EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52013PC0903

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende het bestaan van een buitensporig tekort in Kroatië

/* COM/2013/0903 final - 2013/0437 (NLE) */

52013PC0903

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende het bestaan van een buitensporig tekort in Kroatië /* COM/2013/0903 final - 2013/0437 (NLE) */


2013/0437 (NLE)

Voorstel voor een

BESLUIT VAN DE RAAD

betreffende het bestaan van een buitensporig tekort in Kroatië

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 126, lid 6,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien de opmerkingen van Kroatië,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)       Overeenkomstig artikel 126 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) dienen de lidstaten buitensporige overheidstekorten te vermijden.

(2)       Het stabiliteits- en groeipact (SGP) is gebaseerd op de doelstelling van deugdelijke openbare financiën als middel om de voorwaarden voor prijsstabiliteit en voor een tot werkgelegenheidsschepping leidende sterke duurzame groei te verbeteren.

(3)       De buitensporigtekortprocedure (BTP) van artikel 126 VWEU, die wordt verduidelijkt in Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten[1] (die deel uitmaakt van het SGP), voorziet in een besluit betreffende het bestaan van een buitensporig tekort. Het aan het Verdrag gehechte protocol betreffende de procedure bij buitensporige tekorten bevat nadere bepalingen betreffende de toepassing van de BTP. Verordening (EG) nr. 479/2009[2] van de Raad bevat gedetailleerde regels en definities voor de toepassing van de bepalingen van genoemd protocol.

(4)       Artikel 126, lid 5, VWEU bepaalt dat de Commissie, indien zij van oordeel is dat er in een lidstaat een buitensporig tekort bestaat of kan ontstaan, een advies tot de betrokken lidstaat richt en de Raad daarvan op de hoogte brengt. Rekening houdend met haar verslag op grond van artikel 126, lid 3, VWEU en gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité overeenkomstig artikel 126, lid 4, VWEU is de Commissie tot de conclusie gekomen dat er in Kroatië een buitensporig tekort bestaat. De Commissie heeft derhalve een advies tot Kroatië gericht en de Raad daarvan op de hoogte gebracht op 10 december 2013[3].

(5)       In artikel 126, lid 6, VWEU wordt bepaald dat de Raad rekening moet houden met de opmerkingen die de betrokken lidstaat eventueel wenst te maken, alvorens, na een algehele evaluatie te hebben gemaakt, te besluiten of er al dan niet een buitensporig tekort bestaat. In het geval van Kroatië leidt deze algehele evaluatie tot de volgende conclusies.

(6)       Volgens de herziening van de begroting 2013 en de ontwerpbegroting 2014,[4] door de regering aangenomen en aan het parlement gezonden op 14 november 2013, plannen de Kroatische autoriteiten een overheidstekort van 5,5% van het bbp voor 2013, na 5% van het bbp in 2012, en verwachten zij dat de ratio ongewijzigd blijft in 2014 en pas in 2015 en 2016 geleidelijk afneemt. De najaarsprognose 2013 van de Commissie, gepubliceerd op 5 november, gaat uit van een overheidstekort significant boven de referentiewaarde van 3% van het bbp in 2013, dat zonder compenserende maatregelen tot boven 6% van het bbp zal stijgen in de periode 2013-2015. Zoals aangegeven in het Commissieverslag ingevolge artikel 126, lid 3, VWEU liggen de geplande en voorspelde tekorten boven en niet in de buurt van de referentiewaarde van het Verdrag. De overschrijding van de referentiewaarde kan als uitzonderlijk worden aangemerkt in de zin van het SGP. In het bijzonder is deze deels het gevolg van een ernstige economische neergang in de zin van het SGP. De economische activiteit is naar schatting met bijna 12% gekrompen sinds de piek in 2008. Voorspeld wordt dat het reële bbp verder zal krimpen in 2013; een licht herstel wordt pas in 2014 verwacht. De potentiële outputgroei, zoals door de Commissiediensten volgens de algemeen overeengekomen methode geraamd, stagneerde in 2009, werd negatief in 2010 en is sindsdien negatief. De berekende outputgap, die negatief is sinds 2009, zal naar verwachting geleidelijk verkleinen tijdens de prognoseperiode, maar heel 2015 negatief blijven, en bevestigt de diepte en de uitgebreidheid van de recessie. De geplande overschrijding van de referentiewaarde kan echter niet als tijdelijk worden aangemerkt in de zin van het SGP. Volgens de prognoses van de autoriteiten en de najaarsprognose 2013 van de Commissie zal het overheidstekort ook in 2014 en 2015 significant boven de referentiewaarde blijven. Bijgevolg is niet voldaan aan het vereiste betreffende het tekortcriterium van het Verdrag.

(7)       In de ontwerpbegroting 2014 voorziet de regering een stijging van de schuldquote van 58,1% in 2013 tot 62% in 2014 en verder tot 64,1% in 2015 en 64,7% in 2016. Deze cijfers zijn licht hoger dan die in de economische en budgettaire beleidsrichtsnoeren van september 2013, waarin de regering voorspelde dat de schuldquote 56,6% in 2013, en 60,6%, 63,4% en 65,3% in respectievelijk 2014, 2015 en 2016 zou bereiken. In de najaarsprognose 2013 van de Commissie wordt een overheidsschuldquote van 59,7% voor 2013 voorspeld. Bij ongewijzigd beleid zal de schuldquote naar verwachting boven 60% stijgen in 2014 en aldus de referentiewaarde van het Verdrag van 60% van het bbp overschrijden. Volgens de momenteel beschikbare informatie zou een in USD luidende obligatie-emissie in november 2013 de schuldquote van de overheid reeds tegen eind 2013 boven de drempel van 60% brengen. Artikel 2, lid 1 bis, van Verordening 1467/97 bepaalt dat het vereiste ingevolge het schuldcriterium ook wordt geacht te zijn vervuld indien de budgettaire prognoses van de Commissie erop wijzen dat de vereiste vermindering van het verschil ten opzichte van de referentiewaarde zich zal voordoen tijdens de periode van drie jaar waartoe de twee jaren behoren die volgen op het laatste jaar waarvoor de gegevens beschikbaar zijn. De prognoses van de autoriteiten en van de Commissie laten zien dat de schuldquote een stijgende tendens vertoont wegens de aanhoudende hoge tekorten en de zwakke economische activiteit en dat dit naar verwachting binnen de prognosehorizon zo zal blijven. Bijgevolg zijn de schuldbenchmark en dus het Verdragsvereiste betreffende het schuldcriterium niet vervuld.

(8)       In lijn met de bepalingen in het Verdrag heeft de Commissie ook "relevante factoren" geanalyseerd in haar verslag overeenkomstig artikel 126, lid 3, VWEU. Zoals in artikel 2, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1467/97 gespecificeerd, kunnen deze factoren voor landen met een schuldquote boven de referentiewaarde bij de stappen die leiden tot het besluit betreffende de naleving van het tekortcriterium alleen in aanmerking worden genomen als het overheidstekort dicht bij de referentiewaarde blijft en de overschrijding van de referentiewaarde van tijdelijke aard is, hetgeen niet het geval is voor Kroatië. De relevante factoren, met name de diepe en langdurige recessie tegen de achtergrond van niet-ondersteunende externe omstandigheden, zijn in aanmerking genomen bij de beoordeling van de naleving van het schuldcriterium. Zij doen niets af aan de conclusie dat het schuldcriterium in het Verdrag niet is vervuld.

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Uit een algehele evaluatie volgt dat in Kroatië een buitensporig tekort bestaat.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot de Republiek Kroatië.

Gedaan te Brussel,

                                                                       Voor de Raad

                                                                       De voorzitter

[1]               PB L 209 van 2.8.1997, blz. 6.

[2]               PB L 145 van 10.6.2009, blz. 1-9.

[3]               Alle BTP-documenten voor Kroatië zijn te vinden op de volgende website:           http://ec.europa.eu/economy_finance/economic_governance/sgp/deficit/countries/croatia_en.htm.

[4]               De ontwerpbegroting is niet volgens de ESR 95-methodologie opgesteld. De ramingen voor 2009-2012 op basis van ESR95 liggen 1,5 à 3,3 procentpunt hoger dan die welke volgens de nationale methodologie zijn gerapporteerd. De verschillen zijn vooral het gevolg van het feit dat de tekortcijfers volgens ESR95 bepaalde garantiebetalingen, schuldaannames en de terugbetaling van de schuld aan de gepensioneerden omvatten.

Top