in de plaats van, voegt niets toe aan en wijzigt geen van de bepalingen van de in punt 1 van dit document bedoelde toepasselijke Uniewetgeving, die de rechtsgrondslag blijven die moet worden toegepast. Evenmin mogen de richtsnoeren op zichzelf worden beschouwd; zij moeten worden gehanteerd in samenhang met de wetgeving en niet als „autonoom” referentiepunt. Alleen het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft de bevoegdheid om een bindende interpretatie van de Uniewetgeving te geven.
De Commissie zal de richtsnoeren online publiceren en de EU-lidstaten kunnen deze ook publiceren. Zij zullen te zijner tijd door het Comité voor de handel in wilde dier- en plantensoorten worden herzien.
3. Interpretatie van artikel 5, lid 2, onder b), artikel 5, leden 3 en 4, en artikel 8, lid 5, van de basisverordening
Deze richtsnoeren zijn gericht op de levende specimens van de in bijlage B genoemde dieren. Er wordt onderscheid gemaakt tussen dieren die zijn „ingevoerd” en dieren die „in de EU in gevangenschap zijn gefokt” (5).
Van enkele van de in bijlage B genoemde soorten die gewoonlijk in de EU in gevangenschap zijn gefokt is in de nationale wetgeving of door de bevoegde nationale autoriteiten vastgesteld dat er een laag risico bestaat dat illegaal verkregen specimens in het handelsverkeer worden gebracht (6). Handhavingscontroles kunnen voor dergelijke soorten als een lagere prioriteit worden beschouwd. De hieronder gegeven richtsnoeren zijn bedoeld voor soorten met een hoger risico.
De EU-lidstaten worden aangemoedigd om met zowel de Commissie als met andere EU-lidstaten informatie uit te wisselen over de soorten die zij als diersoorten met een lager risico beschouwen omdat deze voornamelijk worden verhandeld als in de EU in gevangenschap gefokte specimens.
De EU-lidstaten worden aangemoedigd om de onderstaande informatie op evenredige wijze en naargelang van het geval toe te passen.
a) Ingevoerde specimens (7)
In het geval van ingevoerde in bijlage B genoemde soorten wordt de uitwisseling van informatie tussen de EU-lidstaten en het houden van een overlegprocedure tussen de betrokken EU-lidstaten noodzakelijk en voldoende geacht. In sommige gevallen, met name wanneer specimens van een merkteken zijn voorzien en duidelijk aan een document kunnen worden toegewezen, is een specifieke raadpleging niet nodig.
De volgende controlelijst moet worden beschouwd als de minimale documentatie of informatie die moet worden verstrekt.
— |
Voor de op de vergunning vermelde importeur: origineel afschrift (geel, nr. 2) van de invoervergunning met visum van de douane betreffende de invoer. |
— |
De verkopers van alle of een aantal specimens waarvoor een vergunning is afgegeven, moeten een verklaring of andere documenten indienen die de volgende minimale informatie bevatten:
|
Deze voorgestelde checklist is ook opgenomen in de bijlage bij deze richtsnoeren.
De genoemde informatie kan worden verstrekt in een afzonderlijk document dat uitsluitend voor de transactie wordt opgesteld. De informatie kan in andere documenten (of afschriften) worden vermeld, zoals een kwitantie, factuur, logboek/voorraadlijst ter identificatie van specimens die worden verkocht, of een registratiedocument. Indien deze documenten niet alle informatie bevatten, moeten zij dienovereenkomstig worden aangevuld.
b) Specimens afkomstig van in de EU in gevangenschap gefokte dieren
De door de verkoper aan de koper verstrekte documenten moeten ten minste de volgende informatie te bevatten:
— |
soort (wetenschappelijke naam); |
— |
aantal specimens; |
— |
merkteken — indien beschikbaar; |
— |
naam en adres van de fokker (omwille van de traceerbaarheid); |
— |
informatie over het kweekmateriaal en latere informatie over de herkomst „C” of „F” van de betrokken specimens (rekening houdend met artikel 54 van de uitvoeringsverordening) met betrekking tot documenten die door een administratieve instantie zijn bevestigd; de verklaringen van de fokker die niet door een administratieve instantie zijn bevestigd hoeven niet de herkomst „C” of „F” te bepalen, maar bevatten eerder zo veel mogelijk informatie over bekende ouderdieren; |
— |
geboortedatum/datum uitkomen van het ei of geschatte leeftijd — indien beschikbaar; |
— |
geslacht — indien beschikbaar; |
— |
andere kenmerken — indien van toepassing; |
— |
originele handtekening van de laatste verkoper, datum van de transactie. |
Deze voorgestelde checklist is opgenomen in de bijlage bij deze richtsnoeren.
De in de checklist vermelde informatie kan worden verstrekt in een afzonderlijk document dat uitsluitend voor de transactie wordt opgesteld. De informatie kan in andere documenten (of afschriften) staan, zoals een kwitantie, factuur, logboek/voorraadlijst/door fokkers geregistreerde gegevens ter identificatie van specimens die worden verkocht, of een registratiedocument. Indien deze documenten niet alle informatie bevatten, moeten zij dienovereenkomstig worden aangevuld. Indien andere documenten beschikbaar zijn, bijvoorbeeld documenten van het Traces-systeem (zoals de „INTRA-certificaten” van Traces), kunnen zij als aanvullende documenten worden gebruikt.
De documenten die door een bevoegde autoriteit van een lidstaat worden afgegeven op basis van hun nationale wetgeving kunnen in sommige lidstaten worden gebruikt. Bij voorkeur bevatten deze documenten alle bovengenoemde informatie of worden zij dienovereenkomstig aangevuld, met name indien zij niet voor de specifieke transactie zijn verstrekt, met naam en adres, handtekening (en stempel) van de laatste verkoper, datum van de transactie enz.
Als basis voor het afgeven van dergelijke documenten of het bevestigen van verklaringen van fokkers kan een systeem van aanvullende regels inzake bijvoorbeeld registratie en boekhouding de grondslag bieden voor controles op de naleving.
(1) Verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad van 9 december 1996 inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer (PB L 61 van 3.3.1997, blz. 1) (de „basisverordening”) en de uitvoeringsverordeningen daarvan, en met name: Verordening (EG) nr. 865/2006 van de Commissie van 4 mei 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer (PB L 166 van 19.6.2006, blz. 1) (de „uitvoeringsverordening”) en Uitvoeringsverordening (EU) nr. 792/2012 van de Commissie van 23 augustus 2012 tot vaststelling van voorschriften voor het ontwerp van de vergunningen, certificaten en andere documenten waarin Verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer voorziet, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 865/2006 van de Commissie (PB L 242 van 7.9.2012, blz. 13) („verordening vergunningen”).
(2) Artikel 5, lid 2, onder b), van Verordening (EG) nr. 338/97, waarnaar ook wordt verwezen in artikel 5, lid 4, van die verordening: met betrekking tot aan hun natuurlijk milieu onttrokken specimens, „indien de aanvraag wordt ingediend bij een andere lidstaat dan de Staat van herkomst, kan zulks geschieden door middel van een certificaat waarin wordt verklaard dat het specimen aan zijn natuurlijk milieu is onttrokken overeenkomstig de vigerende wetgeving op zijn grondgebied”, dat wil zeggen het grondgebied van de lidstaat van herkomst.
(3) PB L 384 van 31.12.1982, blz. 1.
(4) Europese Commissie/TRAFFIC, „Reference Guide — European Union Wildlife Trade Regulations”, meest recente uitgave: http://ec.europa.eu/environment/cites/pdf/referenceguide_en.pdf
(5) In zeldzame gevallen kan het ook nodig zijn de wettelijke oorsprong van in de EU aan de natuur onttrokken specimens te bewijzen. In beginsel kunnen handelsactiviteiten met betrekking tot deze specimens alleen onder zeer specifieke omstandigheden worden uitgevoerd. In het algemeen kan worden verwacht dat een officiële toelating (afvangvergunning) voor een vangst uit het wild is verleend (op basis van nationale wetgeving, die gewoonlijk de EU-richtlijnen ten uitvoer legt). Het moet mogelijk zijn de specimens terug te traceren naar een dergelijke vergunning. Deze kwestie wordt niet verder behandeld in deze richtsnoeren.
(6) Sommige EU-lidstaten hebben in dit verband lijsten opgesteld van in bijlage B genoemde diersoorten met een lager risico.
(7) Indien het specimen werd ingevoerd voordat de EU-verordeningen inzake de handel in wilde dieren en planten erop toepasselijk werd, moet dit worden gespecificeerd en gemotiveerd. In het geval van specimens van vóór de Overeenkomst moet de „datum van verwerving” (gedefinieerd in artikel 1, lid 1, van de uitvoeringsverordening) worden vermeld.
BIJLAGE
Informatie die aan de nieuwe eigenaar moet worden verstrekt met het oog op de legale verwerving van levende dieren van de in bijlage B genoemde soorten overeenkomstig artikel 8, lid 5, van Verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad
Soort (wetenschappelijke naam): |
|
Beschrijving van de specimens:
Aard van de specimens (bijv. levend) |
|
Aantal specimens |
|
Geslacht (indien beschikbaar) |
|
Geboortedatum/datum uitkomen van het ei of geschatte leeftijd (indien beschikbaar) |
|
Merktekens (in voorkomend geval) — ID-nummer en -type |
|
Andere kenmerken |
|
Oorsprong:
Oorsprongscode (de codes staan op de achterkant). Voor in gevangenschap gefokte dieren: informatie over het kweekmateriaal van de specimens in kwestie |
|
||
Land van herkomst en land van (weder)uitvoer (indien van toepassing) |
|
||
Vorm van verwerving: |
|
||
|
|
||
|
|
||
|
|
Informatie over het voorgeslacht voor in gevangenschap gefokte specimens (met inbegrip van alle beschikbare informatie: merkteken, geboortedatum/datum uitkomen van het ei, houder — indien beschikbaar enz.):
Vader |
|
Vader |
|
Moeder |
|
||
Moeder |
|
Vader |
|
Moeder |
|
Informatie over de verkoper (voor elke transactie):
Gegevens van de verkoper (*1) |
|
Handtekening (en stempel) van de verkoper |
|
Datum van de transactie (*2) |
|
Gegevens van de nieuwe eigenaar (*2) |
|
Informatie over bijlagen (bijv. documenten of afschriften over: afstamming, genetische tests, in het wild gevangen, adviezen van deskundigen over herkomst van vóór de Overeenkomst, invoerdocumenten, documenten betreffende aankoop/donatie enz.)
Oorsprongscodes:
W |
Aan de natuur onttrokken specimens |
R |
Specimens van dieren die in een gecontroleerd milieu zijn grootgebracht nadat zij als eieren of juvenielen werden onttrokken aan de vrije natuur waar zij anders slechts een zeer kleine kans zouden hebben gehad om te overleven tot het volwassen stadium |
C |
Overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk XIII van Verordening (EG) nr. 865/2006 in gevangenschap gefokte dieren, alsmede delen en afgeleide producten daarvan |
F |
In gevangenschap geboren dieren met betrekking waartoe niet aan de criteria van hoofdstuk XIII van Verordening (EG) nr. 865/2006 is voldaan, alsmede delen en afgeleide producten daarvan |
I |
In beslag genomen specimens |
O |
Van vóór de Overeenkomst daterende specimens |
U |
Oorsprong onbekend (nader te motiveren) (3) |
X |
Vanuit zee aangevoerde specimens |
(1) Indien het specimen werd ingevoerd voordat de verordeningen inzake de handel in wilde dieren en planten erop toepasselijk werden, moet dit worden gespecificeerd en gemotiveerd. In het geval van specimens van vóór de Overeenkomst moet de „datum van verwerving” (zie artikel 1, lid 1, van de uitvoeringsverordening) worden vermeld.
(2) Voor ingevoerde specimens moet bovenstaand vak worden gebruikt.
(*1) of de persoon die de specimens op een andere wijze verhandelt/binnen de EU vervoert
(*2) leeg laten als de aangifte wordt ingediend voor commerciële doeleinden/vervoer binnen de EU door de oorspronkelijke eigenaar, of indien onbekend (legale verwerving op vorige bladzijde gemotiveerd)
(3) Indien de herkomst van een dier onbekend is en niet kan worden aangevuld met een andere oorsprongscode, mag dit dier niet voor commerciële doeleinden worden gebruikt. Het bewijs van legaal bezit lijkt ook onmogelijk te zijn.