EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52018PC0184

Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende representatieve vorderingen ter bescherming van de collectieve belangen van consumenten en tot intrekking van Richtlijn 2009/22/EG

COM/2018/184 final - 2018/0089 (COD)

Brussel, 11.4.2018

COM(2018) 184 final

2018/0089(COD)

Voorstel voor een

RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

betreffende representatieve vorderingen ter bescherming van de collectieve belangen van consumenten en tot intrekking van Richtlijn 2009/22/EG

(Voor de EER relevante tekst)

{SWD(2018) 96 final}

{SWD(2018) 98 final}


TOELICHTING

1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

De effectieve handhaving van de EU-regels wordt door de Europese burgers belangrijk gevonden en beïnvloedt hun dagelijks leven. Daarom is een robuust, efficiënt en effectief handhavingssysteem nodig dat ervoor zorgt dat de lidstaten de EU-wetgeving volledig toepassen, uitvoeren en handhaven, en voorzien in adequate verhaalsmechanismen voor de burger.

In deze context heeft dit voorstel ten doel Richtlijn 2009/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende het doen staken van inbreuken in het kader van de bescherming van de consumentenbelangen 1 (hierna de “richtlijn betreffende het doen staken van inbreuken” genoemd) te moderniseren en te vervangen. Het voorstel wordt samen met het voorstel inzake specifieke wijzigingen van vier EU-richtlijnen over consumentenrechten 2 gepresenteerd, als onderdeel van de “new deal” voor consumenten 3 , die in het werkprogramma van de Commissie voor 2018 4 werd opgenomen. Het moet de doeltreffendheid van de stakingsprocedure bevorderen en bijdragen tot het opheffen van de gevolgen van inbreuken op het Unierecht die de collectieve belangen van consumenten schaden.

Met dit voorstel wordt follow-up gegeven aan de geschiktheidscontrole van het consumenten- en marketingrecht van de EU (hierna de “geschiktheidscontrole” genoemd) 5 , die op 23 mei 2017 werd gepubliceerd en ook betrekking had op de richtlijn betreffende het doen staken van inbreuken, en aan het verslag van de Commissie van 25 januari 2018 over de tenuitvoerlegging van Aanbeveling 2013/396/EU 6 van de Commissie over gemeenschappelijke beginselen voor mechanismen voor collectieve vorderingen tot staking en tot schadevergoeding in de lidstaten betreffende schendingen van aan het EU-recht ontleende rechten (hierna het “verslag over collectieve vorderingen” genoemd) 7 .

Uit deze evaluaties is gebleken dat het risico van inbreuken op het Unierecht die de collectieve belangen van consumenten schaden, toeneemt, ten gevolge van de economische globalisering en digitalisering. Handelaren die een inbreuk plegen op het Unierecht kunnen met één misleidende marketingpraktijk of één oneerlijk beding in standaardcontractvoorwaarden duizenden of zelfs miljoenen consumenten treffen, in verschillende economische sectoren. In het licht van de toenemende grensoverschrijdende handel en EU-brede commerciële strategieën hebben dergelijke inbreuken steeds vaker nadelige gevolgen voor consumenten in meerdere lidstaten. Bovendien blijkt uit het verslag over collectieve vorderingen dat een aantal lidstaten nog steeds niet voorziet in mechanismen voor collectief verhaal die zijn afgestemd op situaties van massaschade. In het verslag kondigde de Commissie haar voornemen aan om naar aanleiding van de beoordeling van de aanbeveling van 2013 met name de aspecten inzake de verhaalsmogelijkheden van consumenten en handhaving van de richtlijn betreffende het doen staken van inbreuken te versterken.

De richtlijn betreffende het doen staken van inbreuken werd eerst vastgesteld in 1998 8 . Sindsdien zorgt dit EU-instrument ervoor dat door de lidstaten aangewezen bevoegde instanties, zoals consumentenorganisaties of onafhankelijke openbare lichamen, een representatieve vordering kunnen instellen ten behoeve van de bescherming van de collectieve belangen van consumenten, met als primair doel een einde te maken aan nationale en grensoverschrijdende inbreuken op de in bijlage I genoemde consumentenwetgeving van de EU. De richtlijn betreffende het doen staken van inbreuken werd gecodificeerd bij Richtlijn 2009/22/EG, die momenteel van kracht is. Deze richtlijn is laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU) 2018/302 inzake geoblocking 9 , om deze verordening op te nemen in bijlage I.

De verslagen die de Commissie in 2008 en 2012 heeft gepubliceerd over de toepassing van de richtlijn betreffende het doen staken van inbreuken en de geschiktheidscontrole van 2016-2017 hebben het belang van de richtlijn bevestigd. Uit de geschiktheidscontrole is evenwel gebleken dat de richtlijn belangrijke tekortkomingen vertoont, die moeten worden aangepakt om te voorkomen dat de volledige werking van de richtlijn verder wordt gehinderd en de mogelijkheden van de richtlijn niet optimaal worden benut. Zelfs in lidstaten waar het doen staken van inbreuken doeltreffend wordt geacht en op ruime schaal wordt toegepast, wordt het potentieel van de richtlijn niet volledig benut, ten gevolge van een aantal elementen die onvoldoende door de richtlijn worden aangepakt. De belangrijkste tekortkomingen zijn het beperkte toepassingsgebied van de richtlijn, de beperkte gevolgen van besluiten tot staking van inbreuken voor de schadeloosstelling van consumenten die schade hebben geleden en de kosten en de duur van de procedure (zie deel 3 voor een overzicht van de resultaten).

Dat EU-optreden inzake collectief verhaal noodzakelijk is, werd ook al door het Europees Parlement opgemerkt. In zijn resolutie “Op weg naar een samenhangende Europese aanpak van collectieve verhaalsmechanismen” 10 van 2012 benadrukte het Europees Parlement dat er een horizontaal kader voor collectief verhaal nodig is, dat de nadruk legt op schendingen van consumentenrechten en steunt op een reeks gemeenschappelijke beginselen die de nationale rechtstradities eerbiedigen en waarborgen bieden om misbruik van procesrecht te voorkomen. Het Europees Parlement beklemtoonde de mogelijke voordelen van een collectieve gerechtelijke procedure in de zin van lagere kosten en meer rechtszekerheid voor zowel eisers en gedaagden als het rechtsstelsel, omdat met een dergelijke procedure wordt voorkomen dat vergelijkbare vorderingen in afzonderlijke procedures worden behandeld. In 2017 richtte het Europees Parlement naar aanleiding van het onderzoek naar emissiemetingen in de automobielsector een aanbeveling tot de Raad en de Commissie 11 , waarin zij de Commissie ertoe heeft opgeroepen wetgeving voor te stellen inzake een geharmoniseerd systeem van collectief verhaal, op basis van beste praktijken binnen en buiten de EU. Deze wetgeving zou een einde maken aan de huidige situatie waarin consumenten in veel lidstaten onvoldoende beschermd zijn en daardoor hun rechten niet collectief kunnen doen gelden. Ook het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft de voorbije decennia zijn steun geuit voor EU-optreden inzake collectief verhaal. In zijn advies over de aanbeveling van de Commissie van 2013 verzocht het wetgeving vast te stellen en benadrukte het het belang van collectieve vorderingen tot staking en tot schadevergoeding.

Met dit voorstel worden deze geconstateerde problemen aangepakt, die de doeltreffende en efficiënte toepassing van de huidige richtlijn betreffende het doen staken van inbreuken hinderen.

Kort samengevat streeft het voorstel de volgende doelstellingen na:

·Toepassingsbied  Het toepassingsgebied van de richtlijn zal worden verruimd, zodat ook andere horizontale en sectorspecifieke EU-instrumenten worden gedekt die relevant zijn voor de bescherming van de collectieve belangen van consumenten in verschillende economische sectoren, zoals financiële diensten, energie, telecommunicatie, gezondheid en milieu. Deze wijziging zou de procedure geschikter maken voor het brede spectrum van inbreuken in economische sectoren waar illegale praktijken van handelaren een groot aantal consumenten kunnen treffen.

·Representatieve vorderingen door bevoegde instanties – Het voorstel bouwt voort op de aanpak van de huidige richtlijn betreffende het doen staken van inbreuken, op grond waarvan door de lidstaten aangewezen "bevoegde instanties" representatieve vorderingen kunnen instellen. Krachtens het voorstel zullen deze bevoegde instanties aan minimumcriteria inzake reputatie moeten voldoen (zij moeten naar behoren opgericht zijn, mogen geen winstoogmerk hebben en moeten een legitiem belang hebben bij het waarborgen van de naleving van het EU-recht). In het geval van collectieve vorderingen tot herstel zullen bevoegde instanties ook rechters en administratieve autoriteiten inzicht moeten geven in hun financiële draagkracht en de bron van financiering van hun vordering. De rechters en administratieve autoriteiten zullen bevoegd zijn om de regelingen voor financiering door derden te beoordelen.

·Doeltreffendheid van de procedure – Op grond van het voorstel zullen lidstaten ervoor moeten zorgen dat de procedures zo vlot mogelijk verlopen en wordt vermeden dat de proceskosten een financiële belemmering vormen voor het instellen van representatieve vorderingen. Consumenten zullen op passende wijze worden geïnformeerd over de resultaten van representatieve vorderingen en hoe zij daar baat bij hebben. Het voorstel bevordert ook collectieve buitengerechtelijke schikkingen, die onder het toezicht staan van rechters en administratieve autoriteiten. Definitieve besluiten van een rechter of een autoriteit waarbij wordt vastgesteld dat een handelaar een rechtsinbreuk heeft gepleegd, zullen in geval van vorderingen tot herstel binnen dezelfde lidstaat onweerlegbaar bewijs vormen en zullen in geval van zaken die in een andere lidstaat aanhangig worden gemaakt, een weerlegbaar vermoeden opleveren dat de inbreuk heeft plaatsgevonden.

·Vorderingen tot staking en tot schadevergoeding – Bevoegde instanties zullen op grond van het voorstel representatieve vorderingen kunnen instellen waarbij om verschillende soorten maatregelen wordt gevraagd, naargelang het geval en afhankelijk van de omstandigheden van de zaak. Het kan onder meer gaan om voorlopige of definitieve maatregelen tot het beëindigen of verbieden van een praktijk van een handelaar die als een inbreuk op het recht wordt beschouwd, en maatregelen die de aanhoudende gevolgen van de inbreuk opheffen. Deze laatste maatregelen kunnen bevelen tot herstel en declaratoire besluiten omvatten waarbij de aansprakelijkheid van de handelaar jegens de consumenten die schade door een inbreuk hebben geleden, wordt vastgesteld.

Bevoegde instanties moeten als regel representatieve vorderingen kunnen instellen waarbij zij een bevel tot herstel vragen dat de handelaar ertoe verplicht te voorzien in, bijvoorbeeld, schadeloosstelling, reparatie, vervanging, prijsvermindering, beëindiging van de overeenkomst of terugbetaling, naargelang het geval.

Er moet echter ook worden voorzien in flexibiliteit voor de lidstaten in zaken waarin de kwantificering van de schade van de consumenten op wie de representatieve vordering betrekking heeft, complex is, ten gevolge van de kenmerken van hun individuele schade. In dergelijke zaken zullen lidstaten rechters of administratieve autoriteiten de bevoegdheid kunnen verlenen om, in de plaats van een bevel tot herstel, een declaratoir besluit uit te vaardigen inzake de aansprakelijkheid van de handelaar ten aanzien van de consumenten die schade hebben geleden door een inbreuk op het Unierecht, waarop rechtstreeks een beroep kan worden gedaan bij volgende vorderingen tot herstel.

Deze flexibiliteit mag echter niet gelden voor specifieke soorten zaken die met name voorkomen in B2C-situaties van massaschade. De eerste soort omvat zaken waarin consumenten op wie eenzelfde praktijk betrekking heeft, kunnen worden geïdentificeerd en de consumenten een vergelijkbaar verlies hebben geleden wat betreft een bepaalde periode of aankoop, zoals in het geval van langdurige consumentenovereenkomsten. De tweede soort betreft zaken waarbij de waarde gering is en de door de consumenten geleden schade zodanig klein is dat het onevenredig of onpraktisch zou zijn om de schadevergoeding aan de betrokken consumenten uit te keren. Niettemin moet de inbreuk makende handelaar de schade vergoeden. De schadevergoeding zou daarom naar een publiek doel moeten gaan dat de collectieve belangen van consumenten dient.

·Dit voorstel zorgt voor een evenwicht tussen het bevorderen van de toegang tot de rechter ter waarborging van de belangen van consumenten, en het bieden van passende waarborgen om misbruik van procesrecht te voorkomen. Het voorgestelde model voor representatieve vorderingen, in het kader waarvan de lidstaten bevoegde instanties moeten aanwijzen die aan minimumcriteria inzake reputatie voldoen, biedt een sterke waarborg tegen lichtzinnige vorderingen. Lidstaten en de Commissie zullen bezwaren kunnen inbrengen tegen bevoegde instanties die in andere lidstaten over procesbevoegdheid beschikken. Bevoegde instanties moeten bij vorderingen tot herstel transparant zijn over hun bron van financiering, zodat rechters of administratieve autoriteiten er zeker van kunnen zijn dat er in een zaak geen belangenconflict of gevaar van misbruik is. Voorts zal de rechter of de autoriteit, wanneer een representatieve vordering uitmondt in een schikking, nagaan of deze rechtmatig en billijk is, om te waarborgen dat met de belangen van alle betrokken partijen rekening wordt gehouden.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Het voorstel houdt rekening met de aanbeveling van de Commissie van 11 juni 2013 over gemeenschappelijke beginselen voor mechanismen voor collectieve vorderingen tot staking en tot schadevergoeding in de lidstaten betreffende schendingen van aan het EU-recht ontleende rechten (2013/396/EU) 12 . In deze aanbeveling is een aantal gemeenschappelijke beginselen voor mechanismen voor collectief verhaal, waaronder representatieve vorderingen tot staking en tot schadevergoeding, vastgesteld, die moeten worden toegepast op alle schendingen van het Unierecht, op alle beleidsgebieden. De beginselen van de aanbeveling staan op zichzelf en dit voorstel neemt niet alle procedurele elementen waarop deze beginselen betrekking hebben over. Het voorstel regelt alleen bepaalde belangrijke aspecten die noodzakelijk zijn om een kader tot stand te brengen, en deze aspecten moeten worden aangevuld met specifieke procedurele regels op nationaal niveau. Een aantal procedurele elementen van de aanbeveling wordt niet overgenomen in dit voorstel, vanwege het feit dat het toepassingsgebied ervan is beperkt tot inbreuken die de collectieve belangen van consumenten kunnen schaden en vanwege de reeds bestaande kenmerken van het model voor representatieve vorderingen in de huidige richtlijn betreffende het doen staken van inbreuken.

Dit voorstel houdt rekening met de onlangs goedgekeurde herziening van de verordening betreffende samenwerking op het gebied van consumentenbescherming 13 . Deze verordening ondersteunt de publieke handhaving, terwijl de richtlijn de private handhaving versterkt. De Commissie is reeds lang van mening dat private handhaving onafhankelijk moet zijn en een aanvulling moet vormen op de publieke handhaving, en het Europees Parlement is het op dat vlak met de Commissie eens 14 . Wat publieke handhaving betreft, legt de verordening betreffende samenwerking met betrekking tot consumentenbescherming de basis vast voor de gezamenlijke werkzaamheden van nationale consumentenbeschermingsautoriteiten op het gebied van grensoverschrijdende inbreuken. De herziening van de verordening zal de grensoverschrijdende publieke handhaving doeltreffender maken en ervoor zorgen dat de relevante nationale autoriteiten over een uniforme reeks bevoegdheden beschikken om op een meer doeltreffende wijze samen wijdverspreide inbreuken aan te pakken, onder meer door voorlopige maatregelen te nemen die het risico van ernstige schade voor de collectieve belangen van consumenten voorkomen en inbreuken die onder de verordening vallen, te doen beëindigen of te verbieden. Ook kan de Commissie op grond van de herziene verordening gemeenschappelijke handhavingsactiviteiten starten en coördineren om EU-brede inbreuken aan te pakken. Belangrijk is dat bij de herziene verordening geen verhaalsrecht is ingevoerd ten behoeve van consumenten die schade hebben geleden door grensoverschrijdende of zelfs EU-brede inbreuken. Publieke handhavingsinstanties kunnen van handelaren alleen vrijwillige toezeggingen tot herstel verkrijgen of trachten te verkrijgen inzake schade die consumenten hebben geleden door inbreuken die onder de verordening vallen, zonder afbreuk te doen aan het recht van de consument om met passende middelen herstel te vorderen 15 . Desalniettemin is tijdens de onderhandelingen over de verordening de noodzaak erkend van sterke private handhavingsmaatregelen, als aanvulling op publieke handhaving. In dit voorstel worden specifieke maatregelen met betrekking tot individueel en collectief verhaal voor consumenten geïntroduceerd.

Dit voorstel houdt rekening met bestaande maatregelen op EU-niveau inzake individueel verhaal, met name de richtlijn alternatieve geschillenbeslechting (ADR) 16 , die ervoor zorgt dat EU-consumenten toegang hebben tot kwaliteitssystemen voor de buitengerechtelijke beslechting van zowel binnenlandse als grensoverschrijdende contractuele geschillen. De lidstaten worden er ook toe aangemoedigd de beschikbaarheid van collectieve ARD-regelingen te waarborgen. Een door de Commissie opgericht platform voor onlinegeschillenbeslechting 17 helpt consumenten en handelaren om, met de steun van ADR-entiteiten, hun binnenlandse en grensoverschrijdende geschillen inzake online aankopen van goederen en diensten op te lossen. De ADR/ODR-wetgeving van 2013 is afgestemd op individuele vorderingen tot herstel, terwijl de richtlijn betreffende het doen staken van inbreuken is toegespitst op vorderingen tot herstel die door de lidstaten aangewezen bevoegde instanties instellen om de collectieve belangen van consumenten te verdedigen. In overweging 27 van de richtlijn betreffende alternatieve beslechting van consumentengeschillen van 2013 wordt verklaard dat de richtlijn onverlet dient te laten dat de lidstaten ADR-procedures handhaven of invoeren waarbij identieke of gelijkaardige geschillen tussen een ondernemer en verscheidene consumenten als gevoegde zaken worden behandeld en dat het bestaan van een doeltreffend systeem voor collectieve vorderingen enerzijds en eenvoudige toegang tot ADR anderzijds als procedure complementair dienen te zijn en elkaar niet mogen uitsluiten. De mechanismen van het Unierecht waarvan individuele consumenten gebruik kunnen maken om hun rechten te doen gelden, worden ook uiteengezet in andere instrumenten, zoals Verordening (EU) 2015/2421 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2015 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 861/2007 tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen en Verordening (EG) nr. 1896/2006 tot invoering van een Europese betalingsbevelprocedure 18 , en Richtlijn 2008/52/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2008 betreffende bepaalde aspecten van bemiddeling/mediation in burgerlijke en handelszaken 19 .

Het geheel van wijzigingen in dit voorstel zal er samen met de wijzigingen in het andere voorstel dat als onderdeel van het pakket voor een “new deal” voor consumenten wordt aangenomen, en met name de verscherpte regels inzake sancties en de introductie van individuele verhaalsmogelijkheden voor consumenten die door oneerlijke handelspraktijken zijn benadeeld, voor zorgen dat handelaren de toepasselijke regels inzake consumentenbescherming beter naleven en consumenten over betere verhaalsmogelijkheden beschikken, zodat zij minder schade lijden.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Het voorstel is volledig consistent en verenigbaar met het bestaande beleid van de Unie. Het vult de procedures inzake het doen staken van inbreuken en verhaalsprocedures die in sectorale instrumenten beschikbaar zijn aan, door een specifiek mechanisme voor representatieve vorderingen te introduceren voor situaties waarin de collectieve belangen van consumenten zijn of kunnen worden geschaad. Een betere handhaving van de rechtsinstrumenten van de Unie die tot het toepassingsgebied behoren, zal met name de strategieën inzake de digitale eengemaakte markt, de kapitaalmarktenunie, de energie-unie en de circulaire economie ondersteunen. Overeenkomstig artikel 11 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie zijn eisen inzake de bescherming van het milieu in het voorstel geïntegreerd en is het voorstel in overeenstemming met het Verdrag van Aarhus betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden 20 .

Bijvoorbeeld in situaties zoals dieselgate zullen slachtoffers van oneerlijke handelspraktijken, zoals misleidende reclame door autofabrikanten, op grond van dit voorstel collectief verhaal kunnen halen via een representatieve vordering, hoewel het rechtskader van de Unie voor typegoedkeuring van voertuigen als zodanig niet onder bijlage I valt. Tot dusver voorzag het Unierecht niet in een dergelijke procedure voor collectief verhaal.

Met dit voorstel moet rekening worden gehouden op andere beleidsterreinen van de Unie. In 2015 presenteerde de Commissie een voorstel voor een Europese toegankelijkheidswet, op grond waarvan lidstaten ervoor moeten zorgen dat overheidsorganen en particuliere entiteiten die daarbij een rechtmatig belang hebben, namens consumenten een vordering kunnen instellen. Zodra dat voorstel door de medewetgevers is goedgekeurd, zal de Commissie, voor zover dat passend is, een voorstel presenteren om de Europese toegankelijkheidswet binnen het toepassingsgebied van deze richtlijn te brengen. Wanneer wordt vastgesteld dat toekomstige wetgevingshandelingen van de Unie relevant zijn voor de bescherming van de collectieve belangen van consumenten, moet deze richtlijn worden gewijzigd teneinde in bijlage I een verwijzing toe te voegen. De Commissie moet dit proces monitoren en aan een beoordeling onderwerpen in het kader van haar eerste verslagleggingsronde, waarbij het toepassingsgebied van de richtlijn moet worden beoordeeld in het licht van de voortdurende ontwikkelingen op het gebied van consumentenmarkten en consumentenbeleid.

Het voorstel neemt de bovengenoemde bestaande sectorale regels niet over en heeft geen gevolgen voor de regels tot vaststelling van contractuele en niet-contractuele verhaalsmogelijkheden in geval van inbreuken op het recht van de Unie dat tot het toepassingsgebied behoort.

Dit voorstel doet geen afbreuk aan de bestaande instrumenten van de Unie op het gebied van internationaal privaatrecht, in het bijzonder de regels met betrekking tot de rechterlijke bevoegdheid en het toepasselijke recht.

2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Net als voor de huidige richtlijn betreffende het doen staken van inbreuken, is de rechtsgrondslag voor het voorstel artikel 114 VWEU, waarnaar artikel 169 VWEU verwijst. Het voorstel heeft als doel om door het verwezenlijken van een hoog niveau van consumentenbescherming bij te dragen tot de goede werking van de interne markt, door ervoor te zorgen dat bevoegde instanties representatieve vorderingen kunnen instellen met het oog op het beschermen van de collectieve belangen van consumenten in geval van inbreuken op het recht van de Unie.

Subsidiariteit

De ontwikkeling van een doeltreffend mechanisme voor representatieve vorderingen voor de bescherming van de collectieve belangen van consumenten in de Unie, dat voortbouwt op de kenmerken van de bestaande richtlijn betreffende het doen staken van inbreuken en de rechtstradities van de lidstaten respecteert, zal het vertrouwen van consumenten in de interne markt voor de detailhandel, ook op het gebied van e-commerce, versterken, en ondernemingen ertoe aanmoedigen het Unierecht na te leven. Maatregelen van de lidstaten alleen zullen waarschijnlijk leiden tot verdere versnippering, wat op zijn beurt zal leiden tot een ongelijke behandeling van consumenten en handelaren op de interne markt en tot uiteenlopende niveaus van verhaalsmogelijkheden voor consumenten in de Unie. Maatregelen op Unieniveau, zoals voorgesteld, moeten ervoor zorgen dat alle Europese consumenten betere bescherming genieten via door bevoegde instanties geleide representatieve vorderingen, en moeten naleving door handelaren bevorderen, waardoor de grensoverschrijdende uitwisseling van producten of diensten toeneemt.

Op het gebied van publieke handhaving werden wijdverspreide inbreuken aangepakt door de herziene verordening betreffende samenwerking met betrekking tot consumentenbescherming, die voorziet in een procedureel kader voor samenwerking tussen nationale handhavingsautoriteiten. Op het gebied van private handhaving hebben consumenten echter nog niet in alle lidstaten toegang tot doeltreffende verhaalsmogelijkheden. Gezien de grote verschillen die zijn vastgesteld tussen de lidstaten wat betreft de doeltreffendheid van de huidige richtlijn betreffende het doen staken van inbreuken, is optreden op Unieniveau vereist, met name in het licht van de grensoverschrijdende implicaties. Bovendien verschillen de bestaande nationale mechanismen voor collectief verhaal sterk qua doeltreffendheid en modaliteiten, en hebben negen lidstaten nog steeds niet een dergelijke mechanisme ingevoerd. De vaststelling op Unieniveau van een gemeenschappelijk kader voor representatieve vorderingen voor het doen staken van inbreuken en herstel met het oog op de bescherming van de collectieve belangen van consumenten, zal ertoe leiden dat inbreuken op het Unierecht die voortvloeien uit binnenlandse of grensoverschrijdende transacties, doeltreffend en efficiënt worden aangepakt. Doordat in de EU actieve handelaren in toenemende mate gebruikmaken van EU-brede commerciële strategieën, neemt het EU-brede karakter van het probleem toe, omdat er een groter risico ontstaat van situaties van massaschade waarbij tegelijkertijd consumenten in meerdere lidstaten worden getroffen.

Evenredigheid

Het voorstel gaat niet verder dan strikt noodzakelijk is om de beoogde doelstellingen te verwezenlijken. Het voorstel regelt niet alle aspecten van representatieve vorderingen, maar alleen bepaalde belangrijke aspecten die noodzakelijk zijn om een kader tot stand te brengen, dat moet worden aangevuld met specifieke procedurele regels op nationaal niveau. Het voorstel respecteert de rechtstradities van de lidstaten, aangezien het de bestaande nationale mechanismen niet zou vervangen, maar in plaats daarvan zou voorzien in een specifiek mechanisme voor representatieve vorderingen, waardoor wordt gewaarborgd dat consumenten in alle lidstaten toegang hebben tot ten minste één mechanisme waarvan de belangrijkste procedurele modaliteiten identiek zijn.

Keuze van het instrument

Net als voor de richtlijn betreffende het doen staken van inbreuken, is een richtlijn het enige geschikte instrument om het procesrecht met de bovengenoemde doelstellingen in overeenstemming te brengen.

3.EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

In het verslag van de Commissie van 2008 21 over de toepassing van de richtlijn betreffende het doen staken van inbreuken werd geconcludeerd dat bij nationale inbreuken met enig succes gebruik was gemaakt van de procedure tot staking van inbreuken, maar dat de procedure minder doeltreffend was geweest voor het beëindigen van grensoverschrijdende inbreuken, voornamelijk doordat bevoegde instanties over te weinig financiële middelen en expertise beschikten om met de verschillende procedures in de verschillende lidstaten om te kunnen gaan. In het verslag van 2012 22 werd geconcludeerd dat verbodsacties ondanks hun beperkingen een waardevol hulpmiddel voor de bescherming van de belangen van EU-consumenten zijn, en aanzienlijk potentieel hebben, mits de geconstateerde tekortkomingen worden verholpen, met name de hoge kosten van de procedure, de duur van de procedure, de complexiteit van de procedures, de relatief beperkte gevolgen van de uitspraken in verbodszaken en het feit dat het moeilijk is de tenuitvoerlegging van uitspraken af te dwingen. Deze problemen waren nog nadrukkelijker aan de orde in het geval van verbodsacties met een grensoverschrijdende dimensie.

Bij de uitgebreide evaluatie van de richtlijn betreffende het doen staken van inbreuken die de Commissie in 2017 uitvoerde in het kader van de geschiktheidscontrole van het consumenten- en marketingrecht van de EU 23 , werden de doeltreffendheid, efficiëntie, coherentie, relevantie en toegevoegde waarde van de EU beoordeeld, en wel zoals hieronder weergegeven.

·Doeltreffendheid

De geschiktheidscontrole heeft bevestigd dat de richtlijn betreffende het doen staken van inbreuken een essentieel onderdeel is van het pakket instrumenten van de Unie voor de handhaving van het consumentenrecht. Als handhavingsinstrument is het nog steeds geschikt om een einde te maken aan inbreuken door handelaren waarmee de collectieve belangen van consumenten worden geschaad, met name in het licht van de digitalisering en globalisering van economieën, die het risico van massaschade in de EU doen toenemen. Er wordt echter nog te weinig gebruik gemaakt van de stakingsprocedure. De doeltreffendheid ervan wordt gehinderd door tekortkomingen zoals de kosten en de complexiteit van de procedure, terwijl de resultaten voor de consumenten die schade hebben geleden, beperkt kunnen zijn. Uit de evaluatie is gebleken dat de richtlijn doeltreffender moet worden, bijvoorbeeld door verdere harmonisering van de procedure tot staking van inbreuken en een uitbreiding van het toepassingsgebied tot meer EU-instrumenten die relevant zijn voor de bescherming van de collectieve belangen van consumenten. Alle wijzigingen moeten de toegang tot de rechter bevorderen, de kosten voor bevoegde instanties die de collectieve belangen van consumenten beschermen, verminderen, en het afschrikkend effect van procedures tot staking van inbreuken versterken. De richtlijn betreffende het doen staken van inbreuken moet ook worden gewijzigd om consumenten die door een inbreuk schade hebben geleden, beter van dienst te zijn, hoewel de lidstaten nu al, waar passend, moeten voorzien in maatregelen waarmee de aanhoudende gevolgen van onder de richtlijn vallende inbreuken worden opgeheven. Het is niet altijd duidelijk of de richtlijn ook betrekking heeft op verhaalsmogelijkheden voor consumenten als maatregel om de aanhoudende gevolgen van een inbreuk op te heffen. Deze onzekerheid wordt in brede kring beschouwd als een belangrijke oorzaak van de ontoereikende doeltreffendheid van de richtlijn. Consumenten kunnen niet op het bevel tot staking van inbreuken vertrouwen om herstel te verkrijgen. Zij moeten in plaats daarvan een eis tot herstel op dezelfde gronden indienen en de inbreuk opnieuw bewijzen.

Uit de geschiktheidscontrole is gebleken dat Europese consumenten die individueel een vordering tot herstel indienen, nog met dezelfde problemen worden geconfronteerd als tien jaar geleden. Het gaat daarbij onder meer om de buitensporig lange duur van de procedure, de lage inschatting van de kans dat herstel wordt verkregen, eerdere afwijzing van een klacht, onzekerheid over rechten, onduidelijkheid over waar en hoe een klacht kan worden ingediend en psychologische barrières. Het is niet verplicht de resultaten van een zaak bekend te maken, met als gevolg dat consumenten niet op de hoogte worden gebracht van inbreuken en de inbreuk makende handelaren niet worden afgeschrikt door imagoschade als gevolg van de bekendmaking. Bovendien worden procedures tot staking van inbreuken niet vaak gebruikt in geval van grensoverschrijdende inbreuken en werken bevoegde instanties van verschillende lidstaten onvoldoende samen om beste praktijken uit te wisselen of gemeenschappelijke strategieën te ontwikkelen teneinde wijdverspreide inbreuken tegen te gaan.

·Efficiëntie

De richtlijn betreffende het doen staken van inbreuken legt bonafide handelaren geen specifieke verplichtingen op, aangezien de richtlijn als doel heeft schendingen van het materiële Unierecht door handelaren te beëindigen. Evenzo leidt de procedure niet tot kosten voor individuele consumenten, aangezien zij geen partij zijn bij de procedure die door een bevoegde instantie wordt ingeleid. In zaken waarin een inbreuk wijdverspreide gevolgen heeft en individuele consumenten geen gerechtelijke stappen ondernemen om uiteenlopende redenen als gebrek aan kennis van hun rechten, gebrek aan financiële middelen of psychologische barrières, heeft de collectieve vordering door een bevoegde instantie met het oog op de beëindiging van de inbreuk en het verbod op de inbreuk in de toekomst, daarentegen positieve gevolgen voor alle getroffen consumenten. Uit de geschiktheidscontrole is gebleken dat de richtlijn voor bonafide handelaren geen andere kosten met zich brengt dan de kosten met betrekking tot de materiële regels. Aanvullende kosten zouden enkel voortvloeien uit eventuele lichtzinnige vorderingen. Tijdens de geschiktheidscontrole kon echter niet worden vastgesteld dat er in de EU op grond van de richtlijn door bevoegde instanties lichtzinnige vorderingen zijn ingesteld.

·Coherentie

De geschiktheidscontrole heeft bevestigd dat het toepassingsgebied van de richtlijn betreffende het doen staken van inbreuken zou moeten worden verruimd om meer EU-wetgeving die relevant is voor consumentenbescherming te bestrijken en ten minste in overeenstemming zou moeten worden gebracht met het toepassingsgebied van de verordening betreffende samenwerking met betrekking tot consumentenbescherming, zodat de richtlijn beter aansluit op andere op Uniniveau voorgeschreven verbodsprocedures.

·Relevantie

Uit de verzamelde gegevens en raadpleging van belanghebbenden is gebleken dat de richtlijn betreffende het doen staken van inbreuken nog steeds relevant is. De doelstellingen en inhoud ervan zijn in overeenstemming met de marktontwikkelingen en huidige behoeften en tendensen in het consumentengedrag. De evaluatie heeft aangetoond dat de doelstellingen inzake consumentenbescherming en internemarktintegratie nog steeds zeer relevant zijn.

·Toegevoegde waarde van de EU

De geschiktheidscontrole heeft aangetoond dat als de EU geen verplichting zou hebben ingevoerd om de collectieve belangen van consumenten te beschermen via een mechanisme voor collectieve handhaving in de vorm van een procedure tot staking van inbreuken, het niveau van consumentenbescherming in een aantal lidstaten lager zou zijn. Belanghebbenden hebben bevestigd dat de richtlijn betreffende het doen staken van inbreuken een toegevoegde waarde heeft, zowel in lidstaten waar voor het eerst procedures tot staking van inbreuken werden geïntroduceerd, als in de lidstaten waar de bestaande mechanismen door de goedkeuring van de richtlijn zijn verbeterd. Een aantal lidstaten beschikte al over procedures tot staking van inbreuken met betrekking tot specifieke soorten inbreuken, zoals oneerlijke handelspraktijken of oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten, maar hun wetgeving dekte nog niet alle gebieden van het consumentenrecht die nu in bijlage I bij de richtlijn zijn opgenomen.

In het verslag over collectieve vorderingen werd geconcludeerd dat de aanbeveling van de Commissie van 2013 een benchmark is geweest voor de beginselen van een Europees model voor collectief verhaal. Er werd echter ook opgemerkt dat de follow-up van de aanbeveling qua wetgeving beperkt was 24 . De mogelijkheden om de toegang tot de rechter te faciliteren, worden dus nog lang niet volledig benut. Hoewel de aanbeveling, gezien de verschillende gebieden waarop massaschade kan voorkomen, een horizontale dimensie heeft, is het ontbreken van een EU-breed mechanisme voor collectief verhaal met name praktisch relevant voor consumentenbescherming, zoals blijkt uit concrete zaken als dieselgate. De Commissie heeft aangekondigd dat zij zich in aansluiting op deze evaluatie vooral zou richten op het versterken van de aspecten van de richtlijn die betrekking hebben op handhaving en herstel.

Raadpleging van belanghebbenden

De voorgestelde richtlijn bouwt voort op de uitgebreide raadplegingen die in de periode 2016-2017 in het kader van de geschiktheidscontrole hebben plaatsgevonden, de oproep tot het indienen van feitelijke gegevens inzake collectief verhaal van 2017 en de aanvullende gerichte raadplegingen van relevante netwerken van autoriteiten van de lidstaten, rechtsbeoefenaren, consumentenorganisaties en bedrijfsorganisaties die hebben plaatsgevonden in het kader van de effectbeoordeling voor dit initiatief.

Uit de gerichte raadplegingen is gebleken dat met uitzondering van bedrijfsorganisaties, de meeste belanghebbenden in het algemeen de voorgestelde wijzigingen om de doeltreffendheid van vorderingen voor het beschermen van de collectieve belangen van consumenten, steunen. Met name de autoriteiten van de lidstaten en consumentenorganisaties waren voorstander van aanvullende verhaalsmogelijkheden in de richtlijn betreffende het doen staken van inbreuken. De meningen over de potentiële rol van bedrijfsorganisaties als bevoegde instanties waren verdeeld. Het merendeel van de belanghebbenden heeft aangegeven dat de voorgestelde wijzigingen de niet-naleving van het Unierecht zouden helpen te ontmoedigen en de schade voor consumenten in situaties van massaschade zouden helpen te beperken. In hun feedback op de aanvangseffectbeoordeling hebben vertegenwoordigers van het bedrijfsleven en overheidsdiensten twijfels geuit over de invoering van verhaalsmogelijkheden op Unieniveau, terwijl consumentenorganisaties, academische en onderzoeksinstellingen en burgers over het algemeen hun steun hebben uitgesproken. Het merendeel van de respondenten was het erover eens dat alle maatregelen op EU-niveau de rechtstradities van de lidstaten moeten respecteren en waarborgen tegen het risico van misbruik moeten bieden.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

Tussen 2007 en 2017 hebben de Commissie en externe contractanten verschillende enquêtes, raadplegingen en onderzoeken uitgevoerd inzake de toepassing van de richtlijn betreffende het doen staken van inbreuken, de procedurele bescherming van consumenten krachtens het EU-consumentenrecht en de stand van zaken inzake collectief verhaal in de EU, meest recentelijk bij de uitvoering van de aanbeveling van 2013.

De resultaten ervan zijn in aanmerking genomen bij dit wetgevingsvoorstel, met het oog op het bevorderen van de bescherming van de collectieve belangen van consumenten en het verbeteren van de verhaalsmogelijkheden.

Effectbeoordeling

Voor dit voorstel is een effectbeoordeling verricht 25 . De Raad voor regelgevingstoetsing (RSB) bracht op 12 januari 2018 eerst een negatief advies met uitvoerige opmerkingen uit. Na een belangrijke herziening van het eerste ontwerp bracht de RSB op 9 februari 2018 een gunstig advies 26 uit, met verdere opmerkingen over de opnieuw ingediende effectbeoordeling. In bijlage I bij de effectbeoordeling wordt uitgelegd hoe follow-up is gegeven aan de opmerkingen van de RSB. De RSB merkte allereerst op dat de effectbeoordeling de noodzaak van wetgevingsmaatregelen op Unieniveau inzake collectief verhaal, onvoldoende aantoont. Verschillende onderdelen werden gewijzigd, zodat duidelijker naar voren kwam dat optreden noodzakelijk is in het licht van de verschillende situaties van massaschade waarbij Europese consumenten geen verhaalsmogelijkheden hadden. Uit de informatie die de Commissie de afgelopen 15 jaar heeft verzameld, onder meer voor de voorbereiding van het Groenboek over collectief verhaal voor consumenten van 2008 en het Witboek betreffende schadevergoedingsacties wegens schending van de communautaire mededingingsregels van 2008, blijkt dat zonder een mechanisme voor collectief verhaal het niveau van bescherming ontoereikend zou zijn. De bevindingen van het verslag van de Commissie van 2018 over de aanbeveling van 2013, met name dat de aanbeveling in veel lidstaten slechts voor een beperkte verbetering zorgt, en de aanbeveling van het Europees Parlement van 2017 naar aanleiding van het onderzoek naar emissiemetingen in de automobielsector, werden verder onder de aandacht gebracht. Ook werd extra informatie toegevoegd over het aantal autoriteiten van de lidstaten dat tijdens de gerichte raadpleging aangaf voorstander te zijn van het toevoegen van verhaalsmechanismen aan de richtlijn betreffende het doen staken van inbreuken (het ging om 21 lidstaten) en werden de omschrijvingen van de omvang van de in de lidstaten vereiste juridische wijzigingen verder uitgewerkt.

Om de naleving te verbeteren, werden in de effectbeoordeling naast het basisscenario drie opties gegeven: (1) uitsluitend het afschrikkend effect en de evenredigheid van publieke handhaving bevorderen met strengere regels inzake sancties en een doeltreffendere procedure tot staking van inbreuken, (2) naast de bovengenoemde maatregelen ook voorzien in het recht van consumenten op individueel verhaal en (3) het toevoegen van verdere maatregelen inzake collectief verhaal voor consumenten. De voorkeursoptie was optie 3, waarbij alle maatregelen worden gecombineerd. Dit voorstel heeft betrekking op optie 3, betreffende een doeltreffendere procedure tot staking van inbreuken, met toevoeging van collectief verhaal voor consumenten.

Optie 1 omvatte een reeks wijzigingen van de procedure, die in dit voorstel zijn verwerkt. Uit de effectbeoordeling is gebleken dat er geen haalbare alternatieven zijn voor een herziening van de richtlijn, aangezien met een herziening de gemeenschappelijke problemen met betrekking tot de kosten, de duur en de complexiteit van de huidige procedure, die in alle desbetreffende raadplegingen ter sprake zijn gekomen, zouden worden aangepakt. Optie 3, de voorkeursoptie, neemt alle wijzigingen van optie 1 over en bevat voorts een sterker mechanisme voor collectief verhaal, waarin dit voorstel voorziet. Uit de effectbeoordeling is gebleken dat optie 3 doeltreffender zou zijn dan optie 1 om handelaren tot naleving van het EU-consumentenrecht aan te zetten. Het afschrikkend effect van verhaalsmogelijkheden voor slachtoffers van oneerlijke handelspraktijken, zou bijvoorbeeld sterker zijn bij optie 3. Dat kan worden afgeleid uit het Scorebord voor de consumentenvoorwaarden 27 , dat heeft aangetoond dat consumenten sneller gebruik zouden maken van de verhaalsmogelijkheden op grond van de richtlijn betreffende oneerlijke handelspraktijken als zij ook toegang zouden hebben tot een praktisch collectief mechanisme waarbij een bevoegde instantie de zaak in hun naam afhandelt. Dezelfde redenering geldt voor de algemene doelstellingen de belangen van consumenten te beschermen en een hoog niveau van consumentenbescherming te waarborgen. Deze doelstellingen kunnen het beste met optie 3 worden verwezenlijkt, aangezien deze optie de naleving van het EU-consumentenrecht het meest zou bevorderen. Sterkere mechanismen voor collectief verhaal zouden een hoger niveau van consumentenbescherming in situaties van massaschade garanderen en de schade voor de consumenten verminderen. Met betrekking tot de algemene doelstelling de goede werking van de interne markt te bevorderen, zouden alle drie de opties voor eerlijkere concurrentievoorwaarden zorgen, door inbreuk makende handelaren geen onbillijk voordeel te bieden ten opzichte van bonafide handelaren. Met optie 3 zouden echter de beste algemene resultaten voor bonafide handelaren worden bereikt, aangezien de invoering van krachtiger mechanismen voor collectief verhaal de eerlijke concurrentie verder zouden bevorderen ten gunste van bonafide handelaren.

Op het gebied van efficiëntie zouden alle opties in eerste instantie tot vertrouwdmakingskosten kunnen leiden, maar bonafide handelaren ook besparingen kunnen opleveren. In het kader van de raadplegingen voor de effectbeoordeling werden gegevens over kosten en besparingen verzameld, maar betrekkelijk weinig respondenten hebben kwantitatieve ramingen kunnen geven. In verband met optie 1 waren de meeste bedrijfsorganisaties van mening dat de herziening van de procedure tot staking van inbreuken de verzekeringspremies voor dekking tegen vorderingen in situaties van massaschade zou kunnen doen stijgen en het beroep op de richtlijn zou kunnen doen toenemen. Optie 3 omvat de kosten van optie 1 en de kosten met betrekking tot collectief verhaal. De nationale autoriteiten gaven uiteenlopende ramingen van de uitvoerings- en gebruikskosten voor rechters en administratieve autoriteiten, maar verwachten dat de kosten beperkt zullen zijn. Bevoegde instanties kwamen op basis van vergelijkbare cijfers tot verschillende conclusies over een toename of daling van de kosten. De kosten voor de uitvoering van optie 3 zouden voor bonafide handelaren te verwaarlozen zijn en zouden dalen voor handelaren die grensoverschrijdend opereren, ten gevolge van de verdere harmonisatie van de nationale procedures.

Aangezien optie 3 de meest brede optie is, brengt deze ook meer kosten met zich dan de andere opties. Anderzijds zouden alle opties besparingen opleveren voor handelaren die grensoverschrijdend actief zijn, doordat de regels verder worden geharmoniseerd. In het bijzonder zou er meer duidelijkheid ontstaan over de mogelijke gevolgen voor handelaren indien zij de relevante wetgeving niet naleven, waardoor de kosten voor risicobeoordeling zullen dalen en deze kosten preciezer zullen kunnen worden ingeschat. De kostenbesparingen zouden hoger zijn bij optie 3, omdat deze optie breder is dan de andere opties. Voor publieke handhavingsautoriteiten en rechters zouden alle opties een toename van de kosten met zich kunnen meebrengen, door een stijging van het aantal handhavings- en rechtszaken. Deze kosten zullen echter waarschijnlijk worden gecompenseerd door een algemene daling van het aantal inbreuken op het EU-consumentenrecht en door de stroomlijningseffecten en de procedurele efficiëntie waar alle drie de opties voor zorgen. Dergelijke kostenbesparingen zouden groter zijn bij optie 3, aangezien deze optie een ruimer toepassingsgebied en een groter afschrikkend effect heeft.

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

Aangezien het om een herziening van bestaande wetgeving gaat, valt het voorstel onder het programma van de Commissie voor gezonde en resultaatgerichte regelgeving ( Refit ). De Commissie heeft dus mogelijkheden onderzocht om de lasten te vereenvoudigen en te verminderen. Het voorstel heeft als belangrijkste doel het versterken van de representatieve vorderingen ten behoeve van de bescherming van de collectieve belangen van consumenten. Aangezien het Unierecht dat onder dit voorstel valt, van toepassing is op alle handelaren, waaronder micro-ondernemingen, wordt bij dit voorstel geen uitzondering gemaakt voor micro-ondernemingen.

Gezien het gebrek aan gegevens zijn de vereenvoudigingen niet becijferd. Uit de analyse blijkt evenwel dat door de ingebouwde waarborgen en de screening van de bevoegde instanties die representatieve vorderingen zouden kunnen instellen, de voorgestelde wetgeving naar verwachting niet zal leiden tot een grote toename van de kosten voor bonafide handelaren. Bovendien zullen handelaren in geval van inbreuken meer rechtszekerheid hebben, en profiteren van de mogelijkheid dat feitelijke en rechtsvragen die voor alle consumenten gelden die schade hebben geleden door een inbreuk, via één enkele representatieve vordering kunnen worden opgelost. Handelaren die grensoverschrijdend opereren, zouden hun kosten zien dalen door een verdere harmonisering van de nationale procedures voor het beschermen van de collectieve belangen van consumenten. Tot slot kan een versterking van representatieve vorderingen zorgen voor een gelijk speelveld voor handelaren.

Grondrechten

De voorgestelde richtlijn eerbiedigt de grondrechten en de beginselen die zijn vastgelegd in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, en moet worden uitgelegd en toegepast overeenkomstig die rechten en beginselen.

Het voorstel draagt met name bij tot het waarborgen van een hoog niveau van consumentenbescherming (artikel 38 van het Handvest).

Het voorstel zorgt er ook voor dat consumenten hun recht op een doeltreffende voorziening in rechte, als vastgelegd in artikel 47 van het Handvest, gemakkelijker kunnen uitoefenen, aangezien het voorgestelde model inzake representatieve vorderingen bijdraagt tot het waarborgen en handhaven van hun belangen. Het model inzake representatieve vorderingen kan met name een oplossing bieden voor situaties waarin individuele consumenten worden afgeschrikt een verhaalsprocedure voor de rechter in te stellen door, bijvoorbeeld, de hoge proceskosten, in het bijzonder in geval van vorderingen met een lage waarde. Tegelijkertijd wordt door het voorgestelde model de toegang van individuele consumenten tot de rechter niet verhinderd of belemmerd, overeenkomstig de vereisten van artikel 47. Bovendien voorziet het voorstel in een verplichting voor de lidstaten om ervoor te zorgen dat met de instelling van een representatieve vordering de verjaringstermijnen voor verhaalsmogelijkheden voor de betrokken consumenten worden opgeschort of onderbroken, indien de rechten in kwestie onderworpen zijn aan een verjaringstermijn op grond van het Unierecht of het nationaal recht.

Het voorstel zorgt voor een evenwicht tussen de collectieve belangen van consumenten en de rechten van handelaren in het kader van representatieve vorderingen en houdt ten volle rekening met de vereisten met betrekking tot de vrijheid van ondernemerschap (artikel 16 van het Handvest).

4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

De voorgestelde richtlijn bepaalt dat de lidstaten en de Commissie de samenwerking van bevoegde instanties en de uitwisseling en verspreiding van hun beste praktijken en ervaringen op het gebied van het oplossen van grensoverschrijdende en nationale inbreuken, moeten ondersteunen en faciliteren. Dit zal de Commissie extra werk opleveren, waarvoor naar schatting één voltijdse werkkracht nodig zal zijn. De noodzakelijke middelen zullen worden vrijgemaakt door een andere verdeling en andere inzet van het bestaande personeel.

Aanvullende kosten voor capaciteitsopbouw van bevoegde instanties en coördinatiewerkzaamheden kunnen door het programma “Rechten, gelijkheid en burgerschap 2014-2020” worden gedekt en vergelijkbare financieringsmogelijkheden kunnen ook worden opgenomen in het vervolgprogramma in het kader van het volgende meerjarig financieel kader. De details worden uiteengezet in het bij dit voorstel gevoegde financieel memorandum.

5.OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

De voorgestelde richtlijn voorziet in een door de Commissie uit te voeren periodieke toetsing van de gevolgen ervan. De Commissie zal nagaan hoe de in de richtlijn uiteengezette representatieve vorderingen in de Unie door de bevoegde instanties worden gebruikt.

Toelichtende stukken

Voor de doeltreffende omzetting van de voorgestelde richtlijn zijn specifieke en gerichte wijzigingen nodig van de relevante nationale regels. De voorgestelde richtlijn brengt een aantal belangrijke aspecten tot stand, die moeten worden aangevuld met verschillende procedurele regels op nationaal niveau. Voor het toezicht van de Commissie op de correcte omzetting van de richtlijn is het derhalve niet voldoende dat de lidstaten de tekst van hun uitvoeringsbepalingen toesturen, aangezien een algemene beoordeling van de uiteindelijke nationale regeling noodzakelijk kan zijn. Daarom moeten de lidstaten de Commissie ook toelichtende stukken toesturen waaruit blijkt via welke bestaande of nieuwe bepalingen van nationaal recht zij de afzonderlijke maatregelen uit de voorgestelde richtlijn willen uitvoeren.

Artikelsgewijze toelichting

In artikel 1 wordt het onderwerp van de richtlijn gedefinieerd. De richtlijn heeft, net als de voorganger ervan (Richtlijn 2009/22/EG), als doel ervoor te zorgen dat bevoegde instanties representatieve vorderingen kunnen instellen met het oog op het beschermen van de collectieve belangen van consumenten. Artikel 1 maakt duidelijk dat lidstaten kunnen voorzien in andere procedurele middelen om de collectieve belangen van consumenten op nationaal niveau te beschermen.

Artikel 2 specificeert het toepassingsgebied van de richtlijn, waarbij wordt verwezen naar het Unierecht dat is vermeld in bijlage I, dat specifieke bepalingen bevat die de relatie tussen handelaar en consument regelen en bijgevolg relevant is voor de bescherming van de collectieve belangen van consumenten. Het toepassingsgebied dekt derhalve alle inbreuken die handelaren maken op het in bijlage I opgenomen Unierecht en de collectieve belangen van consumenten schaden of zouden kunnen schaden, in allerhande sectoren, zoals financiële diensten, energie, telecommunicatie, gezondheid en milieu. Het toepassingsgebied omvat met name het Unierecht dat onder de huidige richtlijn betreffende het doen staken van inbreuken valt, en het is in overeenstemming gebracht met het toepassingsgebied van de herziene verordening betreffende samenwerking met betrekking tot consumentenbescherming (Verordening (EU) 2017/2394). Deze verordening versterkt de grensoverschrijdende publieke handhaving en maakt het voor de Commissie mogelijk gemeenschappelijke handhavingsactiviteiten voor het aanpakken van EU-brede inbreuken te entameren en te coördineren, zonder evenwel een verhaalsrecht te introduceren voor consumenten die door dergelijke grensoverschrijdende inbreuken schade hebben geleden. De specifieke maatregelen met betrekking tot individueel en collectief verhaal voor consumenten die door deze richtlijn worden geïntroduceerd, vullen bijgevolg de herziene verordening aan, om de doeltreffendheid ervan te bevorderen. Om te garanderen dat het toepassingsgebied van de richtlijn actueel blijft, zal de Commissie met zorg nagaan of het nodig is bepalingen tot wijziging van bijlage I op te nemen in eventuele toekomstige nieuwe Uniewetgeving die de relatie tussen handelaar en consument regelt. Aan de kwestie van het toepassingsgebied van de richtlijn zal ook bijzondere aandacht worden besteed bij de evaluatie van de richtlijn door de Commissie.

In artikel 3 worden de relevante definities voor de toepassing van de richtlijn gegeven, te weten de definities van “consument”, “handelaar”, “collectieve belangen van consumenten”, “representatieve vordering”, “praktijk” en “definitief besluit”.

In artikel 4 worden de criteria uiteengezet waaraan bevoegde instanties moeten voldoen om de bevoegdheid te hebben een representatieve vordering krachtens de richtlijn in te stellen, evenals de verplichtingen waaraan lidstaten moeten voldoen inzake de aanwijzing van bevoegde instanties. Bevoegde instanties zullen aan bepaalde criteria moeten voldoen en zullen in het bijzonder geen winstoogmerk mogen hebben en er een legitiem belang bij moeten hebben dat de bepalingen van de relevante Uniewetgeving worden nageleefd. Aangezien met name consumentenorganisaties en onafhankelijke overheidsorganen voor de status van bevoegde instantie in aanmerking zullen komen, voorziet deze bepaling ook in de mogelijkheid voor de lidstaten om te beslissen welke soort maatregelen door een specifiek type bevoegde instanties of door een specifieke bevoegde instantie mogen worden nagestreefd op grond van de richtlijn.

In artikel 5 worden de maatregelen uiteengezet die op grond van de richtlijn in het kader van representatieve vorderingen mogen worden gevorderd. Bij deze maatregelen kan het gaan om een bevel als voorlopige maatregel, een bevel waarbij een inbreuk wordt vastgesteld en maatregelen die de aanhoudende gevolgen van de inbreuk moeten opheffen, zoals een bevel tot herstel. Bevoegde instanties zullen de bovengenoemde maatregelen in het kader van één enkele representatieve vordering kunnen nastreven.

In artikel 6 worden de procedurele modaliteiten uiteengezet voor representatieve vorderingen waarbij een bevel tot herstel wordt gevraagd en waarin de richtlijn voorziet als maatregel om de aanhoudende gevolgen van inbreuken op te heffen. Als regel moet een bevel tot herstel mogelijk zijn. Bij wijze van uitzondering mogen lidstaten in complexe zaken de rechters en administratieve autoriteiten de bevoegdheid verlenen om in plaats van een bevel tot herstel een declaratoir besluit uit te vaardigen inzake de aansprakelijkheid van de handelaar jegens consumenten die door een inbreuk schade hebben geleden. In twee soorten zaken mag deze mogelijkheid echter niet beschikbaar zijn, en moet de rechter of administratieve autoriteit een bevel tot herstel uitvaardigen. De eerste soort omvat zaken waarin consumenten op wie eenzelfde praktijk betrekking heeft, kunnen worden geïdentificeerd en de consumenten een vergelijkbaar verlies hebben geleden wat betreft een bepaalde periode of aankoop, zoals in het geval van langdurige consumentenovereenkomsten. De tweede soort betreft zaken waarbij het om een geringe waarde gaat en de door de consumenten geleden schade zo klein is dat het onevenredig zou zijn om de schadevergoeding aan de consumenten uit te keren. In deze twee soorten zaken zijn ook specifieke procedurele modaliteiten noodzakelijk. Met name in de tweede soort zaken mogen lidstaten geen mandaat van de betrokken consumenten vereisen in het kader van de representatieve vordering en moeten de bedragen die als vergoeding worden uitgekeerd worden bestemd voor een publiek doel waarmee de collectieve belangen van consumenten worden gediend, zoals voorlichtingscampagnes.

Artikel 7 bepaalt dat bevoegde instanties volledig transparant moeten zijn over hun bron van financiering in het algemeen en met name over hun bron van financiering voor een specifieke representatieve vordering tot herstel, zodat rechters en administratieve autoriteiten kunnen nagaan of er sprake kan zijn van een belangenconflict tussen de derde partij-financier en de bevoegde instantie, het risico van misbruik van procesrecht, bijvoorbeeld door concurrenten, wordt voorkomen, en kan worden gecontroleerd of de derde partij-financier over voldoende middelen beschikt om zijn financiële verplichtingen jegens de bevoegde instantie na te komen indien de vordering niet slaagt.

In artikel 8 worden de regels vastgesteld inzake collectieve schikkingen op grond van de richtlijn. De lidstaten hebben de mogelijkheid de procedure vast te stellen via welke de rechter of de administratieve autoriteit een collectieve schikking kan goedkeuren die door een bevoegde instantie en de persoon die de inbreuk zou hebben gemaakt, is bereikt voordat de representatieve vordering inzake de betrokken praktijk van de betrokken handelaar van start is gegaan bij de rechter of de administratieve autoriteit in dezelfde lidstaat als die waarin de schikking is bereikt. De rechter of de administratieve autoriteit die de vordering behandelt, moet bij aanhangige representatieve vorderingen altijd de partijen kunnen uitnodigen tot het treffen van een schikking over herstel. In lidstaten die ervoor kiezen om in complexe zaken die niet vallen onder de twee specifieke soorten zaken waarin artikel 6, lid 3, voorziet, declaratoire besluiten toe te staan met betrekking tot de aansprakelijkheid van de inbreuk makende handelaar jegens de betrokken consumenten, zal de rechter of de administratieve autoriteit die het declaratoire besluit uitvaardigt de partijen bij de representatieve vordering altijd kunnen verzoeken een schikking te treffen inzake herstel. De collectieve schikkingen die in alle bovengenoemde situaties worden getroffen, zullen door de rechter of de administratieve autoriteit worden getoetst, om na te gaan of zij rechtmatig en billijk zijn. De consumenten op wie een goedgekeurde collectieve schikking betrekking heeft, zullen steeds de mogelijkheid hebben om het daarin geboden herstel te aanvaarden of te weigeren.

In artikel 9 worden de regels uiteengezet die de inbreuk makende handelaar ertoe verplichten de betrokken consumenten naar behoren in te lichten over definitieve bevelen, definitieve besluiten over maatregelen tot opheffing van de aanhoudende gevolgen van de inbreuk, met inbegrip van definitieve bevelen tot herstel, en indien van toepassing, declaratoire besluiten inzake de aansprakelijkheid van de handelaar jegens consumenten, en definitieve besluiten tot goedkeuring van collectieve schikkingen die op grond van de richtlijn mogelijk zijn. Deze bepaling waarborgt dat de consumenten op de hoogte zijn van de inbreuk en hun verhaalsmogelijkheden.

In artikel 10 worden de effecten vastgesteld van definitieve besluiten tot vaststelling van de schending van het Unierecht dat onder de richtlijn valt, bij nationale en grensoverschrijdende vorderingen tot herstel. Volgens deze bepalingen zullen definitieve besluiten door een rechter of een administratieve autoriteit in het kader van publieke handhavingsprocedures, definitieve bevelen waarbij een inbreuk op het Unierecht wordt vastgesteld of definitieve declaratoire besluiten inzake de aansprakelijkheid van de handelaar jegens consumenten die door een inbreuk schade hebben geleden in een representatieve vordering op grond van deze richtlijn, bewijskracht hebben bij volgende vorderingen tot herstel. Dergelijke vorderingen zouden kunnen worden ingesteld door individuele consumenten, in het kader van een representatieve vordering op grond van deze richtlijn, of in het kader van eventuele andere mechanismen voor collectief verhaal op grond van nationale regels. Wanneer een besluit waarbij een inbreuk wordt vastgesteld, definitief is geworden, dient dit besluit onweerlegbaar bewijs te vormen in alle volgende vorderingen tot herstel in de betrokken lidstaat. Op deze manier kunnen rechtsonzekerheid en onnodige kosten voor alle betrokken partijen, de rechterlijke macht inbegrepen, worden vermeden. Om diezelfde redenen zullen definitieve besluiten van de rechter of een administratieve autoriteit in publieke handhavingsprocedures en definitieve bevelen waarbij op grond van deze richtlijn een inbreuk wordt vastgesteld op het Unierecht, een weerlegbaar vermoeden opleveren dat een inbreuk op het Unierecht heeft plaatsgevonden. Voor declaratoire besluiten inzake de aansprakelijkheid van de handelaar jegens consumenten die door een inbreuk schade hebben geleden, wordt niet in een dergelijk effect voorzien, omdat de nationale regels inzake aansprakelijkheid binnen de EU sterk kunnen verschillen.

Artikel 11 voorziet in de opschortende werking van een representatieve vordering met betrekking tot verjaringstermijnen voor vorderingen tot herstel. Deze bepaling vormt een aanvulling op de bepalingen inzake de effecten van definitieve bevelen waarbij een inbreuk wordt vastgesteld in het kader van representatieve vorderingen op grond van de richtlijn en biedt consumenten die schade hebben geleden door een inbreuk een redelijke mogelijkheid tot verhaal, via een in hun naam op grond van de richtlijn ingestelde representatieve vordering dan wel via een individuele vordering.

Artikel 12 waarborgt de vlotheid tijdens de gehele procedure. De lidstaten moeten er op grond van dit artikel voor zorgen dat alle representatieve vorderingen zo vlot mogelijk verlopen en dat voor representatieve vorderingen waarbij om een voorlopig bevel wordt verzocht, een versnelde procedure wordt toegepast. Deze bepaling zorgt er ook voor dat alle schade die verder kan voortvloeien uit de praktijk van de handelaar waarop de representatieve vordering betrekking heeft, zo snel mogelijk wordt voorkomen.

Artikel 13 bevat de mogelijkheid voor de rechter of administratieve autoriteit die de representatieve vordering behandelt om op verzoek van de bevoegde instantie die de representatieve vordering heeft ingesteld, de verweerder te gelasten bewijs te verstrekken dat relevant voor de zaak is en waarover hij de beschikking heeft. De vaststelling van een inbreuk, het causale verband tussen de inbreuk en de schade van de consumenten, en de begroting van de schade die de betrokken consumenten daadwerkelijk hebben geleden, vereisen een feitelijke en economische analyse. Het relevante bewijs dat een bevoegde instantie nodig zal hebben om zijn zaak te bewijzen, zal gedeeltelijk in handen zijn van de verweerder en niet ter beschikking staan van de bevoegde instantie. Dit kan ook het geval zijn bij informatie die nodig is om de betrokken consumenten naar behoren in te lichten over de aanhangige representatieve vordering. Deze bepaling zal in alle lidstaten garant staan voor een minimale daadwerkelijke toegang tot de informatie die bevoegde instanties nodig hebben om hun eis te onderbouwen en de betrokken consumenten naar behoren over de aanhangige representatieve vordering in te lichten. Tegelijk vermijdt de richtlijn al te ruime en dure openbaarmakingsverplichtingen die buitensporige lasten voor de verweerders alsook een risico op misbruik zouden kunnen meebrengen. Een dergelijke openbaarmaking zal steeds onderworpen zijn aan een strikte rechterlijke en administratieve toetsing wat betreft noodzaak, omvang en evenredigheid.

Artikel 14 zorgt voor doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties in gevallen waarin de verweerder een definitief besluit dat door een rechter of een administratieve autoriteit in het kader van een representatieve vordering is uitgevaardigd, niet naleeft. Deze sancties zullen in alle lidstaten de vorm kunnen aannemen van een boete. Deze bepaling vormt een belangrijke prikkel voor verweerders om zich snel te schikken naar definitieve bevelen, bevelen tot herstel en goedgekeurde schikkingen.

Artikel 15 bevat de regels inzake de ondersteuning van bevoegde instanties. Dit artikel zorgt ervoor dat de kosten van de procedures bevoegde instanties er niet van weerhouden representatieve vorderingen op grond van de richtlijn in te stellen. De proceskosten mogen geen buitensporig obstakel vormen voor de uitoefening van het recht van de bevoegde instanties om te handelen in het openbaar belang om de collectieve belangen van consumenten te beschermen. Ook verplicht deze bepaling de lidstaten en de Commissie ertoe de samenwerking en de uitwisseling van ervaring tussen bevoegde instanties te ondersteunen en te faciliteren, teneinde het gebruik van representatieve vorderingen bij inbreuken met grensoverschrijdende implicaties, te bevorderen.

In artikel 16 worden de voor grensoverschrijdende representatieve vorderingen relevante regels uiteengezet. Dit artikel waarborgt de wederzijdse erkenning van de procesbevoegdheid van bevoegde instanties die vooraf in een lidstaat zijn aangewezen om representatieve vorderingen in te stellen in een andere lidstaat. Voorts voorziet dit artikel in de mogelijkheid voor bevoegde instanties van verschillende lidstaten om samen één representatieve vordering in te stellen bij één enkel forum dat krachtens het relevante Unierecht en de relevante nationale regels bevoegd is.

In de artikelen 17 tot en met 22 worden de bepalingen inzake de intrekking van Richtlijn 2009/22/EG, evaluatie en verslaglegging door de Commissie, omzetting, overgangsbepalingen, en de inwerkingtreding, temporele werkingssfeer en adressaten van de voorgestelde richtlijn, uiteengezet.

2018/0089 (COD)

Voorstel voor een

RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

betreffende representatieve vorderingen ter bescherming van de collectieve belangen van consumenten en tot intrekking van Richtlijn 2009/22/EG

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité 28 ,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)Deze richtlijn heeft ten doel het voor bevoegde instanties die de collectieve belangen van consumenten vertegenwoordigen, mogelijk te maken verhaal te halen door het instellen van representatieve vorderingen in geval van inbreuken op bepalingen van het Unierecht. De bevoegde instanties moeten om de beëindiging of het verbod van een inbreuk of om de bevestiging dat een inbreuk heeft plaatsgevonden, kunnen verzoeken, en verhaal kunnen halen, onder meer in de vorm van schadeloosstelling, reparatie of prijsvermindering, al naar gelang de mogelijkheden die de nationale wetgeving biedt.

(2)Richtlijn 2009/22/EG van het Europees Parlement en de Raad 29 maakte het voor bevoegde instanties mogelijk om representatieve vorderingen in te stellen die hoofdzakelijk strekten tot de beëindiging en het verbod van inbreuken op het Unierecht die de collectieve belangen van consumenten schaden. Die richtlijn bood echter onvoldoende oplossingen voor problemen in verband met de handhaving van consumentenrecht. Om onrechtmatige praktijken beter tegen te gaan en ervoor te zorgen dat consumenten minder schade lijden, moet het mechanisme voor de bescherming van collectieve belangen van consumenten worden verbeterd. Gelet op het grote aantal wijzigingen is het omwille van de duidelijkheid passend om Richtlijn 2009/22/EG te vervangen.

(3)Een representatieve vordering moet een effectieve en efficiënte manier bieden om de collectieve belangen van consumenten te beschermen. Zij moet het mogelijk maken dat bevoegde instanties optreden om ervoor te zorgen dat de relevante bepalingen van het Unierecht worden nageleefd en hindernissen overwinnen waarmee consumenten in geval van individuele vorderingen te maken hebben, zoals de onzekerheid over hun rechten en de beschikbare procedurele mechanismen, psychologische barrières om actie te ondernemen en het negatieve evenwicht tussen de verwachte kosten en baten van de individuele vordering.

(4)Het is belangrijk te zorgen voor de noodzakelijke balans tussen toegang tot de rechter en procedurele waarborgen tegen misbruik van procesrecht, die de mogelijkheid voor ondernemingen om op de interne markt te opereren, zouden kunnen belemmeren zonder dat daarvoor een rechtvaardiging bestaat. Om misbruik van representatieve vorderingen te voorkomen, moeten elementen als punitieve schadevergoeding en gebrek aan beperkingen met betrekking tot het recht een vordering in te stellen namens de benadeelde consumenten, worden vermeden en duidelijke regels worden vastgesteld inzake diverse procedurele aspecten, zoals de aanwijzing van bevoegde instanties, de herkomst van hun financiële middelen en de aard van de informatie die ter ondersteuning van de representatieve vordering wordt vereist. Deze richtlijn mag geen afbreuk doen aan nationale regels inzake de verwijzing in proceskosten.

(5)Inbreuken die de collectieve belangen van consumenten schaden, hebben vaak grensoverschrijdende gevolgen. Wanneer er in de Unie meer effectieve en efficiënte vorderingen zouden kunnen worden ingesteld, zouden consumenten meer vertrouwen in de interne markt hebben en hun rechten beter kunnen uitoefenen.

(6)De richtlijn dient een reeks gebieden te bestrijken, zoals gegevensbescherming, financiële diensten, reizen en toerisme, energie, telecommunicatie en milieu. Zij dient inbreuken te omvatten op bepalingen van het Unierecht die de belangen van consumenten beschermen, ongeacht of deze laatsten in de relevante Uniewetgeving worden aangeduid als consumenten dan wel als reizigers, gebruikers, klanten, niet-professionele beleggers, niet-professionele beleggers cliënten, of anderszins. Om een passende reactie te waarborgen op de zich qua vorm en omvang snel ontwikkelende inbreuken op het Unierecht, moet telkens wanneer een nieuwe handeling van de Unie wordt vastgesteld die relevant is voor de bescherming van de collectieve belangen van consumenten, worden overwogen of de bijlage bij de onderhavige richtlijn niet moet worden gewijzigd zodat deze richtlijn op die handeling van toepassing wordt.

(7)De Commissie heeft wetgevingsvoorstellen vastgesteld voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 261/2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en Verordening (EG) nr. 2027/97 betreffende de aansprakelijkheid van luchtvervoerders met betrekking tot het luchtvervoer van passagiers en hun bagage 30 en voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de rechten en verplichtingen van reizigers in het treinverkeer 31 . Het is daarom passend te bepalen dat de Commissie één jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn beoordeelt of de Unieregels op het gebied van de rechten van vliegtuigpassagiers en treinreizigers een afdoende niveau van consumentenbescherming bieden dat vergelijkbaar is met dat waarin deze richtlijn voorziet en de eventuele noodzakelijke conclusies trekt met betrekking tot het toepassingsgebied van deze richtlijn.

(8)Voortbouwend op Richtlijn 2009/22/EG dient deze richtlijn zowel op binnenlandse als grensoverschrijdende inbreuken betrekking te hebben, met name wanneer de consumenten op wie een inbreuk betrekking heeft in een of meer andere lidstaten wonen dan de lidstaat van vestiging van de handelaar die inbreuk maakt. Zij dient ook betrekking te hebben op inbreuken die zijn gestaakt voordat de representatieve vordering werd ingesteld of voltooid, aangezien het nog altijd noodzakelijk kan zijn herhaling van de praktijk te voorkomen, vast te stellen dat een bepaalde praktijk een inbreuk inhield en verhaal door de consument te vergemakkelijken.

(9)Deze richtlijn mag geen regels vaststellen van internationaal privaatrecht betreffende de rechtsmacht, de erkenning en tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen of toepasselijk recht. Op de in deze richtlijn vermelde representatieve vorderingen zijn de bestaande rechtsinstrumenten van de Unie van toepassing.

(10)Aangezien alleen bevoegde entiteiten representatieve vorderingen kunnen instellen, moeten zij voldoen aan de door deze richtlijn vastgestelde criteria, om ervoor te zorgen dat de collectieve belangen van consumenten passend worden vertegenwoordigd. Met name moeten zij naar behoren zijn opgericht volgens het recht van een lidstaat, waarbij het bij voorbeeld kan gaan om vereisten ten aanzien van het aantal leden en de mate van permanentie of om vereisten inzake transparantie over relevante aspecten van hun structuur, zoals hun oprichtingsstatuten, beheersstructuur, doelstellingen en werkmethoden. Ook mogen zij geen winstoogmerk hebben en dienen zij een legitiem belang te hebben bij het verzekeren van de naleving van het desbetreffende Unierecht. Deze criteria dienen zowel op de van tevoren aangewezen bevoegde entiteiten van toepassing te zijn, als op de entiteiten met een ad hoc-bevoegdheid die met het oog op een specifieke vordering in het leven zijn geroepen.

(11)Met name onafhankelijke overheidsinstanties en consumentenorganisaties dienen actief ervoor te zorgen dat de relevante bepalingen van het Unierecht worden nageleefd en zijn bij uitstek geschikt om als bevoegde instanties op te treden. Aangezien deze instanties toegang hebben tot diverse informatiebronnen met betrekking tot de praktijken van handelaren ten opzichte van consumenten en qua activiteiten verschillende prioriteiten hebben, moeten lidstaten vrij zijn om te beslissen om welke soorten maatregelen elk van deze bevoegde instanties in het kader van representatieve vorderingen kan verzoeken.

(12)Aangezien zowel gerechtelijke als administratieve procedures effectief en efficiënt kunnen bijdragen tot de bescherming van de collectieve belangen van consumenten, wordt het aan de lidstaten overgelaten om te bepalen of de representatieve vordering kan worden ingesteld in het kader van een gerechtelijke dan wel een administratieve procedure of in het kader van deze beide procedures, afhankelijk van het desbetreffende rechtsgebied of de desbetreffende economische sector. Dit doet geen afbreuk aan het recht op een doeltreffende voorziening in rechte krachtens artikel 47 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie, in het kader waarvan de lidstaten ervoor moeten zorgen dat consumenten en ondernemingen het recht hebben om bij een gerechtelijke instantie een doeltreffend rechtsmiddel in te stellen tegen een administratief besluit dat ingevolge nationale bepalingen ter uitvoering van deze richtlijn is genomen. Daarbij moeten partijen ook een besluit kunnen verkrijgen tot opschorting van de uitvoering van het bestreden besluit, overeenkomstig het nationale recht.

(13)Om de procedurele effectiviteit van representatieve vorderingen te vergroten, dienen bevoegde entiteiten de mogelijkheid te hebben om in het kader van een enkele representatieve vordering dan wel in het kader van afzonderlijke representatieve vorderingen om verschillende maatregelen te verzoeken. Deze maatregelen moeten ook kunnen bestaan in voorlopige maatregelen tot staking van een praktijk of het verbod van een praktijk wanneer deze niet plaats heeft gevonden, maar het gevaar bestaat dat deze consumenten ernstige of onomkeerbare schade zou berokkenen, maatregelen waarbij wordt vastgesteld dat een bepaalde praktijk een rechtsinbreuk inhoudt en die praktijk zo nodig wordt gestaakt of in het vervolg wordt verboden, alsook maatregelen waarbij de aanhoudende gevolgen van de inbreuk worden opgeheven, waaronder herstel. Wanneer zij maar een enkele vordering instellen, dienen bevoegde instanties bij de instelling van de vordering om alle relevante maatregelen te kunnen verzoeken dan wel eerst om het relevante bevel en vervolgens en indien passend om een bevel tot herstel te kunnen verzoeken.

(14)Een bevel is gericht op de bescherming van de collectieve belangen van consumenten, ongeacht het eventuele verlies of de eventuele schade die individuele consumenten feitelijk hebben geleden. Bij een bevel kunnen handelaren worden verplicht tot het nemen van specifieke maatregelen, zoals het verstrekken van informatie aan consumenten die eerder in strijd met wettelijke verplichtingen werd achtergehouden. Bij besluiten waarbij wordt vastgesteld dat een praktijk een inbreuk inhoudt, mag de vraag of de praktijk met opzet of door nalatigheid plaatsvond, geen rol spelen.

(15)De bevoegde entiteit die de representatieve vordering krachtens deze richtlijn instelt, dient partij bij de procedure te zijn. De consumenten op wie de inbreuk betrekking heeft, moeten over passende mogelijkheden beschikken om voordeel te hebben van de relevante resultaten van de representatieve vordering. Een krachtens deze richtlijn uitgevaardigd bevel mag geen afbreuk doen aan individuele vorderingen die zijn ingesteld door consumenten die schade hebben geleden door de praktijk waarop het bevel van toepassing is.

(16)Bevoegde instanties dienen ook om maatregelen te kunnen verzoeken tot opheffing van de aanhoudende gevolgen van de inbreuk. Deze maatregelen dienen de vorm aan te nemen van een bevel tot herstel waarbij de handelaar wordt verplicht om te zorgen voor onder andere schadeloosstelling, reparatie, vervanging, prijsvermindering, beëindiging van de overeenkomst of terugbetaling van de betaalde prijs, al naargelang dat passend en op grond van nationale wetgeving mogelijk is.

(17)De schadevergoeding die consumenten wordt toegekend in een situatie van massaschade mag niet hoger zijn dan het bedrag dat de handelaar overeenkomstig de toepasselijke nationale of Uniewetgeving verschuldigd is om de feitelijke schade te dekken die zij hebben geleden. Met name moet punitieve schadevergoeding, die tot overcompensatie leidt van de geleden schade ten gunste van de eisende partij, worden vermeden.

(18)De lidstaten kunnen van bevoegde instanties eisen dat zij voldoende informatie verstrekken ter ondersteuning van een representatieve vordering tot herstel, zoals een beschrijving van de groep consumenten waarop een inbreuk betrekking heeft en de feitelijke en juridische kwesties die in het kader van de representatieve vordering moeten worden opgelost. Van de bevoegde instantie mag niet worden geëist dat deze alle consumenten op wie een inbreuk betrekking heeft individueel identificeert alvorens de vordering in te stellen. Bij representatieve vorderingen tot herstel moet de rechter of administratieve autoriteit zo vroeg mogelijk in de procedure nagaan of de zaak geschikt is om het voorwerp van een representatieve vordering te vormen, gelet op de aard van de inbreuk en de kenmerken van de door de betrokken consumenten geleden schade.

(19)Lidstaten moeten kunnen beslissen of hun rechter of nationale autoriteit bij wie een representatieve vordering tot herstel is ingediend, bij wijze van uitzondering in plaats van een bevel tot herstel een declaratoir besluit mag uitvaardigen inzake de aansprakelijkheid van de handelaar jegens de consumenten die schade hebben geleden door een inbreuk, waarop individuele consumenten zich bij een volgende vordering tot herstel rechtstreeks kunnen beroepen. Deze mogelijkheid moet beperkt blijven tot naar behoren gemotiveerde gevallen waarin de kwantificering van de individuele schadeloosstelling die moet worden toegekend aan elk van de consumenten op wie de representatieve vordering betrekking heeft, complex is en het niet efficiënt zou zijn deze in het kader van de representatieve vordering uit te voeren. Declaratoire besluiten mogen niet worden uitgevaardigd in situaties die niet complex zijn, met name niet wanneer de betrokken consumenten kunnen worden geïdentificeerd en de consumenten een vergelijkbare schade hebben geleden met betrekking tot een bepaalde periode of aankoop. Evenzo mogen er geen declaratoire besluiten worden uitgevaardigd wanneer het bedrag van de door elk van de consumenten geleden schade zo klein is dat het niet waarschijnlijk is dat individuele consumenten individueel herstel zullen vorderen. De rechter of nationale autoriteit dient zijn keuze voor een declaratoir besluit in plaats van een bevel tot herstel in een specifiek geval, naar behoren te motiveren.

(20)Wanneer consumenten op wie eenzelfde praktijk betrekking heeft, geïdentificeerd kunnen worden en vergelijkbare schade hebben geleden met betrekking tot bepaalde een periode of aankoop, zoals in het geval van langdurige consumentenovereenkomsten, kan de rechter of administratieve autoriteit de groep consumenten op wie de inbreuk betrekking heeft, in de loop van de behandeling van de representatieve vordering duidelijk definiëren. Met name zou de rechter of administratieve autoriteit de handelaar die inbreuk maakt, kunnen vragen om relevante informatie te verstrekken, zoals de identiteit van de betrokken consumenten en de duur van de praktijk. Om redenen van snelheid en efficiëntie zouden lidstaten in deze gevallen kunnen overwegen om consumenten overeenkomstig hun nationale wetgeving de mogelijkheid te bieden rechtstreeks voordeel te genieten van een bevel tot herstel na de uitvaardiging daarvan, zonder dat zij vóór de uitvaardiging van het bevel tot herstel hun individuele mandaat hoeven te verlenen.

(21)In zaken waarin het om een geringe waarde gaat, zullen consumenten waarschijnlijk geen vordering instellen om hun rechten te doen gelden, aangezien het individuele voordeel niet zou opwegen tegen de vereiste inspanning. Wanneer eenzelfde praktijk een aantal consumenten betreft, kan het gecumuleerde verlies echter aanzienlijk zijn. In dergelijke gevallen kan een rechter of autoriteit van mening zijn dat het onevenredig is om de schadevergoeding aan de betrokken consumenten uit te keren, bijvoorbeeld omdat dit te belastend of onuitvoerbaar is. De schadevergoeding die via een representatieve vordering is verkregen, zou daarom beter de bescherming van collectieve belangen van consumenten ten goede komen en moeten worden aangewend voor een relevant publiek doel, zoals een fonds voor rechtsbijstand aan consumenten, voorlichtingscampagnes of consumentenbewegingen.

(22)Maatregelen die gericht zijn op de opheffing van de aanhoudende gevolgen van een inbreuk kunnen alleen worden gevorderd op basis van een definitief besluit waarbij een inbreuk is vastgesteld op het binnen het toepassingsgebied van deze richtlijn vallend Unierecht, die het collectieve belang van consumenten schaadt, zoals een in het kader van de representatieve vordering uitgevaardigd definitief bevel. Maatregelen tot opheffing van de aanhoudende gevolgen van de inbreuk kunnen met name worden gevorderd op basis van definitieve besluiten van een rechter of administratieve autoriteit in het kader van handhavingsactiviteiten die worden geregeld bij Verordening (EU) 2017/2394 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 betreffende samenwerking tussen de nationale autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2006/2004 32 .

(23)Deze richtlijn voorziet in een procedureel mechanisme, dat niet van invloed is op de regels tot vaststelling van materiele rechten van consumenten op contractuele en niet-contractuele rechtsmiddelen wanneer hun belangen door een inbreuk zijn geschonden, zoals het recht op schadevergoeding, beëindiging van de overeenkomst, terugbetaling, vervanging, reparatie of prijsvermindering. Een representatieve vordering waarbij op grond van deze richtlijn herstel wordt gevorderd, kan alleen worden ingesteld wanneer het Unierecht of het nationale recht in dergelijke materiële rechten voorziet.

(24)Deze richtlijn vervangt bestaande nationale mechanismen voor collectief verhaal niet. Rekening houdend met de rechtstradities van de lidstaten, laat deze richtlijn het aan de beslissing van deze laatstgenoemde over of zij de hierin bedoelde representatieve vordering vorm geven als onderdeel van een bestaand of toekomstig mechanisme voor collectief verhaal dan wel als een alternatief daarvoor, mits het nationale mechanisme voldoet aan de in deze richtlijn vastgestelde modaliteiten.

(25)Bevoegde instanties dienen volledig transparant te zijn over de bron van financiering van hun activiteit in het algemeen en over de middelen ter ondersteuning van een specifieke representatieve vordering tot herstel, om rechters of administratieve autoriteiten in staat te stellen te beoordelen of er een belangenconflict kan bestaan tussen een derde partij-financier en de bevoegde instantie en om het gevaar van misbruik van procesrecht te vermijden, alsook om te beoordelen of de derde partij-financier over voldoende middelen beschikt om aan zijn financiële verplichtingen jegens de bevoegde instantie te voldoen. De informatie die de bevoegde instantie aan de rechter of administratieve autoriteit verstrekt die de representatieve vordering beoordeelt, moet deze in staat stellen om te beoordelen of de derde partij procedurele beslissingen van de bevoegde entiteit in het kader van de representatieve vordering kan beïnvloeden, onder meer in geval van schikkingen, en of de derde partij financiële middelen verstrekt voor een representatieve vordering tot herstel jegens een verweerder die zijn concurrent is of jegens een verweerder van wie hij afhankelijk is. Als van een van deze situaties sprake blijkt te zijn, dient de rechter of administratieve autoriteit de bevoegdheid te hebben om de bevoegde instantie ertoe te verplichten om de desbetreffende financiering te weigeren en om, zo nodig, de procesbevoegdheid van de bevoegde instantie in een specifiek geval te verwerpen.

(26)Collectieve buitengerechtelijke schikkingen waarbij benadeelde consumenten herstel wordt geboden, moeten worden aangemoedigd, zowel vóór de instelling van de representatieve vordering als tijdens eender welk stadium daarvan.

(27)Lidstaten kunnen bepalen dat een bevoegde instantie en een handelaar die een schikking hebben getroffen over herstel voor consumenten die het slachtoffer zijn van een beweerdelijk illegale praktijk van die handelaar, gezamenlijk een rechter of administratieve autoriteit kunnen verzoeken om die schikking goed te keuren. Een dergelijk verzoek mag door de rechter of administratieve autoriteit alleen worden toegelaten wanneer er geen andere representatieve vordering inzake dezelfde praktijk aanhangig is. Een bevoegde rechter of administratieve autoriteit die een dergelijke collectieve schikking goedkeurt, dient rekening te houden met de belangen en rechten van alle betrokken partijen, met inbegrip van individuele consumenten. De betrokken individuele consumenten dienen de mogelijkheid te krijgen om te aanvaarden of te weigeren door een dergelijke schikking gebonden te zijn.

(28)De rechter en de administratieve autoriteiten dienen de bevoegdheid te hebben de handelaar die inbreuk maakt en de bevoegde instantie die de representatieve vordering heeft ingesteld, uit te nodigen om onderhandelingen te beginnen teneinde tot een schikking te komen over het herstel dat de betrokken consumenten moet worden geboden. Bij het besluit of partijen worden uitgenodigd om een geschil buitengerechtelijk te beslechten, moet rekening worden gehouden met het soort inbreuk waarop de vordering betrekking heeft, de kenmerken van de betrokken consumenten, de mogelijke vormen van het te bieden herstel, de bereidheid van partijen om te schikken en de snelheid van de procedure.

(29)Teneinde herstel voor individuele consumenten dat wordt gevorderd op basis van in het kader van representatieve vorderingen afgegeven declaratoire definitieve besluiten inzake de aansprakelijkheid van de handelaar jegens de consumenten die schade van een inbreuk hebben ondervonden, te vereenvoudigen, moet de rechter of administratieve autoriteit die het besluit heeft uitgevaardigd, de bevoegdheid krijgen om van de bevoegde instantie en de handelaar te verlangen dat zij tot een collectieve schikking komen.

(30)Elke buitengerechtelijke schikking die wordt bereikt in het kader van een representatieve vordering of is gebaseerd op een definitief declaratoir besluit, moet door de relevante rechter of administratieve autoriteit worden goedgekeurd, om ervoor dat te zorgen dat deze rechtmatig en billijk is, rekening houdend met de belangen en rechten van alle betrokken partijen. De betrokken individuele consumenten dienen de mogelijkheid te krijgen om te aanvaarden of te weigeren door een dergelijke schikking gebonden te zijn.

(31)Voor het welslagen van een representatieve vordering is het essentieel dat consumenten daarover worden geïnformeerd. Consumenten moeten worden geïnformeerd over aanhangige representatieve vorderingen, het feit dat een praktijk van een handelaar als een rechtsinbreuk is aangemerkt, hun rechten naar aanleiding van de vaststelling van een inbreuk en eventuele vervolgstappen die door de betrokken consumenten moeten worden genomen, met name voor het verkrijgen van herstel. Voor de afschrikking van handelaren die op de rechten van consumenten inbreuk maken, zijn ook de reputatierisico’s in verband met de verspreiding van informatie over de inbreuk van belang .

(32)Om doeltreffend te zijn, dient de informatie te passen bij de omstandigheden van het geval en daarmee in verhouding te staan. De handelaar die inbreuk maakt, dient alle betrokken consumenten te informeren over definitieve bevelen tot staking en bevelen tot herstel die in het kader van een representatieve vordering zijn uitgevaardigd alsook over een door een rechter of administratieve autoriteit goedgekeurde schikking. Dergelijke informatie kan bijvoorbeeld worden verstrekt via de website van de handelaar, sociale media, online marktplaatsen, of bekende kranten, waaronder kranten die uitsluitend via elektronische communicatiemiddelen worden verspreid. Zo mogelijk moeten consumenten individueel worden geïnformeerd via elektronische of papieren brieven. Deze informatie moet op verzoek worden verstrekt in een formaat dat toegankelijk is voor personen met een handicap.

(33)Om de rechtszekerheid te vergroten, inconsistentie bij de toepassing van het Unierecht te vermijden en de effectiviteit en procedurele efficiëntie van representatieve vorderingen en mogelijke vervolgvorderingen tot herstel te vergroten, mag de vaststelling van een inbreuk in een door een administratieve autoriteit of rechterlijke instantie uitgevaardigd definitief besluit, met inbegrip van een definitief bevel krachtens deze richtlijn, niet opnieuw het voorwerp van een geschil vormen in het kader van volgende rechtsvorderingen inzake dezelfde inbreuk door dezelfde handelaar, wat betreft de aard van de inbreuk en de materiele, persoonlijke, temporele en territoriale werkingssfeer daarvan, als bepaald bij dat definitieve besluit. Wanneer een vordering die is gericht op maatregelen tot het beëindigen van de aanhoudende gevolgen van de inbreuk, met inbegrip van herstelmaatregelen, wordt ingesteld in een andere lidstaat dan de lidstaat waar een definitief besluit waarbij de betreffende inbreuk is vastgesteld, werd uitgevaardigd, dient er op grond van dat besluit een weerlegbaar vermoeden te bestaan dat de inbreuk heeft plaatsgevonden.

(34)De lidstaten moeten ervoor zorgen dat individuele vorderingen tot herstel kunnen worden gebaseerd op een definitief declaratoir besluit dat in het kader van een representatieve vordering is uitgevaardigd. Dergelijke vorderingen moeten via snelle en vereenvoudigde procedures kunnen worden ingesteld.

(35)Vorderingen tot herstel die zijn gebaseerd op de vaststelling van een inbreuk bij een definitief bevel of bij een definitief declaratoir besluit inzake de aansprakelijkheid van de handelaar op grond van deze richtlijn jegens de consumenten die schade hebben geleden, mogen niet worden belemmerd door nationale regels inzake verjaringstermijnen. De instelling van een representatieve vordering moet leiden tot opschorting of onderbreking van de verjaringstermijnen voor eventuele vorderingen tot herstel voor de consumenten waarop deze representatieve vordering betrekking heeft.

(36)Representatieve vorderingen waarbij om een bevel wordt gevraagd, moeten met de nodige procedurele snelheid worden behandeld. Een verzoek om een bevel bij wege van voorlopige voorziening moet altijd via een versnelde procedure worden behandeld teneinde eventuele schade of verdere schade als gevolg van de inbreuk te voorkomen.

(37)Bewijsmateriaal vormt een belangrijk element bij de vaststelling of een bepaalde praktijk een rechtsinbreuk vormt, de vaststelling of er gevaar van herhaling bestaat, de vaststelling op welke consumenten een inbreuk betrekking heeft, het besluit inzake herstel en het passend informeren van consumenten op wie een representatieve vordering betrekking heeft over de aanhangige procedure en de definitieve resultaten daarvan. Betrekkingen tussen ondernemingen en consumenten worden echter gekenmerkt door informatieasymmetrie en het kan zijn dat de handelaar als enige over de noodzakelijke informatie beschikt, waardoor deze voor de bevoegde instantie niet toegankelijk is. Bevoegde instanties moet daarom het recht worden gegeven om de bevoegde rechter of administratieve autoriteit te verzoeken om openbaarmaking door de handelaar van informatie die relevant voor hun vordering is of die nodig is om de betrokken consumenten naar behoren over de representatieve vordering te informeren, zonder dat zij de individuele bewijsstukken hoeven te specificeren. De noodzaak, reikwijdte en evenredigheid van een dergelijke openbaarmaking moeten zorgvuldig worden beoordeeld door de rechter of administratieve autoriteit die de representatieve vordering beoordeelt, rekening houdend met de bescherming van de legitieme belangen van derden en onverminderd het toepasselijke Unierecht en de toepasselijke nationale regels inzake vertrouwelijkheid.

(38)Om ervoor te zorgen dat de representatieve vorderingen doeltreffend zijn, moeten handelaren die inbreuk maken, doeltreffende, afschrikkende en evenredige sancties kunnen verwachten wanneer zij niet voldoen aan een definitief besluit naar aanleiding van de representatieve vordering.

(39)Gelet op het feit dat met representatieve vorderingen een algemeen belang wordt nagestreefd in de zin van de bescherming van de collectieve belangen van consumenten, moeten lidstaten ervoor zorgen dat de kosten van de procedures bevoegde instanties niet ervan weerhouden om krachtens deze richtlijn representatieve vorderingen in te stellen.

(40)Samenwerking en uitwisseling van informatie tussen bevoegde instanties van verschillende lidstaten is nuttig gebleken voor de aanpak van grensoverschrijdende inbreuken. Het is nodig de maatregelen op het gebied van capaciteitsopbouw en samenwerking in stand te houden en uit te breiden tot een groter aantal bevoegde instanties in de Unie, zodat vaker representatieve acties met grensoverschrijdende gevolgen worden ingesteld.

(41)Om inbreuken met grensoverschrijdende implicaties effectief aan te pakken, moet ervoor worden gezorgd dat de procesbevoegdheid van de bevoegde instanties die in een lidstaat van tevoren zijn aangewezen om in een andere lidstaat representatieve vorderingen in te stellen, wederzijds wordt erkend. Voorts moeten bevoegde instanties uit verschillende lidstaten hun krachten ten overstaan van een enkel forum kunnen bundelen in een enkele representatieve vordering, overeenkomstig de desbetreffende regels inzake rechterlijke bevoegdheid. Omwille van efficiëntie en effectiviteit zou een bevoegde instantie de mogelijkheid moeten hebben om een representatieve vordering in te stellen namens andere bevoegde instanties die consumenten uit verschillende lidstaten vertegenwoordigen.

(42)Deze richtlijn eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die met name zijn erkend in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Deze richtlijn moet dan ook worden uitgelegd en toegepast in overeenstemming met deze rechten en beginselen, waaronder die met betrekking tot het recht op een doeltreffende voorziening in rechte en op een onpartijdig gerecht, alsook het recht van verweer.

(43)Op het gebied van milieurecht houdt deze richtlijn rekening met het Verdrag betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden van de Economische Commissie van de Verenigde Naties voor Europa (“Verdrag van Aarhus”).

(44)De doelstellingen van deze richtlijn, te weten de invoering van een mechanisme inzake representatieve vorderingen voor de bescherming van de collectieve belangen van consumenten teneinde een hoog niveau van consumentenbescherming in de Unie en de goede werking van de interne markt te waarborgen, kunnen niet voldoende worden gerealiseerd door maatregelen van uitsluitend de lidstaten, maar vanwege de grensoverschrijdende gevolgen van representatieve vorderingen beter worden gerealiseerd op het niveau van de Unie. Daarom kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(45)Overeenkomstig de gezamenlijke politieke verklaring van 28 september 2011 van de lidstaten en de Commissie over toelichtende stukken 33 hebben de lidstaten zich ertoe verbonden om in gerechtvaardigde gevallen de kennisgeving van hun omzettingsmaatregelen vergezeld te doen gaan van een of meer stukken waarin het verband tussen de onderdelen van een richtlijn en de overeenkomstige delen van de nationale omzettingsinstrumenten wordt toegelicht. Met betrekking tot deze richtlijn acht de wetgever de toezending van die stukken gerechtvaardigd.

(46)Het is passend om bepalingen voor de toepassing van deze richtlijn in de tijd vast te stellen,

(47)Richtlijn 2009/22/EG dient derhalve te worden ingetrokken,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Hoofdstuk 1

Onderwerp, toepassingsgebied en definities

Artikel 1

Onderwerp

1.Deze richtlijn bevat regels op grond waarvan bevoegde instanties representatieve vorderingen kunnen instellen ten behoeve van de bescherming van de collectieve belangen van consumenten, met passende waarborgen ter vermijding van misbruik van procesrecht.

2.Deze richtlijn belet de lidstaten niet bepalingen vast te stellen of te handhaven waarbij bevoegde instanties of eventuele andere betrokkenen andere procedurele middelen worden geboden om vorderingen in te stellen met het oog op de bescherming van de collectieve belangen van consumenten op nationaal niveau.

Artikel 2

Toepassingsgebied

1.Deze richtlijn is van toepassing op representatieve vorderingen die worden ingesteld inzake inbreuken door handelaren op de in bijlage I vermelde bepalingen van Unierecht die de collectieve belangen van consumenten schaden of kunnen schaden. Zij is van toepassing op binnenlandse en grensoverschrijdende inbreuken, ook wanneer deze inbreuken zijn beëindigd voordat de representatieve vordering werd ingesteld of voordat de representatieve vordering werd afgesloten.

2.Deze richtlijn doet geen afbreuk aan voorschriften waarbij contractuele en niet-contractuele rechtsmiddelen worden vastgesteld waarover consumenten met betrekking tot dergelijke inbreuken krachtens de Unie- of nationale wetgeving beschikken.

3.Deze richtlijn doet geen afbreuk aan de voorschriften van de Unie inzake internationaal privaatrecht, in het bijzonder voorschriften met betrekking tot de rechterlijke bevoegdheid en het toepasselijke recht.

Artikel 3

Definities

Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

(1)“consument”: iedere natuurlijke persoon die handelt voor doeleinden buiten zijn handels-, bedrijfs-, ambachts- of beroepsactiviteit;

(2)“handelaar”: iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon, ongeacht of deze in publieke of private handen is, die handelt voor doeleinden die betrekking hebben op zijn handel, bedrijf, ambacht of beroep, waaronder via een andere persoon die in zijn naam of namens hem handelt;

(3)“collectieve belangen van consumenten”: de belangen van een aantal consumenten;

(4)“representatieve vordering”: een vordering ter bescherming van de collectieve belangen van consumenten waarbij de betrokken consumenten geen partij zijn;

(5)“praktijk”: een handelen of nalaten door een handelaar;

(6)“definitief besluit”: een besluit van een rechter van een lidstaat waartegen geen of niet meer beroep kan worden ingesteld dan wel een besluit van een administratieve autoriteit dat niet meer door de rechter kan worden getoetst.

Hoofdstuk 2

Representatieve vorderingen

Artikel 4

Bevoegde instanties

1.De lidstaten zorgen ervoor dat representatieve vorderingen kunnen worden ingesteld door bevoegde instanties die, op hun verzoek, daartoe van tevoren door de lidstaten zijn aangewezen en op een openbaar toegankelijke lijst zijn geplaatst.

De lidstaten wijzen een instantie als bevoegde instantie aan wanneer deze aan de volgende criteria voldoet:

(a)zij is naar behoren opgericht volgens het recht van een lidstaat;

(b)zij heeft er een legitiem belang bij ervoor te zorgen dat de bepalingen van het Unierecht waarop deze richtlijn betrekking heeft, in acht worden genomen;

(c)zij heeft geen winstoogmerk.

De lidstaten beoordelen regelmatig of een bevoegde entiteit nog aan deze criteria voldoet. De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde instantie haar status uit hoofde van deze richtlijn verliest wanneer zij niet langer aan een of meer van de in lid 1 genoemde criteria voldoet.

2.De lidstaten kunnen een bevoegde instantie op haar verzoek ad hoc aanwijzen met het oog op een bepaalde representatieve vordering, wanneer zij voldoet aan de in lid 1 genoemde criteria.

3.De lidstaten zorgen ervoor dat met name consumentenorganisaties en onafhankelijke openbare instanties in aanmerking komen voor de status van bevoegde instantie. De lidstaten kunnen consumentenorganisaties die leden uit meer dan één lidstaat vertegenwoordigen, aanwijzen als bevoegde instantie.

4.De lidstaten kunnen regels vaststellen die nader omschrijven welke bevoegde instanties al de in de artikelen 5 en 6 bedoelde maatregelen kunnen vorderen en welke bevoegde instanties slechts een of meer van deze maatregelen kunnen vorderen.

5.De vervulling door een bevoegde instantie van de in lid 1 bedoelde criteria doet geen afbreuk aan het recht van de rechter of administratieve autoriteit om te onderzoeken of de doelstelling van de bevoegde instantie rechtvaardigt dat zij in een specifiek geval een vordering instelt overeenkomst artikel 5, lid 1.

Artikel 5

Representatieve vorderingen ter bescherming van de collectieve belangen van consumenten

1.De lidstaten zorgen ervoor dat bevoegde instanties representatieve vorderingen kunnen instellen bij nationale rechters of administratieve autoriteiten, mits er een direct verband bestaat tussen de voornaamste doelstellingen van de instantie en de krachtens het Unierecht toegekende rechten die beweerdelijk zijn geschonden en ten aanzien waarvan de vordering is ingesteld.

2.De lidstaten zorgen ervoor dat bevoegde instanties het recht hebben representatieve vorderingen in te stellen waarbij de volgende maatregelen worden gevraagd:

(a)een bevel, als voorlopige maatregel, tot staken van de praktijk dan wel, wanneer de praktijk nog niet heeft plaatsgevonden, maar op het punt staat plaats te vinden, waarbij de praktijk wordt verboden;

(b)een bevel waarbij wordt vastgesteld dat de praktijk een rechtsinbreuk inhoudt en waarbij, indien noodzakelijk, het staken van de praktijk wordt gelast, of waarbij, wanneer de praktijk nog niet heeft plaatsgevonden, maar op het punt staat plaats te vinden, de praktijk wordt verboden.

Om een vordering tot uitvaardiging een bevel in te kunnen stellen, hoeven bevoegde instanties geen mandaat van de betrokken individuele consumenten te verkrijgen of bewijs over te leggen van door de betrokken consumenten daadwerkelijk geleden verlies of schade, noch van opzet of onachtzaamheid van de handelaar.

3.De lidstaten zorgen ervoor dat bevoegde instanties het recht hebben representatieve vorderingen in te stellen waarbij maatregelen worden gevraagd om de aanhoudende gevolgen van de inbreuk op te heffen. Deze maatregelen worden gevorderd op grond van een definitief besluit waarbij wordt vastgesteld dat een praktijk een inbreuk op het in bijlage I vermelde Unierecht inhoudt die de collectieve belangen van consumenten schaadt, waaronder een in lid 2, onder b), bedoeld definitief bevel.

4.Onverminderd artikel 4, lid 4, zorgen de lidstaten ervoor dat bevoegde instanties in het kader van een enkele representatieve vordering zowel maatregelen tot opheffing van de aanhoudende gevolgen van de inbreuk kunnen vorderen, als de in lid 2 bedoelde maatregelen.

Artikel 6

Maatregelen tot herstel

1.Met het oog op de toepassing van artikel 5, lid 3, zorgen de lidstaten ervoor dat bevoegde entiteiten het recht hebben om representatieve vorderingen in te stellen waarbij om een bevel tot herstel wordt verzocht dat de handelaar verplicht om te zorgen voor, onder meer, schadeloosstelling, reparatie, vervanging, prijsvermindering, beëindiging van de overeenkomst of terugbetaling van het betaalde bedrag, al naar gelang het geval. Een lidstaat kan voorschrijven dat de betrokken individuele consumenten een mandaat moeten verlenen alvorens een declaratoir besluit wordt genomen of een bevel tot herstel wordt uitgevaardigd.

De bevoegde instantie verstrekt voldoende informatie als vereist krachtens nationaal recht ter ondersteuning van de vordering, waaronder een omschrijving van de consumenten waarop de vordering betrekking heeft en van de feitelijke en juridische kwesties die moeten worden opgelost.

2.In afwijking van lid 1 kunnen de lidstaten een rechter of administratieve autoriteit de bevoegdheid verlenen om, in naar behoren gemotiveerde gevallen, waarin vanwege de kenmerken van de individuele schade van de betrokken consumenten de kwantificering van individueel herstel complex is, in plaats van een bevel tot herstel, een declaratoir besluit uit te vaardigen inzake de aansprakelijkheid van de handelaar jegens de consument die schade heeft geleden door een inbreuk op het in bijlage I vermelde Unierecht.

3.Lid 2 geldt niet in gevallen waarin:

(c)de consumenten op wie de inbreuk betrekking heeft, kunnen worden geïdentificeerd en vergelijkbare schade hebben geleden als gevolg van dezelfde praktijk met betrekking tot een bepaalde periode of aankoop. In dergelijke gevallen vormt het vereiste dat de betrokken individuele consumenten een mandaat verlenen geen voorwaarde voor het inleiden van de vordering. De vergoeding is bestemd voor de betrokken consumenten;

(d)de consumenten een verlies van geringe waarde hebben geleden en het onevenredig zou zijn om de vergoeding aan hen uit te keren. In dergelijke gevallen zorgen de lidstaten ervoor dat er geen mandaat van de betrokken individuele consumenten is vereist. De vergoeding is bestemd voor een openbaar doel dat de collectieve belangen van consumenten dient.

4.De uit hoofde van een definitief besluit overeenkomstig de leden 1, 2 en 3 verkregen vergoeding doet geen afbreuk aan eventuele aanvullende eventuele rechten op herstel die de betrokken consumenten op grond van Unie- of nationale wetgeving kunnen genieten.

Artikel 7

Financiering

1.De bevoegde instantie die een bevel tot herstel vordert als bedoeld in artikel 6, lid 1, vermeldt in een vroeg stadium van de vordering de bron van de middelen die zij voor haar activiteiten in het algemeen aanwendt en de middelen die zij ter ondersteuning van de vordering aanwendt. Zij toont aan dat zij over voldoende financiële middelen beschikt om de belangen van de betrokken consumenten zo goed mogelijk te dienen en om de eventuele kosten van de tegenpartij te dragen wanneer de vordering mocht worden afgewezen.

2.De lidstaten zorgen ervoor dat in gevallen waarin een representatieve vordering tot herstel door een derde partij wordt gefinancierd, het de derde partij verboden is om:

(e)besluiten van de bevoegde instantie in het kader van een representatieve vordering, onder meer inzake schikkingen, te beïnvloeden;

(f)een collectieve vordering te financieren tegen een verweerder die een concurrent is van de financier of tegen een verweerder waarvan de financier afhankelijk is;

3.De lidstaten zorgen ervoor dat rechters en administratieve autoriteiten de bevoegdheid hebben om de in lid 2 bedoelde omstandigheden te beoordelen en om de bevoegde instantie in voorkomend geval ertoe te verplichten de betreffende financiering te weigeren en om, zo nodig, de procesbevoegdheid van de bevoegde instantie in een specifiek geval te verwerpen.

Artikel 8

Schikkingen

1.Lidstaten kunnen bepalen dat een bevoegde instantie en een handelaar die een schikking hebben getroffen over herstel voor consumenten die het slachtoffer zijn van een beweerdelijk illegale praktijk van die handelaar, gezamenlijk een rechter of administratieve autoriteit kunnen verzoeken om die schikking goed te keuren. Een dergelijk verzoek wordt door de rechter of administratieve autoriteit alleen in behandeling genomen wanneer er bij de rechter of administratie autoriteit van dezelfde lidstaat geen representatieve vordering aanhangig is met betrekking tot dezelfde handelaar en dezelfde praktijk.

2.De lidstaten zorgen ervoor dat de rechter of administratieve autoriteit in het kader van een representatieve vordering te allen tijde de bevoegde instantie en de verweerder, na deze te hebben geraadpleegd, kan uitnodigen om binnen een redelijke termijn tot een schikking te komen over herstel.

3.De lidstaten zorgen ervoor dat de rechter of administratieve autoriteit die het in artikel 6, lid 2, bedoelde definitieve besluit heeft uitgevaardigd, de bevoegdheid heeft om van partijen bij de representatieve vordering te verlangen dat zij binnen een redelijke termijn tot een schikking komen over het herstel dat consumenten op grond van dit definitieve besluit moet worden geboden.

4.De in de leden 1, 2 en 3 bedoelde schikkingen worden door de rechter of administratieve autoriteit getoetst. De rechter of administratieve autoriteit beoordeelt de rechtmatigheid en de billijkheid van de schikking, waarbij rekening wordt gehouden met de rechten en belangen van alle partijen, met inbegrip van de betrokken consumenten.

5.Wanneer de in lid 2 bedoelde schikking niet binnen de gestelde termijn wordt bereikt of de bereikte schikking niet wordt goedgekeurd, zet de rechter of administratieve autoriteit de behandeling van de representatieve vordering voort.

6.De betrokken individuele consumenten krijgen de mogelijkheid om te aanvaarden dan wel te weigeren door de in de leden 1, 2 en 3 bedoelde schikkingen gebonden te zijn. Het uit hoofde van een overeenkomstig lid 4 goedgekeurde schikking verkregen herstel doet geen afbreuk aan eventuele aanvullende eventuele rechten op herstel die de betrokken consumenten op grond van Unie- of nationale wetgeving kunnen genieten.

Artikel 9

Informatie over representatieve vorderingen

1.De lidstaten zorgen ervoor dat de rechter of administratieve autoriteit de handelaar die inbreuk maakt ertoe verplicht om de betrokken consumenten op zijn eigen kosten te informeren over de definitieve besluiten waarbij wordt voorzien in de in de artikelen 5 en 6 bedoelde maatregelen, alsmede over de in artikel 8 bedoelde schikkingen, op een wijze die past bij de omstandigheden van het geval en binnen gespecificeerde termijnen, onder meer, waar passend, door al de betrokken consumenten individueel op de hoogte te stellen.

2.De in lid 1 bedoelde informatie omvat een uitleg in begrijpelijke taal van het onderwerp van de representatieve vordering, de juridische gevolgen ervan en, indien relevant, de door de betrokken consumenten te nemen vervolgstappen.

Artikel 10

Gevolgen van definitieve besluiten

1.De lidstaten zorgen ervoor dat de vaststelling van een inbreuk die de collectieve belangen van consumenten schaadt bij een definitief besluit van een administratieve autoriteit of een rechter, met inbegrip van een definitief bevel als bedoeld in artikel 5, lid 2, onder b), geacht wordt onweerlegbaar het bestaan van die inbreuk vast te stellen met het oog op eventuele andere vorderingen waarbij herstel wordt gevorderd bij hun nationale rechter jegens dezelfde handelaar inzake dezelfde inbreuk.

2.De lidstaten zorgen ervoor dat een definitief besluit als bedoeld in lid 1, dat in een andere lidstaat is uitgevaardigd, door hun nationale rechters of administratieve autoriteiten geacht wordt een weerlegbaar vermoeden op te leveren dat een inbreuk heeft plaatsgevonden.

3.De lidstaten zorgen ervoor dat een definitief declaratoir besluit als bedoeld in artikel 6, lid 2, geacht wordt onweerlegbaar de aansprakelijkheid vast te stellen van de handelaar jegens de consumenten die schade door de inbreuk hebben geleden, met het oog op eventuele vorderingen waarbij herstel wordt gevorderd bij hun nationale rechter jegens dezelfde handelaar inzake die inbreuk. De lidstaten zorgen ervoor dat voor dergelijke vorderingen tot herstel die consumenten individueel instellen, snelle en eenvoudige procedures beschikbaar zijn.

Artikel 11

Opschorting van de verjaringstermijn

De lidstaten zorgen ervoor dat de indiening van een representatieve vordering als bedoeld in de artikelen 5 en 6 tot gevolg heeft dat de verjaringstermijnen die van toepassing zijn op eventuele vorderingen tot herstel voor de betrokken consumenten worden opgeschort of onderbroken, wanneer voor de relevante rechten een verjaringstermijn krachtens het Unierecht of het nationale recht bestaat.

Artikel 12

Snelheid van de procedure

1.De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de in de artikelen 5 en 6 bedoelde representatieve vorderingen met de nodige snelheid worden behandeld.

2.Representatieve vorderingen waarbij bij wijze van voorlopige maatregel om een bevel wordt verzocht, als bedoeld in artikel 5, lid 2, onder a), worden behandeld via een versnelde procedure.

Artikel 13

Bewijsmateriaal

De lidstaten zorgen ervoor dat de rechter of administratieve autoriteit, op verzoek van een bevoegde instantie die redelijkerwijs beschikbare feiten en bewijzen heeft overgelegd die volstaan om de representatieve vordering te onderbouwen en naar verder bewijsmateriaal heeft verwezen waarover de verweerder de beschikking heeft, in overeenstemming met het nationaal procesrecht kan gelasten dat de verweerder dergelijk bewijsmateriaal overlegt, onverminderd de toepasselijke Unie- en nationale regels inzake vertrouwelijkheid.

Artikel 14

Sancties

1.De lidstaten stellen de regels vast inzake de sancties die van toepassing zijn wanneer de in het kader van een representatieve vordering uitgevaardigde definitieve besluiten niet worden nageleefd en nemen alle maatregelen die nodig zijn om ervoor te zorgen dat deze regels worden uitgevoerd. De vastgestelde sancties dienen doeltreffend, evenredig en afschrikkend te zijn.

2.De lidstaten zorgen ervoor dat sancties de vormen kunnen aannemen van boetes.

3.Bij de beslissing over de aanwending van de inkomsten uit boetes houden de lidstaten rekening met de collectieve belangen van consumenten.

4.De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op [datum van omzetting van deze richtlijn] van de in lid 1 bedoelde bepalingen in kennis en delen haar eventuele latere wijzigingen onverwijld mee.

Artikel 15

Bijstand voor bevoegde instanties

1.De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat proceskosten in verband met representatieve vorderingen voor bevoegde instanties geen financiële belemmering vormen om het recht de in de artikelen 5 en 6 bedoelde maatregelen te vorderen, doeltreffend uit te oefenen, zoals de beperking van de toepasselijke gerechts- of administratieve kosten of het zo nodig bieden van toegang tot rechtshulp aan deze instanties of het met dit oogmerk verstrekken van publieke middelen daaraan.

2.De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat in gevallen waarin de bevoegde instanties verplicht zijn de betrokken consumenten te informeren over de aanhangige representatieve vordering, de daarmee verband houdende kosten op de handelaar kunnen worden verhaald indien de vordering slaagt.

3.De lidstaten en de Commissie ondersteunen en bevorderen de samenwerking tussen bevoegde instanties en de uitwisseling en verspreiding van hun beste praktijken en ervaringen met betrekking tot de aanpak van grensoverschrijdende en binnenlandse inbreuken.

Artikel 16

Grensoverschrijdende representatieve vorderingen

1.De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat elke bevoegde instantie die van tevoren in een lidstaat is aangewezen overeenkomstig artikel 4, lid 1, de rechters en administratieve autoriteiten van een andere lidstaat kan adiëren na overlegging van de in dat artikel bedoelde openbaar toegankelijke lijst. De rechters of administratieve autoriteiten aanvaarden deze lijst als bewijs van de procesbevoegdheid van de bevoegde instantie, onverminderd hun recht om na te gaan of de doelstelling van de bevoegde instantie het instellen van een vordering in een specifiek geval rechtvaardigt.

2.De lidstaten zorgen ervoor dat wanneer de inbreuk gevolgen heeft of waarschijnlijk gevolgen zal hebben voor consumenten uit verschillende lidstaten, de representatieve vordering bij een bevoegde rechter of administratieve autoriteit van een lidstaat kan worden ingesteld door meerdere bevoegde instanties uit verschillende lidstaten, die gezamenlijk optreden of worden vertegenwoordigd door een enkele bevoegde instantie, ten behoeve van de bescherming van de collectieve belangen van die consumenten uit verschillende lidstaten.

3.Met het oog op grensoverschrijdende representatieve vorderingen en onverminderd de rechten die andere instanties krachtens nationaal recht zijn toegekend, stellen de lidstaten de Commissie in kennis van de lijst van bevoegde instanties die van tevoren zijn aangewezen. De lidstaten delen de Commissie de naam en de doelstelling van deze bevoegde instanties mee. De Commissie maakt deze informatie openbaar en zorgt dat deze actueel blijft.

4.Wanneer een lidstaat of de Commissie bezwaren opwerpt met betrekking tot de vervulling door een bevoegde instantie van de in artikel 4, lid 1, vastgestelde criteria, onderzoekt de lidstaat die deze instantie heeft aangewezen deze bezwaren en herroept hij, indien passend, de aanwijzing wanneer een of meer van de criteria niet zijn vervuld.

Hoofdstuk 3

Slotbepalingen

Artikel 17

Intrekking

Richtlijn 2009/22/EG wordt met ingang van [datum van toepassing van deze richtlijn] ingetrokken, onverminderd artikel 20, lid 2.

Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar deze richtlijn en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage II.

Artikel 18

Monitoring en evaluatie

1.Niet eerder dan vijf jaar na de datum van toepassing van deze richtlijn verricht de Commissie een evaluatie van deze richtlijn en brengt zij aan het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité verslag uit over de belangrijkste bevindingen. De evaluatie zal worden verricht conform de richtsnoeren voor betere regelgeving van de Commissie. In het verslag beoordeelt de Commissie met name het toepassingsgebied van deze richtlijn als gedefinieerd in artikel 2 en bijlage I.

2.Uiterlijk één jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn beoordeelt de Commissie of de regels op het gebied van de rechten van vliegtuigpassagiers en treinreizigers een afdoende niveau van consumentenbescherming bieden dat vergelijkbaar is met dat waarin deze richtlijn voorziet. De Commissie is voornemens om, wanneer dat het geval is, passende voorstellen te doen, die met name kunnen bestaan in het schrappen van de in de punten 10 en 15 van bijlage I genoemde handelingen uit het toepassingsgebied van deze richtlijn als gedefinieerd in artikel 2.

3.De lidstaten verstrekken de Commissie jaarlijks, voor het eerst uiterlijk vier jaar na de datum van toepassing van deze richtlijn, de volgende informatie die nodig is voor de opstelling van het in lid 1 bedoelde verslag:

(g)het aantal representatieve vorderingen dat uit hoofde van deze richtlijn is ingesteld bij administratieve en justitiële autoriteiten;

(h)het soort bevoegde instantie dat de vorderingen instelt;

(i)het soort inbreuk dat via de representatieve vorderingen wordt aangepakt, de partijen bij de representatieve vorderingen en de economische sector waarop de representatieve vorderingen betrekking hebben;

(j)de lengte van de procedures, vanaf de inleiding van een vordering tot en met de vaststelling van de bevelen als bedoeld in artikel 5, de bevelen tot herstel of de declaratoire besluiten als bedoeld in artikel 6 of de definitieve goedkeuring van de schikking als bedoeld in artikel 8;

(k)de resultaten van de representatieve vorderingen;

(l)het aantal bevoegde instanties dat deelneemt aan het in artikel 15, lid 3, bedoelde mechanisme voor samenwerking en uitwisseling van beste praktijken.

Artikel 19

Omzetting

1.De lidstaten dienen uiterlijk op [18 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn] de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken om aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede.

De lidstaten passen deze bepalingen toe met ingang van [6 maanden na de termijn voor omzetting].

Wanneer de lidstaten die bepalingen vaststellen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.De lidstaten delen de Commissie de tekst van de bepalingen van nationaal recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 20

Overgangsbepalingen

1.De lidstaten passen de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen tot omzetting van deze richtlijn toe op inbreuken die een aanvang hebben genomen na [datum van toepassing van deze richtlijn].

2.De lidstaten passen de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen tot omzetting van Richtlijn 2009/22/EG toe op inbreuken die een aanvang hebben genomen vóór [datum van toepassing van deze richtlijn].

Artikel 21

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 22

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement    Voor de Raad

De voorzitter    De voorzitter

FINANCIEEL MEMORANDUM

1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

1.1.Benaming van het voorstel/initiatief

1.2.Betrokken beleidsterrein(en) in de ABM/ABB-structuur

1.3.Aard van het voorstel/initiatief

1.4.Doelstelling(en)

1.5.Motivering van het voorstel/initiatief

1.6.Duur en financiële gevolgen

1.7.Beheersvorm(en)

2.BEHEERSMAATREGELEN

2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen

2.2.Beheers- en controlesysteem

2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden

3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

3.1.Rubriek(en) van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven

3.2.Geraamde gevolgen voor de uitgaven 

3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven

3.2.2.Geraamde gevolgen voor de beleidskredieten

3.2.3.Geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten

3.2.4.Verenigbaarheid met het huidige meerjarige financiële kader

3.2.5.Bijdragen van derden

3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten

FINANCIEEL MEMORANDUM

1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

1.1.Benaming van het voorstel/initiatief

Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende representatieve vorderingen ter bescherming van de collectieve belangen van consumenten en tot intrekking van Richtlijn 2009/22/EG.

1.2.Betrokken beleidsterrein(en) in de ABM/ABB-structuur 34

Titel 33 – Justitie en consumentenzaken - Hoofdstuk 33 02 01 - Programma “rechten, gelijkheid en burgerschap”

Toepassingsgebied van andere betrokken beleidsgebieden - zie bijlage I bij het voorstel

1.3.Aard van het voorstel/initiatief

 Het voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie 

 Het voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie na een proefproject/een voorbereidende actie 35  

X Het voorstel/initiatief betreft de verlenging van een bestaande actie

 Het voorstel/initiatief betreft een actie die wordt omgebogen naar een nieuwe actie

1.4.Doelstelling(en)

1.4.1.De met het voorstel/initiatief beoogde strategische meerjarendoelstelling(en) van de Commissie

Een eerlijkere en verdiepte interne markt; een digitale eengemaakte markt

DG JUST - programma “rechten, gelijkheid en burgerschap”, specifieke doelstelling nr. 9 met betrekking tot het consumentenbeleid:

personen in staat te stellen als consument in de interne markt hun uit het Unierecht voortvloeiende rechten af te dwingen

Specifieke doelstelling van het voorstel:

door middel van betere representatieve vorderingen het aantal inbreuken op het Unierecht waarmee de collectieve belangen van consumenten worden geschaad, terugdringen, en op die manier de naleving bevorderen en de schade voor consumenten wegnemen

Specifieke doelstelling van de voorgestelde gebudgetteerde actie:

de voorlichtings- en samenwerkingsmaatregelen verder uitvoeren en uitbreiden naar een groter aantal bevoegde instanties in de EU, om het gebruik van representatieve vorderingen voor inbreuken met grensoverschrijdende gevolgen te doen toenemen.

1.4.2.Specifieke doelstelling(en) en betrokken ABM/ABB-activiteit(en)

Betrokken ABM/ABB-activiteit(en)

Analytische werkzaamheden (de verzameling van gegevens en statistieken)

Wederzijdse kennisoverdracht en samenwerking (evenementen, platform voor elektronische uitwisseling, middelen voor communicatie op afstand)

1.4.3.Verwachte resulta(a)t(en) en gevolg(en)

Vermeld de gevolgen die het voorstel/initiatief zou moeten hebben op de begunstigden/doelgroepen.

Voor consumenten: een hoger niveau van consumentenbescherming en minder nadeel voor de consumenten, aangezien er sterkere mechanismen voor collectief verhaal in situaties van massaschade zullen zijn en bijgevolg ook sterkere prikkels voor handelaren om het EU-consumentenrecht na te leven.

Voor bevoegde instanties: nieuwe maatregelen en duidelijkere regels voor bevoegde instanties die representatieve vorderingen kunnen instellen, met name in grensoverschrijdende zaken.

Voor handelaren: handelaren zullen profiteren van een gelijker speelveld en eerlijkere concurrentievoorwaarden.

1.4.4.Resultaat- en effectindicatoren

Vermeld de indicatoren aan de hand waarvan kan worden nagegaan in hoeverre het voorstel/initiatief is uitgevoerd.

Op grond van artikel 18 (monitoring en evaluatie) van het voorstel moeten de lidstaten statistische gegevens verstrekken met betrekking tot de volgende indicatoren:

- het aantal en de soorten representatieve vorderingen dat uit hoofde van deze richtlijn is ingesteld bij administratieve en justitiële autoriteiten;

- het soort bevoegde instantie dat de vorderingen instelt;

- het soort inbreuk dat via de representatieve vorderingen wordt aangepakt, de partijen bij de representatieve vorderingen en de economische sector waarop de representatieve vorderingen betrekking hebben;

- de lengte van de procedures, vanaf de inleiding van een vordering tot en met de vaststelling van de gerechtelijke bevelen als bedoeld in artikel 5, de bevelen tot herstel of de declaratoire besluiten als bedoeld in artikel 6 of de definitieve goedkeuring van de schikking als bedoeld in artikel 8;

- de resultaten van de representatieve vorderingen (bv. schikking of bevel tot herstel)

- het aantal bevoegde instanties dat deelneemt aan het in artikel 15, lid 3, van de richtlijn bedoelde mechanisme voor samenwerking en uitwisseling van beste praktijken.

1.5.Motivering van het voorstel/initiatief

1.5.1.Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien

Het voorstel moet de doeltreffendheid van de stakingsprocedure bevorderen en voor maatregelen zorgen die de gevolgen van schendingen van de consumentenrechten wegnemen. Het moet door middel van betere representatieve vorderingen het aantal inbreuken op het Unierecht waarmee de collectieve belangen van consumenten worden geschaad, terugdringen, en op die manier de naleving bevorderen en de schade voor consumenten wegnemen.

1.5.2.Toegevoegde waarde van de deelname van de EU

Consumenten hebben nog niet in alle lidstaten toegang tot doeltreffende verhaalmogelijkheden. Gezien de grote verschillen tussen de lidstaten wat betreft de doeltreffendheid van de huidige richtlijn betreffende het doen staken van inbreuken, is optreden op Unieniveau vereist, met name in het licht van de grensoverschrijdende effecten ervan. Maatregelen van de lidstaten alleen zullen waarschijnlijk leiden tot verdere versnippering, wat op zijn beurt zal leiden tot verdere ongelijke behandeling van consumenten en handelaren op de interne markt en tot uiteenlopende niveaus van verhaalmogelijkheden voor consumenten in de Unie, hetgeen uiteindelijk de eengemaakte markt voor consumenten zal verzwakken.

1.5.3.Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan

In het verslag van de Commissie van 2008 over de toepassing van de richtlijn betreffende het doen staken van inbreuken werd geconcludeerd dat bij nationale inbreuken met enig succes gebruik was gemaakt van de stakingsprocedure, maar dat de procedure minder doeltreffend was geweest voor grensoverschrijdende inbreuken, voornamelijk doordat bevoegde instanties over te weinig financiële middelen beschikken voor de verschillende procedures in de verschillende lidstaten. In het verslag van de Commissie van 2012 werd geconcludeerd dat de stakingsprocedure een aanzienlijk potentieel heeft mits de geconstateerde tekortkomingen worden aangepakt, met name de hoge kosten van de procedures, de duur en de complexiteit van de procedures, de relatief beperkte gevolgen van de uitspraken voor de consumenten en het feit dat het moeilijk is om de uitspraken uit te voeren. Bij de uitgebreide evaluatie van de richtlijn betreffende het doen staken van inbreuken die de Commissie in 2017 uitvoerde in het kader van de geschiktheidscontrole van de consumenten- en marketingwetgeving van de Unie, werden vaak dezelfde problemen opgemerkt, met name het gebrek aan behoorlijke verhaalmogelijkheden voor de consumenten.

1.5.4.Verenigbaarheid en eventuele synergie met andere passende instrumenten

Het voorstel is volledig consistent en verenigbaar met het bestaande beleid van de Unie. Het vult de in sectorale procedures beschikbare stakingsprocedures en verhaalprocedures aan, door een specifiek mechanisme voor representatieve vorderingen te introduceren voor situaties waarin de collectieve belangen van consumenten zijn of kunnen worden geschaad. Een betere handhaving van de rechtsinstrumenten van de Unie die tot het toepassingsgebied behoren, zal met name een ondersteuning vormen voor de strategieën met betrekking tot de digitale eengemaakte markt, de kapitaalmarktenunie, de energie-unie en de circulaire economie.

1.6.Duur en financiële gevolgen

 Voorstel/initiatief met een beperkte geldigheidsduur

Voorstel/initiatief is van kracht vanaf [DD/MM]JJJJ tot en met [DD/MM]JJJJ

   Financiële gevolgen vanaf JJJJ tot en met JJJJ

X Voorstel/initiatief met een onbeperkte geldigheidsduur

Uitvoering met een opstartperiode vanaf JJJJ tot en met JJJJ,

gevolgd door een volledige uitvoering.

1.7.Beheersvorm(en) 36  

X Direct beheer door de Commissie

X door haar diensten, waaronder het personeel in de delegaties van de Unie;

   door de uitvoerende agentschappen;

 Gedeeld beheer met de lidstaten

 Indirect beheer door begrotingsuitvoeringstaken te delegeren aan:

derde landen of de door hen aangewezen organen;

internationale organisaties en hun agentschappen (geef aan welke);

de EIB en het Europees Investeringsfonds;

de in de artikelen 208 en 209 van het Financieel Reglement bedoelde organen;

publiekrechtelijke organen;

privaatrechtelijke organen met een openbaredienstverleningstaak, voor zover zij voldoende financiële garanties bieden;

privaatrechtelijke organen van een lidstaat, waaraan de uitvoering van een publiek-privaat partnerschap is toevertrouwd en die voldoende financiële garanties bieden;

personen aan wie de uitvoering van specifieke maatregelen op het gebied van het GBVB in het kader van titel V van het VEU is toevertrouwd en die worden genoemd in de betrokken basishandeling.

Verstrek, indien meer dan één beheersvorm is aangekruist, extra informatie onder "Opmerkingen".

Opmerkingen

 

Zowel de lidstaten als de Europese Commissie moeten de samenwerking en uitwisseling van beste praktijken tussen de bevoegde instanties (artikel 15, lid 3, van het voorstel) ondersteunen en faciliteren.

2.BEHEERSMAATREGELEN

2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen 

Vermeld frequentie en voorwaarden.

Artikel 18 (monitoring en evaluatie) bepaalt dat de Commissie ten vroegste vijf jaar na de datum van toepassing een evaluatie moet uitvoeren. De Commissie zal een gedetailleerd programma opstellen met betrekking tot de monitoring van de output, resultaten en gevolgen van de richtlijn, de indicatoren en de frequentie van de gegevensverzameling. De lidstaten zullen hierbij met name relevante statistische gegevens moeten verstrekken, zoals vastgesteld in artikel 18.

Ter ondersteuning van de evaluatie zal gebruik worden gemaakt van de voorbeelden van indicatoren die onder 1.4.4 van dit financieel memorandum worden genoemd.

Wat de monitoring van de financiële uitgaven betreft, zijn de bepalingen van Verordening (EU) nr. 1381/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een programma „Rechten, gelijkheid en burgerschap” voor de periode 2014-2020 van toepassing.

2.2.Beheers- en controlesysteem

2.2.1.Mogelijke risico's

Er zijn geen risico's vastgesteld.

2.2.2.Informatie over het ingestelde systeem voor interne controle

n.v.t.

2.2.3.Raming van de kosten en baten van de controles en evaluatie van het verwachte foutenrisico

n.v.t.

2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden

Vermeld de bestaande en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen.

Het Financieel Reglement zal worden toegepast om fraude en onregelmatigheden te voorkomen en daarnaast zal kwaliteitscontrole en verificatie van de ingediende gegevens plaatsvinden om lacunes en onregelmatigheden aan te pakken.

3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

3.1.Rubriek(en) van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven

·Bestaande begrotingsonderdelen

In volgorde van de rubrieken van het meerjarige financiële kader en de begrotingsonderdelen.

Rubriek van het meerjarige financiële kader

Begrotingsonderdeel

Soort
krediet

Bijdrage

Nummer 3. Veiligheid en burgerschap

GK/NGK 37 .

van EVA-landen 38

van kandidaat-lidstaten 39

van derde landen

in de zin van artikel 21, lid 2, onder b), van het Financieel Reglement

33 02 01

Gespl.

JA

NEE

NEE

NEE

·Vereiste nieuwe begrotingsonderdelen - n.v.t.

In volgorde van de rubrieken van het meerjarige financiële kader en de begrotingsonderdelen.

Rubriek van het meerjarige financiële kader

Begrotingsonderdeel

Soort
krediet

Bijdrage

Nummer
[Omschrijving………………………………………]

GK/NGK

van EVA-landen

van kandidaat-lidstaten

van derde landen

in de zin van artikel 21, lid 2, onder b), van het Financieel Reglement

3.2.Geraamde gevolgen voor de uitgaven

3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven

in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)

Rubriek van het meerjarige financiële
kader

3

Veiligheid en burgerschap

DG JUST

Jaar
2019

Jaar
2020

Jaar
2021

Jaar
2022

Jaar
2023

Jaar
2024

TOTAAL

• Beleidskredieten

Nummer begrotingsonderdeel 33 02 01

Vastleggingen

(1)

0,700

0,700

Betalingen

(2)

0,560

0,560

Nummer begrotingsonderdeel

Vastleggingen

(1a)

Betalingen

(2 a)

Uit het budget van specifieke programma's gefinancierde administratieve kredieten 40  

Begrotingsonderdeel 33.01 04 01

(3)

0,125

0,125

0,250

TOTAAL kredieten
voor DG JUST (in het kader van het programma “Rechten, gelijkheid en burgerschap”)

Vastleggingen

=1+1a +3

0,825

0,125

0,950

Betalingen

=2+2a

+3

0,685

0,125

0,810






TOTAAL beleidskredieten

Vastleggingen

(4)

0,700

0,700

Betalingen

(5)

0,560

0,560

• TOTAAL uit het budget van specifieke programma's gefinancierde administratieve kredieten

(6)

0,125

0,125

0,250

TOTAAL kredieten
voor RUBRIEK 3. Veiligheid en burgerschap
van het meerjarige financiële kader

Vastleggingen

=4+ 6

0,825

0,125

0,950

Betalingen

=5+ 6

0,685

0,125

0,810

Wanneer het voorstel/initiatief gevolgen heeft voor meerdere rubrieken

• TOTAAL beleidskredieten

Vastleggingen

(4)

Betalingen

(5)

• TOTAAL uit het budget van specifieke programma's gefinancierde administratieve kredieten

(6)

TOTAAL kredieten
onder de RUBRIEKEN 1 tot en met 4
van het meerjarige financiële kader

(referentiebedrag )

Vastleggingen

=4+ 6

Betalingen

=5+ 6





Rubriek van het meerjarige financiële
kader

5

"Administratieve uitgaven"

in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)

Jaar
2019

Jaar
2020

Jaar
2021

Jaar
2022

Jaar
2023

Jaar
2024

TOTAAL

DG: JUST.

• Personele middelen

0,143

0,143

0,286

• Andere administratieve uitgaven

TOTAAL DG JUST

0,143

0,143

0,286

TOTAAL kredieten
voor RUBRIEK 5
van het meerjarige financiële kader
 

(totaal vastleggingen = totaal betalingen)

0,143

0,143

0,286

in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)

Jaar
2019

Jaar
2020

Jaar
2021

Jaar
2022

Jaar
2023

Jaar
2024

TOTAAL

TOTAAL kredieten
onder de RUBRIEKEN 1 tot en met 5
van het meerjarige financiële kader
 

Vastleggingen

0,968

0,268

1,236

Betalingen

0,828

0,268

1,096

3.2.2.Geraamde gevolgen voor de beleidskredieten

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen beleidskredieten nodig

X    Voor het voorstel/initiatief zijn beleidskredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

Vastleggingskredieten, in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)

Vermeld doelstellingen en outputs

Jaar
2019

Jaar
2020

Jaar
2021

Jaar
2022

Jaar
2023

Jaar
2024

TOTAAL

OUTPUTS

Soort

Gem. kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kos-ten

Aantal

Kos-ten

Aantal

Kos-ten

Totaal aantal

Totale kosten

SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 1

De voorlichtings- en samenwerkingsmaatregelen verder uitvoeren en uitbreiden naar een groter aantal bevoegde instanties in de EU, om het gebruik van representatieve vorderingen voor inbreuken met grensoverschrijdende gevolgen te doen toenemen.

- output - wederzijdse kennisoverdracht, samenwerking (evenementen, platform voor elektronische uitwisseling, middelen voor communicatie op afstand)

2

0,825

1

0,125

3

0,950

Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 1

2

0,825

1

0,125

3

0,950

SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 2…

Het aantal inbreuken op het Unierecht waarmee de collectieve belangen van consumenten worden geschaad, terugdringen, en op die manier de naleving bevorderen en de schade voor consumenten wegnemen.

- output analytische werkzaamheden - verzameling van gegevens en statistieken

0

0

Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 2

0

TOTALE KOSTEN

2

0,825

1

0,125

3

0,950

3.2.3.Geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten

3.2.3.1.Samenvatting

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig

X    Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)

Jaar
2019

Jaar
2020

Jaar
2021

Jaar
2022

Jaar
2023

Jaar
2024

TOTAAL

RUBRIEK 5
van het meerjarige financiële kader

Personele middelen

0,143

0,143

0,286

Andere administratieve uitgaven

Subtotaal RUBRIEK 5
van het meerjarige financiële kader

0,143

0,143

0,286

buiten RUBRIEK 5 41
van het meerjarige financiële kader

Personele middelen

Overige uitgaven
van administratieve aard (1 intra muros)

0,125

0,125

0,250

Subtotaal
buiten RUBRIEK 5
van het meerjarige financiële kader

0,125

0,125

0,250

TOTAAL

0,268

0,268

0,536

De benodigde kredieten voor personeel en andere administratieve uitgaven zullen worden gefinancierd uit de kredieten van het DG die reeds voor het beheer van deze actie zijn toegewezen en/of binnen het DG zijn herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

3.2.3.2.Geraamde personeelsbehoeften

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig

X    Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

Raming in voltijdequivalenten

Jaar
2019

Jaar
2020

Jaar 2021

Jaar 2022

Jaar 2023

Jaar 2024

• Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen)

33. 01 01 01 (zetel en vertegenwoordigingen van de Commissie)

1

1

XX 01 01 02 (delegaties)

XX 01 05 01 (onderzoek door derden)

10 01 05 01 (eigen onderzoek)

Extern personeel (in voltijdequivalenten VTE) 42

33. 01 02 01 (AC, END, INT van de "totale financiële middelen")

XX 01 02 02 (AC, AL, END, INT en JED in de delegaties)

XX 01 04 jj  43

- zetel

- delegaties

XX 01 05 02 (AC, END, INT - onderzoek door derden)

10 01 05 02 (AC, END, SNE – eigen onderzoek)

Ander begrotingsonderdeel (te vermelden)

TOTAAL

1

1

Voor de benodigde personele middelen zal een beroep worden gedaan op het personeel van het DG dat reeds voor het beheer van deze actie is toegewezen en/of binnen het DG is herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

Beschrijving van de uit te voeren taken:

Ambtenaren en tijdelijk personeel

Voor de lancering van de oproep tot het indienen van blijken van belangstelling en de lancering van het initiatief

Extern personeel

3.2.4.Verenigbaarheid met het huidige meerjarige financiële kader

X    Het voorstel/initiatief is verenigbaar met het huidige meerjarige financiële kader

   Het voorstel/initiatief vergt herprogrammering van de betrokken rubriek van het meerjarige financiële kader

Zet uiteen welke herprogrammering nodig is, onder vermelding van de betrokken begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen.

   Het voorstel/initiatief vergt toepassing van het flexibiliteitsinstrument of herziening van het meerjarige financiële kader.

Zet uiteen wat nodig is, onder vermelding van de betrokken rubrieken en begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen.

3.2.5.Bijdragen van derden

X Het voorstel/initiatief voorziet niet in medefinanciering door derden.

Het voorstel/initiatief voorziet in medefinanciering, zoals hieronder wordt geraamd:

Kredieten in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)

Jaar
N

Jaar
N+1

Jaar
N+2

Jaar
N+3

invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

Totaal

Medefinancieringsbron 

TOTAAL medegefinancierde kredieten



3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten

X    Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten

   Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële gevolgen:

   voor de eigen middelen

   voor de diverse ontvangsten

in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)

Begrotingsonderdeel voor ontvangsten:

Voor het lopende begrotingsjaar beschikbare kredieten

Gevolgen van het voorstel/initiatief 44

Jaar
N

Jaar
N+1

Jaar
N+2

Jaar
N+3

invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

Artikel ………….

Voor de diverse ontvangsten die worden "toegewezen", vermeld het (de) betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven.

Vermeld de wijze van berekening van de gevolgen voor de ontvangsten.

(1)    PB L 110 van 1.5.2009, blz. 30.
(2)    COM(2018) 185, Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993, Richtlijn 98/6/EG van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijn 2005/29/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad wat betreft betere handhaving en modernisering van de regels voor consumentenbescherming in de EU.
(3)    Zie de toespraak over de Staat van de Unie en de intentieverklaring aan de voorzitter van de Raad en de voorzitter van het Europees Parlement: https://ec.europa.eu/commission/state-union-2017_nl .
(4)    COM(2017) 650 final.
(5)    De geschiktheidscontrole had betrekking op Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten, Richtlijn 1999/44/EG betreffende de verkoop van en de garanties voor consumptiegoederen, Richtlijn 98/6/EG betreffende prijsaanduiding, Richtlijn 2005/29/EG betreffende oneerlijke handelspraktijken en Richtlijn 2009/22/EG betreffende het doen staken van inbreuken. De resultaten zijn opgenomen in SWD(2017) 208 final en SWD(2017) 209 final van 23.5.2017, en kunnen worden geraadpleegd op: http://ec.europa.eu/newsroom/just/item-detail.cfm?item_id=59332 .
(6)    PB L 201/60 van 26.7.2013.
(7)    COM(2018) 40 final.
(8)    PB L 166 van 11.6.98, blz. 51.
(9)    Verordening (EU) 2018/302 van het Europees Parlement en de Raad van 28 februari 2018 inzake de aanpak van ongerechtvaardigde geoblocking en andere vormen van discriminatie van klanten op grond van nationaliteit, verblijfplaats of plaats van vestiging in de interne markt, en tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 2006/2004 en (EU) 2017/2394 en Richtlijn 2009/22/EG, PB L 60 I van 2.3.2018, blz. 1.
(10)    2011/2089(INI).
(11)    2016/2908(RSP).
(12)    PB L 201/60 van 26.7.2013.
(13)    Verordening (EU) 2017/2394 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 betreffende samenwerking tussen de nationale autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2006/2004, PB L 345 van 27.12.2017.
(14)    Resolutie van het Europees Parlement van 2 februari 2012 "Op weg naar een samenhangende Europese aanpak van collectieve verhaalmechanismen” (2011/2089(INI)); Aanbeveling van het Europees Parlement van 4 april 2017 aan de Raad en de Commissie naar aanleiding van het onderzoek naar emissiemetingen in de automobielsector (2016/2908(RSP)).
(15)    Verordening (EU) 2017/2394, overweging 46, en artikel 9, lid 4, onder c).
(16)    Richtlijn 2013/11/EU van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende alternatieve beslechting van consumentengeschillen.
(17)    Het platform bestaat sinds 15 februari 2016 en steunt op Verordening (EU) nr. 524/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende onlinebeslechting van consumentengeschillen.
(18)    PB L 341 van 24.12.2015, blz. 1.
(19)    PB L 136 van 24.5.2008, blz. 3.
(20)    Het verdrag werd geratificeerd bij Besluit 2005/370/EG van de Raad van 17 februari 2005 betreffende het sluiten, namens de Europese Gemeenschap, van het Verdrag betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden, PB L 124 van 17.5.2005, blz. 1.
(21)    Verslag COM(2008) 756 definitief van de Commissie over de toepassing van richtlijn 98/27/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende het doen staken van inbreuken in het raam van de bescherming van consumentenbelangen.
(22)    Verslag COM(2012) 635 final van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over de toepassing van Richtlijn 2009/22/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende het doen staken van inbreuken in het raam van de bescherming van de consumentenbelangen.
(23)    SWD(2017) 209 final.
(24)    Er zijn nog steeds zeer grote verschillen tussen de lidstaten wat betreft de beschikbaarheid van mechanismen voor collectief verhaal en de implementatie van waarborgen tegen mogelijk misbruik van die mechanismen. Het effect van de aanbeveling is zichtbaar in de twee lidstaten waar na de goedkeuring van de aanbeveling nieuwe wetgeving is aangenomen (BE en LT), maar ook in SI, waar nieuwe wetgevingsvoorstellen zijn ingediend, en tot op zekere hoogte in FR en UK, die hun wetgeving na 2013 hebben gewijzigd.
(25)    SWD(2018) 96.
(26)    SEC(2018) 185.
(27)    Volgens het scorebord van 2017 zijn de belangrijkste redenen waarom consumenten in geval van problemen geen actie ondernemen, de volgende: buitensporig lange duur van de procedures (32,5% van degenen die geen actie ondernamen); lage inschatting van de kans dat herstel wordt verkregen (19,6%), eerdere afwijzing van een klacht (16,3%), onzekerheid over consumentenrechten (15,5%), onduidelijkheid over waar en hoe een klacht kan worden ingediend (15,1%) en psychologische barrières (13,3%).
(28)    PB C […] van […], blz. […].
(29)    PB L 110 van 1.5.2009.
(30)    COM(2013) 130 final.
(31)    COM(2017) 548 final.
(32)    PB L 345 van 27.12.2017.
(33)    PB C 369 van 17.12.2011, blz. 14.
(34)    ABM: activity-based management; ABB: activity-based budgeting.
(35)    In de zin van artikel 54, lid 2, onder a) of b), van het Financieel Reglement.
(36)    Nadere gegevens over de beheersvormen en verwijzingen naar het Financieel Reglement zijn beschikbaar op BudgWeb: http://www.cc.cec/budg/man/budgmanag/budgmanag_en.html
(37)    GK = gesplitste kredieten/NGK = niet-gesplitste kredieten.
(38)    EVA: Europese Vrijhandelsassociatie.
(39)    Kandidaat-lidstaten en, in voorkomend geval, potentiële kandidaat-lidstaten van de Westelijke Balkan.
(40)    Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma's en/of acties van de EU (vroegere "BA"-onderdelen), onderzoek door derden, eigen onderzoek.
(41)    Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma's en/of acties van de EU (vroegere "BA"-onderdelen), onderzoek door derden, eigen onderzoek.
(42)    AC = Agent Contractuel (arbeidscontractant); AL = Agent Local (plaatselijk functionaris); END = Expert National Détaché (gedetacheerd nationaal deskundige); INT = Intérimaire (uitzendkracht); JED = Jeune Expert en Délégation (jonge deskundige in delegaties).
(43)    Subplafond voor extern personeel uit beleidskredieten (vroegere "BA"-onderdelen).
(44)    Voor traditionele eigen middelen (douanerechten en suikerheffingen) moeten nettobedragen worden vermeld, d.w.z. na aftrek van 25 % aan inningskosten.
Top

Brussel, 11.4.2018

COM(2018) 184 final

BIJLAGEN

bij

Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

betreffende representatieve vorderingen ter bescherming van de collectieve belangen van consumenten en tot intrekking van Richtlijn 2009/22/EG

(Voor de EER relevante tekst)

{SWD(2018) 96 final}

{SWD(2018) 98 final}


BIJLAGE I

LIJST VAN IN ARTIKEL 2, LID 1, BEDOELDE BEPALINGEN

(1)Richtlijn 85/374/EEG van de Raad van 25 juli 1985 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der Lid-Staten inzake de aansprakelijkheid voor produkten met gebreken (PB L 210 van 7.8.1985, blz. 29) 1 .

(2)Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (PB L 95 van 21.4.1993, blz. 29).

(3)Richtlijn 98/6/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 betreffende de bescherming van de consument inzake de prijsaanduiding van aan de consument aangeboden producten (PB L 80 van 18.3.1998, blz. 27).

(4)Richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 betreffende bepaalde aspecten van de verkoop van en de garanties voor consumptiegoederen (PB L 171 van 7.7.1999, blz. 12).

(5)Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt ("Richtlijn inzake elektronische handel") (PB L 178 van 17.7.2000, blz. 1).

(6)Richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik: artikelen 86 tot en met 100 (PB L 311 van 28.11.2001, blz. 67).

(7)Richtlijn 2002/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake de universele dienst en gebruikersrechten met betrekking tot elektronische-communicatienetwerken en -diensten (Universeledienstrichtlijn) (PB L 108 van 24.4.2002, blz. 51).

(8)Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie (richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie) (PB L 201 van 31.7.2002, blz. 37): artikel 13.

(9)Richtlijn 2002/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 september 2002 betreffende de verkoop op afstand van financiële diensten aan consumenten en tot wijziging van de Richtlijnen 90/619/EEG, 97/7/EG en 98/27/EG van de Raad (PB L 271 van 9.10.2002, blz. 16).

(10)Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 295/91 (PB L 46 van 17.2.2004, blz. 1).

(11)Richtlijn 2005/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2005 betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt (PB L 149 van 11.6.2005, blz. 22).

(12)Verordening (EG) nr. 1107/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 inzake de rechten van gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit die per luchtvervoer reizen (PB L 204 van 26.7.2006, blz. 1).

(13)Richtlijn 2006/114/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 inzake misleidende reclame en vergelijkende reclame (PB L 376 van 27.12.2006, blz. 21): artikel 1, artikel 2, punt c), en artikelen 4 tot 8.

(14)Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt (PB L 376 van 27.12.2006, blz. 36).

(15)Verordening (EG) nr. 1371/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2007 betreffende de rechten en verplichtingen van reizigers in het treinverkeer (PB L 315 van 3.12.2007, blz. 14).

(16)Richtlijn 2008/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2008 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten en tot intrekking van Richtlijn 87/102/EEG van de Raad (PB L 133 van 22.5.2008, blz. 66).

(17)Verordening (EG) nr. 1008/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 24 september 2008 inzake gemeenschappelijke regels voor de exploitatie van luchtdiensten in de Gemeenschap (PB L 293 van 31.10.2008, blz. 3): artikelen 22, 23 en 24.

(18)Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels tot wijziging en intrekking van de Richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006 (PB L 353 van 31.12.2008, blz. 1).

(19)Richtlijn 2008/122/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 januari 2009 betreffende de bescherming van de consumenten met betrekking tot bepaalde aspecten van overeenkomsten betreffende gebruik in deeltijd, vakantieproducten van lange duur, doorverkoop en uitwisseling (PB L 33 van 3.2.2009, blz. 10).

(20)Richtlijn 2009/72/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en tot intrekking van Richtlijn 2003/54/EG (PB L 211 van 14.8.2009, blz. 55).

(21)Richtlijn 2009/73/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas en tot intrekking van Richtlijn 2003/55/EG (PB L 211 van 14.8.2009, blz. 94).

(22)Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (UCITS) (PB L 302 van 17.11.2009, blz. 32).

(23)Verordening (EG) nr. 924/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende grensoverschrijdende betalingen in de Gemeenschap en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2560/2001 (PB L 266 van 9.10.2009, blz. 11).

(24)Richtlijn 2009/110/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende de toegang tot, de uitoefening van en het prudentieel toezicht op de werkzaamheden van instellingen voor elektronisch geld, tot wijziging van de Richtlijnen 2005/60/EG en 2006/48/EG en tot intrekking van Richtlijn 2000/46/EG (PB L 267 van 10.10.2009, blz. 7).

(25)Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het vaststellen van eisen inzake ecologisch ontwerp voor energiegerelateerde producten (PB L 285 van 31.10.2009, blz. 10).

(26)Verordening (EG) nr. 1222/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 inzake de etikettering van banden met betrekking tot hun brandstofefficiëntie en andere essentiële parameters (PB L 342 van 22.12.2009, blz. 46);

(27)Richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (Solvabiliteit II) (PB L 335 van 17.12.2009, blz. 1): artikelen 183, 184, 185 en 186.

(28)Richtlijn 2010/13/EU van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2010 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten (richtlijn audiovisuele mediadiensten) (PB L 95 van 15.4.2010, blz. 1): artikelen 9, 10, 11 en artikelen 19 tot en met 26.

(29)Richtlijn 2010/31/EU van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 2010 betreffende de energieprestatie van gebouwen (PB L 153 van 18.6.2010, blz. 13).

(30)Verordening (EG) nr. 66/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de EU-milieukeur (PB L 27 van 30.1.2010, blz. 1).

(31)Verordening (EU) nr.1177/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 betreffende de rechten van passagiers die over zee of binnenwateren reizen en houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004 (PB L 334 van 17.12.2010, blz. 1).

(32)Verordening (EU) nr. 181/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 betreffende de rechten van autobus- en touringcarpassagiers en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004 (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 1).

(33)Richtlijn 2011/24/EU van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2011 betreffende de toepassing van de rechten van patiënten bij grensoverschrijdende gezondheidszorg (PB L 88 van 4.4.2011, blz. 45).

(34)Richtlijn 2011/61/EU van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2011 inzake beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen en tot wijziging van de Richtlijnen 2003/41/EG en 2009/65/EG en van de Verordeningen (EG) nr. 1060/2009 en (EU) nr. 1095/2010 (PB L 174 van 1.7.2011, blz. 1).

(35)Richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende consumentenrechten, tot wijziging van Richtlijn 93/13/EEG van de Raad en van Richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 85/577/EEG en van Richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 304 van 22.11.2011, blz. 64).

(36)Verordening (EU) nr. 1169/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende de verstrekking van voedselinformatie aan consumenten, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1924/2006 en (EG) nr. 1925/2006 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 87/250/EEG van de Commissie, Richtlijn 90/496/EEG van de Raad, Richtlijn 1999/10/EG van de Commissie, Richtlijn 2000/13/EG van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijnen 2002/67/EG en 2008/5/EG van de Commissie, en Verordening (EG) nr. 608/2004 van de Commissie (PB L 304 van 22.11.2011, blz. 18).

(37)Verordening (EU) nr. 260/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2012 tot vaststelling van technische en bedrijfsmatige vereisten voor overmakingen en automatische afschrijvingen in euro en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 924/2009 (PB L 94 van 30.3.2012, blz. 22).

(38)Verordening (EU) nr. 531/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juni 2012 betreffende roaming op openbare mobielecommunicatienetwerken binnen de Unie (PB L 172 van 30.6.2012, blz. 10).

(39)Richtlijn 2012/27/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende energie-efficiëntie, tot wijziging van Richtlijnen 2009/125/EG en 2010/30/EU en houdende intrekking van de Richtlijnen 2004/8/EG en 2006/32/EG (PB L 315 van 14.11.2012, blz. 1).

(40)Richtlijn 2013/11/EU van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende alternatieve beslechting van consumentengeschillen (PB L 165 van 18.6.2013, blz. 63): artikel 13.

(41)Verordening (EU) nr. 524/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende onlinebeslechting van consumentengeschillen (verordening ODR consumenten) (PB L 165 van 18.6.2013, blz. 1): artikel 14.

(42)Verordening (EU) nr. 345/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2013 betreffende Europese durfkapitaalfondsen (PB L 115 van 25.4.2013, blz. 1).

(43)Verordening (EU) nr. 346/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2013 inzake Europese sociaalondernemerschapsfondsen (PB L 115 van 25.4.2013, blz. 18).

(44)Richtlijn 2014/17/ЕU van het Europees Parlement en de Raad van 4 februari 2014 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten met betrekking tot voor bewoning bestemde onroerende goederen en tot wijziging van de Richtlijnen 2008/48/EG en 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 1093/2010 (PB L 60 van 28.2.2014, blz. 34): artikelen 10, 11, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 21, 22, 23, hoofdstuk 10 en bijlagen I en II.

(45)Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU (PB L 173 van 12.6.2014 blz. 349).

(46)Richtlijn 2014/92/EU van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende de vergelijkbaarheid van de in verband met betaalrekeningen aangerekende vergoedingen, het overstappen naar een andere betaalrekening en de toegang tot betaalrekeningen met basisfuncties (PB L 257 van 28.8.2014, blz. 214): artikelen 3 tot en met 18 en artikel 20, lid 2.

(47)Richtlijn (EU) 2015/2302 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende pakketreizen en gekoppelde reisarrangementen, houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004 en van Richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van Richtlijn 90/314/EEG van de Raad (PB L 326 van 11.12.2015, blz. 1).

(48)Verordening (EU) nr. 1286/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 26 november 2014 over essentiële-informatiedocumenten voor verpakte retailbeleggingsproducten en verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten (PRIIP's) (PB L 352 van 9.12.2014, blz. 1).

(49)Verordening (EU) 2015/760 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2015 betreffende Europese langetermijnbeleggingsinstellingen (PB L 123 van 19.5.2015, blz. 98-121).

(50)Richtlijn (EU) 2015/2366 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende betalingsdiensten in de interne markt, houdende wijziging van de Richtlijnen 2002/65/EG, 2009/110/EG en 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 1093/2010 en houdende intrekking van Richtlijn 2007/64/EG (PB L 337 van 23.12.2015, blz. 35).

(51)Verordening (EU) 2015/2120 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 tot vaststelling van maatregelen betreffende open-internettoegang en tot wijziging van Richtlijn 2002/22/EG inzake de universele dienst en gebruikersrechten met betrekking tot elektronische-communicatienetwerken en –diensten en Verordening (EU) nr. 531/2012 betreffende roaming op openbare mobielecommunicatienetwerken binnen de Unie (PB L 310 van 26.11.2015, blz. 1).

(52)Richtlijn (EU) 2016/97 van het Europees Parlement en de Raad van 20 januari 2016 betreffende verzekeringsdistributie (herschikking) (PB L 26 van 2.2.2016, blz. 19).

(53)Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).

(54)Richtlijn (EU) 2016/2341 van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2016 betreffende de werkzaamheden van en het toezicht op instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening (IBPV's) (PB L 354 van 23.12.2016, blz. 37).

(55)Verordening (EU) 2017/1128 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2017 betreffende grensoverschrijdende portabiliteit van online-inhoudsdiensten in de interne markt (PB L 168 van 30.6.2017, blz. 1).

(56)Verordening (EU) 2017/1129 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2017 betreffende het prospectus dat moet worden gepubliceerd wanneer effecten aan het publiek worden aangeboden of tot de handel op een gereglementeerde markt worden toegelaten en tot intrekking van Richtlijn 2003/71/EG (PB L 168 van 30.6.2017, blz. 12)

(57)Verordening (EU) 2017/1131 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2017 inzake geldmarktfondsen (PB L 169 van 30.6.2017, blz. 8).

(58)Verordening (EU) 2017/1369 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2017 tot vaststelling van een kader voor energie-etikettering en tot intrekking van Richtlijn 2010/30/EU (PB L 198 van 28.7.2017, blz. 1).

(59)Verordening (EU) 2018/302 van het Europees Parlement en de Raad van 28 februari 2018 inzake de aanpak van ongerechtvaardigde geoblocking en andere vormen van discriminatie van klanten op grond van nationaliteit, verblijfplaats of plaats van vestiging in de interne markt, en tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 2006/2004 en (EU) 2017/2394 en Richtlijn 2009/22/EG (PB L 60 van 2.3.2018, blz. 1).

BIJLAGE II

CORRELATIETABEL

Richtlijn 2009/22/EG

Deze richtlijn

Artikel 1, lid 1

Artikel 1, lid 1

Artikel 1, lid 2

Artikel 2, lid 1

-

Artikel 2, lid 2

-

Artikel 3

Artikel 2, lid 1

Artikel 5, lid 1

Artikel 2, lid 1, onder a)

Artikel 5, lid 2, onder a) en b)

Artikel 12

-

Artikel 5, lid 2, tweede alinea

Artikel 2, lid 1, onder b)

Artikel 5, lid 3

Artikel 9

Artikel 2, lid 1, onder c)

Artikel 14

Artikel 2, lid 2

Artikel 2, lid 3

Artikel 3

Artikel 4, leden 1 tot en met 3

-

Artikel 4, lid 4

-

Artikel 4, lid 5

-

Artikel 5, lid 4

-

Artikel 6

-

Artikel 7

-

Artikel 8

-

Artikel 10

-

Artikel 11

-

Artikel 13

-

Artikel 15

Artikel 4

Artikel 16

Artikel 5

-

Artikel 6

Artikel 18

Artikel 7

Artikel 1, lid 2

Artikel 8

Artikel 19

Artikel 9

Artikel 17

-

Artikel 20

Artikel 10

Artikel 21

Artikel 11

Artikel 22

(1)    Genoemde richtlijn, werd gewijzigd bij Richtlijn 1999/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 10 mei 1999 tot wijziging van Richtlijn 85/374/EEG van de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake de aansprakelijkheid voor producten met gebreken (PB L 141 van 4.6.1999, blz. 20).
Top