EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52015IR2698

Advies van het Europees Comité van de Regio’s — De lokale en regionale dimensie van de deeleconomie

OJ C 51, 10.2.2016, p. 28–33 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

10.2.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 51/28


Advies van het Europees Comité van de Regio’s — De lokale en regionale dimensie van de deeleconomie

(2016/C 051/06)

Rapporteur:

Benedetta BRIGHENTI (IT/PSE), locoburgemeester van de gemeente Castelnuovo Rangone, provincie Modena

BELEIDSAANBEVELINGEN

HET EUROPEES COMITÉ VAN DE REGIO’S

1.

meent dat de deeleconomie op nieuwe en hernieuwde sociale patronen berust met belangrijke implicaties voor bedrijven en op wettelijk en institutioneel gebied: delen, samenwerken en deelnemen zijn de kenmerkende sociale praktijken. Aangezien de deeleconomie een innovatief en dynamisch karakter heeft, valt er geen vastomlijnde definitie van te geven. Wel kunnen de volgende kenmerken worden beschreven:

i)

de centrale spelers in de deeleconomie handelen niet op de manier waarvan in klassieke economische modellen wordt uitgegaan (de zogenaamde „homo economicus”); dat neemt niet weg dat zij wel rationeel kunnen zijn en bewust te werk kunnen gaan om hun doelstellingen te realiseren;

ii)

de deeleconomie maakt gebruik van een platform waarbij betrekkingen, reputatie, maatschappelijk vertrouwen en andere niet-economische motieven binnen een gemeenschap een hoofdrol spelen;

iii)

de deeleconomie maakt op grote schaal intensief gebruik van digitale technologie en gegevensverzameling. Gegevens worden de belangrijkste grondstof. Vaste kosten worden grotendeels geëxternaliseerd;

iv)

op kleinere, lokale schaal kunnen de initiatieven zich beperken tot het gedeeld gebruik of beheer van fysieke goederen (bv. gemeenschappelijke werkruimten, commons in steden) of nieuwe peer-to-peervormen (p2p) van welzijnssystemen, soms tussen bewoners van straten of gebouwen;

v)

de deeleconomie kan zowel op een marktlogica als op een sociale logica zijn gebaseerd.

2.

Het Europees Comité van de Regio's (CvdR) stelt tegen deze achtergrond vast dat de Europese Commissie de term „collaborative economy” in plaats van „sharing economy” gebruikt en in haar recente mededeling „De eengemaakte markt verbeteren” (1) een eerste poging heeft gedaan om het concept te definiëren: „De deeleconomie, een ingewikkeld ecosysteem van diensten op aanvraag en tijdelijk gebruik van goederen op basis van uitwisseling via onlineplatformen, is zich snel aan het ontwikkelen. De deeleconomie zorgt voor meer keuze en lagere prijzen voor de consumenten en biedt groeimogelijkheden aan innovatieve startende ondernemingen en bestaande Europese ondernemingen, zowel in hun eigen land als grensoverschrijdend. Zij vergroot ook de werkgelegenheid en komt de werknemers ten goede door flexibelere werkregelingen mogelijk te maken, van niet-professionele microbanen tot deeltijds ondernemerschap. Hulpbronnen kunnen efficiënter worden gebruikt, wat de productiviteit en de duurzaamheid doet toenemen.” Het CvdR vindt echter dat deze definitie op de commerciële en consumentenaspecten van de deeleconomie (of collaboratieve economie) is gericht, terwijl de niet-commerciële en op commons gebaseerde benaderingen buiten beschouwing worden gelaten. Het roept de Europese Commissie dan ook op om de verschillende vormen van de deeleconomie verder te analyseren en vervolgens te definiëren (die ten dele tot de sociale economie behoren).

Een nieuw paradigma door de deeleconomie

3.

Volgens velen draait de deeleconomie niet meer om de „consument” die iets wil bezitten of een dienst wil afnemen, maar om de burger, deelnemer aan een common-project, gebruiker, maker, producent, bedenker, ontwerper, co-worker, digitale ambachtsman of stadsboer die toegang wil hebben tot bepaalde diensten of goederen die hij of zij nodig heeft om in bepaalde behoeften te voorzien.

4.

Anderen stellen echter dat de deeleconomie vaak ook draait om iemand die zelf zorg wil dragen voor een gemeenschappelijke, vrij toegankelijke materiële of immateriële bron of een dergelijke bron wil creëren, beheren of weer in gebruik wil nemen. Dit gebeurt dan op een kleinschalig niveau, waarbij mensen persoonlijk contact hebben en er geen publieke of particuliere leverancier wordt ingeschakeld. De actor in de deeleconomie is dus niet zomaar een marktdeelnemer, maar eerder een sociale of maatschappelijke actor of een persoon voor wie traditionele economische motieven van onderschikt belang zijn of helemaal niet aan de orde zijn. De deeleconomie beperkt zich niet tot strikt economische terreinen, maar strekt zich uit tot sociale gemeenschappen en samenwerkingsnetwerken die nieuwe economische projecten opleveren of een taak met betrekking tot bestaande economische activiteiten vervullen.

5.

Door de deeleconomie lijken ook traditionele macro-economische modellen, met een duidelijk onderscheid tussen consumenten en producten, op losse schroeven komen te staan.

6.

Met de opkomst van de deeleconomie zou ook een nieuwe economische identiteit het licht kunnen zien, waarbij het individu niet in zijn eentje wil handelen; in plaats van te streven naar de maximalisering van de eigen materiële belangen, stemt hij zijn economisch gedrag af op de inzet voor de samenleving en stelt hij zijn handelen in de openbare — sociale, economische, politieke — ruimte in het teken van de zorg voor het algemeen belang (de zogenaamde „mulier activa”) (2).

7.

Er dient een onderscheid tussen de verschillende vormen van de deeleconomie gemaakt te worden. Alle gaan uit van hetzelfde sociale paradigma: delen, samenwerken en deelnemen. Onderling zijn er echter grote verschillen. Het is mogelijk om die vormen van de deeleconomie, waarbij op de een of andere manier dezelfde sociaaleconomische dynamiek wordt gevolgd als bij het gangbare economische model, in kaart te brengen en elk van deze vormen aan een afzonderlijk rechtskader te onderwerpen. Het onderscheid tussen activiteiten met c.q. zonder winstoogmerk, de vraag wat voor bedrijf of organisatie deeleconomieprojecten uitvoert en, vanuit het EU-recht bezien, de invloed op de grensoverschrijdende handel kunnen goede handvatten bieden om de verschillende vormen van de deeleconomie echt af te bakenen en voor elke vorm specifieke regelgeving voor te stellen.

8.

Als eerste kan een onderscheid gemaakt worden tussen de deeleconomie in strikte zin en „collaboratieve” vormen van de deeleconomie door samenwerken en deelnemen als aanvullingen op het delen te beschouwen. Binnen de deeleconomie kan een onderscheid worden gemaakt tussen initiatieven waarbij verschillende soorten gebruikers (consumenten-gebruikers versus leveranciers-gebruikers) strikt van elkaar gescheiden blijven en initiatieven die een p2p-benadering voorstaan, waarbij iedere gebruiker zowel leverancier als consument kan zijn of zelfs bij het beheer van het platform betrokken is. Ook zou rekening kunnen worden gehouden met de wijze van beheer en controle op de economische transacties, door een onderscheid te maken tussen initiatieven waarbij het platform uitsluitend dient om particulieren met elkaar in contact te brengen (waarna zij zelf een overeenkomst sluiten), en initiatieven waarbij de intermediair de controle over de transacties houdt (3). Gaat de samenwerking nog verder, dan kan er sprake zijn van een benadering op basis van commons  (4). Indien de betrokkenen niet slechts een hulpbron delen, maar samenwerken om een gemeenschappelijke hulpbron voor een breder publiek — de gemeenschap — te creëren, te produceren of opnieuw in gebruik te nemen, bundelen zij hun krachten (pooling) ten behoeve van deze commons.

9.

Er lijken nu twee hoofdcategorieën en vier vormen van de deeleconomie te ontstaan:

de deeleconomie in strikte zin of „on demand”-economie:

de „toegangseconomie”: initiatieven met een bedrijfsmodel waarbij goederen en diensten niet op basis van eigendom maar op basis van toegang worden verhandeld. Er is eerder sprake van tijdelijke verhuur dan van definitieve verkoop;

de „gig-economie”: initiatieven waarbij losse werkopdrachten op een digitale marktplaats verhandeld worden;

de „pooling-economie”:

de „collaboratieve economie”: initiatieven die een p2p-aanpak bevorderen en/of gebruikers betrekken bij het ontwerp van het productieproces of waarbij klanten een gemeenschap (community) vormen;

de „commoning-economie”: initiatieven met een gezamenlijk eigendom of beheer.

10.

De Europese Commissie verwijst naar een recente studie (5) waarin staat dat de deeleconomie het potentieel heeft om de huidige mondiale inkomsten van 13 miljard EUR te verhogen naar 300 miljard EUR in 2025. Volgens het CvdR mag de groei van de deeleconomie slechts ten dele als een revolutie en/of een gevolg van de crisis beschouwd worden. In sommige opzichten kan er ook sprake zijn van terugkeer (6) of transitie (7): onderdelen van het huidige economische model grijpen terug naar vroegere economische tradities en economische modellen (zoals de coöperatieve economie, sociale economie, solidaire economie, ambachtswerk, commons) en zelfs naar aloude vormen van economische uitwisseling (zoals ruilhandel), die een alternatief voor kapitaalintensieve vormen van de markteconomie bieden.

11.

Technologische innovatie speelt een cruciale rol bij de ontwikkeling van de deeleconomie: de meeste initiatieven op dit gebied zijn gebaseerd op het gebruik van collaboratieve platforms waarop de transacties en/of uitwisselingen van goederen en/of diensten plaatsvinden. Daarom is het zaak dat initiatieven gericht op het dichten van de digitale kloof worden versterkt, zeker als het streven een digitale eengemaakte markt is.

12.

In situaties waarin nieuwe, op de deeleconomie gebaseerde diensten een agressief verdringingseffect op traditionele diensten uitoefenen, dragen overheden op nationaal, regionaal of lokaal niveau meestal een belangrijke verantwoordelijkheid in die zin dat:

door overheden vastgestelde markttoegangsvoorschriften, zowel in de vorm van fiscale maatregelen als beroepsvereisten, monopolies of oligopolies hebben opgeleverd zonder dat sprake is van de voorwaarden voor marktfalen;

er wellicht geen systemen zijn ingevoerd om de kwaliteit van de verleende diensten in het oog te houden.

Basisbeginselen voor een EU-initiatief inzake de deeleconomie

13.

De deeleconomie kan de levenskwaliteit verbeteren, groei bevorderen (met name in lokale economieën) en milieueffecten reduceren. Zij kan ook nieuwe, hoogwaardige banen genereren, de kosten verminderen en de beschikbaarheid en doeltreffendheid van bepaalde goederen en diensten of infrastructuur doen toenemen. Het is echter van belang dat de diensten die door de deeleconomie worden aangeboden niet leiden tot belastingontwijking of oneerlijke mededinging of in strijd zijn met lokale, regionale, nationale of Europese wetgeving. De evaluatie van alle mogelijke positieve en negatieve effecten en de vaststelling van de beleidsdoelstellingen moeten eveneens kernaspecten zijn van alle regelgevingsinitiatieven inzake de deeleconomie.

14.

De vrije toegang tot de markt voor nieuwkomers dient te worden gewaarborgd. Verzameling van gegevens door deeleconomieplatforms/-initiatieven kan leiden tot „onevenwichtigheden in economische macht”. Gegevens zijn de grondstoffen van de deeleconomie en dienen dus in sommige gevallen zoveel mogelijk op openbronbasis beschikbaar te worden gesteld. Dit is soms nodig om de toegang tot de deeleconomie te vereenvoudigen, beoordeling van de effecten van deeleconomie-initiatieven of -projecten mogelijk te maken en datagestuurde regulering op alle bestuursniveaus te bevorderen. Deeleconomieplatforms moet worden gevraagd om technische mechanismen in te bouwen teneinde openbare, relevante gegevens die niet gevoelig of strategisch zijn, met lokale en regionale overheden te kunnen delen. In ieder geval moeten de EU- en nationale overheden de lokale en regionale overheden steunen bij de ontwikkeling van gegevensinzameling. Verder moet gegevensbescherming vooropstaan en moet de „mulier activa” de mogelijkheid hebben om gegevens in eigen beheer te houden.

15.

Vertrouwens- en reputatiebeheer zijn belangrijke basisvoorwaarden voor de deeleconomie (8). Vertrouwens- en reputatieprocessen dienen derhalve nauwkeurig en onafhankelijk te worden beheerd (bv. via regelgeving, certificering, wettelijke arbitrage). Er moet nader worden onderzocht of deeleconomieactoren daadwerkelijk in staat zijn tot zelfregulering (9). Collegiale toetsing kan zorgen voor vertrouwen. De oprichting van onafhankelijke instanties die voor ratings zorgen, bij voorkeur met vakgenoten als mede-eigenaren, is een beleidsoptie die de nodige aandacht moet krijgen. Ook dient er oog te zijn voor verzekeringsmogelijkheden. In ieder geval dient de „overdraagbaarheid” van gegevens en reputatie een van de voornaamste beleidsdoelstellingen te worden.

16.

Het CvdR wijst erop dat effectbeoordelingen van deeleconomieën niet altijd positieve resultaten opleveren in termen van milieubescherming en sociale cohesie, gelijkheid en sociale rechtvaardigheid, goed grondgebruik of stadsbestuur (10). Ook dient in aanmerking te worden genomen dat ondernemingen met winstoogmerk soms misbruik maken van deeleconomieplatforms, werknemers geen sociale verzekeringen bieden en zo een slechte invloed hebben op het welzijn van de burger en op de begrotingen van lidstaten, regio’s en gemeenten. Het zou een goede zaak zijn als de EU en lokale en regionale overheden alleen initiatieven of platforms voor deeleconomie ondersteunen en stimuleren die positieve sociale, economische en milieueffecten genereren. Gemeenschapsopbouw, common-projecten in steden, inclusie, non-discriminatie, lokale economische ontwikkeling, ondernemerschap bij jongeren, milieubewustzijn en solidariteit tussen mensen zijn de openbare beleidsdoelstellingen die bij de deeleconomie voorop moeten staan.

17.

Als voor de arbeidsomstandigheden van actoren in de deeleconomie in de EU dezelfde voorwaarden gaan gelden als voor die van een „werknemer”, zouden zij de juiste behandeling krijgen. Nu economische uitwisseling steeds „flexibelere” vormen aanneemt, zou de deeleconomie een ontwrichtend effect op de arbeidsverhoudingen kunnen krijgen. De invloed van de deeleconomie op de individuele economische zekerheid en het maatschappelijk welzijn moet goed in de gaten worden gehouden. Om te bepalen of in dit verband regelgevende maatregelen nodig zijn, zou de Commissie samen met de lidstaten, de sociale partners en — waar van toepassing — de lokale en regionale overheden nauwkeurig onderzoek moeten doen naar de arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden van werknemers in de deeleconomie. Door de deeleconomie kan een nieuwe sociale klasse ontstaan, de collaboratieve klasse die sociale en economische garanties nodig heeft.

18.

Alle regelgeving inzake antitrust, interne markt, belastingen en consumentenbescherming dient binnen de deeleconomie in het algemeen op dezelfde manier te worden toegepast als in de andere economische sectoren. Initiatieven van de deeleconomie zouden het deelparadigma niet mogen hanteren alleen met de intentie om de bestaande markten te ontwrichten, door een kostenreducerende strategie na te streven waarbij ze de vaste kosten die gelden voor soortgelijke diensten en producten die niet d.m.v. platforms worden aangeboden, ontlopen. De regulering van bestaande markten zou echter regelmatig tegen het licht gehouden moeten worden om na te gaan of er voldoende ruimte bestaat voor doorlopende innovatieprocessen. Bij onder meer het debat over de kringloopeconomie en de digitale interne markt zou de aandacht ook kunnen uitgaan naar de deeleconomie. Tegelijkertijd zouden de Commissie en de lidstaten de regulering van de deeleconomie op Europees niveau gecoördineerd moeten aanpakken — waar een Europese benadering nodig is — om de interne markt te versterken en ervoor te zorgen dat succesvolle initiatieven op het gebied van de deeleconomie zich gemakkelijk over landsgrenzen heen kunnen verspreiden; in alle andere gevallen zou de regelgeving moeten worden vastgelegd door de nationale, regionale of lokale overheden, overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel.

19.

De Commissie besteedt in haar „Strategie voor een Europese digitale eengemaakte markt” (COM(2015) 192) maar heel weinig aandacht aan het fenomeen van de deeleconomie, maar het CvdR is verheugd dat zij in de mededeling „De eengemaakte markt verbeteren” aangeeft dat zij een Europese agenda voor de deeleconomie zal opstellen, inclusief richtsnoeren voor de toepassing op de deeleconomie van het bestaande EU-recht — waaronder de dienstenrichtlijn, de richtlijn inzake elektronische handel en de Europese consumentenwetgeving, zoals de richtlijn oneerlijke handelspraktijken, de richtlijn oneerlijke bedingingen en de richtlijn consumentenrechten —, en zal nagaan of de regelgeving lacunes vertoont. Het CvdR is bereid om bij het opstellen van deze agenda een actieve rol te vervullen en pleit voor nauwere samenwerking met de EU-instellingen op dit gebied.

20.

Een tiental directoraten-generaal (DG’s) van de Europese Commissie (zoals CNECT, GROW, COMP, JUST, MOVE, EMPL, REGIO, TAXUD, EMPL, REGIO en TRADE) houdt zich bezig met aspecten van de deeleconomie. Tussen de diensten van de Commissie zou dan ook voor de nodige coördinatie moeten worden gezorgd. Er zou een werkgroep moeten worden opgericht die zorg draagt voor de coördinatie tussen de DG’s op het gebied van de deeleconomie.

21.

Wel is het een goede zaak dat de Commissie eind september 2015 wil beginnen met een openbare raadpleging over mogelijke Europese regelgeving voor de deeleconomie.

22.

Voor de handelsaspecten van de deeleconomie is sectorale EU-regelgeving nodig om de rechtszekerheid van de betrokken marktdeelnemers te garanderen en te zorgen voor eerlijke concurrentievoorwaarden, met name op het gebied van belastingen.

23.

Het CvdR spoort de Commissie en de lidstaten aan om de deeleconomie met gerichte maatregelen te stimuleren om de beginselen van de sociale economie te ondersteunen en in praktijk te brengen (met name wat de beginselen van solidariteit, democratie en participatie, en samenwerking met de lokale gemeenschap betreft).

24.

Op lokaal en regionaal niveau kunnen de initiatieven van de deeleconomie niet alleen de ontwikkeling van de lokale economie stimuleren maar ook een instrument worden voor de bevordering van, zorg voor en regeneratie van commons, zoals mobiliteit, welzijn, stedelijk landschap en milieu. Vanuit dit oogpunt zou de overheid tot taak moeten hebben de consolidatie van een „collaboratief institutioneel ecosysteem” te bevorderen (11). De lokale overheden zouden in dit verband de verschillende initiatieven van de deeleconomie moeten faciliteren en coördineren en extra steun moeten verlenen aan initiatieven die de participatie en samenwerking met de „mulier activa” versterken, die een inclusief karakter hebben — zowel tijdens de ontwerpfase als tijdens het beheer en de eigenlijke dienstverlening — en die de beginselen van transparantie, openheid en accountability respecteren.

25.

Om te voorkomen dat de deeleconomie uitgroeit tot een systeem voor belastingoptimalisering, is het tegelijkertijd belangrijk na te gaan op welke gebieden zij zich ontwikkelt en welke invloed zij uitoefent op de macro-economische indicatoren.

Een agenda voor de deeleconomie

26.

Eventuele harde regelgevende maatregelen zouden moeten stroken met een sectorale aanpak. De schaal van een initiatief van de deeleconomie zou een criterium moeten zijn om al dan niet tot regelgeving over te gaan. De EU-instellingen en -wetgeving dienen evenwel te voorzien in een deugdelijk kader, institutionele en juridische richtsnoeren en voortdurende toegang tot deskundigheid en andere passende ondersteuning bij de tenuitvoerlegging.

27.

Het CvdR roept alle EU-instellingen die met de deeleconomie te maken hebben er echter wel toe op om deze met een holistische aanpak als een economisch, politiek en maatschappelijk fenomeen te benaderen en om, gezien het potentieel transformerende effect van de deeleconomie op huidige economische systemen, hun inspanningen te coördineren. Daartoe zouden ze, door middel van een gezamenlijk op te stellen beleidsagenda voor de deeleconomie, een breed opgezet beleid moeten gaan voeren.

28.

Het CvdR beveelt een Europese agenda voor de deeleconomie aan die op de volgende pijlers rust:

vaststelling van een methodologisch protocol dat mede is gestoeld op een voorafgaande beoordeling van de stedelijke en territoriale impact en dat in het kader van een nauw partnerschapsverband tussen alle overheidsniveaus is ontwikkeld, middels samenwerking met een gemeenschap van beleidsmakers, studenten, praktijkmensen, deskundigen, deeleconomie-ventures, initiatieven en platforms om een impuls te geven aan de overgang naar steden die zich op de deeleconomie richten;

bevordering, met inachtneming van het subsidiariteits- en het evenredigheidsbeginsel, van gelijke concurrentievoorwaarden op Europees niveau, waarbij voldoende flexibiliteit voor lokale oplossingen blijft bestaan, alsmede stimulering van proefprojecten en de oprichting van netwerken van steden en regio’s met de beste praktijken op het gebied van de deeleconomie, zoals het initiatief voor startende ondernemingen in de deeleconomie (12);

stimuleren van de ontwikkeling van educatieve programma’s en voorlichtingscampagnes (bv. Sharitaly) om mensen bewust te maken van de mogelijkheden en risico’s van de deeleconomie;

omschrijving van een aantal duidelijke en gedeelde criteria voor een op de lokale gemeenschap gebaseerd kwalificatiesysteem en vaststelling van een reeks indicatoren om initiatieven en praktijken in verband met de deeleconomie te monitoren en de impact ervan te meten;

een doeltreffende handhaving om belastingontwijking te voorkomen en consumentenbescherming, afgifte van vergunningen en inachtneming van gezondheids- en veiligheidsvoorschriften te garanderen;

regelmatige bijwerking en monitoring om onnodige lasten te voorkomen en de duurzaamheid en efficiëntie in een snel veranderende omgeving te waarborgen.

29.

Het CvdR is van oordeel dat veel van de sectoren waar de deeleconomie zijn intrede heeft gedaan, soms een ontwrichtend effect hebben op lokaal en regionaal niveau en daarom moeten worden bestuurd of gereguleerd door de lokale en regionale overheden, zulks in overeenstemming met het beginsel van lokale autonomie om deze overheden de mogelijkheid te geven om ondernemingen en initiatieven van de deeleconomie aan te passen aan de lokale omstandigheden.

30.

Een regelgevingsinitiatief voor de deeleconomie moet een visie op het stedelijke en lokale bestuur (13) en op plattelandsgebieden bevatten. Op samenwerking gebaseerd polycentrisch bestuur, waar in verschillende Europese steden mee wordt geëxperimenteerd, lijkt zich te ontwikkelen tot de meest geëigende manier om de ontwikkeling van deeleconomie-initiatieven op een gezonde en faire manier te begeleiden en te bevorderen. Die manier van werken zou mogelijkheden bieden aan groepen van burgers, verenigingen, organisaties uit de tertiaire sector, vakbonden, kennisinstellingen, sociale ondernemingen en startende ondernemingen om gebruik te maken van open, vrije en ongebruikte openbare ruimten en andere middelen, een en ander geënt op het voorbeeld van sommige initiatieven op lokaal en regionaal niveau (bv. de Bologna-verordening inzake samenwerking op het gebied van commons in steden (14)).

Brussel, 4 december 2015.

De voorzitter van het Europees Comité van de Regio's

Markku MARKKULA


(1)  COM(2015) 550, blz. 3.

(2)  Zie C. Iaione, Economics and law of the commons, 2011 en Poolism, www.labgov.it, 28.8.2015.

(3)  G. Smorto, I contratti della sharing economy (Contracten in de deeleconomie), Il Foro Italiano, 2015, uitgave 4, blz. 222-228.

(4)  D. Bollier, Think like a commoner: a short introduction to the life of the commons, 2014. S. Foster, Collective action and the Urban Commons, 2011; C. Iaione, The Tragedy of Urban Roads, 2009.

(5)  Consumer Intelligence Series: The Sharing Economy. PwC 2015, https://www.pwc.com/us/en/technology/publications/assets/pwc-consumer-intelligence-series-the-sharing-economy.pdf

(6)  K. Polanyi, The great transformation: The political and economic origins of our time, 1944.

(7)  M. Bauwens, A commons transition plan, zie http://commonstransition.org/

(8)  T. Wagner, M. Kuhndt, J. Lagomarsino, H. Mattar, Listening to Sharing Economy Initiatives, 2015, Nesta & Collaborative Lab, Making Sense of the UK Collaborative Economy, 2014.

(9)  M. Cohen, A. Sundararajan, Self regulation and innovation in the peer to peer sharing economy, 2015.

(10)  Parigi P., State B., Dakhlallah D., Corten R., Cook K., A Community of Strangers: The Dis-Embedding of Social Ties, 2013; S. Shaheen, Greenhouse Gas Emission Impacts of Carsharing in North America Final Report, 2010.

(11)  Zie de verordening van de stad Bologna inzake de samenwerking tussen burgers en overheid betreffende de zorg voor en regeneratie van stedelijke commons en het document „SharExpo, linee guida per la sharing economy e per i servizi collaborativi a Milano” (richtsnoeren voor de deeleconomie en collaboratieve dienstverlening in Milaan).

(12)  Hiervoor is 2 500 000 EUR toegewezen, goedgekeurd door het Europees Parlement tijdens zijn lezing van 28 oktober 2015 over de algemene begroting van de EU voor 2016.

(13)  S. Foster, C. Iaione, The City as a Commons, 2015.

(14)  Zie voor meer voorbeelden het Sharing cities-project van Neal Gorenflo van Shareable en het door de Ouishare Community ontworpen Sharitories-instrumentarium.


Top