EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52017XC0406(01)

Samenvatting van het besluit van de Commissie van 19 juli 2016 inzake een procedure op grond van artikel 101 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 53 van de EER-overeenkomst (Zaak AT.39824 — Vrachtwagens) (Kennisgeving geschied onder nummer C(2016) 4673)

OJ C 108, 6.4.2017, p. 6–8 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

6.4.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 108/6


Samenvatting van het besluit van de Commissie

van 19 juli 2016

inzake een procedure op grond van artikel 101 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 53 van de EER-overeenkomst

(Zaak AT.39824 — Vrachtwagens)

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2016) 4673)

(Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek)

(2017/C 108/05)

Op 19 juli 2016 heeft de Commissie een besluit vastgesteld inzake een procedure op grond van artikel 101 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 53 van de EER-overeenkomst. Overeenkomstig artikel 30 van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad  (1) publiceert de Commissie hierbij de namen van de partijen en de belangrijkste punten van het besluit, waaronder de opgelegde sancties, rekening houdende met het rechtmatige belang van de ondernemingen inzake de bescherming van hun bedrijfsgeheimen.

1.   INLEIDING

(1)

In het besluit gaat het om één voortdurende inbreuk op artikel 101 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 53 van de EER-overeenkomst.

(2)

Het besluit is tot de volgende entiteiten gericht: MAN SE, MAN Truck & Bus AG, MAN Truck & Bus Deutschland GmbH (hierna tezamen „MAN” genoemd); Daimler AG (hierna „Daimler” genoemd); Fiat Chrysler Automobiles NV, CNH Industrial NV, Iveco SpA, Iveco Magirus AG (hierna tezamen „Iveco” genoemd); AB Volvo (publ), Volvo Lastvagnar AB, Renault Trucks SAS, Volvo Group Trucks Central Europe GmbH (hierna tezamen „Volvo/Renault” genoemd), en PACCAR Inc, DAF Trucks Deutschland GmbH, DAF Trucks NV, DAF (hierna tezamen „DAF” genoemd).

2.   BESCHRIJVING VAN DE ZAAK

2.1.   De procedure

(3)

Naar aanleiding van een immuniteitsverzoek dat MAN op 20 september 2010 had ingediend, heeft de Commissie tussen 18 en 21 januari 2011 inspecties uitgevoerd op de locaties van diverse vrachtwagenbouwers. Op 28 januari 2011 heeft Volvo/Renault een verzoek voor boetevermindering ingediend, op 10 februari 2011 om 10.00 uur gevolgd door Daimler en op 10 februari 2011 om 22.22 uur gevolgd door Iveco.

(4)

Op 20 november 2014 heeft de Commissie de procedure van artikel 11, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1/2003 ingeleid ten aanzien van DAF, Daimler, Iveco, MAN, Volvo/Renault, en heeft zij een mededeling van punten van bezwaar vastgesteld, waarvan die entiteiten kennis is gegeven.

(5)

Na de vaststelling van de mededeling van punten van bezwaar hebben de adressaten ervan informeel contact opgenomen met de Commissie, met het verzoek om de zaak verder via de schikkingsprocedure te behandelen. De Commissie heeft besloten om voor deze zaak een schikkingsprocedure in te leiden nadat elk van de adressaten had bevestigd bereid te zijn schikkingsgesprekken aan te gaan. Vervolgens hebben MAN, DAF, Daimler, Volvo/Renault en Iveco een formeel verzoek tot schikking bij de Commissie ingediend overeenkomstig artikel 10 bis, lid 2, van Verordening (EG) nr. 773/2004 van de Commissie (2).

(6)

Het Adviescomité voor mededingingsregelingen en machtsposities heeft op 18 juli 2016 een gunstig advies uitgebracht, waarna de Commissie op 19 juli 2016 het besluit heeft vastgesteld.

2.2.   Adressaten en duur van de inbreuk

(7)

De adressaten van het besluit hebben aan heimelijke afspraken deelgenomen en/of worden daarvoor aansprakelijk gehouden omdat ze artikel 101 van het Verdrag in de hieronder aangegeven perioden hebben geschonden. Op grond van punt 26 van de richtsnoeren boetetoemeting heeft Volvo/Renault gedeeltelijke immuniteit gekregen voor de periode van 17 januari 1997 tot en met 15 januari 2001.

Entiteit

Duur

MAN SE,

MAN Truck & Bus AG,

MAN Truck & Bus Deutschland GmbH

17 januari 1997-20 september 2010

Daimler AG

17 januari 1997-18 januari 2011

Fiat Chrysler Automobiles NV

CNH Industrial NV,

Iveco SpA,

Iveco Magirus AG

17 januari 1997-18 januari 2011

AB Volvo (publ),

Volvo Lastvagnar AB,

Renault Trucks SAS,

Volvo Group Trucks Central Europe GmbH,

17 januari 1997-18 januari 2011

PACCAR Inc

DAF Trucks Deutschland GmbH,

DAF Trucks NV,

17 januari 1997-18 januari 2011

2.3.   Samenvatting van de inbreuk

(8)

De producten waarop de inbreuk ziet, zijn vrachtwagens van tussen 6 en 16 ton („middelzware vrachtwagens”) en vrachtwagens van méér dan 16 ton („zware vrachtwagens”), zowel vrachtwagens als trekker-opleggers (hierna worden al deze types vrachtwagens tezamen „vrachtwagens” genoemd) (3). Deze zaak ziet niet op aftersales, andere diensten en garanties voor vrachtwagens, de verkoop van tweedehandsvrachtwagens of andere goederen of diensten.

(9)

De inbreuk bestond uit heimelijke afspraken over prijsstelling en verhogingen van de brutoadviesprijs in de EER voor vrachtwagens, en het tijdstip voor en het doorberekenen van kosten voor de invoering van voor de EURO 3- tot EURO 6-normen vereiste emissietechnologieën voor middelzware en zware vrachtwagens. De hoofdkantoren van de adressaten waren tot 2004 rechtstreeks betrokken bij het overleg over prijzen, prijsverhogingen en de invoering van nieuwe emissienormen. Zeker vanaf augustus 2002 vond overleg plaats via Duitse dochterondernemingen die, in verschillende mate, rapporteerden aan hun hoofdkantoren. De informatie-uitwisseling verliep zowel multilateraal als bilateraal.

(10)

Bij deze heimelijke regelingen ging het om overeenkomsten en/of onderling afgestemde feitelijke gedragen met betrekking tot prijsstelling en verhogingen van de brutoadviesprijs, met het oog op het afstemmen van de brutoprijzen binnen de EER en het tijdstip voor en het doorberekenen van kosten voor de invoering van voor de EURO 3- tot EURO 6-normen vereiste emissietechnologieën.

(11)

De inbreuk bestreek de hele EER en liep van 17 januari 1997 tot en met 18 januari 2011.

2.4.   Sancties

(12)

In het besluit worden de richtsnoeren boetetoemeting van 2006 (4) toegepast. Met uitzondering van MAN worden in het besluit aan alle in punt 7 genoemde entiteiten geldboeten opgelegd.

2.4.1.   Basisbedrag van de geldboete

(13)

Bij de vaststelling van de boetebedragen heeft de Commissie rekening gehouden met de verkopen van de betrokken ondernemingen voor zware en middelzware vrachtwagens (zoals omschreven in punt 8) in de EER in het laatste jaar vóór het eind van de inbreuk; het feit dat prijscoördinatie tot de schadelijkste vormen van concurrentiebeperking behoort; de duur van de inbreuk; het hoge marktaandeel van de adressaten op de Europese markt voor zware en middelzware vrachtwagens, en het feit dat de inbreuk de hele EER bestreek. Ze heeft het boetebedrag nog met een extra bedrag verhoogd om ondernemingen af te schrikken van praktijken inzake prijscoördinatie.

2.4.2.   Aanpassingen van het basisbedrag

(14)

De Commissie heeft geen verzwarende of verzachtende omstandigheden in aanmerking genomen.

2.4.3.   Toepassing van de clementieregeling

(15)

MANN kreeg volledige boete-immuniteit. Volvo/Renault zag haar geldboete met 40 % gekort, Daimler met 30 % en Iveco met 10 %.

2.4.4.   Toepassing van de mededeling betreffende schikkingsprocedures

(16)

Op grond van de mededeling betreffende schikkingsprocedures is het boetebedrag voor alle partijen met nog eens 10 % verlaagd.

3.   CONCLUSIE

(17)

Overeenkomstig artikel 23, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1/2003 zijn de volgende geldboeten opgelegd:

a)

0 EUR

aan MAN SE, MAN Truck & Bus AG en MAN Truck & Bus Deutschland GmbH, hoofdelijk aansprakelijk;

b)

670 448 000 EUR

aan AB Volvo (publ), Volvo Lastvagnar AB en Renault Trucks SAS, hoofdelijk aansprakelijk, waarbij

Volvo Group Trucks Central Europe GmbH hoofdelijk aansprakelijk wordt gehouden voor een bedrag van 468 855 017 EUR;

c)

1 008 766 000 EUR

aan Daimler AG

d)

494 606 000 EUR

aan Iveco SpA, waarbij

1.

Fiat Chrysler Automobiles NV hoofdelijk aansprakelijk wordt gehouden voor een bedrag van 156 746 105 EUR,

2.

Fiat Chrysler Automobiles NV en Iveco Magirus AG hoofdelijk aansprakelijk worden gehouden voor een bedrag van 336 119 346 EUR, en

3.

CNH Industrial NV en Iveco Magirus AG hoofdelijk aansprakelijk worden gehouden voor een bedrag van 1 740 549 EUR;

e)

752 679 000 EUR

aan PACCAR Inc en DAF Trucks NV, hoofdelijk aansprakelijk, waarbij

DAF Trucks Deutschland GmbH hoofdelijk aansprakelijk wordt gehouden voor een bedrag van 376 118 773 EUR.


(1)  PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1.

(2)  PB L 123 van 27.4.2004, blz. 18.

(3)  Uitgesloten zijn vrachtwagens voor militair gebruik.

(4)  Richtsnoeren voor de berekening van geldboeten die uit hoofde van artikel 23, lid 2, onder a), van Verordening (EG) nr. 1/2003 worden opgelegd (PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1).


Top