EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52015XP1016(01)

Bijdrage van de LIIIe COSAC — Riga, 31 mei-2 juni 2015

OJ C 342, 16.10.2015, p. 1–7 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

16.10.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 342/1


BIJDRAGE VAN DE LIIIe COSAC

Riga, 31 mei-2 juni 2015

(2015/C 342/01)

1.   Het energie- en klimaatbeleid van de EU

1.1.

De COSAC is zich bewust van de enorme uitdagingen waarvoor de Europese energiesector zich gesteld ziet, met name de grote afhankelijkheid van de EU-lidstaten van geïmporteerde energiehulpbronnen, en benadrukt dan ook het belang van solidariteit, vertrouwen en een betere coördinatie bij de aanpak van risico's en moeilijkheden.

1.2.

De COSAC benadrukt het cruciale belang van het optimaliseren van energiestromen en -verbruik, aangezien een betere energie-efficiëntie essentieel is voor het bereiken van het bovengenoemde doel. Een daling van de energievraag en energie-efficiëntie beschouwen als een energiebron op zich zijn belangrijke manieren om de doelstellingen van het EU-energiebeleid te verwezenlijken. Daarnaast draagt een grotere energie-efficiëntie bij aan de verlaging van broeikasgasemissies en het halen van de klimaatdoelstellingen van de EU, waarvan het belang niet voldoende onderstreept kan worden aan de vooravond van de VN-onderhandelingen over klimaatverandering, die in 2015 in Parijs zullen plaatsvinden.

1.3.

Gezien het belang van klimaatmaatregelen is de COSAC ingenomen met het voorgestelde kader voor een transparant en dynamisch wereldwijd akkoord, dat billijke en ambitieuze doelstellingen van alle partijen omvat op basis van veranderende mondiale economische en geopolitieke omstandigheden als uiteengezet in de mededeling van de Commissie met als titel „Het protocol van Parijs — Een blauwdruk voor de aanpak van de wereldwijde klimaatverandering na 2020”, die samen werd ingediend met het kader voor een energie-unie en waarin het koolstofvrij maken van de hele economie centraal staat. Er zijn verdere inspanningen nodig om de economische groei los te koppelen van het energieverbruik, onder andere door gebruik te maken van regelgevingsinstrumenten op EU-niveau.

1.4.

De COSAC wijst op de rol van onderzoek en technologische innovatie bij het stimuleren van het concurrentievermogen van de Europese energiesector en de economie als geheel. Bovendien moeten nieuwe oplossingen, die een efficiënter gebruik van hernieuwbare energiebronnen mogelijk maken, en de toepassing van slimme technologie voor het produceren, leveren en in evenwicht houden van energievraag en -aanbod, de hoofdelementen vormen van het toekomstige energielandschap van de EU. Een verspreide energieproductie moet worden aangemoedigd en gesteund, terwijl er tevens een goed evenwicht wordt bewaard tussen vaste en marktgerichte steunmechanismen, en rekening wordt gehouden met de marktpenetratie van bepaalde energietechnologieën.

1.5.

De COSAC erkent dat een volledig geïntegreerde Europese energiemarkt alleen kan worden bewerkstelligd met de proactieve en gelijktijdige ontwikkeling van energie-infrastructuur en met de tenuitvoerlegging en toepassing van Europese energieverordeningen. Sommige lidstaten kunnen nog altijd worden gezien als energie-eilanden en hebben daarom bijzondere aandacht nodig, onder andere in de vorm van financiering, om hun geïsoleerde positie ten opzichte van de energiemarkten in de EU op te heffen. Daarom verzoekt de COSAC de Europese Commissie stappen te ondernemen waarmee de ontwikkeling van de nodige interconnecties mogelijk wordt gemaakt, en spoort ze de lidstaten zeer aan om de EU-wetgeving ten uitvoer te leggen waarmee het kader wordt geschapen voor de invoering van een volledig en doeltreffend functionerende interne energiemarkt voor elektriciteit en aardgas. Hoe beter en efficiënter een steeds verder geïntegreerde Europese energiemarkt functioneert, des te beter energieverbruikers kunnen worden beschermd en energiearmoede kan worden teruggedrongen. De COSAC wijst erop hoe belangrijk het is dat de EU-lidstaten hun energietoevoer uit derde landen evalueren en diversifiëren.

1.6.

De COSAC pleit voor meer betrokkenheid van de EU bij de ondersteuning van de ontwikkeling van onlangs ontdekte inheemse hulpbronnen die energie zouden kunnen leveren aan de hele EU.

1.7.

De COSAC onderkent dat lidstaten de vrijheid moeten kunnen hebben om zelf te beslissen over hun energiemix om een voortdurende toevoer van elektriciteit te garanderen tegen redelijke prijzen en om het gemakkelijker te maken om de doelstellingen voor een koolstofarme economie te verwezenlijken.

1.8.

In dit verband is de COSAC ingenomen met het initiatief om een Europese energie-unie op te richten met als strategische doelen: meer energiezekerheid en duurzaamheid en een groter concurrentievermogen. De COSAC pleit voor een krachtige ondersteuning van de 15 actiepunten van de Europese energie-unie, als vermeld in de mededeling van de Europese Commissie getiteld met als titel „Een kaderstrategie voor een veerkrachtige energie-unie en een toekomstgericht klimaatbeleid” (1), in combinatie met een stappenplan voor de energie-unie.

1.9.

De COSAC is in dit verband van mening dat het succesvolle model van de Europese Gemeenschap van Kolen en Staal, vooral institutioneel gezien, de maatstaf moet zijn voor de Europese energie-unie.

2.   Parlementaire toetsing van EU-aangelegenheden

2.1.

De COSAC herbevestigt dat de betrokkenheid van nationale parlementen bij het Europese besluitvormingsproces de algehele democratische legitimiteit van de EU ten goede komt, en is ingenomen met het voortdurende debat over de huidige en de toekomstige rol van parlementen en de reikwijdte van de parlementaire toetsing van EU-aangelegenheden.

2.2.

De COSAC benadrukt dat nationale parlementen een algemene bereidheid tonen om een grotere rol in de EU op zich te nemen door middel van een optimaal en efficiënt gebruik van de bestaande mechanismen, zoals de algemene toetsing van hun eigen regeringen, subsidiariteitscontrole, bijdragen in het kader van politieke dialoog en interparlementaire samenwerking.

2.3.

De COSAC is verheugd over de conclusie van de Conferentie van de voorzitters van de parlementen van de Europese Unie, die op 20 en 21 april 2015 werd gehouden in Rome, en waaruit de interesse van voorzitters van parlementen blijkt in het debat over de rol van de instellingen en de nationale parlementen van de EU, dat plaatsvindt binnen de COSAC, met inbegrip van de discussies over krachtigere instrumenten voor een politieke dialoog. De COSAC neemt ter kennis dat op grond van de conclusies deze kwesties opnieuw zullen worden besproken op de Conferentie van de voorzitters van parlementen in 2016 waarbij tevens rekening zal worden gehouden met het resultaat van de discussies van de COSAC.

2.4.

Bovendien constateert de COSAC dat er in het 22e halfjaarlijkse verslag melding van werd gemaakt dat een meerderheid van de deelnemende parlementen voorstander zou zijn van de totstandbrenging van nieuwe hulpmiddelen om parlementaire betrokkenheid en samenwerking mogelijk te maken zonder formele wijzigingen van de Verdragen. In dit verband erkent de COSAC dat er bij de parlementen een breed draagvlak is voor initiatieven als de invoering van een „groene kaart”, waarnaar ook wel wordt verwezen als „een versterkte politieke dialoog”; verder neemt de COSAC kennis van het lopende debat dat moet leiden tot een meer gerichte en intensieve parlementaire toetsing van het jaarlijkse werkprogramma van de Europese Commissie.

2.5.

De COSAC verzoekt de Europese Commissie de bereidheid van het Parlement te ondersteunen om een proactievere rol te spelen en zowel bestaande als nieuwe vormen van samenwerking aan te gaan, in volledige overeenstemming met de toepasselijke bepalingen van de bestaande EU-verdragen, met name Protocol 2 van het Verdrag van Lissabon, en met de instandhouding van het huidige interinstitutionele evenwicht, in de geest van de eerder aangekondigde toezegging om een nieuw partnerschap met nationale parlementen op te zetten. De COSAC is in dit verband verheugd over het initiatief van de nieuwe Europese Commissie om de interactie van alle commissarissen met de nationale parlementen te coördineren en te intensiveren, evenals de individuele toezeggingen van de commissarissen om de frequentie van de bijeenkomsten met nationale parlementen op te voeren met het doel om wetgevingsvoorstellen en/of andere initiatieven van de Commissie te bespreken en actief mee te werken aan het tijdiger formuleren van antwoorden op de bijdragen van de nationale parlementen.

2.6.

De COSAC neemt kennis van de besprekingen die op 13 mei in Warschau plaatsvonden in het kader van de informele werkgroep, en van het verslag over de mogelijke verbetering van de „gele kaart”-procedure dat deze werkgroep had ingediend. De COSAC wil graag nader onderzoeken op welke manieren nationale parlementen beter gebruik kunnen maken van de beschikbare mechanismen, daarbij rekening houdend met de voorstellen die door deze werkgroep besproken zijn.

Subsidiariteitscontroles

2.7.

De COSAC pleit voor betere samenwerking en coördinatie tussen de nationale parlementen bij de uitvoering van subsidiariteitscontroles. Om deze exercitie efficiënter en doeltreffender te maken, heeft de COSAC besproken of het mogelijk is informele richtsnoeren uit te werken voor de uitvoering van subsidiariteitsbeoordelingen en de procedure van het gemotiveerd advies. De meerderheid van de parlementen waarvan de standpunten naar voren komen in het 23e halfjaarverslag staat achter het uitbrengen van een vrijwillige, niet-bindende reeks optimale werkmethoden en richtsnoeren over de subsidiariteitscontrole die moeten worden uitgewerkt in het kader van de COSAC. De COSAC nodigt de parlementen uit om nauw samen te werken om dergelijke informele richtsnoeren op te stellen.

2.8.

De COSAC benadrukt echter dat parlementen er een duidelijke voorkeur voor hebben om het formaat waarin gemotiveerde adviezen en bijdragen aan politieke dialogen worden opgesteld en worden ingediend bij de Europese Commissie niet te standaardiseren, en onderstreept dat deze formele kwesties voorbehouden moeten zijn aan de bevoegdheden van de parlementen in kwestie en hun gevestigde praktijken voor interne procedures.

De „groene kaart” (versterkte politieke dialoog)

2.9.

De COSAC is van mening dat naast de bestaande vormen van parlementaire toetsing en betrokkenheid, de „groene kaart” een uitgelezen mogelijkheid kan zijn voor nationale parlementen die bereid zijn een proactieve rol te spelen in het opstellen van de EU-agenda om verder bij te dragen aan het goede functioneren van de EU.

2.10.

De COSAC benadrukt dat met de „groene kaart” de bestaande politieke dialoog kan worden aangewakkerd en nationale parlementen die geïnteresseerd zijn in proactieve betrokkenheid, verder kunnen worden gestimuleerd om de Europese Commissie constructieve, niet-bindende suggesties voor te leggen over beleids- of wetgevingsvoorstellen, zonder voorbij te gaan aan het recht van wetgevend initiatief van de Commissie krachtens de EU-verdragen of haar bevoegdheden in de behandeling van gemotiveerde adviezen, als vastgelegd in Protocol 2 van het Verdrag van Lissabon. Aangezien de overgrote meerderheid van de deelnemende parlementen voorstander was van de invoering van de „groene kaart”, zoals naar voren kwam in het 23e halfjaarverslag, verzoekt de COSAC het Luxemburgse voorzitterschap door te gaan met het bepalen van de reikwijdte en het procedurele kader van de „groene kaart” en er tegelijkertijd op toe te zien dat hiermee wordt voldaan aan de bestaande verdragsbepalingen en de evenwichtige verdeling van bevoegdheden onder de instellingen.

2.11.

De COSAC erkent wel dat een aantal nationale parlementen niet in staat zullen zijn de „groene kaart” te gebruiken vanwege interne grondwettelijke beperkingen van hun bevoegdheden in EU-aangelegenheden of om een andere reden.

2.12.

De COSAC is zeer te spreken over de constructieve houding van de Europese Commissie ten opzichte van de politieke dialoog met nationale parlementen en hoopt dat zij zich in deze geest achter de „groene kaart” zal scharen als een nieuwe, krachtigere vorm van politieke dialoog.

De oprichting van een COSAC-werkgroep tijdens het Luxemburgse voorzitterschap

2.13.

De COSAC verzoekt het Luxemburgse voorzitterschap een werkgroep op te richten voor de versterking van de politieke dialoog door een „groene kaart” in te voeren en de procedure van het gemotiveerde advies te verbeteren („gele kaart”).

De planning van het werkprogramma van de Europese Commissie

2.14.

De COSAC neemt kennis van het lopende debat over nauwere samenwerking en een intensievere gedachtewisseling tussen de parlementen en de EU-instellingen die betrokken zijn bij de (meer)jaarlijkse planning van de werkzaamheden van de Europese Commissie, alsmede van de onlangs gehouden clusterbijeenkomsten van de deelnemende parlementen die de reikwijdte en de praktische aspecten van deze samenwerking willen vastleggen.

Samenwerking met het Europees Parlement

2.15.

De COSAC is ingenomen met het nieuwe idee voor samenwerking van het Europees Parlement, waardoor geïnteresseerde parlementen hun standpunt naar voren kunnen brengen en achtergrondkennis kunnen delen over de tenuitvoerlegging van EU-wetgeving waarin de Europese Commissie wijzigingen wil aanbrengen. De COSAC constateert dat veel parlementen zich bereid hebben getoond om optimale werkmethoden uit te wisselen en ideeën te delen met het Europees Parlement over parlementaire controle op de omzetting, tenuitvoerlegging en handhaving van de EU-wetgeving, waarbij echter moet worden gewezen op het standpunt van sommige nationale parlementen dat dergelijke controles onder de bevoegdheden van de uitvoerende macht en/of de Europese Commissie vallen.

2.16.

De COSAC kijkt ernaar uit om een intensievere politieke dialoog op gang te brengen tussen de nationale parlementen en het Europees Parlement, onder andere over geselecteerde wetgevingsdossiers, door de samenwerking tussen de rapporteurs van het Europees Parlement en nationale parlementen te versterken.

3.   Het EU-handelsbeleid en de rol van de parlementen

De toekomst van EU-handelsbeleid

3.1.

De COSAC benadrukt dat vrije handel en de uitwisseling van goederen en ideeën van oudsher hebben bijgedragen aan het terugdringen van spanningen, het kweken van vertrouwen en het bewerkstelligen van vrede en welvaart; daarom verwacht de COSAC dat de lopende en de toekomstige EU-handelsbesprekingen met haar strategische partners kunnen putten uit deze gevestigde traditie.

3.2.

De COSAC verzoekt de Europese Commissie een ambitieuze handelsstrategie voor de toekomst op te stellen die gericht is op het creëren van economische mogelijkheden voor EU-burgers, langdurige en duurzame welvaart in de EU en elders in de wereld en het vaststellen van hoge internationale en mondiale normen gebaseerd op de waarden die verankerd zijn in de EU-Verdragen.

De rol van parlementen in het EU-handelsbeleid

3.3.

De COSAC merkt op dat de EU-onderhandelingen over vrijhandelsakkoorden met derde landen de laatste tijd op veel interesse van de EU-lidstaten hebben kunnen rekenen, en is ingenomen met het debat over de rol van parlementen in dit proces; zij pleit voor meer betrokkenheid van de nationale parlementen meteen bij de aanvang van de onderhandelingen. In dit verband neemt de COSAC kennis van de conclusies van het voorzitterschap van de Conferentie van de voorzitters van de parlementen van de Europese Unie, die op 20 en 21 april 2015 over dit onderwerp werd gehouden in Rome.

3.4.

De COSAC verzoekt de Europese Commissie een actieve dialoog aan te gaan met nationale parlementen, waarbij ze rekening houdt met het feit dat parlementen verschillende systemen hanteren om afzonderlijke handels- en investeringsakkoorden van de EU met derde landen te toetsen.

3.5.

De COSAC onderschrijft de grotere rol van het Europees Parlement in het EU-handelsbeleid sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon en ziet uit naar een volwaardige samenwerking en informatie-uitwisseling tussen de nationale parlementen en het Europees Parlement op het vlak van handelskwesties waarvan EU-burgers kunnen profiteren.

TTIP

3.6.

De COSAC is verheugd over de lopende vrijhandelsbesprekingen tussen de EU en de VS om een alomvattende en ambitieuze TTIP-overeenkomst te kunnen sluiten, alsmede over de mogelijk positieve impact van deze overeenkomst op de economieën van de EU en de VS wat betreft de toegenomen mogelijkheden voor groei en werkgelegenheid.

3.7.

De COSAC benadrukt dat de EU strikte normen heeft vastgesteld en die ook handhaaft op het vlak van voedselveiligheid, gezondheid, dierenwelzijn, het milieu, arbeid, consumenten- en gegevensbescherming; daarom verzoekt de COSAC de Europese Commissie deze normen te waarborgen en wereldwijd te verankeren, maar tegelijkertijd doeltreffende vrijhandel te garanderen door onnodige wettelijke obstakels op te heffen en nauwer samen te werken op het vlak van regelgeving.

3.8.

De COSAC verzoekt de Europese Commissie steun te blijven verlenen aan EU-werknemers overal waar er op korte termijn sprake is van een verplaatsing van arbeidsplaatsen, door middel van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering.

3.9.

De COSAC constateert dat de meerderheid van de parlementen op een grote verscheidenheid aan fora debatten hebben gevoerd over het TTIP, en vele van hen zijn van plan deze discussies voort te zetten; in dit verband benadrukt de COSAC de belangrijke rol van parlementen bij het waarborgen van de democratische legitimiteit en de verdere transparantie van het TTIP-onderhandelingsproces en bij de bewustmaking van de burgers.

3.10.

Bovendien dringt de COSAC er bij de regeringen van de EU-lidstaten op aan meer informatie te geven over de mogelijkheden en de uitdagingen van het TTIP en andere vrijhandelsovereenkomsten waarover momenteel wordt onderhandeld, om hun burgers op de hoogte te houden van de mogelijke economische impact van het TTIP op hun economie.

3.11.

De COSAC is ingenomen met het transparantie-initiatief voor de TTIP-onderhandelingen, dat de Europese Commissie in november 2014 lanceerde en waarmee de openheid en de informatie-uitwisseling met alle belanghebbenden wordt gewaarborgd en bevorderd; de COSAC is van mening dat de informatie over de voortgang van de onderhandelingen op meer gedetailleerde en transparantere wijze moet worden verstrekt dan tot nu toe het geval was, terwijl het juiste evenwicht moet worden gevonden tussen informatieverschaffing aan parlementen, hun betrokkenheid bij het onderhandelingsproces en het waarborgen van de nodige vertrouwelijkheid bij de onderhandelingen.

4.   Terrorismebestrijding en een EU-kader voor de persoonsgegevens van passagiers

4.1.

De COSAC is ingenomen met de verklaring die op 12 februari 2015 werd aangenomen door de leden van de Europese Raad tijdens hun informele bijeenkomst in Brussel, en waarin ze met volledige inachtneming van de mensenrechten en de beginselen van de rechtsstaat toezegden harder op te zullen treden tegen terroristische dreigingen.

4.2.

De COSAC erkent dat de bestaande hulpmiddelen beter moeten worden ingezet en verder moeten worden ontwikkeld, en verzoekt daarom de Commissie en de Raad om een uitgebreide evaluatie uit te voeren van de EU-maatregelen op het vlak van terrorismebestrijding en aanverwante terreinen, vooral wat betreft de wettelijke en praktische tenuitvoerlegging ervan in de lidstaten en de mate waarin de lidstaten samenwerken met de EU-agentschappen op dat vlak, met name Europol en Eurojust, en dit evaluatieproces deel te laten uitmaken van de Europese veiligheidsagenda; de COSAC benadrukt verder dat er overeenstemming moet worden bereikt over één enkel EU-kader voor de persoonsgegevens van passagiers als een van de dringendste terrorismebestrijdingsmaatregelen.

4.3.

De COSAC verzoekt alle bevoegde EU-instellingen een akkoord te bereiken over het voorstel voor een richtlijn over het gebruik van persoonsgegevens van passagiers voor de preventie en de opsporing van, het onderzoek naar en de vervolging van terroristische misdrijven en zware criminaliteit, waarmee een grotere veiligheid wordt gegarandeerd voor alle EU-burgers maar tegelijkertijd wordt voldaan aan de normen die verankerd zijn in het EU-Handvest van de grondrechten; de COSAC benadrukt dat bij het verzamelen en uitwisselen van gegevens, ook door EU-agentschappen zoals Europol, altijd het EU-recht en het internationale recht moeten worden nageleefd, en dat deze activiteiten moeten worden uitgevoerd binnen een samenhangend gegevensbeschermingskader met juridisch bindende normen voor de bescherming van persoonsgegevens op EU-niveau.

4.4.

De COSAC verzoekt de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid/vicevoorzitter van de Commissie (HV/VV) invulling en hoge prioriteit te geven aan terrorismebestrijdingsmaatregelen, aan de hand van het risico waarvoor ze staan.

5.   Veiligheidsproblemen in het Midden-Oosten en Noord-Afrika

5.1.

De COSAC vestigt de aandacht op de enorme uitdagingen waarvoor de situatie in het Midden-Oosten en Noord-Afrika de EU stelt, te weten: militaire of andere interventies, burgeroorlogen en andere conflicten, de expansie van terroristische organisaties en de rampzalige menselijke tragedies die het gevolg zijn van de grootschalige smokkel van immigranten in het Middellandse Zeegebied. Geschokt door de omvang van de tragedies die de laatste tijd plaatsvinden in de Middellandse Zee, betuigt de COSAC haar oprechte medeleven aan de familieleden van de slachtoffers.

5.2.

De COSAC constateert dat de EU bezig is een alomvattende benadering te formuleren van de uitdagingen die zich voordoen in het Middellandse Zeegebied en in het bijzonder van de migratie over de Middellandse Zee, en onderstreept dat de EU de verantwoordelijkheid heeft om alle nodige stappen te zetten waarmee een herhaling van de tragedies zoals die zich onlangs hebben voorgedaan op de Middellandse Zee, moet worden voorkomen; de COSAC pleit voor een solide en permanente humanitaire Europese reddingsoperatie die net als Mare Nostrum op open zee opereert en waaraan alle lidstaten een bijdrage leveren; de COSAC dringt er bij de EU op aan een dergelijke operatie mede te financieren.

5.3.

De COSAC is dan ook ingenomen met de conclusies van de buitengewone Europese Raad van 23 april 2015 en verzoekt de Europese Raad zijn toezegging na te komen om een aantal specifieke maatregelen te nemen die gericht zijn op de versterking van de aanwezigheid van de EU op zee, de bestrijding van mensenhandelaars in overeenstemming met het internationaal recht, het voorkomen van illegale migratiestromen en het vergroten van de interne solidariteit en verantwoordelijkheid. De COSAC neemt kennis van de verklaring van de Europese Raad dat het de onmiddellijke prioriteit van de EU is om te voorkomen dat er nog meer mensen omkomen op zee, en benadrukt de taak van de EU om levens te beschermen en te redden. In deze context onderstreept de COSAC het belang van legale routes om asiel aan te vragen in de EU. De COSAC wijst op de gedeelde verantwoordelijkheid om mensen in nood op te vangen en te accepteren. De COSAC erkent dat sommige lidstaten meer vluchtelingen en immigranten opnemen dan andere en dat dit een aanzienlijke belasting vormt voor de hulpbronnen en financiële middelen van deze lidstaten.

5.4.

De COSAC benadrukt dat er gezamenlijke maatregelen moeten worden uitgewerkt, in nauwe samenwerking met de desbetreffende EU-agentschappen tegen criminele netwerken van migrantenhandelaars, om te voorkomen dat ze financieel kunnen profiteren van het in gevaar brengen van levens, onder andere door hun tegoeden te bevriezen of in beslag te nemen; de COSAC verzoekt de HV/VV en de Europese Commissie als geheel om samen te werken met de bevoegde agentschappen van de EU en de VN en internationale organisaties met het oog op een intensievere samenwerking met de landen van herkomst en doorvoer.

5.5.

De COSAC is ingenomen met de mededeling van de Europese Commissie over de Europese agenda voor migratie en onderstreept dat dit document eraan moet bijdragen om een meer systematische en geografisch gezien alomvattende aanpak van migratie tot stand te brengen. Na de laatste humanitaire tragedies in de Middellandse Zee is de COSAC verheugd over de inspanningen van de Commissie om de grootst mogelijke ambitie aan de dag te leggen en gemeenschappelijke Europese oplossingen aan te dragen volgens de beginselen van solidariteit en een billijke verdeling van de verantwoordelijkheden, als vastgelegd in artikel 80 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, om levens te redden en criminele smokkelaarsnetwerken te ontmantelen. De COSAC pleit voor een spoedige en volledige omzetting en doeltreffende uitvoering van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel door alle deelnemende lidstaten om daarmee te zorgen voor gemeenschappelijke Europese normen, ook wat de opvangvoorwaarden voor asielzoekers en de eerbiediging van de grondrechten betreft, zoals voorzien in de bestaande wetgeving.

5.6.

De COSAC veroordeelt de barbaarse moorden op onschuldige burgers door terroristen in Libië, Tunesië, Syrië, Irak en elders in het Midden-Oosten en Noord-Afrika ten stelligste. De COSAC pleit voor hernieuwde inspanningen met het oog op nauwe samenwerking met de moslimlanden in die regio om de zelfverklaarde Islamitische Staat in Irak en de Levant („Da'esh”) en diverse aan Al Qaida gelieerde terroristische organisaties op te heffen. De COSAC benadrukt dat de expansie van Da'esh in de buurt van de grenzen van Europa een enorme pan-Europese uitdaging vormt die vraagt om de onmiddellijke inzet van de hele Europese Unie.

5.7.

De COSAC is ingenomen met de inspanningen van de HV/VV ter ondersteuning van de door de VN geleide onderhandelingen met als doel om een regeringsautoriteit op te richten in Libië en duurzame vrede in de regio tot stand te brengen.

5.8.

Door het belang van het Midden-Oosten en Noord-Afrika als regio te benadrukken en gezien het feit dat migratie een mondiaal en complex fenomeen is, pleit de COSAC voor een holistische EU-benadering om de wortels van de veiligheidsproblemen in de regio aan te pakken, zoals armoede, ongelijkheid, etnische en andere conflicten, buitenlandse invasies en inmenging in binnenlandse aangelegenheden, terrorisme, onderdrukking, ongeletterdheid, jeugdwerkloosheid en radicalisering, door de samenhang tussen haar gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, en respectievelijk haar ontwikkelingsbeleid en migratiebeleid te vergroten. De COSAC dringt er bij de EU, haar lidstaten en de internationale gemeenschap op aan een bijdrage te leveren aan vrede, economische, sociale en democratische ontwikkeling in de landen van herkomst en acute humanitaire hulp, verzorging en bescherming te bieden aan de mensen in deze landen, en op langere termijn te helpen met investeringen en structurele hervormingen in die landen.

6.   Resultaten van de top over het Oostelijk Partnerschap

6.1.

De COSAC toont zich verheugd over de resultaten van de top in Riga en herinnert aan de voornaamste rol van het Oostelijk Partnerschap als een belangrijke dimensie van het Europees nabuurschapsbeleid. De COSAC benadrukt het belang van het Oostelijk Partnerschap als een gezamenlijk politiek platform dat in hoge mate bijdraagt aan het hervormings- en democratiseringsproces in de Oost-Europese partnerlanden, terwijl het ambitieniveau en de doelstellingen van elk partnerland volledig worden geëerbiedigd en daar tevens op wordt ingespeeld om hun betrekkingen met de Europese Unie te ontwikkelen en te verdiepen.

6.2.

De COSAC schaart zich achter de positieve beoordeling van de tenuitvoerlegging van de associatieovereenkomsten, die in de verklaring van Riga werd gegeven, in het bijzonder de positieve effecten die de toepassing van de diepe en brede vrijhandelszone (DCFTA) heeft gehad op de toegenomen handel tussen de EU en Georgië en Moldavië, en kijkt dan ook uit naar de succesvolle tenuitvoerlegging van de DCFTA met Oekraïne vanaf 1 januari 2016.

6.3.

Op soortgelijke wijze staat de COSAC achter de verklaring van Riga over een grotere mobiliteit van burgers als een kerndoel van het Oostelijk Partnerschap. De COSAC is ingenomen met het positieve effect op de contacten tussen mensen dat de visumvrije regeling al teweeggebracht heeft in Moldavië, en hoopt dat na de tenuitvoerlegging van alle vereiste hervormingen in Georgië en Oekraïne de Europese Commissie aan het eind van 2015 een positieve beoordeling zal geven over de voortgang bij de tenuitvoerlegging van hun actieplannen voor visumversoepeling.


(1)  COM(2015) 80 final


Top