EUROPESE COMMISSIE
Brussel, 1.2.2019
COM(2019) 34 final
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
over de uitoefening van de bevoegdheid tot het vaststellen van gedelegeerde handelingen die aan de Commissie is toegekend bij Richtlijn 2014/90/EU van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 inzake uitrusting van zeeschepen
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
over de uitoefening van de bevoegdheid tot het vaststellen van gedelegeerde handelingen die aan de Commissie is toegekend bij Richtlijn 2014/90/EU van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 inzake uitrusting van zeeschepen
1.Achtergrond
Bij artikel 37, lid 1, van Richtlijn 2014/90/EU van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 inzake uitrusting van zeeschepen is aan de Commissie de bevoegdheid toegekend om gedelegeerde handelingen vast te stellen onder de in dat artikel neergelegde voorwaarden. Bij artikel 37, lid 2, van die richtlijn is de bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen toegekend voor een termijn van vijf jaar met ingang van 17 september 2014. Die termijn eindigt op 17 september 2019. De Commissie is overeenkomstig artikel 37 bevoegd om de in de artikelen 8, 11, 27 en 36 van de richtlijn bedoelde gedelegeerde handelingen vast te stellen.
Die gedelegeerde handelingen kunnen betrekking hebben op:
·artikel 8: de vaststelling van geharmoniseerde technische specificaties en beproevingsnormen,
Øbij gebrek aan een internationale norm en
Øingevolge een ernstige tekortkoming of onregelmatigheid in een bestaande norm
voor een specifiek uitrustingsonderdeel van zeeschepen in uitzonderlijke omstandigheden, die op grond van een passende analyse naar behoren gerechtvaardigd zijn en indien zulks noodzakelijk is voor het wegnemen van een vastgestelde onaanvaardbare bedreiging voor de maritieme veiligheid, de gezondheid of het milieu en rekening houdend met eventuele lopende werkzaamheden op het niveau van de IMO;
·artikel 11: de bepaling van specifieke uitrustingsonderdelen van zeeschepen waarvoor elektronische labels geschikt zouden zijn;
·artikel 27: voorlopige geharmoniseerde vereisten en beproevingsnormen voor een specifiek uitrustingsonderdeel van zeeschepen dat onder een EU-vrijwaringsprocedure valt, indien de niet-conformiteit van de uitrusting van zeeschepen wordt toegeschreven aan tekortkomingen in de beproevingsnormen;
·artikel 36: actualisering van de verwijzingen naar normen in bijlage III betreffende de eisen waaraan conformiteitsbeoordelingsinstanties moeten voldoen om aangemelde instanties te worden (momenteel EN ISO/IEC 17065:2012 en EN ISO/IEC 17025/2005).
Overeenkomstig artikel 37, lid 2, van Richtlijn 2014/90/EU moet de Commissie uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van vijf jaar een verslag opstellen over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.
2.Uitoefening door de Commissie van de gedelegeerde bevoegdheden uit hoofde van Richtlijn 2014/90/EU van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 inzake uitrusting van zeeschepen
De Commissie heeft tijdens de verslagperiode eenmaal gebruik gemaakt van de bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen uit hoofde van Richtlijn 2014/90/EU.
De vastgestelde handeling is Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/414 van de Commissie van 9 januari 2018 ter aanvulling van Richtlijn 2014/90/EU van het Europees Parlement en de Raad voor wat betreft de identificatie van specifieke artikelen van de uitrusting van zeeschepen die in aanmerking komen voor elektronische labels.
De handeling is vastgesteld in overeenstemming met artikel 11 van de richtlijn inzake uitrusting van zeeschepen. De identificatie van uitrusting van zeeschepen die in aanmerking komt voor elektronische labels was noodzakelijk om het vrijwillige gebruik van elektronische labels door marktdeelnemers mogelijk te maken, om het markttoezicht te vergemakkelijken en om namaak van specifieke artikelen van de uitrusting van zeeschepen te voorkomen.
3.Conclusies
De Commissie acht het noodzakelijk de bevoegdheidsdelegatie te verlengen om een aantal bepalingen van de richtlijn aan te vullen of te wijzigen als gevolg van een voortdurend veranderende lijst van uitrustingsonderdelen die onder het toepassingsgebied van de richtlijn vallen (artikel 11), om internationale normen te actualiseren die verband houden met de eisen waaraan conformiteitsbeoordelingsinstanties moeten voldoen (artikel 36) en om, als dat noodzakelijk zou zijn, ernstige en onaanvaardbare bedreigingen voor de maritieme veiligheid, de gezondheid of het milieu binnen een korte tijdspanne weg te nemen (artikelen 8 en 27).