EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52018PC0366

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot vaststelling van het programma Creatief Europa (2021-2027) en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1295/2013

COM/2018/366 final - 2018/0190 (COD)

Brussel,30.5.2018

COM(2018) 366 final

2018/0190(COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot vaststelling van het programma Creatief Europa (2021
x001e
2027) en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1295/2013

(Voor de EER relevante tekst)

{SEC(2018) 274 final}
{SWD(2018) 290 final}
{SWD(2018) 291 final}


TOELICHTING

1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel

Europa’s rijke culturele erfgoed en dynamische culturele en creatieve sector maken deel uit van de Europese identiteit. Cultuur en culturele uitingen zijn duidelijk aanwezig in het dagelijks leven van de burgers in de Unie en kunnen bijdragen tot welzijn, actief burgerschap, gemeenschappelijke waarden, sociale insluiting, interculturele dialoog en vrije, pluralistische en diverse media. De culturele en creatieve sectoren leveren een belangrijke bijdrage aan de economische ontwikkeling van de Unie, door werkgelegenheid en groei te genereren, en zijn cruciaal voor de toekomst van Europa.

Die sectoren hebben invloed op onze ambities en verhoudingen tot anderen en tot de wereld, en geven vorm aan de plekken en landschappen waarin we leven en de levensstijl die we ontwikkelen. Ze bevorderen Europese topkwaliteit op mondiaal niveau en versterken daarmee de positie van de Unie op het wereldtoneel.

De Europese steun voor cultuur en voor de audiovisuele sector wordt al jarenlang verstrekt via verschillende financieringsprogramma’s. Het programma Creatief Europa 20142020 vormt een uniek platform voor gecoördineerde en constructieve steun voor die sectoren op het hele continent. Dit voorstel bouwt voort op die ervaringen en heeft als doel de goed werkende elementen voort te zetten en te versterken, onder meer door een verhoogd budget dat aansluit op de betrokkenheid van de Europese Unie bij die sectoren, waarmee de cruciale rol die zij in onze Unie hebben, wordt erkend. Het voorstel zal talrijke activiteiten en projecten financieren en zodoende een belangrijke rol hebben bij de versterking van de Europese culturele en creatieve sectoren, en bij de vervulling van het volledige potentieel van die sectoren op economisch, sociaal en internationaal vlak.

Volgens artikel 3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie heeft de Unie "als doel de vrede, haar waarden en het welzijn van haar volkeren te bevorderen" en zij eerbiedigt "haar rijke verscheidenheid aan cultuur en taal en ziet toe op de instandhouding en de ontwikkeling van het Europese culturele erfgoed". In die zin stelde de Commissie in haar discussienota over de toekomst van de EUfinanciën: "de EUbegroting ondersteunt dit, in samenwerking met de nationale begrotingen en ter aanvulling van inspanningen op Europees en nationaal niveau".

Om het concurrentievermogen en de culturele en taalkundige verscheidenheid van de audiovisuele industrie te bevorderen, heeft de EU verscheidene instrumenten gebruikt om wetgeving, beleidsondersteuning en financiering met elkaar te combineren. In de strategie voor een digitale eengemaakte markt in Europa wordt opgeroepen tot een modernisering van het rechtskader, waarvoor de aanpassing van financiële steun van de EU voor de audiovisuele industrie vereist is, om aan te sluiten op nieuwe markttendensen, de ontwikkeling van consumentenpatronen en de toenemende convergentie tussen lineaire en niet-lineaire diensten.

De culturele en creatieve sectoren worden echter geconfronteerd met een aantal uitdagingen.

Ten eerste hebben de culturele en creatieve sectoren te kampen met groeiende concurrentie van nieuwe en sterke mondiale spelers, zoals zoekmachines en webgebaseerde sociale platforms. Om op de mondiale markt te kunnen concurreren, is het daarom nodig nieuwe bedrijfsmodellen te ontwikkelen en het groeipotentieel te verwezenlijken, door te profiteren van digitale technologieën.

Ten tweede leidt de digitale omwenteling tot een nieuw paradigma, met zeer ingrijpende gevolgen voor de wijze waarop culturele goederen worden gemaakt, beheerd en verspreid, toegankelijk zijn en geconsumeerd en te gelde worden gemaakt, en tot een verandering van de waardeproposities die in het analoge tijdperk overheersten. De digitalisering heeft het verspreiden van culturele en creatieve inhoud en diensten vergemakkelijkt, maar heeft eveneens geleid tot grotere concurrentie wereldwijd voor inhoud over de grenzen heen.

Ten derde is de markt voor culturele en creatieve werken sterk versnipperd, grotendeels vanwege de culturele en taalkundig verscheidenheid in Europa, waardoor de culturele en creatieve sectoren in wezen langs nationale en taalkundige lijnen gefragmenteerd zijn en over onvoldoende kritische massa beschikken. Deze verscheidenheid maakt deel uit van de culturele rijkdom van Europa.

Tegelijkertijd blijft de transnationale verspreiding van werken beperkt. Het is daarom belangrijk de transnationale verspreiding en de coproductie van werken over grenzen heen te stimuleren, en meer doeltreffende oplossingen te ontwikkelen om het publiek over de grenzen heen te bereiken.

Ten vierde is marktconcentratie een toenemende bron van zorg. In bepaalde culturele en creatieve gebieden tekent zich een tendens af waarbij een beperkt aantal grote spelers een groot deel van de mondiale verkoop vertegenwoordigen.

Ten vijfde geniet de Europese audiovisuele industrie weliswaar internationale erkenning, maar is zij binnen de digitale eengemaakte markt niet competitief genoeg. 80 % van de Europese films zijn nationale producties, maar coproducties doen het beter over de grens dan nationale films. In sommige landen hebben beroepsbeoefenaars in de audiovisuele sector nood aan capaciteitsvergroting om te kunnen opereren.

Tot slot is desinformatie een steeds groter wordend probleem. Inhoudssectoren, met name de mediasector, staan centraal in de strijd voor het behoud van het gezonde democratische debat in onze cultuur. Om uiteenlopende meningen en perspectieven over te kunnen brengen, zijn artistieke vrijheid en een divers en vrij medialandschap uiterst belangrijk. Zij dragen bij tot pluralistische samenlevingen waar burgers weloverwogen keuzes kunnen maken, ook in het kader van politieke verkiezingen.

Voor dergelijke uitdagingen met een transnationaal karakter is een doelgerichte Europese aanpak nodig, zodat optimaal gebruik kan worden gemaakt van het potentieel dat de sectoren hebben om bij te dragen aan werkgelegenheid, groei en sociale inclusie, ook voor moeilijk te bereiken en kansarme groepen. De uitdagingen hebben grensoverschrijdende dimensies en zijn gemeenschappelijk voor alle lidstaten van de EU. En hoewel maatregelen op nationaal niveau een belangrijke rol spelen, kunnen de afzonderlijke lidstaten de uitdagingen niet volledig op eigen kracht oplossen.

Het doel van dit initiatief is om voort te bouwen op de resultaten van het programma Creatief Europa en de inspanningen op te voeren, met het oog op de in verband met recentere beleidsontwikkelingen gestelde doelstellingen. Met het nieuwe programma Creatief Europa worden actoren mogelijkheden geboden om technologisch en artistiek innovatieve Europese grensoverschrijdende initiatieven te ontwikkelen voor de uitwisseling, coproductie en verspreiding van Europese werken en ze toegankelijk te maken voor een groot en divers publiek. Er zullen meer nieuwe bedrijfsmodellen worden getest, waarmee ten volle kan worden geprofiteerd van de digitale technologie bij het creëren van inhoud en het bereiken van nieuw publiek.

Om de toenemende concurrentie op de internationale markten het hoofd te kunnen bieden, zal het nieuwe programma steun verlenen aan grensoverschrijdende partnerschappen en netwerken en aan nieuwe samenwerkingsmodellen, om opschaling van de culturele en creatieve sectoren in Europa aan te moedigen. Dit zal de positie van Europese actoren op de Europese en mondiale markten ten goede komen, door bijvoorbeeld hun internationale aanwezigheid, marketing en branding te ondersteunen. Het programma zal investeren in de ontwikkeling van creatieve vermogens van artiesten en beroepsbeoefenaars in de sector, door ze mogelijkheden te bieden voor samenwerking over grenzen heen. Er zal steun worden geboden aan initiatieven die ervoor zorgen dat meer mensen kunnen deelnemen aan cultuur, en daarmee bijdragen aan grotere sociale inclusie in de Europese samenleving.

Via de herziene richtlijn audiovisuele mediadiensten worden verdere mogelijkheden geboden voor de bevordering van Europese werken, maar er zijn aanvullende ondersteunende maatregelen nodig om de toegankelijkheid van Europese niet-nationale werken binnen en buiten Europa te verbeteren. Het nieuwe programma biedt een antwoord op de uitdagingen waar de audiovisuele sector mee te kampen heeft — waaronder de digitale omwenteling — door samenwerking over de hele waardeketen te stimuleren, vanaf de eerste productiefasen tot de distributie en tentoonstellingen. In het bijzonder zal steun worden geboden aan projecten met een hoog verspreidingspotentieel die op de mondiale markt zijn gericht en waarvan de inhoud via alle platformen toegankelijk is.

Ook zal het nieuwe programma acties ondersteunen die zijn gericht op de versterking van de Europese mediasector, persvrijheid, verscheidenheid en pluralisme van journalistieke inhoud en een kritische benadering van media-inhoud door mediageletterdheid.

Dit voorstel, dat van toepassing zou moeten worden op 1 januari 2021, wordt voorgelegd voor een Unie van 27 lidstaten, in overeenstemming met de kennisgeving van het voornemen van het Verenigd Koninkrijk om zich terug te trekken uit de Europese Unie en uit Euratom die de Europese Raad op 29 maart 2017 heeft ontvangen uit hoofde van artikel 50 van het Verdrag betreffende de Europese Unie.

Verenigbaarheid met bestaande beleidsbepalingen

Dit initiatief draagt bij tot het verwezenlijken van de ambitie die de 27 lidstaten en de EU-instellingen in maart 2017 in Rome uitspraken: een Unie "waar de burgers nieuwe mogelijkheden voor culturele en sociale ontwikkeling en economische groei worden geboden. [...]; een Unie die ons culturele erfgoed bewaart en culturele diversiteit bevordert" 1 . Deze ambitie werd bevestigd tijdens de top van Göteborg in november 2017 en door de Europese Raad in december 2017. De Europese Raad heeft voorts benadrukt dat het Europees Jaar van het Cultureel Erfgoed in 2018 2 een uitgelezen kans biedt om het bewustzijn over het sociale en economische belang van cultuur en cultureel erfgoed te vergroten.

Het initiatief stemt overeen met de mededeling van de Commissie over de versterking van de Europese identiteit via onderwijs en cultuur 3 , waarin zij stelde "dat alle lidstaten er belang bij hebben het volledige potentieel van onderwijs en cultuur te benutten. Het zijn immers de drijvende krachten voor werkgelegenheid, economische groei, sociale rechtvaardigheid en actief burgerschap, en manieren om de Europese identiteit in al haar verscheidenheid te ervaren".

Het initiatief stemt overeen met de mededeling van de Commissie betreffende een nieuwe agenda voor cultuur 4 uit 2018, de gezamenlijke mededeling van de Commissie en de Europese Dienst voor extern optreden "Naar een EU-strategie voor internationale culturele betrekkingen" 5 uit 2016 en de mededeling van de Commissie "Naar een geïntegreerde aanpak van cultureel erfgoed voor Europa" 6 uit 2014, waarin wordt opgeroepen tot een sterkere rol voor cultuur in de verdere sociale, economische en internationale ontwikkeling van de Unie.

Het initiatief stemt overeen met de mededeling van de Commissie "Bestrijding van online-desinformatie: een Europese benadering 7 uit 2018, en met name met de overkoepelende doelstelling om diversiteit te bevorderen, "zodat de burgers weloverwogen beslissingen kunnen nemen op basis van kritisch denken, door ondersteuning van kwaliteitsjournalistiek en mediageletterdheid en door een nieuw evenwicht in de relatie tussen informatiecreatoren en -distributeurs".

Tot slot houdt het initiatief rekening met de hernieuwde strategie voor het industriebeleid van de EU, die in september 2017 werd vastgesteld 8 , en waarin werd benadrukt dat de Europese industrie moet worden gemoderniseerd voor het digitale tijdperk door innovatie, creativiteit en de ontwikkeling van vaardigheden te ondersteunen en te zorgen voor een gunstig klimaat voor ondernemerschap en de schaalvergroting van dynamische kleine en middelgrote ondernemingen.

Wat meer bepaald de audiovisuele sector betreft, zal het onderdeel MEDIA een aanvulling vormen op het EU-beleid voor de digitale eengemaakte markt. Dat heeft in het bijzonder betrekking op de voorstellen voor de modernisering van het kader voor auteursrechten en de herziene richtlijn inzake audiovisuele mediadiensten. Het doel van die herziene richtlijn is de versterking van het vermogen van Europese audiovisuele spelers tot financiering, productie en verspreiding van werken die voldoende zichtbaar kunnen zijn op de verschillende beschikbare media (bv. televisie, bioscoop of video-on-demand), en die aantrekkelijk zijn voor kijkers in een toegankelijkere en meer concurrerende markt, binnen en buiten Europa. De steun moet worden geïntensiveerd om te kunnen inspelen op recente marktontwikkelingen, waaronder de sterkere positie van globale distributieplatforms ten opzichte van de nationale omroepen die traditioneel investeerden in de productie van Europese werken.

Het voorstel van de Commissie voor het Meerjarig Financieel Kader van 20212027 bevatte een ambitieuzere doelstelling voor de integratie van klimaatmaatregelen in alle programma's van de Unie, met een algemeen streefdoel dat 25 % van de uitgaven van de Unie bijdragen aan klimaatdoelstellingen. De bijdrage van dit programma tot het verwezenlijken van deze algemene doelstelling zal worden bijgehouden aan de hand van een EU-referentiesysteem van klimaatindicatoren, op passende wijze opgesplitst, en waar mogelijk zullen eveneens preciezere methoden worden gebruikt. De Commissie zal de informatie jaarlijks blijven presenteren in de vorm van vastgelegde kredieten in het kader van de jaarlijkse ontwerpbegroting.

Om te waarborgen dat het programma maximaal kan bijdragen aan de verwezenlijking van de klimaatdoelstellingen zal de Commissie de daartoe relevante acties gedurende de voorbereiding, uitvoering, herziening en evaluatie van het programma identificeren.

Het programma zal het genderevenwicht bevorderen en bijdragen aan een evenwichtiger participatie van mannen en vrouwen in de culturele en creatieve industrieën.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Het programma zal in overeenstemming zijn met en complementair zijn aan andere Unie-instrumenten, in het bijzonder Erasmus+, de fondsen die onder Verordening (...) [de verordening gemeenschappelijke bepalingen] vallen waaronder het Europees Sociaal Fonds en het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het programma Horizon Europa en externe financieringsinstrumenten. Op grond van de integratiebepalingen van het Verdrag en de nieuwe politieke benadering op basis van culturele crossovers, zoals uiteengezet in de nieuwe Europese agenda voor cultuur, is het programma gericht op de ontwikkeling van synergieën met de volgende beleidsterreinen:

1)Synergieën met onderwijs- en jeugdbeleid

Het toekomstige Erasmusprogramma zal een belangrijke aanvulling vormen op het programma Creatief Europa. Door de samenwerking tussen instellingen en organisaties op het gebied van onderwijs, opleiding en jeugd, met steun van Erasmus+, kunnen individuen worden uitgerust met de kennis, vaardigheden en competenties die nodig zijn om de sociale en economische uitdagingen aan te kunnen gaan en hun potentieel voor innovatie, creativiteit en ondernemerschap te benutten, met name wat de digitale economie betreft. De twee programma's zullen met elkaar worden verbonden door activiteiten ter versterking van alle creatieve aspecten van het onderwijs en van belangrijke individuele vaardigheden. In het kader van het Europees Solidariteitskorps zullen er bovendien meer mogelijkheden worden geboden om jonge mensen aan te trekken die betrokken zijn bij het herstel of de instandhouding van de locaties van het cultureel erfgoed.

2)Synergieën met het programma Rechten en Waarden

Er bestaan sterke verbanden tussen het programma Creatief Europa en het programma Rechten en Waarden, met name op het gebied van mediapluralisme, Europese identiteit, waarden en cultureel erfgoed, wat de positie van burgers zal versterken door de rechten, waarden en gelijkheid te bevorderen en te beschermen en mogelijkheden te scheppen voor betrokkenheid, participatie en gedenken.

3)Synergieën met werkgelegenheid en sociaal beleid

Het toekomstige Europees Sociaal Fonds+ wordt een belangrijke bouwsteen van het cluster "Investeren in mensen, sociale cohesie en waarden". Via het fonds zal steun worden verleend aan burgers door investeringen in menselijk kapitaal, de ondersteuning van (jeugd)ontwikkeling, sociale innovatie, het verwerven van digitale basisvaardigheden en de integratie van migranten, en door bijstand aan de meest behoeftigen (sociale inclusie). Er bestaat derhalve een sterk verband met de doelstellingen van het programma Creatief Europa. Culturele en taalkundige verscheidenheid is een belangrijk aspect van inclusieve samenlevingen vanwege de bijdrage ervan tot de interculturele dialoog, en Creatief Europa heeft tot doel die verscheidenheid te versterken, bijvoorbeeld door een verbetering van de verspreiding van Europese culturele en audiovisuele werken over grenzen heen. Daarnaast is het programma bevorderlijk voor het scheppen van werkgelegenheid in de culturele en creatieve sectoren door de versterking van het concurrentievermogen van die sectoren.

4)Synergieën met regionaal, stedelijk en landelijk beleid

Het EU-beleid voor regionale, stedelijke en landelijke ontwikkeling spelen een belangrijke rol bij de bevordering van het herstel van cultureel erfgoed en de ondersteuning van culturele en creatieve industrieën. Mogelijke synergiën zullen worden gewaarborgd om de complementariteit tussen die instrumenten en Creatief Europa te versterken, wat ten goede komt van peer learning met betrekking tot langetermijnplannen voor betekenisvolle investeringen in cultuur voor creatieve industrieën, toerisme, sociale inclusie, herstel van cultureel erfgoed op basis van kwaliteitsnormen van renovatie van cultureel erfgoed, en bijdraagt tot de verwezenlijking van de doelstellingen van regionale en stedelijke ontwikkeling en financiële zelfvoorziening van culturele projecten.

5)Synergieën met de eengemaakte markt

Creatief Europa zal een aanvulling vormen op via het toekomstige programma voor de eengemaakte markt gefinancierde acties waar die betrekking hebben op positieverbetering van mensen en stimulering van creatief talent in de betrokken sectoren. Er kunnen eveneens synergieën ontstaan met de toerismesector, die een culturele dimensie heeft en kan worden beschouwd als manier om te zorgen voor een beter wederzijds begrip tussen mensen. De acties van Creatief Europa zullen worden gericht op de creatieve en culturele elementen van bepaalde creatieve industrieën (zoals ontwerp en mode), waarbij de nadruk ligt op de ontwikkeling van vaardigheden, grensoverschrijdende samenwerking en mobiliteit. Er zal eveneens worden gezorgd voor complementariteit met de acties ter ondersteuning van de toerismesector.

6)Synergieën met het programma Digitaal Europa

Binnen het programma Digitaal Europa zullen twee leiderschapsprojecten zorgen voor de voortzetting van de uitrolactiviteiten die zijn verbonden aan de strategie #Digital4Culture. Het leiderschapsproject betreffende de digitale transformatie van de sector cultureel erfgoed zal steunen blijven verlenen aan het Europese initiatief, dat tijdens het Europees Jaar van het Cultuur Erfgoed 2018 werd gelanceerd. Er bestaan synergieën tussen het programmaonderdeel dat is gericht op digitale vaardigheden en kwesties als mediageletterdheid en filmonderwijs.

7)Synergieën met het EU-programma voor onderzoek en innovatie

Het samenbrengen van hulpmiddelen om de nieuwste technologieën te kunnen toepassen en nieuwe wetenschappelijke benaderingen te stimuleren, kan zorgen voor drastische verbeteringen van het begrip, het herstel en de verspreiding van cultureel erfgoed en in de culturele en creatieve sectoren in het algemeen. Potentiële synergieën zullen moeten worden verstevigd om de complementariteit tussen die instrumenten en Creatief Europa te versterken zodat de culturele en creatieve sectoren optimaal kunnen profiteren van de vooruitgang van Europees onderzoek.

Het cluster "Inclusieve, veerkrachtige en veilige samenlevingen" van het programma Horizon Europa omvat onderzoeks- en innovatieactiviteiten voor de ontwikkeling van ICT-technologieën voor de digitalisering en het behoud van materieel en immaterieel cultureel erfgoed.

Het cluster "Digitale Industrie" voorziet, in het kader van het initiatief voor het internet van de volgende generatie, in onderzoeksactiviteiten die in nauw verband staan met de culturele en creatieve industrieën, zoals augmented reality/virtual reality, onderdompelingsomgevingen, gebruikersinterfaces of nieuwe (sociale) media. Ook zal een vervolg worden gegeven aan de inspanningen om crossovers tussen de creatieve sectoren, met name de kunsten, en innovatie in de industrie en de samenleving tot stand te brengen via het S+T+ARTS-programma.

8)Synergieën met het beleid inzake extern optreden

Creatief Europa en de acties voor internationale samenwerking die via de externe programma's van de Unie zijn gefinancierd, complementeren elkaar.

In het onderdeel CULTUUR zal worden geëxperimenteerd met meeloopprogramma's en andere uitwisselingsinitiatieven met derde landen voor het initiatief in verband met de Culturele Hoofdsteden van Europa, of met het beperkt openstellen van de netwerk- en platformregelingen of van deelname aan de EU-cultuurprijzen voor landen buiten de EU; daarmee moet een stimulans worden gegeven aan de inclusie van derde landen als partners in projecten waarbij organisaties in de Unie een leidersrol hebben, en wordt steun geboden aan promotieactiviteiten op strategisch belangrijke markten en festivals buiten de EU waarvoor momenteel geen specifiek budget bestaat.

2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Het initiatief is gebaseerd op de artikelen 167 en 173 van het VWEU. In artikel 167 van het VWEU worden de bevoegdheden van de Unie op cultureel gebied nader gespecificeerd en wordt de Europese Unie opgeroepen om bij te dragen aan de ontplooiing van de culturen van de lidstaten, onder eerbiediging van de nationale en regionale verscheidenheid van die culturen, waarbij tegelijk echter ook de nadruk op het gemeenschappelijk cultureel erfgoed gelegd moet worden en de activiteiten van de lidstaten op de in deze bepaling genoemde terreinen indien noodzakelijk ondersteund en aangevuld dienen te worden. In artikel 173 is vastgelegd dat de Unie en de lidstaten er zorg voor moeten dragen dat de voorwaarden voor het concurrentievermogen van de industrie van de Unie aanwezig zijn en dat daartoe een gunstig klimaat moet worden geschapen voor het ontplooien van initiatieven en voor de ontwikkeling van ondernemingen.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

De voornaamste toegevoegde waarde voor de EU komt voort uit de sterk transnationale dimensie van het programma, zoals reeds is aangetoond in het programma Creatief Europa 20142020. Uit de tussentijdse evaluatie bleek dat de doelstellingen en prioriteiten van het programma in het algemeen coherent zijn en nationale beleidslijnen en programma’s aanvullen, waardoor ze voldoen aan het subsidiariteitsbeginsel.

Met name het veelzijdige transnationale karakter van Creatief Europa verschaft een specifiek aanbod dat zelden door nationale financiering mogelijk wordt gemaakt, waar de nadruk doorgaans ligt op binnenlandse activiteiten en, in mindere mate, op bilaterale transnationale samenwerking. Deze veelzijdige transnationale nadruk is een uniek element van Creatief Europa en wordt als zodanig zeer op prijs gesteld door belanghebbenden en begunstigden. Slechts een klein aantal andere internationale fondsen biedt steun aan nationale samenwerking in de culturele en creatieve sectoren, maar dat gebeurt in alle gevallen op aanzienlijk kleinere schaal.

De volgende elementen van het programma zijn van toegevoegde waarde voor de EU:

·de verspreiding over grenzen heen van culturele en creatieve werken, met name van audiovisuele werken, naar een groter en diverser publiek binnen en buiten de Unie, als weerspiegeling van de Europese verscheidenheid;

·de schaalvoordelen en de kritische massa die door de EU-steun tot stand kunnen worden gebracht, waardoor een hefboomeffect wordt gecreëerd dat extra middelen kan genereren; de positieve invloed op de reputatie van de begunstigden van de programma's vergroot de potentiële interesse van partners en financiële intermediairs en hun vertrouwen in ondersteunde projecten, waardoor de toegang tot aanvullende financiering wordt bevorderd; de oprichting van Europese netwerken en grensoverschrijdende partnerschappen, die de voornaamste en meest duurzame structurele elementen van Creatief Europa vormen en de algemene capaciteit van de actoren ondersteunen;

·ook zijn transnationale netwerken bevorderlijk voor het vermogen van actoren in de culturele en creatieve sectoren in het algemeen, en met name voor de actoren in nichevakgebieden en in de lidstaten waar dergelijke vermogens minder ontwikkeld zijn;

·door resultaatgerichte grensoverschrijdende mobiliteit kunnen actoren in de creatieve en culturele sectoren hun vaardigheden ontwikkelen en worden de capaciteiten van de sector versterkt;

·de beperking van risico's voor culturele en creatieve organisaties, zodat zij kunnen deelnemen aan projecten met een Europese dimensie, wat ten goede komt van hun algemene economische kracht;

·het programma heeft een sterke sociale nadruk: door de ondersteuning van de culturele en taalkundige verscheidenheid, artistieke en creatieve vrijheid en de ontwikkeling van een vrij, pluralistisch en divers medialandschap draagt het dus bij aan het sociale welzijn in Europa en een gedeelde Europese identiteit;

·waar ondersteuningsprogramma's voor films op nationaal niveau vaak gericht zijn op de productie van werken, ligt de nadruk van EU-steunmaatregelen met name op activiteiten in de fasen daarvoor (opleiding, ontwikkeling) of daarna (verspreiding, promotie, tentoonstelling), zodat de Europese werken beter over de grenzen worden verspreid. Op die manier bevordert het programma de vrije verspreiding van audiovisuele mediadiensten die door de richtlijn audiovisuele mediadiensten is versterkt.

Evenredigheid

Het voorstel is in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel: het is beperkt tot het minimum dat vereist is om de genoemde doelstelling op Europees niveau te verwezenlijken, en gaat niet verder dan wat daartoe nodig is.

Keuze van het instrument

Het nieuwe programma Creatief Europa 20212027 bouwt voort op het huidige programma Creatief Europa (20142020), dat twee onafhankelijke subprogramma's (MEDIA en Cultuur) binnen één kader samenbracht. Daarbij wordt rekening gehouden met de specifieke kenmerken van de verschillende sectoren, en de verschillende doelgroepen en specifieke behoeften ervan. Dit heeft met name betrekking op de mogelijkheden van een gemeenschappelijk, sectoroverschrijdend onderdeel waar de nadruk ligt op innovatie en experimentatie.

Door de reputatie van het programma Creatief Europa, en die van het programma MEDIA, hoog te houden, blijft de voortdurende inzet en zichtbaarheid van EU-steun gewaarborgd.

3.EVALUATIE ACHTERAF, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie achteraf van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

In 2016 gaf de Commissie opdracht tot de tussentijdse evaluatie van het programma Creatief Europa en een evaluatie achteraf van de drie voorafgaande programma's — Cultuur, MEDIA 2007 en MEDIA Mundus — waarvan de resultaten in de periode mei 2016 tot en met augustus 2017 werden opgemaakt. De evaluaties van Creatief Europa en de voorafgaande programma's hadden de volgende doelstellingen:

·het beoordelen van de relevantie, coherentie, doeltreffendheid, efficiëntie, duurzaamheid en toegevoegde waarde voor de EU (hierna "de evaluatiecriteria) van Creatief Europa en de voorafgaande programma's;

·het beoordelen van de bijdrage van Creatief Europa aan slimme, duurzame en inclusieve groei, de nieuwe prioriteiten van de Commissie en de sectorale strategieën;

·het beoordelen van de resultaten en effecten op de lange termijn van de voorafgaande programma's.

Uit de evaluatie bleek dat Creatief Europa inspeelde op zowel de opkomende als de reeds bestaande behoeften van de culturele en creatieve sectoren. Met de juiste steun uit het programma kunnen begunstigden in de culturele en creatieve sectoren in heel Europa actie ondernemen in reactie op de digitale omwenteling, en hun werk internationaal tentoonstellen in de geest van culturele verscheidenheid, met name door innovatie en de ontwikkeling van nieuwe bedrijfsmodellen die hun concurrentievermogen versterken.

Creatief Europa stemt grotendeels overeen met andere voor de culturele en creatieve sectoren relevante EU-prioriteiten, financiering en ondersteuningsmechanismen, waaronder sectorspecifieke mogelijkheden en meer algemene financiële, economische en bedrijfsondersteuning voor kmo's.

Het programma Creatief Europa bleek eveneens resultaten te hebben geboekt op het gebied van de strategische prioriteiten van de EU: het programma levert een belangrijke bijdrage aan het verwezenlijken van de werkgelegenheidsdoelstelling van Europa 2020 en de prioriteiten van de huidige Commissie — het stimuleren van investeringen ten behoeve van nieuwe werkgelegenheid, en een verdiepte en eerlijkere interne markt met een versterkte industriële basis — en van de sectorale strategieën op EU-niveau, zoals de doelstellingen van de digitale eengemaakte markt.

In de evaluatie werd geconcludeerd dat de budgetten van Creatief Europa en de voorafgaande programma's niet voldoende groot waren om op Europees niveau en/of op sectoraal niveau een ingrijpend effect te hebben, gezien de omvang en reikwijdte van de culturele en creatieve sectoren op Europees niveau en van het geografische gebied dat onder die programma's valt.

Voorts bleek uit de evaluatie dat het subprogramma MEDIA op doeltreffende wijze had bijgedragen aan de verdieping van de interne markt. Het toepassingsgebied van MEDIA is de laatste jaren echter geleidelijk uitgebreid, maar een equivalente vergroting van het budget is uitgebleven. Daardoor is de financiering over teveel prioriteiten gespreid, waardoor de mogelijke invloed van het programma is verzwakt.

Raadpleging van belanghebbenden

Openbare raadpleging over EU-fondsen op het gebied van waarden en mobiliteit

Het doel van de openbare raadpleging over EU-fondsen op het gebied van waarden en mobiliteit was het verzamelen van de standpunten van alle betrokken partijen over hoe de fondsen het beste besteed kunnen worden. Er zijn raadplegingen gehouden in het kader van evaluaties van bestaande EU-financieringsprogramma's op verschillende beleidsterreinen, waaronder over de huidige prestaties en de uitdagingen van de toekomst.

Enkele van de voornaamste resultaten ervan waren:

1)Volgens de respondenten zijn "het bevorderen van de Europese identiteit en gemeenschappelijke waarden" en "het bevorderen van rechten en gelijkheid" belangrijke uitdagingen voor het gemeenschappelijk beleid die in die programma's aan bod moeten komen. Voor het programma Creatief Europa worden economische uitdagingen en culturele verscheidenheid belangrijker geacht dan "het bevorderen van sociale inclusie en eerlijkheid".

2)"Ondersteuning van innovatie", "bevordering van Europese culturele verscheidenheid en cultureel erfgoed", en "bevordering van de Europese identiteit en gemeenschappelijke waarden" worden door de helft of meer van de respondenten gezien als beleidsonderdelen die de uitdagingen volledig of redelijk goed aanpakken. Daarnaast vond 52 % van de respondenten 9 die ervaring met het programma Creatief Europa hebben, dat het beleid om "het concurrentievermogen van de Europese culturele en creatieve sectoren te ondersteunen" de uitdagingen volledig of redelijk goed aanpakken.

3)Zo'n 80 % van de respondenten met enige ervaring met bovengenoemde EU-programma's is het ermee eens dat die programma's in grote of redelijk grote mate van toegevoegde waarde zijn voor de prestaties van de lidstaten op nationaal, regionaal en/of lokaal niveau.

4)De voornaamste obstakels voor het verwezenlijken van de doelstellingen van de huidige programma's/fondsen zijn volgens de respondenten voor alle programma's vergelijkbaar: "te klein budget voor de programma's om aan de vraag te voldoen"; "onvoldoende ondersteuning voor kleinschalige belanghebbenden" en "gebrek aan ondersteuning voor eerste aanvragers" werden genoemd als de drie voornaamste obstakels.

5)Respondenten met enige ervaring met een of meer EU-programma's waren het ermee eens dat "het gebruik van vereenvoudigde aanvraagformulieren", "bevordering van gestructureerde netwerken en partnerschappen", "bevordering van financiering voor sectoroverschrijdende acties" en "betere coördinatie tussen verschillende programma's/fondsen" de voornaamste maatregelen zijn die kunnen worden getroffen om de administratieve lasten voor de begunstigden te verlichten.

Andere openbare raadplegingen

Van 23 januari tot en met 24 april 2017 werd in het kader van de tussentijdse beoordeling van het programma Creatief Europa een openbare raadpleging georganiseerd. In de raadpleging werd naar de toekomst gekregen, met vragen over een mogelijk vervolgprogramma van Creatief Europa na 2020. Wat de subprogramma's van Creatief Europa Cultuur en MEDIA betreft, waren respectievelijk 90 % en 80 % van de respondenten van mening dat de meeste prioriteiten ervan nog steeds relevant of extreem relevant zijn, en vond meer dan de helft dat de door het subprogramma Cultuur verschafte steun volledig of gedeeltelijk complementair was aan nationale, Europese of internationale financiering. De belangrijkste mogelijkheden waren volgens de respondenten onder meer gedeelde culturele waarden, de ondersteuning van cultureel onderwijs, de bevordering van culturele verscheidenheid, de ondersteuning van internationalisering en de bevordering van het belang van cultuur in de samenleving.

Externe expertise

Behalve met de resultaten van de openbare raadpleging heeft de Commissie rekening gehouden met de resultaten van de in 20172018 verrichte tussentijdse evaluatie van het huidige programma Creatief Europa, feedback van verschillende belanghebbenden, met name in de context van het Europees Filmforum 10 en een reeks thematische bijeenkomsten van belanghebbenden in de muzieksector, conclusies van onafhankelijke studies, en aanbevelingen van deskundigen uit de lidstaten in het kader van de open coördinatiemethode over cultuur en over de verspreiding van Europese films, en de gestructureerde dialoog met de sector in de periode 20142018.

Door deze uiteenlopende bronnen zijn de vele voordelen van het programma Creatief Europa benadrukt, hoewel er ook gewezen is op gebieden waarop verbetering of vereenvoudiging nodig is. De overkoepelende doelstellingen van de huidige programma's (bevordering van culturele en taalkundige verscheidenheid, versterking van het concurrentievermogen van de culturele en creatieve sectoren) blijven grotendeels van toepassing, maar er is ook behoefte aan verdere integratie en uitbreiding teneinde beter te kunnen reageren op de geconstateerde behoeften en tekortkomingen, die in de afgelopen jaren zijn verergerd:

1)toenemende druk op de Europese culturele verscheidenheid en het cultureel erfgoed in combinatie met een groeiende overheersing en verspreiding van werken uit derde landen, met name de VS;

2)gebrekkig(e) verspreiding en bereik van publiek van Europese werken;

3)onvoldoende en kwetsbaar concurrentievermogen van de culturele en creatieve sectoren;

4)te weinig mogelijkheden voor opleiding en mobiliteit voor artiesten en creatieve professionals;

5)gebrek aan internationalisering van Europese cultuur;

6)moeilijkheden bij het bereiken van publieken en het waarborgen van sociale inclusie;

7)beperkte aanpassing aan en voorbereiding op de digitale omwenteling;

8)gebrek aan capaciteitsopbouw van beroepsbeoefenaars en aan professionalisering van individuen;

9)specifieke uitdagingen voor de audiovisuele industrie in het licht van een steeds meer geïntegreerde digitale eengemaakte markt;

10)specifieke sectorale uitdagingen, met name voor de muzieksector, de boeken- en uitgeverijsector en de architectuur- en erfgoedsector.

Effectbeoordeling

Ter ondersteuning van de programma's "Creatief Europa", "Rechten en Waarden" en "Justitie" werd een effectbeoordeling voorbereid. Hoewel de Commissie heeft besloten dat het passender is om dit werk via twee afzonderlijke programma's voor te zetten, blijven de conclusies van de gecombineerde effectbeoordeling relevant voor en van toepassing op de beide subprogramma's Cultuur en MEDIA.

De Raad voor regelgevingstoetsing heeft op 20 april 2018 een positief advies over de effectbeoordeling gegeven. Daarin werd benadrukt dat de verbanden tussen de conclusies van de evaluatie, de reacties van belanghebbenden, de verschillende doelstellingen en de motivering van de programmastructuur beter moeten worden toegelicht. Ook merkte de raad op dat aanvullende garanties nodig zijn die ondersteunen dat de het monitoring- en evaluatiekader een solide en objectieve beoordeling van de mate van succes van het programma mogelijk maakt.

In dit initiatief is rekening gehouden met de opmerkingen van de Raad voor regelgevingstoetsing. Het initiatief bouwt voort op de structuur van het bestaande programma Creatief Europa en vormt een betere weerspiegeling van de feedback van de belanghebbenden. Zo zal het nieuwe onderdeel MEDIA, in reactie op de behoefte aan meer schaalbaarheid, zorgen voor de mogelijkheid om acties te coördineren door verschillende delen van de audiovisuele waardeketen samen te brengen.

Bovendien zal het monitoring- en evaluatiesysteem voor het hele programma worden versterkt met geschikte impact- en outputindicatoren.

Vereenvoudiging

Voor de vereenvoudiging van het toekomstige programma ten opzichte van het huidige programma Creatief Europa zijn de volgende wijzigingen aangebracht:

·er wordt grotere flexibiliteit opgenomen in het programma om de werkprogramma's aan te kunnen passen aan onvoorziene omstandigheden of nieuwe technologische of maatschappelijke ontwikkelingen en om goede prestaties te kunnen belonen;

·er wordt gestreefd naar grotere effectiviteit en efficiëntie door een groter gebruik van kaderpartnerschapsovereenkomsten en doorgifte van subsidies om te zorgen voor financiële stabiliteit en gemakkelijkere toegang voor kleinere spelers; de uitwisseling van kennis tijdens de uitvoering van projecten en de verspreiding van de resultaten daarvan, waarmee reeds succes is geboekt, zal worden uitgebreid;

·in het onderdeel MEDIA worden stimulansen geïntroduceerd om resultaten te belonen, met name in verband met het vermogen om een groot publiek te bereiken (bv. audiovisuele projecten die succes hebben in de bioscoop);

·bij de toekomstige sectorale acties op het gebied van muziek en de vertaalregeling zullen criteria worden opgenomen voor het belonen van commercieel succes en pogingen om het publiek te bereiken;

·er zullen doeltreffende overgangsregelingen worden opgesteld om de derde landen die aan het programma Creatief Europa 20142020 waren verbonden, ook aan het nieuwe programma te kunnen verbinden;

·de richtsnoeren zullen meer duidelijkheid verschaffen, en bij de processen en procedures zal systematisch gebruik worden gemaakt van e-forms en e-verslagen en lichtere verslagleggingsvereisten. Er zal een coherente reeks regels worden opgesteld (gemeenschappelijk rulebook), waarbij wel ruimte wordt geboden voor verschillende aanpakken, waar nodig.

In andere programma's zijn reeds aanzienlijke vereenvoudigende maatregelen getroffen die ook in het nieuwe programma Creatief Europa kunnen worden opgenomen, zoals vaste bedragen, eenheidskosten en vaste percentages. Vanwege de specifieke aard van de culturele sector en het individuele karakter van de gesteunde acties was de berekening en toepassing van vaste bedragen en vaste percentages een uitdaging (behalve voor de regeling voor literair vertalen), maar een verlichting van de berekeningsgrondslag zou een welkome vermindering van de administratieve lasten voor begunstigden betekenen. In het onderdeel MEDIA zullen vaste bedragen gebruikt blijven worden om het financieel beheer te kunnen vereenvoudigen, waar dat wenselijk is. De berekenmethode voor de vaste bedragen omvat regelmatige controle om ervoor te zorgen dat zij overeenstemmen met de echte kosten.

De complexe aard van de financieringsregels voor de huidige programma's en de diversiteit ervan is een obstakel voor aanvragers. Het gebruik van een centraal toegangspunt voor externe gebruikers voor deelname aan de looptijd van subsidies (d.w.z. een deelnemersportaal), met inbegrip van een algemeen subsidiebeheersysteem, is belangrijk voor het vereenvoudigen van de toegang tot het programma. Steun uit het onderdeel MEDIA zal doeltreffender worden gemaakt door de acties en de overeenkomstige financiële transacties te stroomlijnen; bij het onderdeel CULTUUR blijft de nadruk liggen op de succesvolle acties en het aanpakken van nieuwe tekortkomingen op de markt door gerichte sectorale actie. In het algemeen zullen belanghebbenden uit de culturele en creatieve sectoren kunnen profiteren van een "one-stop-shop"-benadering.

Grondrechten

Dit voorstel is volledig in overeenstemming met het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Met name wordt in dit voorstel geheel en al rekening gehouden met artikel 11 (vrijheid van meningsuiting), artikel 13 (vrijheid van kunsten en wetenschappen), artikel 15 (vrijheid van beroep en het recht te werken), artikel 21 (het recht op non-discriminatie), artikel 22 (verscheidenheid van cultuur), artikel 23 (gelijkheid van vrouwen en mannen) en artikel 31 (rechtvaardige en billijke arbeidsomstandigheden en -voorwaarden) van het handvest.

4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

De financiële middelen voor de uitvoering van het programma Creatief Europa in de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2027 bedragen 1 850 000 000 EUR (huidige prijzen).

Het bij dit voorstel gevoegde financieel memorandum betreft de gevolgen voor de begroting en de benodigde personele en administratieve middelen.

5.OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

De bestaande financieringsprogramma's worden, behalve wat activiteiten op het gebied van nieuwsmedia betreft, voornamelijk uitgevoerd via direct beheer door het Uitvoerend Agentschap voor onderwijs, audiovisuele middelen en cultuur (EACEA), aangezien dat kosteneffectief is, zoals in de tussentijdse beoordeling werd bevestigd. Op grond van de bestaande evaluaties is het niet nodig de beheerswijze te veranderen.

·De toepassing van MEDIA zal worden vereenvoudigd en gestroomlijnd, bijvoorbeeld door begunstigden samen te voegen en het aantal onderliggende subsidieovereenkomsten en betalingstransacties te verminderen. Voortbouwend op het stroomlijnen van de distributieregelingen, die 30 % van het MEDIA-budget uitmaken, is het doel om de totale MEDIA-transacties met 30 % te verlagen en daarmee de administratieve kosten te verlagen en de efficiëntie van het programma te verhogen.

·Via het fonds Invest EU zullen financiële instrumenten in indirect beheer worden uitgevoerd die steun in de vorm garanties en, waar nodig, aandelenkapitaal bieden aan kmo's in de culturele en creatieve sectoren, door middel van delegatieovereenkomsten met de uitvoerende partners in overeenstemming met het Financieel Reglement.

Er zullen evaluaties worden verricht conform de punten 22 en 23 van het Interinstitutioneel Akkoord over beter wetgeven van 13 april 2016 11 , waarin de drie instellingen hebben bevestigd dat evaluaties van bestaande wetgeving en bestaand beleid de basis moeten vormen voor effectbeoordelingen van opties voor verdere acties. In de evaluaties zullen de programma-effecten in het veld worden beoordeeld op basis van de programma-indicatoren/-streefcijfers en een gedetailleerde analyse van de mate waarin het programma relevant, doeltreffend en doelmatig kan worden geacht, genoeg EU-meerwaarde oplevert en aansluit bij ander EU-beleid. Ook zullen daarin lessen worden getrokken: wat zijn de gebreken en problemen, in hoeverre zijn de acties of resultaten ervan voor verbetering vatbaar en hoe kan een maximaal profijt/effect worden gesorteerd. Monitoring en evaluatie zal voortbouwen op het herziene kader voor prestatiemonitoring dat voor Creatief Europa 20142020 is ontwikkeld. Daarin zullen gegevens over het project en over de begunstigden (verzameld via e-forms en e-verslagen) worden gebundeld met aanvullende contextuele informatie van het Europees Waarnemingscentrum voor de audiovisuele sector of met gerichte studies. De indicatoren zullen een beeld vormen van de informatie die realistisch gezien voor elk onderdeel beschikbaar is. Monitoring van het programma zal op doorlopende basis worden verricht (om tijdig op onvoorziene omstandigheden of uitzonderlijke behoeften te kunnen reageren) alsook op regelmatig geplande basis (om verslag uit te brengen van belangrijke evenementen als oproepen tot het indienen van voorstellen, projectevaluaties of coördinatie- of verspreidingsactiviteiten). De resultaten van de monitoring zullen vervolgens worden gebruikt voor:

·een jaarlijks monitoringverslag met een overzicht van de geboekte vooruitgang bij het verwezenlijken van de doelstellingen van het programma;

·een tussentijdse evaluatie (niet later dan vier jaar na het begin van de uitvoering van het programma);

·een eindevaluatie niet later dan twee jaar na het einde van de programmaperiode.

Die evaluaties achteraf zullen worden verricht volgens de recentste toepasselijke versie van de richtsnoeren voor betere regelgeving (en met behulp van de richtsnoeren voor instrumenten en de beste praktijken), waarbij de prestatie van het programma wordt beoordeeld op basis van de belangrijkste programma-indicatoren/-streefcijfers en een gedetailleerde analyse van de mate waarin het programma relevant, doeltreffend en doelmatig kan worden geacht, genoeg EU-meerwaarde oplevert en aansluit bij ander EU-beleid. Ook zullen daarin aanbevelingen worden gedaan voor de aanpak van geconstateerde gebreken en problemen, of voor eventuele verbeteringen van de acties of resultaten en de maximalisering van profijt/effect ervan.

Er zal op regelmatige basis verslag worden uitgebracht aan het Europees Parlement, de Raad en alle andere relevante EU-instellingen, via de monitoring- en evaluatieverslagen en een openbaar scorebord voor de belangrijkste programma-indicatoren.

Afhankelijk van het resultaat van de kosten-batenanalyse die voor de volgende programmaperiode centraal zal worden verricht, zal een aanzienlijk deel van het programma waarschijnlijk worden uitgevoerd door het Uitvoerend Agentschap voor onderwijs, audiovisuele middelen en cultuur, onder toezicht van de voor het programma verantwoordelijke DG's.

Artikelsgewijze toelichting

Dit voorstel bouwt voort op en geeft een vervolg aan de bestaande structuur van het programma Creatief Europa met de onderdelen CULTUUR, MEDIA en een versterkt sectoroverschrijdend onderdeel, waarmee innovatieve actie mogelijk wordt gemaakt met crossoveractiviteiten die toegevoegde waarde opleveren. De structuur en de doelstellingen van Creatief Europa zijn bevestigd door de tussentijdse evaluatie 12 en door andere relevante feedback. Er zijn echter aanpassingen nodig, in reactie op economische, technologische, maatschappelijke en politieke ontwikkelingen, zoals hierboven is uiteengezet.

Zo bevat het nieuwe programma meer gerichte benaderingen voor bestaande acties, maar eveneens de ontwikkeling van nieuwe elementen.

Het onderdeel CULTUUR zal steun blijven verlenen aan transnationale partnerschappen, netwerken en platforms en zal sectorspecifieke initiatieven ontwikkelen, culturele en creatieve actoren ondersteunen bij het bereiken van een groter publiek binnen en buiten Europa en elementen ontwikkelen voor specifieke sociale culturele voordelen voor individuen en voor de samenleving. Het onderdeel zal bestaande speciale acties versterken, zoals de Culturele Hoofdstad van Europa en het Europees erfgoedlabel

In het onderdeel MEDIA zal de nadruk liggen op het stimuleren van samenwerking en innovatie bij het maken en produceren van Europese audiovisuele werken, waaronder door het koesteren van Europees talent. Het programma zal streven naar het uitbreiden van distributie online en in bioscopen en het verschaffen van bredere grensoverschrijdende toegang tot Europese audiovisuele werken, waaronder via innovatieve bedrijfsmodellen. Het zal Europese audiovisuele werken bevorderen en publieksontwikkeling binnen en buiten Europa ondersteunen. Deze prioriteiten worden gerealiseerd door steun voor de creatie, bevordering, toegang en verspreiding van Europese werken die het potentieel hebben om grote publieken binnen en buiten Europa te bereiken, in aanvulling op de richtlijn audiovisuele mediadiensten. Voorts zal het onderdeel MEDIA voorzien in een meer flexibele aanpak, waardoor meer samenwerking tussen de verschillende onderdelen van de waardeketen mogelijk is. Ook zal de oprichting van structurele partnerschappen en netwerken verder worden bevorderd, om het algehele concurrentievermogen van de Europese audiovisuele sector te versterken en de administratieve kosten die zijn verbonden aan het beheer van het programma te verlagen.

Het SECTOROVERSCHRIJDEND onderdeel zal horizontale activiteiten in de gehele audiovisuele sector en in andere culturele en creatieve sectoren ondersteunen. Het zal de kennis van het programma bevorderen en de overdraagbaarheid van resultaten ondersteunen. Ook is het programma gericht op het bevorderen van innovatieve aanpakswijzen voor de schepping, toegang, distributie en bevordering van inhoud in verschillende culturele en creatieve sectoren. Daarnaast zal het programma horizontale activiteiten bevorderen die meerdere sectoren bestrijken en zijn gericht op de aanpassing aan de structurele veranderingen die de mediasector ondergaat, met name wat betreft persvrijheid, pluralisme, kwaliteitsjournalistiek en mediageletterdheid. Tot slot zal het programmadesks oprichten en ondersteunen voor het verstrekken van informatie over en het bevorderen van het programma in de desbetreffende landen en om grensoverschrijdende samenwerking binnen de culturele en creatieve sectoren te stimuleren.



2018/0190 (COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot vaststelling van het programma Creatief Europa (20212027) en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1295/2013

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 167, lid 5, en artikel 173, lid 3,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité 13 ,

Gezien het advies van het Comité van de Regio's 14 ,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)Vanuit cultureel, ecologisch, sociaal en economisch standpunt hebben cultuur, cultureel erfgoed en culturele verscheidenheid een grote waarde voor de Europese samenleving, en zij moeten worden bevorderd en ondersteund. Volgens de verklaring van Rome van 25 maart 2017 en de Europese Raad in december 2017 vervullen onderwijs en cultuur een sleutelrol bij het opbouwen van inclusieve, hechte samenlevingen voor iedereen en bij het behoud van het Europese concurrentievermogen.

(2)Overeenkomstig artikel 2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) zijn de waarden waarop de Unie berust, eerbied voor de menselijke waardigheid, vrijheid, democratie, gelijkheid, de rechtsstaat en eerbiediging van de mensenrechten, waaronder de rechten van personen die tot minderheden behoren. Deze waarden hebben de lidstaten gemeen in een samenleving die gekenmerkt wordt door pluralisme, non-discriminatie, verdraagzaamheid, rechtvaardigheid, solidariteit en gelijkheid van vrouwen en mannen. Die waarden zijn verder bevestigd en uitgesproken in de rechten, vrijheden en beginselen die zijn vastgelegd in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, dat dezelfde juridische waarde als de Verdragen heeft, zoals vermeld in artikel 6 van het VEU.

(3)Volgens artikel 3 van het VEU heeft de Unie als doel de vrede, haar waarden en het welzijn van haar volkeren te bevorderen en zij eerbiedigt haar rijke verscheidenheid aan cultuur en taal en ziet toe op de instandhouding en de ontwikkeling van het Europese culturele erfgoed.

(4)In de mededeling van de Commissie betreffende een nieuwe agenda voor cultuur 15 zijn de doelstellingen van de Unie voor de culturele en creatieve sectoren verder uiteen gezet. Het doel is om de mogelijkheden van cultuur en culturele verscheidenheid te benutten ten behoeve van sociale cohesie en welzijn, de grensoverschrijdende dimensie van culturele en creatieve sectoren te stimuleren, de groeicapaciteiten te ondersteunen, op cultuur gebaseerde creativiteit in onderwijs en innovatie aan te moedigen, werkgelegenheid en groei mogelijk te maken en internationale culturele betrekkingen te versterken. Creatief Europa moet samen met andere programma's van de Unie steun bieden aan de uitvoering van deze nieuwe Europese agenda voor cultuur. Dit is eveneens in overeenstemming met het Unesco-Verdrag van 2005 betreffende de bescherming en de bevordering van de diversiteit van cultuuruitingen, dat op 18 maart 2017 in werking is getreden en waarbij de Unie partij is.

(5)Bevordering van de Europese culturele verscheidenheid hangt af van het bestaan van bloeiende en veerkrachtige culturele en creatieve sectoren, die werken kunnen creëren, produceren en verspreiden naar een groot en divers Europees publiek. Zodoende wordt bedrijfspotentieel uitgebreid en wordt bijgedragen aan duurzame groei en nieuwe werkgelegenheid. Daarnaast draagt de bevordering van creativiteit bij aan een sterker concurrentievermogen en de stimulering van innovatie in de industriële waardeketens. Ondanks de recentelijk geboekte vooruitgang blijft de Europese culturele en creatieve markt versnipperd langs nationale en taalkundige lijnen, waardoor de culturele en creatieve sectoren niet ten volle kunnen profiteren van de Europese eengemaakte markt, en in het bijzonder van de digitale eengemaakte markt.

(6)Het programma moet rekening houden met het duale karakter van de culturele en creatieve sectoren en derhalve oog hebben voor enerzijds de intrinsieke en artistieke waarde van cultuur, en anderzijds de economische waarde van die sectoren, waaronder de bredere bijdrage ervan aan concurrentievermogen, creativiteit en innovatie. Daarvoor zijn sterke Europese culturele en creatieve sectoren nodig, met name een levendige Europese audiovisuele industrie, gezien het vermogen ervan om een groot publiek te bereiken en het economische belang ervan, ook voor andere creatieve sectoren en voor cultureel toerisme. De concurrentie op de mondiale audiovisuele markten is echter nog groter geworden door de toenemende digitale verstoring, waaronder veranderingen in de mediaproductie en -consumptie en het groeiende aandeel van mondiale platforms in de verspreiding van inhoud. Daarom is het nodig de steun aan de Europese industrie te intensiveren.

(7)Om effectief te zijn, moet het programma middels op maat gemaakte maatregelen binnen een onderdeel dat is gewijd aan de audiovisuele sector, een onderdeel dat is gewijd aan de andere culturele en creatieve sectoren en een sectoroverschrijdend onderdeel, rekening houden met de specifieke aard van de verschillende sectoren en hun uiteenlopende doelgroepen en specifieke behoeften.

(8)Het sectoroverschrijdende onderdeel is gericht op de benutting van het samenwerkingspotentieel tussen verschillende culturele en creatieve sectoren. Een gezamenlijke transversale aanpak kan voordelen opleveren op het gebied van kennisoverdracht en administratieve efficiëntie.

(9)In de audiovisuele sector zijn maatregelen van de Unie nodig als aanvulling op haar beleid inzake de digitale eengemaakte markt. Dit heeft met name betrekking op de modernisering van het kader voor auteursrechten en de voorgestelde verordening betreffende online-uitzendingen van omroeporganisaties 16 , alsmede het voorstel tot wijziging van Richtlijn 2010/13/EU van het Europees Parlement en de Raad 17 . Het doel ervan is de versterking van het vermogen van Europese audiovisuele spelers tot financiering, productie en verspreiding van werken die voldoende zichtbaar kunnen zijn op de verschillende communicatiemedia die beschikbaar zijn (bv. televisie, bioscoop of video-on-demand), en die aantrekkelijk zijn voor kijkers in een toegankelijkere en meer concurrerende markt, binnen en buiten Europa. De steun moet worden geïntensiveerd om te kunnen inspelen op recente marktontwikkelingen, met name de sterkere positie van globale distributieplatforms ten opzichte van de nationale omroepen die traditioneel investeerden in de productie van Europese werken.

(10)De speciale acties in het kader van Creatief Europa, zoals het Europees erfgoedlabel, de Europese erfgoeddagen, Europese prijzen op het gebied van hedendaagse muziek, rock en popmuziek, literatuur, erfgoed en architectuur en de Culturele Hoofdsteden van Europa, hebben miljoenen Europese burgers direct bereikt, hebben aangetoond welke sociale en economische voordelen Europees cultuurbeleid kan bieden, en moeten daarom worden voortgezet en waar mogelijk worden uitgebreid.

(11)Cultuur is van cruciaal belang voor het versterken van inclusieve, hechte samenlevingen. Tegen de achtergrond van de migratiedruk speelt cultuur een belangrijke rol bij de integratie van migranten, om ze te helpen het gevoel te hebben dat ze tot de gastgemeenschap behoren en om goede banden tussen migranten en nieuwe gemeenschappen te ontwikkelen.

(12)Artistieke vrijheid is een kernelement van bloeiende culturele en creatieve industrieën, waaronder de mediasector. Het programma moet cross-overs en samenwerking tussen de audiovisuele sector en de uitgeverijsector stimuleren om een pluralistisch medialandschap te bevorderen.

(13)Conform de artikelen 8 en 10 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) moeten doelstellingen inzake gendermainstreaming en de bestrijding van discriminatie worden geïntegreerd in alle activiteiten van het programma en moeten, waar dat van toepassing is, passende criteria voor genderevenwicht worden vastgesteld.

(14)In overeenstemming met de gezamenlijke mededeling "Naar een EU-strategie voor internationale culturele betrekkingen" 18 , onderschreven door de resolutie van het Europees Parlement van 5 juli 2017, moeten Europese financieringsinstrumenten, en in het bijzonder dit programma, de relevantie van cultuur bij internationale betrekkingen en de rol ervan bij de bevordering van Europese waarden erkennen door middel van specifieke, gerichte acties die duidelijke effecten voor de Unie opleveren op mondiale schaal.

(15)In overeenstemming met de Mededeling van de Commissie "Naar een geïntegreerde aanpak van cultureel erfgoed voor Europa" van 22 juli 2014 19 moeten relevant(e) beleid en instrumenten de duurzaamheidswaarde van het Europese erfgoed op de lang termijn tot zijn recht laten komen en moet een beter geïntegreerde aanpak worden ontwikkeld voor de instandhouding, benutting en ondersteuning ervan.

(16)In overeenstemming met de Mededeling van de Commissie "Investeren in een slimme, innovatieve en duurzame industrie — Een hernieuwde strategie voor het industriebeleid van de EU" 20 van 13 september 2017 moeten toekomstige acties bijdragen tot de integratie van creativiteit, ontwerp en geavanceerde technologie om nieuwe industriële waardeketens te genereren en traditionele industrieën nieuw leven in te blazen.

(17)Het programma moet, onder bepaalde voorwaarden, open staan voor deelname van leden van de Europese Vrijhandelsassociatie, toetredende landen, kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaten die onder een pretoetredingsstrategie vallen alsmede landen die onder het Europese nabuurschapsbeleid vallen en de strategische partners van de Unie.

(18)Derde landen die lid zijn van de Europese Economische Ruimte (EER) mogen deelnemen aan Unie-programma's in krachtens de EER-overeenkomst vastgestelde samenwerkingskader, dat voorziet in de uitvoering van de programma's door een besluit in het kader van die overeenkomst. Derde landen mogen eveneens deelnemen op grond van andere rechtsinstrumenten. Er moet een specifieke bepaling in deze verordening worden opgenomen ter verlening van de nodige rechten en toegang aan de bevoegde ordonnateur, het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en de Europese Rekenkamer zodat zij hun respectieve bevoegdheden ten volle kunnen uitoefenen.

(19)Het programma moet de samenwerking stimuleren tussen de Unie en internationale organisaties, zoals de organisatie van de Verenigde Naties voor onderwijs, wetenschap en cultuur (UNESCO), de Raad van Europa, Eurimages, het Europees Waarnemingscentrum voor de audiovisuele sector (het Waarnemingscentrum), de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) en de Wereldorganisatie voor de intellectuele eigendom. Ook moet het programma steun bieden aan de verbintenissen van de Unie met betrekking tot de doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling, met name de culturele dimensie ervan 21 . Wat de audiovisuele sector betreft, moet het programma zorgen voor de bijdrage van de Unie aan het Europees Waarnemingscentrum voor de audiovisuele sector.

(20)Om recht te doen aan het belang van de strijd tegen de klimaatverandering, in overeenstemming met de toezeggingen van de Unie om de Overeenkomst van Parijs en de duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen van de Verenigde Naties ten uitvoer te leggen, zal het programma bijdragen aan de integratie van klimaatactie en aan de verwezenlijking van een algemene doelstelling van 25 % van de EU-begroting in het kader van de klimaatdoelstellingen. Tijdens de voorbereiding en uitvoering van het programma zullen de relevante acties worden geïdentificeerd, en vervolgens in het kader van de desbetreffende evaluaties en herzieningsprocessen worden herbeoordeeld.

(21)Door het Europees Parlement en de Raad op grond van artikel 322 van het VWEU vastgestelde financiële voorschriften zijn op deze verordening van toepassing. Deze regels zijn neergelegd in het Financieel Reglement en bepalen met name de procedure voor het opstellen en uitvoeren van de begroting door middel van subsidies, overheidsopdrachten, prijzen, indirecte uitvoering, en voorzien in controles op de verantwoordelijkheid van financiële actoren. De op basis van artikel 322 VWEU vastgestelde regels hebben ook betrekking op de bescherming van de begroting van de Unie in geval van algemene tekortkomingen ten aanzien van de rechtsstaat in de lidstaten, aangezien de eerbiediging van de rechtsstaat een essentiële basisvoorwaarde is voor een goed financieel beheer en effectieve EU-financiering.

(22)De Europese Filmacademie heeft sinds haar oprichting unieke deskundigheid opgebouwd en is in de unieke positie om een pan-Europese gemeenschap van filmmakers en beroepsbeoefenaars op te richten, voor de promotie en verspreiding van Europese films over de nationale grenzen heen en de ontwikkeling van een waar Europees publiek. De academie moet derhalve voor directe steun van de Unie in aanmerking komen.

(23)Het Jeugdorkest van de Europese Unie heeft sinds zijn oprichting unieke deskundigheid opgebouwd wat de bevordering van de interculturele dialoog, wederzijds respect en begrip door cultuur betreft. Bijzonder aan het Jeugdorkest van de Europese Unie is het feit dat het een Europees orkest is dat de culturele grenzen overschrijdt en dat bestaat uit jonge musici die volgens veeleisende artistieke criteria jaarlijks door middel van strenge audities in alle lidstaten worden geselecteerd. Het jeugdorkest moet derhalve voor directe steun van de Unie in aanmerking komen.

(24)Organisaties uit de culturele en creatieve sectoren met een grote geografische dekking in Europa en waarvan de activiteiten culturele diensten omvatten die rechtstreeks aan de burgers in de Unie worden geleverd en derhalve het potentieel hebben om een direct effect te hebben op de Europese identiteit, moeten voor steun van de Unie in aanmerking komen.

(25)Met het oog op een doeltreffende toewijzing van middelen uit de algemene begroting van de Unie is het noodzakelijk ervoor te zorgen dat alle acties en activiteiten die in het kader van het programma worden uitgevoerd, een Europese meerwaarde hebben en dat zij complementair zijn met de activiteiten van de lidstaten, en er moet worden gestreefd naar samenhang, complementariteit en synergie met financieringsprogramma's ter ondersteuning van sterk met elkaar verbonden beleidsterreinen en met horizontaal beleid zoals het concurrentiebeleid van de Unie.

(26)Financiële steun moet worden gebruikt om marktfalen of suboptimale investeringssituaties aan te pakken, op evenredige wijze, en de acties mogen particuliere financiering niet overlappen of verdringen, of de concurrentie op de interne markt verstoren. De acties moeten een duidelijke toegevoegde waarde voor Europa hebben.

(27)Een van de grootste uitdagingen voor de culturele en creatieve sectoren is de toegang tot financiële middelen om hun activiteiten te financieren, te groeien, hun concurrentievermogen in stand te houden en te vergroten of om hun activiteiten te internationaliseren. De beleidsdoelstellingen van dit programma moeten worden gerealiseerd via financiële instrumenten en begrotingsgaranties in het kader van de beleidscomponent(en) van het InvestEU-fonds.

(28)Rekening houdend met de technische deskundigheid die vereist is om voorstellen in het kader van specifieke acties van het programma te kunnen beoordelen, moet worden bepaald dat evaluatiecomités in voorkomend geval mogen bestaan uit externe deskundigen.

(29)Het programma moet een realistisch bestuurbaar systeem van prestatie-indicatoren omvatten dat de acties vergezelt en de prestatie ervan doorlopend monitort. Die monitoring alsmede de informatie- en communicatie-acties in verband met het programma en de acties ervan moeten voortbouwen op de drie onderdelen van het programma.

(30)In deze verordening worden voor het programma Creatief Europa de financiële middelen vastgelegd die voor het Europees Parlement en de Raad in de loop van de jaarlijkse begrotingsprocedure het voornaamste referentiebedrag vormen in de zin van punt 17 van het Interinstitutioneel Akkoord van 2 december 2013 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer 22 .

(31)Verordening (EU, Euratom) [...] (het "Financieel Reglement") is op dit programma van toepassing. De verordening bevat regels voor de uitvoering van de Uniebegroting, daaronder begrepen regels voor subsidies met inbegrip van die voor derden, prijzen, aanbestedingen, financieringsinstrumenten en begrotingsgaranties.

(32)De soorten financiering en de uitvoeringsmethoden in het kader van deze verordening moeten worden gekozen op grond van hun vermogen om de specifieke doelstellingen van de acties te verwezenlijken en resultaten op te leveren, met name rekening houdend met de controlekosten, de administratieve lasten en het verwachte risico van niet-naleving. Daarbij moet het gebruik van vaste bedragen, forfaits en schalen van eenheidskosten en financiering worden overwogen, alsook niet aan financiering gekoppelde kosten als bedoeld in artikel 125, lid 1, van het Financieel Reglement.

(33)Overeenkomstig het Financieel Reglement, Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad 23 , Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad 24 , Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad 25 en Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad 26 moeten de financiële belangen van de Unie worden beschermd door evenredige maatregelen, daaronder begrepen voorkoming, opsporing, correctie en onderzoek van onregelmatigheden en fraude, terugvordering van verloren gegane, onverschuldigd betaalde of onjuist bestede financiële middelen alsmede, in voorkomend geval, oplegging van administratieve sancties. In het bijzonder kan het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 en Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 onderzoeken verrichten, daaronder begrepen administratieve controles en verificaties ter plaatse, uitvoeren om vast te stellen of er sprake is van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad. Overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1939 kan het Europees Openbaar Ministerie (EOM) overgaan tot onderzoek en vervolging van fraude en andere strafbare feiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad in de zin van Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad 27 . Personen of entiteiten die middelen van de Unie ontvangen, moeten overeenkomstig het Financieel Reglement ten volle meewerken aan de bescherming van de financiële belangen van de Unie, de nodige rechten en toegang verlenen aan de Commissie, OLAF, het EOM en de Europese Rekenkamer alsmede ervoor zorgen dat derden die betrokken zijn bij de uitvoering van middelen van de Unie gelijkwaardige rechten verlenen.

(34)Volgens artikel 94 van Besluit 2013/755/EU van de Raad 28 komen in landen en gebieden overzee gevestigde personen en entiteiten in aanmerking voor financiering, overeenkomstig de voorschriften en doelstellingen van het programma en eventuele regelingen die van toepassing zijn op de lidstaat waarmee het desbetreffende land of gebied overzee banden heeft.

(35)Om niet-essentiële elementen van deze verordening te kunnen wijzigen, moet de bevoegdheid om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie handelingen vast te stellen, aan de Commissie worden gedelegeerd met betrekking tot de in artikel 15 en in bijlage II vastgestelde indicatoren. Bij haar voorbereidende werkzaamheden moet de Commissie passend overleg plegen, onder meer op het niveau van de deskundigen. Dergelijke raadplegingen moeten worden uitgevoerd overeenkomstig de beginselen van het Interinstitutioneel Akkoord over beter wetgeven van 13 april 2016. Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.

(36)Om een vlotte uitvoering van het programma te waarborgen, kunnen de kosten die de begunstigde heeft gemaakt voordat hij de subsidieaanvraag heeft ingediend, met name kosten in verband met de intellectuele-eigendomsrechten, als subsidiabel worden beschouwd, op voorwaarde dat die kosten rechtstreeks verband houden met de ondersteunde acties.

(37)Krachtens de punten 22 en 23 van het Interinstitutioneel Akkoord over beter wetgeven van 13 april 2016 is het nodig dit programma te evalueren op basis van door specifieke monitoringvoorschriften verzamelde informatie, waarbij overregulering en administratieve lasten, in het bijzonder voor de lidstaten, worden vermeden. Waar passend kunnen in die voorschriften meetbare indicatoren worden opgenomen op basis waarvan gegevens over de effecten van het programma op het terrein worden verzameld.

(38)Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen, moeten uitvoeringsbevoegdheden aan de Commissie worden toegekend ter vaststelling van de werkprogramma's. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad 29 . Er dient voor te worden gezorgd dat het voorafgaande programma correct wordt afgesloten, met name wat betreft de voortzetting van meerjarige regelingen voor het beheer, zoals de financiering van technische en administratieve ondersteuning. Met ingang van [1 januari 2021] moet in het kader van de technische en administratieve ondersteuning waar nodig worden gezorgd voor het beheer van acties in het kader van het voorafgaande programma die tegen [31 december 2020] nog niet zijn afgerond.

(39)Deze verordening eerbiedigt de grondrechten en neemt de met name in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie erkende beginselen in acht. Deze verordening moet in het bijzonder zorgen voor volledige eerbiediging van het recht op gelijkheid van mannen en vrouwen en het recht op non-discriminatie op grond van geslacht, ras of etnische afkomst, godsdienst of overtuiging, een handicap, leeftijd of seksuele gerichtheid, en voor de bevordering van de toepassing van de artikelen 21 en 23 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Zij strookt eveneens met Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap van de Verenigde Naties.

(40)Aangezien de doelstellingen van deze verordening niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt maar vanwege het transnationale karakter ervan, het hoge aantal gefinancierde mobiliteits- en samenwerkingsactiviteiten en het brede geografische toepassingsgebied ervan, de gevolgen ervan voor toegang tot leermobiliteit en meer in het algemeen voor Unie-integratie, en de verstrekte internationale dimensie ervan, beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan wat nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

(41)Derhalve moet Verordening (EU) nr. 1295/2013 met ingang van [1 januari 2021] worden ingetrokken.

(42)Om te zorgen voor de continuïteit in de door het programma te bestrijken financieringssteun, dient deze Verordening van toepassing te zijn met ingang van [1 januari 2021],



HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Hoofdstuk I
Algemene bepalingen

Artikel 1
Voorwerp

Bij deze verordening wordt het programma Creatief Europa vastgesteld ("het programma").

In deze verordening worden de doelstellingen van het programma, de begroting voor de periode 20212027, de vormen van financiering door de Unie alsmede de regels voor de verstrekking van die financiering vastgelegd.

Artikel 2 
Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1."blendingverrichtingen": door de EU-begroting ondersteunde acties, onder meer in het kader van blendingfaciliteiten overeenkomstig artikel 2, lid 6, van het Financieel Reglement, waarbij niet-terugbetaalbare vormen van steun en/of financieringsinstrumenten uit de EU-begroting worden gecombineerd met terugbetaalbare vormen van steun van instellingen voor ontwikkelingsfinanciering of andere openbare financiële instellingen, alsmede van commerciële financiële instellingen en investeerders;

2."culturele en creatieve sectoren": alle sectoren waarin de activiteiten gebaseerd zijn op culturele waarden of artistieke en andere individuele of collectieve creatieve uitingen. Tot die activiteiten behoren onder meer het ontwikkelen, creëren, produceren, verspreiden en in stand houden van goederen en diensten die culturele, artistieke of andere creatieve uitingen belichamen, evenals aanverwante functies zoals educatie of beheer. Die activiteiten hebben het potentieel om innovatie en werkgelegenheid te genereren, met name uit intellectuele eigendom. De sectoren omvatten architectuur, archieven, bibliotheken en musea, artistieke ambachten, audiovisuele werken (zoals film, tv-producties, videogames en multimediale uitingen), materieel en immaterieel cultureel erfgoed, design (ook van mode), festivals, muziek, literatuur, uitvoerende kunsten, boeken en uitgeverijen, radioproducties en beeldende kunsten;

3."kleine en middelgrote ondernemingen": micro-, kleine en middelgrote ondernemingen, als gedefinieerd in Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie 30 ;

4."juridische entiteit": elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die is opgericht krachtens en als dusdanig wordt erkend in het nationale recht, het recht van de Unie of het internationale recht, die rechtspersoonlijkheid bezit en die, in eigen naam handelend, rechten en verplichtingen kan hebben, dan wel een entiteit zonder rechtspersoonlijkheid als bedoeld in artikel 197, lid 2, onder c), van het Financieel Reglement;

5."excellentiekeur": het kwaliteitslabel dat wordt toegekend aan voor Creatief Europa ingediende projecten die goed genoeg worden beoordeeld voor financiering, maar dat omwille van begrotingsbeperkingen niet krijgen. De keur erkent de waarde van het voorstel en ondersteunt de zoektocht naar alternatieve financiering.

Artikel 3
Doelstellingen van het programma

1.De algemene doelstellingen van het programma zijn:

a)bevordering van Europese samenwerking op het gebied van culturele en taalkundige diversiteit en erfgoed;

b)verbetering van het concurrentievermogen van de culturele en creatieve sectoren, in het bijzonder de audiovisuele sector.

2.De specifieke doelstellingen van het programma zijn:

a)versterking van de economische, sociale en externe dimensies van samenwerking op Europees niveau om de culturele verscheidenheid in en het culturele erfgoed van Europa te ontwikkelen en bevorderen, het concurrentievermogen van de Europese culturele en creatieve sectoren te verbeteren en de internationale culturele betrekkingen te verstevigen;

b)bevordering van het concurrentievermogen en de schaalbaarheid van de Europese audiovisuele industrie;

c)bevordering van beleidssamenwerking en innovatieve acties ter ondersteuning van alle programmaonderdelen, waaronder bevordering van een divers en pluralistisch medialandschap, mediageletterdheid en sociale inclusie. 

3.Het programma omvat de volgende onderdelen:

a)het onderdeel "CULTUUR" bestrijkt de culturele en creatieve sectoren met uitzondering van de audiovisuele sector;

b)het onderdeel "MEDIA" bestrijkt de audiovisuele sector;

c)het "SECTOROVERSCHRIJDEND onderdeel" bestrijkt activiteiten in alle culturele en creatieve sectoren.

Artikel 4
Onderdeel CULTUUR

In overeenstemming met de in artikel 3 vermelde doelstellingen heeft het onderdeel CULTUUR de volgende prioriteiten:

a)versterken van de grensoverschrijdende dimensie en circulatie van Europese culturele en creatieve actoren en werken;

b)vergroten van culturele deelname in heel Europa;

c)bevorderen van maatschappelijke veerkracht en sociale inclusie via cultuur en cultureel erfgoed;

d)vergroten van het vermogen van de Europese culturele en creatieve sectoren om tot bloei te komen en werkgelegenheid en groei te genereren;

e)versterken van de Europese identiteit en waarden door cultureel bewustzijn, kunstonderwijs en cultuurgebaseerde creativiteit in het onderwijs;

f)bevorderen van internationale capaciteitsopbouw van Europese culturele en creatieve sectoren om op internationaal niveau actief te kunnen zijn;

g)bijdragen aan de mondiale strategie van de Unie voor internationale betrekkingen door culturele diplomatie.

De prioriteiten worden nader uiteengezet in bijlage I.

Artikel 5
Onderdeel MEDIA

In overeenstemming met de in artikel 3 vermelde doelstellingen heeft het onderdeel MEDIA de volgende prioriteiten:

a)koesteren van talent en vaardigheden en stimuleren van samenwerking en innovatie bij het creëren en produceren van Europese audiovisuele werken;

b)uitbreiden van distributie online en in bioscopen en verschaffen van bredere grensoverschrijdende toegang tot Europese audiovisuele werken, waaronder via innovatieve bedrijfsmodellen en het gebruik van nieuwe technologieën;

c)bevorderen van Europese audiovisuele werken en ondersteunen van publieksontwikkeling binnen en buiten Europa.

Deze prioriteiten worden gerealiseerd door steun voor de creatie, bevordering, toegang en verspreiding van Europese werken die het potentieel hebben om grote publieken binnen en buiten Europa te bereiken, waarbij wordt ingespeeld op nieuwe marktontwikkelingen, als aanvulling op de richtlijn audiovisuele mediadiensten.

De prioriteiten worden nader uiteengezet in bijlage I.

Artikel 6
SECTOROVERSCHRIJDEND onderdeel

In overeenstemming met de in artikel 3 vermelde doelstellingen van het programma heeft het SECTOROVERSCHRIJDEND onderdeel de volgende prioriteiten:

a)ondersteunen van sectoroverschrijdende transnationale beleidssamenwerking, waaronder met betrekking tot de rol van cultuur bij sociale inclusie, bevorderen van kennis van het programma en ondersteunen van de overdraagbaarheid van resultaten;

b)bevorderen van innovatieve aanpakswijzen voor de schepping, toegang, distributie en bevordering van inhoud in verschillende culturele en creatieve sectoren;

c)bevorderen van horizontale activiteiten die meerdere sectoren bestrijken en zijn gericht op de aanpassing aan de structurele veranderingen die de mediasector ondergaat, waaronder het versterken van een vrij, divers en pluralistisch medialandschap, kwaliteitsjournalistiek en mediageletterdheid;

d)oprichten en ondersteunen van programmadesks voor het bevorderen van het programma in de desbetreffende landen en om grensoverschrijdende samenwerking binnen de culturele en creatieve sectoren te stimuleren.

De prioriteiten worden nader uiteengezet in bijlage I.

Artikel 7
Begroting

1.De financiële middelen voor de uitvoering van het programma over de periode 20212027 bedragen 1 850 000 000 EUR in lopende prijzen.

De indicatieve financiële verdeling voor de uitvoering van het programma is als volgt:

tot 609 000 000 EUR voor de in artikel 3, lid 2, onder a), vermelde doelstelling (onderdeel CULTUUR);

tot 1 081 000 000 EUR voor de in artikel 3, lid 2, onder b), vermelde doelstelling (onderdeel MEDIA);

tot 160 000 000 EUR voor de in artikel 3, lid 2, onder c), vermelde doelstelling (SECTOROVERSCHRIJDEND onderdeel).

2.Het in lid 1 genoemde bedrag kan worden gebruikt voor technische en administratieve bijstand bij de uitvoering van het programma, zoals activiteiten op het gebied van voorbereiding, monitoring, controle, audit en evaluatie, met inbegrip van bedrijfsinformatietechnologiesystemen.

3.In aanvulling op de financiële middelen zoals vermeld in lid 1, en ter bevordering van de internationale dimensie van het programma, kunnen aanvullende financiële bijdragen ter beschikking worden gesteld uit de externe financieringsinstrumenten [instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking, het instrument voor pretoetredingssteun (IPA III)] om overeenkomstig deze verordening uitgevoerde en beheerde acties te ondersteunen. Die bijdrage wordt gefinancierd overeenkomstig de verordeningen waarbij die instrumenten zijn vastgesteld.

4.Op verzoek van de lidstaten kunnen de aan hen in gedeeld beheer toegewezen middelen worden overgeschreven naar het programma. De Commissie voert die middelen overeenkomstig [artikel 62, lid 1, onder a)], van het Financieel Reglement op directe wijze dan wel overeenkomstig [artikel 62, lid 1, onder c)], van het Financieel Reglement op indirecte wijze uit. Indien mogelijk worden die middelen gebruikt ten voordele van de betrokken lidstaat.

Artikel 8
Met het programma geassocieerde derde landen

1.    Het programma staat open voor deelname van de volgende derde landen:

a)landen van de Europese Vrijhandelsassociatie (EVA) die lid zijn van de Europese Economische Ruimte (EER), in overeenstemming met de in de EER-overeenkomst vastgestelde voorwaarden;

b)toetredingslanden, kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaten in overeenstemming met de algemene beginselen en algemene voorwaarden voor deelname van die landen aan programma's van de Unie zoals vastgesteld in de desbetreffende kaderovereenkomsten en besluiten van de Associatieraad, of in soortgelijke overeenkomsten, alsmede in overeenstemming met de specifieke voorwaarden die zijn vastgesteld in overeenkomsten tussen de Unie en die landen;

c)landen die onder het Europees nabuurschapsbeleid vallen, in overeenstemming met de algemene beginselen en algemene voorwaarden voor deelname van die landen aan programma's van de Unie zoals vastgesteld in de desbetreffende kaderovereenkomsten en besluiten van de Associatieraad, of in soortgelijke overeenkomsten, alsmede in overeenstemming met de specifieke voorwaarden die zijn vastgesteld in overeenkomsten tussen de Unie en die landen;

d)andere landen, in overeenstemming met de voorwaarden die zijn vastgesteld in een specifieke overeenkomst betreffende de deelname van het derde land aan programma's van de Unie, op voorwaarde dat de overeenkomst

i)een billijk evenwicht waarborgt tussen de bijdragen van en de voordelen voor het derde land dat aan programma's van de Unie deelneemt;

ii)de voorwaarden voor deelname aan de programma's vaststelt, met inbegrip van de berekening van de financiële bijdragen aan afzonderlijke programma's en de administratieve kosten ervan. Deze bijdragen worden aangemerkt als bestemmingsontvangsten overeenkomstig artikel [21, lid 5], van [het nieuwe Financieel Reglement].

iii)het derde land geen beslissingsbevoegdheid ten aanzien van het programma verleent;

iv)de rechten van de Unie om naar een goed financieel beheer te streven en haar financiële belangen te beschermen, waarborgt.

2. Voor deelname aan het onderdeel MEDIA en het SECTOROVERSCHRIJDEND onderdeel moeten de in lid 1, onder a), b) en c), bedoelde landen voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2010/13/EU.

3. In naar behoren gemotiveerde gevallen kunnen de overeenkomsten die worden gesloten met de in lid 1, onder c, bedoelde landen afwijken van de in lid 2 vastgestelde verplichtingen.

Artikel 8 bis

Overige derde landen

Het programma kan steun verlenen aan samenwerking met andere derde landen dan die als bedoeld in artikel 8 met betrekking tot acties die zijn gefinancierd door aanvullende bijdragen uit de externe financieringsinstrumenten overeenkomstig artikel 7, lid 3, indien dat in het belang van de Unie is.

Artikel 9
Samenwerking met internationale organisaties en het Europees Waarnemingscentrum voor de audiovisuele sector

1.Het programma staat open voor deelname van internationale organisaties die actief zijn in de door het programma bestreken gebieden overeenkomstig het Financieel Reglement.

2.De Unie zal voor de duur van het programma lid zijn van het Europees Waarnemingscentrum voor de audiovisuele sector. De deelname van de Unie aan het Waarnemingscentrum draagt bij tot de verwezenlijking van de prioriteiten van het onderdeel MEDIA. De Unie wordt in haar betrekkingen met het Waarnemingscentrum vertegenwoordigd door de Commissie. Het onderdeel MEDIA ondersteunt de betaling van de financiële bijdrage voor het Unie-lidmaatschap van het Waarnemingscentrum, om het verzamelen en analyseren van gegevens in de audiovisuele sector te bevorderen.

Artikel 10
Uitvoering en vormen van EU-financiering

1.Het programma wordt uitgevoerd in direct beheer in overeenstemming met het Financieel Reglement of in indirect beheer met organen als bedoeld in artikel 61, lid 1, onder c), van het Financieel Reglement.

2.In het kader van het programma kan financiering worden verstrekt in een van de vormen als vastgesteld in het Financieel Reglement, met name subsidies, prijzen en aanbestedingen. Er kan eveneens financiering worden verstrekt in de vorm van financieringsinstrumenten in het kader van blendingverrichtingen.

3.Blendingverrichtingen in het kader van dit programma vinden plaats in overeenstemming met de [InvestEU-verordening] en titel X van het Financieel Reglement.

4.Bijdragen aan een systeem voor onderlinge verzekeringen kan gelden als dekking voor het risico dat is verbonden aan de terugvordering van verschuldigde financiering door ontvangers en wordt als voldoende garantie beschouwd overeenkomstig het Financieel Reglement. De bepalingen van [artikel X van] Verordening XXX [opvolger van de verordening betreffende het Garantiefonds] zijn van toepassing.

Artikel 11
Bescherming van de financiële belangen van de Unie

Een derde land dat aan het programma deelneemt door middel van een in het kader van een internationale overeenkomst vastgesteld besluit of op grond van een ander rechtsinstrument verleent de nodige rechten en toegang aan de bevoegde ordonnateur, het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en de Europese Rekenkamer zodat zij hun respectieve bevoegdheden ten volle kunnen uitoefenen. In het geval van OLAF omvatten deze rechten het recht om onderzoeken, waaronder controles en verificaties ter plaatse, uit te voeren, overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013.

Artikel 12
Werkprogramma's

1.Het programma wordt uitgevoerd door middel van werkprogramma's als bedoeld in artikel 110 van het Financieel Reglement. In de werkprogramma's wordt in voorkomend geval het voor blendingverrichtingen gereserveerde totaalbedrag opgenomen.

2.Het werkprogramma wordt door de Commissie vastgesteld door middel van een uitvoeringshandeling.

Hoofdstuk II
Subsidies en in aanmerking komende entiteiten

Artikel 13
Subsidies

1.De toekenning en het beheer van subsidies uit hoofde van het programma geschieden overeenkomstig titel VIII van het Financieel Reglement.

2.Het evaluatiecomité kan uit externe deskundigen bestaan.

3.In afwijking van artikel [130, lid2], van het Financieel Reglement, en in naar behoren gemotiveerde gevallen kunnen de kosten die de begunstigde heeft gemaakt voordat hij de subsidieaanvraag heeft ingediend als subsidiabel worden beschouwd, op voorwaarde dat die kosten rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de ondersteunde acties en activiteiten.

4.Waar van toepassing stellen de acties van het programma passende criteria voor non-discriminatie vast, waaronder voor het evenwicht tussen vrouwen en mannen.

Artikel 14
In aanmerking komende entiteiten

1.Naast de in [artikel 197] van het Financieel Reglement vermelde criteria zijn de in de leden 2 tot en met 4 vastgestelde criteria om in aanmerking te komen van toepassing:

2.De volgende entiteiten komen in aanmerking:

a) juridische entiteiten die gevestigd zijn in een van de volgende landen:

i)een lidstaat of een met een lidstaat verbonden land of gebied overzee;

ii)een met het programma geassocieerd derde land;

iii)een in het werkprogramma opgenomen derde land, onder de in de leden 3 en 4 vermelde voorwaarden;

b)elke juridische entiteit die is opgericht krachtens het recht van de Unie of elke internationale organisatie;

3.Juridische entiteiten die zijn gevestigd in een niet met het programma geassocieerd derde land komen bij wijze van uitzondering voor deelname in aanmerking voor zover dit noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de doelstellingen van een bepaalde actie.

4.Juridische entiteiten die zijn gevestigd in een niet met het programma geassocieerd derde land dragen in beginsel de kosten van hun deelname. Aanvullende bijdragen uit de externe financieringsinstrumenten overeenkomstig artikel 7, lid 3, kunnen de kosten van deelname dekken als dat in het belang van de Unie is.

5.Aan de volgende entiteiten mogen subsidies worden toegekend zonder oproep tot het indienen van voorstellen:

a)de Europese filmacademie;

b)het Jeugdorkest van de Europese Unie.

Hoofdstuk III
Synergieën en complementariteit

Artikel 15
Complementariteit

De Commissie draagt in samenwerking met de lidstaten zorg voor de algemene consistentie en complementariteit van het programma met het relevante beleid en de relevante programma's, met name op het gebied van evenwicht tussen vrouwen en mannen, onderwijs, jeugd en solidariteit, werkgelegenheid en sociale inclusie, onderzoek en innovatie, industrie en ondernemingen, landbouw en plattelandsontwikkeling, milieu en klimaatactie, cohesie, regionaal beleid en stadsontwikkeling, staatssteun en internationale samenwerking en ontwikkeling.

Artikel 16
Cumulatieve en gecombineerde financiering

1.Aan een actie waaraan in het kader van het programma een bijdrage is toegekend, kan ook een bijdrage worden toegekend uit enig ander programma van de Unie, waaronder financiering in het kader van Verordening (EU) XXX/XXX (VGB), op voorwaarde dat de bijdragen niet dezelfde kosten dekken. De cumulatieve financiering mag niet meer bedragen dan de totale subsidiabele kosten van de actie en voor de steun uit verschillende programma's van de Unie kan naar rato worden berekend.

2.Een voorstel dat in het kader van het programma voor subsidie in aanmerking komt, kan een excellentiekeur worden toegekend, mits het voldoet aan de volgende cumulatieve voorwaarden:

a)het is beoordeeld in een oproep tot het indienen van voorstellen in het kader van het programma;

b)het voldoet aan de minimumeisen inzake kwaliteit van die oproep tot het indienen van voorstellen;

c)het kan omwille van budgetbeperkingen niet in het kader van die oproep tot het indienen van voorstellen worden gefinancierd.

Hoofdstuk IV
monitoring, evaluatie en controle

Artikel 17
Monitoring en verslaglegging

1.Indicatoren om verslag uit te brengen over de door het programma geboekte vooruitgang bij het verwezenlijken van de in artikel 3 vermelde doelstellingen zijn vastgesteld in bijlage II.

2.Om een doeltreffende beoordeling van de voortgang van het programma op weg naar de verwezenlijking van de doelstellingen ervan te waarborgen, is de Commissie gemachtigd om overeenkomstig artikel 19 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de bepalingen voor een monitoring- en evaluatiekader te ontwikkelen, inclusief door middel van wijzigingen in bijlage II om de indicatoren te herzien en aan te vullen indien dit nodig is voor evaluatiedoeleinden.

3.Het prestatieverslagleggingssysteem waarborgt dat de gegevens voor het monitoren van de uitvoering en de resultaten van het programma op efficiënte en doeltreffende wijze en tijdig worden verzameld. Daartoe worden evenredige verslagleggingsvereisten opgelegd aan de ontvangers van middelen van de Unie en (in voorkomend geval) de lidstaten.

Artikel 18
Evaluatie

1.Evaluaties worden tijdig uitgevoerd zodat zij in de besluitvorming kunnen worden meegenomen.

2.De tussentijdse evaluatie van het programma wordt uitgevoerd zodra voldoende informatie over de uitvoering van het programma beschikbaar is, doch uiterlijk vier jaar nadat met de uitvoering van het programma is begonnen.

3.Aan het einde van de uitvoering van het programma, maar uiterlijk twee jaar na afloop van de in artikel 1 genoemde periode, voert de Commissie een eindevaluatie van het programma uit.

4.De Commissie deelt de conclusies van de evaluaties tezamen met haar opmerkingen mee aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's.

5.Het evaluatieverslagleggingssysteem waarborgt dat de gegevens voor de evaluatie van het programma op efficiënte en doeltreffende wijze en tijdig worden verzameld met een gepaste mate van granulariteit. Die gegevens en informatie worden aan de Commissie medegedeeld op een wijze die strookt met de andere juridische bepalingen; zo worden persoonsgegevens waar nodig anoniem gemaakt. Daartoe worden evenredige verslagleggingsvereisten opgelegd aan de ontvangers van middelen van de Unie.

Artikel 19
Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.De in artikel 17 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend tot en met 31 december 2028.

3.Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 17 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord over beter wetgeven van 13 april 2016.

5.Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

6.Een overeenkomstig artikel 17 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van die handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Hoofdstuk V
Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 20
Informatie, communicatie en publiciteit

1.De ontvangers van financiering van de Unie erkennen de oorsprong van en geven zichtbaarheid aan de financiering van de Unie (met name wanneer zij de acties en de resultaten ervan promoten) door meerdere doelgroepen, waaronder de media en het grote publiek, doelgericht en op samenhangende, doeltreffende en evenredige wijze te informeren.

2.De Commissie voert informatie- en communicatieacties uit met betrekking tot het programma alsmede de acties en de resultaten ervan die via de onderdelen van het programma worden ondersteund. De aan het programma toegewezen financiële middelen dragen tevens bij aan de institutionele communicatie over de politieke prioriteiten van de Unie, voor zover zij verband houden met de in artikel 3 bedoelde doelstellingen.

Artikel 21
Intrekking

Verordening (EU) nr. 1295/2013 wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2021.

Artikel 22
Overgangsbepalingen

1.Deze verordening doet geen afbreuk aan de voortzetting of de wijziging van de betrokken acties tot de afsluiting ervan op grond van Verordening (EU) nr. 1295/2013, die op de betrokken acties van toepassing blijft tot zij worden afgesloten.

2.De financiële middelen voor het programma kunnen ook de uitgaven dekken voor noodzakelijke technische en administratieve uitgaven om de overgang tussen het programma en de maatregelen op grond van Verordening(EU) nr. 1295/2013 te bewerkstelligen.

3.Zo nodig kunnen voor het beheer van acties die op 31 december 2027 nog niet zijn voltooid, ook na 2027 kredieten ter dekking van de in artikel 7, lid 4, bedoelde uitgaven in de begroting worden opgenomen.

Artikel 23
Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement    Voor de Raad

De voorzitter    De voorzitter



FINANCIEEL MEMORANDUM

1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

1.1.Benaming van het voorstel/initiatief

1.2.Betrokken beleidsterrein(en) (programmacluster)

1.3.Aard van het voorstel/initiatief

1.4.Motivering van het voorstel/initiatief

1.5.Duur en financiële gevolgen

1.6.Beheersvorm(en)

2.BEHEERSMAATREGELEN

2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen

2.2.Beheers- en controlesysteem

2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden

3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

3.1.Rubriek(en) van het meerjarig financieel kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven

3.2.Geraamde gevolgen voor de uitgaven 

3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven

3.2.2.Geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten

3.2.3.Bijdragen van derden

3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten

FINANCIEEL MEMORANDUM

1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

1.1.Benaming van het voorstel/initiatief

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot vaststelling van het programma Creatief Europa en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1295/2013

1.2.Betrokken beleidsterrein(en) (programmacluster)

Investeren in mensen, Sociale cohesie en waarden, Creatief Europa (Cultuur en audiovisuele industrie (MEDIA))

1.3.Het voorstel/initiatief betreft:

 een nieuwe actie; 

 een nieuwe actie na een proefproject/een voorbereidende actie 31 ; 

 de verlenging van een bestaande actie; 

 de samenvoeging of ombuiging van een of meer acties naar een andere/een nieuwe actie. 

1.4.Motivering van het voorstel/initiatief

1.4.1.Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien, met een gedetailleerd tijdschema voor de uitrol van het initiatief.

Met het nieuwe programma Creatief Europa 20212027 kan verder worden gewerkt aan de mogelijkheden voor de aanpak van gemeenschappelijke uitdagingen en de schepping van gemeenschappelijke kansen zoals die in de eerste generatie (20142020) van het gezamenlijke programma voor de culturele en creatieve sectoren waren opgebouwd. Dit heeft met name betrekking op de mogelijkheden van een gemeenschappelijk, sectoroverschrijdend onderdeel waar de nadruk ligt op innovatie. Door de reputatie van het programma Creatief Europa hoog te houden, blijft de voortdurende inzet en zichtbaarheid van EUsteun gewaarborgd.

1.4.2.Toegevoegde waarde van de deelname van de Unie (deze kan het resultaat zijn van verschillende factoren, bijv. coördinatiewinst, rechtszekerheid, grotere doeltreffendheid of complementariteit). Voor de toepassing van dit punt wordt onder "toegevoegde waarde van de deelname van de Unie" verstaan de waarde die een optreden van de Unie oplevert bovenop de waarde die door een optreden van alleen de lidstaat zou zijn gecreëerd.

Redenen voor maatregelen op EU-niveau (ex ante)

Uit de tussentijdse evaluatie van het voorafgaande programma bleek dat de doelstellingen en prioriteiten van Creatief Europa in het algemeen coherent zijn en nationale beleidslijnen en programma’s aanvullen, waardoor ze voldoen aan het subsidiariteitsbeginsel. Met name het veelzijdige transnationale karakter van Creatief Europa verschaft een specifiek aanbod dat zelden door nationale financiering wordt geëvenaard. Ook bleek dat het programma de belangrijkste uitdagingen voor die sector aanpakt, met name toegang tot financiën, versnippering van de markt voor culturele werken en digitalisering en globalisering. Het programma Creatief Europa bleek eveneens resultaten te boeken in verband met de strategische prioriteiten van de EU, zoals de werkgelegenheidsdoelstellingen van Europa 2020, het stimuleren van werkgelegenheid en een eerlijkere interne markt met een sterkere industriële basis, en sectorale strategieën op EU-niveau zoals de digitale eengemaakte markt. In een openbare raadpleging die de tussentijdse evaluatie vergezelde en in een meer uitgebreide raadpleging van januari tot maart 2018 werd bevestigd dat een aanzienlijke meerderheid van de respondenten het er mee eens was dat de desbetreffende uitdagingen redelijk goed door Creatief Europa werden aangepakt. Die conclusies werden bevestigd door andere externe deskundigen en verzamelde feedback, waaronder de open coördinatiemethode, de gestructureerde dialoog met de sector en andere fora, zoals het Europees Filmforum.

Verwachte gegenereerde toegevoegde waarde van de Unie (ex post)

De grensoverschrijdende verspreiding van werken, waaronder audiovisuele werken;

de oprichting van internationale netwerken en grensoverschrijdende partnerschappen, die de voornaamste en meest duurzame structurele elementen van Creatief Europa vormen;

ook zijn transnationale netwerken bevorderlijk voor de capaciteiten van actoren in de culturele en creatieve sectoren in het algemeen, en met name voor de actoren in nichevakgebieden en in de lidstaten waar dergelijke vermogens minder ontwikkeld zijn;

grensoverschrijdende mobiliteit voor actoren in de creatieve en culturele sectoren en een resultaatgerichte aanpak zorgen voor het ontwikkelen van vaardigheden en zullen de capaciteiten van de sectoren versterken;

ondersteuning van organisaties bij het nemen van (berekende) risico's, waardoor zij zich kunnen richten op een Europese dimensie;

de positieve invloed op de reputatie van de begunstigden van de programma's vergroot de potentiële interesse van partners en financiële intermediairs en hun vertrouwen in ondersteunde projecten. Ook was die positieve invloed bevorderlijk voor de toegang tot aanvullende financiering.

Het programma heeft een sterke maatschappelijke nadruk, aangezien de Unie via de ondersteuning van de culturele en taalkundige verscheidenheid en van artistieke en creatieve vrijheid betekenisvolle en relevante signalen afgeeft en ontvangt naar en van Europese burgers, en zo bijdraagt aan het sociale welzijn in Europa.

Tegelijkertijd heeft Creatief Europa ook een positieve invloed op de economie van de Unie als geheel, door de ondersteuning van de productie, promotie en verspreiding van culturele goederen en van de toegang tot culturele diensten alsook op het concurrentievermogen van de culturele en creatieve sectoren in Europa. Waar ondersteuningsprogramma's voor films op nationaal niveau gericht zijn op de productie van werken, ligt de nadruk van EU-steunmaatregelen met name op activiteiten in de fasen daarvoor (opleiding, ontwikkeling) of -na (verspreiding, promotie, tentoonstelling), met uitzondering van coproducties voor televisie, zodat de Europese werken beter over de grenzen worden verspreid en zichtbaar zijn en succes hebben op alle distributiekanalen, waaronder online;

De EU-steun is een aanvulling op de versterking van de vrije verspreiding van audiovisuele mediadiensten door de richtlijn audiovisuele mediadiensten, met name de prominente plek van Europese producties in de catalogus van video-on-demand-diensten.

1.4.3.Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan

Volgens zowel de tussentijdse evaluatie als de openbare raadplegingen waren de voornaamste door de respondenten geconstateerde obstakels voor het verwezenlijken van de doelstellingen van de huidige programma's/fondsen een "te klein budget voor de programma's om aan de vraag te kunnen voldoen; "onvoldoende ondersteuning voor kleinschalige belanghebbenden" en "een gebrek aan ondersteuning voor eerste aanvragers" werden genoemd als de drie voornaamste obstakels.

Respondenten met ervaring met een of meer EU-programma's waren het ermee eens dat "het gebruik van vereenvoudigde aanvraagformulieren", "bevordering van gestructureerde netwerken en partnerschappen", "bevordering van financiering voor sectoroverschrijdende acties" en "betere coördinatie tussen verschillende programma's/fondsen" de voornaamste maatregelen zijn die kunnen worden getroffen om de administratieve lasten voor de begunstigden te verlichten.

Wat vereenvoudiging betreft, worden de volgende elementen ingevoerd:

er wordt grotere flexibiliteit opgenomen in het programma om de werkprogramma's aan te kunnen passen aan onvoorziene omstandigheden of nieuwe technologische of maatschappelijke ontwikkelingen en om goede prestaties te kunnen belonen;

er wordt gestreefd naar grotere effectiviteit en efficiëntie door een groter gebruik van kaderpartnerschapsovereenkomsten en doorgifte van subsidies om te zorgen voor financiële stabiliteit en gemakkelijkere toegang voor kleinere spelers; de uitwisseling van kennis tijdens de uitvoering van projecten en de verspreiding van de resultaten daarvan, waarmee reeds succes is geboekt, zal worden uitgebreid;

bij de toekomstige sectorale acties op het gebied van muziek en de vertaalregeling zullen criteria worden opgenomen voor het belonen van commercieel succes en eerdere prestaties;

Er zullen doeltreffende overgangsregelingen worden opgesteld om de derde landen die aan het programma Creatief Europa 20142020 waren verbonden, ook aan het nieuwe programma te kunnen verbinden;

de richtsnoeren zullen meer duidelijkheid verschaffen, en bij de processen en procedures zal systematisch gebruik worden gemaakt van e-forms en e-verslagen en lichtere verslagleggingsvereisten. Er zal een coherente reeks regels worden opgesteld (gemeenschappelijk rulebook), waarbij wel ruimte wordt geboden voor verschillende aanpakken, waar nodig.

In andere programma's zijn reeds aanzienlijke vereenvoudigende maatregelen getroffen die ook in het nieuwe programma Creatief Europa kunnen worden opgenomen, zoals vaste bedragen, eenheidskosten en vaste percentages.

De complexe aard van de financieringsregels voor de huidige programma's en de diversiteit ervan is een obstakel voor aanvragers. Het gebruik van een centraal toegangspunt voor externe gebruikers voor deelname aan de looptijd van subsidies (d.w.z. een deelnemersportaal), met inbegrip van een algemeen subsidiebeheersysteem, is belangrijk voor het vereenvoudigen van de toegang tot het programma.

1.4.4.Verenigbaarheid en eventuele synergie met andere passende instrumenten

Het programma zal in overeenstemming zijn met en complementair zijn aan andere Unie-instrumenten, in het bijzonder Erasmus+, de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESIF) waaronder het Europees Sociaal Fonds en het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het volgende kaderprogramma voor onderzoek en ontwikkeling en de externe financieringsinstrumenten (NDICI, IPA III en OCT's). Op grond van de integratiebepalingen van het Verdrag en de nieuwe politieke benadering op basis van culturele crossovers, zoals uiteengezet in de nieuwe Europese agenda voor cultuur, is het programma gericht op de ontwikkeling van synergieën met de volgende beleidsterreinen: Onderwijs- en jeugdbeleid, werkgelegenheid- en sociaal beleid, cohesie- en landbouwbeleid, het programma voor de eengemaakte markt, strategische infrastructuur zoals Digital Europe, Horizon Europa, de onderzoeksprogramma's en extern beleid en beleid inzake ontwikkelingssamenwerking.


1.5.Duur en financiële gevolgen

beperkte geldigheidsduur

   van kracht van [01/01/2021] tot en met [31/12/2027]

   financiële gevolgen vanaf 2021 tot en met 2027 voor vastleggingskredieten en vanaf 2021 tot en met 2027 voor betalingskredieten.

 onbeperkte geldigheidsduur

uitvoering met een opstartperiode vanaf JJJJ tot en met JJJJ,
gevolgd door een volledige uitvoering.

1.6.Beheersvorm(en) 32  

 direct beheer door de Commissie

door haar diensten, waaronder het personeel in de delegaties van de Unie;

   door de uitvoerende agentschappen;

 gedeeld beheer met lidstaten

 indirect beheer door begrotingsuitvoeringstaken te delegeren aan:

derde landen of de door hen aangewezen organen;

internationale organisaties en hun agentschappen (geef aan welke);

de EIB en het Europees Investeringsfonds;

de in de artikelen 70 en 71 van het Financieel Reglement bedoelde organen;

publiekrechtelijke organen;

privaatrechtelijke organen met een openbaredienstverleningstaak, voor zover zij voldoende financiële garanties bieden;

privaatrechtelijke organen van een lidstaat, waaraan de uitvoering van een publiek-privaat partnerschap is toevertrouwd en die voldoende financiële garanties bieden;

personen aan wie de uitvoering van specifieke maatregelen op het gebied van het GBVB in het kader van titel V van het VEU is toevertrouwd en die worden genoemd in de betrokken basishandeling.

Verstrek, indien meer dan een beheersvorm is aangekruist, extra informatie onder "Opmerkingen".

Opmerkingen

[…]

[…]

2.BEHEERSMAATREGELEN

2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen

Vermeld frequentie en voorwaarden.

De rechtsgrondslag bevat een reeks indicatoren om verslag uit te brengen over de door het programma geboekte vooruitgang bij het verwezenlijken van de algemene doelstellingen. Over die indicatoren zal regelmatig verslag worden uitgebracht.

Uiterlijk 31 december 2024 zal een tussentijdse evaluatie worden verricht. Uiterlijk 31 december 2029 zal een eindevaluatie worden verricht.

Monitoring zal worden verricht overeenkomstig de voorschriften die in het memorandum van overeenstemming van het EACEA zijn overeengekomen.

2.2.Beheers- en controlesyste(e)m(en)

2.2.1.Rechtvaardiging van de voorgestelde beheersvorm(en), uitvoeringsmechanisme(n) voor financiering, betalingsvoorwaarden en controlestrategie

De meerderheid van de acties in het programma zullen waarschijnlijk door het EACEA blijven worden uitgevoerd om redenen van kostenefficiëntie. De huidige uitvoeringsmethode is vooralsnog doeltreffend gebleken, en de foutenpercentages zijn momenteel minder dan 2 %, op basis van de voorlopige resultaten van het huidige MFK. Het grootste deel van de financiering zal met name worden uitgevoerd via subsidies. Dit zullen subsidies in de vorm van daadwerkelijke kosten betreffen, maar ook subsidies in de vorm van vaste bedragen, vaste percentages, eenheidskosten of een combinatie daarvan.

Het gebruik van schalen van eenheidskosten en andere vereenvoudigde maatregelen zal leiden tot een lagere foutenmarge in de kostendeclaraties. Er zullen verschillende maatregelen worden getroffen voor betere toegang voor kleinere organisaties, en een vereenvoudiging van de richtsnoeren en procedures op basis van het Financieel Reglement zal worden toegepast (zie hierboven). Het relatief hoge aantal acties in het onderdeel MEDIA zal worden gestroomlijnd voor een betere focus.

2.2.2.Informatie over de geïdentificeerde risico's en het (de) syste(e)(men) voor interne controle dat is (die zijn) opgezet om die risico's te beperken

Creatief Europa heeft te maken met dezelfde risico's als andere programma's van de Commissie die zijn gericht op kleinere begunstigden die divers van aard zijn. Voor veel begunstigden is deelname eenmalig, of zij beschikken niet over uitgebreide administratieve structuren.

Het grootste deel van Creatief Europa zal waarschijnlijk blijven worden uitgevoerd door het EACEA. In 2018 bleek uit een audit door de interne auditdienst van het EACEA van het subsidiebeheer - fase I (van de oproep tot het ondertekenen van de contracten) dat het interne controlesysteem zwakheden bevat, met name in onderdeel III "controleactiviteiten" en in onderdeel IV "informatie en communicatie". Er is met name nood aan versterking van de rol van de evaluatiecomité's en het beheer van externe deskundigen bij het toekennen van subsidies.

Als reactie daarop heeft het agentschap een actieplan opgesteld dat is gericht op de herziening van procedures, richtsnoeren en modellen. Het plan bevat onmiddellijk uit te voeren acties (bv. goede documentatie van procedures en onmiddellijke veranderingen van de procedures voor de eerste oproepen van 2018) en andere veranderingen in de werkwijze van het EACEA die in 2018 worden doorgevoerd. In het bijzonder zijn aangepaste procedures voor de beoordeling van oproepen tot het indienen van voorstellen ingesteld, maar de gevolgen daarvan wat de kosten van de controle betreft, moeten nog worden beoordeeld.

Het EACEA is verantwoordelijk voor het actieplan, met steun van de bevoegde DG's. Desalniettemin werd het toezicht van de DG's op het EACEA versterkt.

2.2.3.Raming en motivering van de kosteneffectiviteit van de controles (verhouding van de controlekosten tot de waarde van de desbetreffende financiële middelen) en evaluatie van het verwachte foutenrisico (bij betaling en bij afsluiting)

Na de interne audit van het EACEA in 2017/2018 zijn aangepaste procedures voor de beoordeling van oproepen tot het indienen van voorstellen ingesteld, maar de gevolgen daarvan wat de kosten van de controle betreft, moeten nog worden beoordeeld. Monitoring tussen de bevoegde DG's en het EACEA werd verhoogd om versterkt toezicht namens de Commissie mogelijk te maken.

2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden

Vermeld de bestaande en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen, bijv. in het kader van de fraudebestrijdingsstrategie.

Met de antifraudestrategieën van het EACEA (bijgewerkt in 2018) en van de Commissie kan het risico op fraude worden aangepakt, met name via maatregelen ter voorkoming van onregelmatigheden, die in geval van opsporing van fraude kunnen worden geïntensiveerd.

De volgende maatregelen zullen zowel door het bevoegde DG als in het EACEA worden blijven uitgevoerd: administratieve controle, monitoringmissies volgens een vastgestelde monitoringstrategie, duidelijke rapportagevereisten in de subsidieovereenkomsten, startvergaderingen met nieuwe begunstigden, de mogelijkheid om subsidie op te schorten bij gebrek aan resultaten of niet-naleving van bepaalde financieringsvoorwaarden, zoals de voorwaarden in de mededeling.

3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

3.1.Rubriek van het meerjarig financieel kader en voorgesteld(e) nieuw(e) begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven

Rubriek van het meerjarig financieel kader

Begrotingsonderdeel

Soort
krediet

Bijdrage

Rubriek 2 "Cohesie en waarden"

Titel 07 "Investeren in mensen, sociale cohesie en waarden"

Hoofdstuk 05 "Creatief Europa"

GK/ NGK 33

van EVA-landen 34

van kandidaat-lidstaten 35

van derde landen

in de zin van artikel [21, lid 2, onder b),] van het Financieel Reglement

2

07 01 04 XX Administratieve uitgaven – Creatief Europa

NGK

JA

JA

JA

NEE

2

07 05 01 – CULTUUR

GK

JA

JA

JA

NEE

2

07 05 02 – MEDIA

GK

JA

JA

JA

NEE

2

07 05 03 – SECTOROVERSCHRIJDEND ONDERDEEL

GK

JA

JA

JA

NEE

3.2.Indicatieve toewijzing binnen het sectoroverschrijdende onderdeel voor de financiële periode 20212027

A) Sectoroverschrijdende transnationale beleidssamenwerking, bevorderen van kennis van het programma en ondersteunen van de overdraagbaarheid van resultaten: 5 miljoen EUR

B) Bevorderen van innovatieve aanpakswijzen voor de schepping, toegang, distributie en bevordering van inhoud in verschillende culturele en creatieve sectoren: 52 miljoen EUR

C) Bevorderen van horizontale activiteiten die meerdere sectoren bestrijken en zijn gericht op de aanpassing aan de structurele veranderingen die de mediasector ondergaat, met name wat betreft persvrijheid, pluralisme, kwaliteitsjournalistiek en mediageletterdheid: 61 miljoen EUR

D) Oprichten en ondersteunen van programmadesks voor het verstrekken van informatie over en het bevorderen van het programma in de desbetreffende landen en om grensoverschrijdende samenwerking binnen de culturele en creatieve sectoren te stimuleren. 42 miljoen EUR

3.3.Geraamde gevolgen voor de uitgaven

3.3.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven

in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)

Rubriek van het meerjarig financieel
kader

2

Cohesie & waarden

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Na 2027

TOTAAL

Beleidskredieten 36

Vastleggingen

(1)

Betalingen

(2)

07 05 01 – CULTUUR

Vastleggingen

(1)

75,862

77,382

78,929

80,505

82,120

83,756

84,947

563,500

Betalingen

(2)

40,558

54,101

68,138

72,858

75,386

77,563

79,217

95,678

563,500

07 05 02 – MEDIA

Vastleggingen

(1)

134,221

136,912

139,640

142,439

145,287

148,188

150,313

997,000

Betalingen

(2)

70,740

94,534

119,185

127,480

131,902

135,723

138,639

178,798

997,000

07 05 03 - SECTOROVERSCHRIJDEND ONDERDEEL

Vastleggingen

(1)

21,539

21,970

22,409

22,857

23,314

23,781

24,131

160 000

Betalingen

(2)

12,730

16,457

20,319

21,642

22,365

22,997

23,487

20,003

160,000

Uit het budget van het programma gefinancierde administratieve kredieten 

Vastleggingen = betalingen

(3)

07 01 04 XX - Administratieve ondersteuning van Creative Europa

Vastleggingen = betalingen

(3)

17,420

17,760

18,125

18,485

18,850

19,239

19,621

129,500

Totaal kredieten voor het budget van het programma 37

Vastleggingen

=1+3

249,042

254,023

259,103

264,286

269,571

274,963

279,012

1 850,000

Betalingen

=2+3

141,448

182,852

225,767

240,465

248,504

255,522

260,963

294,479

1 850,000



Rubriek van het meerjarig financieel
kader

7

Administratieve uitgaven

Dit deel moet worden ingevuld aan de hand van de "administratieve begrotingsgegevens", die eerst moeten worden opgenomen in de bijlage bij het financieel memorandum , te uploaden in DECIDE met het oog op overleg tussen de diensten.

in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Na 2027

TOTAAL

Personele middelen 38  

14,301

15,601

16,745

16,745

16,745

16,745

16,745

113,627

Andere administratieve uitgaven

0,888

0,888

0,888

0,888

0,888

0,888

0,888

6,213

TOTAAL kredieten onder RUBRIEK 7 van het meerjarig financieel kader

(Totaal vastleggingen = totaal betalingen)

15,189

16,489

17,633

17,633

17,633

17,633

17,633

119,840

in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Na 2027

TOTAAL

TOTAAL kredieten
voor alle RUBRIEKEN
van het meerjarig financieel kader
 

Vastleggingen

264,231

270,512

276,736

281,919

287,204

292,596

296,645

1,969,840

Betalingen

156,637

199,341

243,4

258,098

266,137

273,155

278,596

294,479

1,969,840

3.3.2.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig.

   Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)

Jaren

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

TOTAAL

RUBRIEK 7
van het meerjarig financieel kader

Personele middelen

14,301

15,601

16,745

16,745

16,745

16,745

16,745

113,627

Andere administratieve uitgaven

0,888

0,888

0,888

0,888

0,888

0,888

0,888

6,213

Subtotaal RUBRIEK 7
van het meerjarig financieel kader

15,189

16,489

17,633

17,633

17,633

17,633

17,633

119,840

Buiten RUBRIEK 7 39
van het meerjarig financieel kader

Personele middelen

Andere administratieve
uitgaven

17,420

17,760

18,125

18,485

18,850

19,239

19,621

129,500

Subtotaal
buiten RUBRIEK 7
van het meerjarig financieel kader

17,420

17,760

18,125

18,485

18,850

19,239

19,621

129,500

TOTAL

32,609

34,249

35,758

36,118

36,483

36,872

37,254

249,340

 

3.3.2.1.Geraamde personeelsbehoeften

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig.

   Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

Raming in voltijdequivalenten

Jaren

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

• Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen)

Zetel en vertegenwoordigingen van de Commissie

93

101

109

109

109

109

109

Delegaties

Onderzoek

Extern personeel (in voltijdequivalenten VTE) – AC, AL, END, INT en JPD  40

Rubriek 7

Gefinancierd uit RUBRIEK 7 van het meerjarig financieel kader 

- zetel

13

15

15

15

15

15

15

- delegaties

Gefinancierd uit het budget van het programma  41

- zetel

- delegaties

Onderzoek

Andere (geef aan welke)

TOTAAL

106

116

124

124

124

124

124

Voor de benodigde personele middelen zal een beroep worden gedaan op het personeel van het DG dat reeds voor het beheer van deze actie is toegewezen en/of binnen het DG is herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

Beschrijving van de uit te voeren taken:

Ambtenaren en tijdelijk personeel

Extern personeel

3.3.3.Bijdragen van derden

Het voorstel/initiatief:

   voorziet niet in medefinanciering door derden;

   voorziet in medefinanciering door derden, zoals hieronder wordt geraamd:

Kredieten in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)

Jaren

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

TOTAAL

Medefinancieringsbron 

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

TOTAAL medegefinancierde kredieten

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

3.4.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten

   Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten.

   Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële gevolgen:

   voor de eigen middelen

   voor de overige ontvangsten

Geef aan of de ontvangsten worden toegewezen aan de begrotingsonderdelen voor uitgaven    

in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)

Begrotingsonderdeel voor ontvangsten:

Gevolgen van het voorstel/initiatief 42

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Artikel ………….

Vermeld voor de toegewezen ontvangsten het (de) betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven.

[…]

Andere opmerkingen (bijv. over de methode/formule voor de berekening van de gevolgen voor de ontvangsten of andere informatie).

[…]

(1)     Verklaring van Rome, maart 2017.
(2)    EYCH 2018: https://europa.eu/cultural-heritage/  
(3)     COM(2017) 673 final.
(4)    COM(2018) 267 final.
(5)     JOIN/2016/029.
(6)     COM(2014) 477 final.
(7)     COM(2018) 236 final.  
(8)     COM(2017) 479 final.
(9)    Er werden 1839 antwoorden ontvangen uit heel Europa.
(10)    https://ec.europa.eu/digital-single-market/en/european-film-forum
(11)    Interinstitutioneel Akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie over beter wetgeven van 13 april 2016 (PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1).
(12)    COM(2018) 248 final.
(13)    PB C […] van […], blz. […].
(14)    PB C […] van […], blz. […].
(15)    COM(2018267 final.
(16)     COM(2016) 594 final.
(17)     COM(2016) 287 final.
(18)     JOIN/2016/029.
(19)     COM(2014) 477 final.
(20)     COM (2017) 479 final
(21)    VN-Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling, in september 2015 aangenomen door de Verenigde Naties, A/RES70/1.
(22)    PB C 373 van 20.12.2013, blz. 1.
(23)    Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad (PB L 248 van 18.9.2013, blz. 1).
(24)    Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (PB L 312 van 23.12.1995, blz. 1).
(25)    Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2).
(26)    Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad van 12 oktober 2017 betreffende nauwere samenwerking bij de instelling van het Europees Openbaar Ministerie ("EOM") (PB L 283 van 31.10.2017, blz. 1).
(27)    Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2017 betreffende de strafrechtelijke bestrijding van fraude die de financiële belangen van de Unie schaadt (PB L 198 van 28.7.2017, blz. 29).
(28)    Besluit 2013/755/EU van de Raad van 25 november 2013 betreffende de associatie van de landen en gebieden overzee met de Europese Unie (LGO-besluit) (PB L 344 van 19.12.2013, blz. 1).
(29)    Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
(30)    PB L 124 van 20.5.2003.
(31)    In de zin van artikel 58, lid 2, onder a) of b), van het Financieel Reglement.
(32)    Nadere gegevens over de beheersvormen en verwijzingen naar het Financieel Reglement zijn beschikbaar op BudgWeb: https://myintracomm.ec.europa.eu/budgweb/EN/man/budgmanag/Pages/budgmanag.aspx  
(33)    GK = gesplitste kredieten/NGK = niet-gesplitste kredieten.
(34)    EVA: Europese Vrijhandelsassociatie.
(35)    Kandidaat-lidstaten en, in voorkomend geval, potentiële kandidaten van de Westelijke Balkan.
(36)    Door het afronden klopt het totaal niet exact.
(37)    Het programma kan (gedeeltelijk) aan een uitvoerend agentschap worden gedelegeerd, afhankelijk van het resultaat van de kosten-batenanalyse en de bijkomende te nemen beslissingen.
(38)    Schattingen gebaseerd op de personeelsaantallen van de Commissie in 2018 (uitvoerend agentschap niet meegerekend) met geleidelijke invoering. Bedragen gebaseerd op gemiddelde kosten die vanaf 2019 jaarlijks met stijgen met 2 % voor indexering en met 1,5 % voor carrièreontwikkeling (FP+TA). Omvat geen schatting van het benodigde personeel voor de gedecentraliseerde instanties; aanvullend personeel dat wordt betaald uit de bijdragen van de toekomstige verbonden landen is niet meegerekend.
(39)    Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma's en/of acties van de EU (vroegere "BA"-onderdelen), onderzoek door derden, eigen onderzoek.
(40)    AC = Agent Contractuel (arbeidscontractant); AL = Agent Local (plaatselijk functionaris); END = Expert National Détaché (gedetacheerd nationaal deskundige); INT = Intérimaire (uitzendkracht); JPD = Jeune Professionnel en Délégation (jonge professional in delegaties).
(41)    Subplafond voor extern personeel uit beleidskredieten (vroegere "BA"onderdelen).
(42)    Voor traditionele eigen middelen (douanerechten en suikerheffingen) moeten nettobedragen worden vermeld, d.w.z. na aftrek van 20 % aan inningskosten.
Top

Brussel,30.5.2018

COM(2018) 366 final

BIJLAGEN

bij

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot vaststelling van het programma Creatief Europa (2021-2027) en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1295/2013


BIJLAGE I

Aanvullende informatie over de te financieren activiteiten

1.ONDERDEEL CULTUUR

De prioriteiten van het programmaonderdeel CULTUUR als bedoeld in artikel 4 worden uitgevoerd door middel van de volgende acties:

Horizontale acties:

a)samenwerkingsprojecten;

b)Europese netwerken van culturele en creatieve organisaties uit verschillende landen;

c)culturele en creatieve pan-Europese platforms;

d)mobiliteit van artiesten en culturele en creatieve actoren;

e)ondersteuning van culturele en creatieve organisaties om internationaal te opereren;

f)beleidsontwikkeling, -samenwerking en -uitvoering op het gebied van cultuur, waaronder door gegevensverstrekking en de uitwisseling van beste praktijken of proefprojecten.

Sectorale acties:

a)ondersteuning van de muzieksector; bevorderen van verscheidenheid, creativiteit en innovatie op het gebied van muziek, met name de verspreiding van muzikaal werk in Europa en erbuiten, opleidingen en publieksontwikkeling voor Europese muzikanten en ondersteuning voor gegevensverzameling en analyse;

b)ondersteuning van de boeken- en uitgeverijsector; gerichte acties ter bevordering van verscheidenheid, creativiteit en innovatie, met name de vertaling en het aanprijzen van Europese literatuur over de grenzen heen binnen en buiten Europa, opleidingen en uitwisselingen voor beroepsbeoefenaars in de sector, auteurs en vertalers en transnationale projecten voor samenwerking, innovatie en ontwikkeling in de sector;

c)ondersteuning van de architectuursector en de sector cultureel erfgoed; gerichte acties voor de mobiliteit van actoren, capaciteitsopbouw, publieksontwikkeling en internationalisering van de sector cultureel erfgoed en de architectuursector, bevordering van Baukultur, ondersteuning van het veiligstellen, bewaren en versterken van cultureel erfgoed en de waarden ervan door bewustmaking, netwerken en intercollegiaal leren;

d)ondersteuning van andere sectoren; gerichte acties ter bevordering van de ontwikkeling van de creatieve aspecten van de ontwerp- en modesectoren en cultureel toerisme en de aanprijzing en vertegenwoordiging ervan buiten de Europese Unie.

Speciale acties gericht op het zichtbaar en tastbaar maken van de Europese culturele verscheidenheid en het cultureel erfgoed en het koesteren van de interculturele dialoog:

a)Culturele hoofdsteden van Europa, waarborgen van financiële steun aan Verordening (EU) nr. 445/2014 van het Europees Parlement en de Raad 1 ;

b)Europees erfgoedlabel, waarborgen van financiële steun aan Verordening (EU) nr. 1194/2011 van het Europees Parlement en de Raad 2 ;

c)EU-cultuurprijzen;

d)Europese erfgoeddagen;

e)ondersteuning van Europese culturele instellingen die op grote geografische schaal directe culturele diensten verlenen aan de Europese burgers.

2.ONDERDEEL MEDIA

Voor de prioriteiten van het programmaonderdeel MEDIA als bedoeld in artikel 5 wordt rekening gehouden met de verschillen tussen de landen wat de productie, verspreiding en toegankelijkheid van audiovisuele inhoud betreft, alsook wat de omvang en specifieke kenmerken van de respectieve markten betreft, en worden uitgevoerd door middel van, onder meer:

a)de ontwikkeling van audiovisuele werken;

b)de productie van innovatieve inhoud voor televisie en seriële verteltechnieken;

c)reclame- en marketinginstrumenten, waaronder online en met gebruikmaking van gegevensanalyse, om de prominentie, de zichtbaarheid, de toegang over de grenzen heen en het bereiken van publiek van Europese werken te vergroten;

d)ondersteuning van de internationale verkoop en verspreiding van niet-nationale Europese werken op alle platforms, waaronder door gecoördineerde verspreidingsstrategieën in verschillende landen;

e)ondersteuning van business-to-business-uitwisselingen en netwerkactiviteiten ter bevordering van Europese en internationale coproducties;

f)aanprijzen van Europese werken in evenementen en tentoonstellingen in de sector, binnen en buiten Europa;

g)initiatieven ter bevordering van publieksontwikkeling en filmonderwijs, met name gericht op jong publiek;

h)activiteiten in het kader van opleiding en mentoring ter versterking van het vermogen van audiovisuele actoren om zich aan te passen aan nieuwe marktontwikkelingen en digitale technologieën;

i)een Europees netwerk voor actoren op het gebied van video-on-demand met het oog op vertoning van een significant aandeel van niet-nationale Europese werken;

j)netwerken van Europese festivals met het oog op vertoning van een significant aandeel van niet-nationale Europese films;

k)een Europees netwerk van bioscoopexploitanten met het oog op vertoning van een significant aandeel van niet-nationale Europese films;

l)specifieke maatregelen om bij te dragen aan een evenwichtigere participatie van mannen en vrouwen in de culturele en creatieve industrieën;

m)ondersteuning van beleidsdialoog, innovatieve beleidsacties en de uitwisseling van beste praktijken, waaronder door analysewerkzaamheden en de levering van betrouwbare gegevens;

n)transnationale uitwisseling van kennis en ervaringen, peer learning en netwerken tussen de audiovisuele sector en beleidsvormers.

3.SECTOROVERSCHRIJDEND ONDERDEEL

De prioriteiten van het SECTOROVERSCHRIJDEND onderdeel als bedoeld in artikel 6 worden uitgevoerd door middel van de volgende acties:

Beleidssamenwerking en bereik:

a)beleidsontwikkeling, transnationale uitwisseling van kennis en ervaringen, peer learning en netwerken tussen de culturele en creatieve organisaties en beleidsvormers, van sectoroverschrijdende aard;

b)sectoroverschrijdende analysewerkzaamheden;

c)ondersteuning van acties die zijn gericht op de bevordering van grensoverschrijdende beleidssamenwerking en beleidsontwikkeling met betrekking tot de rol van sociale inclusie door cultuur;

d)verdieping van kennis over het programma en de daarin behandelde onderwerpen, bevordering van het bereik van de burgers, en ondersteuning van een grotere overdraagbaarheid van resultaten dan op niveau van de lidstaten;

Lab voor creatieve innovatie:

a)aanmoedigen van nieuwe vormen van het creëren van inhoud op het kruispunt tussen verschillende culturele en creatieve sectoren, bijvoorbeeld door het gebruik van innovatieve technologieën;

b)bevorderen van innovatieve sectoroverschrijdende aanpakswijzen en instrumenten voor gemakkelijkere toegang, verspreiding, promotie en monetarisering van cultuur en creativiteit, waaronder cultureel erfgoed.

Programmadesks:

a)promotie van het programma op nationaal niveau en verstrekking van informatie over de verschillende soorten financiële steun die in het kader van Uniebeleid beschikbaar zijn;

b)aanmoediging van grensoverschrijdende samenwerking tussen beroepsbeoefenaars, instellingen, platforms en netwerken binnen en tussen beleidsgebieden en sectoren die onder het programma vallen;

c)ondersteuning van de Commissie door te zorgen voor passende communicatie en verspreiding van de resultaten van het programma naar de burgers.

Horizontale activiteiten ter ondersteuning van de mediasector:

a)reageren op de structurele veranderingen waar de mediasector mee wordt geconfronteerd, door de bevordering en monitoring van een divers en pluralistisch medialandschap;

b)ondersteuning van een hoge standaard van mediaproductie door samenwerking, journalistieke samenwerking over grenzen heen en inhoud van hoge kwaliteit;

c)bevordering van mediageletterdheid zodat burgers een kritisch inzicht in de media kunnen ontwikkelen.

BIJLAGE II

Indicatoren

ONDERDEEL CULTUUR:

Aantal en schaal van met financiering uit het programma tot stand gebrachte transnationale partnerschappen

Aantal artiesten & culturele en/of creatieve actoren (geografisch) die dankzij steun uit het programma over de nationale grenzen heen actief zijn, per land van herkomst

Aantal mensen dat in aanraking komt met Europese culturele en creatieve werken die dankzij het programma tot stand zijn gebracht, inclusief werken van buiten hun eigen land

Aantal door het programma ondersteunde projecten die zijn gericht op benadeelde groepen, met name werkloze jongeren en migranten

Aantal door het programma ondersteunde projecten waar organisaties uit derde landen bij zijn betrokken

ONDERDEEL MEDIA:

Aantal mensen dat in aanraking komt met Europese audiovisuele werken van buiten hun eigen land die dankzij het programma tot stand zijn gebracht

Aantal deelnemers aan door het programma ondersteunde leeractiviteiten die van mening zijn dat zij hun competenties hebben verbeterd en hun inzetbaarheid hebben vergroot

Aantal en budget van met financiering uit het programma tot stand gebrachte coproducties

Aantal mensen dat door business-to-business-promotieactiveiten op de voornaamste markten is bereikt

SECTOROVERSCHRIJDEND ONDERDEEL:

Aantal en schaal van tot stand gebrachte transnationale partnerschappen (samengestelde indicator voor labs voor creatieve innovatie en acties van nieuwsmedia)

Aantal door programmadesks georganiseerde evenementen waarbij het programma wordt aangeprezen

(1)    Besluit nr. 445/2014/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 tot vaststelling van een actie van de Unie voor het evenement „Culturele hoofdsteden van Europa” voor de periode 2020 tot 2033 en tot intrekking van Besluit nr. 1622/2006/EG (PB L 132 van 3.5.2014, blz. 1).
(2)    Besluit nr. 1194/2011/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 tot instelling van een actie van de Europese Unie voor het Europees erfgoedlabel (PB L 303 van 22.11.2011, blz. 1).
Top