Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52018PC0249

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende het namens de Europese Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt met betrekking tot een wijziging van bijlage XI (Elektronische communicatie, audiovisuele diensten en informatiemaatschappij) en Protocol 37 (dat de in artikel 101 bedoelde lijst bevat) bij de EER-overeenkomst (Algemene verordening gegevensbescherming)

COM/2018/249 final - 2018/0117 (NLE)

Brussel, 2.5.2018

COM(2018) 249 final

2018/0117(NLE)

Voorstel voor een

BESLUIT VAN DE RAAD

betreffende het namens de Europese Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt met betrekking tot een wijziging van bijlage XI (Elektronische communicatie, audiovisuele diensten en informatiemaatschappij) en Protocol 37 (dat de in artikel 101 bedoelde lijst bevat) bij de EER-overeenkomst

(Algemene verordening gegevensbescherming)

(Voor de EER relevante tekst)


TOELICHTING

1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Het ontwerpbesluit van het Gemengd Comité van de EER in de bijlage bij het voorstel voor een besluit van de Raad beoogt de wijziging van bijlage XI (Elektronische communicatie, audiovisuele diensten en informatiemaatschappij) en Protocol 37 (dat de in artikel 101 bedoelde lijst bevat) bij de EER-overeenkomst, teneinde de algemene verordening gegevensbescherming (Verordening (EU) 2016/679) 1 erin op te nemen.

Samenhang met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Met het hieraan gehechte ontwerpbesluit van het Gemengd Comité van de EER wordt het reeds bestaande EU-beleid uitgebreid tot de EER-/EVA-staten (Noorwegen, IJsland en Liechtenstein).

Samenhang met andere beleidsterreinen van de Unie

De uitbreiding van de EU-wetgeving tot de EER-/EVA-staten door de opname ervan in de EER-overeenkomst geschiedt conform de doelstellingen en beginselen van deze overeenkomst, met het oog op een dynamische en homogene Europese economische ruimte, gebaseerd op gemeenschappelijke regels en gelijke concurrentievoorwaarden.

2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

De wetgeving die in de EER-overeenkomst dient te worden opgenomen, is gebaseerd op artikel 16 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

Overeenkomstig artikel 1, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2894/94 van de Raad houdende bepaalde wijzen van toepassing van de EER-overeenkomst 2 stelt de Raad met betrekking tot dit soort besluiten op voorstel van de Commissie het standpunt van de Unie vast.

De Commissie dient in samenwerking met de EDEO het ontwerpbesluit van het Gemengd Comité van de EER bij de Raad in met het oog op vaststelling van het standpunt van de Unie. De Commissie hoopt dit standpunt zo spoedig mogelijk in het Gemengd Comité van de EER te kunnen uiteenzetten.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Het voorstel is om de volgende reden in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel.

De doelstelling van dit voorstel, namelijk te zorgen voor de homogeniteit van de interne markt, kan niet voldoende door de lidstaten alleen worden verwezenlijkt en kan derhalve, gezien de gevolgen van de maatregelen, beter op het niveau van de Unie worden verwezenlijkt.

De opname van de EU-wetgeving in de EER-overeenkomst geschiedt conform Verordening (EG) nr. 2894/94 van de Raad van 28 november 1994 houdende bepaalde wijzen van toepassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, hetgeen een bevestiging is van de gekozen aanpak.

Evenredigheid

Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel gaat dit voorstel niet verder dan nodig is om de doelstelling te verwezenlijken.

Keuze van het instrument

Overeenkomstig artikel 98 van de EER-overeenkomst is voor een besluit van het Gemengd Comité van de EER gekozen. Het Gemengd Comité van de EER ziet toe op de doeltreffende uitvoering en werking van de EER-overeenkomst. Het neemt besluiten in de gevallen waarin deze overeenkomst voorziet.

3.RESULTATEN VAN EX-POSTEVALUATIES, RAADPLEGINGEN VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELINGEN

Niet van toepassing.

4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Er worden geen gevolgen voor de begroting verwacht door de opname van Verordening (EU) 2016/679 in de EER-overeenkomst.

5.OVERIGE ELEMENTEN

Motivering van de belangrijkste voorgestelde aanpassingen

Deelnameclausule (aanpassingen a) en k))

Door de opname van de genoemde verordening in de EER-overeenkomst zullen de toezichthoudende autoriteiten van de EER-/EVA-staten zo veel mogelijk deelnemen aan het zogeheten één-loketmechanisme en het coherentiemechanisme en krijgen zij dezelfde rechten en plichten als de toezichthoudende autoriteiten van de EU-lidstaten in het Europees Comité voor gegevensbescherming (hierna het "comité" genoemd), behalve dat zij niet mogen stemmen en zich niet verkiesbaar kunnen stellen voor de functie van voorzitter of vicevoorzitter. De standpunten van de toezichthoudende autoriteiten van de EVA-staten worden apart genotuleerd.

Aanpassing a) zorgt er tevens voor dat in het reglement van orde van het comité ten volle rekening wordt gehouden met de deelname van de toezichthoudende autoriteiten van EER-/EVA-staten en de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA, behalve dat deze niet mogen stemmen en zich niet verkiesbaar kunnen stellen voor de functie van voorzitter of vicevoorzitter.

De verordening verleent nationale toezichthoudende autoriteiten bevoegdheden die op nationaal niveau worden uitgeoefend en vereist internationale coördinatie en coherentie. Daarom is het met het oog op coherente samenwerking en convergentie tussen de toezichthouders binnen de EER noodzakelijk dat de toezichthoudende autoriteiten van de EER-/EVA-staten op voet van gelijkheid participeren in het één-loketmechanisme en het coherentiemechanisme.

Om consistente toepassing van de EER-regels door de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA te vergemakkelijken en te waarborgen en deze autoriteit in staat te stellen de in artikel 108 van de EER-overeenkomst bedoelde taken uit te voeren, bepaalt aanpassing k) dat de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA het recht heeft om deel te nemen aan de vergaderingen van het comité, zij het zonder stemrecht, en om een vertegenwoordiger in het comité aan te wijzen. Daarnaast zorgt aanpassing a) ervoor dat in het reglement van orde van het comité ten volle rekening wordt gehouden met de deelname van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA.

Informatie over onderhandelingen met derde landen (aanpassing f)) 

Deze aanpassing bepaalt dat de EER-/EVA-staten op de hoogte worden gehouden van overleg met derde landen, zodat zij adequaatheidsbesluiten kunnen vaststellen volgens de in artikel 93, lid 3, bedoelde procedure. Op grond van artikel 100 van de EER-overeenkomst nemen de EVA-staten ten volle deel aan het overeenkomstig artikel 93 ingestelde comité, zij het zonder stemrecht.

In gevallen waarin een derde land of internationale organisatie specifieke verplichtingen aangaat met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens uit de lidstaten, houdt de EU rekening met de situatie van EER-/EVA-staten en bespreekt zij met de desbetreffende derde landen of internationale organisaties mechanismen voor eventuele latere toepassing door de EER-/EVA-staten.

Artikel 45, lid 1 - Doorgifte van gegevens aan derde landen of internationale organisaties (aanpassing e))

Persoonsgegevens kunnen vanuit een EER-/EVA-staat worden doorgegeven aan een derde land of een internationale organisatie op basis van een uitvoeringshandeling (adequaatheidsbesluit) van de Commissie die volgens de gebruikelijke procedures zoals beschreven in de EER-overeenkomst in die overeenkomst is opgenomen. Aanpassing e) maakt doorgifte van gegevens mogelijk wanneer de EER-/EVA-staat het adequaatheidsbesluit toepast, in afwachting van een besluit van het Gemengd Comité van de EER tot opname van dat besluit in de EER-overeenkomst. Elke EER-/EVA-staat besluit, vóór de inwerkingtreding van een adequaatheidsbesluit, of hij het adequaatheidsbesluit tegelijk met de EU-lidstaten zal toepassen of niet, en stelt de Commissie en de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA in kennis van dit besluit. Als een EVA-staat de Commissie en de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA niet in kennis stelt van zijn besluit, past hij de maatregelen tegelijk met de EU-lidstaten toe.

Als het Gemengd Comité van de EER niet binnen twaalf maanden na inwerkingtreding van het adequaatheidsbesluit overeenstemming bereikt over de opname van het adequaatheidsbesluit in de EER-overeenkomst, kan de EER-/EVA-staat de toepassing van de desbetreffende maatregelen schorsen totdat het adequaatheidsbesluit in de EER-overeenkomst is opgenomen. Hij moet de Commissie en de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA daarvan onverwijld in kennis stellen. Deze aanpassing laat de toepassing van artikel 102 van de EER-overeenkomst onverlet, zoals gespecificeerd in de aanpassing.

Als een EER-/EVA-staat besluit de toepassing van overeenkomstig artikel 45, lid 5, vastgestelde maatregelen te schorsen (maatregelen inzake een derde land, een gebied of één of meerdere nader bepaalde sectoren in dat derde land, of een internationale organisatie die niet langer een passend beschermingsniveau waarborgt), verbieden de andere partijen bij de EER-overeenkomst het vrije verkeer van persoonsgegevens naar die EER-/EVA-staat.

Artikel 46, lid 2 – Toepassing van uitvoeringshandelingen wat betreft standaardbepalingen inzake gegevensbescherming (aanpassing h))

Deze aanpassing volgt hetzelfde beginsel als aanpassing e) (zie hierboven). Op grond van deze aanpassing kunnen EVA-verwerkingsverantwoordelijken en EVA-verwerkers standaardbepalingen inzake gegevensbescherming toepassen op hetzelfde moment dat deze in de EU van kracht worden, tenzij een EVA-staat besluit dat niet te doen.

Buitenwerkingstelling van de verwijzing naar het Handvest (aanpassing i))

Overeenkomstig artikel 7 van de EER-overeenkomst zijn alleen handelingen die zijn opgenomen in de EER-overeenkomst bindend voor de EVA-staten. Het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie is een instrument van het primaire EU-recht dat niet bindend is voor niet-lidstaten en is niet relevant in een EER-kader. Derhalve wordt met aanpassing i) de in artikel 58, lid 4, opgenomen verwijzing naar het Handvest buiten werking gesteld.

Artikel 63, artikel 64, lid 2), artikel 65, lid 1, onder c), en artikel 70, lid 1, onder e) – Verzoeken van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA om een advies of standpunt van het comité (aanpassing l))

Aanpassing l) verleent de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA het recht om het comité te verzoeken om een advies of standpunt en om aangelegenheden mee te delen aan het comité, zoals bedoeld in artikel 63, artikel 64, lid 2), artikel 65, lid 1, onder c), en artikel 70, lid 1, onder e). De artikelen waarvoor dergelijke rechten en plichten moeten gelden en die relevant zijn voor de uitoefening van de in artikel 109 van de EER-overeenkomst bedoelde taken door de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA, worden in de aanpassing gedefinieerd.

2018/0117 (NLE)

Voorstel voor een

BESLUIT VAN DE RAAD

betreffende het namens de Europese Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt met betrekking tot een wijziging van bijlage XI (Elektronische communicatie, audiovisuele diensten en informatiemaatschappij) en Protocol 37 (dat de in artikel 101 bedoelde lijst bevat) bij de EER-overeenkomst

(Algemene verordening gegevensbescherming)

(Voor de EER relevante tekst)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 16, in samenhang met artikel 218, lid 9,

Gezien Verordening (EG) nr. 2894/94 van de Raad van 28 november 1994 houdende bepaalde wijzen van toepassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte 3 , en met name artikel 1, lid 3,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)De Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte 4 (hierna "de EER-overeenkomst" genoemd) is op 1 januari 1994 in werking getreden.

(2)Overeenkomstig artikel 98 van de EER-overeenkomst kunnen bijlage XI (Elektronische communicatie, audiovisuele diensten en informatiemaatschappij) en Protocol 37 (dat de in artikel 101 bedoelde lijst bevat) bij de EER-overeenkomst bij besluit van het Gemengd Comité van de EER worden gewijzigd.

(3)Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad 5 moet in de EER-overeenkomst worden opgenomen.

(4)De in de EER-overeenkomst opgenomen Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad 6 wordt bij Verordening (EU) 2016/679 [op 25 mei 2018] ingetrokken en moet derhalve [met ingang van 25 mei 2018] uit de EER-overeenkomst worden geschrapt.

(5)Bijlage XI en Protocol 37 bij de EER-overeenkomst moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(6)Het standpunt van de Unie in het Gemengd Comité van de EER moet derhalve worden gebaseerd op het hieraan gehechte ontwerpbesluit,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het namens de Europese Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt over de voorgestelde wijziging van bijlage XI en Protocol 37 bij de EER-overeenkomst is gebaseerd op het aan dit besluit gehechte ontwerpbesluit van het Gemengd Comité van de EER.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel,

   Voor de Raad

   De voorzitter

(1)    Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).
(2)    PB L 305 van 30.11.1994, blz. 6.
(3)    PB L 305 van 30.11.1994, blz. 6.
(4)    PB L 1 van 3.1.1994, blz. 3.
(5)    Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).
(6)    PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31.
Top

Brussel,2.5.2018

COM(2018) 249 final

BIJLAGEN

bij

Voorstel voor een besluit van de Raad

betreffende het namens de Europese Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt met betrekking tot een wijziging van bijlage XI (Elektronische communicatie, audiovisuele diensten en informatiemaatschappij) en Protocol 37 (dat de in artikel 101 bedoelde lijst bevat) bij de EER-overeenkomst

(Algemene verordening gegevensbescherming)


BIJLAGE I
BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITE VAN DE EER

Nr.

van

tot wijziging van bijlage XI (Elektronische communicatie, audiovisuele diensten en informatiemaatschappij) en Protocol 37 (houdende de lijst bedoeld in artikel 101) bij de EER-overeenkomst

HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER,

Gezien de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (hierna "de EER-overeenkomst" genoemd), en met name artikel 98,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) 1 moet in de EER-overeenkomst worden opgenomen.

(2)Erkennend dat gegevensbescherming een grondrecht is dat in verschillende internationale mensenrechtenverdragen wordt gewaarborgd,

(3)Het belang erkennend van gelijke rechten en plichten voor verwerkingsverantwoordelijken en verwerkers binnen de EER,

(4)Op grond van dit besluit zullen de toezichthoudende autoriteiten van de EER-/EVA-staten ten volle deelnemen aan het één-loketmechanisme en het coherentiemechanisme en krijgen zij dezelfde rechten en plichten als de toezichthoudende autoriteiten van de EU-lidstaten in het overeenkomstig Verordening (EU) 2016/679 ingestelde Europees Comité voor gegevensbescherming (hierna het "comité" genoemd), behalve dat zij niet mogen stemmen en zich niet verkiesbaar kunnen stellen voor de functie van voorzitter of vicevoorzitter. Daartoe moeten de toezichthoudende autoriteiten van de EVA-staten worden betrokken bij de werkzaamheden van het comité, met inbegrip van eventuele subgroepen die het comité kan instellen om zijn taken uit te voeren, en alle informatie ontvangen die zij nodig hebben om effectieve deelname mogelijk te maken, indien nodig ook door volledige toegang tot elektronische systemen voor informatie-uitwisseling die het comité eventueel instelt.

(5)De in de EER-overeenkomst opgenomen Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad 2 wordt bij Verordening (EU) 2016/679 [op 25 mei 2018] ingetrokken en moet derhalve [met ingang van 25 mei 2018] uit de EER-overeenkomst worden geschrapt.

(6)Bijlage XI en Protocol 37 bij de EER-overeenkomst moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

In bijlage XI bij de EER-overeenkomst wordt de tekst van punt 5e (Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad) [met ingang van 25 mei 2018] vervangen door:

"32016 R 0679: Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).

De bepalingen van de verordening worden voor de toepassing van deze overeenkomst als volgt gelezen:

a)De toezichthoudende autoriteiten van de EVA-staten nemen deel aan de werkzaamheden van het Europees Comité voor gegevensbescherming (hierna het "comité" genoemd). Tenzij anders bepaald in deze overeenkomst, krijgen zij daartoe dezelfde rechten en plichten als de toezichthoudende autoriteiten van de EU-lidstaten in het comité, behalve dat zij niet mogen stemmen en zich niet verkiesbaar kunnen stellen voor de functie van voorzitter of vicevoorzitter. De standpunten van de toezichthoudende autoriteiten van de EVA-staten worden apart genotuleerd door het comité.

In het reglement van orde van het comité wordt ten volle rekening gehouden met de deelname van de toezichthoudende autoriteiten van de EVA-staten en de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA, behalve dat deze niet mogen stemmen en zich niet verkiesbaar kunnen stellen voor de functie van voorzitter of vicevoorzitter.

b)Onverminderd de bepalingen van Protocol 1 bij deze overeenkomst en tenzij in deze overeenkomst anders is bepaald, hebben de termen "lidsta(a)t(en)" en "toezichthoudende autoriteiten" niet alleen de in de verordening bedoelde betekenis, maar worden hieronder ook respectievelijk de EVA-staten en hun toezichthoudende autoriteiten verstaan.

c)Verwijzingen naar het recht van de Unie of naar bepalingen inzake gegevensbescherming worden begrepen als verwijzingen naar respectievelijk de EER-overeenkomst of daarin vervatte bepalingen inzake gegevensbescherming.

d)In artikel 13, lid 1, onder e), en in artikel 14, lid 1, onder f), wordt voor de EVA-staten "dat krachtens de EER-overeenkomst van toepassing is" ingevoegd na "adequaatheidsbesluit van de Commissie".

e)In artikel 45 wordt na lid 1 het volgende ingevoegd voor de EVA-staten:

"1 bis. In afwachting van een besluit van het Gemengd Comité van de EER tot opname van een overeenkomstig lid 3 of 5 van dit artikel vastgestelde uitvoeringshandeling in de EER-overeenkomst kan een EVA-staat besluiten de daarin vervatte maatregelen toe te passen.

Elke EER-/EVA-staat besluit, vóór de inwerkingtreding van een overeenkomstig lid 3 of 5 van dit artikel vastgestelde uitvoeringshandeling, in afwachting van een besluit van het Gemengd Comité van de EER tot opname van deze handeling in de EER-overeenkomst, of hij de daarin vervatte maatregelen tegelijk met de EU-lidstaten zal toepassen of niet, en stelt de Commissie en de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA hiervan in kennis. Bij gebreke van een andersluidend besluit past elke EVA-staat de maatregelen van een overeenkomstig lid 3 of 5 van dit artikel vastgestelde uitvoeringshandeling tegelijk met de EU-lidstaten toe.

Onverminderd artikel 102 van de EER-overeenkomst kan elke EVA-staat, als het Gemengd Comité van de EER niet binnen twaalf maanden na inwerkingtreding van een overeenkomstig lid 3 of 5 van dit artikel vastgestelde uitvoeringshandeling overeenstemming bereikt over de opname van die handeling in de EER-overeenkomst, de toepassing van de desbetreffende maatregelen schorsen; hij moet de Commissie en de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA daarvan onverwijld in kennis stellen.

In afwijking van artikel 1, lid 3, beperken of verbieden de andere partijen bij de EER-overeenkomst het vrije verkeer van persoonsgegevens naar de EVA-staat die de maatregelen van een overeenkomstig lid 5 van dit artikel vastgestelde uitvoeringshandeling niet tegelijk met de EU-lidstaten toepast, op dezelfde wijze als dat deze maatregelen de doorgifte van persoonsgegevens naar een derde land of internationale organisatie voorkomen.

f)Wanneer de Commissie overleg pleegt met derde landen of internationale organisaties om een adequaatheidsbesluit vast te stellen overeenkomstig artikel 45, worden de EVA-staten naar behoren op de hoogte gehouden. In gevallen waarin een derde land of internationale organisatie specifieke verplichtingen aangaat met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens uit de lidstaten, houdt de EU rekening met de situatie van EVA-staten en bespreekt zij met deze derde landen of internationale organisaties mechanismen voor eventuele latere toepassing door de EVA-staten.

g)In artikel 46, lid 2, onder d), wordt het volgende toegevoegd:

"De Toezichthoudende Autoriteit van de EVA heeft dezelfde rechten als de toezichthoudende autoriteiten van de EU wat betreft het ter goedkeuring indienen bij de Commissie van standaardbepalingen inzake gegevensbescherming die volgens de in artikel 93, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure worden vastgesteld."

h)In artikel 46 wordt na lid 2 het volgende lid ingevoegd voor de EVA-staten:

"2 bis. In afwachting van een besluit van het Gemengd Comité van de EER tot opname van een uitvoeringshandeling in de EER-overeenkomst kunnen de in lid 1 bedoelde passende waarborgen worden geboden door de in de punten c) en d) van dit artikel bedoelde standaardbepalingen inzake gegevensbescherming wanneer een EVA-staat de daarin vervatte maatregelen toepast.

Elke EVA-staat besluit, vóór de inwerkingtreding van een overeenkomstig de punten c) en d) van dit artikel vastgestelde uitvoeringshandeling, in afwachting van een besluit van het Gemengd Comité van de EER tot opname van deze handeling in de EER-overeenkomst, of hij de daarin vervatte maatregelen tegelijk met de EU-lidstaten zal toepassen of niet, en stelt de Commissie en de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA hiervan in kennis. Bij gebreke van een andersluidend besluit past elke EVA-staat de maatregelen van een overeenkomstig de punten c) en d) van dit artikel vastgestelde uitvoeringshandeling tegelijk met de EU-lidstaten toe.

Onverminderd artikel 102 van de EER-overeenkomst kan elke EVA-staat, als het Gemengd Comité van de EER niet binnen twaalf maanden na de inwerkingtreding van een overeenkomstig de punten c) en d) van dit artikel vastgestelde uitvoeringshandeling overeenstemming bereikt over de opname van die handeling in de EER-overeenkomst, de toepassing van de desbetreffende maatregelen schorsen; hij moet de Commissie en de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA daarvan onverwijld in kennis stellen."

i)In artikel 58, lid 4, is "overeenkomstig het Handvest" voor de EVA-staten niet van toepassing.

j)In artikel 59 wordt ", de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA" ingevoegd na "de Commissie".

k)De Toezichthoudende Autoriteit van de EVA heeft het recht deel te nemen aan de bijeenkomsten van het comité, zonder stemrecht. De Toezichthoudende Autoriteit van de EVA wijst hiervoor een vertegenwoordiger aan.

l)Wanneer dat relevant is voor de uitoefening van de in artikel 109 van de EER-overeenkomst bedoelde taken, heeft de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA het recht om het comité te verzoeken om een advies of standpunt en om aangelegenheden mee te delen aan het comité, zoals bedoeld in artikel 63, artikel 64, lid 2), artikel 65, lid 1, onder c) en artikel 70, lid 1, onder e). In artikel 63, artikel 64, lid 2), artikel 65, lid 1, onder c) en artikel 70, lid 1, onder e) wordt "en waar passend de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA" ingevoegd na "de Commissie".

m)De voorzitter van het comité of het secretariaat informeert de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA over de activiteiten van het comité, wanneer dat passend is overeenkomstig artikel 64, lid 5, onder a) en b), artikel 65, lid 5, en artikel 75, lid 6, onder b). In artikel 64, lid 5, onder a) en b), artikel 65, lid 5, en artikel 75, lid 6, onder b) wordt "en waar passend de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA" ingevoegd na "de Commissie".

Wanneer dat relevant is voor de uitoefening van de in artikel 109 van de EER-overeenkomst bedoelde taken, heeft de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA het recht om informatie te ontvangen van een toezichthoudende autoriteit van de betrokken EVA-staat, overeenkomstig artikel 66, lid 1. In artikel 66, lid 1, wordt "en waar passend de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA" ingevoegd na "de Commissie".

n)In artikel 71, lid 1, wordt "het Permanent Comité van de EVA-staten en de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA" ingevoegd na "de Commissie".

o)In artikel 73, lid 1, wordt de volgende zin toegevoegd:

"De leden van het comité die de EVA-staten vertegenwoordigen, kunnen niet worden verkozen tot voorzitter of vicevoorzitter.""

Artikel 2

In Protocol 37 bij de EER-overeenkomst wordt de tekst van punt 13 (groep voor de bescherming van personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens) geschrapt.

Artikel 3

De in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie bekend te maken teksten in de IJslandse en de Noorse taal van Verordening (EU) 2016/679 zijn authentiek.

Artikel 4

Dit besluit treedt in werking op […], op voorwaarde dat alle in artikel 103, lid 1, van de EER-overeenkomst bedoelde kennisgevingen hebben plaatsgevonden*.

3Artikel 5

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het EER-gedeelte van en in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel,

   Voor het Gemengd Comité van de EER

   De voorzitter
   
   
   
   De secretarissen
   van het Gemengd Comité van de EER
   

BIJLAGE II

Gemeenschappelijke verklaring van de overeenkomstsluitende partijen


over Besluit nr. XX van het Gemengd Comité van de EER van DD.MM.YY, waarbij Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) in de EER-overeenkomst wordt opgenomen

Gezien het tweepijlersysteem van de EER-overeenkomst en het rechtstreeks bindende effect van besluiten van het Europees Comité voor gegevensbescherming voor de nationale toezichthoudende autoriteiten van de EER-/EVA-staten:

nemen de overeenkomstsluitende partijen nota van het feit dat besluiten van het Europees Comité voor gegevensbescherming gericht zijn tot de nationale toezichthoudende autoriteiten;

erkennen zij dat deze oplossing geen precedent schept met betrekking tot toekomstige aanpassingen van EU-handelingen die in de EER-overeenkomst moeten worden opgenomen.

(1)    PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1.
(2)    PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31.
(3) *    [Geen grondwettelijke vereisten aangegeven.] [Grondwettelijke vereisten aangegeven.]
Top