EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52016AE6003

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over een nieuw partnerschapskader met derde landen in het kader van de Europese migratieagenda (COM(2016) 385 final)

OJ C 173, 31.5.2017, p. 66–72 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

31.5.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 173/66


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over een nieuw partnerschapskader met derde landen in het kader van de Europese migratieagenda

(COM(2016) 385 final)

(2017/C 173/12)

Rapporteur:

Cristian PÎRVULESCU

Raadpleging

Commissie, 17.8.2016

Rechtsgrondslag

Artikel 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

 

 

Bevoegde afdeling

Externe Betrekkingen

Goedkeuring door de afdeling

31.1.2017

Goedkeuring door de voltallige vergadering

22.2.2017

Zitting nr.

523

Stemuitslag

(voor/tegen/onthoudingen)

225/4/2

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1.

De Europese migratieagenda dient zo te zijn opgesteld dat ten volle rekening wordt gehouden met de humanitaire dimensie. De EU zou niet mogen voorbijgaan aan haar fundamentele verbintenissen en wettelijk bindende voorschriften om levens te redden en mensenrechten te beschermen, met name van mensen in gevaar.

1.2.

Het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) staat achter de visie van de top van Valletta, die in november 2015 plaatsvond. Het belangrijkste doel van die top was om met een langetermijnoplossing te komen voor het migratievraagstuk, de diepere oorzaken van migratie aan te pakken en een dialoog met derde landen aan te gaan op basis van samenwerking en gedeelde verantwoordelijkheid. Het EESC hoopt dat de Euro-Afrikaanse dialoog over migratie en ontwikkeling (het proces van Rabat) en het proces van Khartoem zullen bijdragen aan de snelle uitvoering van het actieplan van Valletta.

1.3.

Het EESC steunt de gerichte en specifieke overeenkomsten per land, met volledige inachtneming van de mensenrechten. Flexibiliteit biedt het juiste perspectief en maakt een combinatie van maatregelen en stimulansen mogelijk.

1.4.

Hoewel de behoefte aan beleidscoördinatie en stroomlijning duidelijk is, ziet het ernaar uit dat de agenda voor migratie een overkoepelend beleid wordt, dat in de plaats treedt van andere beleidsmaatregelen ter verwezenlijking van de acties en doelstellingen (zoals nabuurschap, ontwikkelingshulp en handel). Het EESC erkent weliswaar het belang van het migratiebeleid, maar vindt ook de andere beleidsterreinen even belangrijk en nastrevenswaardig. Het beveelt aan dat deelname aan het migratiebeleid niet mag worden gebruikt als voorwaarde voor samenwerking op andere beleidsterreinen. De voornaamste doelstelling van de coördinatie is het bevorderen van synergie en complementariteit tussen de verschillende beleidsterreinen, en de volledigheid daarvan.

1.5.

Er moet een onderscheid worden gemaakt tussen het gebrek aan samenwerking met derde landen wegens het ontbreken van de politieke wil, en het gebrek aan samenwerking wegens onvoldoende capaciteit en middelen. Beide punten moeten worden aangepakt, maar met verschillende middelen. Met het oog op de duurzaamheid en weerbaarheid moet eerst de nadruk worden gelegd op het opbouwen van capaciteit. De bijstand mag in geen geval afhankelijk worden gemaakt van overnamemaatregelen en grenscontroles.

1.6.

De economie is van cruciaal belang om de oorzaken van migratie bij de wortel aan te pakken, maar dit mag niet betekenen dat wordt voorbijgegaan aan de politieke, institutionele en administratieve dimensies van stabiliteit en welvaart. De strategie moet worden aangepast, om op drie gebieden te zorgen voor een meer betrokken en doelgerichte steun: conflictbeheersing en staatsopbouw, bevordering van democratie en mensenrechten, en ontwikkeling van het maatschappelijk middenveld.

1.7.

Om de oorzaken van migratie op lange termijn bij de wortels aan te pakken heeft een land een solide en legitieme regering nodig, evenals sterke representatieve instellingen, doeltreffende partijen, massamedia en maatschappelijke organisaties. De EU zou de nodige aandacht en steun moeten geven aan democratische assistentie, en democratische vraagstukken niet mogen afdoen als een kwestie van „algemeen ondernemingsklimaat”, aangezien daarnaar verwezen wordt in de derde pijler van het externe investeringsplan.

1.8.

De ontwikkeling van legale migratiekanalen en institutionele capaciteiten ter ondersteuning van legale migratie moet een prioriteit zijn van het partnerschapskader met derde landen, zowel voor de EU als voor de lidstaten en de derde landen.

1.9.

Maatschappelijke organisaties spelen een belangrijke rol om de hervestiging, reis en opvang van migranten en vluchtelingen veiliger en menswaardiger te maken. Het voorstel dient zich te beraden op de rol van en de steun voor de activiteiten van plaatselijke organisaties in de landen van herkomst en doorreis en organisaties die deelnemen aan reddingsoperaties en het beheer van de opvang en integratie. Daarnaast zouden maatschappelijke organisaties moeten worden betrokken bij de monitoring en evaluatie van de maatregelen van alle bevoegde autoriteiten die betrokken zijn bij het beheer van de migratie.

1.10.

Het EESC moedigt de nationale, regionale en lokale overheden aan om deel te nemen aan de uitvoering van het migratie- en asielbeleid, overeenkomstig de internationale wettelijke verplichtingen en met als doel de mensenrechten te beschermen en de integratie te bevorderen.

1.11.

Bij de uitvoering van deze maatregelen en procedures zouden de EU en de lidstaten, rechtstreeks of onrechtstreeks, de mensenrechten moeten respecteren en het beginsel van non-refoulement in acht moeten nemen, overeenkomstig het Verdrag van Genève.

1.12.

De EU moet zeker van haar zaak zijn bij de toekenning van de status van „veilig land” aan landen van herkomst en doorreis, om geen inbreuk te maken op het beginsel van non-refoulement (1).

1.13.

De Commissie heeft een strategische visie gepresenteerd inzake de manier waarop het externe optreden van de EU de weerbaarheid en zelfredzaamheid van gedwongen ontheemden kan bevorderen, op locaties zo dicht mogelijk bij het land van herkomst. Hoewel deze visie bepaalde voordelen heeft, dient te worden opgemerkt dat de EU, als een verantwoordelijke en goed geoutilleerde internationale speler, ook zelf de morele en juridische plicht heeft om hulp te verlenen aan personen die internationale bescherming zoeken, overeenkomstig de internationale verdragen.

1.14.

Het EESC is voorstander van een hoger percentage terugkeer en overname, met een voorkeur voor vrijwillige terugkeer en aandacht voor re-integratie. Vrijwillige terugkeer met de nadruk op re-integratie zou een van de belangrijkste strategische keuzes moeten zijn die de EU en de lidstaten maken om het migratieproces in goede banen te leiden.

1.15.

In alle pacten en overeenkomsten dient de EU ervoor te zorgen dat voornamelijk positieve prikkels worden gebruikt, dat de steun goed is opgezet en georganiseerd, en dat tevens wordt gewerkt aan de institutionele en administratieve capaciteit van de overheid, de bevordering van democratie en mensenrechten, en de betrokkenheid van maatschappelijke organisaties bij alle processen, met name op lokaal en nationaal niveau.

1.16.

Het EESC dringt er bij de EU-instellingen, de lidstaten en de regeringen van derde landen op aan om de diasporagroepen hier zo veel mogelijk bij te betrekken en deze te ondersteunen. Zij kunnen een waardevolle bijdrage leveren aan de langetermijnontwikkeling van de landen van herkomst en doorreis, en ook aan de Europese samenleving en economie. De bevordering van diversiteit en openheid naar de wereld is een pijler van de Europese samenleving en het migratiebeleid dient hiermee in overeenstemming te zijn.

1.17.

Het EESC doet een beroep op de lidstaten om ten volle deel te nemen aan de inspanningen ter coördinatie van het EU-migratiebeleid. Solidariteit en samenwerking tussen de lidstaten zijn twee voorwaarden voor een doeltreffende uitvoering van het partnerschapskader met derde landen.

1.18.

Het EESC moedigt de Commissie aan om een dialoogplatform op te zetten met input van het bedrijfsleven, de vakbonden en andere sociale partners, met als doel de voordelen van migratie voor de Europese economie en de migranten zelf te maximaliseren (2). Het is bereid samen te werken aan de oprichting en goede werking van dit platform.

2.   Achtergrond (op basis van de mededeling van de Commissie)

2.1.

Er is al veel verwezenlijkt sinds de goedkeuring van de Europese migratieagenda, ook buiten de grenzen van de EU. Honderdduizenden mensen zijn op zee gered (3). Tijdens de top van Valletta in november 2015 werden migratievraagstukken centraal gesteld in de betrekkingen tussen de EU en Afrikaanse landen.

2.2.

Maar er moet nog veel meer worden gedaan. De EU wordt nog steeds geconfronteerd met een humanitaire crisis. Derde landen en EU-partnerlanden vangen momenteel vluchtelingen op, onder wie veel niet-begeleide minderjarigen die hun land moesten verlaten, evenals economische vluchtelingen die naar Europa willen.

2.3.

De uiteindelijke doelstelling van het partnerschapskader is om een samenhangende en afgestemde betrokkenheid te vormen waarbij de Unie en haar lidstaten op gecoördineerde wijze handelen en instrumenten, hulpmiddelen en invloed samenvoegen om uitgebreide partnerschappen (pacten) overeen te komen met derde landen om migratie beter te beheren, waarbij onze humanitaire en mensenrechtenverplichtingen volledig worden nagekomen.

2.4.

Op de volgende terreinen moet onmiddellijk actie worden ondernomen en moeten specifieke en meetbare doelstellingen worden vastgesteld: samenwerking met cruciale partners aan een beter wetgevings- en institutioneel kader voor migratie; concrete bijstand voor de opbouw van capaciteit met betrekking tot grens- en migratiebeheer, inclusief bescherming van vluchtelingen; een hoger percentage terugkeer en overname, met een voorkeur voor vrijwillige terugkeer en aandacht voor re-integratie; indammen van irreguliere stromen en bieden van legale migratiekanalen, inclusief meer mogelijkheden voor hervestiging.

3.   Algemene opmerkingen

3.1.

Het EESC is van mening dat een goed beheerde migratie kansen biedt voor de EU, de landen van herkomst en voor de migranten en hun gezinnen. Migratie is een inherent kenmerk van de menselijke samenleving. In de recente Europese geschiedenis is migratie erg belangrijk geweest.

3.2.

De problemen ontstaan pas wanneer mensen niet vrijwillig vertrekken; wanneer veel migranten worden gedwongen huis en haard te verlaten als gevolg van extreme armoede, oorlog of natuurrampen. Deze mensen zijn heel kwetsbaar. Als de Europese landen er niet in slagen beheersprocedures en wetten op te stellen om migratie via legale en transparante procedures te laten verlopen, dan zullen veel mensen via niet-reguliere routes migreren, vaak met groot gevaar voor hun leven, en ten prooi vallen aan criminele netwerken voor smokkel en mensenhandel.

3.3.

Het EESC waarschuwt dat de beleidsmaatregelen en wetten die worden ontwikkeld om de migratie en grenscontroles te organiseren, volledig in overeenstemming moeten zijn met de mensenrechtenverdragen en het handvest van de grondrechten van de EU.

3.4.

Het voorstel van de Commissie zorgt voor de broodnodige coördinatie en harmonisatie van de procedures en instrumenten voor het beheer van het steeds complexere migratieproces. Gezien de aard en de dynamiek van de recente ontwikkelingen op het gebied van migratie, is het nuttig om de balans op te maken van de prioriteiten en een duidelijke agenda te hebben.

3.5.

Het EESC is van mening dat de nadruk op het redden van mensenlevens volledig gerechtvaardigd is. Dit moet een absolute prioriteit van zowel de Europese Unie als de lidstaten zijn. Hoewel nog steeds levens verloren gaan op zee, prijst het Comité de rol van gewone mensen, maatschappelijke organisaties en militair en civiel personeel dat betrokken is bij reddingsoperaties.

3.5.1.

Naast de kortetermijndoelstellingen van de pacten — levens te redden op de Middellandse Zee; het aantal personen dat terugkeert naar de landen van herkomst en doorreis te verhogen; migranten en vluchtelingen dicht bij hun thuisland op te vangen en te voorkomen dat zij een gevaarlijke reis ondernemen — dringt het EESC erop aan dat de Commissie zich ook gaat richten op de bescherming van migranten die via de zogenaamde Balkanroute naar Europa reizen, wier levens en veiligheid in gevaar kunnen komen, en op het creëren van legale routes voor migratie.

3.6.

Het EESC wijst er nogmaals op dat de EU en haar lidstaten de grootste donor van ontwikkelingshulp en humanitaire hulp vormen en dat de EU aanzienlijke steun verleent aan vluchtelingen, binnenlandse ontheemden en hun gastgemeenschappen, bijvoorbeeld in de Hoorn van Afrika en de regio rond het Tsjaadmeer (Kenia, Somalië, Uganda, Ethiopië en Sudan).

3.6.1.

De migratieagenda moet ten volle rekening houden met de draagwijdte van de humanitaire dimensie. De EU heeft moeite om de huidige migranten- en vluchtelingenstromen aan te kunnen. Zij mag haar fundamentele verbintenissen en de wettelijk bindende voorschriften om levens te redden en de mensenrechten te beschermen, vooral van degenen die in gevaar verkeren, echter niet vergeten.

3.7.

De migratieagenda kan alleen een succes worden indien derde landen bereid en in staat zijn om nauw samen te werken met de EU en de lidstaten. Elk land heeft zijn eigen profiel met betrekking tot migratie. Een aantal van die landen zijn landen van herkomst en worden geconfronteerd met conflicten, spanningen en ernstige ontberingen, terwijl andere doorreislanden zijn en als zodanig stabieler, maar ook kwetsbaarder zijn. Sommige van hen worden geconfronteerd met een onevenredig groot aantal vluchtelingen en migranten op zoek naar veiligheid en bijstand op hun grondgebied, met name Libanon, Turkije en Jordanië. Hun bereidheid en vermogen om maatregelen ten uitvoer te leggen in het kader van dit migratiepartnerschap zijn afhankelijk van uiteenlopende en complexe historische, politieke, economische, veiligheids- en culturele factoren. Daarom moet ten aanzien van elk van hen het juiste perspectief en de juiste combinatie van maatregelen en stimulansen worden gevonden. Tegelijkertijd moeten de pacten een gemeenschappelijke focus hebben, namelijk de bevordering van de institutionele, democratische, sociale en economische ontwikkeling van de derde landen.

3.8.

De migratieagenda moet verder worden versterkt en meer worden gecoördineerd met andere relevante beleidsterreinen. In het voorstel van de Commissie worden drie beleidsterreinen beoogd: nabuurschap, ontwikkelingshulp en handel. In het kader van het Europees nabuurschapsbeleid zal ruim de helft van de beschikbare middelen worden besteed aan migratiegerelateerde vraagstukken. Het voorstel voorziet dat in het ontwikkelingsbeleid positieve en negatieve prikkels worden ingevoerd zodat landen die hun internationale verplichting nakomen om hun eigen onderdanen over te nemen en landen die samenwerken bij het beheer van stromen irreguliere migranten uit derde landen worden beloond, evenals landen die actie ondernemen om personen die op de vlucht zijn voor conflicten en vervolging op toereikende wijze op te vangen. Ook zullen er gevolgen zijn voor de landen die niet deelnemen aan het terugkeer- en overnamebeleid. Wat het handelsbeleid betreft, waarbij de EU haar partners een voorkeursbehandeling kan geven, stelt de Europese Commissie voor dat samenwerking op het gebied van migratie in aanmerking moet worden genomen bij de evaluatie van de handelspreferenties van SAP+.

3.9.

Alle andere beleidsterreinen, met inbegrip van onderwijs, onderzoek, klimaatverandering, energie, milieu en landbouw, moeten in beginsel deel uitmaken van een pakket, rekening houden met migratie en voor een maximale hefboomwerking zorgen.

3.10.

Hoewel de behoefte aan beleidscoördinatie en stroomlijning duidelijk is, roept deze strategie verschillende vragen op. Het lijkt erop dat de migratieagenda zich ontwikkelt tot een overkoepelend beleid, dat bij het nastreven van zijn activiteiten en doelstellingen het beleid op andere terreinen opzij zet. Dit kan van invloed zijn op deze andere beleidsgebieden, die alle gewettigd zijn qua doelstellingen en werkingssfeer. Het nabuurschapsbeleid moet leiden tot stabiliteit en welvaart aan de grenzen van de EU. Een onevenredig grote nadruk op migratie zou andere relevante gebieden kunnen marginaliseren. Ook het ontwikkelingsbeleid heeft brede doelstellingen, met inbegrip van hulpverlening aan kwetsbare gemeenschappen en het verbeteren van de economische en sociale vooruitzichten voor tientallen miljoenen mensen. Ook het handelsbeleid heeft een aanzienlijke ontwikkelingsdimensie, door zowel burgers van de EU als onderdanen van derde landen meer kansen te bieden.

3.11.

Het EESC erkent weliswaar het belang van de migratieagenda, maar vindt ook alle andere beleidsterreinen even belangrijk en nastrevenswaardig. De voornaamste doelstelling van de coördinatie is het bevorderen van synergie en complementariteit tussen de verschillende beleidsterreinen, en de volledigheid daarvan.

3.12.

Het feit dat specifiek wordt aangedrongen op beleidscoördinatie duidt op de mogelijkheid van een voorwaardelijke en dwangmatige aanpak — derde landen moeten samenwerken met de EU en de lidstaten bij de terugkeer en overname van hun eigen onderdanen, het beheer van de migrantenstromen op hun grondgebied en over de grenzen heen, en de opvang van mensen die op de vlucht zijn voor conflicten en vervolging. Zo niet, dan kan de toegang tot EU-financiering en bijstand en tot de EU-markt op het spel komen te staan. Deze optie zou wel eens problemen met zich mee kunnen brengen, en uiteindelijk ondoeltreffend blijken te zijn. De samenwerking met derde landen in het kader van de migratieagenda wordt gedreven door binnenlandse problemen en interne capaciteit. Er moet een onderscheid worden gemaakt tussen het gebrek aan samenwerking wegens het ontbreken van de politieke wil, en het gebrek aan samenwerking wegens onvoldoende capaciteit en middelen. Beide punten moeten worden aangepakt, maar met verschillende middelen. Met het oog op de duurzaamheid en weerbaarheid moet eerst de nadruk worden gelegd op het opbouwen van capaciteit. Ook is het van groot belang dat een onderscheid wordt gemaakt tussen ontwikkelingshulp en migratiesamenwerking. De laatste mag in geen geval een voorwaarde zijn voor de eerste.

3.13.

As het gaat om de achterliggende oorzaken van migratie wordt in het voorstel van de Commissie vrijwel uitsluitend verwezen naar de economie. Zij benadrukt tevens de rol van particuliere investeerders die op zoek zijn naar nieuwe investeringsmogelijkheden in opkomende markten. In het voorstel staat: „Irreguliere migranten moeten niet hun leven willen riskeren om in Europa werk te vinden. Europa moet openbare en particuliere middelen mobiliseren voor investeringen in derde landen van herkomst”.

3.14.

De Commissie overweegt tevens een ambitieus extern investeringsplan, met drie pijlers: „De eerste pijler is het innovatieve gebruik van schaarse overheidsmiddelen om private investeringen te mobiliseren door extra garanties en concessionele middelen te bieden. De tweede pijler is gericht op technische bijstand waardoor lokale overheden en bedrijven meer rendabele projecten kunnen ontwikkelen en bekendmaken bij internationale beleggers. De derde pijler is gericht op het algemene ondernemingsklimaat door goed bestuur te bevorderen, corruptie te bestrijden en investeringsbelemmeringen en marktverstoringen weg te nemen.”

3.15.

De economie is van cruciaal belang om de oorzaken van migratie bij de wortel aan te pakken. Een en ander moet nauw aansluiten bij de politieke, institutionele en administratieve dimensies van stabiliteit en welvaart. Tientallen jaren van bijstand en ontwikkelingshulp hebben ons geleerd dat instellingen een fundamentele rol spelen, en dat de beoogde dynamiek niet op gang wordt gebracht als het juiste kader en de infrastructuur ontbreken. Particuliere investeerders zullen nooit investeren in landen van herkomst en doorreis als zij niet stabiel zijn. Financiële steun voor investeringen, ontwikkeling en andere beleidsterreinen moeten van elkaar gescheiden blijven maar moeten wel complementaire doelstellingen hebben.

3.16.

Veel derde landen, vooral zij die landen van herkomst voor vluchtelingen en migranten zijn geworden, hebben fundamentele problemen met de stabiliteit en de doeltreffendheid van de regering. Hun infrastructuren en economieën zijn zwak en hun administratieve systemen zijn onderontwikkeld. Er moeten dan ook hernieuwde inspanningen worden gedaan voor conflictbeheersing en staatsopbouw. Dit geldt niet alleen voor Syrië en Libië, maar ook voor veel andere landen. De erkenning van dit feit zou helpen om prioriteit te geven aan maatregelen en acties en om de werkelijke oorzaken aan te pakken die maken dat mensen op de vlucht zijn uit of op doorreis zijn in deze gebieden. Nauwkeurig omschreven maatregelen, zoals de opleiding van grenswachten of de overdracht van technologie, het opdoeken van smokkelnetwerken of het geven van prikkels voor terugkeer zullen een positieve maar beperkte impact hebben. Migratie is een verschijnsel dat nauw verweven is met zwaktes en tekortkomingen van de staat, in verschillende soorten en maten.

3.17.

De opname van governance in de derde pijler van het externe investeringsplan als een kwestie van „algemeen ondernemingsklimaat” volstaat niet om de vele problemen die hiermee samenhangen te bestrijken. Om de oorzaken van migratie op lange termijn bij de wortels aan te pakken heeft een land een solide en legitieme regering nodig, evenals sterke representatieve instellingen, doeltreffende partijen, massamedia en maatschappelijke organisaties. De EU zou de nodige aandacht en steun moeten geven aan democratische assistentie. Dit is niet alleen relevant in het kader van migratie maar ook op andere beleidsterreinen zoals nabuurschap en handel.

3.18.

In het voorstel van de Commissie wordt de rol van het maatschappelijk middenveld onvoldoende erkend en gesteund. Maatschappelijke organisaties spelen een belangrijke rol om de hervestiging, reis en opvang van migranten en vluchtelingen veiliger en menswaardiger te maken. Zij leveren een waardevolle of zelfs onmisbare bijdrage in vluchtelingenkampen, langs migratieroutes — ook op zee — en op opvangplaatsen in de EU. Het voorstel dient zich te beraden op de rol van en de steun voor de activiteiten van plaatselijke organisaties in de landen van herkomst en doorreis en organisaties die deelnemen aan reddingsoperaties en het beheer van de opvang en integratie. Daarnaast zouden maatschappelijke organisaties moeten worden betrokken bij de monitoring en evaluatie van de maatregelen van alle bevoegde autoriteiten die betrokken zijn bij het beheer van de migratie. Hun werk en feedback kunnen ervoor zorgen dat het hele proces dichter aansluit bij de mensenrechtennormen die in de internationale en EU-verdragen worden erkend en beschermd.

4.   Specifieke opmerkingen

4.1.

Bij de uitvoering van al deze maatregelen en procedures zouden de EU en de lidstaten, rechtstreeks of onrechtstreeks, de mensenrechten moeten respecteren en het beginsel van non-refoulement in acht moeten nemen, overeenkomstig het Verdrag van Genève.

4.2.

Het EESC maakt zich ernstige zorgen over de overeenkomst tussen de EU en Turkije en de gevolgen daarvan voor de grondrechten van al wie onder de overeenkomst valt. De overeenkomst wordt door maatschappelijke organisaties en mensenrechtenactivisten van de hand gewezen omdat Turkije daarin als „veilig land” wordt beschouwd. De EU moet zeker van haar zaak zijn bij de toekenning van de status van „veilig land” aan landen van herkomst en doorreis, zodat geen inbreuk wordt gemaakt op het beginsel van non-refoulement.

4.3.

De Commissie heeft een strategische visie gepresenteerd inzake de manier waarop het externe optreden van de EU de weerbaarheid en zelfredzaamheid van gedwongen ontheemden kan bevorderen, op locaties zo dicht mogelijk bij het land van herkomst (4). Hoewel deze visie bepaalde voordelen heeft, dient te worden opgemerkt dat de EU, als een verantwoordelijke en goed geoutilleerde internationale speler, ook zelf de morele en juridische plicht heeft om hulp te verlenen aan personen die internationale bescherming zoeken.

4.4.

De praktische stappen voor de bestrijding van migrantensmokkel verdienen bijval. De smokkelaars eisen torenhoge bedragen voor hun hulp en laten de migranten grote risico’s lopen. De strijd tegen smokkel zal het structurele migratievraagstuk echter niet oplossen. We blijven erop hameren dat het creëren van legale routes voor migratie cruciaal is en migranten minder afhankelijk zou maken van smokkelnetwerken.

4.5.

Om de pacten uit te voeren moet een mechanisme worden ingevoerd voor coördinatie tussen de EU en de lidstaten. Eventuele historische banden tussen een lidstaat en een derde land kunnen worden benut om de samenwerking vlotter te doen verlopen.

4.6.

Het EESC is ingenomen met het voorstel voor een gestructureerd hervestigingssysteem, dat voorziet in een gemeenschappelijke aanpak voor de veilige en legale aankomst in de EU van personen die internationale bescherming in de vorm van hervestiging nodig hebben; het voorstel bewijst dat de EU vastbesloten is om de landen met de zwaarste vluchtelingendruk te helpen (5). Volgens het actieplan van Valletta verbinden de EU en de lidstaten zich ertoe om proefprojecten op te zetten waarin voorstellen voor legale migratie worden gebundeld. Dit voorstel moet echter nog aanzienlijk worden verduidelijkt en zou specifieke projecten in kaart moeten brengen.

4.7.

De op 7 juni 2016 gepresenteerde hervorming van het blauwekaartsysteem (6) richt zich op het aantrekken van hooggekwalificeerde migranten voor de Europese arbeidsmarkt.

4.8.

Het EESC is ingenomen met de opzet van de pacten die erop gericht zijn de doeltreffendheid en duurzaamheid van het terugkeerproces te vergroten en toereikende financiële steun te bieden aan overnamelanden, en met name aan de gemeenschappen die de terugkeerders zullen opnemen. Om en een ander vlot te doen verlopen zijn stimulansen voor autoriteiten en individuen onmisbaar.

4.9.

Het EESC is voorstander van een hoger percentage terugkeer en overname, met een voorkeur voor vrijwillige terugkeer en aandacht voor re-integratie. Dit zou een van de belangrijkste strategische keuzes moeten zijn die de EU en de lidstaten maken om het migratieproces in goede banen te leiden. Op die manier zullen alle betrokkenen meer genegen zijn mee te werken, en, belangrijker nog, kan migratie uitgroeien tot een hefboom voor lokale ontwikkeling.

4.10.

De inspanningen van de EU en de lidstaten moeten op mondiaal niveau gecoördineerd worden. De EU onderschrijft de aanbeveling van de Commissie om de instelling van een door de VN gesteunde mondiale hervestigingsregeling te ondersteunen, zodat vluchtelingen snel en efficiënt hervestigd kunnen worden in veilige landen. De EU beschikt over zowel de middelen als de ervaring om een en ander in een stroomversnelling te brengen; zo zou zij de aanzet kunnen geven tot een meer op mondiale en multilaterale leest geschoeide aanpak van migratie.

4.11.

Het EESC kan zich volledig vinden in de keuze voor specifieke partnerschappen met derde landen: zo ligt het in de bedoeling pacten te sluiten met Jordanië en Libanon, de samenwerking tussen de EU en Tunesië naar een hoger niveau te tillen, pacten aan te gaan met Niger, Nigeria, Senegal, Mali en Ethiopië, en steun te verlenen aan de Libische regering van nationale eenheid. In al deze pacten en overeenkomsten dient de EU ervoor te zorgen dat voornamelijk positieve prikkels worden gebruikt, dat de steun goed is opgezet en georganiseerd, en dat tevens wordt gewerkt aan de institutionele en administratieve capaciteit van de overheid, de bevordering van democratie en mensenrechten, en de betrokkenheid van maatschappelijke organisaties bij alle processen, met name op lokaal en nationaal niveau.

4.12.

Het eerste voortgangsverslag van de Commissie (7) toont aan dat alle partijen zich inspanningen getroosten om het partnerschapskader op een doeltreffende manier in praktijk te brengen. Dat samenwerking niet onmogelijk is blijkt uit de projecten die zijn opgezet in de vijf prioritaire landen en worden gefinancierd uit het EU-trustfonds voor Afrika. Het EESC verzoekt de EU-instellingen de verordening betreffende het Europees Fonds voor duurzame ontwikkeling zo snel mogelijk goed te keuren; het gaat immers om een cruciaal instrument voor de bevordering van duurzame ontwikkeling, inclusieve groei, economische en sociale ontwikkeling en regionale integratie buiten Europa.

Brussel, 22 februari 2017.

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Georges DASSIS


(1)  PB C 71 van 24.2.2016, blz. 82.

(2)  Een Europese migratieagenda, COM(2015) 240 final, blz. 15-17.

(3)  Bij de Italiaanse Mare Nostrum-operaties alleen al werden 140 000 mensen gered op de Middellandse Zee. EU-operaties op de Middellandse Zee hebben er sinds 2015 toe bijgedragen dat meer dan 400 000 levens werden gered.

(4)  COM(2016) 234 final van 26 april 2016.

(5)  Zie COM(2016) 197 final van 6 april 2016.

(6)  COM(2016) 378 final.

(7)  COM(2016) 700 final.


Top