EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52016PC0757

Voorstel voor een RICHTLIJN VAN DE RAAD tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG en Richtlijn 2009/132/EG wat betreft bepaalde btw-verplichtingen voor diensten en afstandsverkopen van goederen

COM/2016/0757 final - 2016/0370 (CNS)

Brussel, 1.12.2016

COM(2016) 757 final

2016/0370(CNS)

Modernisering van de btw voor grensoverschrijdende b2c-e-commerce

Voorstel voor een

RICHTLIJN VAN DE RAAD

tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG en Richtlijn 2009/132/EG wat betreft bepaalde btw-verplichtingen voor diensten en afstandsverkopen van goederen

{SWD(2016) 379 final}
{SWD(2016) 382 final}


TOELICHTING

1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

De Europese Commissie is een voorvechter van het vrije verkeer van goederen en diensten en maakt er zich hard voor dat "personen en bedrijven op basis van eerlijke concurrentie vlot onlineactiviteiten kunnen uitoefenen en daar toegang toe kunnen krijgen". Wat de huidige btw-regels betreft, hebben de mededeling "Strategie voor een digitale eengemaakte markt voor Europa" 1 van mei 2015 en de mededeling over een btw-actieplan "Naar een gemeenschappelijke btw-ruimte in de EU - tijd om knopen door te hakken" 2 van april 2016 een grote prioriteit gemaakt van het wegnemen van de belemmeringen voor grensoverschrijdende e-commerce, die voortvloeien uit de omslachtige btw-verplichtingen en het inherente gebrek aan neutraliteit dat het EU-bedrijfsleven schaadt. De voorstellen zullen de huidige btw-regels die van toepassing zijn op e-commerceactiviteiten, moderniseren en de btw toekomstbestendig helpen maken.

Er zijn in wezen drie redenen om te handelen:

Om te beginnen is er de complexiteit van de btw-verplichtingen, die steevast wordt aangevoerd als een van de belangrijkste redenen waarom bedrijven zich niet toeleggen op grensoverschrijdende e-commerce; de eengemaakte markt blijft daardoor ontoegankelijk voor tal van bedrijven. Voor elke lidstaat waarnaar een bedrijf levert, bedragen de btw-nalevingskosten naar schatting gemiddeld 8 000 EUR per jaar. Deze kosten zijn aanzienlijk, met name voor midden- en kleinbedrijven.

Ten tweede is het huidige stelsel niet neutraal omdat EU-bedrijven duidelijk benadeeld zijn ten opzichte van niet-EU-bedrijven, die zowel legitiem maar vaak ook in strijd met de regels btw-vrij naar de Unie kunnen leveren. Aangezien de btw-tarieven tot 27 % kunnen bedragen, is er een aanzienlijke verstoring ten gunste van niet-EU-bedrijven als er geen btw wordt geheven.

Ten derde leiden de complexiteit van het huidige systeem en de bestaande vrijstelling voor de invoer van kleine zendingen ertoe dat de lidstaten heel wat belastinginkomsten mislopen. De verliezen bij grensoverschrijdende e-commerce als gevolg van gederfde btw-inkomsten en niet-naleving worden momenteel geschat op niet minder dan 5 miljard EUR per jaar.

Bij de voorbereiding van dit voorstel heeft de Commissie in het kader van de agenda voor betere regelgeving een geschiktheidscontrole verricht van het bestaande mini-éénloketsysteem (MOSS) voor elektronische b2c-diensten en van de in 2015 doorgevoerde wijzigingen van de "plaats van dienst"-regels voor deze diensten. De resultaten daarvan zijn meegenomen in het voorstel en met name de tekortkomingen en belemmeringen waarmee midden- en kleinbedrijven en micro-ondernemingen te maken hebben, zullen worden aangepakt. Puur cijfermatig bekeken zal de invoering van een grensoverschrijdende intra-EU-drempel in 2018 tot gevolg hebben dat 6 500 bedrijven buiten het toepassingsgebied van het huidige MOSS zullen vallen, wat hen een kostenbesparing van 13 miljoen EUR kan opleveren. Nog eens 1 000 bedrijven zullen baat hebben bij de vereenvoudiging van de eisen inzake bewijsstukken die in 2018 van kracht wordt. Tot slot zal de drempel, die met de uitbreiding van het MOSS in 2021 ook voor goederen zal gelden, ten goede komen aan 430 000 bedrijven, wat hen een kostenbesparing tot 860 miljoen EUR kan opleveren.

Het REFIT-aspect heeft ook betrekking op de hoofddoelstellingen van het nieuwe initiatief, namelijk de lasten voor grensoverschrijdende e-commerce die het gevolg zijn van de uiteenlopende btw-regimes, zoveel mogelijk beperken. Wat resultaten betreft, wordt verwacht dat het voorstel de btw-nalevingskosten voor het bedrijfsleven vanaf 2021 met 2,3 miljard EUR per jaar zal doen dalen, terwijl de btw-inkomsten van de lidstaten met 7 miljard EUR zullen toenemen. Tot slot zal met de uitbreiding van het MOSS in 2021 ook een aantal tekortkomingen worden aangepakt die in de REFIT-evaluatie van het initiatief uit 2015 aan het licht zijn gekomen, waaronder de behoefte aan thuisstaatregels waar het gaat om factureringsvereisten, aan coördinatie van controles, aan communicatie met belastingplichtigen en ook aan de invoering van een drempel voor leveringen van goederen zowel als diensten.

Samenhang met de huidige bepalingen op dit beleidsgebied

Algemeen strekt het voorstel ertoe de goede werking van de interne markt, het concurrentievermogen van EU-bedrijven en een effectieve belastingheffing in de digitale economie te garanderen. Het voorstel is in overeenstemming met de toekomstige toepassing van het bestemmingsbeginsel voor de btw, zoals uiteengezet in het recente btw-actieplan waaraan de Raad zijn steun heeft gegeven 3 .

Het voorstel is, in aanvulling op het btw-actieplan, aangewezen als een belangrijk initiatief in de strategie voor de digitale eengemaakte markt 4 , de strategie voor de eengemaakte markt 5 en het actieplan inzake e-overheid 6 .

2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Het voorstel is gebaseerd op artikel 113 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Krachtens dit artikel stelt de Raad, na raadpleging van het Europees Parlement en het Economisch en Sociaal Comité met eenparigheid van stemmen, volgens een bijzondere wetgevingsprocedure, de bepalingen vast die betrekking hebben op de harmonisatie van de regels van de lidstaten op het gebied van de indirecte belastingen.

Subsidiariteit

Het voorstel is in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel, omdat de belangrijkste problemen (verstorende effecten, hoge administratieve kosten enz.) die in kaart zijn gebracht, worden veroorzaakt door de bepalingen van de huidige btw-richtlijn en de daarmee samenhangende handelingen. Aangezien de btw een belasting is die op EU-niveau geharmoniseerd is, kunnen de lidstaten niet zelf andere bepalingen vaststellen en daarom vereist een initiatief om de btw voor de grensoverschrijdende e-commerce te moderniseren, een voorstel van de Commissie tot wijziging van de btw-richtlijn. Het is duidelijk dat met het voorstel een beter resultaat kan worden bereikt dan wat op het niveau van de lidstaten mogelijk is, aangezien de belangrijkste vereenvoudiging het MOSS-systeem is, dat in alle lidstaten van toepassing is en door alle bedrijven kan worden gebruikt om eenvoudig en efficiënt de verschuldigde btw in alle lidstaten te voldoen. Een "soft law"-benadering, zoals een vrijwillige toepassing van een MOSS door de lidstaten, is niet haalbaar, aangezien het systeem een uitzondering op de normale regels vormt en dus een gecoördineerde en door IT-infrastructuur onderbouwde aanpak vereist.

Evenredigheid

Het voorstel is in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel, dat wil zeggen dat het niet verder gaat dan nodig is om de doelstellingen van de Verdragen, met name de goede werking van de interne markt, te verwezenlijken. Net als bij het subsidiariteitsbeginsel kunnen de lidstaten de problemen en de onderliggende oorzaken niet aanpakken zonder een voorstel tot wijziging van de btw-richtlijn. De evenredigheidsdimensie van het voorstel omvat een aantal belangrijke aspecten. Ten eerste wordt, met de tweefasige uitvoering van het voorstel, erkend dat bepaalde maatregelen (zoals de drempel en vereenvoudigde verplichtingen) in 2018 kunnen worden ingevoerd zonder de ontwikkeling van IT-oplossingen. De uitvoeringsdatum 2021 voor de belangrijkste elementen van het voorstel doet dan weer recht aan het feit dat de lidstaten over voldoende tijd moeten kunnen beschikken om ervoor te zorgen dat de vereiste IT-systemen kunnen worden ontwikkeld en getest. Dit biedt ook de mogelijkheid tot verder overleg met het bedrijfsleven. Ten tweede wordt erkend dat de douanediensten voor een uitdaging zullen worden geplaatst, aangezien de afschaffing van de btw-vrijstelling voor de invoer van kleine zendingen zal leiden tot een sterke stijging van het aantal pakjes waarvoor de btw zal moeten worden geïnd; dit zal echter worden gecompenseerd door de vereenvoudiging die zal worden geboden door de MOSS-invoerregeling voor alle pakjes met een waarde tot 150 EUR, de stijging van de btw-inkomsten van de lidstaten met 7 miljard EUR per jaar en het gelijke speelveld voor EU-bedrijven die momenteel worden benadeeld.

Keuze van het instrument

Het voorstel vereist een wijziging van vier rechtshandelingen. De belangrijkste wijzigingen zullen worden aangebracht in Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde 7 (de "btw-richtlijn") en in Verordening (EU) nr. 904/2010 betreffende de administratieve samenwerking en de bestrijding van fraude op het gebied van de belasting over de toegevoegde waarde 8 . Relatief kleine wijzigingen zullen worden aangebracht in Richtlijn 2009/132/EG houdende bepaling van de werkingssfeer van artikel 143, onder b) en c), van Richtlijn 2006/112/EG met betrekking tot de vrijstelling van de belasting over de toegevoegde waarde voor de definitieve invoer van bepaalde goederen 9 en in Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 houdende vaststelling van maatregelen ter uitvoering van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde 10 .

3.RESULTATEN VAN EX-POSTEVALUATIES, RAADPLEGINGEN VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELINGEN

Raadpleging van belanghebbenden

Met de raadpleging werden twee belangrijke doelstellingen nagestreefd: enerzijds input leveren voor de REFIT-analyse van de tenuitvoerlegging van de wijzigingen van 2015 betreffende de "plaats van dienst"-regels en het MOSS en anderzijds de meningen van de belanghebbenden verzamelen over de toezegging die de Commissie in haar strategie voor de digitale eengemaakte markt had gedaan in verband met de modernisering van het btw-kader voor grensoverschrijdende e-commerce.

Het raadplegingsproces omvatte vier belangrijke onderdelen:

(1)raadplegingen van en workshops voor belanghebbenden, georganiseerd door Deloitte in het kader van de studie over "Options for the modernisation of cross-border e-commerce" (februari 2015 — juli 2016);

(2)een Fiscalis-seminar (september 2015, Dublin) met de lidstaten en het bedrijfsleven;

(3)een gerichte raadpleging van de belangrijkste belanghebbenden;

(4)een openbare raadpleging 11 .

Een van de belangrijkste doelstellingen van deze effectbeoordeling waren de gevolgen van de verschillende opties voor het mkb. Om inzicht te verwerven in en rekening te houden met de problemen waarmee midden- en kleinbedrijven worden geconfronteerd, zijn er specifieke maatregelen genomen, die zowel in kwantitatief als in kwalitatief opzicht in deze beoordeling zijn meegenomen. In dit verband is er specifiek bij kleine en micro-ondernemingen en hun representatieve organisaties een online-enquête verricht en de Commissie heeft erop toegezien dat het mkb vertegenwoordigd was op de conferentie van belanghebbenden.

Nadere bijzonderheden zijn te vinden in bijlage 2 "Synopsis report stakeholder consultation" van de effectbeoordeling.

De knelpunten die tijdens het raadplegingsproces door bedrijven en hun brancheorganisaties, met inbegrip van het midden- en kleinbedrijf, werden aangevoerd, houden hoofdzakelijk verband met de "plaats van dienst"-regels van 2015 en de toepassing van het MOSS voor de betrokken diensten (behoefte aan een drempel, aan het gebruik van thuisstaatregels voor bepaalde specifieke btw-verplichtingen zoals facturering en administratie, aan coördinatie van controles enz.) en zijn grotendeels in dit voorstel meegenomen.

Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid

De Commissie heeft gebruik gemaakt van de door Deloitte verrichte analyse voor de studie "VAT Aspects of cross-border e-commerce – Options for modernising" (februari 2015 — juli 2016), perceel 1, perceel 2 en perceel 3. De studie is gepubliceerd op de website van de Commissie op het volgende adres: http://ec.europa.eu/taxation_customs/taxation/vat/key_documents/reports_published/index_en.htm .

Het doel van deze studie was drieledig. In de eerste plaats moest er een economische analyse worden verricht van de btw-aspecten van e-commerce tegen de achtergrond van de huidige btw-regels (perceel 1). Daarnaast moest een beoordeling worden verricht van de gevolgen van de onderzochte opties voor de modernisering van de btw-aspecten van grensoverschrijdende e-commerce (perceel 2). Tot slot moest een beoordeling worden verricht van de tenuitvoerlegging van de wijzigingen van de "plaats van dienst"-regels voor telecommunicatie-, omroep- en elektronische diensten (hierna "elektronische diensten" genoemd) en het daarmee samenhangende MOSS, dat in januari 2015 in werking is getreden (perceel 3).

Daarnaast zijn er twee vergaderingen met deskundigen georganiseerd. In september 2015 heeft in Ierland een Fiscalis 2020-seminar plaatsgevonden, waaraan zowel btw-deskundigen van de lidstaten als van het bedrijfsleven hebben deelgenomen. Het hoofddoel van het seminar bestond erin een evaluatie te verrichten van de "plaats van dienst"-regels en het MOSS van 2015 alsook van de opties voor de modernisering van de btw bij grensoverschrijdende e-commerce, die in de initiële effectbeoordeling van het voorstel waren opgenomen. In april 2016 heeft in Zweden een tweede Fiscalis 2020- en Douane 2020-workshop plaatsgevonden, waar de aanwezige belasting- en douanedeskundigen van de lidstaten zich voornamelijk hebben gebogen over het invoergerelateerde element van het voorstel (opheffing van de btw-vrijstelling voor de invoer van kleine zendingen en uitbreiding van het MOSS tot de invoer van kleine zendingen tot 150 EUR).

Beide bijeenkomsten hebben goede resultaten opgeleverd en de tijdens deze bijeenkomsten ontvangen aanbevelingen zijn in dit voorstel nader in overweging genomen.

Effectbeoordeling

De effectbeoordeling van het voorstel is op 22 juni 2016 door de Raad voor regelgevingstoetsing bekeken. Deze heeft een positief advies over het voorstel uitgebracht, met een aantal aanbevelingen waarmee rekening is gehouden. Het advies van de raad en de aanbevelingen zijn opgenomen in bijlage 1 bij het werkdocument van de diensten van de Commissie dat bij dit voorstel gaat. De samenvatting kan worden geraadpleegd op: https://ec.europa.eu/taxation_customs/business/vat/digital-single-market-modernising-vat-cross-border-ecommerce_en .

Gezonde regelgeving en vereenvoudiging

Dit voorstel maakt deel uit van het REFIT-programma en in dit verband is er een evaluatie verricht van de tenuitvoerlegging van de in 2015 doorgevoerde wijzigingen van de "plaats van dienst"-regels voor elektronische diensten en van de tenuitvoerlegging van het MOSS-systeem voor deze diensten. Uit deze evaluatie blijkt dat het MOSS het bedrijfsleven een besparing van 500 miljoen EUR heeft opgeleverd ten opzichte van het alternatief, zijnde rechtstreekse registratie en betaling — gemiddeld 41 000 EUR per bedrijf. Dit komt neer op een kostenverlaging van 95 % in vergelijking met het alternatief van rechtstreekse registratie.

De evaluatie van het MOSS is ook zeer nuttig gebleken om de positieve aspecten van de wijzigingen van 2015 in het nieuwe initiatief ongemoeid te laten en de tekortkomingen in die wijzigingen aan te pakken. Dit voorstel voorziet bijvoorbeeld in de invoering in 2018 van een grensoverschrijdende drempel voor diensten waarop de wijzigingen van 2015 van toepassing zijn, en in een versoepeling van het vereiste dat verleners van elektronische diensten met een omzet van minder dan 100 000 EUR twee bewijsstukken moeten verkrijgen (de zogenaamde "soft landing").

4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Volgens schattingen zal het voorstel tegen 2021 tot een stijging van de btw-inkomsten van de lidstaten met 7 miljard EUR per jaar leiden. Volgens schattingen zal het voorstel de administratieve lasten voor bedrijven met 2,3 miljard EUR per jaar verlagen.

De financiële gevolgen voor de lidstaten zouden beperkt moeten blijven, aangezien de uitbreiding van het MOSS een verdere ontwikkeling van een bestaand systeem is.

5.OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

Op de uitvoering zal worden toegezien door het Permanent Comité inzake administratieve samenwerking (SCAC). Net als bij de wijzigingen van 2015 zal het SCAC worden bijgestaan door het Permanent Comité inzake informatietechnologie (SCIT).

Overzicht van de belangrijkste bepalingen van het voorstel

De belangrijkste bepalingen van het voorstel zijn:

(1)de uitbreiding van het bestaande MOSS tot intracommunautaire afstandsverkopen van materiële goederen en andere diensten dan elektronische diensten alsook tot afstandsverkopen van goederen uit derde landen;

(2)de invoering van een vereenvoudigd regime voor zowel de aangifte als de betaling van invoer-btw voor importeurs van goederen die bestemd zijn voor de eindverbruiker, wanneer de btw niet werd voldaan via het MOSS-systeem;

(3)de afschaffing van de bestaande drempels voor intracommunautaire afstandsverkopen, die verstorend werken op de eengemaakte markt;

(4)de afschaffing van de bestaande btw-vrijstelling voor de invoer van kleine zendingen van leveranciers in derde landen, die EU-verkopers benadeelt;

(5)de invoering van een gemeenschappelijke EU-brede vereenvoudigingsmaatregel die onder meer voorziet in een btw-drempel voor intracommunautaire afstandsverkopen van goederen en elektronische diensten ter ondersteuning van kleine start-ups in de sector van de e-commerce alsook in vereenvoudigde regels voor de identificatie van klanten;

(6)de mogelijkheid die aan EU-verkopers wordt geboden om de thuisstaatregels toe te passen op gebieden zoals facturering en administratie; en

(7)meer coördinatie tussen de lidstaten bij de controle van grensoverschrijdend opererende bedrijven die gebruikmaken van het btw-stelsel, om een hoge naleving te waarborgen.

Toelichting bij de specifieke bepalingen van het voorstel

Artikel 1 — wijzigingen van de btw-richtlijn — bepalingen die van kracht worden op 1 januari 2018

Artikel 1, punt 1, bevat een verduidelijking van artikel 28 van de btw-richtlijn, zoals overeengekomen in het btw-comité. De woorden "inclusief in gevallen waarin daarvoor gebruik wordt gemaakt van een telecommunicatienetwerk, een interface of een portaal" worden aan de bepaling toegevoegd om duidelijk te maken dat dit artikel ook van toepassing is wanneer een elektronische dienst wordt verricht via een tussenpersoon of een derde partij die in eigen naam maar voor rekening van een ander handelt en gebruikmaakt van een elektronische interface om die dienst te verrichten.

In de punten 2 tot en met 7 van artikel 1 wordt een aantal verbeteringen voorgesteld van de bestaande bijzondere regelingen voor de belasting van elektronische diensten die door niet-gevestigde belastingplichtigen worden verricht ten behoeve van niet-belastingplichtigen, zoals vastgesteld in hoofdstuk 6 van titel XII van de btw-richtlijn. Deze verbeteringen vereisen geen wijzigingen in het elektronische registratie- en betalingssysteem (MOSS) dat bedrijven die dergelijke diensten verrichten, de mogelijkheid biedt om zich te registreren en btw te betalen in één enkele lidstaat voor alle prestaties aan in de Gemeenschap gevestigde afnemers (het mini-éénloketsysteem of MOSS), en zijn gebaseerd op de evaluatie van het MOSS, in het kader waarvan ook de bedrijven zijn geraadpleegd. Zij omvatten het volgende:

(1)Punt 2: de leden 2 tot en met 5 worden aan artikel 58 van de btw-richtlijn toegevoegd om een drempel van 10 000 EUR in te voeren; onder die drempel blijft de plaats van een dienst die in aanmerking kan komen voor de toepassing van de bijzondere regeling voor elektronische diensten binnen de Unie, in de lidstaat van de dienstverlener. Dit moet echter facultatief zijn voor de belastingplichtigen, zodat zij toch voor de toepassing van het MOSS kunnen kiezen, bijvoorbeeld wanneer hun omzet in de loop van een kalenderjaar bij wijze van uitzondering onder de drempel ligt.

(2)Punt 3: met de wijziging van artikel 219 bis van de btw-richtlijn wordt bepaald dat de factureringsregels van de lidstaat van identificatie van toepassing zijn. Daardoor hoeven leveranciers en dienstverrichters de factureringsregels van slechts één lidstaat na te leven in plaats van, zoals thans het geval is, van iedere lidstaat van bestemming waar prestaties worden verricht.

(3)Punten 4 en 5: belastingplichtigen die niet in de Gemeenschap zijn gevestigd maar wel voor de btw zijn geregistreerd in een lidstaat (bijvoorbeeld omdat zij incidenteel aan de btw onderworpen handelingen in die lidstaat verrichten), kunnen geen gebruik maken van de bijzondere regeling voor niet in de Gemeenschap gevestigde belastingplichtigen (de "niet-Unieregeling") noch van de bijzondere regeling voor in de Gemeenschap gevestigde belastingplichtigen (de "Unieregeling"). Daardoor komen zij momenteel niet in aanmerking voor de vereenvoudigingen van het MOSS en moeten zij zich voor de btw registreren in elke lidstaat waar zij elektronische diensten verrichten. Om die belastingplichtigen de mogelijkheid te bieden om gebruik te maken van de niet-Unieregeling, wordt in het voorstel de zinsnede "en ook niet anderszins voor btw-doeleinden geïdentificeerd moet zijn" in de definitie van "niet in de Gemeenschap gevestigde belastingplichtige" in artikel 358 bis van de btw-richtlijn geschrapt en wordt artikel 361, lid 1, onder e), van de btw-richtlijn dienovereenkomstig aangepast.

(4)Punten 6 en 7: met de wijziging van artikel 369, lid 2, en artikel 369 duodecies, lid 2, van de btw-richtlijn wordt bepaald dat de termijn voor het bewaren van de boekhouding in respectievelijk de niet-Unieregeling en de Unieregeling de door de lidstaat van identificatie van de belastingplichtige vastgestelde termijn is in plaats van de huidige termijn van tien jaar, die de bewaarverplichtingen van de meeste lidstaten ruim te boven gaat.

Artikel 2 — wijzigingen van de btw-richtlijn — bepalingen die van kracht worden op 1 januari 2021 - uitbreiding van het MOSS

Dit artikel bevat de bepalingen die nodig zijn om de toepassing van de bestaande bijzondere regelingen voor de belasting van "elektronische diensten", die zijn vastgelegd in hoofdstuk 6 van titel XII van de btw-richtlijn, uit te breiden tot andere diensten en tot afstandsverkopen van goederen, zowel binnen de Gemeenschap als van buiten de Gemeenschap. Bijgevolg kunnen de definities van elektronische diensten in artikel 358 van de btw-richtlijn worden geschrapt, maar moet een definitie van afstandsverkopen worden toegevoegd (punt 11). Dit artikel voorziet ook in een aantal andere verbeteringen van de bestaande bijzondere regelingen. Volgens het voorstel vinden deze wijzigingen pas toepassing vanaf 1 januari 2021 omdat er eerst nadere uitvoeringsbepalingen moeten worden vastgesteld en het IT-systeem voor de registratie en de aangifte en de betaling van de btw (het MOSS) moet worden aangepast.

1.    Bijzondere regeling voor niet in de Gemeenschap gevestigde belastingplichtigen die diensten verrichten voor niet-belastingplichtigen in de Gemeenschap (niet-Unieregeling)

Het voorstel breidt de bijzondere regeling voor niet-gevestigde belastingplichtigen die elektronische diensten verrichten voor niet-belastingplichtigen in de Gemeenschap (hoofdstuk 6, afdeling 2, van titel XII van de btw-richtlijn) uit tot andere diensten. De btw-richtlijn moet daarvoor op de volgende punten worden gewijzigd:

Toevoeging van een definitie van "lidstaat van verbruik" in artikel 358 bis, waarin wordt bepaald dat dit de lidstaat is waar de dienst wordt geacht te zijn verricht overeenkomstig hoofdstuk 3 van titel V van de btw-richtlijn (punt 13).

Vervanging van de verwijzing naar "telecommunicatiediensten, omroepdiensten of elektronische diensten" door "diensten" in de titel van afdeling 2 (punt 12) en in de artikelen 359, 363, 364 en 365 van de btw-richtlijn (punten 14, 16 en 17).

Twee andere verbeteringen van deze regeling die naar aanleiding van de evaluatie van het MOSS worden voorgesteld, zijn de volgende (punt 17):

Een wijziging van artikel 364 van de btw-richtlijn waarbij de termijn voor het indienen van de btw-aangifte wordt verlengd van 20 tot 30 dagen na het verstrijken van het belastingtijdvak.

Een wijziging van artikel 365 van de btw-richtlijn (punten 14, 16 en 17) die erin voorziet dat correcties op eerdere btw-aangiften kunnen worden aangebracht in een volgende aangifte in plaats van in de aangiften van de belastingtijdvakken waarop de correcties betrekking hebben.

2.    Bijzondere regeling voor intracommunautaire afstandsverkopen van goederen en voor diensten verricht door in de Gemeenschap doch niet in de lidstaat van verbruik gevestigde belastingplichtigen (Unieregeling)

Het voorstel breidt de bijzondere regeling voor elektronische diensten verricht door belastingplichtigen die wel in de Gemeenschap maar niet in de lidstaat van verbruik zijn gevestigd (hoofdstuk 6, afdeling 3, van titel XII van de btw-richtlijn), uit tot andere diensten die aan niet-belastingplichtigen worden verleend en tot intracommunautaire afstandsverkopen van goederen. De btw-richtlijn moet daarvoor op de volgende punten worden gewijzigd:

Toevoeging van een definitie van "intracommunautaire afstandsverkopen van goederen" in artikel 369 bis van de btw-richtlijn (punt 20, onder a)). Dit begrip wordt omschreven onder verwijzing naar artikel 33, lid 1, van de btw-richtlijn. Het voorstel bevat ook een verduidelijking van artikel 33, lid 1, in overeenstemming met de richtsnoeren van het btw-comité. Aangezien intracommunautaire afstandsverkopers van goederen gebruik zullen kunnen maken van het MOSS en de btw over al hun afstandsverkopen zullen kunnen aangeven en betalen in één enkele lidstaat, voorziet het voorstel in de afschaffing van de huidige, in artikel 34 van de btw-richtlijn vastgestelde drempels waaronder afstandsverkopen onderworpen blijven aan de btw in de lidstaat van vertrek van de verzending of het vervoer (punten 3 en 4). Deze drempels worden vervangen door een drempel van 10 000 EUR voor micro-ondernemingen, waaronder de plaats van een onder deze bijzondere regeling vallende prestatie in de lidstaat blijft waar de leverancier of dienstverrichter gevestigd is (punten 5 en 6). Overeenkomstig artikel 1, punt 2, van het voorstel moet deze drempel vanaf 1 januari 2018 van toepassing zijn, maar uitsluitend voor elektronische diensten. Vanaf 2021 moet hij algemeen gaan gelden voor zowel elektronische diensten als intracommunautaire afstandsverkopen van goederen. Daarom moet hij in artikel 58 worden geschrapt en in een nieuw hoofdstuk 3 bis (nieuw artikel 59 quater) in titel V van de btw-richtlijn worden ingevoegd. Ten slotte moet de in artikel 220, lid 1, punt 2, vastgestelde verplichting om een factuur uit te reiken voor intracommunautaire afstandsverkopen, worden geschrapt wanneer gebruik wordt gemaakt van deze bijzondere regeling (punt 9), aangezien deze verplichting gekoppeld is aan de huidige regeling voor intracommunautaire afstandsverkopen waarbij rekening moet worden gehouden met de nationale drempels.

Toevoeging van een definitie van "lidstaat van verbruik" in artikel 369 bis van de btw-richtlijn (punt 20, onder b)). Dit is de lidstaat waar de dienst wordt geacht te zijn verricht overeenkomstig hoofdstuk 3 van titel V van de btw-richtlijn of, in het geval van afstandsverkopen, de lidstaat van aankomst van de verzending of het vervoer van de goederen naar de afnemer.

Wijziging van de titel van afdeling 3 en van de artikelen 369 ter, 369 quater, 369 sexies, 369 septies, 369 nonies en 369 decies, 369 undecies en 369 duodecies van de btw-richtlijn naar aanleiding van de uitbreiding van het toepassingsgebied van deze afdeling (punten 19, 21 en 23 tot en met 28). Met name de verwijzingen naar de "niet in de lidstaat van verbruik gevestigde belastingplichtige" worden vervangen door de "belastingplichtige die gebruikmaakt van deze regeling", omdat het vereiste dat de belastingplichtige niet in de lidstaat van verbruik gevestigd mag zijn, niet geldt voor intracommunautaire afstandsverkopen van goederen.

Wijziging van de inhoud van de btw-aangifte in artikel 369 octies, lid 1, van de btw-richtlijn door toevoeging van gegevens betreffende afstandsverkopen van goederen (punt 24). Belastingplichtigen die in het kader van deze bijzondere regeling zowel diensten verlenen als goederen op afstand verkopen, moeten beide soorten prestaties op dezelfde btw-aangifte kunnen vermelden. In het nieuwe artikel 369 octies, lid 2, van de btw-richtlijn wordt bepaald dat wanneer eenzelfde belastingplichtige in het kader van deze bijzondere regeling goederen uit verschillende lidstaten levert, deze leveringen in de btw-aangifte voor iedere lidstaat van verzending moeten worden uitgesplitst naar lidstaat van verbruik. Deze bepaling is vergelijkbaar met de huidige bepaling voor elektronische diensten in de tweede alinea van het huidige artikel 369 octies van de btw-richtlijn, dat nu lid 3 van artikel 369 octies wordt.

Net als bij de niet-Unieregeling is in het voorstel ook bepaald - in artikel 369 septies van de btw-richtlijn - dat de termijn voor het indienen van de btw-aangifte wordt verlengd van 20 tot 30 dagen na het verstrijken van het belastingtijdvak en - in artikel 369 octies, lid 4, van de btw-richtlijn - dat correcties op eerdere btw-aangiften kunnen worden aangebracht in een volgende aangifte in plaats van op de aangiften van de belastingtijdvakken waarop de correcties betrekking hebben (punt 24).

Ten slotte wordt een verduidelijking van artikel 14, lid 2, onder c), van de btw-richtlijn voorgesteld (punt 1), die vergelijkbaar is met de voorgestelde verduidelijking van artikel 28 van de btw-richtlijn (punt 1 van artikel 1) en behelst dat voornoemd artikel ook van toepassing is bij de onlineverkoop van goederen via een tussenpersoon of een derde partij die in eigen naam maar voor rekening van een ander handelt en gebruikmaakt van een elektronische interface om de goederen te verkopen (bv. een elektronisch platform).

3.    Bijzondere regeling voor afstandsverkopen van goederen die worden ingevoerd uit derde landen of derdelandsgebieden en een intrinsieke waarde van niet meer dan 150 EUR hebben (de invoerregeling)

Aan hoofdstuk 6 van titel XII van de btw-richtlijn wordt een nieuwe afdeling 4 toegevoegd om een bijzondere regeling op te zetten voor afstandsverkopen van goederen die uit derde landen of derdelandsgebieden worden ingevoerd (punt 29). Deze afdeling heeft dezelfde structuur en is gebaseerd op dezelfde beginselen als de bijzondere regelingen in de afdelingen 2 en 3 van hoofdstuk 6.

In artikel 369 terdecies zijn de definities vastgesteld die van toepassing zijn op deze afdeling. De definitie van "afstandsverkoop van goederen die worden ingevoerd uit derde landen" bakent het toepassingsgebied van deze bijzondere regeling af, die ziet op de verkoop van goederen in zendingen met een intrinsieke waarde 12 van niet meer dan 150 EUR waarvan de plaats van levering onder artikel 33, lid 2, van de btw-richtlijn valt. Momenteel is hierin bepaald dat wanneer "op afstand" verkochte goederen worden ingevoerd in een andere lidstaat dan de lidstaat van aankomst van het vervoer naar de afnemer, een levering van goederen wordt geacht plaats te vinden in de laatstgenoemde lidstaat. Om ook gebruik te kunnen maken van de bijzondere regeling in situaties waarin de lidstaat waar de afnemer zich bevindt en de lidstaat van invoer dezelfde zijn, wordt aan artikel 33, lid 2, een tweede alinea toegevoegd, waarbij in die lidstaat een belastbaar feit wordt gecreëerd wanneer de bijzondere regeling wordt gebruikt (punt 2, onder b)). Er moet een definitie van "tussenpersoon" worden gegeven, zodat niet in de Gemeenschap gevestigde verkopers een in de Gemeenschap gevestigde persoon kunnen aanwijzen die in hun naam en voor hun rekening voldoet aan de op hen rustende btw-verplichtingen in het kader van deze bijzondere regeling. Welke lidstaat de "lidstaat van identificatie" kan zijn, hangt af van de vraag of de verkoper al dan niet in de Gemeenschap is gevestigd of daar een vaste inrichting heeft, en of hij al dan niet een tussenpersoon heeft aangewezen. Ten slotte verwijst de "lidstaat van verbruik" naar de lidstaat van aankomst van het vervoer naar de afnemer.

In artikel 369 quaterdecies is bepaald wie in aanmerking komt voor het gebruik van deze bijzondere regeling. Volgens het voorstel moet een niet in de Gemeenschap gevestigde verkoper een tussenpersoon aanwijzen, tenzij hij naar behoren is gemachtigd door de lidstaat van identificatie of hij is gevestigd in een land waarmee de EU een overeenkomst betreffende wederzijdse bijstand heeft gesloten. De lijst van betrokken landen moet naderhand bij een uitvoeringsverordening van de Commissie worden vastgesteld.

In artikel 369 quindecies is bepaald dat de btw verschuldigd wordt op het tijdstip waarop de betaling is aanvaard. Deze bepaling is nodig om te bepalen welke leveringen in de periodieke btw-aangifte moeten worden opgenomen.

In de artikelen 369 sexdecies tot en met 369 quinvicies zijn de bepalingen van de twee andere bijzondere regelingen in verband met identificatie, btw-aangiften, betaling van de btw en boekhouding overgenomen. Er zij opgemerkt dat artikel 369 vicies een specifieke bepaling betreffende de invoerregeling bevat waarin is vastgelegd dat de lidstaten geen verdere verplichtingen inzake aangifte mogen opleggen bovenop de periodieke btw-aangifte.

Wanneer de btw is aangegeven onder deze bijzondere regeling, mag er geen btw meer verschuldigd zijn bij de invoer van de goederen. Daarom moet in een vrijstelling voor deze invoer worden voorzien. Deze vrijstelling is ingevoegd in artikel 143, lid 1, van de btw-richtlijn. Opdat de douane zou kunnen vaststellen om welke zendingen bij invoer het gaat, moet haar uiterlijk bij de indiening van de invoeraangifte een geldig btw-identificatienummer worden voorgelegd waaruit blijkt dat de btw wordt aangegeven onder de bijzondere regeling (punt 7).

Hoewel deze regeling in de eerste plaats op afstandsverkopen aan eindverbruikers ziet, kan niet worden uitgesloten dat ook belastingplichtigen voor bedrijfsdoeleinden online goederen aankopen buiten de Gemeenschap bij een verkoper die van deze bijzondere regeling gebruikmaakt. Opdat deze belastingplichtigen hun recht op aftrek van btw op dergelijke aankopen zouden kunnen uitoefenen, is aan artikel 178 een nieuw punt g) met de voorwaarden voor de uitoefening van het recht op aftrek toegevoegd (punt 8).

4.    Bijzonder regime voor de aangifte en de betaling van invoer-btw op afstandsverkopen van goederen uit derde landen of derdelandsgebieden waarbij geen gebruik is gemaakt van de invoerregeling

Er worden vereenvoudigingsmaatregelen ingevoerd voor goederen in zendingen met een waarde waarvoor de btw niet wordt aangegeven via de in afdeling 3 hierboven beschreven invoerregeling (punt 30). Ten aanzien van dergelijke invoer dienen de lidstaten toe te staan dat de persoon die de goederen bij de douane in de Gemeenschap aanbrengt (doorgaans postaanbieders of koerierdiensten), de invoer-btw op deze zendingen elektronisch rapporteert en betaalt op basis van een maandelijkse aangifte, voor rekening van degene voor wie de goederen bestemd zijn. Om de aangifte verder te vereenvoudigen, moeten deze goederen systematisch worden onderworpen aan het normale btw-tarief, tenzij degene voor wie de goederen bestemd zijn, specifiek om de toepassing van een verlaagd tarief verzoekt. In dat geval moet echter een standaard douaneaangifte worden ingediend.

Artikel 3 – wijziging van Richtlijn 2009/132/EG

Titel IV (artikelen 23 en 24) van Richtlijn 2009/132/EG voorziet in een vrijstelling voor ingevoerde goederen met een te verwaarlozen waarde van in totaal niet meer dan 10 EUR tot 22 EUR (dit bedrag moet door iedere lidstaat worden vastgesteld). Aangezien het dankzij de bijzondere regeling (en dus het MOSS) mogelijk zal zijn om btw aan te geven en te betalen voor ingevoerde goederen die online zijn besteld, waardoor ook de inning van de btw sterk zal worden vereenvoudigd, hoeft deze btw-vrijstelling niet langer te worden gehandhaafd. In het voorstel wordt deze vrijstelling derhalve geschrapt vanaf 1 januari 2021, de voorgestelde datum van inwerkingtreding van de invoerregeling.

2016/0370 (CNS)

Voorstel voor een

RICHTLIJN VAN DE RAAD

tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG en Richtlijn 2009/132/EG wat betreft bepaalde btw-verplichtingen voor diensten en afstandsverkopen van goederen

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 113,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Parlement 13 ,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité 14 ,

Handelend volgens een bijzondere wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

1)Richtlijn 2006/112/EG 15 van de Raad bevat bijzondere btw-regelingen voor niet-gevestigde belastingplichtigen die telecommunicatie-, omroep- of langs elektronische weg verrichte diensten aan niet-belastingplichtigen verlenen.

2)Richtlijn 2009/132/EG 16 van de Raad voorziet in een vrijstelling van de btw voor de invoer van kleine zendingen met een te verwaarlozen waarde.

3)Uit de evaluatie van deze op 1 januari 2015 ingevoerde bijzondere regelingen is gebleken dat zij op een aantal punten voor verbetering vatbaar zijn. Om te beginnen moeten voor micro-ondernemingen die in een lidstaat zijn gevestigd en incidenteel de diensten in kwestie in andere lidstaten verrichten, de btw-nalevingslasten in andere lidstaten dan hun lidstaat van vestiging omlaag. Daarom moet een voor de hele Gemeenschap geldende drempel worden ingevoerd waaronder deze diensten onderworpen blijven aan de btw in de lidstaat van vestiging. Ten tweede vormt de verplichte naleving van de facturerings- en administratievereisten van iedere lidstaat waar leveringen van goederen of diensten worden verricht, een zeer zware last. Om de lasten voor het bedrijfsleven zoveel mogelijk te beperken, moeten ten aanzien van de facturering en de administratie derhalve de regels gelden die van toepassing zijn in de lidstaat van identificatie van de leverancier of dienstverrichter die gebruikmaakt van de bijzondere regelingen. Ten derde kunnen belastingplichtigen die niet in de Gemeenschap zijn gevestigd maar wel voor de btw zijn geregistreerd in een lidstaat (bijvoorbeeld omdat zij incidenteel aan de btw onderworpen handelingen in die lidstaat verrichten), noch van de bijzondere regeling voor niet in de Gemeenschap gevestigde belastingplichtigen noch van de bijzondere regeling voor in de Gemeenschap gevestigde belastingplichtigen gebruikmaken. Daarom wordt voorgesteld aan deze belastingplichtigen de mogelijkheid te bieden om gebruik te maken van de bijzondere regeling voor niet in de Gemeenschap gevestigde belastingplichtigen.

4)Voorts is uit de evaluatie van de op 1 januari 2015 ingevoerde bijzondere regelingen voor de belasting van telecommunicatie-, omroep- of langs elektronische weg verrichte diensten gebleken dat het vereiste om de btw-aangifte in te dienen binnen 20 dagen na het verstrijken van het belastingtijdvak waarop de aangifte betrekking heeft, te streng is, met name voor diensten via een telecommunicatienetwerk, een interface of een portaal, in welk geval de via dat netwerk, die interface of dat portaal verrichte diensten worden geacht te zijn verricht door de exploitant van dat netwerk, die interface of dat portaal, die de gegevens voor het invullen van de btw-aangifte moet verzamelen bij elke individuele dienstverrichter. Uit de evaluatie is ook gebleken dat het vereiste om correcties aan te brengen in de btw-aangifte van het betrokken belastingtijdvak een zeer zware last vormt voor de belastingplichtigen, omdat zij daardoor soms elk kwartaal verschillende btw-aangiften opnieuw moeten indienen. Daarom moet de termijn voor het indienen van de btw-aangifte worden verlengd van 20 tot 30 dagen na het verstrijken van het belastingtijdvak en moet aan belastingplichtigen worden toegestaan eerdere btw-aangiften te corrigeren in een volgende aangifte in plaats van in de aangiften van de belastingtijdvakken waarop de correcties betrekking hebben.

5)Om te voorkomen dat belastingplichtigen die andere diensten dan telecommunicatie-, omroep- of langs elektronische weg verrichte diensten voor niet-belastingplichtigen verrichten, zich voor btw-doeleinden moeten identificeren in elke lidstaat waar deze diensten aan de btw zijn onderworpen, moeten de lidstaten belastingplichtigen die dergelijke diensten verrichten, toestaan om gebruik te maken van het IT-systeem voor de registratie en voor de aangifte en de betaling van de btw, zodat zij de btw over deze diensten in één lidstaat kunnen aangeven en betalen.

6)Om het toepassingsgebied te verduidelijken van de bepalingen die betrekking hebben op de situaties waarin goederen of diensten worden aangekocht om vervolgens te worden doorgeleverd, moet worden verwezen naar nieuwe middelen voor elektronische interactie via welke transacties worden aangegaan, teneinde rekening te houden met de technologische ontwikkelingen.

7)De verwezenlijking van de interne markt, de mondialisering en de technologische veranderingen hebben geleid tot een explosieve groei van de elektronische handel en daarmee ook van de verkoop op afstand van goederen, zowel van de ene lidstaat naar de andere als van derdelandsgebieden of derde landen naar de Gemeenschap. De desbetreffende bepalingen van Richtlijn 2006/112/EG en Richtlijn 2009/132/EG moeten aan deze ontwikkeling worden aangepast, rekening houdende met het beginsel van belastingheffing in het land van bestemming en de behoefte om de belastinginkomsten van de lidstaten te beschermen, gelijke concurrentievoorwaarden voor de betrokken bedrijven te creëren en de lasten voor hen zoveel mogelijk te beperken. De bijzondere regeling voor telecommunicatie-, omroep- of elektronische diensten verricht door in de Gemeenschap doch niet in de lidstaat van verbruik gevestigde belastingplichtigen moet daarom worden uitgebreid tot intracommunautaire afstandsverkopen van goederen en er moet een soortgelijke bijzondere regeling worden ingevoerd voor afstandsverkopen van goederen die worden ingevoerd uit derdelandsgebieden of derde landen.

8)Om de lasten te verminderen voor bedrijven die gebruikmaken van de bijzondere regeling voor intracommunautaire afstandsverkopen van goederen, moet de verplichting om een factuur voor die verkopen uit te reiken, worden geschrapt. Om dergelijke bedrijven rechtszekerheid te bieden, moet in de regels om de plaats van levering van deze goederen te bepalen, duidelijk worden aangegeven dat deze regels ook van toepassing zijn als de goederen indirect voor rekening van de leverancier zijn vervoerd of verzonden.

9)Het toepassingsgebied van de bijzondere regeling voor afstandsverkopen van goederen die worden ingevoerd uit derdelandsgebieden of derde landen, moet worden beperkt tot de verkoop van goederen met een intrinsieke waarde van niet meer dan 150 EUR; daarboven is voor douanedoeleinden een volledige douaneaangifte bij invoer vereist. Om dubbele belasting te voorkomen, moet worden voorzien in een vrijstelling van btw bij invoer voor de goederen die in het kader van deze bijzondere regeling worden aangegeven. Om te voorkomen dat de concurrentie tussen leveranciers in en buiten de Gemeenschap wordt verstoord en belastinginkomsten verloren gaan, is het verder ook nodig om de in Richtlijn 2009/132/EG vastgestelde vrijstelling voor de invoer van goederen in kleine zendingen met een te verwaarlozen waarde af te schaffen.

10)Aan een belastingplichtige die gebruikmaakt van de bijzondere regeling voor afstandsverkopen van goederen die worden ingevoerd uit derdelandsgebieden of derde landen, moet worden toegestaan om een in de Gemeenschap gevestigde tussenpersoon aan te wijzen als de persoon die gehouden is tot voldoening van de btw en die in zijn naam en voor zijn rekening aan de verplichtingen uit hoofde van de bijzondere regeling moet voldoen.

11)Om de belastinginkomsten van de lidstaten te beschermen, moet een niet in de Gemeenschap gevestigde belastingplichtige die van deze bijzondere regeling gebruikmaakt, de verplichting hebben om een tussenpersoon aan te wijzen. Deze verplichting moet evenwel niet gelden indien hij naar behoren is gemachtigd door de lidstaat van identificatie of hij is gevestigd in een land waarmee de Unie een overeenkomst betreffende wederzijdse bijstand heeft gesloten. Dergelijke machtigingen moeten onderworpen zijn aan een strikte lijst van duidelijk omschreven criteria.

12)Om eenvormige voorwaarden voor de tenuitvoerlegging van deze richtlijn te garanderen met betrekking tot de vaststelling van de lijst van derde landen waarmee de Unie een overeenkomst betreffende wederzijdse bijstand heeft gesloten waarvan het toepassingsgebied vergelijkbaar is met Richtlijn 2008/55/EG 17 van de Raad en Verordening (EU) nr. 904/2010 18 van de Raad, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 19 van het Europees Parlement en de Raad. Aangezien de vaststelling van de lijst van derde landen direct verbonden is met de administratieve samenwerking op het gebied van de belasting over de toegevoegde waarde, is het passend dat de Commissie wordt bijgestaan door het Permanent Comité inzake administratieve samenwerking dat is ingesteld bij artikel 58 van Verordening (EU) nr. 904/2010.

13)In aansluiting op de explosieve groei van de elektronische handel en de daaruit voortvloeiende toename van de invoer in de Gemeenschap van het aantal kleine zendingen met een intrinsieke waarde van niet meer dan 150 EUR dienen de lidstaten systematisch het gebruik van een bijzonder regime voor de aangifte en de betaling van invoer-btw toe te staan. Dit regime kan toepassing vinden wanneer de bijzondere regeling voor afstandsverkopen van goederen die worden ingevoerd uit derdelandsgebieden of derde landen, niet wordt gebruikt en wanneer de eindafnemer niet voor de standaard invoerprocedure heeft gekozen om van een eventueel verlaagd btw-tarief gebruik te kunnen maken.

14)Bij de toepassingsdatum voor de bepalingen van deze richtlijn wordt, in voorkomend geval, rekening gehouden met de tijd die nodig is om de voor de tenuitvoerlegging van deze richtlijn noodzakelijke maatregelen te treffen en om de lidstaten in staat te stellen hun IT-systeem voor de registratie en voor de aangifte en de betaling van de btw aan te passen.

15)Daar de doelstellingen van deze richtlijn, namelijk de vereenvoudiging van de btw-verplichtingen, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve beter op het niveau van Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

16)Overeenkomstig de gezamenlijke politieke verklaring van 28 september 2011 van de lidstaten en de Commissie over toelichtende stukken hebben de lidstaten 20 zich ertoe verbonden om in verantwoorde gevallen de kennisgeving van hun omzettingsmaatregelen vergezeld te doen gaan van één of meer stukken waarin het verband tussen de onderdelen van een richtlijn en de overeenkomstige delen van de nationale omzettingsinstrumenten wordt toegelicht. Met betrekking tot deze richtlijn acht de wetgever de toezending van dergelijke stukken verantwoord.

17)Richtlijn 2006/112/EG en Richtlijn 2009/132/EG dienen derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijzigingen van Richtlijn 2006/112/EG met ingang van 1 januari 2018

Met ingang van 1 januari 2018 wordt Richtlijn 2006/112/EG als volgt gewijzigd:

1)    Artikel 28 wordt vervangen door:

"Artikel 28

Wanneer door tussenkomst van een belastingplichtige die in eigen naam maar voor rekening van een ander handelt, een dienst wordt verricht, inclusief in gevallen waarin daarvoor gebruik wordt gemaakt van een telecommunicatienetwerk, een interface of een portaal, wordt de betrokken belastingplichtige geacht deze dienst zelf te hebben afgenomen en te hebben verricht.".

2)Artikel 58 wordt vervangen door:

"Artikel 58

1.    De plaats van de volgende diensten, verricht voor een niet-belastingplichtige, is de plaats waar deze persoon gevestigd is of, bij gebreke daarvan, zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft:

a)telecommunicatiediensten;

b)radio- en televisieomroepdiensten;

c)langs elektronische weg verrichte diensten, met name de in bijlage II bedoelde diensten.

Het feit dat de dienstverrichter en de afnemer langs elektronische weg berichten uitwisselen, betekent op zich niet dat de verrichte dienst een langs elektronische weg verrichte dienst is.

2.    Lid 1 is niet van toepassing wanneer aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a)de dienstverrichter is gevestigd of, bij gebreke daarvan, heeft zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats in slechts één lidstaat;

b)diensten worden verricht voor afnemers die zich in een andere dan de onder a) bedoelde lidstaat bevinden;

c)het totale bedrag van deze diensten, de btw niet inbegrepen, is in het lopende kalenderjaar niet hoger dan 10 000 EUR of de tegenwaarde daarvan in de nationale munteenheid, en heeft dit bedrag ook niet overschreden in de loop van het voorafgaande kalenderjaar.

3.    Wanneer de in lid 2, onder c), genoemde drempel in de loop van een kalenderjaar wordt overschreden, is lid 1 vanaf die datum van toepassing.

4.    De lidstaat op wiens grondgebied de in lid 2 bedoelde dienstverrichters zijn gevestigd of, bij gebreke daarvan, hun woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats hebben, verlenen deze dienstverrichters het recht ervoor te kiezen dat de plaats van dienst wordt bepaald overeenkomstig lid 1.

5.    De lidstaten nemen alle passende maatregelen om erop toe te zien dat de belastingplichtige aan de in lid 2 genoemde voorwaarden voldoet.".

3)Artikel 219 bis wordt vervangen door:

"Artikel 219 bis

1.    Voor facturering gelden de regels die van toepassing zijn in de lidstaat waar de goederenlevering of de dienst geacht wordt te zijn verricht, overeenkomstig het bepaalde in titel V.

2.    In afwijking van het bepaalde in lid 1 gelden voor facturering de volgende regels:

a)de regels die van toepassing zijn in de lidstaat waar de leverancier of dienstverrichter de zetel van zijn bedrijfsuitoefening of een vaste inrichting heeft gevestigd vanwaaruit hij de goederenlevering of de dienst verricht, of, bij gebreke van een dergelijke zetel of vaste inrichting, de lidstaat waar hij zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft, wanneer:

i)de leverancier of dienstverrichter niet gevestigd is in de lidstaat waar de goederenlevering of de dienst overeenkomstig het bepaalde in titel V geacht wordt te zijn verricht, of zijn inrichting in die lidstaat niet betrokken is bij het verrichten van de goederenlevering of de dienst in de zin van artikel 192 bis, onder b), en de tot voldoening van de belasting gehouden persoon degene is voor wie de goederenlevering of de dienst wordt verricht;

ii)de goederenlevering of de dienst overeenkomstig het bepaalde in titel V wordt geacht niet in de Gemeenschap te zijn verricht;

b)de regels die van toepassing zijn in de lidstaat waar de leverancier of de dienstverrichter die gebruikmaakt van een van de bijzondere regelingen als bedoeld in hoofdstuk 6 van titel XII, is geïdentificeerd.

Wanneer de leverancier of de dienstverrichter niet gevestigd is in de lidstaat waar de goederenlevering of de dienst geacht wordt te zijn verricht, en de afnemer zelf de factuur uitreikt ("self-billing"), of wanneer geen gebruik wordt gemaakt van de bijzondere regelingen als bedoeld in hoofdstuk 6 van titel XII, is lid 1 van toepassing.

3.    De leden 1 en 2 van dit artikel zijn van toepassing onverminderd de artikelen 244 tot en met 248.".

4)In artikel 358 bis wordt punt 1 vervangen door:

"1)"niet in de Gemeenschap gevestigde belastingplichtige": een belastingplichtige die de zetel van zijn bedrijfsuitoefening niet op het grondgebied van de Gemeenschap heeft gevestigd noch daar over een vaste inrichting beschikt;".

5)Artikel 361, lid 1, onder e), wordt vervangen door:

"e)een verklaring dat de belastingplichtige de zetel van zijn bedrijfsuitoefening niet op het grondgebied van de Gemeenschap heeft gevestigd noch daar over een vaste inrichting beschikt.".

6)In artikel 369, lid 2, wordt de tweede alinea vervangen door:

"De lidstaat van identificatie bepaalt de periode gedurende welke deze boekhouding moet worden bewaard door de niet in de Gemeenschap gevestigde belastingplichtige.".

7)In artikel 369 duodecies, lid 2, wordt de tweede alinea vervangen door:

"De lidstaat van identificatie bepaalt de periode gedurende welke deze boekhouding moet worden bewaard door de niet in de Gemeenschap gevestigde belastingplichtige.".

Artikel 2

Wijzigingen van Richtlijn 2006/112/EG met ingang van 1 januari 2021

Met ingang van 1 januari 2021 wordt Richtlijn 2006/112/EG als volgt gewijzigd:

1)    In artikel 14, lid 2, wordt punt c) vervangen door:

"c)de overdracht van een goed ingevolge een overeenkomst tot koop of verkoop in commissie, inclusief in gevallen waarin daarvoor gebruik wordt gemaakt van een telecommunicatienetwerk, een interface of een portaal.".

2)Artikel 33 wordt als volgt gewijzigd:

a)in lid 1 wordt het inleidende zinsdeel vervangen door:

"In afwijking van artikel 32 wordt als plaats van levering van goederen die door de leverancier dan wel, direct of indirect, voor zijn rekening worden verzonden of vervoerd vanuit een andere lidstaat dan die van aankomst van de verzending of het vervoer, aangemerkt de plaats waar de goederen zich bevinden op het tijdstip van aankomst van de verzending of het vervoer naar de afnemer, wanneer de volgende voorwaarden vervuld zijn:";

b)aan lid 2 wordt de volgende alinea toegevoegd:

"Wanneer de goederen uit een derdelandsgebied of een derde land worden verzonden of vervoerd en door de leverancier worden ingevoerd in de lidstaat van aankomst van de verzending of het vervoer naar de afnemer, worden de goederen geacht te zijn geleverd in die lidstaat, mits de btw op deze goederen wordt aangegeven onder de bijzondere regeling van afdeling 4 van hoofdstuk 6 van titel XII.".

3)Artikel 34 wordt geschrapt.

4)Artikel 35 wordt vervangen door:

"Artikel 35

Artikel 33 is niet van toepassing op leveringen van gebruikte goederen, kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen of antiquiteiten zoals omschreven in artikel 311, lid 1, punten 1) tot en met 4), noch op leveringen van gebruikte vervoermiddelen zoals omschreven in artikel 327, lid 3, die aan de btw zijn onderworpen overeenkomstig de toepasselijke bijzondere regelingen.".

5)In artikel 58 worden de leden 2 tot en met 5 geschrapt.

6)In titel V wordt het volgende hoofdstuk 3 bis ingevoegd:

"HOOFDSTUK 3 bis

Drempel voor belastingplichtigen die onder artikel 33, lid 1, vallende goederen leveren en onder artikel 58 vallende diensten verrichten

Artikel 59 quater

1.    Artikel 33, lid 1, en artikel 58 zijn niet van toepassing wanneer aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a)de leverancier of dienstverrichter is gevestigd of, bij gebreke daarvan, heeft zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats in slechts één lidstaat;

b)de diensten worden verricht voor of de goederen worden verzonden of vervoerd naar afnemers die zich in een andere dan de onder a) bedoelde lidstaat bevinden;

c)het totale bedrag van de onder deze bepalingen vallende goederenleveringen en diensten, de btw niet inbegrepen, is in het lopende kalenderjaar niet hoger dan 10 000 EUR of de tegenwaarde daarvan in de nationale munteenheid, en heeft dit bedrag ook niet overschreden in de loop van het voorafgaande kalenderjaar.

2.    Wanneer de in lid 1, onder c), genoemde drempel in de loop van een kalenderjaar wordt overschreden, zijn artikel 33, lid 1, en artikel 58 vanaf die datum van toepassing.

3.    De lidstaat op wiens grondgebied de goederen zich bevinden op het tijdstip van vertrek van de verzending of het vervoer of waar de belastingplichtigen zijn gevestigd die telecommunicatie-, radio- en televisieomroep- en langs elektronische weg verrichte diensten verrichten, verleent de belastingplichtigen die voor lid 1 in aanmerking komende prestaties verrichten, het recht ervoor te kiezen dat de plaats van levering of dienst wordt bepaald overeenkomstig artikel 33, lid 1, en artikel 58.

4.    De lidstaten nemen alle passende maatregelen om erop toe te zien dat de belastingplichtige aan de in lid 1 genoemde voorwaarden voldoet.".

7)In artikel 143, lid 1, wordt het volgende punt c bis) ingevoegd:

"c bis)de invoer van goederen wanneer de btw wordt aangegeven onder de bijzondere regeling van afdeling 4 van hoofdstuk 6 van titel XII en wanneer, uiterlijk bij de indiening van de invoeraangifte, het btw-identificatienummer van de leverancier of van de voor zijn rekening handelende tussenpersoon, dat is toegekend overeenkomstig artikel 369 octodecies, aan het bevoegde douanekantoor in de lidstaat van invoer is verstrekt;".

8)Aan artikel 178 wordt het volgende punt g) toegevoegd:

"g)wanneer hij als afnemer tot voldoening van de belasting is gehouden in geval van toepassing van afdeling 4 van hoofdstuk 6 van titel XII: in het bezit zijn van een factuur of een vervangend document uitgereikt door de belastingplichtige die van de bijzondere regeling gebruikmaakt of, in voorkomend geval, zijn tussenpersoon, waarop de betaalde btw en het overeenkomstig artikel 369 octodecies toegekende btw-identificatienummer duidelijk zijn vermeld.".

9)    Artikel 220, lid 1, punt 2), wordt vervangen door:

"2)de in artikel 33 bedoelde goederenleveringen, behalve wanneer een belastingplichtige gebruikmaakt van de bijzondere regeling van afdeling 2 van hoofdstuk 6 van titel XII;".

10)De titel van hoofdstuk 6 van titel XII wordt vervangen door:

"Bijzondere regelingen voor niet-gevestigde belastingplichtigen die diensten verrichten voor of goederen op afstand verkopen aan niet-belastingplichtigen in de Gemeenschap".

11)Artikel 358 wordt als volgt gewijzigd:

a)de punten 1, 2 en 3 worden geschrapt;

b)het volgende punt 3 bis wordt ingevoegd:

"3 bis"afstandsverkoop van goederen": verkoop van goederen waarvan de plaats van levering onder artikel 33, lid 1, valt en van goederen in zendingen met een intrinsieke waarde van niet meer dan 150 EUR waarvan de plaats van levering onder artikel 33, lid 2 of lid 3, valt;".

12)De titel van afdeling 2 wordt vervangen door:

"Bijzondere regeling voor diensten verricht door niet in de Gemeenschap gevestigde belastingplichtigen".

13)In artikel 358 bis wordt het volgende punt 3 toegevoegd:

"3)"lidstaat van verbruik": de lidstaat waar de dienst overeenkomstig hoofdstuk 3 van titel V wordt geacht te zijn verricht;".

14)Artikel 359 wordt vervangen door:

"Artikel 359

De lidstaten staan toe dat een niet in de Gemeenschap gevestigde belastingplichtige die diensten verricht voor een niet-belastingplichtige die in een lidstaat gevestigd is of er zijn woonplaats of zijn gebruikelijke verblijfplaats heeft, van deze bijzondere regeling gebruikmaakt. Deze regeling is van toepassing op alle aldus in de Gemeenschap verrichte diensten.".

15)In artikel 362 wordt de tweede zin geschrapt.

16)Artikel 363, onder a), wordt vervangen door:

"a)de belastingplichtige deelt die lidstaat mee dat hij niet langer diensten verricht die onder deze bijzondere regeling vallen;".

17)De artikelen 364 en 365 worden vervangen door:

"Artikel 364

De niet in de Gemeenschap gevestigde belastingplichtige die van deze bijzondere regeling gebruikmaakt, dient langs elektronische weg bij de lidstaat van identificatie een btw-aangifte in voor elk kalenderkwartaal, ongeacht of al dan niet onder deze bijzondere regeling vallende diensten zijn verricht. De btw-aangifte wordt uiterlijk 30 dagen na het verstrijken van het belastingtijdvak waarop de aangifte betrekking heeft, ingediend.

Artikel 365

De btw-aangifte bevat het btw-identificatienummer en, voor elke lidstaat van verbruik waar de btw verschuldigd is, het totale bedrag, de btw niet inbegrepen, van de gedurende het belastingtijdvak verrichte diensten die onder deze bijzondere regeling vallen, en het totale bedrag van de belasting daarover, uitgesplitst naar belastingtarieven. De geldende btw-tarieven en de totale verschuldigde belasting worden eveneens op de aangifte vermeld.

Indien een reeds ingediende btw-aangifte naderhand moet worden gewijzigd, worden deze wijzigingen in een volgende aangifte vermeld uiterlijk drie jaar na de datum waarop de oorspronkelijke aangifte moest worden ingediend overeenkomstig artikel 364.".

18)Artikel 368 wordt vervangen door:

"Artikel 368

De niet in de Gemeenschap gevestigde belastingplichtige die van deze bijzondere regeling gebruikmaakt, past geen btw-aftrek overeenkomstig artikel 168 van deze richtlijn toe. Niettegenstaande artikel 1, punt 1, van Richtlijn 86/560/EEG wordt deze belastingplichtige teruggaaf verleend overeenkomstig die richtlijn. Artikel 2, leden 2 en 3, en artikel 4, lid 2, van Richtlijn 86/560/EEG zijn niet van toepassing op de teruggaaf die verband houdt met onder deze bijzondere regeling vallende diensten.

Indien de belastingplichtige die van deze bijzondere regeling gebruikmaakt, in de lidstaat van verbruik ook niet aan deze bijzondere regeling onderworpen activiteiten verricht waarvoor hij voor btw-doeleinden geïdentificeerd moet zijn, brengt hij de voorbelasting die verband houdt met zijn aan deze bijzondere regeling onderworpen belastbare activiteiten, in aftrek op de overeenkomstig artikel 250 in te dienen btw-aangifte.".

19)De titel van afdeling 3 van hoofdstuk 6 van titel XII wordt vervangen door:

"Bijzondere regeling voor intracommunautaire afstandsverkopen van goederen en voor diensten verricht door in de Gemeenschap doch niet in de lidstaat van verbruik gevestigde belastingplichtigen".

20)Artikel 369 bis wordt als volgt gewijzigd:

a)het volgende punt 1 bis wordt ingevoegd:

"1 bis.intracommunautaire afstandsverkoop van goederen: verkoop van goederen die door de leverancier dan wel, direct of indirect, voor zijn rekening worden verzonden of vervoerd vanuit een andere lidstaat dan die van aankomst van de verzending of het vervoer van de goederen, waarvan de plaats van levering onder artikel 33, lid 1, valt;";

b)het volgende punt 3 wordt toegevoegd:

"3)lidstaat van verbruik: de lidstaat waar de dienst overeenkomstig hoofdstuk 3 van titel V wordt geacht te zijn verricht of, in het geval van een intracommunautaire afstandsverkoop van goederen, de lidstaat van aankomst van de verzending of het vervoer van de goederen naar de afnemer.".

21)De artikelen 369 ter en 369 quater worden vervangen door:

"Artikel 369 ter

De lidstaten staan toe dat van deze bijzondere regeling gebruik wordt gemaakt door belastingplichtigen die intracommunautaire afstandsverkopen van goederen verrichten alsook door niet in de lidstaat van verbruik gevestigde belastingplichtigen die diensten verrichten voor niet-belastingplichtigen die in die lidstaat gevestigd zijn of er hun woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats hebben. Deze bijzondere regeling is van toepassing op alle aldus in de Gemeenschap geleverde goederen of verrichte diensten.

Artikel 369 quater

Een belastingplichtige doet aan de lidstaat van identificatie opgave van het begin en de beëindiging van zijn onder deze bijzondere regeling vallende belastbare activiteiten, alsook van de wijziging ervan in die mate dat hij niet langer aan de voorwaarden voldoet om van deze bijzondere regeling gebruik te mogen maken. Deze opgave gebeurt langs elektronische weg.".

22)In artikel 369 quinquies wordt de tweede alinea geschrapt.

23)Artikel 369 sexies wordt als volgt gewijzigd:

a)de inleidende zin wordt vervangen door:

"De lidstaat van identificatie sluit een belastingplichtige van de bijzondere regeling uit in elk van de volgende gevallen:";

b)punt a) wordt vervangen door:

"a)indien hij meldt dat hij niet langer intracommunautaire afstandsverkopen van goederen verricht of diensten verleent die onder deze bijzondere regeling vallen;".

24)De artikelen 369 septies en 369 octies worden vervangen door:

"Artikel 369 septies

De belastingplichtige die van deze bijzondere regeling gebruikmaakt, dient langs elektronische weg bij de lidstaat van identificatie een btw-aangifte in voor elk kalenderkwartaal, ongeacht of al dan niet intracommunautaire afstandsverkopen van goederen zijn verricht of diensten zijn verleend die onder deze bijzondere regeling vallen. De btw-aangifte wordt uiterlijk 30 dagen na het verstrijken van het belastingtijdvak waarop de aangifte betrekking heeft, ingediend.

Artikel 369 octies

1.    De btw-aangifte bevat het in artikel 369 quinquies bedoelde btw-identificatienummer en, voor elke lidstaat van verbruik waar de btw verschuldigd is, het totale bedrag, de btw niet inbegrepen, van de gedurende het belastingtijdvak verrichte intracommunautaire afstandsverkopen van goederen en verleende diensten die onder deze bijzondere regeling vallen, en het totale bedrag van de belasting daarover, uitgesplitst naar belastingtarieven. De geldende btw-tarieven en de totale verschuldigde belasting worden eveneens op de aangifte vermeld. De btw-aangifte bevat ook wijzigingen met betrekking tot voorgaande belastingtijdvakken.

2.    Wanneer goederen, in het geval van intracommunautaire afstandsverkopen waarop deze bijzondere regeling van toepassing is, worden verzonden of vervoerd vanuit een andere lidstaat dan de lidstaat van identificatie, bevat de btw-aangifte ook het totale bedrag van deze verkopen voor elke lidstaat vanwaaruit de goederen zijn verzonden of vervoerd, samen met het individuele btw-identificatienummer of het fiscale registratienummer dat door elk van die lidstaten is toegekend. De btw-aangifte bevat deze informatie voor elke andere lidstaat dan de lidstaat van identificatie, uitgesplitst naar lidstaat van verbruik.

3.    Indien de belastingplichtige die onder deze bijzondere regeling vallende diensten verricht, behalve in de lidstaat van identificatie in een andere lidstaat een of meer vaste inrichtingen heeft vanwaaruit de diensten worden verricht, bevat de btw-aangifte, per lidstaat waar hij een vaste inrichting heeft gevestigd en uitgesplitst naar lidstaat van verbruik, ook het totale bedrag van deze diensten, samen met het individuele btw-identificatienummer of het fiscale registratienummer van de inrichting.

4.    Indien een reeds ingediende btw-aangifte naderhand moet worden gewijzigd, worden deze wijzigingen in een volgende aangifte vermeld uiterlijk drie jaar na de datum waarop de oorspronkelijke aangifte moest worden ingediend overeenkomstig artikel 369 septies.".

25)In artikel 369 nonies, lid 1, tweede alinea, wordt de tweede zin vervangen door:

"Indien de diensten in een andere munteenheid luiden, hanteert de belastingplichtige die van deze bijzondere regeling gebruikmaakt, bij het invullen van de btw-aangifte de wisselkoers die gold op de laatste dag van het belastingtijdvak.".

26)In artikel 369 decies wordt de eerste alinea vervangen door:

"De belastingplichtige die van deze bijzondere regeling gebruikmaakt, voldoet de btw onder verwijzing naar de betreffende btw-aangifte, uiterlijk bij het verstrijken van de termijn waarbinnen de aangifte moet worden ingediend.".

27)Artikel 369 undecies wordt vervangen door:

"Artikel 369 undecies

De belastingplichtige die van deze bijzondere regeling gebruikmaakt, past met betrekking tot voorbelasting die verband houdt met zijn aan deze bijzondere regeling onderworpen belastbare activiteiten, geen btw-aftrek toe in de lidstaat van verbruik overeenkomstig artikel 168 van deze richtlijn. Niettegenstaande artikel 2, punt 1, en artikel 3 van Richtlijn 2008/9/EG wordt deze belastingplichtige teruggaaf verleend overeenkomstig die richtlijn.

Indien de belastingplichtige die van deze bijzondere regeling gebruikmaakt, in de lidstaat van verbruik ook niet aan deze bijzondere regeling onderworpen activiteiten verricht waarvoor hij voor btw-doeleinden geïdentificeerd moet zijn, brengt hij de voorbelasting die verband houdt met zijn aan deze bijzondere regeling onderworpen belastbare activiteiten, in aftrek op de overeenkomstig artikel 250 in te dienen btw-aangifte.".

28)In artikel 369 duodecies wordt lid 1 vervangen door:

"1.    De belastingplichtige die van deze bijzondere regeling gebruikmaakt, voert van alle handelingen waarop deze bijzondere regeling van toepassing is, een boekhouding. Deze boekhouding moet voldoende gegevens bevatten om de belastingautoriteiten van de lidstaat van verbruik in staat te stellen de juistheid van de btw-aangifte te bepalen.".

29)In hoofdstuk 6 van titel XII wordt de volgende afdeling 4 ingevoegd:

"Afdeling 4
Bijzondere regeling voor afstandsverkopen van goederen die worden ingevoerd uit derde landen of derdelandsgebieden

Artikel 369 terdecies

Onverminderd andere communautaire bepalingen wordt voor de toepassing van deze afdeling verstaan onder:

1)"afstandsverkoop van goederen die worden ingevoerd uit derdelandsgebieden of derde landen": verkoop van goederen in zendingen met een intrinsieke waarde van niet meer dan 150 EUR waarvan de plaats van levering onder artikel 33, lid 2, valt;

2)"niet in de Gemeenschap gevestigde belastingplichtige": een belastingplichtige die de zetel van zijn bedrijfsuitoefening niet op het grondgebied van de Gemeenschap heeft gevestigd noch daar over een vaste inrichting beschikt;

3)"tussenpersoon": een in de Gemeenschap gevestigde persoon die door de belastingplichtige die afstandsverkopen verricht van goederen die worden ingevoerd uit derdelandsgebieden of derde landen, is aangewezen als de persoon die gehouden is tot voldoening van de btw en die in naam en voor rekening van de belastingplichtige de in deze bijzondere regeling vastgestelde verplichtingen moet nakomen;

4)"lidstaat van identificatie":

a)wanneer de belastingplichtige niet in de Gemeenschap is gevestigd, de lidstaat die hij verkiest te contacteren;

b)wanneer de belastingplichtige de zetel van zijn bedrijfsuitoefening niet in de Gemeenschap heeft gevestigd maar daar wel één of meer vaste inrichtingen heeft, de lidstaat met een vaste inrichting waar de belastingplichtige meldt dat hij van deze bijzondere regeling gebruik zal maken;

c)wanneer de belastingplichtige de zetel van zijn bedrijfsuitoefening in een lidstaat heeft gevestigd, deze lidstaat;

d)wanneer de tussenpersoon de zetel van zijn bedrijfsuitoefening in een lidstaat heeft gevestigd, deze lidstaat;

e)wanneer de tussenpersoon de zetel van zijn bedrijfsuitoefening niet in de Gemeenschap heeft gevestigd maar daar wel één of meer vaste inrichtingen heeft, de lidstaat met een vaste inrichting waar de tussenpersoon meldt dat hij van deze bijzondere regeling gebruik zal maken;

5)"lidstaat van verbruik": de lidstaat van aankomst van de verzending of het vervoer van de goederen naar de afnemer.

Artikel 369 quaterdecies

1.    De lidstaten staan toe dat de volgende belastingplichtigen die afstandsverkopen verrichten van goederen die worden ingevoerd uit derdelandsgebieden of derde landen, gebruikmaken van deze bijzondere regeling:

a)elke in de Gemeenschap gevestigde belastingplichtige die afstandsverkopen verricht van goederen die worden ingevoerd uit derdelandsgebieden of derde landen;

b)elke al dan niet in de Gemeenschap gevestigde belastingplichtige die afstandsverkopen verricht van goederen die worden ingevoerd uit derdelandsgebieden of derde landen, en die door een in de Gemeenschap gevestigde tussenpersoon is vertegenwoordigd;

c)elke niet in de Gemeenschap gevestigde belastingplichtige die afstandsverkopen verricht van goederen die worden ingevoerd uit derdelandsgebieden of derde landen, en die naar behoren is gemachtigd door de lidstaat van identificatie, mits aan de volgende criteria is voldaan:

i)de belastingplichtige heeft geen ernstige of herhaalde overtredingen van de douanewetgeving en belastingvoorschriften begaan en heeft geen strafblad met zware misdrijven in verband met zijn economische activiteit;

ii)de belastingplichtige kan aantonen dat hij zijn handelingen en de goederenstroom goed onder controle heeft dankzij een handels- en, in voorkomend geval, vervoersadministratie die passende douane- en belastingcontroles mogelijk maakt;

iii)de belastingplichtige is financieel solvabel, hetgeen geacht wordt aangetoond te zijn als hij een goede financiële positie heeft die hem in staat stelt aan zijn verplichtingen te voldoen, waarbij naar behoren wordt gelet op de kenmerken van het type zakelijke activiteiten in kwestie;

d)elke belastingplichtige die gevestigd is in een derde land waarmee de Unie een overeenkomst betreffende wederzijdse bijstand heeft gesloten waarvan het toepassingsgebied vergelijkbaar is met Richtlijn 2008/55/EG* van de Raad en Verordening (EU) nr. 904/2010, en die afstandsverkopen van goederen vanuit dat derde land verricht.

2. De Commissie neemt een uitvoeringshandeling aan tot vaststelling van de lijst van de in lid 1, onder d), van dit artikel bedoelde derde landen. Die uitvoeringshandeling wordt aangenomen overeenkomstig de in artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 bedoelde onderzoeksprocedure en het comité te dien einde is het bij artikel 58 van Verordening (EU) nr. 904/2010 ingestelde comité.

Artikel 369 quindecies

Voor afstandsverkopen van goederen die worden ingevoerd uit derdelandsgebieden of derde landen en ter zake waarvan de btw wordt aangegeven in het kader van deze bijzondere regeling, vindt het belastbare feit plaats en wordt de belasting verschuldigd op het tijdstip van levering. De goederen worden geacht te zijn geleverd op het tijdstip waarop de betaling is aanvaard.

Artikel 369 sexdecies

De belastingplichtige die van deze bijzondere regeling gebruikmaakt, of een voor zijn rekening handelende tussenpersoon, moet aan de lidstaat van identificatie opgave doen van het begin en de beëindiging van zijn activiteit in het kader van deze bijzondere regeling, alsook van de wijziging ervan in die mate dat hij niet langer aan de voorwaarden voldoet om van deze bijzondere regeling gebruik te mogen maken. Deze opgave gebeurt langs elektronische weg.

Artikel 369 septdecies

1.    De mededeling die de belastingplichtige die geen beroep doet op een tussenpersoon, aan de lidstaat van identificatie doet voordat hij van deze bijzondere regeling gebruik begint te maken, bevat de volgende bijzonderheden:

a)naam;

b)postadres;

c)elektronisch adres en websites;

d)btw-identificatienummer of nationaal belastingnummer.

2.    De mededeling die de tussenpersoon aan de lidstaat van identificatie doet voordat hij van deze bijzondere regeling gebruik begint te maken voor rekening van één of meer belastingplichtigen, bevat de volgende bijzonderheden:

a)naam;

b)postadres;

c)elektronisch adres en websites;

d)btw-identificatienummer;

e)een lijst van de door hem vertegenwoordigde belastingplichtigen, samen met hun postadres, elektronische adres en websites, btw-identificatienummer en nationale belastingnummer.

3.    Een belastingplichtige die van deze bijzondere regeling gebruikmaakt of, in voorkomend geval, zijn tussenpersoon doet de lidstaat van identificatie mededeling van alle wijzigingen in de verstrekte informatie.

Artikel 369 octodecies

1. De lidstaat van identificatie kent de belastingplichtige die van deze bijzondere regeling gebruikmaakt, een individueel btw-identificatienummer toe en deelt hem dit nummer langs elektronische weg mee.

2. De lidstaat van identificatie kent een tussenpersoon die handelt voor rekening van een belastingplichtige die van deze bijzondere regeling gebruikmaakt, een individueel btw-identificatienummer toe en deelt hem dit nummer langs elektronische weg mee. Wanneer een tussenpersoon voor rekening van meer dan één belastingplichtige handelt, geldt dat identificatienummer voor al zijn activiteiten in het kader van deze regeling.

3. Het overeenkomstig de leden 1 en 2 toegekende btw-identificatienummer wordt uitsluitend gebruikt voor de toepassing van deze bijzondere regeling.

Artikel 369 novodecies

1.    De lidstaat van identificatie verwijdert de belastingplichtige in de volgende gevallen uit het identificatieregister:

a)de belastingplichtige deelt de lidstaat van identificatie mee dat hij niet langer afstandsverkopen verricht van goederen die worden ingevoerd uit derdelandsgebieden of derde landen;

b)er kan anderszins worden aangenomen dat de activiteiten betreffende afstandsverkopen van goederen die worden ingevoerd uit derdelandsgebieden of derde landen, beëindigd zijn;

c)hij vervult niet langer de voorwaarden om van de bijzondere regeling gebruik te mogen maken;

d)hij voldoet bij voortduring niet aan de voorschriften van de bijzondere regeling.

2.    De lidstaat van identificatie verwijdert de tussenpersoon in de volgende gevallen uit het identificatieregister:

a)hij heeft gedurende twee opeenvolgende kalenderkwartalen niet gehandeld als tussenpersoon voor rekening van een belastingplichtige die van deze bijzondere regeling gebruikmaakt;

b)hij vervult niet langer de andere voorwaarden om als tussenpersoon te kunnen optreden;

c)hij voldoet bij voortduring niet aan de voorschriften van de bijzondere regeling.

Artikel 369 vicies

De belastingplichtige die van deze bijzondere regeling gebruikmaakt, of zijn tussenpersoon dient langs elektronische weg bij de lidstaat van identificatie een btw-aangifte in voor elk kalenderkwartaal, ongeacht of al dan niet afstandsverkopen zijn verricht van goederen die worden ingevoerd uit derdelandsgebieden of derde landen. De btw-aangifte wordt uiterlijk 30 dagen na het verstrijken van het belastingtijdvak waarop de aangifte betrekking heeft, ingediend.

Wanneer een btw-aangifte is ingediend in overeenstemming met de eerste alinea, leggen de lidstaten bij invoer geen extra verplichtingen of andere formaliteiten voor btw-doeleinden op.

Artikel 369 unvicies

1.    De btw-aangifte bevat het in artikel 369 octodecies bedoelde btw-identificatienummer en, voor elke lidstaat van verbruik waar de btw verschuldigd is, het totale bedrag, de btw niet inbegrepen, van de afstandsverkopen van uit derdelandsgebieden of derde landen ingevoerde goederen ter zake waarvan btw verschuldigd is geworden gedurende het belastingtijdvak, en het totale bedrag van de belasting daarover, uitgesplitst naar belastingtarieven. De geldende btw-tarieven en de totale verschuldigde belasting worden eveneens op de aangifte vermeld.

2.    Indien een reeds ingediende btw-aangifte naderhand moet worden gewijzigd, worden deze wijzigingen in een volgende aangifte vermeld uiterlijk drie jaar na de datum waarop de oorspronkelijke aangifte moest worden ingediend overeenkomstig artikel 369 vicies.

3.    Een tussenpersoon die optreedt namens meer dan één belastingplichtige die van deze bijzondere regeling gebruikmaakt, hoeft in de btw-aangifte de leveringen van elk van deze belastingplichtigen van wie hij de btw moet voldoen, niet te specificeren.

Artikel 369 duovicies

1.    De btw-aangifte wordt in euro verricht.

De lidstaten die de euro niet hebben aangenomen, kunnen eisen dat de btw-aangifte in hun nationale munteenheid luidt. Indien de leveringen in een andere munteenheid luiden, hanteert de belastingplichtige die van deze bijzondere regeling gebruikmaakt, of zijn tussenpersoon bij het invullen van de btw-aangifte de wisselkoers die gold op de laatste dag van het belastingtijdvak.

2.    De omwisseling geschiedt volgens de wisselkoersen die de Europese Centrale Bank voor die dag bekend heeft gemaakt of, wanneer die dag geen bekendmaking heeft plaatsgevonden, op de eerstvolgende dag van bekendmaking.

Artikel 369 tervicies

De belastingplichtige die van deze bijzondere regeling gebruikmaakt, of zijn tussenpersoon voldoet de btw onder verwijzing naar de betreffende btw-aangifte, uiterlijk bij het verstrijken van de termijn waarbinnen de aangifte moet worden ingediend.

De belasting moet worden overgemaakt naar een door de lidstaat van identificatie opgegeven bankrekening in euro. De lidstaten die de euro niet als munteenheid hebben aangenomen, kunnen eisen dat de betaling wordt overgemaakt naar een bankrekening in hun eigen valuta.

Artikel 369 quatervicies

De belastingplichtige die van deze bijzondere regeling gebruikmaakt, past met betrekking tot voorbelasting die verband houdt met zijn aan deze bijzondere regeling onderworpen belastbare activiteiten, geen btw-aftrek toe in de lidstaten van verbruik overeenkomstig artikel 168 van deze richtlijn. Niettegenstaande artikel 1, punt 1, van Richtlijn 86/560/EEG en artikel 2, punt 1, en artikel 3 van Richtlijn 2008/9/EG wordt deze belastingplichtige teruggaaf verleend overeenkomstig die richtlijnen. Artikel 2, leden 2 en 3, en artikel 4, lid 2, van Richtlijn 86/560/EEG zijn niet van toepassing op de teruggaaf die verband houdt met onder deze bijzondere regeling vallende goederen.

Indien de belastingplichtige die van deze bijzondere regeling gebruikmaakt, in de lidstaat van identificatie ook voor andere activiteiten die niet onder deze bijzondere regeling vallen, voor btw-doeleinden is geïdentificeerd, brengt hij de voorbelasting die verband houdt met zijn aan deze bijzondere regeling onderworpen belastbare activiteiten, in aftrek op de overeenkomstig artikel 250 in te dienen btw-aangifte.

Artikel 369 quinvicies

1.    De belastingplichtige die van deze bijzondere regeling gebruikmaakt, voert van alle onder deze bijzondere regeling vallende handelingen een boekhouding. Een tussenpersoon voert voor alle door hem vertegenwoordigde belastingplichtigen een boekhouding. Deze boekhouding moet voldoende gegevens bevatten om de belastingautoriteiten van de lidstaat van verbruik in staat te stellen de juistheid van de btw-aangifte te bepalen.

2.    Desgevraagd moet de in lid 1 bedoelde boekhouding langs elektronische weg aan de lidstaat van verbruik en aan de lidstaat van identificatie beschikbaar worden gesteld.

De lidstaat van identificatie bepaalt de periode gedurende welke deze boekhouding moet worden bewaard door de niet in de Gemeenschap gevestigde belastingplichtige.

_________________

*    Richtlijn 2008/55/EG van de Raad van 26 mei 2008 betreffende de wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit bepaalde bijdragen, rechten en belastingen, alsmede uit andere maatregelen (PB L 150 van 10.6.2008, blz. 28).".

30) Aan titel XII wordt het volgende hoofdstuk 7 toegevoegd:

"HOOFDSTUK 7

Bijzonder regime voor de aangifte en de betaling van invoer-btw

Artikel 369 sexvicies

Wanneer de persoon voor wie de ingevoerde goederen in zendingen met een intrinsieke waarde van niet meer dan 150 EUR bestemd zijn, niet voor de toepassing van de standaardregeling bij invoer kiest, daaronder begrepen de toepassing van een verlaagd btw-tarief in overeenstemming met artikel 94, lid 2, staat de lidstaat van invoer de persoon die de goederen op het grondgebied van de Gemeenschap bij de douane aanbrengt, toe om gebruik te maken van een bijzonder regime voor de aangifte en de betaling van invoer-btw voor goederen waarvan de verzending of het vervoer in die lidstaat eindigt.

Artikel 369 septvicies

1.Voor de toepassing van dit bijzondere regime geldt het volgende:

a)de persoon voor wie de goederen bestemd zijn, is gehouden tot voldoening van de btw;

b)de persoon die de goederen op het grondgebied van de Gemeenschap bij de douane aanbrengt, is verantwoordelijk voor het innen van de btw bij de persoon voor wie de goederen bestemd zijn.

2.De lidstaten bepalen dat de persoon die de goederen op het grondgebied van de Gemeenschap bij de douane aanbrengt, passende maatregelen neemt om te garanderen dat het juiste bedrag aan belastingen wordt betaald door de persoon voor wie de goederen bestemd zijn.

Artikel 369 octovicies

In afwijking van artikel 94, lid 2, is het normale btw-tarief dat van toepassing is in de lidstaat van invoer, van toepassing wanneer gebruik wordt gemaakt van dit bijzondere regime.

Artikel 369 novovicies

1.De lidstaten staan toe dat de in het kader van dit bijzondere regime geïnde btw elektronisch wordt gerapporteerd in een maandelijkse aangifte. Op de aangifte wordt het totale btw-bedrag vermeld dat in de desbetreffende kalendermaand is geïnd.

2.De lidstaten schrijven voor dat de in lid 1 bedoelde btw verschuldigd is vóór het einde van de maand volgend op de invoer.

3.De lidstaten zien erop toe dat de personen die van dit bijzondere regime gebruikmaken, van alle onder dit bijzondere regime vallende handelingen een boekhouding bijhouden gedurende een periode die wordt bepaald door de lidstaat van invoer. Deze boekhouding moet voldoende gegevens bevatten om de belastingautoriteiten van de lidstaat van verbruik in staat te stellen de juistheid van de aangegeven btw te beoordelen, en moet desgevraagd langs elektronische weg aan de lidstaat van invoer beschikbaar worden gesteld.".

Artikel 3

Wijziging van Richtlijn 2009/132/EG

Met ingang van 1 januari 2021 wordt titel IV van Richtlijn 2009/132/EG geschrapt.

Artikel 4

1.De lidstaten dienen uiterlijk op 31 december 2017 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken om aan artikel 1 van deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mee.

De lidstaten dienen uiterlijk op 31 december 2020 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken om aan de artikelen 2 en 3 van deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mee.

Zij passen de bepalingen om te voldoen aan artikel 1 van deze richtlijn, toe vanaf 1 januari 2018.

Zij passen de bepalingen om te voldoen aan de artikelen 2 en 3 van deze richtlijn, toe vanaf 1 januari 2021.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 5

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 6

Geadresseerden

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel,

   Voor de Raad

   De voorzitter

(1) COM(2015) 192 final.
(2) COM(2016) 148 final.
(3) http://www.consilium.europa.eu/nl/press/press-releases/2016/05/25-conclusions-vat-action-plan/  
(4) COM(2015) 192 final.
(5) COM(2015) 550 final.
(6) COM(2016) 179 final.
(7) PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1.
(8) PB L 268 van 12.10.2010, blz. 1.
(9) PB L 292 van 10.11.2009, blz. 5.
(10) PB L 77 van 23.3.2011, blz. 1.
(11) http://ec.europa.eu/taxation_customs/common/consultations/tax/2015_vat_cross_border_ecommerce_en.htm .
De Commissie heeft ongeveer 370 reacties ontvangen. Alle publieke reacties zijn beschikbaar op de website van DG TAXUD: http://ec.europa.eu/taxation_customs/resources/documents/common/consultations/tax/public-consultation-results_en.xlsx
(12) Met intrinsieke waarde wordt uitsluitend de waarde van de goederen bedoeld, exclusief verzekering en vrachtprijs.
(13) PB C […] van […], blz. […].
(14) PB C […] van […], blz. […].
(15) Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1).
(16) Richtlijn 2009/132/EG van de Raad van 19 oktober 2009 houdende bepaling van de werkingssfeer van artikel 143, onder b) en c), van Richtlijn 2006/112/EG met betrekking tot de vrijstelling van de belasting over de toegevoegde waarde voor de definitieve invoer van bepaalde goederen (PB L 292 van 10.11.2009, blz. 5).
(17) Richtlijn 2008/55/EG van de Raad van 26 mei 2008 betreffende de wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit bepaalde bijdragen, rechten en belastingen, alsmede uit andere maatregelen (PB L 150 van 10.6.2008, blz. 28).
(18) Verordening (EU) nr. 904/2010 van de Raad van 7 oktober 2010 betreffende de administratieve samenwerking en de bestrijding van fraude op het gebied van de belasting over de toegevoegde waarde (PB L 268 van 12.10.2010, blz. 10).
(19) Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
(20) PB C 369 van 17.12.2011, blz. 14.
Top