EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52014XG0614(09)

Conclusies van de Raad van 21 mei 2014 over gendergelijkheid in de sport

OJ C 183, 14.6.2014, p. 39–42 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

14.6.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 183/39


Conclusies van de Raad van 21 mei 2014 over gendergelijkheid in de sport

2014/C 183/09

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

HERINNEREND AAN HET VOLGENDE:

1.

Gelijkheid tussen vrouwen en mannen is een in de Verdragen verankerd fundamenteel beginsel van de Europese Unie. Het is een van de doelstellingen en taken van de Europese Unie, en integratie van het beginsel van gelijkheid van vrouwen en mannen in al haar activiteiten vormt een specifieke opdracht voor de Unie (1).

2.

Gendergelijkheid is vastgelegd in artikel 23 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

3.

In haar Strategie voor de gelijkheid van vrouwen en mannen 2010-2015 (2), waarin vijf prioritaire actiegebieden worden aangewezen — gelijke economische zelfstandigheid; gelijke beloning voor gelijk of gelijkwaardig werk; gelijkheid in besluitvorming; waardigheid, integriteit en bestrijding van gendergerelateerd geweld; gendergelijkheid in externe acties — heeft de Commissie toegezegd de integratie van gendervraagstukken in alle vormen van EU-beleid aan te moedigen. In haar mededeling over de ontwikkeling van de EU-dimensie in de sport (3) heeft de Commissie acties voorgesteld die met name gericht waren op toegang tot sport voor migrantenvrouwen en vrouwen die behoren tot etnische minderheden, toegang tot beleidsbepalende posities en de strijd tegen genderstereotypen.

4.

Gendergelijkheid is van het grootste belang voor de verwezenlijking van de EU-doelstellingen ten aanzien van de economische en sociale samenhang en een hoog niveau van werkgelegenheid, alsook voor het verwezenlijken van duurzame groei en concurrentievermogen, en voor het aanpakken van de demografische uitdaging.

5.

De Raad heeft, in zijn Epso-samenstelling, conclusies aangenomen over verschillende relevante aspecten van gendergelijkheid (4), waaronder met name de conclusies van de Raad over het Europees pact voor gendergelijkheid (2011-2020) en de conclusies over ondersteuning van de uitvoering van de strategie van de Europese Commissie voor de gelijkheid van vrouwen en mannen 2010-2015.

6.

Tijdens de EU-conferentie over gendergelijkheid in de sport van 3 en 4 december 2013 in Vilnius zijn mogelijke strategische acties besproken om in de periode 2016-2020 te komen tot gendergelijkheid in de sport, en is de Commissie, de lidstaten en de sportbeweging verzocht een plan met strategische acties op dit gebied uit te werken.

7.

In de Verklaring van Brighton, die het resultaat was van de eerste wereldconferentie over vrouwen en sport, in 1994 te Brighton (VK), alsmede in de verklaringen van Athene (2004) en Berlijn (2013) van de Mineps van de Unesco is opgeroepen tot specifieke maatregelen om gelijke kansen in de sport te bevorderen.

8.

Tijdens de op 5 maart 2014 te Brussel gehouden Conferentie over geweld tegen vrouwen in de EU: misstanden thuis, op het werk, in het openbaar en online zijn de bevindingen toegelicht van een door het FRA (Bureau voor de grondrechten) verricht onderzoek (5) naar geweld tegen vrouwen. Uit het onderzoek bleek dat 33 % van de vrouwen te maken hebben gehad met lichamelijk en/of seksueel geweld; 32 % van alle slachtoffers van seksuele intimidatie verklaarden dat de dader een superieur, een collega of een klant was. De meeste vrouwen die slachtoffer waren, meldden hun ervaring niet aan de politie of aan een organisatie voor slachtofferhulp (6).

9.

Tijdens de door het Griekse voorzitterschap op 20 maart 2014 te Athene georganiseerde studiebijeenkomst over „Gendergebaseerd geweld in de sport: bescherming van minderjarigen” is opgeroepen tot het aanpakken en regelmatig monitoren van gendergelijkheid in de sport op alle niveaus en in alle takken van sport, waarbij ook aandacht zou moeten worden geschonken aan gendergebaseerd geweld in de sport, alsmede tot het evalueren van het karakter en de omvang van gendergebaseerd geweld in de sport, in het bijzonder in topsport, in de relatie tussen begeleiders en sporters, in de sportieve entourage van sporter en in de onderlinge betrekkingen tussen sporters. Ook werd ertoe opgeroepen te voorzien in voldoende mogelijkheden (zoals ondersteuningsdiensten, advisering en telefonische hulpdiensten) voor sporters die het slachtoffer zijn van seksuele intimidatie of van geweld in de sport.

CONSTATEERT HET VOLGENDE:

10.

Bepaalde lidstaten besteden reeds ruime aandacht aan gendergelijkheid in de sport. Ook op plaatselijk, regionaal en Europees niveau alsmede op het niveau van de internationale sportbeweging is er reeds enig werk verricht. Toch heeft gendergelijkheid op dit domein nog geen aanvaardbaar niveau bereikt en blijft de uitvoering van concrete maatregelen in vele lidstaten en in de internationale sportbeweging nog achterwege.

11.

Aangezien een groot aantal minderjarigen in de sport actief is, kan in dat milieu het gevaar bestaan van geweld en seksuele intimidatie, mede door het vertrouwen dat groeit tussen personen die bij sport betrokken zijn.

12.

Vrouwen zijn ondervertegenwoordigd in vele takken van sport. Volgens de Eurobarometer voor sport en lichaamsbeweging (2013) doen meisjes en vrouwen nog steeds minder aan sport dan jongens en mannen.

13.

Het aantal vrouwen met een leidinggevende functie in sportbestuursorganen en sportbegeleiding is nog steeds laag.

14.

Gendergebaseerd geweld in de sport, met name seksuele intimidatie en misbruik van minderjarigen, vormt een belangrijk probleem; nader onderzoek kan evenwel tot een beter inzicht daarin leiden.

15.

De rollen van man en vrouw worden van kindsbeen af aangeleerd en aangemoedigd, en kunnen de verlangens, de belangstelling en de ambities van vrouwen en mannen in het openbare en in het privéleven beïnvloeden.

16.

De media, waaronder de reclamewereld, dragen bij tot de reproductie van cultureel overgedragen stereotypen en beelden van vrouwen en mannen, en kunnen een belangrijke rol spelen bij het bestrijden van genderstereotypen.

17.

In zijn conclusies over de rol van sport als bron en motor van actieve sociale insluiting (7) heeft de Raad de lidstaten en de Commissie verzocht acties in verband met het integreren van gendergelijkheid in sportgerelateerde activiteiten te steunen, met name ten aanzien van beleidsbepalende posities, en een sportbeleid te voeren dat recht doet aan de rollen van vrouwen en mannen zoals geschetst in de EU-genderstrategie. Voorts moet gendergebaseerd geweld worden bestreden, opdat vrouwen en mannen hun mensenrechten ten volle kunnen uitoefenen en gendergelijkheid tot stand wordt gebracht.

BENADRUKT HET POTENTIEEL VAN SPORT OM DEZE UITDAGINGEN AAN TE PAKKEN:

18.

Sport kan een doeltreffend instrument zijn voor gelijke kansen en sociale insluiting. Echte gendergelijkheid kan niet door wetgeving alleen tot stand worden gebracht. Specifieke maatregelen en genderintegratie zijn eveneens noodzakelijk om ervoor te zorgen dat het aanzienlijke potentieel van de sportsector in dit opzicht wordt benut, gelet op bijvoorbeeld het belang ervan voor de identiteitsvorming bij kinderen en jongeren.

19.

Sport kan de vaardigheden, kennis en competenties van vrouwen en mannen verbeteren en dus ook hun mobiliteit en hun inzetbaarheid op de arbeidsmarkt vergroten. Een meer genderinclusieve personeelsopbouw kan sport ten goeden komen en leiden tot een ontwikkeling waarbij meer vrouwen en mannen door sportbeoefening worden aangetrokken en een nieuwe, innovatieve benadering van coachen, trainen, beheren en arbitrage ontstaat.

VERZOEKT DE LIDSTATEN OM, MET INACHTNEMING VAN HET SUBSIDIARITEITSBEGINSEL:

20.

Zich te beraden op de ontwikkeling en de voortzetting van nationale actieplannen, algemene overeenkomsten of een algemene strategie inzake gendergelijkheid in de sport, in nauwe samenwerking met de sportwereld.

21.

Te attenderen op de waarde van diversiteit en genderevenwicht in het sportbestuurswerk en gendergelijkheid bij de beleidsvorming op alle niveaus en in alle takken van sport te bevorderen.

22.

Zich te beraden op de ontwikkeling en het gebruik van educatief materiaal voor de opleiding van beleidsmakers en begeleiders in de sport, alsmede ten behoeve van ouders, om bij te dragen tot de uitbanning van genderstereotypen en tot het bevorderen van gendergelijkheid op alle niveaus van onderwijs en sporttraining.

23.

De ontwikkeling te overwegen van beleidsmaatregelen en programma's om genderstereotypen uit te bannen en reeds voor jonge kinderen gendergelijkheid te bevorderen in onderwijscurricula en -praktijken, mede door onderzoek, studies, statistieken en het analyseren van het effect van genderstereotypen op het streven naar daadwerkelijke gendergelijkheid in de sport.

24.

Het voorkómen van gendergebaseerd geweld in de sport, reeds bij jonge kinderen, en het beschermen van slachtoffers en potentiële slachtoffers van seksuele intimidatie in de sport, te bevorderen. Beste praktijken uit te wisselen met betrekking tot de wijze waarop sportorganisaties seksueel misbruik en seksuele intimidatie in de sport kunnen voorkomen en bestrijden.

25.

Zich te beraden op de mogelijkheid die grote sportevenementen bieden voor het organiseren van preventie- en bewustmakingcampagnes betreffende mensenhandel die gericht is op seksuele uitbuiting.

VERZOEKT DE LIDSTATEN EN DE COMMISSIE, BINNEN HUN RESPECTIEVE BEVOEGDHEDEN, MET INACHTNEMING VAN HET SUBSIDIARITEITSBEGINSEL EN MET EERBIEDIGING VAN DE VERANTWOORDELIJKHEID VAN DE LIDSTATEN VOOR HET SPORTBELEID, OM:

26.

Zich samen met sportorganisaties te beraden op adequate en proportionele maatregelen, overeenkomstig het nationale en het EU-recht en de toepasselijke gegevensbeschermingswetgeving, teneinde de geschiktheid van personen die werkzaam zijn in de sport (in het bijzonder met minderjarigen) te controleren. Daarbij valt te denken aan registratiesystemen, persoonlijke gesprekken of referenties (onder meer verklaringen omtrent het gedrag).

27.

Het genderperspectief in het sportbeleid te integreren en te versterken en de uitbanning van genderstereotypen te bevorderen door middel van sport- en aanverwant beleid alsmede EU-programma's op alle niveaus, in overeenstemming met het beginsel van integriteit in de sport.

28.

De problematiek van het genderperspectief op te nemen in het kader van relevante toekomstige maatregelen voor sport op nationaal en EU-niveau.

29.

De toegankelijkheid voor alle relevante betrokkenen te bevorderen en in voorkomend geval deelname aan Europese programma's zoals Erasmus+ en andere financieringsinstrumenten van de EU aan te moedigen met het oog op het stimuleren van gendergelijkheid in de sport, waarbij bijzondere aandacht moet uitgaan naar begeleiders en hun opleiding en naar een correcte beeldvorming met betrekking tot sport in de media.

30.

Na te gaan of gendergelijkheidsdoelstellingen in voorkomend geval deel kunnen uitmaken van de voorwaarden voor het toekennen van overheidsfinanciering aan sportorganisaties.

31.

Aan te moedigen dat in de evaluatie door overheidsinstanties van voorgestelde sportprojecten en -programma's plaats wordt ingeruimd voor een praktische gendergebaseerde aanpak.

32.

Zich te beraden op de opstelling van richtsnoeren waarmee de uitvoering van belangrijke acties op EU-niveau kan worden ondersteund.

33.

Zich te beraden op de mogelijkheid om, in samenwerking met de internationale sportorganisaties, een „intentieverklaring” aangaande gendergelijkheid in de sport op te stellen.

ROEPT, MET INACHTNEMING VAN HUN AUTONOMIE, DE SPORTORGANISATIES EN STAKEHOLDERS ERTOE OP OM:

34.

Zich te beraden op de ontwikkeling en voortzetting van actieplannen of -strategieën betreffende gendergelijkheid in de sport.

35.

Te attenderen op de waarde van diversiteit en genderevenwicht in het sportbestuurswerk en onder begeleiders, en gendergelijkheid bij de beleidsvorming op alle niveaus en in alle takken van sport te bevorderen.

36.

Zich te beraden op gendergelijkheid in de sport en dit in hun beleid te integreren, en voorts de uitbanning van genderstereotypen te bevorderen door promotiecampagnes en het ontwikkelen en benutten van educatief materiaal voor de opleiding van besluitvormers en begeleiders van alle leeftijden in de sport.

37.

Te voorzien in specifieke maatregelen en procedures voor gendergebaseerd geweld in ethische codes en zich te beraden op gerichte maatregelen zoals meldpunten en specifieke ondersteuningsdiensten voor slachtoffers.

38.

Niet-seksistische sportverslaggeving in de media aan te moedigen.

39.

Een beter genderevenwicht in bestuursorganen en -commissies op sportgebied aan te moedigen, evenals bij het beheer en de begeleiding, en te streven naar het elimineren van niet‐wetgevingsobstakels die vrouwen verhinderen zich met dergelijke functies te belasten.

VERZOEKT DE COMMISSIE OM:

40.

Het genderperspectief te integreren in alle aspecten van het sportbeleid, en het uitbannen van genderstereotypen in de sportwereld op alle niveaus te stimuleren.

41.

De actieve samenwerking tussen de relevante sociale partners in het kader van de sociale dialoog alsmede met de sportwereld te bevorderen in het kader van de gestructureerde dialoog, teneinde op verschillende terreinen, waaronder de arbeidsmarkt, de genderongelijkheid terug te dringen.

42.

Steun te verlenen aan transnationale initiatieven (waaronder bewustmakingscampagnes, uitwisseling van beste praktijken, studies, netwerken, projecten) die gericht zijn op de uitvoering van nationale en internationale strategische acties voor gendergelijkheid in de sport in het kader van EU-financieringsprogramma's zoals Erasmus+, met bijzondere aandacht voor besluitvorming in sportbestuursorganen, begeleiding, en de strijd tegen gendergebaseerd geweld en negatieve stereotypen in de sport.

43.

Onderzoek te verrichten naar gendergelijkheid in de sport, op alle niveaus en in alle takken van sport, waarbij bijzondere aandacht zou moeten uitgaan naar begeleiding, training, beheer en arbitrage, in nauwe samenwerking met het Europees Instituut voor gendergelijkheid. Daarnaast een specifieke studie opzetten naar het karakter en de omvang van gendergebaseerd geweld in de sport.

44.

De ontwikkeling te ondersteunen en het gebruik te bevorderen van aangepaste gendermainstreamingsinstrumenten zoals genderbudgettering en gendereffectbeoordelingen, en de toepassing van deze instrumenten in het kader van Erasmus+ en andere EU-financieringsinstrumenten in voorkomend geval in overweging te nemen.


(1)  Artikel 2 en artikel 3, lid 3, VEU, alsmede artikel 8 VWEU.

(2)  Doc. 13767/10.

(3)  Doc. 5597/11.

(4)  Respectievelijk doc. 18127/10 en doc. 7370/11.

(5)  Het onderzoek was gebaseerd op persoonlijke interviews met 42 000 vrouwen van 18 tot 74 jaar in de 28 lidstaten van de EU.

(6)  http://fra.europa.eu/en/vaw-survey-results

(7)  PB C 326 van 3.12.2010, blz. 5.


Top