Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52017PC0691

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD inzake het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in de bij het Verdrag tot oprichting van de Vervoersgemeenschap opgerichte ministerraad

COM/2017/0691 final - 2017/0308 (NLE)

Brussel, 22.11.2017

COM(2017) 691 final

2017/0308(NLE)

Voorstel voor een

BESLUIT VAN DE RAAD

inzake het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in de bij het Verdrag tot oprichting van de Vervoersgemeenschap opgerichte ministerraad


TOELICHTING

1.ONDERWERP VAN HET VOORSTEL

Dit voorstel heeft betrekking op het besluit tot vaststelling van het standpunt dat namens de Europese Unie in de ministerraad die krachtens het Verdrag tot oprichting van de Vervoersgemeenschap is opgericht, moet worden ingenomen met betrekking tot het geplande besluit van de ministerraad tot vaststelling van het reglement van orde van de Vervoersgemeenschap.

2.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

2.1Het Verdrag tot oprichting van de Vervoersgemeenschap

De Engelse versie van het Verdrag tot oprichting van de Vervoersgemeenschap met de landen van de Westelijke Balkan (Albanië, Bosnië en Herzegovina, Kosovo 1*, de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Montenegro en Servië) is door alle partijen, behalve Bosnië en Herzegovina, ondertekend in het kader van de topontmoeting van de Zes van de Westelijke Balkan in Trieste op 12 juli 2017; Bosnië en Herzegovina hebben de tekst ondertekend op 18 september 2017 in Brussel. De andere taalversies van het Verdrag tot oprichting van de Vervoersgemeenschap zijn op 9 oktober 2017 door de partijen ondertekend. Na de ondertekening wordt het Verdrag tot oprichting van de Vervoersgemeenschap voorlopig toegepast overeenkomstig artikel 41, lid 3. Voor de Unie is de voorlopige toepassing vastgelegd in het Besluit van de Raad betreffende de ondertekening, namens de Europese Unie, en de voorlopige toepassing van het Verdrag tot oprichting van de Vervoersgemeenschap 2 .

De Europese Unie is partij bij het Verdrag tot oprichting van de Vervoergemeenschap.

2.2De ministerraad

De ministerraad is bij artikel 21 van het Verdrag tot oprichting van de Vervoersgemeenschap opgericht om ervoor te zorgen dat de in dat verdrag bepaalde doelstellingen worden bereikt. Hij heeft de volgende verantwoordelijkheden:

a) algemene beleidsrichtsnoeren bepalen;

b) de voortuitgang bij de tenuitvoerlegging van het Verdrag beoordelen, met inbegrip van de follow-up van de voorstellen van het sociaal forum;

c) adviezen verstrekken over de aanstelling van de directeur van het permanent secretariaat; en

d) beslissen over de zetel van het permanent secretariaat.

De ministerraad bestaat uit een vertegenwoordiger van elke overeenkomstsluitende partij. Alle EU-lidstaten kunnen deelnemen als waarnemer. Tenzij anders bepaald, beslist de ministerraad bij consensus.

2.3De beoogde handeling van de ministerraad

Het ontwerpbesluit betreft de vaststelling van het reglement van orde van de ministerraad teneinde te waarborgen dat de ministerraad zijn opdrachten uit hoofde van de artikelen 21, 22 en 23 van het Verdrag naar behoren vervult. Het ontwerp van reglement van orde regelt aspecten zoals de deelname aan de vergaderingen van de ministerraad, het voorzitterschap van de ministerraad, de voorbereiding van de vergaderingen en de procedureregels voor die vergaderingen, procedures in verband met de verschillende soorten maatregelen die de ministerraad kan nemen en de openbaarmaking van informatie. Het bevat tevens een aantal slotbepalingen. Het reglement van orde treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld. Het besluit tot vaststelling van het reglement van orde van de ministerraad is essentieel voor de tijdige tenuitvoerlegging van het Verdrag tot oprichting van de Vervoersgemeenschap.

Het geplande besluit wordt juridisch bindend voor de partijen overeenkomstig artikel 21 van dat Verdrag.

3.STANDPUNT DAT NAMENS DE UNIE MOET WORDEN INGENOMEN

Het is essentieel dat de minsterraad een regelement van orde vaststelt teneinde te waarborgen dat de ministerraad zijn opdrachten uit hoofde van de artikelen 21, 22 en 23 van het Verdrag naar behoren vervult. Aangezien de Unie partij is bij het Verdrag tot oprichting van de Vervoersgemeenschap, moet zij een standpunt innemen.

In dit opzicht wordt eraan herinnerd dat het Verdrag tot oprichting van de Vervoersgemeenschap een van de elementen is die de regionale samenwerking in de Westelijke Balkan moeten versterken, zoals verder uitgelegd in het voorstel van de Commissie voor een besluit van de Raad betreffende de ondertekening van het Verdrag tot oprichting van de Vervoersgemeenschap [COM(2017) 324 final, onder "Algemene context"].

4.RECHTSGRONDSLAG

4.1Procedurele rechtsgrondslag

4.1.1 Beginselen

In artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) is bepaald dat de Raad besluiten vaststelt tot bepaling van "de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst".

Het begrip "handelingen met rechtsgevolgen" omvat tevens handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die een "beslissende invloed [kunnen hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt" 3 .

4.1.2 Toepassing op het onderhavige geval

De ministerraad is een lichaam dat is opgericht krachtens een overeenkomst, namelijk het Verdrag tot oprichting van de Vervoersgemeenschap.

De handeling die de ministerraad dient vast te stellen, is een handeling met rechtsgevolgen. Aangezien de ministerraad krachtens het Verdrag is opgericht en overeenkomstig artikel 21 van dat Verdrag bevoegd is om maatregelen te nemen, moet worden aangenomen dat de ministerraad bevoegd is om zijn reglement van orde vast te stellen zodat hij zijn opdrachten naar behoren kan vervullen. Vanwege hun aard, en als onderdeel van het internationaal recht betreffende de ministerraad, bevat dit reglement bepalingen die juridisch bindend zijn voor de leden van de ministerraad en derhalve ook voor de vertegenwoordiger van de Unie. Bijgevolg moet worden aangenomen dat het reglement rechtsgevolgen heeft.

De beoogde handeling strekt niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

4.2Materiële rechtsgrondslag

4.2.1.Beginselen

De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU te nemen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt wordt ingenomen. Wanneer de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of overwegende component, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU te nemen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is gelet op de hoofddoelstelling of de overwegende component.

Wanneer een beoogde handeling tegelijkertijd meerdere onlosmakelijk met elkaar verbonden doelstellingen of componenten heeft, zonder dat de ene ondergeschikt is aan de andere, moet de materiële rechtsgrondslag van een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU te nemen besluit bij wijze van uitzondering de verschillende desbetreffende rechtsgrondslagen omvatten.

4.2.2.Toepassing op het onderhavige geval

De voorgestelde handeling is noodzakelijk voor de correcte tenuitvoerlegging van het Verdrag tot oprichting van de Vervoersgemeenschap. Het Verdrag tot oprichting van de Vervoersgemeenschap beoogt doelstellingen en omvat componenten op het gebied van wegvervoer, spoorvervoer en vervoer over de binnenwateren, vervoerswijzen die onder artikel 91 VWEU vallen, en op het gebied van zeevervoer, een vervoerswijze die onder artikel 100, lid 2, VWEU valt. Door zijn horizontale karakter heeft het voorgenomen besluit gevolgen voor al deze elementen. Al deze aspecten zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden, zonder dat het ene ondergeschikt is aan het andere.

De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit omvat derhalve artikel 91 en artikel 100, lid 2, VWEU.

4.3    Conclusie

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 91 en 100, lid 2, VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.



2017/0308 (NLE)

Voorstel voor een

BESLUIT VAN DE RAAD

inzake het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in de bij het Verdrag tot oprichting van de Vervoersgemeenschap opgerichte ministerraad

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 91 en artikel 100, lid 2, in samenhang met artikel 218, lid 9,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)Het Verdrag tot oprichting van de Vervoersgemeenschap (hierna het Verdrag) is door de Unie ondertekend overeenkomstig Besluit (EU) 2017/1937 van de Raad van 11 juli 2017 betreffende de ondertekening namens de Europese Unie en de voorlopige toepassing van het Verdrag tot oprichting van de Vervoersgemeenschap 4 .

(2)Overeenkomstig artikel 41, lid 3, van het Verdrag wordt dat Verdrag voorlopig toegepast met ingang van [XXX] tussen de Europese Unie en de Republiek Albanië, Bosnië en Herzegovina en de Republiek Servië.

(3)Het is essentieel dat de minsterraad een reglement van orde vaststelt om te waarborgen dat de ministerraad zijn opdrachten uit hoofde van de artikelen 21, 22 en 23 van het Verdrag naar behoren vervult.

(4)De ministerraad dient tijdens zijn tweede vergadering, die uiterlijk eind 2018 is gepland, een besluit te nemen over zijn reglement van orde.

(5)Aangezien het besluit over het reglement van orde bindend is voor de Unie, moet worden vastgesteld welk standpunt namens de Unie in de ministerraad moet worden ingenomen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in de tweede vergadering van de ministerraad is gebaseerd op het bij dit besluit gevoegde ontwerpbesluit van de ministerraad.

Kleine wijzigingen van het ontwerpbesluit kunnen worden goedgekeurd door de vertegenwoordigers van de Unie in de ministerraad zonder dat daartoe een besluit van de Raad vereist is.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot de Commissie.

Gedaan te Brussel,

   Voor de Raad

   De voorzitter

(1) *    Deze benaming laat de standpunten over de status van Kosovo onverlet en is in overeenstemming met Resolutie 1244 (1999) van de VN-Veiligheidsraad en het advies van het Internationaal Gerechtshof over de onafhankelijkheidsverklaring van Kosovo.
(2)    PB L 278 van 27.10.2017, blz. 1.
(3)    Arrest van het Hof van Justitie van 7 oktober 2014 in Zaak C-399/12, Duitsland tegen de Raad, ECLI:EU:C:2014:2258, punten 61 tot en met 64.
(4)    PB L 278 van 27.10.2017, blz. 1.
Top

Brussel,22.11.2017

COM(2017) 691 final

BIJLAGE

bij

BESLUIT VAN DE RAAD

inzake het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in de bij het Verdrag tot oprichting van de Vervoersgemeenschap opgerichte ministerraad


BIJLAGE

BESLUIT nr. 2018/1

VAN DE MINISTERRAAD VAN DE VERVOERSGEMEENSCHAP

D/2018/1/MC-TC van … 2018: Reglement van orde van de ministerraad

DE MINISTERRAAD VAN DE VERVOERSGEMEENSCHAP,

Gezien het Verdrag tot oprichting van de Vervoersgemeenschap en met name de artikelen 21, 22 en 23,

BESLUIT:

Enig artikel

Het reglement van orde van de ministerraad, dat aan dit besluit is gehecht, wordt goedgekeurd.

Gedaan te [...], ... 2018

Voor de ministerraad

……………………………



AANHANGSEL: REGLEMENT VAN ORDE VAN DE MINISTERRAAD VAN DE VERVOERSGEMEENSCHAP

I.    ALGEMEEN

1.    Dit reglement van orde voorziet in de interne procedures voor de werking van de ministerraad als orgaan dat is opgericht krachtens het Verdrag tot oprichting van de Vervoersgemeenschap („het Verdrag”).

2.    In geval van tegenstrijdigheid tussen de bepalingen van dit reglement van orde en het Verdrag, zijn de bepalingen van het Verdrag van toepassing.

II.    PARTIJEN, WAARNEMERS EN ANDERE DEELNEMERS

1.    De partijen dienen, in beginsel, op ministerieel of gelijkwaardig niveau in de ministerraad te zijn vertegenwoordigd.

2.    Onverminderd het standpunt van waarnemers overeenkomstig de tweede zin van artikel 22 van het Verdrag, kunnen het voorzitterschap en het vicevoorzitterschap als bedoeld in punt 2 van deel III, desgevallend toestaan dat vertegenwoordigers van andere staten, internationale organisaties of andere organen, met inbegrip van vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld, op ad hoc basis worden uitgenodigd om deel te nemen aan specifieke vergaderingen van de ministerraad of aan de bespreking van bepaalde agendapunten.

3.    Indien het voorzitterschap en het vicevoorzitterschap toestaan dat vertegenwoordigers van andere staten, internationale organisaties of andere organen worden uitgenodigd, stelt het voorzitterschap de partijen en het permanent secretariaat van de Vervoersgemeenschap („het secretariaat”) daar minstens drie weken voor de vergadering van in kennis. De partijen en het secretariaat delen hun standpunt binnen vijf werkdagen na ontvangst van die informatie mee aan het voorzitterschap.

III.    VOORZITTERSCHAP

1.    Het voorzitterschap van de ministerraad wordt waargenomen door dezelfde Zuidoost-Europese partij die het regionaal stuurcomité voorzit overeenkomstig artikel 24, lid 6, van het Verdrag en het reglement van orde van het regionaal stuurcomité.

2.    Het voorzitterschap zit de ministerraad voor. Het voorzitterschap wordt bijgestaan door een vertegenwoordiger van de Europese Unie en een vertegenwoordiger van het aantredend voorzitterschap, samen “het vicevoorzitterschap” genoemd.

3.    Indien het voorzitterschap niet in staat is het voorzitterschap van een bepaalde vergadering waar te nemen, wordt die vergadering voorgezeten door de vertegenwoordiger van de Europese Unie als vicevoorzitter.

IV.    VOORBEREIDING VAN VERGADERINGEN

1.    Naast de jaarlijkse vergaderingen overeenkomstig artikel 23 van het Verdrag kan de ministerraad, indien nodig, extra vergaderingen organiseren. Die extra vergaderingen worden bijeengeroepen door het voorzitterschap, na overleg met het vicevoorzitterschap.

2.    De plaats waar de ministerraad vergadert, wordt bepaald door het voorzitterschap na overleg met het vicevoorzitterschap en het secretariaat. Die beslissing wordt ten minste twee maanden vóór de desbetreffende vergadering genomen. De interne begrotingsregels van het secretariaat zijn van toepassing op de bijdrage van het secretariaat aan de organisatiekosten van vergaderingen buiten de zetel van het secretariaat.

3.    De data van de vergaderingen worden bepaald in overleg tussen het voorzitterschap, het vicevoorzitterschap en het secretariaat. In beginsel wordt de datum ten minste twee maanden vóór de desbetreffende vergadering vastgesteld.

4.    De ontwerpagenda van de vergadering wordt opgesteld door het voorzitterschap in overleg met het vicevoorzitterschap. De ontwerpagenda en de daaraan gerelateerde stukken worden minstens twee maanden voor de vergadering verzonden naar de partijen en de waarnemers. De partijen kunnen opmerkingen maken en bijkomende agendapunten voorstellen. Stukken die voor hen relevant zijn, worden ook bezorgd aan de vertegenwoordigers die zijn uitgenodigd overeenkomstig punt 2 van deel II.

5.    Het secretariaat is verantwoordelijk voor de voorbereiding van de vergaderingen. Het houdt het voorzitterschap en het vicevoorzitterschap periodiek en op verzoek op de hoogte van de lopende voorbereidingen en voert hun opdrachten en richtsnoeren in dit verband uit.

V.    VERGADERINGEN VAN DE MINISTERRAAD — PROCEDUREVOORSCHRIFTEN

1.    De vergaderingen van de ministerraad zijn niet openbaar tenzij de ministerraad anders besluit.

2.    Elke partij of andere deelnemer aan de vergadering mag zich laten vergezellen en bijstaan door ambtenaren. De namen en functies van die ambtenaren worden vooraf aan het secretariaat meegedeeld. In beginsel is het aantal ambtenaren beperkt tot maximaal drie per partij en maximaal twee voor andere deelnemers aan de vergadering. Het voorzitterschap kan verdere instructies geven over het maximale aantal vertegenwoordigers per delegatie.

3.    De ministerraad wordt geacht het vereiste quorum te hebben bereikt indien vier Zuidoost-Europese partijen en de Europese Unie vertegenwoordigd zijn.

4.    De ministerraad besluit bij consensus. De onthouding van stemming door een partij staat een optreden van de ministerraad niet in de weg op voorwaarde dat het volgens lid 3 van dit deel vereiste quorum bereikt is.

5.    De agenda van de vergadering wordt aan het begin van de vergadering goedgekeurd. In dringende gevallen kunnen nieuwe agendapunten tijdens de vergadering worden toegevoegd mits het voorzitterschap en het vicevoorzitterschap daarmee instemmen.

6.    Waarnemers mogen na toestemming of op verzoek van het voorzitterschap verklaringen afleggen.

7.    De overeenkomstig punt 2 van deel II uitgenodigde personen kunnen deelnemen aan de besprekingen maar nemen niet deel aan enigerlei actie van de ministerraad.

8.    De conclusies van elke vergadering worden opgesteld met ondersteuning door het secretariaat. Zij worden ondertekend door het voorzitterschap en toegezonden aan de partijen en de waarnemers. Indien de ontwerpconclusies niet tegen het eind van de vergadering kunnen worden opgesteld, zorgt het voorzitterschap ervoor dat de conclusies binnen zeven kalenderdagen na de vergadering worden afgerond en verspreid. Elke partij kan binnen zeven kalenderdagen na ontvangst van de ontwerpconclusies verzoeken correcties aan te brengen. Het voorzitterschap zorgt ervoor dat de definitieve versie wordt verspreid binnen zeven dagen na het verstrijken van de termijn voor de indiening van opmerkingen.

9.    Algemene beleidsrichtsnoeren of maatregelen die tijdens de vergadering zijn vastgesteld, worden opgenomen in de conclusies.

10.    De conclusies van de vergaderingen mogen de werkingssfeer of de gevolgen van juridische handelingen of het Verdrag niet beperken. Er worden geen verklaringen afgelegd of conclusies geformuleerd die strijdig zijn met dwingende wettelijke bepalingen. De conclusies van de vergaderingen maken geen deel uit van de rechtshandelingen en hebben geen normatieve waarde.

VI.    VORMEN VAN ACTIE EN PROCEDURE DIE DOOR DE MINISTERRAAD MOETEN WORDEN GEVOLGD

1.    De ministerraad stelt, naargelang het geval, een van de volgende handelingen vast:

- algemene beleidsrichtsnoeren

- besluiten, aanbevelingen en adviezen (hierna samen „maatregelen” genoemd).

De vaststelling van regels om de werking van de ministerraad te waarborgen en de goedkeuring van verslagen worden beschouwd als het vaststellen van besluiten.

2.    Algemene beleidsrichtsnoeren of maatregelen die worden vastgesteld of gewijzigd, worden onverwijld door het voorzitterschap ondertekend en door het secretariaat meegedeeld aan alle partijen.

3.    Algemene beleidsrichtsnoeren en maatregelen treden in werking op de datum van vaststelling, tenzij in die richtsnoeren of maatregelen anders is bepaald.



Algemene beleidsrichtsnoeren

4.    Elke partij of het secretariaat kan verzoeken om de vaststelling of wijziging van algemene beleidsrichtsnoeren. Het verzoek wordt schriftelijk ingediend en bevat voldoende informatie over de noodzakelijkheid van de vaststelling of wijziging van de voorgestelde richtsnoeren door de ministerraad.

5.    De verzoekende partij richt haar schriftelijk verzoek aan het voorzitterschap, met een afschrift aan het vicevoorzitterschap en het secretariaat. Het voorzitterschap stelt alle andere partijen in kennis van het verzoek binnen zeven kalenderdagen na ontvangst daarvan. Indien nodig vraagt het secretariaat of de partij die het betrokken verzoek indient advies aan het regionaal stuurcomité.

6.    Het voorzitterschap stelt in overleg met het vicevoorzitterschap een ontwerp van standpunt van de ministerraad op, dat op de volgende vergadering van de ministerraad ter bespreking wordt voorgelegd. Alle partijen worden uiterlijk 30 kalenderdagen voor de vergadering in kennis gesteld van dat ontwerpstandpunt.

7.    In naar behoren gemotiveerde gevallen kunnen algemene beleidsrichtsnoeren worden aangenomen of gewijzigd zonder de in de punten 4 tot en met 6 van dit deel beschreven vormvereisten en procedures in acht te nemen.

Maatregelen

8.    Tenzij anders bepaald in dit reglement van orde of andere door de ministerraad voor specifieke gevallen vastgestelde regels, wordt voor de vaststelling of wijziging van maatregelen dezelfde procedure gevolgd.

9.    Een verzoek van een partij of het secretariaat tot vaststelling of wijziging van een maatregel wordt schriftelijk ingediend uiterlijk 60 kalenderdagen voor de vergadering van de ministerraad waarop het verzoek zal worden besproken.

10.    Het verzoek wordt toegezonden aan het voorzitterschap, met afschrift aan het secretariaat en alle partijen. Het verzoek gaat vergezeld van relevante toelichtende stukken. Indien nodig vraagt het secretariaat of de partij die het betrokken verzoek indient advies aan het regionaal stuurcomité.

11.    In naar behoren gemotiveerde gevallen kunnen maatregelen worden aangenomen of gewijzigd zonder de in de punten 10 en 11 van dit deel beschreven vormvereisten en procedures in acht te nemen.

Vaststelling van algemene beleidsrichtsnoeren en maatregelen via een schriftelijke procedure

12.    De ministerraad kan, in de perioden tussen zijn vergaderingen, via schriftelijke procedure algemene beleidsrichtsnoeren of maatregelen vaststellen of wijzigen. Hetzij op eigen initiatief, hetzij na een verzoek van een partij of het secretariaat tot vaststelling van algemene beleidsrichtsnoeren of maatregelen via schriftelijke procedure, beslist het voorzitterschap, in overleg en overeenstemming met het vicevoorzitterschap, of de aangelegenheid de behandeling via een schriftelijke procedure rechtvaardigt.

13.    Wanneer het voorzitterschap heeft beslist dat een schriftelijke procedure moet worden gevolgd, geeft het voorzitterschap het secretariaat de opdracht alle partijen in kennis te stellen van dat verzoek en van de informatie die het voorzitterschap, in overleg met het vicevoorzitterschap, noodzakelijk acht. Het voorzitterschap specificeert, in overleg met het vicevoorzitterschap, of en desgevallend onder welke voorwaarden de partijen voorstellen tot wijziging van het verzoek kunnen indienen.

14.    Het voorzitterschap bepaalt, in overleg met het vicevoorzitterschap, de datum en het uur waarop de antwoorden moeten worden ingediend; die termijn bedraagt minstens 10 dagen vanaf de datum van verzending van de in punt 14 van dit deel bedoelde informatie. In buitengewone omstandigheden kan het voorzitterschap, op verzoek of op eigen initiatief en in overleg met het vicevoorzitterschap, de termijn voor de indiening van antwoorden verlengen. Elke partij die niet schriftelijk (inclusief via e-mail) binnen de vastgestelde termijn heeft geantwoord, wordt geacht zich te onthouden.

VII.    OPENBAARMAKING VAN INFORMATIE

1.    Tenzij anders wordt besloten, worden de definitieve documenten (agenda, conclusies enz.) van de vergaderingen openbaar gemaakt op de website van het secretariaat.

2.    Het recht op toegang tot documenten van de ministerraad wordt door de regionale stuurgroep vastgesteld overeenkomstig artikel 38, leden 2 en 3, van het Verdrag.

VIII.    SLOTBEPALINGEN

1.    Waarnemers en overeenkomstig punt 2 van deel II uitgenodigde personen eerbiedigen de vertrouwelijkheidsplicht die ook voor de partijen geldt. De eventuele vertrouwelijkheidsplicht wordt vermeld in de conclusies van de betrokken vergadering.

2.    Personen die overeenkomstig punt 2 van deel II worden uitgenodigd, worden, voorafgaand aan het bijwonen van de besprekingen, gevraagd een vertrouwelijkheidsverklaring te ondertekenen. Die vertrouwelijkheidsverklaring bevat een verbintenis om de vertrouwelijkheidsregels als bedoeld in punt 1 van dit deel na te leven. Zij worden niet tot de vergadering toegelaten indien zij die verklaring weigeren te ondertekenen.

3.    Alle handelingen van de ministerraad worden ondertekend door het voorzitterschap.

4.    Wijzigingen van dit reglement van orde worden vastgesteld bij besluit van de ministerraad.

5.    Indien de toepassing van dit reglement van orde tot interpretatieproblemen leidt, formuleert het voorzitterschap, in overleg en overeenstemming met het vicevoorzitterschap, een advies om dat probleem op te lossen.

6.    Eén jaar na de inwerkingtreding van dit reglement van orde kan het secretariaat, op basis van de praktische ervaring met de toepassing daarvan, de voorstellen tot wijziging van dit reglement indienen die het nuttig of noodzakelijk acht. Wanneer een partij een dergelijke wijziging wenst voor te stellen, pleegt zij daarover eerst overleg met het secretariaat.

Het onderhavige reglement van orde treedt in werking op de datum van vaststelling door de ministerraad.

Top